De Lissabon Strategie in Nederlandse Regio’s en Gemeenten Hoe de Nederlandse regio’s en gemeenten hun arbeidsproductiviteit en arbeidsparticipatie verhogen in de overgang naar een duurzame k enniseconomie
Dit is een publicatie van de het Interprovinciaal Overleg (IPO) en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG).
Inhoud
1 1.1 1.2 1.3
Inleiding Achtergrond Doel Leeswijzer
2 2.1 2.2
Analysekader en methodiek Onderscheidende factoren in regionaal concurrentievermogen Tien illustratieve cases
11 11 12
3 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5
Het belang van de regio Evolutionaire economie Betrokkenheid van het mkb De arbeidsmarkt Het regionale innovatieklimaat De kracht van regionale netwerken
15 16 17 17 18 18
4 4.1 4.2 4.3
Onderscheidende mechanismen in regionale innovatiestrategieën 10 Cases, 10 Thema’s Succesvolle mechanismen per programma Concluderend
21 21 22 26
De Lissabon Strategie in Nederlandse Regio’s en Gemeenten
4 4 8 9
5 5.1 5.2 5.3 5.4 5.5
Ingrediënten voor regionale innovatie Innovatie in bestaande bedrijven Aantrekken van nieuwe bedrijven en spin-offs Excellentie in educatie en onderzoek Onderwijs arbeidsmarkt Organisatiekracht
27 30 33 37 41 43
6 6.1 6.2 6.3
De rol van de lokale en regionale overheden Evolutie van clusterprogramma’s De rol van lokale en regionale overheden Leading practices gepositioneerd
47 47 50 55
7 7.1 7.2 7.3 7.4
Conclusies De kracht van de regio De rijkheid van de regio De rol van lokale en regionale overheden Voorbij Lissabon: hartenkreten uit de regio
57 57 58 61 64
Literatuurlijst Bijlage: Respondenten
69 74
De Lissabon Strategie in Nederlandse Regio’s en Gemeenten
1 Inleiding
1.1
Achtergrond Europa stelt met de Lissabonagenda hoge ambities… In 2000 heeft de Europese Commissie met de Lissabon Strategie de economische doelstellingen voor de aankomende tien jaar vastgesteld, de zogenoemde Lissabondoelstellingen1. In 2010, zo was de ambitie, moet Europa ‘de meest concurrerende en dynamische kenniseconomie ter wereld’ zijn.
…maar heeft moeite ze te realiseren… Nu, halverwege 2009, kunnen we stellen dat de Lissabondoelstellingen hebben gediend voor nieuwe economische inspanning en een toenemende aandacht voor innovatie en nieuwe economische dragers. Echter, alles wijst erop dat we de gestelde ambities niet gaan halen. In deze wetenschap stelt Europa een nieuwe agenda op om zijn – duurzame – economische ambities te verwezenlijken. Een agenda voorbij Lissabon.
…Nederland lijkt het echter goed te doen… Nederland doet het binnen Europa niet slecht. Volgens een nieuwsbericht van het ministerie van Economische Zaken in maart 2009 scoort Nederland goed op de Lissabondoelstellingen. Daarbij verwijst het ministerie naar de ‘Lissabon Scorecard’ (Nederland op een derde plek), de ‘European Growth and Jobs Monitor’ (ook een mooie derde positie) en de ‘European Reform Barometer’ (Nederland zelfs eerste in de ogen 1
4
Doelstelling: ‘Europa moet de meest concurrerende en dynamische kenniseconomie in de wereld worden, waarbij een duurzame economische groei leidt tot meer en betere banen en een hechtere sociale samenhang.’ Op de Europese Raad van Lissabon in maart 2000 werden concrete doelstellingen vastgesteld. De Europese Raad van Gotenburg (juni 2001) voegde ook nog de milieudimensie aan de doelstellingen toe. Gaandeweg namen de zorgen over de haalbaarheid van de doelstellingen toe. In maart 2005 besloten de regeringsleiders daarom de Lissabonstrategie te vernieuwen. De nadruk kwam te liggen op groei en werkgelegenheid; het aantal doelstellingen werd drastisch verminderd. De belangrijkste overgebleven doelen zijn: 70% arbeidsparticipatie, 20 miljoen mensen meer aan het werk en 3% van het BBP voor onderzoek en ontwikkeling.
De Lissabon Strategie in Nederlandse Regio’s en Gemeenten
van werkgevers). Nederland wordt omschreven als ‘uniek in de unie, waarbij een hoge arbeidsproductiviteit verbonden wordt met een hoge werkgelegenheid’.
…maar moet zich zeker niet rijk rekenen Echter, ondanks deze goede prestaties is er geen reden om achterover te leunen. Nederland is lang niet op alle fronten best in class. Integendeel zelfs. Zo wordt Nederland op de European Innovation Scoreboard als ‘innovatievolger’ bestempeld en ligt het nog net boven het Europese gemiddelde. Oorzaken: de financiële support (onder andere publieke en private Research & Development, venture capital) blijft achter. De positie in human resources (educatie, leven lang leren, aantal afgestudeerden en doctors (Phd’s) ) staat onder druk. Figuur 1.1 Positie Nederland als innovatieland op European Innovation Scoreboard catching up countries
0.700
moderate innovators
innovators followers
innovation leaders
0.600 0.500 0.400 0.300 0.200 0.100 0.000 BG LV RO LT PL SK HU MT IT GR PT ES CZ SI EE CY EU NL FR BE LU IE
AT UK DK DE FI
SE
Bron: : European Innovation Scoreboard 2009
In 2006 hebben 20 relevante partners2 met het Innovatieplatform de Kennis investeringsagenda (KIA) opgesteld. De KIA is een langetermijnagenda en berust op de drie pijlers van de kennissamenleving: een zo goed mogelijk opgeleide beroeps bevolking, versterking en betere benutting van onze kennisbasis en versterking van het innovatief vermogen en van ondernemerschap. Het Innovatieplatform maakt in 2009 de tussenstand op (genaamd een ‘foto’). Het instrument van de KIA en de foto als tussenstand is politiek en beleidsmatig breed geaccepteerd. De situatie is verontrustend. Nederland ligt op 20 van de 26 geformuleerde criteria niet op koers. Uitzondering is de – academische – kennispositie.
2
Welke zijn: Innovatieplatform, AcTI.NL, AOb, CNV, FNV, HBO-raad, ICT Regieorgaan, ISO, KNAW, LTO, MKB Nederland, MBO-raad, MHP, NGI, NWO, CNV Onderwijs, TNO, VNO-NCW, VO-raad, VSNU, PO-raad.
De Lissabon Strategie in Nederlandse Regio’s en Gemeenten
5
2e jaarlijkse foto Kennisinvesteringsagenda Figuur 1.2 Nederlandse score op 26 zelf geformuleerde criteria in de Kennisinvesteringsagenda Kennisinvesteringsquote Hoger opgeleide beroepsbevolking
Sterke kennisbasis & benutting
Meer innovatie & ondernemerschap
2009 indicator
2009 indicator
2009 indicator
Achterstandsleerlingen in VVE Uitstroom HO / Bèta Ranking basisonderwijs Ranking voortgezet onderwijs Ranking middelbaar beroepsonderwijs Jongeren met startkwalificatie Doorstroom MBO > HBO Verscheidenheid HO Kwaliteit en beschikbaarheid onderwijspersoneel Hoger opgeleiden in de beroepsbevolking Leven lang leren
Ranking universiteiten Output artikelen Citatie impact artikelen Meer focus en massa in wetenschappelijk onderzoek Innovatieve bedrijven met samenwerkingsverbanden Publieke R&D investeringen Aandeel onderzoekers
Global competitiveness Snelgroeiende bedrijven Investeringen private R&D Onshoring internationale R&D activiteiten Omzetaandeel industrie uit innovatie Omzetaandeel diensten uit innovatie Innovatieve starters Houding t.o.v. ondernemerschap
op koers
aandacht vereist
niet op koers
oordeel uitsluitend kwalitatief Nederland in de versnelling / KIA foto 2009 / 27 februari 2009
7
Bron: foto Kennisinvesteringsagenda, Innovatieplatform 2009
Europa noch Nederland haalt de eigen ambities. Er moet veel worden gedaan om tot een daadwerkelijk duurzame, concurrerende economie te komen, die internationaal top is. Een economie met: ‘de beste opgeleide mogelijke arbeidskrachten, een sterkere kennisbank en een efficiënter gebruik van die basis en meer capaciteit om innovatief en bedrijfsgericht te zijn’. Om zijn ambities te verwezenlijken zal Nederland zich flink moeten inspannen op het vlak van research en development, in ondernemerschap, in onderwijs en in het programma Leven Lang Leren. Die inspanning geldt op rijksniveau evengoed als op regionaal niveau. Investeringen moeten aansluiten bij micronetwerken, bij krachtige economische of kennisclusters. Ook regionale en lokale partijen zullen een cruciale rol spelen.
Daarom: vernieuwde innovatie? De grote vraag is: hoe? Het gaat niet alleen om meer geld, meer investeringen. Het gaat ook om de effectiviteit van die investeringen. De innovatiestrategie in Nederland staat voortdurend ter discussie. Vele rapporten en notities voeden het debat over ‘hoe het
6
De Lissabon Strategie in Nederlandse Regio’s en Gemeenten
innovatieklimaat te versterken’ de laatste jaren3. Gegeven de analyse in de vorige paragrafen zal het debat over innovatiestimulering, economisch benutten van kennis en beter gebruik van talent in Nederland, ook de komende periode intensief zijn. Omdat de Europese Commissie de nieuwe Europese economische agenda gaat opstellen. Omdat we serieus werk willen maken van de Kennisinvesteringsagenda. Omdat onze kennisinstellingen een vooraanstaande positie willen in de European Research Area. En omdat regio’s zich economisch en sociaal sterk willen positioneren met ondersteuning van ondermeer het Europese Cohesiebeleid. Afgelopen jaren is sterk ingezet op het stimuleren van economisch sterke of kansrijke clusters. In dergelijke clusters verdient de bv Nederland een groot deel van zijn geld. Denk aan de maritieme cluster in Rotterdam, de internationale dienstverlening in Amsterdam of de High Tech rondom Eindhoven. Maar ook elders in het land is op de clusterstrategie ingezet en onderscheiden zich pareltjes van kennis en bedrijfsleven, waarin met de ontwikkeling van nieuwe producten en kennis geld wordt verdiend. Het versterken van die clusters is niet enkel een zaak van landelijke partijen. Het raakt ook aan de rol van lokale en regionale overheden, kennisinstellingen en bedrijven. Wat die rol is en moet zijn is in de (inter)nationale innovatieagenda’s vaak onderwerp van gesprek. IPO en VNG zoeken nadrukkelijk een inhoudelijke invalshoek in deze discussies, geredeneerd vanuit de regionale en lokale praktijk. In de voorliggende rapportage zoeken IPO en VNG daarom samen met Buck Consultants International naar succes en faalfactoren voor innovatieprogramma’s in de regio. Tien aansprekende programma’s zijn onder de loep genomen. De casestudies en de bevindingen zullen samen met de voortgangsrapportage 2009 van de lidstaat Nederland aangeboden worden aan de Europese Commissie4. De rapportage geeft inzicht in een breed aanbod van Nederlandse regionale programma’s die bijdragen aan de realisering van de Lissabonagenda. Niet op alle manieren zijn die programma’s succesvol en niet in elk aspect zijn grenzen overwonnen. Ook daar valt van te leren. De studie toont de diversiteit van regionale programma’s, markeert de energie waarmee samenwerkende partijen aan die programma’s werken, identificeert mechanismen voor succes in de regio, plaatst die mechanismen in de context, bespreekt de rol van regionale en lokale overheden en voegt uitdagingen aan de nieuwe economische agenda’s van regio, rijk en Europa toe. 3
4
Om enkele voorbeelden te noemen: AWT (‘Meer Open Innovatie’, ‘Opening van Zaken’, ’Bieden en Binden’, ‘Balanceren met Beleid’), WRR (‘Innovatie vernieuwd’, ’Investeren in werkzekerheid’, ‘Backing Winners’), Commissie Bakker, Innovatieplatform (‘Kennisinvesteringsagenda’) Iedere lidstaat brengt jaarlijks verslag uit over de vorderingen op de Lissabondoelstellingen. Nederland doet dat in het zogenoemde Nationaal Hervormingsprogramma (NHP). Het recente NHP beslaat de periode 2008-2010. In 2009 gaat het om een tussenrapportage.
De Lissabon Strategie in Nederlandse Regio’s en Gemeenten
7
1.2
Doel In het voortgangsverslag van het Nationaal Hervormingsprogramma rapporteert de rijksoverheid jaarlijks over de vooruitgang die wordt geboekt bij de Nederlandse bijdrage aan de Europese Lissabonagenda. De lokale en provinciale overheden zijn hier de laatste jaren bij betrokken. Zij leveren met name korte beschrijvingen van lokale en regionale programma’s en projecten als illustratie van het beschreven beleid. In het NHP 2008-2010 is aangekondigd dat decentrale overheden met een eigen rapportage inzicht zullen geven in de wijze waarop decentrale overheden een bijdrage leveren aan de realisering van de Lissabondoelen. Deze rapportage zal als bijlage bij het voortgangsverslag 2009 aan de Europese Commissie worden aangeboden. De minister van EZ heeft zich bereid verklaard de kosten van de studie op zich te nemen. Het IPO en de VNG hebben Buck Consultants opdracht gegeven om door het analyseren van casestudies inzicht te geven in: • de rijkheid van projecten en programma’s in de regio die bijdragen tot een meer concurrerend klimaat van het land. De Voortgangsrapportage beschrijft de voortgang op de verschillende (27) Lissabondoelstellingen één voor één. Beleids acties worden toegelicht en geïllustreerd met relevante indicatoren en statistieken. De rapportage geeft vooral een macrobeeld, zij beschrijft ontwikkelingen op nationaal niveau. Daarmee blijft het vrij abstract en zegt het weinig over hoe partijen elkaar vinden, welke mechanismen voor betrokkenheid van mkb-bedrijven zorgen, hoe met kennis in netwerken wordt omgegaan, enz. De rijkheid zit hem op micro niveau. Hoe pakken partners in de regio het in de praktijk nu aan? Wat stimuleert hen, wat zijn hun successen en waar ondervinden ze belemmeringen? • ingrediënten voor succes in de regio. In de innovatiediscussies is veel aandacht voor de decentrale overheden, veelal zonder dat ze zelf intensief betrokken zijn. In het rapport ‘Innovatie Vernieuwd’ pleit de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) voor nieuwe strategieën die Nederland zich moet toe-eigenen. Eén strategie is een sterkere rol van regionale en lokale partners. Met dit onderzoek willen IPO en VNG op zoek naar ingrediënten voor die rol. Tevens is aandacht voor aanbevelingen die vanuit de decentrale praktijk worden gedaan aan de nationale overheid en aan Europa.
8
De Lissabon Strategie in Nederlandse Regio’s en Gemeenten
1.3
Leeswijzer De tien geselecteerde cases worden geanalyseerd vanuit verschillende standpunten. • Hoofdstuk 2 beschrijft analysekader en methodiek op basis waarvan deze rapportage tot stand is gekomen; • Hoofdstuk 3 schetst het belang van de regio in verschillende innovatieprogramma’s; • Hoofdstuk 4 laat de unieke mechanismen zien die per case zijn geïdentificeerd; • Deze mechanismen worden aangevuld met ingrediënten voor regionale innovatiestrategieën (hoofdstuk 5), die zijn ingebracht door regionale woordvoerders uit onderzoek, overheid en ondernemerschap (triple helix); • Op de rol van lokale en provinciale overheden gaat hoofdstuk 6 specifiek in; • Hoofdstuk 7 ten slotte vat de conclusies van de studie samen en eindigt met beleidsadviezen aan de nationale overheid en Europa voor het versterken van de regionale innovatiekracht. De veelzijdigheid van de cases komt in de vele voorbeelden en illustraties in de tekst naar voren.
De Lissabon Strategie in Nederlandse Regio’s en Gemeenten
9
10
De Lissabon Strategie in Nederlandse Regio’s en Gemeenten
2 Analysekader en methodiek
2.1
Onderscheidende factoren in regionaal concurrentievermogen De Lissabonagenda is een breed geformuleerde agenda met 24 ‘richtsnoeren’. Van deze richtsnoeren hebben er 10 betrekking op R&D, innovatie en ondernemerschap (‘micro-economic guidelines’) en 8 op werkgelegenheid en educatie (‘employment guidelines’)5. Nederland is rijk aan initiatieven op dit gebied. Een breed palet van projecten, programma’s en initiatieven is onder de Lissabondoelstellingen te brengen. In de Lissabonagenda zijn talent, technologie en kennis bepalende factoren. Dit sluit aan bij de ervaring van (inter)nationale investeringsprojecten. Op basis van meer dan 400 locatiestudies kunnen we concluderen dat drie factoren cruciaal zijn voor het aantrekken van investeringen op regionaal niveau (zie figuur 2.1): • het aanbod van talent; • de beschikbaarheid van technologie en technologische infrastructuur; • de graad van samenwerking/ organisatie en de entree tot relevante netwerken. In de casestudies leggen we het accent op hoe de Nederlandse regio’s omgaan met deze drie factoren. Daarbij is de benadering bottom-up: De analyse start niet vanuit de 27 richtlijnen van Lissabon, maar vanuit regionale belangen, doelen en strategieën.
5
De overige 6 te behandelen macro-economische richtlijnen blijven hier buiten beschouwing omdat de rol van decentrale overheden hierin gering is.
De Lissabon Strategie in Nederlandse Regio’s en Gemeenten
11
Figuur 2.1 Hoe kan een regio zich in de internationale kenniseconomie onderscheiden? 6 Crucial
Very important
Important
Less important
Presence customer market Presence knowledge legislation Availability of labour Presence of knowledge Incentives Presence CRO’s/Universities Presence related industries Cooperation/networking Good Accessibility English capabilities Costs Quality of Live
Bron: BCI
2.2
Tien illustratieve cases In tien cases zijn locale en regionale programma’s bestudeerd. Circa 30 belang hebbenden zijn bereid gevonden te reflecteren op de programma’s waarbij zij betrokken zijn (zie bijlage). De cases zijn geselecteerd uit een lijst van meer dan 50 programma’s, verspreid over het hele land. Iedere casus wordt beschreven aan de hand van twee verschillende invalshoeken: • de achterliggende regionale strategie, opzet en organisatie van de programma’s en netwerken. Wat is de concrete aanpak, wie is initiatiefnemer, wie zijn trekkers in het programma, wie financieren, wat zijn doorlooptijden, hoe is het programma georganiseerd, wat zijn uitdagingen, belemmeringen en succesfactoren. • achterliggende projecten (per casus twee projecten) die illustratief zijn voor de inspanningen van het programma en de bijdrage van die inspanningen aan de Lissabondoelstellingen.
6
12
In praktijk is deze index opgebouwd uit tientallen subfactoren, in totaal meer dan 100. De analyse is gebaseerd op verschillende typen bedrijven, waaronder High-Tech, R&D, procesindustrie en hoofdkantoren.
