De sociaal-economische impact van het onroerend erfgoed(beleid) in Vlaanderen Bijlage
Marieke De Baerdemaeker Frank Vastmans Brecht Vandekerckhove Onder leiding van: Prof. Dr. Erik Buyst Arch. Paul Lievevrouw Met advies van: Prof. Arch. Barbara Van der Wee
Auteurs: Marieke De Baerdemaeker, Paul Lievevrouw, Brecht Vandekerckhove (SumResearch) Frank Vastmans, Erik Buyst (Centrum voor Economische Studiën, KULeuven) Advies: Prof. Arch. Barbara Van der Wee Opdrachtgever: Vlaamse overheid, Departement Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend erfgoed, Afdeling Stedenbouwkundig beleid en Onroerend erfgoedbeleid
Cover image: Copyright VIOE K. Vandevorst
Inhoudstafel
1 .
Afgenomen interviews en focusgroepen
2.
NACE-codes met betrekking tot onroerend erfgoed
3 .
Overzicht koppelsubsidies
13
4 .
Enquête aannemers
17
5 .
Verdere economische analyse: theorie
6.
Enkele cases van hedonic pricing
5 9
21 25
Bijlage
3
SumResearch
6122 Sociaal-economische impact onroerend erfgoed(b
Beschrijving
1. interviews 1.1. Overheid/middenveld
Hans Mestdagh Guido Tack Luc Vanhavere Katty Wouters vertegenwoordigers Marc Jacobs Anouk Stuelens Guy Dupont Jeroen Walterus Benny Buntinx
Ruimte&Erfgoed Agentschap Ruimte&Erfgoed VIOE Regionale Landschappen Kempen en 13 Regionale Landschappen FARO MoWa Stad Gent FARO Open Monumentendag Vlaanderen
1.2. Uitvoerend
Goele Kerckhofs/Sarah Elshout Gerrit De Goignies Pieter De Poorter Graaf Ghislain d'Ursel Hilde Masschelein Nadia Schepens
VCB VCB Group Monument Koninklijke Historische Woonsteden en Bouwunie Bouwunie
1.3. Toerisme
Jeroen Bryon Luc De Bauw Jan Van Praet Mia Lammens Isabelle Maenhout Benny Kerkhof Marc Rubben Karolien Weekers
Steunpunt Toerisme Fed. Ho.Re.Ca Vlaanderen Toerisme Vlaanderen Toerisme Vlaanderen Navitell MADOC MEMORI (KHM) Steunpunt Toerisme
1.4. Vastgoed
Olivier Carrette
BVS
2.1. overheid/middenveld
Tom Bridts Karel Dendooven Karlijn Deene Miek Goossens Annemarie Draye
Erfgoed Vlaanderen Forum voor Erfgoedverenigingen Kabinet Bourgeois ICOMOS KCML
2.2. Uitvoerend
Michel Beaucourt Marjolein Deceuninck Bart Verstraete
Orde Architecten voorzitter VONA NAV
2. Andere contacten
3. Enquête aannemers
De sociaal-economische impact van het onroerend erfgoed(beleid) in Vlaanderen
4
1
Afgenomen interviews en focusgroepen
beleid) in Vlaanderen
Mei 2010 datum week
Juni 2010
Juli 2010
17/05/2010 24/05/2010 31/05/2010 07/06/2010 14/06/2010 21/06/2010 28/06/2010 05/07/2010 12/07/2010 19/07/2010 26/07/20 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30
31/03/201 06/04/201 24/06/201 29/06/201 02/07/201 02/07/201
26/03/201 26/03/201 25/06/201 28/06/201 06/07/201 6/07/2010 10/05/201 09/07/201 28/06/200 28/06/201 30/06/201 30/06/201 30/06/201
06/07/201
Bijlage
5
SumResearch
6122 Sociaal-economische impact onroerend
Juli 2010
Augustus 2010
September 2010
/2010 05/07/2010 12/07/2010 19/07/2010 26/07/2010 02/08/2010 09/08/2010 16/08/2010 23/08/2010 30/08/2010 06/09/2010 13/09/2010 20/09/2010 27 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38
10/08/201
6/201 7/201 7/201 17/08/201 10/09/201
6/201 06/07/201 6/07/2010
09/07/201
6/200 6/201 6/201 6/201 6/201
06/07/201
