De SBO-scholen en clusterleerlingen in de regio’s Eindhoven-De Kempen, Helmond, Oss en Den Bosch
Een inventarisatie door onderwijsconsulenten Henk Knol en Ine van de Rijt December 2011 / maart 2012
Een publicatie van: Onderwijsconsulenten+ - Postbus 19521 - 2500 CM DEN HAAG - Tel. 070 - 3122887 www.onderwijsconsulenten.nl -
[email protected]
Inhoudsopgave Inleiding ........................................................................................................................................................... 3 Project SBO-school de Zonnewijzer .................................................................................................................. 3 Stand van zaken per 2011/2012 ....................................................................................................................... 4 Gevolgen van het veranderend beleid van de SBO-scholen voor SO cluster 4 .................................................. 8 Conclusies ........................................................................................................................................................ 9 Aanbevelingen ................................................................................................................................................. 9 Bijlage 1: Overzicht benaderde SBO-scholen .................................................................................................. 13 Bijlage 2: Gebruikte afkortingen..................................................................................................................... 14
Pagina 2
Inleiding De Onderwijsconsulenten zijn in 2003 ingesteld door de minister van OCW. Zij bemiddelen en adviseren bij problemen rond de toelating van zorgleerlingen, zowel in het speciaal als in het regulier onderwijs. In de praktijk gaat het vooral om leerlingen (al dan niet met een clusterindicatie) die thuiszitten. Omdat veel individuele problematiek rond plaatsing van zorgleerlingen terug te voeren is op structurele knelpunten op scholen, werd in 2004 de afdeling Onderwijsconsulenten+ (Onderwijsconsulenten-plus, ook: OC+) in het leven geroepen. De onderwijsconsulenten+ hebben als taak duurzame, passende en constructieve onderwijsvoorzieningen voor groepen zorgleerlingen te helpen creëren. Dit doen zij door professionals in onderwijs en zorg te ondersteunen en te faciliteren bij het opzetten van samenwerkingsprojecten. OC+-projecten zijn zoveel mogelijk overdraagbaar. De eerste OC+-projecten (in Noord-Brabant) betroffen vooral de opvang van normaal en hoogbegaafde leerlingen met problemen in het autistisch spectrum op HAVO en/of VWOniveau, en de samenwerking van scholen en instellingen via één loket. Al snel werd OC+ ook ingeschakeld om een oplossing te zoeken voor leerlingen die niet meer op reguliere scholen terecht konden, maar die ook geen plaats in het speciaal onderwijs konden krijgen vanwege wacht- of plaatsingslijsten. Dit resulteerde in het project 'SBOschool de Zonnewijzer in Valkenswaard'.
Project SBO-school de Zonnewijzer In 2007 is het OC+-project 'de Zonnewijzer' van het samenwerkingsverband (SWV) Valkenswaard van start gegaan.1 De aanleiding was dat clusterleerlingen - vooral leerlingen met ASS - niet meer werden toegelaten op de cluster-scholen in de regio. De redenen daarvoor waren: • de onwenselijkheid om het aantal leerlingen per groep (inmiddels gegroeid tot 13) in het speciaal onderwijs nog verder uit te breiden; • de problemen waar men bij vergroting van het aantal groepen tegenaan liep. Er waren niet alleen te weinig klaslokalen, maar het ontbrak ook aan gekwalificeerde leraren. Al langer waren er zorgen bij het bestuur van de SO-scholen uit de regio over de kwaliteit van het geboden onderwijs.2 Terwijl in het speciaal onderwijs de wachtlijsten (plaatsingslijsten) groeiden, bleek bovendien, dat SBO-school de Zonnewijzer te maken kreeg met een terugloop van leerlingen.