De Lissabon Strategie in Nederlandse Regio’s en Gemeenten
Bij de selectie van de casussen is gekeken naar spreiding over het land en verschillende rollen voor de overheid. Daarnaast zijn zowel programma’s met een meer generieke, brede aanpak als programma’s met een aanpak gericht op een specifieke economische sector geselecteerd. Ook is gekeken naar onderscheid in de fase van ontwikkeling. Zowel robuuste programma’s als programma’s in oprichting zijn bestudeerd, met het accent op de eerste categorie. De begeleidingsgroep van deze studie heeft daarnaast de volgende twee criteria toegevoegd. 1. De bijdrage van programma’s aan de valorisatie van R&D; 2. Actieve participatie van private partijen, zowel grote bedrijven als mkb. De selectie heeft nadrukkelijk geen evaluatief karakter: het gaat om het in beeld brengen van de rijkheid en het identificeren van (mogelijke) ingrediënten voor succes. De geselecteerde cases vertegenwoordigen niet automatisch de grootste, de beste of de effectiefste programma’s. De studie heeft niet de intentie om de programma’s te evalueren, of op enigerlei wijze te bekritiseren. Het uitgangspunt is om de rijkheid van Nederlandse bijdragen tot de agenda van Lissabon in beeld te brengen en input te leveren voor strategiebesprekingen over beleid ‘voorbij Lissabon’ 7.
Geselecteerde cases 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10.
Wetsus Innovation Platform Twente Bio Science Park Leiden Creative industry Amsterdam Area Rotterdam Climate Initiative Greenports (horticulture complexes) Brainport/ELAt Energy Valley Food Valley Chematerials/Chemelot Campus
Voor elke case zijn verschillende woordvoerders geïnterviewd. Onder de ondervraagden zijn vertegenwoordigers van programma’s, wetenschappelijke instituten, decentrale overheden en bedrijven (zie bijlage). 7
De nieuwe Europese Commissie zal op korte termijn met voorstellen komen over de Europese Strategie na 2010. Het Europese Cohesiebeleid zal worden herzien vanaf 2013 en ook daarin zal versterking van de economische kracht van regio’s belangrijk zijn.
De Lissabon Strategie in Nederlandse Regio’s en Gemeenten
13
Het doel van de gesprekken was de voortgang van het programma zelf, de ervaring, de rol van de (regionale en lokale) overheden en de toekomstige uitdagingen te bespreken. Op deze manier verkrijgen we inzicht in de intrigerende mechanismen van regionale innovatie en kennisprogramma’s. De hoofdtekst van deze notitie beschrijft de hoogtepunten vanuit de cases en de overkoepelende analyse, de literatuurlijst bevat een uitvoeriger beschrijving.
Inhoud per case A B C D E F G H I
14
(Inter)nationale positie Regionale positie Feiten Programma Voortgang Rol van de overheid (regionaal en lokaal) Ervaring Toekomstige uitdagingen Illustratieve projecten
De Lissabon Strategie in Nederlandse Regio’s en Gemeenten
3 Het belang van de regio
The enduring competitive advantages in a global economy lie increasingly in local things – knowledge, relationships, motivation – that distant rivals cannot match. ‘This role of location long has been overlooked, despite striking evidence that innovation and competitive success in so many fields are geographically concentrated.’ Michael Porter
Nagenoeg elke Nederlandse regio heeft zijn eigen, intrinsieke, kracht in één of meer economische sectoren. Hetzij door een sterke kennispositie, hetzij door de aanwezigheid van sterke, ondernemende partijen. Iedere regio probeert die krachten optimaal te benutten, beredeneerd vanuit de historie van de regio, de samenstelling van de economie, economische uitdagingen en de relatieve positie van de economie. De tien geselecteerde cases illustreren die kracht door hun spreiding. De cases vertegenwoordigen verschillende regio’s in Nederland en verschillende sectoren (zie figuur 3.1).
Figuur 3.1 De tien geselecteerde cases Energy Valley Wetsus, Top Institute Watertechnology
Creative Sector Amsterdam Area Innovation Platform Twente Bio Science Park Leiden
Food Valley
Rotterdam Climate Initiative
Greenports Brainport
De Lissabon Strategie in Nederlandse Regio’s en Gemeenten
Chemelot campus
15
Verschillende studies benadrukken het belang van de regionale schaal in innovatie strategieën. Een continu debat handelt over hoe de overheidsrol op die schaal moet worden ingevuld op internationaal (cohesiebeleid, inzet van structuurfondsen), nationaal (sleutelgebieden, verdeling generiek en specifiek instrumentarium) en regionaal niveau (Pieken in de Delta, regionale programma’s). De afgelopen jaren hebben overheden de noodzaak voor een verschuiving in regionale strategieën ingezet, van top-down, sectorale en herverdelende innovatie-instrumenten naar bottom-up, stimuleringsbeleid. Op nationaal niveau illustreert het rapport Backing Winners deze paradigmawisseling8. Dit rapport van de Adviesraad voor het Wetenschaps- en Technologiebeleid (AWT) houdt een krachtig pleidooi voor een verandering van beleidsinzet: ‘van generiek technologiebeleid naar actief innovatie beleid’. Dat betekent ook een herziene rol van de overheid, actiever gericht op het benutten van kansen, meer spelers in het netwerk en beter verzorgen van regionaal maatwerk in het stimuleringsbeleid. In de daaropvolgende jaren is die beleidsovergang uitgemond in het benoemen van specifieke sleutelsectoren op nationaal en regionaal niveau, inclusief een aansluitend instrumentarium (vooral Pieken in de Delta). Voordat we uitgebreid naar succesfactoren vanuit de bestudeerde cases kijken, eerst vijf redenen waarom de regionale schaal van belang is in het nastreven van de Lissabondoelstellingen.
3.1
Evolutionaire economie Elke regio heeft zijn eigen context en historische achtergrond. Van de sterke aanwezigheid van multinationals in specifieke sectoren, zoals Philips in Brainport, tot de beschikbaarheid van een sterke sectorspecifieke infrastructuur, zoals de gas- en energierotonde in Noord- Nederland. Van de aanwezigheid van dominante delen van de waardeketen, zoals in de Greenports, tot de excellente expertise in kennis domeinen, zoals Wageningen UR, dat internationaal tot de top op zijn vakgebied hoort. Het betreft zaken die historisch in de regio zijn gegroeid en ingebed, en die niet zomaar kunnen worden gekopieerd. Het zijn, in de woorden van Michael Porter, de competitive advantages van de regio die de basis vormen voor nieuwe, competitieve economische producten en combinaties.
8
16
Aviesraad voor het Wetenschaps en Technologiebeleid, juli 2003.
De Lissabon Strategie in Nederlandse Regio’s en Gemeenten
3.2
Betrokkenheid van het mkb Eén van de grootste opgaven voor het behouden en versterken van de Nederlandse welvaart, is het competitief houden van het mkb. Statistieken geven keer op keer aan dat dit niet vanzelf gaat. De betrokkenheid van het Nederlandse mkb is beperkt en staat hoog op menige beleidsagenda. Dit lijkt terecht. Respondenten verschillen in opvatting over hoe mkb-bedrijven te betrekken, maar benadrukken zonder uitzondering het belang ervan. Daar voor zijn verschillende redenen. Het mkb is wat betreft het aantal werknemers vaak veel omvangrijker dan de grote bedrijven. Mkb-bedrijven zijn flexibeler dan grote bedrijven, doordat ze minder geïnstitutionaliseerd zijn. En in mkb-bedrijven is meer ondernemerschap te vinden: het vermogen om risico’s te nemen is groter. Hoewel respondenten toegeven dat het lastig is om deze bedrijven erbij te betrekken, zijn er enkele goede voorbeelden. Zoals Wetsus, waar 50 mkbbedrijven de onderzoeksagenda voor het topinstituut mede bepalen en erin investeren. Een ander voorbeeld is het project High Tech Factory in Twente, waar 30 mkb-bedrijven mee investeren in gedeelde faciliteiten voor onderzoek en productie. Hoewel de markt van de mkb-bedrijven zich allesbehalve beperkt tot de regio, worden deze samenwerkingsverbanden toch belangrijk geacht. Kernwoorden zijn toegang tot kennis en vertrouwen. Dat is vaak beter te bereiken met instellingen om de hoek dan met die van elders.
3.3
De arbeidsmarkt Verschillende richtlijnen van de Lissabonagenda zijn gericht op de kennisbasis van de Unie en definiëren doelstellingen over het versterken en beter benutten van talent. Om verschillende redenen is de regio de optimale schaal om de arbeidsmarktvraag te matchen met het aanbod: • de arbeidsmarkt draait om mensen. De actieradius van mensen is per definitie regionaal. Tachtig procent zegt bereid te zijn maximaal 100 kilometer af te leggen, of één uur te reizen tussen woon- en werkplek. Negentig procent van de bewegingen van mensen vindt plaats over een afstand van minder dan tien kilometer. Kortom, de regio is de schaal waarop mensen bewegen, voor werk en als consument; • de arbeidsvraag specialiseert zich. Het concurrerend vermogen in veel sectoren is mede afhankelijk van expertise in geavanceerde (enabling) technieken en techno logieën, die beide snel veranderen. Die gespecialiseerde arbeidsvraag moet worden bediend vanuit een gespecialiseerd arbeidsaanbod. Regionale clustering van bedrijven, onderwijs- en onderzoeksinstellingen maakt het mogelijk daarin te
De Lissabon Strategie in Nederlandse Regio’s en Gemeenten
17
voorzien. Uit de casestudies blijkt dat educatie een zeer belangrijk thema is. Sommige programma’s leggen daar sterk de nadruk op, omdat ze structurele arbeidstekorten verwachten en op langere termijn niet aan de (gespecialiseerde) vraag denken te kunnen voldoen. Zo stelt Bio Science Park Leiden een groot scholingsprogramma op, gericht op alle doelgroepen, van basisscholier tot kenniswerker.
3.4
Het regionale innovatieklimaat De regio voorziet niet alleen in werk en bedrijvigheid. Het is een samenhangend ecosysteem waar mensen wonen, werken, leven, recreëren en zich bewegen. Het is aan de partijen binnen de regio om al die behoeften met elkaar in lijn te brengen. Regionale partijen formuleren in verschillende programma’s gezamenlijk een integrale visie op de regio die veel verder gaat dan het aantrekken van talent, bedrijven en onderwijsarbeidsmarktbeleid. Zo heeft Food Valley met zijn ambitie 2020 een samenhangend programma neergelegd namens stakeholders in de regio om ruimte te creëren voor onderwijs, onderzoek en bedrijvigheid. Maar ook voor ondersteunende dienstverlening, snelle vervoersverbindingen, woon- en leefmilieus en een ‘gebruikslandschap’. Met de gelieerde investeringsagenda proberen partijen de hele regio tot een optimaal ecologisch systeem voor de groei van Food Valley te vormen. Om tot bloei te komen heeft een dergelijke integrale en tegelijkertijd scherpe keuze op regionaal niveau ondersteuning nodig van overheden op alle niveaus.
3.5
De kracht van regionale netwerken Op microniveau vindt innovatie plaats in ‘lerende netwerken’, vaak georganiseerd op regionale schaal. Deze netwerken zijn van cruciaal belang voor de kenniseconomie. De verschillende deelnemers/stakeholders hebben ieder hun eigen belang om te participeren. Ondernemers • toegang tot kennis. Ondernemers hebben er belang bij de ‘first mover’ in de markt te zijn, de eerste die op nieuwe ontwikkelingen inspringen. Juist daarom sluiten ze zich aan bij clusters. Om indirect toegang te krijgen tot state of the art kennis; • complementaire competenties. Ondernemers specialiseren en zoeken naar collega’s met aanvullende kennis en vaardigheden. In het veelbesproken open innovatie klimaat komen zij samen verder in kostenreductie en/of productontwikkeling;
18
De Lissabon Strategie in Nederlandse Regio’s en Gemeenten
• bundeling van krachten in netwerken betekent een dominantere positie, bijvoorbeeld op de arbeidsmarkt. In de cases zijn voorbeelden te vinden van nieuwe opleidingen naar aanleiding van vraagbundeling door ondernemers (IMMovator, Bio Science Park Leiden). Individueel hadden ondernemers een arbeidsmarkt probleem gehad, gezamenlijk lossen ze het op. Kennisinstituten • voor de kennisinstellingen geldt hetzelfde als voor de ondernemers, ook zij hebben graag toegang tot kennis, met name marktkennis. Welke barrières ondervinden ondernemers in de praktijk? Aan welke kennis is maatschappelijk behoefte? Kennisinstellingen vinden hierop enkel een antwoord als ze in contact staan met ‘het veld’; • de financiële structuur van de onderwijssector is aan het veranderen. Voor de financiering zijn universiteiten meer en meer afhankelijk van de zogenoemde tweede en derde geldstroom. Concreet betekent dat de universiteiten meer (moeten) samenwerken met elkaar en met het bedrijfsleven in gezamenlijke onderzoeksprogramma’s; • veel kenniswerkers halen voldoening uit het bereiken van maatschappelijk nut. In die zin is de band met een cluster ook een arbeidsvoorwaarde. Overheden Grofweg hebben lokale en regionale overheden twee doelen met hun deelname in cluster- en innovatieprogramma’s: 1. Het bereiken van maatschappelijke welvaart voor hun inwoners. De vorming van clusters betekent vooral het bundelen van kracht in de aanpak van bepaalde maatschappelijke problemen, bijvoorbeeld in energievoorziening, of CO2-reductie (Rotterdam Climate Initiative). 2. Het versterken van de economische basis om de regionale welvaart te behouden en/of te versterken. Regionale overheden moeten in contact staan met hun economische basis om geld te verdienen en in banen te kunnen voorzien. Dat betekent een ondernemende overheid, die partijen bij elkaar brengt en economische partners ondersteunt bij het vinden van nieuwe markt-product combinaties of het uitbouwen daarvan. Hoewel de resultaten per case verschillen, kan worden geconcludeerd dat de tien bestudeerde cases samen tot duizenden nieuwe arbeidsplaatsen hebben geleid en dat vele tientallen nieuwe producten zijn geïntroduceerd. Honderden bedrijven zijn betrokken. De totale publieke en private investeringen omvatten vele honderden miljoenen euro’s (direct en indirect gelieerd aan de innovatieprogramma’s).
De Lissabon Strategie in Nederlandse Regio’s en Gemeenten
19
De bestudeerde cases zijn voorbeelden van programma’s gericht op specifieke clusters. Sommige richten zich op meer economische sectoren (bijvoorbeeld Innovatieplatform Twente), andere op één enkele sector (Energy Valley, Greenports). In de bestudeerde cases komen de hiervoor genoemde keuzes van verschillende partijen samen. Eén van de opvallende gemeenschappelijke kenmerken van de cases is dat de drie O’s (ondernemers, overheden en onderwijs/onderzoeksinstellingen) langdurig vertegenwoordigd zijn in initiatie, organisatie en programmering. Een ander opvallend terugkerend punt is de ontwikkeling van het programma. Hoewel sommige programma’s direct groots worden opgetuigd, bouwen de meeste programma’s voort op eerdere initiatieven en netwerken in de regio. De oorsprong gaat soms enkele decennia terug. In volgende hoofdstukken zullen de onderscheidende mechanismen van de verschillende programma’s specifieker aan bod komen.
20
De Lissabon Strategie in Nederlandse Regio’s en Gemeenten
4 Onderscheidende mechanismen in regionale innovatiestrategieën
4.1
10 Cases, 10 Thema’s In het vorige hoofdstuk is beargumenteerd dat de regio een belangrijke schaal is voor innovatieprogramma’s. Vanwege de context, de schaal waarop partijen bewegen, de arbeidsmarkt en de organisatie van micronetwerken. Met deze argumenten in het achterhoofd zijn tien cases bestudeerd. De cases zijn bestudeerd op organisatiegraad, ontstaansgeschiedenis, rollen van verschillende partijen en hoofdlijnen van programma’s en op subthema’s op detailniveau (zie figuur 4.1). Het gaat om thema’s waarop de programma’s zelf een focus willen leggen, waarop ze onderscheidend zijn of waarin ze opvallen.
Figuur 4.1 De tien cases en gekozen thema’s Wetsus, Top Institute Watertechnology Thema: MKB bedrijven & R&D Creative sector Amsterdam Area Thema’s: ZZP-ers
Innovation Platform Twente Thema: regionaal investeringsklimaat, high-tech starters
Bio Science Park Leiden Thema’s: onderwijsarbeidsmarkt
Food Valley Thema: omgeving en infrastructuur voor kennisvalorisatie
Rotterdam Climate Initiative Thema: marketing en branding
Greenports Thema: ruimtelijke ordening en nieuwe productiemethoden
Energy Valley Thema: private investeringen en educatie
Brainport Thema: grensoverschrijdende netwerken
De Lissabon Strategie in Nederlandse Regio’s en Gemeenten
Chemelot campus Thema: open innovatie klimaat
21
4.2
Succesvolle mechanismen per programma Wat opvalt, is dat de meeste bestudeerde cases hun zelfgestelde targets halen. Daarbij dient direct te worden opgemerkt dat er niet direct een causaal verband tussen de inspanning vanuit de programma’s en de resultaten is te leggen. Het blijkt ook dat er geen recept is. In het vorige hoofdstuk kwam al aan de orde hoezeer historie en context het succes in de regio bepalen. Dit is onmiskenbaar in alle cases het geval. Gevraagd naar de kracht van die context wijzen veel respondenten op betrokkenheid van private partijen en kennisinstellingen die in de regio zijn verankerd, maar ook op minder beïnvloedbare factoren als de juiste mensen op het juiste moment en de aanwezigheid van een gevoel van urgentie. Visionairen, sterke bestuurders en krachtige ondernemers staan (vaak zij aan zij) aan de wieg van succesvolle programma’s. Grote (dreigende) werkloosheid (Limburg), maatschappelijke problemen (klimaatinitiatieven) of een sector die sterk onder druk staat (High Tech rondom Brainport) waren vaak aanleiding om tot actie over te gaan. Van daaruit zijn programma’s ontwikkeld en gegroeid die in elk geval op deelgebieden succesvol zijn. Binnen die context zijn specifieke mechanismen aan te wijzen die het succes mede bepalen. Dit hoofdstuk probeert te ontleden hóe de programma’s resultaten boekten, welke mechanismen zitten erachter? Het volgende schema benoemt opvallende, onderscheidende mechanismen.
22
Case
Opvallend resultaat
Onderscheidende mechanismen
Wetsus
50 mkb-bedrijven betrokken bij onderzoeksagenda. Mkb financiert 1/3 van die agenda
• mkb-bedrijven zijn betrokken bij de definitie van de onderzoeks agenda en bepalen deze mede; • open innovatieklimaat krijgt ondermeer gestalte in de inkoopconstructie. Op basis van complementaire competenties kunnen bedrijven zich ook in latere fases inkopen in het betreffende onderzoeksprogramma. De mkb-bedrijven die al participeren, hebben een vetorecht om de entree van nieuwelingen te blokkeren; • het programma bestrijkt de hele innovatiecyclus, van de vertaling van fundamenteel onderzoek naar toepasbaar onderzoek, naar demo-sites om het onderzochte in de praktijk te testen (zie bijvoorbeeld Blue Energy Project); • patenttransfer: mkb-bedrijven die participeren, hebben een eerste recht op koop op verworven patenten.