De sociaal-economische impact van het onroerend erfgoed(beleid) in Vlaanderen
6
erfgoed(beleid) in Vlaanderen
Oktober 2010
November 2010
7/09/2010 04/10/2010 11/10/2010 18/10/2010 25/10/2010 01/11/2010 08/11/2010 15/11/2010 22/11/2010 29/11/2010 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48
5/11/2010
26/10/201
Bijlage
7
De sociaal-economische impact van het onroerend erfgoed(beleid) in Vlaanderen
8
2
NACE-codes met betrekking tot onroerend erfgoed
2008
OMSCHRIJVING 2008
02.400
Ondersteunende diensten in verband met de bosbouw
30.920
Vervaardiging van fietsen en invalidenwagens
33.190
Reparatie van andere apparatuur
41
bouw van gebouwen; ontwikkeling van bouwprojecten
43
gespecialiseerde bouwwerkzaamheden
43.992
Gevelreiniging
43.995
Restaureren van bouwwerken
47.300
Detailhandel in motorbrandstoffen in gespecialiseerde winkels
46.495
Groothandel in fietsen
47.785
Detailhandel in fietsen in gespecialiseerde winkels
47.786
Detailhandel in souvenirs en religieuze artikelen in gespecialiseerde winkels
55.100
Hotels en dergelijke accommodatie
55.201
Jeugdherbergen en jeugdverblijfcentra
55.209
Vakantieverblijven en andere accommodatie voor kort verblijf, n.e.g.
55.300
Kampeerterreinen en kampeerauto- en caravanterreinen
55.202
Vakantieparken
55.203
Gites, vakantiewoningen en -appartementen
55.204
Gastenkamers
55.209
Vakantieverblijven en andere accommodatie voor kort verblijf, n.e.g.
Bijlage
9
55.900
Overige accommodatie
56.101
Eetgelegenheden met volledige bediening
56.102
Eetgelegenheden met beperkte bediening
56.301
Cafés en bars
56.290
Overige eetgelegenheden
56.210
Catering
49
vervoer te land
50
vervoer over zee (enkel rubrieken voor personenvervoer 491 en 493)
50.300
Personenvervoer over binnenwateren
51
Personenvervoer door de lucht
79.110
Reisbureaus
79.120
Reisorganisatoren
79.901
Toerististische informatiediensten
79.909
Overige reserveringsactiviteiten
68
exploitatie en handel in onroerend goed
71.111
Bouwarchitecten
71.113
Stedebouwkundige en tuin- en landschapsarchitecten
71.122
Landmeters
91.020
Musea
91.030
Exploitatie van monumenten en dergelijke toeristenattracties
91.041
Botanische tuinen en dierentuinen
91.042
Beheer en instandhouding van natuurgebieden
De sociaal-economische impact van het onroerend erfgoed(beleid) in Vlaanderen
10
Extra’s in Nace 2003 (die opdeling is nog beschikbaar voor ondernemingen opgericht voor 2008), ondernemingen die daarna zijn opgericht beschikken enkel over de NACE 2008 code.
55.101 61.200* 92.520* 92.530*
Hotels en motels, met restaurant Vervoer van personen over rivieren, kanalen, meren en andere binnenwateren, inclusief binnenhavens en dokken Instandhouding (inclusief opgravingswerken) van historische plaatsen en gebouwen Instandhouding van het natuurlijk patrimonium
Bijlage
11
De sociaal-economische impact van het onroerend erfgoed(beleid) in Vlaanderen
12
3
Overzicht koppelsubsidies
Om te bereken hoeveel de verschillende overheden en eigenaars minimum bijdragen aan de restauratie en onderhoud van het bouwkundig erfgoed, werd het systeem van de koppelsubsidies zoals dat vandaag wordt gehanteerd, geanalyseerd. Tabel 1 Tabel 50. Overzicht koppelsubsidies
Vl.
Andere regionale Gem. besturen
Prov.