1
2
Zie ook de beschrijving van dit project in werkwijzer 4: 'Vijf OC+-projecten langs de meetlat… Een beschrijving van opbrengsten en ervaringen.' Deze en andere werkwijzers staan op www.onderwijsconsulenten.nl/publicaties. In 2006/2007 kwam een afspraak tot stand tussen SO De Hilt en de SBO-school de Toermalijn om kinderen die op de wachtlijst stonden voor een plaats op De Hilt, in overleg met de ouders te plaatsen op SBO de Toermalijn. Pagina 3
Om deze problematiek het hoofd te bieden werden de volgende projectdoelen geformuleerd: • verbetering van de opvang van clusterleerlingen op de reguliere basisscholen; • uitbreiding van de mogelijkheden op SBO-school de Zonnewijzer voor opvang van clusterleerlingen; • ontwikkeling van de SBO-school als intermediair tussen de basisscholen en de clusterscholen. Deze doelstellingen betekenden tevens een verbreding van de rol van de Zonnewijzer binnen het samenwerkingsverband en in relatie tot de clusterscholen. Actiepunten van het project waren: 1. meer systematiek brengen in het scholingsprogramma van het personeel van de reguliere basisscholen rond de opvang van clusterleerlingen (vooral ASS-problematiek); 2. toekennen van extra middelen aan een viertal basisscholen om daarmee kleinere groepen te formeren, zodat clusterleerlingen - ook van naburige basisscholen - beter opgenomen en begeleid konden worden; 3. clustering van AB-middelen van het Regionaal Expertise Centrum (REC) en overdracht van deze middelen van het REC aan het samenwerkingsverband; 4. meer ruimte voor opvang van leerlingen met ASS op de SBO-school; 5. afspraken over crisisopvang op de SO-school in de regio. De eerste vier actiepunten zijn naar tevredenheid gerealiseerd. Moeilijker was het om te komen tot enkele vrije plaatsen op de SO-school in de regio voor crisisopvang. Gaandeweg kwam aan de orde, dat SBO-school de Zonnewijzer eveneens een rol zou kunnen spelen in de opvang van cluster 2- en cluster 3-leerlingen. Het projectverslag is breed verspreid onder de SBO-scholen in Brabant en het onderwerp kreeg aandacht in het overleg van directeuren van SBO-scholen in deze regio.
Stand van zaken per 2011/2012 In de periode 2007/2010 bleef het probleem van wachtlijsten op diverse SO-scholen in en buiten de regio bestaan en daarmee ook het risico dat kinderen thuis kwamen te zitten. Vanuit de verantwoordelijkheid voor deze leerlingen kwamen in andere samenwerkingsverbanden discussies op gang over de mogelijkheden die SBO-scholen zouden kunnen bieden, analoog aan de ervaringen van de Zonnewijzer. Om na te gaan wat de huidige positie van de SBO-scholen binnen de SWV'en is en welke voorzieningen zij kunnen bieden, hebben onderwijsconsulenten Ine van de Rijt en Henk Knol de negentien SBO-scholen in de regio's Eindhoven-De Kempen, Helmond, Oss en Den Bosch geïnventariseerd. Daarbij is mede gelet op de ontwikkelingen rond passend onderwijs.
Pagina 4
De inventarisatie is gebaseerd op persoonlijke interviews met tien SBO-scholen en coördinatoren van samenwerkingsverbanden in genoemde regio’s. Doel was een antwoord te krijgen op de volgende vragen: • Zijn er leerlingen met een clusterindicatie op de SBO-school? Zo ja, wat was de aanleiding om clusterleerlingen toe te laten? • Heeft het aannemen van clusterleerlingen geleid tot maatregelen omtrent deskundigheidsbevordering, veranderingen in de organisatie en/of contacten met ouders en andere instellingen? • Wat zijn de merkbare veranderingen in de schoolpopulatie? • Is er een regeling voor het inzetten van de middelen voor ambulante begeleiding? Er is ook gevraagd of het aannemen van clusterleerlingen een effect op de uitstroom van leerlingen had, maar omdat hierop geen relevante informatie werd verkregen, is deze vraag verder buiten beschouwing gelaten. De resultaten van de interviews zijn besproken met de onderwijsconsulenten die in genoemde regio's werkzaam zijn en die uit dien hoofde regelmatig contact hebben met de scholen. Een en ander leidt tot een onderverdeling van SBO-scholen in vier groepen: 1. Eén SBO-school ontwikkelt zich in het kader van een smal experiment samen met zes basisscholen van een WSNS-verband tot een 'reguliere basisschool met speciale zorg'. Deze verdwijnt dus feitelijk als SBO-school. 2. SBO-scholen die geen clusterleerlingen aannemen. 3. SBO-scholen die bij uitzondering een clusterleerling aannemen. Wel vragen deze scholen voor al aanwezige leerlingen - in overleg met de ouders - een clusterindicatie aan. Dit gebeurt in de verwachting dat de leerlingen met de rugzakmiddelen in voldoende mate geholpen kunnen worden en op de SBO-school kunnen blijven. 4. SBO-scholen waarvan een substantieel deel van de leerlingenpopulatie bestaat uit clusterleerlingen. De onderwijsconsulenten hebben vervolgens de andere negen SBO-scholen telefonisch gevraagd naar het aantal leerlingen en het aantal clusterleerlingen (zie bijlage 1 voor een overzicht). Deze negen scholen zijn op basis van deze gegevens in een van de voornoemde categorieën ingedeeld. Ad 1: Het WSNS-verband Schijndel met een smal experiment (1 school) Het WSNS-verband Schijndel omvat zeven scholen, waaronder SBO Het Talent. Op basis van een smal experiment ontwikkelt deze school zich tot een kleine, reguliere, inclusieve basisschool. De SBO-titel verdwijnt geleidelijk. Aanmelding kan zonder een PCL-beschikking. De middelen worden ook op de andere basisscholen ingezet, die meer leerlingen krijgen met ondersteuningsbehoefte. Een interne evaluatie laat zien, dat 10% van alle leerlingen in het samenwerkingsverband extra ondersteuning nodig heeft. 1,57% van de leerlingen in Schijndel gaat naar het SO. Landelijk ligt dit percentage op 1,71, zodat omgerekend drie SO-leerlingen onderwijs krijgen in het basisonderwijs.