De Lissabon Strategie in Nederlandse Regio’s en Gemeenten
Case
Opvallend resultaat
Onderscheidende mechanismen
Innovatie Platform Twente
Investeringsklimaat: 200 miljoen euro beschikbaar voor regionale innovatiepijlers
• de urgentie om de regionale economie te vernieuwen werd breed gevoeld, vanwege afname van het aantal banen in de regio; • er bestond al een regionaal netwerk van veertien gemeenten: de WGR-regio Twente; • de provincie is opgetreden als ‘first mover’ in het opzetten van het platform door investeringen uit te lokken en de gemeenten aan te geven dat ze een gezamenlijke investering van 50 miljoen euro zouden verdubbelen; • double duplicator: 100 miljoen van lokale en provinciale bijdragen wordt verdubbeld tot 200 miljoen door (inter) nationale subsidies en bijdragen van bedrijfsleven; • captains of industry (onder meer Thales, Royal Ten Cate, Grolsch, VolkerWessels) en de Universiteit Twente hebben samen het initiatief genomen voor de regionale innovatieagenda. In overleg tussen alle partijen (triple helix) hebben de samenwerkende gemeenten een faciliterende overheidsagenda opgesteld.
Betrokkenheid van jonge, hightech bedrijven
• de Universiteit Twente investeert al meer dan tien jaar in ondernemerschap en spin-off; • de universiteit kiest voor enkele thema’s waarop ze excellent wil zijn en past haar strategie en organisatie daarop aan. Zo is onder meer een internationaal vooraanstaand instituut op het gebied van nanotechnologie ontstaan (MESA+); • regionale overheden, projectontwikkelaars, kennisinstituten en intermediaire partijen investeren samen enkele honderden miljoenen in de ontwikkeling van het Kennispark Twente, waarvoor een integraal langetermijnplan is opgesteld.
Bio Science Park Leiden
Omvangrijkste (rode) life science cluster in Nederland met 50 biotech bedrijven en ongeveer 2300 mensen werkzaam bij dedicated life science bedrijven
• 25 jaar partnerschap tussen universiteit (grondposities) en lokale overheid (ruimtelijke ordening, bestemmingsplan, vergunningen) in ontwikkeling van het Bio Science Park; • sterke banden tussen de verschillende onderwijslagen, van basisonderwijs via ROC tot Hogeschool Leiden en universiteit; • onderwijs (hogeschool, Leids Universitair Medisch Centrum, Universiteit Leiden, ROC) en werkgevers (o.a. Crucell, Centocor, Xendo, Octoplus, Astellas, Pharming, Danisco/Genencor) vinden elkaar steeds beter op het Bio Science Park; • samenwerking tussen ROC Leiden en Hogeschool Leiden in laboratoriumonderwijs (mlo, hlo), die als een van de weinige in Nederland een stijgend aantal deelnemers trekt; • alliantie met kennisinstellingen en biotechbedrijven buiten Leiden via Medical Delta (Rotterdam, Delft, Leiden)
Creatieve industrie Amsterdam Area
Netwerk van 3500 bedrijven (vooral mkb en ZZP’ers in media en creatieve industrie)
het netwerk ontleent zijn kracht aan een sterke marktbenadering: • gerichte, wederzijdse kennisuitwisseling langs de lijnen van (potentiële) marktproductcombinaties; • kennis van de markt bij intermediaire aanjagers van het netwerk; • focus op productontwikkeling; • ondersteuning bij het opstellen van business cases.
Sterk investeringsklimaat voor publiek-private partnerschappen (breedband, ICT, Dutch Media Hub)
• private partijen organiseren zich in consortia voor publiek-private projecten met een tijdelijk karakter; • marktconforme voorwaarden in clusterstimulering (bijvoorbeeld in de operatie van een incubator). • onafhankelijke intermediaire organisatie die privaat wordt medegefinancierd makelt tussen publieke en private partijen.
De Lissabon Strategie in Nederlandse Regio’s en Gemeenten
23
24
Case
Opvallend resultaat
Onderscheidende mechanismen
Rotterdam Climate Initiative
(Inter)nationale marketing en pr
• prominente ambassadeurs en lobbyisten (onder anderen voormalig minister-president Ruud Lubbers); • slagvaardig in complexe regelgeving door betrokkenheid DCMR Milieudienst Rijnmond als één van de leading partners; • onderdeel van Clinton Climate Initiative en daarmee samenwerkend met 40 grote steden wereldwijd in klimaatprogramma’s; • (succesvol) organisator van groot gelieerd evenement: World Port Climate Conference 2008; • ambitieus en specifiek programma met 49 concrete programmalijnen, die een beroep doen de betrokkenheid van partners (publiek, semipubliek en privaat).
Greenports
Bestuurlijke overeenkomst over ruimtelijke ordening in achttien deelgebieden waar Greenports sterk zijn
• bundeling van belangen van verschillende Greenports, verspreid over het land in één overkoepelende organisatie (die totaal meer dan 200.000 werknemers representeert); • eén coherente visie (Greenports 2040) als leidraad voor nieuwe ruimtelijke afspraken en (innovatie) concepten; • mandaat voor handelen op regionaal niveau. De Greenportorganisatie gaat uit van bottom-up organisatiekracht en ondernemerschap bij de bedrijven en legt geen agenda’s op van bovenaf.
Brainport
Eén van de weinige regio’s die de Europese doelstelling haalt van minimaal 3 procent van het regionaal bruto product te investeren in R&D
• sterk en langdurig commitment van multinationals en grote private investeringen in R&D (Philips, ASML, High Tech mkb, enz.); • triple helix inspanning van enkele decennia (geboren uit economische teruggang); • 21 gemeenten die samenwerken in Brainport programma en het programma ondersteunen; • er is langdurig gewerkt aan een ‘open innovatieklimaat’. Ontwikkeling van gedeelde faciliteiten, innovatienetwerken, tientallen projecten waarin ondernemers onderling en met overheden en kennisinstellingen samenwerken. Vele tientallen projecten door de jaren heen, onder meer uitwisselings programma’s tussen bedrijven en onderwijs/kennisinstellingen, oprichting van een onderzoekscentrum, gedeelde, grens overschrijdende opleidingen, internationale partnerschappen, enz. • internationale, grensoverschrijdende projecten en inventarisatie van R&D-faciliteiten en -bedrijven via ELAt (Eindhoven, Leuven, Aachen triangle). Verenigt clusters in drie landen in een krachtige, Europese hightechregio.
De Lissabon Strategie in Nederlandse Regio’s en Gemeenten
Case
Opvallend resultaat
Onderscheidende mechanismen
Energy Valley
Meer dan 520 miljoen euro aan investeringen (deels voorzien)
• grote investeringen in de (gas)infrastuctuur in de afgelopen decennia; • privatisering van de Gasunie, die zich als marktpartij kan bewegen en daarmee een sterke positie in de Europese gasinfrastructuur heeft verworven (de ‘gasrotonde’ van Europa), ondermeer door sterke samenwerking met het Russische Gazprom; • bestaande kennisinstituten en onderwijsinstellingen (hogescholen, Rijksuniversiteit Groningen) kiezen energie als speerpuntthema; • grote private investeringen (grotendeels voor de bouw van energiecentrales; NUON en Essent, maar ook bijvoorbeeld BioMCN, een nieuwe speler in duurzame energie); • nieuwe onderwijsinstituten (Energy Delta Institute), gericht op business onderwijs, trekt kennis aan; • alle relevante belanghebbenden in de regio erkennen de potentie van Energy Valley en ondersteunen het programma; • de Energy Valley-organisatie wordt sterk gewaardeerd als intermediaire organisatie voor makelen en schakelen tussen private partijen en overheden.
Food Valley
Meer dan 600 nieuwe banen, 90 innovaties en 60 miljoen euro R&D in de afgelopen vier jaar
• Wageningen UR is internationaal erkend als topuniversiteit in food (citaties, publicaties, prijzen, trekker programma’s, enz.); • Wageningen UR bouwt samen met andere kennisinstellingen in de regio (onder andere TNO, NIZO) en grote private partijen aan een Europees onderscheidende onderzoeksinfrastructuur met ‘Food Facility’; • groot investeringspotentieel in R&D met Top Instituut Food en Nutrition, Food en Nutrition Delta; • integraal programma, gericht op stimuleren bedrijvigheid en onderzoek op woningmarkt, arbeidsmarkt, infrastructuur, ruimtelijke ordening en landschappelijke waarden; • campusontwikkeling rond Wageningen UR gesteund door relevante regionale partners trekt bedrijvigheid aan; • groot netwerk, zonder werving ontstaan, met meer dan 100 leden; • lokale en regionale overheden als (mede)initiator, financier, intermediair (onder andere voor MIRT naar rijk) en gastheer in de regio.
Chematerials
1100 nieuwe banen en 27 nieuwe bedrijven sinds 2005
• multinational (DSM) investeert als eigenaar van de campus sterk in open innovatie (deels uit nood geboren, maar inmiddels vanuit overtuiging): parkontwikkeling, faciliteiten, laboratoria, onderzoeksprogramma’s, parkmanagement; • provincie en lokale overheden kiezen er al jaren voor die investeringslijn te steunen, verankeren in beleid (Versnellings agenda) en in te zetten op clusterontwikkeling rondom DSM; • koepelvergunning voor ontwikkeling Chemelot, open innovatie campus rondom DSM; • rijkssteun voor (publiek-privaat) Biomedicals Materials Programma op Chemelot; • verschillende shared facility-concepten voor medegebruik jonge ondernemingen; • vestiging van onderwijsinstellingen op de campus en sterke samenwerking in projecten met hogeschool en universiteit versterken kennis en innovatieklimaat.
De Lissabon Strategie in Nederlandse Regio’s en Gemeenten
25
4.3
Concluderend Concluderend moet allereerst vastgesteld worden dat bovenstaande regionale programma’s sterk bijdragen aan de Lissabondoelstellingen. De programma’s zijn medeverantwoordelijk voor het ontstaan van nieuwe banen, excellente kennis en grote investeringen (publiek en privaat). Kortom, de programma’s geven vanuit de regio’s een impuls aan de economische kracht van die regio’s door talent en onder nemerschap de ruimte te geven. Wat opvalt, is de aandacht voor een sterker of breder (vaak sectorgericht) opleidingsaanbod. Ook kan worden gesteld dat er niet zoiets bestaat als een magische aanpak. Een recept bestaat niet. Het is hard werken. Goede voorbeelden zijn niet kopieerbaar, maar wel inspirerend. Enkele gemene delers zijn te benoemen: • (financiële) betrokkenheid van ondernemers, overheden en kennisinstellingen; • langdurige commitments. Hoe langer programma’s onderweg zijn, hoe indruk wekkender de resultaten; • open netwerken. Veel bedrijven en kennisinstellingen leren kennis te delen. Niet alleen op korte termijn, maar juist in langetermijnprogramma’s. Ook een langdurig programma moet flexibel en open voor nieuwkomers zijn; • veel programma’s zijn in eerste instantie vanuit de overheid begonnen en ontwikkelen na verloop van tijd een sterke marktoriëntatie, met private partijen aan het roer (zie ook hoofdstuk 6). Uiteindelijk zijn de private investeringen in de programma’s fors, maar zijn publieke investeringen er dikwijls aan voorafgegaan; • sommige mechanismen zijn interessant om te onderzoeken voor andere programma’s. De koepelvergunning van Chemelot, de definiëring van onderzoeksprogramma’s bij Wetsus, het startersklimaat in Twente, het aantrekken van R&D in Food Valley, de pr van Rotterdam Climate Initiative. Ze zijn niet één op één kopieerbaar, maar het is waarschijnlijk dat het delen van de opgedane ervaringen ook anderen verder kunnen helpen. In het volgende hoofdstuk zullen we de cases verder analyseren en zullen we meer systematisch ingrediënten benoemen voor een succesvolle clusteraanpak.
26
De Lissabon Strategie in Nederlandse Regio’s en Gemeenten
5 Ingrediënten voor regionale innovatie
Grofweg kan worden gesteld dat de regionale opgave tweeledig is. Enerzijds is de opgave om regionaal de economische kracht optimaal te benutten en te versterken. Anderzijds moet de regio landelijke agenda’s en het landelijk beleidsinstrumentarium vertalen naar de regio. Het Industriële Technologie Steden Overleg (ITSO) ontwikkelde met BCI het ‘innovatiemodel voor de lokale en regionale praktijk’, met als doel op gestructureerde wijze tot een regionale innovatie aanpak te komen. In figuur 5.1 is dit model weergegeven, zoals het is vastgelegd in het praktijkhandboek voor lokale overheden9. Dit model gebruiken we om de cases nader te analyseren en vanuit de cases ingrediënten voor regionale innovatie te benoemen. Zo ontstaat een checklist van beleidsacties waarop lokale en provinciale overheden zich kunnen richten in het innovatiebeleid.
De pijlers van regionale innovatie De regionale kenniseconomie rust op vijf pijlers: • het stimuleren van innovatie in bestaande bedrijven; • het aantrekken van nieuwe innovatieve bedrijvigheid; • versterking van onderwijs en onderzoek in de regio (inclusief de vermarkting daarvan); • arbeidsmarktbeleid; • organiserend vermogen. De eerste twee pijlers raken vooral aan de micro-economische richtsnoeren10 van de Lissabonagenda (nummer 7 tot en met 16); de pijlers drie en vier raken aan
9 ‘Praktijkhandboek Innovatie en Toptechnologie, de rol van de gemeente’, ITSO 2007. 10 Zoals eerder aangegeven, is de Lissabonagenda is een breed geformuleerde agenda met 24 richtsnoeren. Van deze richtsnoeren hebben er 10 betrekking op R&D, innovatie en ondernemerschap (‘micro-economic guidelines’) en 8 op werkgelegenheid en educatie (‘employment guidelines’), de overige 6 laten we hier buiten beschouwing, omdat de rol van de regionale overheid hierin beperkt is.
De Lissabon Strategie in Nederlandse Regio’s en Gemeenten
27
de richtsnoeren voor werkgelegenheid (nummer 17 tot en met 24). Het organiserend vermogen staat in het hart van het analysemodel en raakt aan alle richtsnoeren. De vijf pijlers hebben in principe betrekking op alle sectoren, maar komen samen in de speerpuntsectoren, waar de basis er is om onderscheidend te zijn in een concurrerende en gezonde cluster. Die basis alleen is echter niet genoeg. Een cluster ontwikkelt zich enkel, ondersteund door een sterke ambitie en een samenhangend (middel)lange termijnprogramma dat zwaar inzet op een optimaal klimaat voor stimulering van de cluster door de vier pijlers.
Figuur 5.1 Innovatiemodel in de regionale praktijk Investeringsklimaat Clustervoming e ve ati ov a n d e n I n s t a ve n be drij be
Hard
N in ieu b e n ov a w e dri tie jvi g h ve eid
Organiserend vermogen
On on der w d i n s e r zo i j s & te l e k lin s ge n
A
id rbe
Zacht
sm
ark
t
Clustervoming Investeringsklimaat
Bron: Buck Consultants International, 2007
De buitenste cirkel is die van het voorwaardenscheppende investeringsklimaat. Zonder een goed investeringsklimaat, zowel hard (kapitaal, ICT faciliteiten), als zacht (regionale dienstverlening, parkmanagement, support bij visa begeleiding, woon- en leefklimaat), is een kenniseconomie ten dode opgeschreven.
28
De Lissabon Strategie in Nederlandse Regio’s en Gemeenten
Dat geldt ook voor het organiserend vermogen van een regio, in het hart van het analysekader geplaatst en cruciaal voor het functioneren van het regionale innovatieklimaat. Een regio moet intern tot regionaal afgestemde programma’s kunnen komen en zich naar buiten toe kunnen presenteren, heeft slagkracht nodig, moet een sterke lobbypartner zijn en over regionale beleidsinstrumenten en financiële middelen kunnen beschikken. De verschillende regionale belanghebbenden moeten elkaar goed weten te vinden, vertrouwen opbouwen en tegelijkertijd de competitie aangaan, elkaar stimuleren en kennis overdragen enz. Ook daarom is dat organiserend vermogen van de regio zo belangrijk voor ieder ander onderdeel in dit analysekader. Wat kunnen regio’s doen om de pijlers te versterken? Hoewel zelden zwaar wordt ingezet op de vier pijlers tegelijk, zien we in de bestudeerde cases een aantal zaken terugkomen. In het vervolg van dit hoofdstuk beschrijven we gemeenschappelijke delers, de ingrediënten voor regionale innovatie per pijler en werken we onderstaande tabel uit. Regionale innovatie pijler
Ingrediënten voor regionale innovatie
1. Innovatie bij bestaande bedrijven
A Open innovatie klimaat B Non-lineair innovatiepad C Overbruggen innovatiekloof
2. Aantrekken nieuwe innovatieve bedrijven, inclusief spin-offs
D E F G H
Marketing en onderscheidende propositie Coherente strategieën Grensoverschrijdende netwerken Stimuleren ondernemerschap Incubators
3. Excelleren in onderwijs en onderzoek
I J K L
Focus op bouwen technologie basis Publiek private onderzoeksinstellingen Nieuwe onderwijsprogramma’s Cross-overs
4. Matchen arbeidsmarkt met regionaal economische basis
M Aantrekken talent N Faciliteren Leven Lang Leren O Monitoren en matchen
5. Organisatiekracht
P Q R S
De Lissabon Strategie in Nederlandse Regio’s en Gemeenten
Organiseer het toeval Triple Helix Dominante non-overheids aandeelhouder Kleine clusterorganisatie
29
5.1
Innovatie in bestaande bedrijven
A
Open innovatieklimaat Een open innovatieklimaat is een veelgebruikte, enigszins gepopulariseerde term. Onder de noemer van een open innovatieklimaat organiseren veel partijen in het land bijeenkomsten waar ondernemers met elkaar in contact worden gebracht. Dat kan een begin zijn, maar om tot substantieel economisch gewin te komen, moet het verder gaan. Uiteindelijk moeten netwerken van partijen binnen dezelfde kennis- of economische keten samen investeren in productontwikkeling, faciliteiten en onderzoek. Cruciaal is het vertrouwen dat er tussen de partijen moet zijn. Een omgeving van vertrouwen is niet maakbaar, maar er zijn wel interessante elementen te noemen: • allereerst moet het om inspanningen en commitments op langere termijn (en dus een langeretermijnvisie) gaan. Op basis van een visie en langetermijn-inspanningen, is het Holst Centre in Eindhoven er bijvoorbeeld gekomen (partnerschap van het Vlaamse IMEC, TNO, verschillende industriële partners als Philips, NXP, Bekaert, OTB, ASML, Agfa en regionale en nationale overheden), waar onderzoeksinfrastructuur wordt gedeeld en grotere partijen hun researchinfrastuctuur deels ter beschikking stellen; • het klinkt wat tegenstrijdig, maar juist omdat het om vertrouwen gaat, kan er geen sprake zijn van een vrijblijvende omgeving. Een open innovatieklimaat kent toetredingsregels. Zeker als partners elkaar wat langer kennen en samen hebben geïnvesteerd in een traject, worden voorwaarden gesteld aan tussentijdse toetreding. Een voorbeeld is Wetsus, waar bedrijven die in eerste instantie zijn betrokken, in een latere fase toetreding van andere partijen kunnen tegenhouden; • rechten op nieuw verworven kennis zijn een ander discussiepunt. Ook daarover moeten afspraken worden gemaakt. Wanneer wordt kennis naar buiten gebracht? Wie heeft recht op eventuele patenten? Er bestaat spanning tussen de publicatiedrang van wetenschappers en de beschermde kennisomgeving die een ondernemer nodig heeft om een product te ontwikkelen. Wat opvalt, is dat universiteiten en kennisinstellingen steeds meer de waarde van hun verworven kennis proberen economisch te gelde te maken, daartoe min of meer gedwongen door financieringsregimes. Kortom, een open innovatieklimaat moet niet worden verward met een vrijblijvend innovatieklimaat. Het vergt een grote inspanning, vertrouwen, een visie, soms forse financiële investeringen en het lef om risico’s te nemen.