Andere lokale bes- Eigenaar turen
Totaal
Opmerking
OP
40%
60%
100%
1 000 - 30 000 euro
OP uitzondering
80%
20%
100%
1 000 - 30 000 euro
RP Privé
25%
7.50%
7.50%
60%
100%
RP Privé - uitzonderingen
50%
15%
15%
20%
100%
RP Openbaar lokale besturen
60%
20%
20%
RP Openbaar - regionale besturen
60%
RP Eredienst lokaal
60%
20%
RP Eredienst regionaal
60%
30%
100%
40%
100%
10%
10%
10%
100%
100%
Op basis van bovenstaande tabel en de data over de uitgereikte premies, werd de totale investering van de verschillende overheden en eigenaars voor werken aan het beschermd bouwkundig erfgoed berekend.
Bijlage
13
RP OpenbaarVlaanderen Provincie
Gemeente
Eigenaar
Andere Prov/Gem/ lokale Andere besturen 11 761 916
Totaal
2005
17 642 875
2006
14 102 593
9 401 729
23 504 322
2007
18 912 296
12 608 197
31 520 494
2008
19 299 582
12 866 388
32 165 970
2009
8 442 961
5 628 641
14 071 602
2010
16 099 312
10 732 874
26 832 186
RP Privé
Vlaanderen Provincie
Gemeente
Eigenaar
Andere Prov/Gem/ lokale Andere besturen
29 404 791
Totaal
2005
17 464 626
5 239 388
5 239 388
6 985 850
34 929 252
2006
5 462 653
1 638 796
1 638 796
2 185 061
10 925 305
2007
9 058 963
2 717 689
2 717 689
3 623 585
18 117 927
2008
12 216 010
3 664 803
3 664 803
4 886 404
24 432 020
2009
17 065 904
5 119 771
5 119 771
6 826 361
34 131 807
2010
7 253 635
2 176 090
2 176 090
2 901 454
14 507 269
2005
19 546 491
7 818 596
3 909 298
Andere Prov/Gem/ lokale Totaal Andere besturen 3 909 298 39 092 982
2006
13 182 018
5 272 807
2 636 404
2 636 404 26 364 036
2007
29 204 324 11 681 730
5 840 865
5 840 865 58 408 649
2008
24 423 215
9 769 286
4 884 643
4 884 643 48 846 430
2009
29 436 639 11 774 656
5 887 328
5 887 328 58 873 279
2010
11 217 110
2 243 422
2 243 422 22 434 221
RP Eredienst Vlaanderen Provincie
OP
4 486 844
Vlaanderen Provincie
Gemeente
Gemeente
Eigenaar
Eigenaar
Andere Prov/Gem/ lokale Andere besturen
Totaal
2005
1 947 404
4 708 024
2006
5 512 608
13 509 377
2007
9 007 884
21 866 574
2008
7 265 174
17 597 895
2009
6 899 898
16 734 626
2010
5 300 844
13 045 897
De sociaal-economische impact van het onroerend erfgoed(beleid) in Vlaanderen
14
Vooronderzoek
Vlaanderen Provincie
Gemeente
Eigenaar
Andere Prov/Gem/ lokale bes- Totaal Andere turen
2005
717 876
179 469
897 345
2006
853 578
213 394
1 066 972
2007
504 708
126 177
630 885
2008
491 580
122 895
614 475
2009
892 008
223 002
1 115 010
2010
772 112
193 028
965 140
2005
57 319 272 13 057 984
9 148 686
Andere Prov/Gem/ lokale Totaal Andere besturen 7 165 319 11 761 916 3 909 298 109 032 394
2006
39 113 450
6 911 603
4 275 199
2 398 456
9 401 729
2 636 404 75 370 013
2007
66 688 176 14 399 419
8 558 554
3 749 762 12 608 197
5 840 865 130 544 528
2008
63 695 561 13 434 089
8 549 446
5 009 299 12 866 388
4 884 643 123 656 790
2009
62 737 411 16 894 427 11 007 099
7 049 363
5 628 641
5 887 328 124 926 325
2010
40 643 013
3 094 482 10 732 874
2 243 422 77 784 713
TOTAAL
Vlaanderen Provincie
6 662 935
Gemeente
4 419 512
Eigenaar
Bijlage
15
De sociaal-economische impact van het onroerend erfgoed(beleid) in Vlaanderen
16
4
Enquête aannemers
1.
Enquête aannemers erkend in D23-D24
1.1.