Pagina 5
Ad 2: SBO-scholen die als regel geen clusterleerlingen aannemen (tijdelijk en wisselend gemiddeld 4 scholen) In deze groep scholen hanteert de PCL van het samenwerkingsverband de regel dat een clusterindicatie een contra-indicatie is voor het plaatsen van leerlingen op de SBO-school. Tot deze groep behoren vooral de scholen in de regio’s Oss en Den Bosch en de plaatsen Uden, Zaltbommel en Boxtel.
De redenen die genoemd worden om geen clusterleerlingen aan te nemen zijn: - eigen regelgeving en beleid met betrekking tot de SBO-school; - de problematiek van de huidige populatie op school is in de loop der jaren al groot genoeg geworden. Het mag niet nog problematischer worden met geïndiceerde leerlingen; - de school is als zwak beoordeeld door de inspectie en kwaliteitsverbetering is een prioriteit die al veel tijd en energie vraagt; - de weerzin tegen de bureaucratie waar men mee te maken krijgt bij het aanvragen van een clusterindicatie. Als een soort dienstverlening worden soms zeer tijdelijk leerlingen met een clusterindicatie 3 of 4 geplaatst. Voor cluster 2-leerlingen wil men nog wel eens een uitzondering maken; zij mogen dan langer blijven. Ad 3: SBO-scholen met weinig clusterleerlingen (max. 10%) (bij uitzondering en wisselend gemiddeld 5 scholen) De scholen uit deze groep nemen bij uitzondering clusterleerlingen aan. Toch groeit het aantal clusterleerlingen op deze scholen in de loop van het jaar, doordat in overleg met de ouders een clusterindicatie wordt aangevraagd voor leerlingen die al op school zitten. Doel hiervan is om de leerlingen met de extra middelen de nodige ondersteuning te kunnen geven. De scholen en ouders hopen hiermee een verwijzing naar het speciaal onderwijs te kunnen voorkomen. De overwegingen die bij een beslissing over de toelating of over een indicatieaanvraag meespelen zijn volgens de scholen: - het individuele belang van het kind en de mogelijkheden van de school om het kind ook adequaat te kunnen helpen; - praktische problemen rond het vervoer van het kind naar de SO-school; - de thuissituatie (als die bij een verwijzing nog gecompliceerder zou kunnen worden). De PCL heeft een adviserende rol. Zij let erop, dat de leerling past in de leerlingenpopulatie van de school. In de regel wordt besloten leerlingen met gedragsproblemen eerst te laten observeren. De scholen in deze groep hebben vrij intensief contact met de REC's en SO-scholen, via de ambulant begeleiders. Zo mogelijk clustert men de leerlingen, zodat een school maximaal met drie ambulant begeleiders te maken heeft (van cluster 2, 3 en 4). In het algemeen zijn de contacten met de ouders van clusterleerlingen frequenter dan met de ouders van andere kinderen op de school.