30
De Lissabon Strategie in Nederlandse Regio’s en Gemeenten
Projectvoorbeeld: COCI Chemelot bouwt het eerste Centre for Open Chemical Innovation (COCI) in Nederland. Een locatie waar jonge, groeiende bedrijven in de chemie en materialen kunnen opschalen. COCI biedt accommodatie, financiële ondersteuning, coaching, een netwerk en het gebruik van laboratoriumfaciliteiten en ICT-infrastructuur. Het initiatief wordt ondersteund door de provincie Limburg, DSM/Chemelot en de Limburgse ontwikkelingsmaatschappij Industriebank LIOF.
B
Non-lineair innovatiepad Stimuleringsinstrumenten voor innovatietrajecten moeten rekening houden met onvoorspelbaarheid. Innovatietrajecten zijn non-lineair, ze worden bijna per definitie bijgesteld. In een maatschappij die steeds meer gericht is op afrekenen, ligt risico mijdend gedrag op de loer. Er bestaan op (inter)nationaal en regionaal niveau veel publieke stimuleringsinstrumenten om innovatie te bevorderen. Nagenoeg bij alle instrumenten houdt de overheid afstand. Er vindt beoordeling bij aanvang plaats en een afrekening op van tevoren gestelde doelen na afloop. Dit werkt maar deels. Veel respondenten pleiten voor een intensiever betrokken overheid. Innovatietrajecten zijn cyclisch, een continuüm van kennisontwikkeling, applicatieontwikkeling, feedback vanuit de markt, nieuw onderzoek, enz. Stimuleringsinstrumenten en de bijbehorende verantwoording vragen vaak om causale verbanden en lineair beargumenteerde programma’s.
Projectvoorbeeld: demosite blue energy In het Blue Energy project van Wetsus gaan financiers (publiek en privaat) realistisch om met het non-lineaire innovatiepad. Bedrijven en kennisinstellingen werken samen aan het winnen van energie op plekken waar zoet water en zout water elkaar ontmoeten. Het fundamenteel onderzoek wordt gedaan in Top Instituut Wetsus, waarna de toepassing ervan op kleine schaal wordt getest in een demo-site aan de Afsluitdijk. De testresultaten kunnen worden geïmplementeerd in het onderzoeksprogramma, dat met verschillende scenario’s en ontwikkeltijden rekening houdt. Op deze manier hopen de partners binnen het programma een techniek te ontwikkelen met een marktpotentieel van 2.6 TeraWatt (20 procent van de wereldwijde vraag naar energie).
De Lissabon Strategie in Nederlandse Regio’s en Gemeenten
31
C
Overbruggen van de innovatiekloof In Europees en Nederlands verband spreken economen vaak over de kennisparadox, een hoog niveau van wetenschappelijke kennis, maar gebrekkige commercialisering daarvan door bedrijven. Voor een deel is die paradox terug te voeren op uiteenlopende R&D-specialisaties tussen kennisinstellingen en bedrijven, hoewel kennisinstellingen steeds duidelijkere keuzes maken in hun R&D-profiel en dat steeds sterker relateren aan (regionaal) economische kansen. De kennisparadox heeft daarnaast te maken met de stappen die moeten worden genomen om van inventies (een nieuw idee) naar innovaties (een nieuw proces of product met marktwaarde) te komen. Stappen die moeilijk worden overwonnen, zijn de stappen van pilotproduct naar opschaling. Financiële instellingen zijn (nog) niet geïnteresseerd, omdat het geen bewezen technologie betreft en voor risico-investeerders komt de business case niet rond, omdat de opschaling gepaard gaat met grote aanvangsinvesteringen. Hier ligt dus een taak voor de overheid, maar ook publieke stimuleringsinstrumenten voorzien maar beperkt in het overbruggen van deze innovatiekloof. Omdat het niet echt meer om iets nieuws gaat (de inventie is er al), is de overheid minder geïnteresseerd en omdat het om een gericht product gaat, brengt de overheid al snel het argument van staatssteun in. In lijn met de filosofie van High Tech Factory in Twente (zie kader), pleiten veel partners in de regio voor meer financiële instrumenten die werken als kredieten of leningen11 om technische innovatie bij het mkb te bevorderen.
11 Enkele respondenten verwijzen naar instrumenten als de TOK (Technische Ontwikkelings Kredieten) en KIM (Kennisdragers in het mkb)
32
De Lissabon Strategie in Nederlandse Regio’s en Gemeenten
Projectvoorbeeld: High Tech Factory, Twente Met High Tech Factory, een gedeelde productiefaciliteit, ondergebracht bij het instituut MESA+ in Twente, komt het kennisinstituut tegemoet aan de problemen die jonge technologiebedrijven ondervinden bij opschaling van producten. Zeker in een kapitaalintensieve sector als de micro- en nanotechnologie is die fase in de productontwikkeling moeilijk te overkomen. Via een fondsconstructie kunnen bedrijven gezamenlijk investeren in faciliteiten waarmee ze vanaf de pilotfase via de productiefase tot opschaling van de productie kunnen komen. Figuur: de stappen in de productontwikkeling van nano- and microtechnologie en stappen daarin waarin High Tech Factory voorziet (oranje) Market Larg(er) scale production Final product Pilot production Reliability Verification Pre production prototype Inspection and testing Integration & assembly of micro-components Modeling simulation Design for Manucature Concept-idea foresight
5.2
Aantrekken van nieuwe bedrijven en spin-offs
D
Marketing en onderscheidende proposities Zoals eerder gemeld, kunnen regio’s op drie vlakken onderscheid maken in het interesseren van bedrijven bij (her)locatie: talent, technologie en wat genoemd wordt ‘connectivity’ de entree tot netwerken/organisatie en verbondenheid met de rest van de wereld. Als je als regio wilt laten zien waar je goed in bent, zul je op die drie
De Lissabon Strategie in Nederlandse Regio’s en Gemeenten
33
elementen moeten inspelen. Steeds meer regio’s doen dat door hun communicatie toe te spitsen op de specifieke kennis en faciliteiten die ze in huis hebben. Be good and tell it. Veel clusterprogramma’s benoemen een sterkere marketing en lobby als één van de uitdagingen voor de komende periode. Dat heeft te maken met de ontwikkeling die de programma’s doormaken. Na enige jaren hebben ze voldoende massa en bereikte successen om ook te kunnen lobbyen voor meer stimuleringsbudget. Voorbeelden van twee programma’s die hun marketing in nationaal en/of internationaal goed op orde hebben, zijn Rotterdam Climate Initiative (zie kader) en Brainport. Brainport geniet landelijke bekendheid, haalt de pers, heeft lobbyisten in dienst, laat enkele malen per jaar een goed verzorgde publicatie verschijnen over de stand van zaken en heeft zijn eigen magazine en media. Daarnaast is Brainport aanwezig in het publieke debat en is het allianties aangegaan met regio’s over de grens, die maken dat de regio ook internationaal een sterke propositie kan opstellen.
Rotterdam Climate Initiative (RCI) & Clinton Initiative Een mooi voorbeeld van imagebuilding is het Rotterdam Climate Initiative, waarmee Rotterdam in één keer de duurzaamheidagenda claimde, ondanks het feit dat verschillende andere regio’s daar ook sterk op inzetten. Eén van de redenen voor de (inter)nationale bekendheid die Rotterdam geniet op dit vlak, is de grootse manier waarop het initiatief is gepresenteerd en waarop het wordt vertegen woordigd. RCI maakte al snel deel uit van het internationale netwerk van het International Clinton Initiative en de C40, grote steden die op duurzaamheid inzetten. Daarnaast verkreeg Rotterdam internationaal op dit vlak bekendheid door het organiseren van de World Port Climate Conference in 2008. Prominente ambassadeurs (onder wie voormalig minister-president Ruud Lubbers) zorgden niet enkel voor een goede entree tot politici en beleidsmakers in Nederland, maar ook tot een sterk internationaal netwerk.
E
Coherente strategieën Het bouwen aan een economisch sterke cluster strekt zich op termijn uit voorbij het domein van de economie. Ook woningmarkt, ruimtelijke-ordeningsbeleid, kwaliteit van de leefomgeving en onderwijs- en arbeidsmarkt zijn op den duur van belang voor de doorgroei van de cluster. Dit betekent onvermijdelijk betrokkenheid van een toenemend aantal belanghebbende partijen om al die facetten met elkaar te verbinden. Op bestuurlijk niveau vraagt dit betrokkenheid van dominante kennis
34
De Lissabon Strategie in Nederlandse Regio’s en Gemeenten
instellingen, overheden en bedrijven in de regio. Zij zullen zich moeten organiseren, hun strategie in lijn moeten brengen met het regionaal belang en de verschillende domeinen op elkaar afstemmen.
Food Valley, visie 2020 Wereldwijd zoeken bedrijven naar oplossingen in de ontwikkelketen van voeding. De Food Valley-partners hebben hun krachten gebundeld en een investerings agenda voor de regio, opgesteld langs zes lijnen: stimuleren bedrijvigheid en onderzoek en op woningmarkt, arbeidsmarkt, infrastructuur, ruimtelijke ordening en landschappelijke waarden. De investeringen, in totaal geraamd op vier miljard euro, spreken ook partners buiten de regio (met name de landelijke overheid) aan en hebben voor een belangrijk deel betrekking op ruimtelijke ordening. Het bijzondere aan de agenda is dat hij wordt gedragen door zowel publieke als private partners in de regio.
F
Grensoverschrijdende netwerken In Nederland is geen regio meer dan 100 kilometer verwijderd van de landsgrens. Dat maakt, zeker in een tijd waarin grenzen vervagen, dat grensoverschrijdende samenwerking aan de orde van de dag is. Dit geldt ook voor de clusterprogramma’s. Zeker de wat meer volgroeide programma’s voelen de noodzaak tot het sluiten van (strategische) allianties met partners over de grens. Eindhoven, Leuven en Aken zijn daarvan een voorbeeld, maar ook bij Wetsus, Food Valley, Energy Valley, Innovatie platform Twente en Chemelot zijn voorbeelden te vinden van grensoverschrijdende samenwerking. Sommige voorbeelden zijn beter geslaagd dan andere. Eén van de conclusies kan wel zijn dat beleidscycli en stimuleringsinstrumenten zich maar beperkt lenen voor grensoverschrijdende programma’s. Menige barrière kan hier nog worden overwonnen (zie ook het laatste hoofdstuk).
De Lissabon Strategie in Nederlandse Regio’s en Gemeenten
35
‘De innovatieregio stopt niet bij de landsgrenzen. Neem als voorbeeld 3D printen. Sommige delen van de kennis zijn te vinden in Nederland, terwijl andere competenties op dit gebied in Aken aanwezig zijn. Samen zouden die kennis en competenties tot een volledige innovatieketen komen voor een specifieke applicatie. Maar om een dergelijke precompetitieve samenwerking te kunnen stimuleren, zijn er meer mogelijkheden nodig voor het grensoverschrijdend inzetten van innovatiebudgetten van beide kanten van de grens’. Ton van Lier, Manager Strategy Brainport
G
Stimuleren ondernemerschap Eén van de meest geformuleerde doelstellingen is die van het stimuleren van onder nemerschap. Nederland heeft de naam niet ondernemend genoeg te zijn, sinds bekend is dat er sprake is van de eerder genoemde kennisparadox. Discussies gaan al snel over de volksaard, maar projecten en programma’s zijn praktisch: meer onder nemerschap in opleidingen, coachingsprojecten, nieuwe opleidingen gericht op jonge entrepeneurs, het stimuleren van het beginnen van een bedrijf gedurende de opleiding, afspraken over rechten voor studenten, wetenschappers en onderzoekers die een vinding doen, enz. Jarenlang heeft daarbij het accent gelegen op starters; recente programma’s en projecten richten zich echter steeds meer op doorstarters en groeiers. Hoe kunnen we de veelbelovende bedrijven verder helpen? Het ondersteunen bij faciliteiten (zie de innovatiekloof) is niet voldoende. Ook commerciële vaardigheden zijn nodig. Het begint met het identificeren van de ‘gazellen’ (snel groeiende bedrijven), waarna een maatwerkinzet nodig is.
Masterclass of High-Tech entrepeneurship In samenwerking met IMEC in Leuven en de Technische Universiteit Eindhoven heeft Brainport een Master of Entrepeneurship ontwikkeld, een driedaagse masterclass, waarin een breed spectrum aan ondernemersvaardigheden aan bod komt voor mensen met een productidee. In kleine groepen kunnen de teams rondom een veelbelovend product of idee deelnemen. Van de 37 teams die hebben deelgenomen in de afgelopen jaren, hebben er 14 geleid tot een nieuw bedrijf en zijn er 11 in de start-upfase.
36
De Lissabon Strategie in Nederlandse Regio’s en Gemeenten
H
Incubators Overal in het land is de laatste jaren ervaring opgedaan met het faciliteren van startende ondernemingen. Bijna elk bestudeerd programma beschikt over een startersfaciliteit; ze mag ook niet ontbreken als instrument in innovatieprogramma’s. Een aantal zaken valt op: • de behoeften zijn zeer specifiek en verschillen per sector en binnen sectoren; • na de incubatorfase komt de groeifase. Vragen komen aan de orde als: • gaan we onderzoek en productie bij elkaar houden of scheiden • hoe versterken we onze entree tot internationale markten • wie kan voorfinancieren • voorzieningen daarvoor zijn nog wat schaarser dan de incubatorfaciliteiten. • het gaat de startende bedrijven er niet zozeer om voor een koopje op de eerste rij te zitten, het gaat ze vooral om flexibiliteit (kan ik snel van een huurcontract af als ik doorgroei, of als het mis gaat?) en om nabijheid van kennis en mede-entrepeneurs.
Incubator IMMovator (programma voor de creatieve industrie in de Noordvleugel) De incubator is opgericht omdat er op het Mediapark in Hilversum enkel kavels beschikbaar waren van 5000 m2 en groter. Startende bedrijven konden daar niet terecht, terwijl ze wel de nodige economische dynamiek kunnen brengen in de cluster. IMMovator begon een incubator, samen met een projectontwikkelaar. De incubator opereert tegen marktprijzen. De intentie is niet om bedrijven te subsidiëren in hun marktentree, maar om maatwerk te kunnen bieden: kortlopende huurcontracten die tussentijds kunnen worden opengebroken, gebruik van faciliteiten en ondersteunende diensten, enz. Juist vanwege het marktconforme tarief dat de bedrijven betalen, maken ze – aldus de directeur van IMMovator – een betere kans op langere termijn te overleven.
5.3 I
Excellentie in educatie en onderzoek Focus op bouwen technologiebasis Excellentie is topsport. Dat betekent dat regio’s, bedrijven en kennisinstellingen keuzes moeten maken. In een zich specialiserende economie, waar investeringen in technologie, kennisinfrastructuur en technische competenties toenemen, kun je niet in alles goed zijn. Zonder uitzondering benadrukken de respondenten het belang van
De Lissabon Strategie in Nederlandse Regio’s en Gemeenten
37
het maken van keuzes. Een aantal regio’s benchmarkt zijn kennisbasis en economische basis met regio’s elders in Europa. Steeds meer kennisinstellingen kiezen echt voor een onderzoeksfocus op enkele deelgebieden. Maar nog weinig regio’s weten exact waarin en hoe ze zich onderscheiden op internationaal niveau. Scienceparken worden aangelegd waar iedere vorm van kenniswerkers welkom is, economische speerpunten lopen niet altijd synchroon met R&D-speerpunten in de regio. Eén van de uitdagingen voor de komende periode zal zijn daarin meer samenhang te vinden.
Universiteiten en kennisinstituten definiëren hun strategie steeds vaker langs de lijnen van enkel wetenschappelijke domeinen waarin ze international excellent zijn. Zo legt de Rijksuniversiteit Groningen de nadruk op energie en healthy ageing en de Universiteit Twente op biomassacon-versie en hightechmaterialen. Dergelijke keuzes zijn nodig om aan onderscheidende proposities en clusters te bouwen.
J
Publiek-private onderzoeksfaciliteiten Niet alleen zullen partijen keuzes moeten maken waarin ze echt excellent (willen) zijn, ook zullen ze elkaar meer en meer opzoeken voor innovatieprogramma’s. Was R&D voorheen een productielijn binnen een bedrijf, waarin werd geïnvesteerd in afwachting van een technologische doorbraak, tegenwoordig is dat anders. Ten eerste zijn R&D-trajecten veel kapitaalintensiever geworden en ten tweede volstaan competenties van één bedrijf niet meer voor een geslaagd nieuw product. Ondernemers en wetenschappers met verschillende competenties (van design tot fundamenteel wetenschappelijk) moeten elkaar vinden. Anderzijds ondervinden wetenschappers dat ze moeten samenwerken met het veld om in aanmerking te komen voor onderzoeksbudgetten. Die noodzaak leidt in verschillende programma’s tot publiek-private samenwerkingen en faciliteiten die gericht zijn op het ondersteunen van dat proces. Dit gaat verder dan een open innovatieklimaat, het gaat om het gezamenlijk opbouwen van een onderzoeksinfrastructuur en onderzoeksagenda die internationaal competitief is, zoals in het Holst Centre gebeurt (zie kader).