Inleiding: SumResearch en het Centrum voor Economische Studiën (KULeuven) voeren in opdracht van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap –en de Vlaamse Minister verantwoordelijk voor Onroerend Erfgoed samen een wetenschappelijk onderzoek naar de sociaal-economische impact van onroerend erfgoed(beleid) in Vlaanderen. In de studie wordt op verschillende sectoren gefocust om de directe, indirecte, indirectafgeleide en afgeleide impact van onroerend erfgoed na te gaan. De focus komt daarbij te liggen op de overheid, bouw, toerisme en vastgoed. Het onderzoek wil in het belang van de sector en op wetenschappelijke basis een aantal aanbevelingen voor toekomstige overheidsacties formuleren. Binnen het onderzoek in de bouwsector richten we ons in belangrijke mate op de aannemers. We willen in kaart brengen welk aandeel van de Vlaamse aannemers zich actief met onroerend erfgoed bezig houdt. Vandaar dat we u vriendelijk willen vragen onderstaande enquête in te vullen. De enquête is anoniem en vraagt slechts een beperkt aantal minuten van uw tijd. Ter verduidelijking: wanneer we over onroerend erfgoed spreken, gaat het zowel om beschermd als geïnventariseerd (in de inventaris van het VIOE) erfgoed. Indien u vragen heeft kan u contact opnemen met: (naam Marieke De Baerdemaeker tel 02 512 70 11 email:
[email protected]) Dank bij voorbaat voor uw medewerking.
1.2.
Vragen: 1.
Bent u als aannemer werkzaam in de sector van het onroerend erfgoed? En zo ja, in welke deelsector? Gelieve voor elke deelsector aan te kruisen of dat altijd, vaak, zelden of nooit het geval is. Altijd
Vaak
Zelden
Nooit
Bouwkundig erfgoed – beschermd Bouwkundig erfgoed – geïnventariseerd Archeologisch erfgoed – beschermd Archeologisch erfgoed – geïnventariseerd Landschappelijk erfgoed – beschermd Landschappelijk erfgoed geïnventariseerd 2.
Onder welke categorieën en klassen van de Vlaamse overheid bent u als aannemer erkend? Gelieve aan te kruisen wat voor uw bedrijf van toepassing is.
SumResearch / Sociaal-economische impact van het onroerend erfgoed(beleid) in Vlaanderen
6122/100136/bx.mdb
Erkenning D23-D24 1-2-3-4-5-6-7-8
Categorie Klasse 3.
Als aannemer, hoe groot is het aandeel van activiteiten gegenereerd door onroerend erfgoed in verhouding tot uw totale activiteiten op jaarbasis? U mag de bedragen en aantallen vanuit de parate kennis over uw bedrijf bij benadering opgeven. Totaal
Omzet (€) Personeel (equivalent voltijds tewerkgestelden)
Aandeel onroerend erfgoed Totaal Bouwkundig Bouwkundig erfgoed: erfgoed: beschermd geïnventariseerd
Landschappelijke erfgoed
ArcheoLogisch erfgoed
Bijlage
17
Klasse 3.
1-2-3-4-5-6-7-8 Als aannemer, hoe groot is het aandeel van activiteiten gegenereerd door onroerend erfgoed in verhouding tot uw totale activiteiten op jaarbasis? U mag de bedragen en aantallen vanuit de parate kennis over uw bedrijf bij benadering opgeven. Totaal
Aandeel onroerend erfgoed Totaal Bouwkundig Bouwkundig erfgoed: erfgoed: beschermd geïnventariseerd
Landschappelijke erfgoed
ArcheoLogisch erfgoed
Omzet (€) Personeel (equivalent voltijds tewerkgestelden) Aantal werven 4.
Welke soort werkzaamheden voert u als aannemer uit? Gelieve aan te geven voor welke specialiteiten u over eigen ateliers beschikt en voor welke u een beroep doet op onderaannemingen. Indien u een beroep doet op onderaannemingen, gelieve een ruwe inschatting te maken van de totale omzet en het aandeel daarvan dat naar Vlaamse onderaannemingen, respectievelijk buitenlandse aannemingen waar een beroep op wordt gedaan, gaat.