Pagina 6
De deskundigheidsbevordering van leraren krijgt vooral aandacht in de contacten van de leraren met de ambulante begeleiding. De scholen benadrukken dat de aanwezigheid van clusterleerlingen een verzwaring van taken betekent voor de leraren. Men sluit niet uit, dat als gevolg van de aangekondigde bezuinigingen het beleid in de komende periode heroverwogen gaat worden. Ad 4: SBO-scholen met meer dan 10% clusterleerlingen (9 scholen) Deze scholen nemen clustergeïndiceerde leerlingen met niet al te zware problematiek aan. Uitgangspunt is de hulpvraag van het kind en de mogelijkheden die de school heeft om aan die hulpvraag te voldoen. Bij deze scholen heeft de PCL een adviserende functie. Alvorens een PCL-beschikking wordt gegeven, is er contact met de school van herkomst. Bij twijfel wordt een leerling eerst geobserveerd. Deze scholen nemen clusterleerlingen aan sinds de invoering van de LGF-regeling. De belangrijkste aanleiding was het voorkomen dat leerlingen thuis kwamen te zitten als gevolg van wachtlijsten bij de clusterscholen. Uitgangspunt voor de SBO-scholen was dat men goede mogelijkheden moest hebben om de leerlingen adequaat op te vangen. Waar nodig zijn daartoe maatregelen genomen, zoals: - deskundigheidsbevordering; - vaste ambulant begeleider; - contacten met hulpverleningsinstellingen en de REC's voor hulp en advies; - intensievere contacten met de ouders van clusterleerlingen; - aanstelling van een LGF-coördinator (op twee scholen). In de interviews merken deze scholen op dat de populatie leerlingen verandert; er is een verzwaring van de problematiek bij leerlingen. Gaandeweg is deze groep scholen gaan werken aan een nieuwe visie op de rol van het SBO binnen het samenwerkingsverband en in relatie met SO-scholen. Dit heeft onder meer geleid tot: • duidelijke afspraken op scholen over de inzet van ambulant begeleiders voor clusters van leerlingen, dan wel de overdracht van middelen voor de ambulante begeleiding (naar het samenwerkingsverband of het bestuur van meerdere betrokken scholen), vastgelegd in een convenant; • de ontwikkeling van enkele scholen tot expertisecentrum binnen een bestuur of binnen een samenwerkingsverband. In dit kader verzorgt men trainingen: intern voor de collega’s van de SBO-school, en extern voor de reguliere basisscholen van het eigen samenwerkingsverband.
Pagina 7
Andere ontwikkelingen die scholen in deze groep hebben genoemd zijn: • er worden afspraken gemaakt over crisisopvang van leerlingen van de basisscholen; • op één SBO-school is een speciale klas opgezet voor leerlingen met problemen in het autismespectrum; • één samenwerkingsverband overweegt vanuit de SBO een soort Rebound-voorziening te creëren voor kinderen van het basisonderwijs. Aanleiding zijn signalen dat er op dit moment kinderen uit het basisonderwijs thuiszitten die nergens terecht kunnen. • één samenwerkingsverband wil met betrokken instellingen komen tot een onderwijszorgcentrum, waarbij de één-loketfunctie en een integraal aanbod van onderwijs en zorg centraal staan. Directies van de SBO-scholen en coördinatoren van samenwerkingsverbanden merken op dat de overgang van clusterleerlingen naar de VO-scholen niet eenvoudig is. Het overleg tussen de SBO-scholen en de VO-scholen verloopt niet altijd even gemakkelijk.
Gevolgen van het veranderend beleid van de SBO-scholen voor SO cluster 43 Nu met name SBO-scholen in en rond Helmond en Eindhoven in toenemende mate cluster 4leerlingen zijn gaan opvangen, is de vraag of deze ontwikkeling effect heeft op het aantal aanmeldingen bij de scholen voor speciaal onderwijs. Om hier inzicht in te krijgen hebben de onderwijsconsulenten deze vraag voorgelegd aan cluster 4-scholen De Rungraaf en De Hilt. Op SO-school De Rungraaf zijn 316 leerlingen ingeschreven, van wie 40 (was 50) op het MKD. De groepen bestaan uit 12 tot 13 leerlingen. De lange wachtlijsten zijn verleden tijd. In enkele groepen zijn nog een paar plaatsen beschikbaar om leerlingen op te vangen. De onlangs geopende nevenvestiging in Best is met twee groepen begonnen en bestaat inmiddels uit drie groepen met in totaal 35 leerlingen. Op De Hilt in Helmond zitten 70 leerlingen; er is één MKD-groep. De groepsgrootte is 13 á 14 leerlingen. Hoewel het deelnamepercentage SO in de regio Helmond-Peelland onder het landelijk gemiddelde ligt, is de school ‘vol’. Er is een wachtlijst, maar de betreffende leerlingen zitten niet thuis. Zoveel als mogelijk worden leerlingen (41 op 1-10-2010) geplaatst buiten het eigen samenwerkingsverband, op Limburgse SO-scholen (met name op de Widdonk en Lataste), waar nog plaatsen beschikbaar zijn. Nadeel voor de kinderen is de lange reistijd, nog los van de kosten voor het vervoer van de leerlingen. Een plan voor een nieuw gebouw gaat niet door, maar op de huidige locatie van De Hilt worden vier lokalen bijgeplaatst.