38
De Lissabon Strategie in Nederlandse Regio’s en Gemeenten
Projectvoorbeeld: Holst Centre Het Holst Centre heeft zich vanaf 2005 tot een internationaal erkend open onderzoeksinstituut ontwikkeld dat zich richt op technologie voor intelligente, draadloze sensorsystemen en voor flexibele elektronica (Systems-in-Foil). Het Vlaamse IMEC en het Nederlandse TNO zijn de initiatiefnemers. Met industriële partners als Merck, AKZO, Solvay, Philips, NXP, Bekaert, Alcatel, ASML en Agfa overbrugt het centrum het gat tussen de academische wereld en de industrie. Holst Centre is gehuisvest in gebouw 31 van de High Tech Campus in Eindhoven en beschikt over een groot oppervlak aan kantoorruimte en verschillende kleine laboratoria, waaronder een clean room met faciliteiten voor large area printing en coating of systems-in-foil.
K
Nieuwe onderwijsprogramma’s Wie vacatures van 20 jaar geleden naast die van nu legt, ziet een duidelijk verschil: de arbeidsmarkt specialiseert. De eisen die de industriële werkgever toen stelde, verschilt met die van de kenniswerkgever van nu. De arbeidsvraag wordt specifieker. Dit vraagt niet alleen een hoogopgeleide beroepsbevolking, maar ook een meer gespecialiseerde beroepsbevolking op middelbaar en lager niveau. Vanuit de vraagkant bekeken groeit de vraag naar specialistisch opgeleid personeel. In verschillende van de bestudeerde programma’s slagen werkgevers erin die vraag te bundelen, wat tot de oprichting van nieuwe opleidingen inspireert. Onderwijs, overheid en bedrijfsleven ontwikkelen zelf educatieve programma’s gericht op de regionale, zich specialiserende arbeidsmarktvraag. Daarbij moet een groot aantal barrières worden overwonnen, zoals de accreditatie van opleidingen, de erkenning van nieuwe beroepen (bijvoorbeeld in de zorg komt er erg veel kijken voordat een nieuw beroep is geregistreerd als medisch technoloog volgens de wet-BIG). Omdat de strijd om gespecialiseerd personeel de komende decennia alleen maar heviger zal worden, zal de vraag naar specifiekere onderwijsprogramma’s groeien.
De Lissabon Strategie in Nederlandse Regio’s en Gemeenten
39
‘De sector van creatieve media voorziet een groot arbeidsmarkttekort en tegelijkertijd heeft de sector professionals nodig die nieuwe combinaties van economische, media en technische vaardigheden combineren. Daarom ontwikkelen we met het onderwijs en het bedrijfsleven een onderwijsprogramma gericht op deze combinatie van vaardigheden’. Ton van Mill, Directeur IMMovator
L
Cross-overs De Nederlandse kennisbasis is op een aantal domeinen sterk. Nederlandse universiteiten en kennisinstituten scoren redelijk goed op internationale ranglijsten. Tegelijkertijd is de concurrentie op verschillende domeinen, variërend van technologie tot voeding en zorg/life sciences, internationaal groot. Dit leent zich niet alleen voor sectorspecifieke programma’s, maar ook voor cross-overs. Juist in niches kunnen Nederlandse bedrijven en kennisinstellingen onderscheidend zijn. Verschillende respondenten stellen dat de uitdaging erin ligt niches beter te benoemen (zie ook onder focus) en te benutten. Dat betekent productontwikkeling in groeimarkten (zoals toepassingen van de geavanceerde technologie in voeding, nieuwe materialen in de zorg, enz.)
‘Eén van de grote uitdagingen in de voedingssector is erin gelegen gebruik te maken van de excellente positie van Nederland in zowel de voeding als de gezondheid. De markt voor gezonde voeding groeit sterk. Voor de productontwikkeling in de voedingssector betekent dat dat het toevoegen van additieven een groeimarkt is. Om een gezondheidsclaim op een additief te kunnen leggen, moeten bedrijven aan strenge Europese regels voldoen (EFSA). Het gat tussen clinical trials in de gezondheidszorg en ontwikkeling van additieven in voeding is kleiner aan het worden. De ontwikkeling van gezonde voeding is daarmee een kostbare aangelegenheid, wat maakt dat mkb-bedrijven in het nauw komen’. Roger van Hoesel, director Food Valley
40
De Lissabon Strategie in Nederlandse Regio’s en Gemeenten
5.4
Onderwijs arbeidsmarkt
M
Aantrekken en binden van talent Wie competitief wil zijn, moet sneller, slimmer en beter zijn dan de concurrent. Wie competitief wil zijn, moet vernieuwen. Wie wil vernieuwen moet de kracht en creativiteit hebben om keer op keer de innovatiecylcus te doorlopen. Dat vraagt een state of the art technologische infrastructuur en dat vraagt de mensen om het beste uit die infrastructuur te halen. Wie wil vernieuwen, heeft talent nodig. Niet alleen hoog opgeleiden, ook op middelbaar niveau (operators) en lager niveau vraagt dat specifieke competenties. Ondanks de recessie is er een continue strijd om talent gaande en de voorspelling van de meeste respondenten is dat die de komende jaren alleen maar heftiger gaat worden. De cases geven voldoende aanleiding om te veronderstellen dat er een wisselwerking is tussen talent en technologie. Enerzijds binden werkgevers zich aan regio’s waar voor hen gepast talent beschikbaar is, anderzijds kan dat talent worden aangetrokken door de beste ontplooiingsmogelijkheden, hoogwaardige bedrijven, programma’s en technologie. Niet voor niets werkt de Zuid-Limburgse Hogeschool Zuyd aan een opleiding op Chemelot, is de laboratoriumopleiding op de campus van Bio Science park Leiden één van de weinige die steeds meer deelnemers trekt in plaats van steeds minder en ontstaan er in de buurt van Mediapark en in Brainport nieuwe opleidingen.
Het Rijksgefinancierde Top Instituut Wetsus is opgericht in een regio waar het thema Water van groot belang is, maar zonder academisch onderzoek. Op het moment werken 50 Phd., aangetrokken door het innovatieve klimaat en een excellent programma. Zij komen uit Nederland en het buitenland. Eind 2009 zullen het er 90 zijn. Verschillende kennisinstellingen ontwikkelen er nu onderwijsen onderzoeksprogramma’s.
N
Leven Lang Leren Leven Lang Leren-programma’s. Al jaren wordt gesproken over de noodzaak voor iedereen in de kenniseconomie om zich te ontwikkelen, aan te passen aan nieuwe inzichten, kennis te blijven verwerven. Jongeren en volwassenen moeten zich in de kenniseconomie blijven scholen. Op rijks- en Europees niveau blijven de investeringen achter bij de ambities. In de regio ontstaan arrangementen die het gat overbruggen tussen bedrijfsvloer en onderwijsprogramma.
De Lissabon Strategie in Nederlandse Regio’s en Gemeenten
41
Projectvoorbeeld: Chemelot Op de Chemelot Research en Business campus wordt het gat tussen onderwijs en bedrijfsleven almaar kleiner. Vanwege het clusterprogramma, de campus ontwikkeling en het open innovatieklimaat dat er ontstaat, hebben de Hogeschool Zuyd en de Universiteit Maastricht besloten om samen met DSM, Sabic en MKB bedrijven het ‘inlooplab’ te ontwikkelen als onderdeel van de chemmaterials campus, een laboratorium gericht op onderwijsprogramma’s voor studenten en in gebruik voor en professionals die er onderzoeksprogramma’s kunnen uitvoeren die ze in gezamenlijkheid met andere bedrijven ontwikkelen en uitvoeren.
O
Monitoring en matching De arbeidsvraag is dynamisch en regionaal. Respondenten zijn het over twee ontwikkelingen eens: ten eerste wordt de arbeidsvraag steeds specifieker en specialistischer en ten tweede is er op de arbeidsmarkt structureel een tekort in veel sectoren. Dat vraagt continue monitoring. Op veel plekken worden kengetallen over de regionale arbeidsmarkt bijgehouden, maar slechts op weinig plekken is de vraag specifiek en clustergerelateerd in kaart gebracht en wordt de vraag vergeleken met het aanbod.
Projectvoorbeeld: Bio Science Park Leiden Het Bio Science Park Leiden is de sterkste life science cluster van Nederland in ‘rode’ life sciences. Ondanks een groeiende instroom in het laboratoriumonderwijs (mbo en hbo gecombineerd aangeboden door ROC Leiden), schatten werkgevers op het park in dat er een structureel tekort is en zal het voldoen aan hun arbeidsvraag een van de knelpunten zijn voor de groei van het cluster. Daarom zijn de organisaties op het park, gebundeld in ‘Leiden Life Meets Science’ een meerjarig, breed arbeidsmarktoffensief begonnen. Met cofinanciering van Pieken in de Delta richten zij zich op een breed spectrum. Naast het a cademisch en beroepsonderwijs richt het programma zich op basisscholieren (Junior Science Lab), werkenden, werklozen en niet-uitkeringsgerechtigden, teneinde zoveel mogelijk talent te mobiliseren voor het Bio Science Park.
42
De Lissabon Strategie in Nederlandse Regio’s en Gemeenten
5.5
Organisatiekracht In het hart van de clustervorming staat organisatiekracht. Zonder die kracht, als partijen elkaar niet weten te vinden, niet ontmoeten, elkaar niet vertrouwen, blijft geen van de andere pijlers overeind.
P
Organiseer het toeval Toeval of niet, de meeste programma’s beginnen met mensen die elkaar informeel ontmoeten en een visie delen. Mensen die het met elkaar kunnen vinden en die in staat zijn iets in beweging te zetten.
Programmavoorbeeld: Kennispark Twente Kennispark Twente is een groot investerings- en ontwikkelingsproject rondom de Universiteit Twente en het aanliggende Business & Sciencepark. Overheden, kennisinstellingen en bedrijfsleven investeren samen enkele honderden miljoenen euro in ontsluiting van het gebied en in gebiedsontwikkeling, maar ook in publiekprivate onderzoeksfaciliteiten, zogenoemde ‘High Tech Facilities’, faciliteiten voor start en doorgroei van bedrijven en ontmoetingsfuncties en programma’s. Dit moet resulteren in een hoogwaardig kennisklimaat en de realisatie van 10.000 nieuwe banen. De filosofie van de directeur van het kennispark is ‘zoveel mogelijk toevallige ontmoetingen’ te organiseren. De gedeelde noemer voor de ontwikkeling is dan ook dat de ‘hardware’ door verschillende doelgroepen wordt gebruikt: ondernemers, onderwijs en onderzoekers.
Q
Triple helix Eén van de sterkste overeenkomsten tussen de verschillende programma’s is het feit dat kennisinstituten/onderwijsinstellingen, overheden en bedrijfsleven sterk met elkaar samenwerken. Gezamenlijk bouwen ze aan programma’s, financieren deze en dragen ze uit. Daarmee ontstaan gebalanceerde programma’s. Niet enkel gericht op wetenschap, maar ook op de valorisatie ervan. De betrokkenheid geldt voor alle niveaus: van werkvloer tot bestuur.
De Lissabon Strategie in Nederlandse Regio’s en Gemeenten
43
Brainport: triple helix Eén van de belangrijkste succesfactoren achter Brainport, is het triple helix-principe: de nauwe samenwerking tussen bedrijfsleven, kennisinstituten en overheden. Brainport is meer dan een regionale benadering van 21 gemeenten in de regio Eindhoven. Het is de gezamenlijke bijdrage van de triple helix-partijen aan de sociale en economische ontwikkeling van de regio en daarmee van Nederland. Een uitgebalanceerd investeringsprogramma in mensen, technologie, ondernemerschap en infrastructuur is essentieel om de Brainportregio te versterken tot Europese topregio. Met de triple helix als basis, is Brainport sterk in het benoemen van zijn daadwerkelijk competitieve economische sectoren, kan de ontwikkeling ervan breed ondersteunen en beschikt het over een goed netwerk om zich te profileren bij besluitvormers op nationaal en internationaal niveau. De triple helix-filosofie omvat grote en kleine bedrijven, de gehele onderwijssector – van basisonderwijs (internationale school), via de ‘beroepskolom’ tot universitair en postdoctoraal onderwijs en onderzoek – , publiek en privaat onderzoek, productie en dienst verlening en betrokkenheid van overheden op alle niveaus.
R
Een (dominante), niet-publieke trekker Hoewel de overheid (lokaal en provinciaal) vaak trekker is van het programma in de eerste fase (bij elkaar brengen van partijen, tot een visie en een programma komen), kan de overheid niet de trekker zijn van het programma in de realisatiefase. Het programma kan alleen succesvol zijn als het raakt aan belangen van kennis instellingen en ondernemers, en hun deelname kan dan ook niet vrijblijvend zijn. Een overheid op afstand (maar financieel wel gecommitteerd) is een faciliterende partner, de leidende partner in het programma is niet-publiek.
In veel cases is een groot bedrijf of een kennisinstelling de dominante partner. Niet zelden gaat het om een multinational die de noodzaak voelt om zijn strategie te wijzigen en zich meer te richten op een open innovatieklimaat (Philips, DSM, verschillende captains of industry in Twente, Gasunie in Energy Valley). Samen met de kennisinstellingen zijn zij de leidende partners en voorzien ze in een kritische massa van technologie en kennis. Dit is nodig om tot een onderscheidend programma te komen.
44
De Lissabon Strategie in Nederlandse Regio’s en Gemeenten
S
Een kleine intermediaire clusterorganisatie Het credo hoe omvangrijker, hoe beter geldt niet voor de organisaties die de clusterprogramma’s ondersteunen. Deze intermediaire organisaties hebben tot doel te makelen en te schakelen. Ze vervullen een brugfunctie tussen wetenschap, onder nemers, onderwijs en overheden en vertalen Europese en nationale programma’s en Europees en nationaal beleid naar de regio en andersom. Dit vraagt veel kennis, sectoroverstijgend denken en het doorbreken van schotten en hokjes die in de regio gegroeid zijn. Dat vraagt kortom flexibliteit. En die blijkt groot in kleine organisaties.
De ideale clusterorganisatie: • klein en flexibel projectbureau; • triple helix in bestuur; • brede vertegenwoordiging en expertise van buiten de regio in Raad van Advies; • expertise van binnen de regio door detacheringconstructies (ontwikkelingsmaatschappijen, Syntens, gemeenten, enz.); • probleemgestuurd; • focus op specifieke branches en sectoren; • niet overheden, maar ondernemers aan het stuur.
De lessen in dit hoofdstuk hebben betekenis voor alle partijen in de programma’s, van ondernemers tot onderzoekers en onderwijzers. Ons doel met de voorliggende notitie echter, was vooral de rol van lokale en regionale overheden te belichten. In het volgende hoofdstuk gaan we daarom verder op die rol in.
De Lissabon Strategie in Nederlandse Regio’s en Gemeenten
45
46
De Lissabon Strategie in Nederlandse Regio’s en Gemeenten
6 De rol van de lokale en regionale overheden
De rol van de lokale en regionale overheden analyseren we nader vanuit twee invalshoeken: • de noodzaak tot publieke inmenging en support op lokaal en provinciaal niveau in relatie tot de fase van ontwikkeling van het clusterprogramma; • de mogelijkheden die overheden hebben om het clusterprogramma te beïnvloeden.
6.1
Evolutie van clusterprogramma’s In het algemeen kan worden gesteld dat ieder clusterprogramma verschillende ontwikkelfasen doorloopt. De noodzaak tot publieke ondersteuning is niet in iedere fase dezelfde. De analyse van de tien cases geeft een uniek inzicht in de rol van lokale en regionale overheden in verschillende fases. De clustertheorie onderscheidt vijf fases voor clusterontwikkeling: 1. De kiemfase, waarin incidenteel excellente kennis wordt opgedaan of unieke producten worden ontwikkeld. De publieke inspanning richt zich op het economisch stimuleren van de groei en het stimuleren van dergelijke ‘incidenten’ (bijvoorbeeld via incubators). In deze fase zijn de lokale en provinciale overheden vaak de ‘prime mover’: de initiator van projecten en netwerken en de leidende partner in het bij elkaar brengen van partijen. Het succes van deze fase hangt in hoge mate af van personen en hun vaardigheid om netwerken te organiseren en projecten van de grond te trekken. Omdat het om relatief weinig partijen gaat, is het informele contact belangrijk. De partijen moeten
De Lissabon Strategie in Nederlandse Regio’s en Gemeenten
47
samen door één deur kunnen. De uitdaging is om te focussen op echte excellentie en tegelijkertijd een voedingsbodem te creëren voor vele initiatieven. 2. De startfase, waarin de veelbelovende bedrijven zich keer op keer bewijzen, een groeiende economische spin-off veroorzaken en aantrekkingskracht hebben op verschillende andere bedrijven en/of kennisinstituten. De lokale en provinciale overheden hebben ook in deze fase een leidende rol. Vaak met uitsluitend volwassen bedrijven. Het gaat erom van projecten naar een stimuleringsprogramma te komen (langeretermijnvisie: waarin is de cluster nu echt onderscheidend.) Netwerken groeien. Het succes is niet meer alleen afhankelijk van personen, maar steeds meer van strategieën van betrokken bedrijven en van marktontwikkelingen. Sluiten deze op elkaar aan? Zien bedrijven een strategisch belang in verdere clustervorming?
Figuur 6.1 Ontwikkelstadia van clusterprogramma’s Omvang Cluster
Doorstart
5 Neergang
4
3 1
2 Fase
Bron: Buck Consultants International
De Lissabon Strategie in Nederlandse Regio’s en Gemeenten
Consolidatiefase
Groeifase
Ontwikkelfase
48
Startfase
Kiemfase
3. De ontwikkelfase, waarin veel energie wordt gestoken in het organiseren van een cluster, waarin kennisinstellingen en bedrijven elkaar opzoeken om hun kennisbasis en producten te versterken in gezamenlijke projecten of programma’s. Ook grotere partijen bemoeien zich nu nadrukkelijk met de cluster en hechten er groter belang aan. De rol van de overheid schuift meer naar de achtergrond. De cluster moet niet-publieke dragers hebben, vanuit kenniskant en/of bedrijfsleven. De financiële behoefte van groeiende bedrijven is fors en vraagt strategische investeringen, waarbij ook bovenregionale overheden en programma’s een rol spelen. De uitdijende cluster verhoogt de druk op ruimte, de technologiebasis en arbeidsmarkt. In de ontwikkelfase zal daarom een meer coherente visie moeten worden geformuleerd en zullen alle partijen serieuze commitments aangaan voor langere termijn. In deze fase zullen verschillende overheden de kracht moeten opbrengen over lokale belangen heen te stappen en belangen, investeringen en visies te bundelen. Overheden kunnen nadrukkelijker een rol dicht bij de markt nemen: die als ‘launching customer’ voor producten die in de cluster worden ontwikkeld, of door financiële instrumenten te ontwikkelen die minder uitgaan van subsidie en meer van kredieten, achtergestelde leningen, enz. 4. In de groeifase komt de cluster bekend te staan als een unieke plek voor een specifieke economische sector of branche. Een groeiende markt wordt bediend vanuit de bedrijven in de cluster. Zowel bedrijven als getalenteerde onderzoekers en werknemers zijn geïnteresseerd in deelname aan de cluster. Partners in gezamenlijk onderzoek en ondernemersprogramma’s worden langzamerhand over de grens gezocht. De cluster heeft een sterk organiserend vermogen, een eigen clusterorganisatie en een groot aantal intermediairen (zowel publiek als niet-publiek) ondersteunen de ontwikkeling ervan. De uitdaging is erin gelegen internationaal onderscheidend te zijn/blijven en de hele economische keten te betrekken. In een sterk naar buiten gericht land als Nederland, betekent dat automatisch dat de behoefte aan grensoverschrijdende onderzoeksprogramma’s en faciliteiten groeit.