Specialisatie
Eigen atelier ja/nee
Onderaanneming Totaal (€)
Aandeel Vlaams (%)
Aandeel Waalse en Brusselse (%)
Aandeel buitenlands (%)
Steenkappen Beeldhouwen Schrijnwerk Ebenisterie Metaalrestauratie Smeedwerkrestauratie Glas-in-loodrestauratie Decoratieve zink- looden koperrestauratie Decoratief stucwerkrestauratie Schilderwerkrestauratie
5. -
a) Werkt u voor bepaalde projecten zelf in onderaanneming? ja nee
b) Zo ja, hoeveel omzet wordt gegenereerd in onderaanneming voor Vlaamse aannemers en hoeveel wordt gegenereerd voor buitenlandse opdrachten? Totaal (€)
Voor Vlaamse aannemer (%)
Voor Waalse en Brusselse aannemer (%)
Voor buitenlandse aannemer (%)
In onderaanneming 6. 7.
Zijn er in uw bedrijf werknemers die specifiek opgeleid zijn voor werkzaamheden aan erfgoed? ja nee Zo ja, hoeveel werknemers hebben zo’n opleiding genoten? Indien het om een groot aantal werknemers gaat, volstaat het een cijfer bij benadering te geven. Totaal
Met specifieke opleiding
Pagina 2 6122/100136 /bx.mdb
De sociaal-economische impact van het onroerend erfgoed(beleid) in Vlaanderen
18
6. 7.
Zijn er in uw bedrijf werknemers die specifiek opgeleid zijn voor werkzaamheden aan erfgoed? ja nee Zo ja, hoeveel werknemers hebben zo’n opleiding genoten? Indien het om een groot aantal werknemers gaat, volstaat het een cijfer bij benadering te geven.
SumResearch / Sociaal-economische impact van het onroerend erfgoed(beleid) in Vlaanderen
Totaal Pagina 2 6122/100136 /bx.mdb
Met specifieke opleiding
Aantal werknemers 8. 9. -
Bent u in uw bedrijf op zoek naar werknemers met een specifieke opleidingsachtergrond? ja nee Merkt u in uw bedrijf de negatieve effecten van de economische crisis op activiteiten rond onroerend erfgoed? Kruis aan wat van toepassing is voor uw bedrijf. Ja: de activiteiten nemen af, evenredig met de algemene tendens in de bouwsector Nee: de activiteiten blijven stabiel, ondanks schommelingen in de algemene bouwsector Nee: de activiteiten nemen toe, omgekeerd evenredig met de algemene tendens in de bouwsector
10. Heeft u nog opmerkingen die we in de verdere loop van het onderzoek kunnen meenemen?
Pagina 3 6122/100136 /bx.mdb
Bijlage
19
De sociaal-economische impact van het onroerend erfgoed(beleid) in Vlaanderen
20
5
Verdere economische analyse: theorie
5.1.
Toegevoegde waarde
De hieronder weergegeven multiplicators zijn gedefinieerd als ratio’s die de verhouding weergeven tussen gecumuleerde (directe en indirecte) en directe effecten. Ze vormen dus een relatieve maatstaf, die aangeeft in welke mate het directe effect wordt versterkt als men rekening houdt met de indirecte effecten bij de toeleveranciers. De meest gebruikte multiplicators zijn outputmultiplicators, inkomensmultiplicators en tewerkstellingsmultiplicators. In het traditionele Leontief input-outputmodel bestaat het directe effect uit het finaal verbruik van binnenlandse output. Het gecumuleerde effect neemt naast het directe effect ook de afgeleide effecten in rekening in alle stroomopwaartse stadia van het productieproces die nodig zijn om dat finaal verbruik mogelijk te maken. Die afgeleide effecten kunnen berekend worden uit de input-outputtabel van de binnenlandse productie (tabel 10), en meer bepaald uit de deeltabel van de intermediaire leveringen. Multiplicators houden dus enkel rekening met effecten op de binnenlandse output; de invoer vertegenwoordigt een ‘lek’ in het productieproces en wordt dus niet beschouwd. Aangezien de hier gepubliceerde multiplicators gebaseerd zijn op product x product input-outputtabellen moeten ze ook in termen van producten (of homogene bedrijfstakken) worden geïnterpreteerd. Uit de input-outputtabel van de binnenlandse productie voor 2005, kan het volgende worden afgeleid voor Hotels en Restaurants (CPA55): -- De bestemming van de binnenlandse productie van hotels en restaurants gaat voornamelijk naar consumptie door huishoudens. De totale binnenlandse productie van hotels en restaurants bedraagt 11562 miljoen euro. Een klein deel van de binnenlandse productie (1971 miljoen euro) wordt ingezet als intermediaire input in het productieproces van andere producten (b.v. vervoerondersteunende activiteiten en reisbureaus (309), gezondheidszorg en maatschappelijke dienstverlening (264) overige zakelijke dienstverlening - waaronder interimkantoren-(170), groothandel en handelsbemiddeling (198),bouwnijverheid (112)). Het andere deel, het finaal verbruik van de binnenlandse productie van Hotels en Restaurants, bedraagt 9591 miljoen euro en gaat voor het grootste deel (7969, of 83%) naar consumptie door huishoudens. Een klein deel is bestemd voor uitvoer, hier vallen ook bestedingen van inkomend toerisme onder (1622, 17%). -- Ook de kostenstructuur van de binnenlandse productie van hotels en