3
Begin schooljaar 2011/2012 zitten in Eindhoven 324 clusterleerlingen op basisscholen en 100 op SBO-scholen. Pagina 8
Conclusies 1. Voor het merendeel van de SBO-scholen geldt, dat ze openstaan voor het aannemen van clustergeïndiceerde leerlingen (met name leerlingen met geïnternaliseerde problematiek). Hiermee wordt voorkomen, dat zorgleerlingen die op de scholen van het samenwerkingsverband staan ingeschreven, thuis komen te zitten. 2. Vooral in de regio’s Eindhoven-De Kempen en Helmond is het aannemen van clusterleerlingen staand beleid geworden. Hier ontwikkelen de SBO-scholen zich verder tot scholen die enerzijds hun traditionele functie vervullen voor de leerlingen van de basisscholen in het samenwerkingsverband, en anderzijds gericht zijn op de opvang van clustergeïndiceerde leerlingen (niet zelden om thuiszitters te voorkomen). 3. Vier jaar geleden was de trend dat wachtlijsten ontstonden bij de SO-scholen en het leerlingenaantal op de SBO-scholen zodanig daalde, dat werd gesproken over opheffing van SBO-scholen. Uit de inventarisatie blijkt nu, dat slechts in één WSNSsamenwerkingsverband de SBO-school van functie is veranderd. Daar wordt gewerkt aan inclusief onderwijs op alle basisscholen van dat samenwerkingsverband (zie ad 1). 4. De scholen met clusterleerlingen maken afspraken over de inzet van de ambulante begeleiding. In de regio’s Helmond en Eindhoven worden AB-middelen door het REC overgedragen aan schoolbesturen en/of instellingen. In deze scholen heeft de aanname van clusterleerlingen ook geleid tot vergroting van de deskundigheid van de leraren. 5. Bij SBO-scholen komt een ontwikkeling op gang van opvangvoorzieningen, die al dan niet tijdelijk de voortgang van onderwijs voor thuiszittende en crisisleerlingen mogelijk maken.
Aanbevelingen Onderwijsconsulenten zijn vooral betrokken bij het vinden van oplossingen voor kinderen die thuiszitten of dreigen thuiszitter te worden. Daarbij wordt allereerst geprobeerd of de reguliere scholen in de buurt waar de kinderen wonen kunnen helpen. De opvang van clusterleerlingen op SBO-scholen zien de onderwijsconsulenten als een positieve ontwikkeling rond het uitgangspunt Weer-Samen-Naar-School; natuurlijk moet wel voldaan kunnen worden aan de vraag van de leerling. De aanbevelingen in deze paragraaf worden mede gedaan op basis van de positieve praktijkervaringen van de onderwijsconsulenten.