De Lissabon Strategie in Nederlandse Regio’s en Gemeenten
49
Overheidstimulering (op alle niveaus) van de cluster is gerelateerd aan: A de kenniskant: innovatieve R&D-infrastructuur en opleidingen; B het faciliteren van de groei: integrale visieontwikkeling, waarbij arbeidsmarkt, woningmarkt, economische ontwikkeling, gebiedsontwikkeling, infrastructuur en onderwijs op elkaar worden afgestemd Overkoepelende bestuurlijke afspraken in de regio zijn vaak noodzakelijk. 5. In de consolidatiefase moet de cluster vechten om een internationale positie te verwerven. In internationale competitie moet de volwassen cluster strategisch omgaan met zijn concurrentiepositie: oude markten verder opbouwen en flexibel genoeg blijven voor het vinden en aanboren van nieuwe. Dat betekent onder meer investeringen in niches en grootschalige researchlijnen. Het stimuleringsbeleid als hiervoor beschreven, moet worden voortgezet. Daarbij moeten overheden altijd het langetermijnperspectief in de gaten houden: blijven de baten tegen de kosten opwegen? Hoeveel draagt de cluster bij aan de landelijke en regionale economie en hoe competitief is/blijft hij op termijn?
6.2
De rol van lokale en regionale overheden In de kern van het innovatiemodel staat het organiserend vermogen. Feitelijk is dit organiserend vermogen in een regio onderscheidend voor succes in alle andere genoemde velden. Het betekent het vermogen om de kracht van stakeholders/partijen (bedrijven, kennisinstellingen, intermediaire organisaties, arbeidsmarktinstellingen en burgers, enz.) gezamenlijk te organiseren en in concrete activiteiten om te zetten. Alle betrokkenen hebben daar veel belang bij. Het blijkt dat regio’s die zich goed weten te organiseren, de grootste kans hebben een gezond, competitief economisch profiel op te bouwen in de kenniseconomie. De lokale en provinciale overheden hebben hierin een cruciale rol te vervullen. Grofweg zijn er in de cases zes aangrijpingspunten te onderscheiden waarop lokale en provinciale overheden een rol spelen: 1. marktontwikkeling; 2. financiële ondersteuning; 3. programma ontwikkeling; 4. ruimtelijke ordening; 5. regelgeving; 6. overige publieke ondersteuning.
50
De Lissabon Strategie in Nederlandse Regio’s en Gemeenten
Over het algemeen kan worden gesteld dat de lokale en provinciale overheden nauw betrokken zijn bij de start van alle clusterprogramma’s, daarmee economische kansen en wetenschappelijke expertise volgend. Naarmate een cluster zich ontwikkelt, neemt de regie die de overheid voert af, terwijl de investeringen en belangen bij cluster ontwikkeling toenemen. Dit brengt spanning met zich mee. Vaak wordt de taak voor clusterstimulering buiten de individuele overheden belegd bij een clusterorganisatie, die gedurende de ontwikkeling van de cluster langzaam uitdijt.
Figuur 6.2 De dominante rollen van lokale en provinciale overheden in verschillende fasen van clusterprogramma’s 1
2
3
4
5
Kiem
Start
Ontwikkeling
Groei
Consolidatie
Marktontwikkeling
Definieer excellentie; benchmark Publieke investeringen in kennis en technologiebasis
Shared facilities, de overheid als launching customer, Publieke investeringen in kennis en technologiebasis
Publiek-private investeringen in kennis en technologie basis, ook grensoverschrijdend, overheid als launching customer
Publiek-private investeringen in kennis en technologie basis, Sterk grensoverschrijdend karakter, Aandacht voor crossovers
Internationale marktinzichten verwerven om te besluiten over continuerende lange termijn investeringen
Financiele ondersteuning
Projectondersteuning/ Zaaikapitaal en programma
Ondersteunen opstellen programma en verschillende projecten/ ontsluiten risicokapitaal, faciliterende infrastructurele investeringen
Continuering van programma ondersteuning, kredietfaciliteiten, shared facilities voor opschaling MKB en infrastructurele investeringen
Continuering van programma ondersteuning, kredietfaciliteiten, shared facilities voor opschaling MKB en infrastructurele investeringen
Al dan niet continueren meerjarenprogramma’s, overheidsinvesteringen sterk gericht op faciliteiten, infrastructuur, arbeidsmarkt, woningmarkt
Programma ontwikkeling
Initiator/ een van de leidende partners
Regierol
Bescheiden ondersteunende rol, afstemming van onderzoek, businessdevelopment en onderwijsarbeidsmarktbeleid
Inhoudelijk meer op afstand, integratie van beleid, initiator stimuleren kansrijke niches/ cross-overs, internationale allianties ontwikkelen
Inhoudelijk meer op afstand, integrratie van beleid, initiator stimuleren kansrijke niches/ cross-overs, internationale allianties ontwikkelen
Ruimtelijke planning
Geringe ruimtelijke inspanning
(lange termijn) reserveringen voor ontwikkellocatie, stimuleren incubator, planning fysieke infrastructuur (ook digitaal)
Investeringen in vastgoedontwikkeling en infrastructuur: planning gebiedsontwikkeling
Uitvoeren gebiedsontwikkeling, coherentie tussen woningmarkt, onderzoek, arbeidsmarkt, afstemmen omliggende bedrijventerreinen met ontwikkeling cluster
Aantrekkelijk werk en leefklimaat aandacht voor: landschap, recreatie, cultuur etc. Visivorming doorontwikkeling cluster, inclusief ruimtelijke reserveringen
Regelgeving
Nieuwe regelgeving kan dwingen tot nieuwe soorten bedrijvigheid
Ruimte voor experimenten
Ruimte voor experimenten
Barrieres in grensoverschrijdende programma’s, uitwisseling van talent, investeringen herkennen en bewerken
Grensoverschrijdende samenwerking stimuleren en level playing field afdwingen
Overige publieke ondersteuning
Organiseer en financier networkvorming Marketing en acquisitie
Organiseer en financier networkvorming Marketing en acquisitie op nationaal niveau
Financier networkvorming grensoverschrijdend Vergroot (inter)nationale zichtbaarheid en bekendheid/ ondersteun branding
Vergroot (inter)nationale zichtbaarheid en bekendheid/ondersteun branding op excellente deeldomeinen
Vergroot (inter)nationale zichtbaarheid en bekendheid/ondersteun branding op excellente deeldomeinen
Bron: Buck Consultants International
De Lissabon Strategie in Nederlandse Regio’s en Gemeenten
51
1. In marktontwikkeling evolueert de rol van de overheid zich van push-strategie naar pull-strategie. In de kiemfase ligt de publieke focus op het zoveel mogelijk stimuleren van spin-off en starters in een kansrijke sector. Later verandert die rol langzaam in facilitator van de cluster. Bijvoorbeeld door als launching customer op te treden of de markt te organiseren. In de ontwikkel- en groeifase blijft het van belang starters en spin-off te ondersteunen in (nieuwe) niches en/of cross-overs. Voorbeeld: in de duurzame energiesector zijn overheden aan zet om als eerste gebruik te maken van nieuwe producten. Door zelf te investeren in elektrische auto’s, toepassingen van duurzame LED en energieopwekking, groengasfaciliteiten, enz., gedraagt de overheid zich als launching customer voor productontwikkeling in de regio. 2. De financiële ondersteuning volgt de marktontwikkeling. In de kiemfase en startfase voeren de lokale en regionale overheden regie en ondersteunen het programma, de organisatie, projecten en investeren in faciliteiten. De strategie van push naar pull volgend, ontwikkelen investeringen zich van zaaikapitaal en subsidieprogramma’s via investeringen in infrastructuur, technologie en technologische faciliteiten, naar kredietfaciliteiten. In een sterk groeiende en volwassen cluster spitst de financiële ondersteuning zich ook toe ook toe op afstemming met andere markten: woningmarkt, kantorenmarkt, vastgoedmarkt en arbeidsmarkt. Ook bij het aantrekken van (top)onderzoekers, kenniswerkers, of het oprichten van kennisinstituten, nieuwe opleidingen, en dergelijke. kan overheidssupport de kenniseconomie ondersteunen. Voorbeeld: de mediatak van de creatieve industrie in de Noordvleugel. Bij aanvang van het programma spitste de financiering zich toe op het organiseren van netwerken in de sector en kleinschalige projecten. Vervolgens werd in een publiekprivate constructie geïnvesteerd in breedbandontsluiting. Nu de cluster zich organiseert en de ambitie heeft geformuleerd een internationaal vooraanstaande positie te verwerven als ‘content hub’, zijn grotere investeringen nodig om de cluster op een hoger plan te tillen. De infrastructuur die de Nederlandse creatieve industrie de status van internationale content hub kan geven, is niet op te brengen door de individuele bedrijven. 3. Programma ontwikkeling. De overheid kan het voortouw nemen in economische ontwikkeling door een ambitie te formuleren en daar een instrumentarium op te ontwikkelen, en door partijen in een vroeg stadium bij elkaar te brengen, een open cultuur te creëren, projectmanagement te leveren voor innovatieve trajecten en
52
De Lissabon Strategie in Nederlandse Regio’s en Gemeenten
een programma te organiseren, inclusief commitments voor lange termijn, visies en strategieën. De overheid is de bindende factor in deze netwerken; de onafhankelijke partij die bedrijfsleven onderling en bedrijven en kennisinstellingen bij elkaar kan brengen. Het programma ontwikkelt zich grofweg van individuele projecten via een economisch programma naar een integrale planvorming. Steeds meer lokale overheden zijn betrokken en gecommitteerd. Ze zullen over hun lokale belangen heen moeten kijken. Ook de inspanning van provinciale en nationale overheden neemt toe. De rol van overheden als netwerker en makelaar op regionale schaal geldt niet alleen het bij elkaar brengen van partijen aan het begin van een innovatietraject, maar ook voor het makelen tussen partijen en het invullen van de publieke voorwaarden tijdens dat traject, met name in sectoren waar men niet altijd even eenvoudig tot samenwerking komt. Voorbeeld: Brainport kan worden gezien als een illustratief voorbeeld voor hoe een programma zich ontwikkelt. Vele jaren geleden startte de regio met het Horizon programma, waarin 21 gemeenten hun ambities bundelden om de kwakkelende industriële regio er bovenop te helpen. De provincie Noord-Brabant en de grote gemeenten werkten als katalysator door ook financieel het programma te ondersteunen. Veel projecten zijn sindsdien met steun van nationale en Europese programma’s gestart om het hightech-innovatieklimaat te versterken, en met succes. Het Horizon programma is inmiddels voortgezet en uitgebouwd via het Brainport programma. De volgende fase is de internationalisering. Met het oprichten van ELAt (Eindhoven Leuven Aken triangle) werken bedrijven, kennis instellingen en overheden aan drie zijden van de grens aan gezamenlijke onderzoeksen educatieprogramma’s. 4. Ruimtelijke ordening. Clusteropbouw vraagt een ruimtelijke visie en ruimtelijke reserveringen voor lange termijn. Het onderhouden, ontwikkelen en herstructureren van bedrijfslocaties en de openbare ruimte is één van de primaire taken van de overheid, maar wel één die goed als vliegwiel kan dienen voor het scheppen van een innovatief klimaat. In eerste instantie door de sterke sectoren van de regio optimaal te faciliteren, later ook door een langetermijnvisie over de economische ontwikkeling van de regio te koppelen aan de gebiedsontwikkeling, het huisvestingsbeleid en de ontwikkeling van de kantorenmarkt. Voorbeeld: Greenports. De greenports kennen een lange geschiedenis in Nederland, zijn een sector van grote omvang en kunnen worden beschouwd als een consolide-
De Lissabon Strategie in Nederlandse Regio’s en Gemeenten
53
rende cluster. Maar dit betekent allerminst dat er geen inspanning nodig is voor het behouden van een sterke concurrentiepositie. Integendeel. De bedrijven in de sector groeien steeds meer uit, onder druk van internationale (kennis)competitie en internationalisering van economische ketens van mkb-bedrijven tot grote multi nationals. Dit gaat gepaard met een andere ruimtelijke schaal. De groei van bedrijven vraagt een soort herverkaveling. Voor de periode van 2008 tot 2011 zijn er daarom bestuurlijke afspraken nodig over integrale gebiedsopgaven, ruimtelijke kwaliteit, enz. Deze zijn vastgelegd in de ruimtelijke investeringsagenda’s. 5. Regelgeving kan op drie manieren worden ingezet. De invloed van lokale en regionale overheden is beperkt. Vanuit de regio hebben overheden een signalerings- en lobbytaak richting Den Haag en Brussel. Andersom vertalen ze regelgeving naar de regio. Vooral mkb-bedrijven overzien wet- en regelgeving vaak niet, terwijl ze er wel mee worden geconfronteerd. Er zijn drie aangrijpingspunten in relatie tot clusterstimulering: A. Nieuwe regelgeving dwingt innovatie en nieuwe bedrijvigheid af. Voorbeeld: de Kaderrichtlijn Water. Deze is voor Nederland zo scherp geformuleerd, dat het de watersector tot innovatie dwingt om aan de nieuwe richtlijnen te kunnen voldoen. Daardoor bouwt Nederland een kennispositie op die economische waarde elders heeft. Dit speelde een belangrijke rol bij het opstellen van de onderzoek sagenda rondom Wetsus. B. Experimenteerruimte Voorbeeld: de zorgsector is sterk gereguleerd en dat maakt de introductie van nieuwe technologieën zeer gecompliceerd, ook als ze nog niet zijn bewezen. De technologie en de applicatieontwikkeling in de zorg gaan daarom langzaam en stokken vaak bij de introductie in de sector zelf. Het ministerie van VWS staat de regio Twente experimenteerruimte toe voor het ontwikkelen van applicaties rondom het elektronisch patiëntendossier. C. Het creëren van een level playing field. Voorbeeld: de petrochemische industrie in Rotterdam staat op het punt grote investeringen te doen in CO2-opslag. Samen met overheden wordt geïnvesteerd in infrastructuur, pijpleidingen, opslagfaciliteiten en beheer. Hoe verdient de industrie deze investering terug? Concurrenten elders hoeven deze investeringen niet te doen.
54
De Lissabon Strategie in Nederlandse Regio’s en Gemeenten
Het Europese systeem van regelgeving en afspraken rondom de emissie(rechten) handel van CO2 zijn vooralsnog zo ruim dat de prijzen voor CO2-emissie te laag zijn om ook anderen te stimuleren innovatieve oplossingen te zoeken. Met een verdere aanscherping zou daar eerder sprake van zijn. 6. De overige publieke ondersteuning richt zich vooral op netwerkvorming, makelen en schakelen tussen partijen en marketing en acquisitie. Lokale en provinciale overheden hebben in toenemende mate hun eigen lobbyisten in Den Haag en Brussel. De clusterprogramma’s zijn geholpen bij de aandacht van besluitvormers daar. Tegelijkertijd zoeken bedrijven bij hun vestiging of herlocatie naar de beste propositie. Dat vraagt regionale marketing via andere kanalen. Voor het aantrekken van bedrijvigheid is het in toenemende mate van belang dat een regio goed en scherp kan laten zien wat hem (internationaal) onderscheidt op technologisch vlak, hoe sterk het aanbod van talent is en hoe sterk de regio is georganiseerd en vertegenwoordigd in relevante netwerken. Dat vraagt focus, marktkennis en lobbykracht. Een volwassen cluster moet internationaal zichtbaar zijn. Excellentie zoekt excellentie. Concurrerende bedrijven zoeken elkaar. Lokale en regionale overheden kunnen onderzoeken waarin ze onderscheidend zijn, deze kennisbasis actief uitbouwen en de regionale excellentie (zowel in kennis als in economische activiteit) via gerichte promotie en acquisitie uitdragen. Voorbeeld: de afgelopen vijf tot tien jaar heeft de regio Noord-Nederland sterk geïnvesteerd in Energy Valley. Na twee perioden van investeringen in het ‘opbouwen’ van een cluster, is een nieuwe fase aangebroken. In deze derde fase spelen naams bekendheid en lobby een veel grotere rol in verdere uitbreiding van de cluster. Hoewel grote buitenlandse investeringen al worden aangetrokken, zien met name nationale en internationale organisatie en bedrijven Energy Valley nog niet als de topregio op (duurzaam) energiegebied. En dat is wel de ambitie van de cluster. Energy Valley wil van partners in het netwerk ambassadeurs maken, zoekt lobbyisten en bewerkt markt- en informatiekanalen richting het (inter)nationaal bedrijfsleven, financiers en besluitvormers.
6.3
Leading practices gepositioneerd Veel voorbeelden zijn aangehaald in dit hoofdstuk en in voorgaande hoofdstukken. De cases voorzien in een veelheid aan informatie over de rol van overheden, mechanismen en strategieën in de clusterprogramma’s en goede voorbeelden.
De Lissabon Strategie in Nederlandse Regio’s en Gemeenten
55
In onderstaand schema vatten we de ‘leading practices’ samen: inspirerende en interessante voorbeelden per ontwikkelfase en gerangschikt naar de verschillende rollen van lokale en regionale overheden. Met het schema positioneren we niet de hele cluster, slechts onderdelen daarvan.
Figuur 6.3 Positionering van bestudeerde cases naar voorbeelden van rol overheid in relatie tot ontwikkelfase cluster
1
2
3
4
5
Kiem
Start
Ontwikkeling
Groei
Consolidatie
Marktontwikkeling
Wetsus
Energy Valley
Financiële ondersteuning
Alle cases
Innovatie Platform Twente
Programma ontwikkeling
Alle cases
Creative Industry Amsterdam Area/ Rotterdam Climate
Ruimtelijke ordening
Bio Science Park Leiden
Regelgeving
Wetsus (vooral EU regelgeving)
Overige publieke ondersteuning
Rotterdam Climate
Brainport/ ELAT
Chemelot campus
Greenport
Rotterdam Climate
Chemelot campus
Foodvalley
Brainport/ ELAT
Chemelot campus
Bron: Buck Consultants International
In dit hoofdstuk zijn rollen van overheden beschreven vanuit de complexe context waarin clusterprogramma’s zich ontwikkelen. De conclusie moet zijn dat een overheid leidend is in de kiem- en startfase en in het vervolg meer faciliterend moet optreden. Dat overheden flexibel moeten zijn om recht te doen aan de ontwikkelingsdynamiek van de cluster en dat marktkennis onontbeerlijk is om de positie van de eigen economie in te schatten ten opzichte van die in andere regio’s en om een gericht clusterprogramma te ontwikkelen. Het volgende hoofdstuk zal nadere conclusies trekken en uitwerken in uitgangspunten voor een herzien Lissabonbeleid.