Bijlage
21
restaurants kan uit dergelijke tabellen worden afgeleid. De totale waarde van de binnenlandse productie (11562 miljoen euro) is opgebouwd uit primaire inputs, - de directe input- (4766 miljoen of 41%), binnenlandse intermediaire inputs (5624 miljoen of 49%) en ingevoerde intermediaire inputs (1163 miljoen of 10%). Het aandeel van de primaire inputs in de totale productie (41%) wordt de technische inputcoëfficiënt van de primaire inputs genoemd. In het kader van het Leontief-model kan worden afgeleid dat het finaal verbruik van binnenlandse output per productgroep gelijk is aan de gecumuleerde primaire inputs en de gecumuleerde intermediaire invoer. In ons voorbeeld kan het finaal verbruik van binnenlandse productie van hotels en restaurants (9591 miljoen euro) geschreven worden als de som van de gecumuleerde primaire inputs, tot beloop van 7111 miljoen euro, en de gecumuleerde intermediaire invoer, tot beloop van 2479 miljoen euro.
Toegevoegde waarde bouwsector
5.2.
Door van de start van het economisch proces tot de eindverkoop aan de consument alle toegevoegde waarden (en zeker niet de omzet) van intermediairen op te tellen krijgt men de verkoopprijs. Dus hoewel de omzet een grotere naambekendheid heeft is het begrip toegevoegde waarde belangrijker. In macro-economische context wordt de toegevoegde waarde dan voor een regio en/of sector berekend. Het bruto binnenlands product (BBP) steunt op het begrip toegevoegde waarde. Gedetailleerde info hierover vindt men in de aanbod en gebruikstabellen (supply and use tables) van het INR, instituut van de Nationale Rekeningen. Om de factor te bepalen die kan worden gehanteerd om de toegevoegde waarde te berekenen op basis van de omzetcijfers van de aannemerij, werd gekeken naar de data die bij het INR voorhanden zijn. In die data kunnen voor een aantal bedrijven naast de omzet, ook de toegevoegde waarde worden gehaald. Bij de bedrijven met NACE-code 43 995 (restaureren van bouwwerken) werd gekeken naar de bedrijven waarvan zowel omzet, toegevoegde waarde, als personeelsbestand bekend waren. Dat leverde onderstaande resultaten: Tabel 2 Omzet, toegevoegde waarde en tewerkstelling van steekproef NACE 43 995
Toegevoegde waarde (keuro)
Omzet (keuro)
personeel
Bedrijf 1
99
25
1
Bedrijf 2
2 546
1 014
14
Bedrijf 3
3 594
818
16
Bedrijf 4
4 835
2 418
37
Bedrijf 5
5 386
2 385
56
Bedrijf 6
7 227
3 292
70
Bedrijf 7
25 083
9 740
158
Bedrijf 8
39 148
11 887
254
TOTAAL
87 919
31 580
607
(bron: INR)
Op basis van bovenstaande tabel kan de factor die nodig is om de toegevoegde
De sociaal-economische impact van het onroerend erfgoed(beleid) in Vlaanderen
22
waarde te berekenen ofwel vanuit de omzet worden berekend, ofwel op basis van de tewerkstelling en loonkost. Voor de loonkost werd €52 500 per werknemer per jaar genomen.1 De personeelskost vermenigvuldigd met het aantal tewerkgestelden levert een indicator voor de toegevoegde waarde. Dat leverde volgende resultaten:
Personeel *52.5 (keuro) als toegevoegde waarde indicator
Toegevoegde waarde/omzet
Bedrijf 1
25.25%
52.5
Bedrijf 2
39.83%
735
Bedrijf 3
22.76%
840
Bedrijf 4
50.01%
1960
Bedrijf 5
44.29%
2945.25
Bedrijf 6
45.55%
3663.333
Bedrijf 7
38.83%
8295
Bedrijf 8
30.36%
13358.33
0.359199
31 849.42
0.36
0.36
TOTAAL Factor om toegevoegde waarde te bepalen
1
Bepaald door de totale som van personeel*52.2(keuro) te delen door de totale omzet(keuro); dus 31849.42/87919=0.36
Bijlage
23
Figuur 1 Toegevoegde waarde ratio
Figuur 2 (bron: eigen berekeningen op basis data INR)
Multiplicator
5.3.