Pagina 9
1. Het is goed te erkennen, dat basisscholen verschillen en dat een leerling die op basisschool A dreigt vast te lopen, het op een andere basisschool wel kan redden. Wij pleiten dan ook voor twinning4 van scholen in wijken/dorpen/gemeenten. Een leerling uit groep 8 met een cluster 4-indicatie is niet te handhaven op de basisschool en zit thuis. Een doorstart op de school blijkt niet mogelijk. De school kan ook geen andere scholen bereid vinden de leerling voor de resterende maanden op te vangen. De crisisgroep, verbonden aan de SBO-school, zit vol. Via contacten van de onderwijsconsulent vindt er een proefplaatsing plaats op een andere basisschool. Na een maand wordt besloten dat de leerling daar kan blijven. Hij gaat vervolgens over naar een categorale HAVO-school. 2. Twinning kan ook gelden voor (V)SO-scholen. Uit onderstaande casus blijkt, dat collegialiteit een belangrijke voorwaarde is om van elkaars diensten gebruik te kunnen maken. Een leerling van 13 jaar met een zeer wisselende onderwijscarrière loopt vast in het eerste jaar van het VSO, met name in zijn relatie naar de volwassenen. Ook na veel hulpverlening komen de problemen van R. met de volwassenen op school niet tot een oplossing. De handelingssuggesties van de hulpverleners werken niet meer. Voor opname in een gesloten instelling blijkt de leerling te jong. Vanaf maart zit de leerling thuis, waar hij wel huiswerk van de school krijgt en dat ook goed maakt. Op een schriftelijke oproep van de VSO-school aan collega-scholen om R. een nieuwe start te gunnen, wordt slechts door één school gereageerd, zij het negatief. Andere VSO-scholen nemen niet eens de moeite om te reageren. Met ingang van het nieuwe schooljaar mag R. het proberen op een andere VSOschool onder hetzelfde bestuur. De overgang wordt goed voorbereid. De problemen zoals op de eerste VSO-school doen zich hier niet meer voor. 3. Met een continuüm van basisscholen/SBO-school/SO-scholen moet in ieder geval bereikt kunnen worden dat er geen leerling meer thuis komt te zitten. Een leerling van groep 6 met een cluster 4-indicatie roept veel problemen op in de klas en op de school. Bij herhaling moet hij ziek worden gemeld. De school is van mening, dat de leerling naar de PI-school moet. De ouders zijn het daar niet mee eens. De onderwijsconsulent schat de problemen ook niet zo zwaar in en doet een beroep op de PCL. Die besluit om de leerling te laten observeren. Na drie observaties besluit de PCL dat de leerling het beste kan worden opgevangen in een kleinere groep; hij wordt toegelaten op de SBO-school. De leerling doet het daar vanaf het begin goed.
4
Twinning is hier een afspraak tussen twee of drie scholen in één wijk of stadsdeel om leerlingen die van een van deze scholen verwijderd worden van elkaar over te nemen. Zo wordt voor deze leerlingen een tweede kans gecreëerd. Uitgangspunt is 'leren van en met elkaar' en de kwaliteit van de school verbeteren. Pagina 10
4. De SBO-scholen (expertisecentra) moeten met hun deskundigheid leraren van basisscholen kunnen ondersteunen met coaching. Een SBO-school in een stad heeft een eigen externe dienst opgezet die benaderd kan worden door reguliere basisscholen van het samenwerkingsverband, en door derden. Een citaat uit de folder: 'U kunt bij ons terecht voor specialistische ondersteuning. Begeleiding, coaching en onderzoek gericht op de hulpvragen vanuit het basisonderwijs. Ook kunt u terecht voor coördinatie van crisisleerlingen.' 5. Zowel SBO-scholen als SO-scholen moeten ruimte maken voor crisisopvang van leerlingen die anders thuiszitter dreigen te worden. Bij een SBO-school kan een crisisleerling tijdelijk geplaatst worden. De leerling blijft ingeschreven staan bij de school van herkomst. In de tussenliggende periode volgt een observatie van de leerling. De school van herkomst krijgt suggesties aangereikt voor de hulpvraag van de leerling (en de leerkracht). Daarnaast krijgen de ouders pedagogische ondersteuning. Dit alles is vastgelegd in een samenwerkingsovereenkomst met alle betrokkenen: ouders, school en externe organisatie. 6. Er moet een bovenschools team komen met experts van REC 2, 3 en 4, het samenwerkingsverband PO en VO en leerplichtzaken. Dit team moet eens per kwartaal bij elkaar komen om leerlingen met complexe problematiek te bespreken, met het doel een keuze te maken, scholen en ouders van een advies te voorzien en te helpen bij het realiseren daarvan. Bij herhaling worden onderwijsconsulenten geconfronteerd met leerlingen die op geen enkele school geholpen lijken te kunnen worden. Dossiers wijzen niet eenduidig naar een bepaalde school en het gaat niet zelden om moeilijke leerlingen. In deze situaties gaat veel tijd verloren bij scholen die aantonen, dat de betreffende jongere geen leerling voor hun school is. In de regio Eindhoven werkt het overleg over leerlingen met complexe dossiers zeer effectief; zo kan regelmatig voorkomen worden dat ouders steeds weer van het kastje naar de muur gestuurd worden. 7. Tot slot enkele aanbevelingen met het oog op de ontwikkeling van Passend onderwijs in de regio’s: a. In de praktijk blijkt dat niet alle basisscholen voldoende bekend zijn met de expertise van de SBO-scholen. Basisscholen hebben de neiging te lang te wachten met het inschakelen van externe ondersteuning van de SBO-school en/of het aanmelden van een leerling bij de SBO-school. Een leerling met Asperger heeft lage scores op de Cito-toetsen. Het kind geeft verder geen problemen in de klas. De ouders voelen zich niet gehoord bij de leerkracht over hun signaal van de lage scores. De ouders schakelen een onderwijsconsulent in. Deze stelt voor om het SBO een observatie te laten uitvoeren. Resultaat van de observatie: de leerling heeft een leerachterstand en de ouders krijgen het advies om het kind aan te melden bij de SBOschool.