56
De Lissabon Strategie in Nederlandse Regio’s en Gemeenten
7 Conclusies
Nederland scoort redelijk op lijstjes die bijhouden hoe Europese landen het doen wat betreft de Lissabondoelstellingen. Dit is een compliment aan iedereen die zich daarvoor inspant op internationaal, nationaal, regionaal en lokaal niveau. Toch moeten we ons niet rijk rekenen. We zijn volgens de European Innovation Scoreboard subtopper als we het nationale innovatieklimaat beschouwen en van de 26 doelstellingen die werkgevers, werknemers, overheden en kennisinstellingen opstelden in de Kennis Investeringsagenda, liggen er slechts 6 op koers. Nederland beschikt over een sterke kennispositie, een hoog opgeleide beroeps bevolking en is internationaal (nog) redelijk competitief. Maar om ook in de toekomst competitief te zijn, is een grote, brede inspanning vereist, gericht op een sterkere kwaliteit van het onderwijs, Leven Lang Leren, toename van publieke en private R&D-investeringen en het omzetten van wetenschappelijk onderzoek naar economische waarde. De bestudeerde cases leren dat regionale partners een belangrijke rol kunnen vervullen in het verder realiseren van die doelstellingen.
7.1
De kracht van de regio Velen bepleiten een sterkere inzet en support voor regionale programma’s. In het recente rapport ‘Innovatie vernieuwd’ pleit de WRR – die al jaren de urgentie en noodzaak betoogt voor nieuwe innovatiestrategieën – voor een grotere rol voor regionale overheden. In navolging van Michael Porter constateert de WRR: • innovatie laat zich niet opsluiten in bedrijfstakken of technologieën; het gaat om onderdelen van waardeketens die over de grenzen heen kijken;
De Lissabon Strategie in Nederlandse Regio’s en Gemeenten
57
• goede voorbeelden zijn niet kopieerbaar; contextuele kenmerken van een regio zijn essentieel voor de structuur en de prestaties die er worden geleverd; • in Nederland is vrijwel iedere regio sterk vertegenwoordigd in één of meer ‘kenniseconomie-indicatoren’: R&D, creatieve klasse, aanwezigheid van hightech of kennisintensieve bedrijven of hoogopgeleiden; • omdat de plaatselijke context en historie van belang is, evenals de regionale samenhang (ruimtelijke ordening, infrastructuur, plaatselijke arbeidsmarkt en onderwijs), is een beperkte rol van de nationale overheid en een grote rol van de regionale overheden vereist. De regio’s voelen sterk de urgentie om te werken aan de Lissabondoelstellingen. Hoewel veel regulier beleid onder de Lissabonagenda kan vallen, leert de groslijst van initiatieven dat in veel regio’s een flinke extra inspanning plaats vindt om de lokale en regionale economie te versterken, bovenop het bestaande, reguliere rijks- en regionale instrumentarium en vaak in samenhang met dat beleid (Pieken in de Delta, sleutel gebieden aanpak, sterke regio’s, Platform Bèta Techniek, enz.). Vaak komen de speerpuntsectoren die partners in de regio prioriteit geven, overeen met die van het rijk, in lijn met Pieken in de Delta, maar dat is niet altijd het geval. En als dat niet het geval is, claimen deze pieken wel de provinciale en lokale ‘cofinancieringsbudgetten’ (de regio moet immers zelf ook bijdragen aan de pieken), die ook op een andere manier aangewend hadden kunnen worden. Vanuit de regio klinkt daarom een warm pleidooi voor nog meer focus op vanuit de regio gedefinieerde pieken. Vanuit verschillende invalshoeken is de kracht van de regio bestudeerd: 1. de ‘rijkheid’ van de regio. Vanuit een verscheidenheid aan initiatieven zijn unieke of opvallende ingrediënten gedestilleerd; 2. de rol van lokale en regionale overheden; 3. uitdagingen en belemmeringen voor verdere ontwikkeling.
7.2
De rijkheid van de regio De rijkheid van programma’s zit door het hele land, inclusief de geboekte resultaten. De economie van de toekomst ontwikkelt zich niet alleen in de dichtstbevolkte gebieden, maar ook daarbuiten. Formats werken daarbij niet, iedere regio heeft zijn eigen context, schaal waarop partijen bewegen, arbeidsmarktmechanismen en organisatie van (micro)netwerken. Er zijn wel gedeelde noemers:
58
De Lissabon Strategie in Nederlandse Regio’s en Gemeenten
• betrokkenheid triple helix. In alle stadia van programmaontwikkeling zijn overheden, ondernemers en onderzoekers/onderwijs intensief betrokken en gecommitteerd en dit wordt steevast als één van de succesfactoren gezien; • samenwerking en visie tussen lokale en regionale overheden. Opvallend is de samen werking van veel gemeenten in verschillende initiatieven (onder andere Brainport, Twente, regio Rotterdam). Hoewel die onderlinge samenwerking soms veel moeite kost en in een enkel geval ook barrières opwerpt (iedere gemeente wil haar deel), gaat er over het algemeen toch kracht van uit; • samenkomen van lokale, regionale en nationale ondersteuning. Door bovengenoemde samenwerking versterken de inzet van regionale en lokale overheid elkaar in vele programma’s, met als mooi voorbeeld Twente, waar de provinciale publieke inzet van enkele tientallen miljoenen wordt verveelvoudigd door de lokale overheden en het rijk en uiteindelijk tot een totale investeringsagenda van enkele honderden miljoenen euro’s leidt; • lange termijn visies en commitments. De succesvolle programma’s rondom volwassen clusters van nu, kennen een historie die decennia teruggaat. Voor de start wordt vaak verwezen naar bestuurlijk lef. Daarbij gaat het om personen. Een burgemeester die erachter ging staan, een universiteitsbestuurder die goede relaties onderhield met overheidsbestuurders. Opvallend vaak is de aanleiding te vinden in een sterk gevoelde regionale urgentie: een regionale multinational die onder grote commerciële druk stond (Limburg, Brainport), of een kwakkelende regionale economie door het verdwijnen van de dominante industrie (Leiden, Twente); • betrokken mkb versnelt de toepasbaarheid van innovaties. In veel cases zijn mkbbedrijven nauw betrokken bij het opstellen en uitvoeren van de innovatieagenda’s. Verschillende woordvoerders prijzen de flexibiliteit, het ondernemerschap en de bereidheid tot het nemen van risico’s van mkb-bedrijven. De bedrijven zelf geven aan regionale partners nodig te hebben als intermediair: voor contacten met kennisinstellingen, andere bedrijven, voor ondersteuning bij regelingen en regels en entree tot financiële instrumenten; • veel gebruikte woorden binnen de cases zijn: • focus – om competitief te kunnen zijn is een strikte focus noodzakelijk met betrekking tot een specifieke competentie; • openheid – werk aan een klimaat waarin ontmoetingen tussen partners mogelijk zijn, evenals uitwisseling van kennis in een vertrouwelijke omgeving; • marktoriëntatie – het verstrekken van kredieten is meer gewenst dan subsidie verlening. • bedrijven moeten aantrekkelijk zijn voor talent. Interactie tussen bedrijvigheid en talent is een geraffineerd samenspel. Talent is nu even niet, maar straks weer wel
De Lissabon Strategie in Nederlandse Regio’s en Gemeenten
59
de vestigingsfactor van belang voor private investeringen. Veel bedrijven en kennisinstellingen zetten flinke programma’s in om talent aan te trekken en te binden. Bovenop deze gedeelde noemers werkt iedere regio op eigen wijze aan zijn innovatieklimaat. Voor het scheppen van overzicht gebruiken we een analysemodel, dat vijf pijlers onderscheidt waarop de kenniseconomie rust: • het stimuleren van innovatie in bestaande bedrijven; • het aantrekken van nieuwe innovatieve bedrijvigheid; • versterking van onderwijs en onderzoek in de regio (inclusief de ‘vermarkting’ daarvan). • arbeidsmarktbeleid; • organiserend vermogen van de regio. De verschillende stakeholders in de regio moeten elkaar goed weten te vinden, vertrouwen opbouwen, tegelijkertijd competitie durven aangaan, elkaar stimuleren, commitments aangaan, kennis overdragen, enz. Figuur 7.1 Ingrediënten voor regionale innovatie en illustratieve voorbeelden
60
Regionale innovatie pijler
Ingrediënten voor regionale innovatie
Voorbeeld case/project
1. Innovatie bij bestaande bedrijven
A Open innovatie klimaat B Non-lineair innovatiepad C Overbruggen innovatiekloof
A Chemelot: Centre for Open Chemical Innovation B Wetsus: Blue Energy C Twente/MESA+: High Tech Facility
2. Aantrekken nieuwe innovatieve bedrijven, inclusief spin-offs
D Marketing en onderscheidende propositie E Coherente strategieën F Grensoverschrijdende netwerken G Stimuleren ondernemerschap H Incubators
D Rotterdam Climate Initiative E Food Valley visie 2020 F Brainport: ELAt (Eindhoven, Leuven, Aachen triangle) G Twente: ondernemersklimaat van Universiteit, Brainport: Master of Entrepeneurship H Creatieve Industrie: IMMovator incubator programma
De Lissabon Strategie in Nederlandse Regio’s en Gemeenten
Regionale innovatie pijler
Ingrediënten voor regionale innovatie
Voorbeeld case/project
3. Excelleren in onderwijs en onderzoek
I Focus op bouwen technologie basis J Publiek private onderzoeksinstellingen K Nieuwe onderwijsprogramma’s L Cross-overs
I Rijksuniversiteit Groningen, Universiteit Twente J Brainport: Holst Centre K Energy Valley, Energy Delta Institute; Wetsus: academisch onderwijs volgt topinstituut; L Food Valley, voeding en gezondheid; Greenports, technologie en tuinbouw
4. Matchen arbeidsmarkt met regionaal economische basis
M Aantrekken en binden talent N Faciliteren Leven Lang Leren O Monitoren en matchen
M Bio Science Park Leiden: laboratoriumonderwijs, real life learning; Wetsus: PhD’s; N Chemelot: Hogeschool Zuyd en Universiteit Maastricht op campus O Leiden integraal onderwijsprogramma
5. Organisatiekracht
P Organiseer het toeval Q Triple helix R Dominante niet-publieke trekker S Kleine clusterorganisatie
P Twente: Kennisparkontwikkeling Q Brainport R Chemelot (DSM), Brainport (Philips) S Greenports, Energy Valley, Food Valley e.a.
Bron: Buck Consultants International
7.3
De rol van lokale en regionale overheden De provinciale of lokale overheid is vaak de ‘prime mover’ – initiator van cluster programma’s en innovatienetwerken. Op basis van een analyse van de regionale kracht (vaak, maar nog te weinig, in relatie tot regio’s elders in Nederland en Europa) definieert zij haar onderscheidend vermogen en/of terreinen waar kansen liggen. In de eerste fase zijn lokale en regionale overheden leidende partners in het opzetten en formuleren van een clusterprogramma, inclusief substantiële financiële onder steuning. Naarmate het programma zich verder ontwikkelt, neemt de overheids bemoeienis af, hoewel het financieel commitment vaak groter wordt. Verscheidene programma’s vragen substantiële investeringen. Daarvoor is publieke cofinanciering nodig. De lokale en regionale overheden treden nog relatief weinig op als ‘launching customer’. Dat zou vooral jonge, kleinere bedrijven met een kapitaalintensief product verder
De Lissabon Strategie in Nederlandse Regio’s en Gemeenten
61
kunnen helpen. Zij moeten de ‘innovation gap’ overwinnen. Het bieden van markt perspectief kan de opschalingfase voor hen versnellen. Bij een volwassener cluster is het de opgave van lokale en regionale overheden om: • tot een integraal programma te komen, niet alleen gericht op economie, maar ook op huisvesting, arbeidsmarkt, woningmarkt; • differentiatie binnen clusters te stimuleren: welke subsectoren zijn nu echt onderscheidend; • grensoverschrijdende en multinationale allianties mede te ontwikkelen; • te blijven investeren in ondersteunende programma’s, inclusief infrastructuur, onderwijs en huisvestingsprogramma; • de regionale ‘quality of life’ verder te versterken/ontwikkelen. Voor de decentrale overheden zijn vijf rollen te onderscheiden: • marktontwikkeling; • financiële ondersteuning; • programma ontwikkeling; • ruimtelijke ordening; • regelgeving; • overige publieke ondersteuning.
62
De Lissabon Strategie in Nederlandse Regio’s en Gemeenten
Figuur 7.2 De dominante rollen van lokale en provinciale overheden in verschillende fasen van clusterprogramma’s 1
2
3
4
5
Kiem
Start
Ontwikkeling
Groei
Marktontwikkeling
Definieer excellentie; benchmark Publieke investeringen in kennis en technologiebasis
Shared facilities, de overheid als launching customer, Publieke investeringen in kennis en technologiebasis
Publiek-private investeringen in kennis en technologie basis, ook grensoverschrijdend, overheid als launching customer
Publiek-private investeringen in kennis en technologie basis, Sterk grensoverschrijdend karakter, Aandacht voor crossovers
Internationale marktinzichten verwerven om te besluiten over continuerende lange termijn investeringen
Consolidatie
Financiele ondersteuning
Projectondersteuning/ Zaaikapitaal en programma
Ondersteunen opstellen programma en verschillende projecten/ ontsluiten risicokapitaal, faciliterende infrastructurele investeringen
Continuering van programma ondersteuning, kredietfaciliteiten, shared facilities voor opschaling MKB en infrastructurele investeringen
Continuering van programma ondersteuning, kredietfaciliteiten, shared facilities voor opschaling MKB en infrastructurele investeringen
Al dan niet continueren meerjarenprogramma’s, overheidsinvesteringen sterk gericht op faciliteiten, infrastructuur, arbeidsmarkt, woningmarkt
Programma ontwikkeling
Initiator/ een van de leidende partners
Regierol
Bescheiden ondersteunende rol, afstemming van onderzoek, businessdevelopment en onderwijsarbeidsmarktbeleid
Inhoudelijk meer op afstand, integratie van beleid, initiator stimuleren kansrijke niches/ cross-overs, internationale allianties ontwikkelen
Inhoudelijk meer op afstand, integrratie van beleid, initiator stimuleren kansrijke niches/ cross-overs, internationale allianties ontwikkelen
Ruimtelijke planning
Geringe ruimtelijke inspanning
(lange termijn) reserveringen voor ontwikkellocatie, stimuleren incubator, planning fysieke infrastructuur (ook digitaal)
Investeringen in vastgoedontwikkeling en infrastructuur: planning gebiedsontwikkeling
Uitvoeren gebiedsontwikkeling, coherentie tussen woningmarkt, onderzoek, arbeidsmarkt, afstemmen omliggende bedrijventerreinen met ontwikkeling cluster
Aantrekkelijk werk en leefklimaat aandacht voor: landschap, recreatie, cultuur etc. Visivorming doorontwikkeling cluster, inclusief ruimtelijke reserveringen
Regelgeving
Nieuwe regelgeving kan dwingen tot nieuwe soorten bedrijvigheid
Ruimte voor experimenten
Ruimte voor experimenten
Barrieres in grensoverschrijdende programma’s, uitwisseling van talent, investeringen herkennen en bewerken
Grensoverschrijdende samenwerking stimuleren en level playing field afdwingen
Overige publieke ondersteuning
Organiseer en financier networkvorming Marketing en acquisitie
Organiseer en financier networkvorming Marketing en acquisitie op nationaal niveau
Financier networkvorming grensoverschrijdend Vergroot (inter)nationale zichtbaarheid en bekendheid/ ondersteun branding
Vergroot (inter)nationale zichtbaarheid en bekendheid/ondersteun branding op excellente deeldomeinen
Vergroot (inter)nationale zichtbaarheid en bekendheid/ondersteun branding op excellente deeldomeinen
Bron: Buck Consultants International
Over het algemeen kan worden gesteld dat de lokale en provinciale overheden nauw betrokken zijn bij de start van alle clusterprogramma’s, daarmee economische kansen en wetenschappelijke expertise volgend. Naarmate een cluster zich ontwikkelt, neemt de regie die de overheid voert af, terwijl de investeringen en de belangen bij clusterontwikkeling toenemen. Dit brengt spanning met zich mee, die voor een langere periode krachtig bestuur, visie en financiële commitments vraagt van lokale en provinciale overheden.
De Lissabon Strategie in Nederlandse Regio’s en Gemeenten
63
7.4
Voorbij Lissabon: hartenkreten uit de regio De gesprekken met 30 betrokkenen bij de tien projecten hebben ook geleid tot verschillende wensen over het beleid ter versterking van de regionale, economische concurrentiekracht. Wensen die ook relevant zijn voor de discussie over de nieuwe Lissabonstrategie na 2010. Deze wensen zijn, geredeneerd vanuit de regio, hieronder uitgewerkt: 1. Wat internationaal sterk is, sterker maken. Op nationaal en regionaal niveau is de filosofie van ‘backing winners’ sterk overgenomen de afgelopen jaren: versterken wat goed is, in plaats van ondersteunen wat minder sterk is. Dat is ook nodig om internationaal competitief te zijn. Regionale partners vragen om een nog sterkere inzet op deze filosofie. Dit betekent: A. op Europees niveau meer clusterondersteuning en minder achterstandenbeleid; B. op nationaal en regionaal niveau scherpere keuzes maken en beter weten waar je echt goed in bent (benchmarken). Nu worden zeer brede domeinen/ sleutelgebieden gestimuleerd (voorbeeld: ‘Life Sciences’, dat is inmiddels een containerbegrip). Regio’s zouden gedwongen moeten worden scherpere keuzes te maken op basis van internationale kracht (in welk toepassingsgebied van de Life Science blinkt de betreffende regio uit?) en het stuwende karakter (kunnen we er geld mee verdienen?); C. bouwen aan niches. Juist op raakvlakken van verschillende kennisdomeinen is Nederland sterk en liggen kansen, bijvoorbeeld in combinaties van voeding en gezondheid. 2. Volle inzet op talentontwikkeling en educatie. Belangrijke knelpunten ontstaan aan de kennis en educatiekant van clusterprogramma’s: de arbeidsmarkttekorten zullen op termijn toenemen, de arbeidsvraag specialiseert zich en bedrijven laten zich meer en meer binden door de aanwezigheid van talent. Leven Lang Leren staat al tijden op beleidsagenda’s, maar investeringen erin zijn beperkt. Te beperkt om de ambities te kunnen verwezenlijken. Arrangementen in de regio komen eerder ondanks dan dankzij een Leven Lang Lerenbeleid van de grond. Wanneer gaat het rijk Leven Lang Leren echt stimuleren? 3. Minder subsidies en meer kredietfaciliteiten. Bij veel partners in de regio, zowel publiek als niet-publiek, leeft het idee dat gerichte bedrijfssubsidies op lange termijn minder goed werken dan kredieten. Het voordeel van kredietfaciliteiten is dat ze een overzichtelijke en compacte verantwoordingsstructuur kennen. Het terug betalen van het krediet staat voorop. Daarmee wordt de besteding flexibeler en kan beter aangesloten worden bij grillige innovatiepaden.