Outputmultiplicators geven de verhouding weer tussen de gecumuleerde en directe output uitgaand van het finaal verbruik van binnenlandse output. De directe output nodig voor het finaal verbruik van binnenlandse output is uiteraard gelijk aan het finaal verbruik van binnenlandse output, en bedraagt voor hotels en restaurants 9591 miljoen euro. Indirect veroorzaakt die productie via intermediaire leveringen een bijkomende binnenlandse productie van 7934 miljoen euro. Die bijkomende productie situeert zich in het geval van hotels en restaurants voornamelijk in voedingsmiddelen en dranken (+/- 45%), exploitatie van en handel in onroerend goed, overige zakelijke diensten en groothandel. De gecumuleerde output uit finaal verbruik bedraagt dus 17.525 miljoen euro (9591 + 7934 miljoen euro), wat een outputmultiplicator van 183% oplevert (17.525 gedeeld door 9591). Ter vergelijking: voor de hele economie bedraagt de outputmultiplicator 158%.
Inkomensmultiplicators geven de verhouding weer tussen de gecumuleerde en de directe primaire inputs uitgaand van het finaal verbruik van binnenlandse output. Het belangrijkste bestanddeel van de primaire inputs wordt gevormd door de bruto toegevoegde waarde. Door het saldo van de productgebonden belastingen en productgebonden subsidies op het intermediair verbruik toe te voegen verkrijgt men een concept dat nauwer aanleunt bij het bbp. In ons voorbeeld kan (op basis van de technische inputcoëfficiënt, cf. supra) voor 3932 miljoen euro aan primaire inputs worden toegewezen aan het finaal verbruik van binnenlandse productie van hotels en recreatie (41% van 9591 miljoen euro). In gecumuleerde termen (dus rekening houdend met toeleveringen) creëert het finaal verbruik van binnenlandse Horeca-productie primaire inputs ten bedrage van 7111 miljoen euro. De inkomensmultiplicator bedraagt in 2005 dus 180,85%, wat beduidend hoger is dan de inkomensmultiplicator in de hele economie (151%).
De sociaal-economische impact van het onroerend erfgoed(beleid) in Vlaanderen
24
Tewerkstellingsmultiplicators geven de verhouding weer tussen de gecumuleerde en directe werkgelegenheid (in aantal personen) uitgaand van het finaal verbruik van binnenlandse output. Voor de totale binnenlandse productie van hotels en restaurants (11562 miljoen euro) worden in 2005 in totaal 159.251 personen� ingezet, wat neerkomt op ruim 13,77 personen per miljoen euro productie. De directe werkgelegenheid uitgaand van de finale vraag van binnenlandse productie van horeca bedraagt dus 132.104 personen (13,77 vermenigvuldigd met 11562 miljoen euro). In gecumuleerde termen (rekening houdend met werkgelegenheid in de toeleverende takken, waaronder voedingsmiddelen en dranken, bedraagt de werkgelegenheid 186.425 personen, wat een tewerkstellingsmultiplicator oplevert van 141,12%. Per 100 tewerkgestelden in de horeca worden dus 41 personen bijkomend tewerkgesteld in de toeleverende bedrijfstakken. De tewerkstellingsmultiplicator in de horeca ligt iets lager dan in de hele economie (147%).