Pagina 11
b. De samenwerkingsverbanden moeten erop toezien, dat ondersteuningsprofielen van de scholen voldoen aan een ondergrens en bovengrens van wat een basisschool moet kunnen bieden aan zorgleerlingen. c. Ondersteuningsplannen en ondersteuningsparagrafen in schoolplannen moeten meer worden geëvalueerd aan de hand van de vraag: 'In hoeverre doen wij wat we schrijven en zeggen te doen?' d. Het lijkt zinvol dit inventariserend onderzoek onder SBO-scholen breder te verspreiden: naar andere gebieden in de regio zuid en wellicht landelijk. e. Het aannemen van clusterleerlingen op SBO-scholen kan bijdragen aan thuisnabij onderwijs; dat kan de kosten voor leerlingenvervoer drukken. f. De uitkomsten van de interviews onder SBO-scholen geven aan dat SBO-scholen een meerwaarde hebben, omdat zij een bredere rol kunnen spelen.
Pagina 12
Bijlage 1: Overzicht benaderde SBO-scholen School Het Baken De Tandem De Wissel De Toermalijn Het Overpad De Hertog van Brabant De Maretak De Toermalijn De Brigantijn De Petrus Donderschool De Mr. Van de Putschool De Zonnewijzer De Verrekijker De Pyramide, De J.v. Nieuwenhuisschool De Vijfkamp De Reis van Brandaan De Petraschool Totaal
Plaats Oss Uden Veghel Zaltbommel Den Bosch Vught Boxtel Helmond Someren/Deurne Gemert Geldrop Valkenswaard Veldhoven Bladel Eindhoven Eindhoven Eindhoven Eindhoven
Leerlingaantal 319 190 227 112 255 113 88 321 227 167 140 123 68 170 105 144 171 160 3100
Cluster 1
1
Cluster 2 2 4 1 1
1 2 2
4 2
1
1 1 1 22
Cluster 3
Cluster 4
4 1 1 2 1 1 16 14 3 1 2 1 10 1 2 10 5 75
5 14 5 1 44 20 17 13 14 5 44 7 24 9 19 241
% clusterleerlingen 0,63% 6,84% 7,05% 1,79% 2,75% 1,77% 2,27% 19,63% 15,86% 11,98% 10,00% 16,26% 8,82% 32,94% 7,62% 18,75% 11,70% 15,63% 10,94%
NB: 1. Er is niet gekeken hoeveel clusterleerlingen de SBO-school binnen zijn gekomen met een clusterindicatie, en hoeveel leerlingen een clusterindicatie hebben gekregen óp de SBOschool. In een eventueel vervolg is het goed om deze informatie te verzamelen. 2. Vanwege het smalle experiment is de SBO-school in Schijndel buiten dit overzicht gehouden.
Pagina 13
Bijlage 2: Gebruikte afkortingen AB ASS LGF MKD OC(+) PCL PO REC SB(A)O SO SWV VO VSO WSNS
Ambulante begeleiding Autismespectrumstoornis; een aan autisme verwante stoornis Regeling Leerlinggebonden financiering Medisch kinderdagverblijf Onderwijsconsulent(en)(+) Permanente Commissie Leerlingenzorg Primair onderwijs Regionaal expertisecentrum Speciaal basisonderwijs Speciaal onderwijs Samenwerkingsverband Voortgezet onderwijs Voortgezet speciaal onderwijs Weer Samen Naar School
Pagina 14