64
De Lissabon Strategie in Nederlandse Regio’s en Gemeenten
A. voor met name het stimuleren van de groei van doorgroeiende bedrijven is er een tekort aan (de toegang tot) risicokapitaal. Veel beheerders van risicokapitaal (ontwikkelingsmaatschappijen, rijk en/of uitvoerende agentschappen) vertonen toch tekenen van risicomijdend gedrag. En overheidssupport wordt al snel belemmerd door staatssteundiscussies. Vooral hoogtechnologische bedrijven, die een grote vraag naar risicokapitaal hebben (vaak in meerdere ronden), komen moeilijk van pilotfase naar opschaling voor marktintroductie en zouden gebaat zijn bij kredieten voor de vroege ontwikkelfase; B. startende bedrijven kunnen vaak op verschillende gunstige regelingen rekenen, variërend van belastingvoordelen tot goedkope huisvesting. Een flink aantal partners in de regio gelooft meer in marktconforme voorwaarden met grote flexibiliteit (het bestaan van een starter is immers onstuimig). Dus bijvoorbeeld wél marktconforme huurtarieven, maar de mogelijkheid om op ieder moment uit te breiden of in te breiden in vierkante meters. 4. Een overheid die als partner de programma’s audit in plaats van afrekent. Omdat innovatie zich niet laat sturen, zijn effecten van programma’s op voorhand moeilijk te voorspellen. Toch vragen publieke stimuleringsinstrumenten dit en rekenen ze er uiteindelijk op af. In de praktijk werkt dit vaak niet goed en leidt het tot frustraties. De regio pleit voor een meedenkende overheid, in plaats van een overheid die afrekent. Dat vraagt: A. meer marktkennis van overheden; B. slimme auditconstructies, omdat het vaak gaat om complexe terreinen. Waarom zou de overheid geen gebruik maken van de kennis bij partijen in het veld voor de audit? In innovatieve branches is up-to-date kennis immers schaars en een overheid kan niet altijd over die kennis beschikken. 5. Van projectfinanciering naar programmafinanciering. Veel stimuleringsinstrumenten richten zich op projecten, die gehonoreerd worden zolang ze gelieerd zijn aan een sector. Regionale innovatieprogramma’s verworden al snel tot een stapeling van projecten. Dit komt de samenhang niet altijd ten goede. Bovendien worden projecten vanuit één invalshoek gewaardeerd: infrastructuur, technologie, onderwijs of economie. Een beroep op velerlei ‘potjes’ is het gevolg. Sommige cluster organisaties in de regio besteden veel tijd aan het oriënteren op projectaanvragen, het organiseren ervan, het inhoudelijk opstellen en verantwoorden. Programma financiering zou veel efficiënter zijn, meer ruimte geven aan bottom-up initiatieven en meer samenhang aanbrengen.
De Lissabon Strategie in Nederlandse Regio’s en Gemeenten
65
6. Meer synergie in investeringen Europa, rijk, regio. De investeringen op landelijk niveau en regionaal niveau sluiten inhoudelijk redelijk op elkaar aan. Op Europees niveau is dit anders. In een groot aantal casestudies geven respondenten aan dat de samenwerking met krachtige regio’s elders in Europa en de wereld nog veel sterker kan. Samenwerking met de gewenste (excellente) kennispartner kan vaak alleen als ook andere partners in de regio of pan-Europese partners met een achterstand betrokken zijn. Dit werkt remmend. Grensoverschrijdende netwerken komen slechts mondjesmaat tot stand en vaak juist zonder gebruik van de Europese financiering die daarvoor is bedoeld. Dit komt onder meer door de eisen die worden gesteld aan samenwerking met minder relevante partners, maar ook door de overmaat aan overhead en bescheiden tarieven die kunnen worden verrekend. Een voorzitter van één van de Nederlandse technische universiteiten legde uit geen gebruik meer te maken van Europees geld voor grensoverschrijdende projecten, omdat zijn administrateurs hadden berekend dat het meer kostte dan opleverde. Bij gebruik van verschillende instrumenten aan weerszijden van de grens, wordt het helemaal lastig. Investeringscycli, beleidsintenties, investeringscriteria en doorlooptijden zouden beter op elkaar moeten worden afgestemd. 7. Overkoepelende aansturing. Het nationale ‘Piekenbeleid’ heeft ertoe geleid dat verschillende landsdelen bouwen aan pieken in dezelfde sector. Dit kan terecht zijn en de competitie die soms wordt gevoeld, is niet slecht. Echter, bij het naar buiten treden wekt dat tot irritatie van de leidende regio’s in Nederland verwarring. Op een aantal punten vragen de regio’s om een sterkere regie door het rijk: A. lobby. Verschillende regio’s lobbyen in Brussel op dezelfde thema’s. Dit maakt die lobby’s niet per se sterker; B. ‘country marketing’. Het aantrekken van bedrijven gebeurt in een internationale, hoogcompetitieve markt. Nederland is daarin wisselend succesvol. De regio vraagt om meer regie vanuit het rijk bij het presenteren en opstellen van proposities voor internationale bedrijven die zich internationaal willen vestigen/ herplaatsen. Voortbouwend op regionale clusters moet er vanuit Nederland één geregisseerd aanbod komen. Dit is nu niet altijd het geval. De ‘country marketing’ van Nederland moet sterker; C. een beroep op Europese budgetten. Europa heeft omvangrijke budgetten beschikbaar voor programma’s die raken aan clusterstimulering. De programma’s waarachter deze budgetten schuil gaan, staan vaak echter ver weg van individuele partners in de regio. Er ligt een intermediaire taak voor overheden (regionaal en nationaal) voor lobby enerzijds en informatievoorziening anderzijds.
66
De Lissabon Strategie in Nederlandse Regio’s en Gemeenten
8. Link maatschappelijke problemen aan innovatiebeleid. Velen ervaren de crisisaanpak in het perspectief van innovatiestimulering als een gemiste kans. Natuurlijk is er geld vrijgemaakt voor innovatie, maar de focus ligt volgens velen te veel op het behouden van werkgelegenheid in minder innoverende sectoren en te weinig op sectoren die internationaal excelleren én oplossingen bieden voor maatschappelijke problemen. Simulatieomgevingen voor hulpdiensten, toepassing van nieuwe media in de zorg, extra inspanning in alternatieve energiebronnen waarin Nederland een kennispositie heeft (biobased economy, schoon gas), gezonde voeding, enz. In de regio leven ideeën genoeg, maar wie gooit de eerste steen in de vijver? De Nederlandse duurzaamheidagenda begint langzaam maar zeker een weg te vinden naar serieuze programma’s in de regio. In nagenoeg alle regio’s is een specifieke duurzaamheidagenda geformuleerd met stimuleringsmaatregelen. De grote initiatieven echter komen moeizaam van de grond. Veel beschikbare technologie wordt beperkt uitgerold. Ook hier geldt dat Nederland op onderdelen een sterke kennispositie heeft, maar internationaal een steeds bescheidener plek inneemt als het gaat om investeringen in R&D en stimuleringsbudgetten. Dat ondermijnt op termijn die kennispositie. Versterk de publieke R&D-inzet op voor de toekomst relevante thema’s. Het onderzoek is begeleid door een werkgroep met vertegenwoordigers van de verschillende overheidslagen. Hieronder treft u de namen van de mensen die het meest betrokken waren. • Frank Hilterman/Caspar Sluiter (VNG); • Annemarie Gehrels (IPO); • Gido ten Dolle (P4/HNP); • Toon Bom (gemeente Enschede); • Jeanôt van Belcom (provincie Noord-Holland); • Twan de Bruijn (gemeente Eindhoven); • Stefan Los (gemeente Den Haag); • Jasper Dijkema, secretaris (provincie Zuid-Holland). Agendalid waren Jennefer Baarn (ministerie van Economische Zaken) en Wouter Bringmann (ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties). Het onderzoek is tot stand gekomen dankzij financiële steun van beide ministeries.
De Lissabon Strategie in Nederlandse Regio’s en Gemeenten
67
68
De Lissabon Strategie in Nederlandse Regio’s en Gemeenten
Literatuurlijst
• Actieplan 2009, Energy Valley 2008 • AIM09, Amsterdamse Innovatie Motor (AIM), 2009 • Annual Report 2007, Bio Methanol Chemie Holding B.V., 2008 • Annual Report 2007, Energy Delta Institute, 2008 • Backing Winners, AWT, 2003 • Brabant Navigator 2013, Lissabon Voorbij!, Brainport Eindhoven, 2005 • Breednet Dienstenoverzicht, iMMovator, 2009 • Bestemming: doel en middelen, Twentse Innovatieroute, 2006 • Bestuurlijke Uitvoeringsafspraken 2007-2011, Greenport(s) Nederland, 2007 • Bieden en Binden, AWT, 2007 • Businessplan CAT-AgroFood, Wageningen Universiteit, 2008 • Businessplan TTIW Wetsus 2007-2012, Wetsus, 2007 • CO2 Capture, Transport and Storage in Rotterdam, DCMR Environmental Protection Agency, 2008 • Contenthub, mediagateway to Europe, iMMovator, 2008 • Cross Media Monitor 2008, Ontwikkelingen in de Cross Media – perspectieven en innovatiekansen in de Noordvleugel, Stichting iMMovator Cross Media Network, 2008 • Crossworks, R&D investment, R&D capacity, R&D cooperation, Transnational Cooperation of Cross Border Innovation Networks ism Brainport Operations BV, 2008 • De Twentse Innovatieroute: kansen voor ondernemers in Twente, innovatieplatform Twente, 2008 • De Twentse Innovatieroute: Belang van innovatie voor de toekomst van Twente, innovatieplatform Twente, 2007 • Een recept voor FoodValley. Tussenrapportage: Programma en Koers, BVR Adviseurs, 2008
De Lissabon Strategie in Nederlandse Regio’s en Gemeenten
69
• Een wereld om water, Innovatieprogramma Watertechnologie, Stuurgroep Watertechnologie, 2006 • Een wereld om water, Actieplan: werken in kansrijke clusters, Stuurgroep Watertechnologie, 2005 • Engineering the Future, Fact and Figures, ELAt, 2008 • European Innovation Scoreboard, 2009 • Excelleren. Visie 2040. Greenports Nederland, 2008 • Food Valley Ambitie 2020: voedingsbodem voor grenzeloze innovaties, Food Valley, 2009 • Foto Kennisinvesteringsagenda, Innovatieplatform, 2009 • Fryslân Fernijt, Regionaal Innovatie Programma Friesland, Provincie Fryslân, 2008 • Groeien (op Chemelot): wat helpt, wat hindert, Chemelot, 2007 • Growth and Jobs. How Danish municipalities are contributing in the creation of growth and jobs, Local government Denmark, 2007 • Het verdrag van Lissabon. Nieuwe spelregels voor Europese samenwerking, Ministerie van Buitenlandse Zaken, 2008 • Innovatieanalyse Water. Waterinnovatie: analyse en uitdagingen. Interdepartementale Werkgroep Waterinnovatie, 2007 • Innovatie Vernieuwd, WRR, 2008 • Innovation Intelligence: Food & Nutrition, Ministerie van Economische Zaken, 2006 • Innovation Intelligence: Life Sciences & Gezondheid, Ministerie van Economische Zaken/ SenterNovem, 2008 • Internationale positionering van het Innovatieplatform Twente, Innovatieplatform Twente, 2008 • Investeren in werkzekerheid, WRR, 2008 • Jaarverslag 2007: Onderweg naar 2012, Vernieuwing werkt. Versnellingsagenda Limburg, 2007 • Kennisinvesteringsagenda, Innovatieplatform, 2006 • Klavertje 4, Ruimtelijk Ontwerp. Het cradle2cradle werklandschap van Greenport Venlo, Stuurgroep Klavertje 4, Greenport Venlo, 2008 • Leiden BioScience Park, Key to discovery, Leiden BioScience Park, 2009 • Leiden maakt werk van life sciences, Leiden Life Meets Science, 2003 • Maatschappelijke Innovatie Agenda Water, Nederland Ondernemend Innovatieland, 2008 • Mark Thissen & Planbureau voor de Leefomgeving, gebaseerd op data uit de RPB-studie ‘Clusters en Economische Groei’, 2007 • Management of Open Innovation from a campus perspective, Chemelot, 2008 • Manifest in uitvoering, Greenports Holland, 2006
70
De Lissabon Strategie in Nederlandse Regio’s en Gemeenten
• Mededeling van de commissie aan de raad, het Europees Parlement, het Comité van de regio’s en het Europees economisch en sociaal comité. Groenboek over territoriale cohesie – van territoriale diversiteit een troef maken. Commissie van de Europese Gemeenschappen, 2008 • Meerjaren Actieprogramma, Leiden Life Meets Science, 2004 • Meer Open Innovatie, AWT, 2008 • Mid-term Evaluatie Energy Valley, CAB, 2008 • Naar een toekomst die werkt, Commissie Bakker, 2008 • National Reform Programme for the Netherlands 2008-2010 in the context of the Lisbon Strategy, Ministry of Economic Affairs, 2008 • Nederland in de Wereld. Versterken van de concurrentiekracht voor de toekomst van Nederland, Innovatieplatform, 2008 • Nulmeting Pieken in de Delta, Gebiedsrapport Zuidoost-Nederland, Bureau Louter, 2008 • Ontwikkeling Creative Industrie in de Noordvleugel, Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek, 2008 • Pieken in Beeld, Nulmeting Pieken in de Delta, Bureau Louter, 2008 • Praktijkhandboek Innovatie en Toptechnologie, De rol van de gemeente, ITSO Industriële Technologie Steden Overleg, 2007 • Projectbeschrijving Integraal Praktijk Centrum (IPC), STODT, 2009 • Projectplan: melk op maat, Gebiedsgericht Innovatie Beleid, Food valley, 2005 • Projectplan: naar een gezonde arbeidsmarkt voor de Life & Health Sciences sector, 2008 • Results 2007, Wetsus, 2008 • Results 2008, Wetsus, 2009 • RCI Jaarverslag 2007. Monitoring maatregelen ‘Actieprogramma en doelen 2007-2010’, Rotterdam Climate Initiative, 2008 • Rotterdam Climate Initiative Actieprogramma en doelen 2007-2011, Rotterdam Climate Initiative, 2007 • Sectoral Cluster Development in Twente, Gemeente Enschede, 2006 • Spel zonder grenzen: innovatieagenda Oost-Nederland, Regiegroep Triangle, 2006 • Startpunt: Twente Index, Twentse Innovatieroute, 2006 • Taskforce Koersvast, Koersvast Limburg, Provincie Limburg, 2008 • Technologisch Top Instituut Wetsus, presentatie dr. Gert-Jan Euverink, 2007 • The Rotterdam challenge on water and climate change, Rotterdam Climate Proof, Gemeente Rotterdam/ Rotterdam Climate Initiative, 2008 • The World Capital of CO2-free energy, Rotterdam Climate Initiative, 2007 • Tijd voor de toekomst, perspectief 2007-2011, Stichting Food Valley, 2007 • Twente index 2008, Stichting Twente Index, 2009
De Lissabon Strategie in Nederlandse Regio’s en Gemeenten
71
• Twente Innovatie Route, innovatieplatform Twente, 2007 • Twentse Innovatieroute Magazine, Innovatieplatform Twente, 2007 • Versnellingsagenda 2008-2011, Naar een hogere versnelling, Raad van Advies Versnellingsagenda, 2008 • Voortgang Sleutelgebieden en tussentijdse evaluatie Sleutelgebieden-aanpak, innovatieplatform, 2009 • Wegen in de Vallei, Energietransitieprogramma Waddenfonds, Energy Valley, 2006 • Werk in uitvoering: investeringsprogramma, Twentse Innovatieroute, 2006 • Werkplan Energy Valley III, Energy Valley, 2008
72
De Lissabon Strategie in Nederlandse Regio’s en Gemeenten
Websites • www.aimamsterdam.nl • www.agriholland.nl • www.biomcn.nl • www.brainport.nl • www.chemelot.nl • www.creativeamsterdam.nl • www.deltaliqs.nl • www.elat.org • www.eon.nl • www.energydelta.nl • www.energyvalley.nl • www.foodvalley.nl • www.greenportkas.nl • www.greenportsnederland.nl • www.greenportvenlo.nl • www.greenport-zh.nl • www.hightechfactory.com • www.hsleiden.nl • www.hszuyd.nl • www.immovator.nl • www.leidenbiosciencepark.nl • www.limburgonderneemt.nl • www.nam.nl • www.nanolab.nl • www.ocap.nl • www.rocvantwente.nl • www.rotterdamclimateinitiative.nl • www.shell.nl • www.twente-index.nl • www.twentse-innovatieroute.nl • www.versnellingsagenda.nl • www.wetsus.nl • www.wetsusacademy.nl
De Lissabon Strategie in Nederlandse Regio’s en Gemeenten
73
Bijlage: Respondenten
Onderstaande personen danken we hartelijk voor hun input in interviews, tijdens workshop en/of voor hun aanvullingen en suggesties bij de conceptrapportage. Creatieve Industrie Amsterdam Area Joke van Antwerpen Amsterdam Innovatie Motor Ton van Mil iMMovator Frank Visser iMMovator Wetsus Johannes Boonstra Heleen Sombekke mr. Eric Vos mr. Simon Tijsma
Wetsus Wetsus provincie Fryslân provincie Fryslân
Rotterdam Climate Initiative Jan van den Heuvel DCMR Cees Jan Asselbergs Deltalinqs Innovatieplatform Twente Arie Kraaijeveld Innovatie Platform Twente Pieter Dillingh Innovatie Platform Twente Miriam Luizink Mesa+ Anne Flierman Universiteit Twente
74
De Lissabon Strategie in Nederlandse Regio’s en Gemeenten
Chematerials Frank Schaap Hans Gaalman Tom Orval Anouk Courage Harrie Bremmers
DSM Chemelot Campus Versnellingsagenda Limburg Versnellingsagenda Limburg Versnellingsagenda Limburg
Brainport / ELAt Ton van Lier Twan de Bruijn
Brainport Gemeente Eindhoven
Energy Valley Gerrit van Werven Rob Voncken Cornelis Jepma
Energy Valley BioMCN Energy Delta Institute
Greenport(s) Holland Sjaak van der Tak Timo Huges Jos van der Heijden
Greenports Holland FloraHolland Greenport Venlo
Food Valley Roger van Hoesel Jolanda Wels Frans Kampers
Food Valley Food Valley CAT-AgroFOOD
BioScience Park Leiden Nettie Buitelaar BioScience Park Leiden Ruud Santink Proxy Laboratories John van der Willik Hogeschool Leiden
De Lissabon Strategie in Nederlandse Regio’s en Gemeenten
75
‘De Lissabon Strategie in Nederlandse Regio’s en Gemeenten’ is opgesteld door Buck Consultants International Buck Consultants International Postbus 1456 6501 BL Nijmegen Telefoon (024) 379 02 22
[email protected] www.bciglobal.com
76
De Lissabon Strategie in Nederlandse Regio’s en Gemeenten