Bijlage
25
6
Enkele cases van hedonic pricing
6.1.
De Mills Act in Californië
Narwold et al (2008) voerden een studie uit naar de gevolgen van de Mills act in Californië. Door de Mills Act kunnen individuele huizen erkend (designated) worden als historisch significant. Hierdoor ontstaan buurten waar historisch erkende huizen naast gewone huizen staan. De positieve externaliteiten hypothese voorspelt dat de waarde van een gewoon huis positief beïnvloedt wordt door de aanwezigheid van historisch erkende huizen. De resultaten van hun hedonische prijsanalyse bevestigen deze hypothese. Gewone huizen waar in een omtrek van 75 meter een historisch huis staat, stijgen met 3.8%. In een omtrek tussen 75 en 150 meter stijgen de woningprijzen met 1.6%. De historische huizen zelf stijgen na erkenning met 16%. Bij het effect op de historische huizen zelf moet men er echter rekening mee houden dat erkenning leidt tot een daling van de belastingen op het kadastraal inkomen. Deze studie gaf echter aan dat de kost van deze korting voor de overheid ruimschoots gecompenseerd werd door de extra inkomsten vanwege de stijgende woningprijzen van de omliggende gewone woonhuizen (onroerende voorheffing – met 10% scoort Vlaanderen hiermee internationaal hoog, belasting kadastraal inkomen – deze ligt beduidend lager in Vlaanderen, en is tevens afhankelijk van de gemeente). Het opmerkelijke aan deze studie is dat ze niet de aanwezigheid van onroerend erfgoed op de omgeving als uitgangspunt heeft, maar de erkenning van het onroerend erfgoed op zich. In welke mate dit te wijten is aan een toegenomen appreciatie, dan wel reëel uitgevoerde herstellingswerken is niet duidelijk. Ook voor de omgeving speelt dit een rol. Omliggende woningen zullen minder snel hun eigen facade herstellen indien het onroerend erfgoed zelf niet onderhouden is. Daar waar de broken window theorie verklaart waarom een gebroken ruit tot de verpaupering van een hele buurt kan leiden, kan de erkenning van onroerend erfgoed een motor zijn om de hele buurt op te waarderen.
Vintage effect
6.2.
Wilhelmsson (2007) bestudeerde hoe woningen in Stockholm depreciëren doorheen de tijd. Hij vindt dat de depreciatie afhankelijk is van de mate waarin de woning onderhouden wordt, zowel binnenshuis als buitenshuis, en van de leeftijd. De waarde van de woning daalt de eerste veertig jaar met de leeftijd, vooral indien de binnenkant van de woning (IM) als de buitenkant (OM) nog onderhoud nodig heeft. Voor nog oudere woningen speelt het vintageeffect mee. Er wordt meer betaald voor een oude woning dan voor een
De sociaal-economische impact van het onroerend erfgoed(beleid) in Vlaanderen
26
minder oude woning, ook al zijn de kenmerken van beide woningen voor de rest gelijk (grootte, aantal slaapkamers,….). In de studie werd evenwel geen rekening gehouden met de architecturale kwaliteit van de woning. Men kan er immers vanuit gaan dat oudere huizen een grotere architecturale kwaliteit bezitten. Niet zozeer omdat vroeger esthetischer gebouwd werd -dat kan-, maar vooral omdat veel van deze oudere huizen de sloop overleefd omdat ze vergeleken met hun gesloopte “leeftijdsgenoten” een architecturaal voordeel hadden. Een zekere vertekening in de selectie bij oudere huizen is dan ook aanwezig, waardoor het vanzelfsprekend is dat hun architecturale waarde groter is. Tabel 3 Waarde van gelijkaardige woningen in functie van hun leeftijd en staat van onderhoud (IM, binnenkant onderhoud nodig, OM, buitenkant onderhoud nodig)
(bron: Wilhelmsson (2008), House price depreciation rates and level of maintenance)
(Footnotes) 1 Bepaald door de totale som van personeel*52.2(keuro) te delen door de totale omzet(keuro); dus 31849.42/87919=0.36
Bijlage
27
De sociaal-economische impact van het onroerend erfgoed(beleid) in Vlaanderen
28
Bijlage
29