RJ-Uiting 2007-3: 'ontwerp-Richtlijn 600 Banken' Ten geleide Richtlijn 600 Banken is geactualiseerd. Rekening is gehouden met ontwikkelingen in het toezicht, in wetgeving, in opvattingen over financiële instrumenten, in algemene maatschappelijk aanvaarbare normen en met ontwikkelingen in IFRS-standaarden die sinds de publicatie van Richtlijn 600 in editie 2000 van de Richtlijnen voor de jaarverslaggeving zijn verschenen. Enkele belangrijke wijzigingen ten opzichte van de bestaande Richtlijn 600: • met ingang van boekjaar 2007 zijn de Wet toezicht kredietwezen en enkele andere toezichtwetten vervangen door de Wet op het financieel Toezicht (Wft). Dit heeft diverse wijzigingen (in onder andere definities) met zich meegebracht; • diverse wijzigingen om aansluiting te krijgen bij ontwerp-Richtlijn 290 Financiële instrumenten, zo dienen financiële instrumenten bij voorkeur in overeenstemming met de ontwerp-Richtlijn 290 te worden verwerkt; • de paragraaf van risicobeheer vervalt; • het is niet langer toegestaan om verkoopresultaten uit de verkoop van obligaties en andere vastrentende waardepapieren die tot de beleggingsportefeuille behoren te activeren en toe te rekenen aan toekomstige perioden, deze worden nu direct in de winst- en verliesrekening verwerkt; • derivaten worden niet in de balans opgenomen indien de derivaten aangehouden worden voor hedging-doeleinden en een kostprijs van nihil hebben; • een aanbeveling is opgenomen om een Fonds voor Algemene Bankrisico’s (FAR) niet te vormen. Verzoek tot commentaar
De RJ nodigt u uit tot het inzenden van reacties en commentaren op deze RJ-Uiting. Deze ziet de RJ graag uiterlijk 15 juni 2007 tegemoet. Reacties en commentaren kunnen schriftelijk worden ingediend bij het RJ-secretariaat. Hierbij kan gebruik worden gemaakt van een on-line invulformulier op de website van de RJ. Reacties en commentaren zullen in aanmerking worden genomen bij het vaststellen van de definitieve Richtlijn 600 Banken en worden door de RJ als openbare informatie behandeld, tenzij door respondenten is aangegeven dat het commentaar geheel of gedeeltelijk moet worden aangemerkt als vertrouwelijk.
1
Naar verwachting zal de definitieve versie van Richtlijn 600 worden opgenomen in editie 2007 van de Richtlijnen voor de jaarverslaggeving, die in december 2007 verschijnt. Amsterdam, 21 maart 2007
2
ontwerp-Richtlijn 600 Banken (2007) commentaarperiode tot 15 juni 2007
600 Banken Deze ontwerp-Richtlijn 600 (2007) is uitgegeven voor commentaar. De commentaarperiode loopt tot 15 juni 2007.
600.1 Inleiding TOEPASSINGSGEBIED
101 Artikel 2:362 lid 8 BW biedt ook banken de mogelijkheid om zowel de enkelvoudige als de geconsolideerde jaarrekening op te stellen volgens de door de Europese Commissie goedgekeurde standaarden van de IASB en interpretaties van de IFRIC (IFRS*). Beursgenoteerde rechtspersonen zijn op grond van de IAS-verordening verplicht de geconsolideerde jaarrekening op te stellen volgens IFRS*. Indien IFRS* niet wordt toegepast dan stellen banken de jaarrekening conform Titel 9, afdeling 14 Boek 2 BW op. Voor zover in Titel 9, afdeling 14 Boek 2 BW niet uitdrukkelijk anders is bepaald, gelden de overige afdelingen van Titel 9 eveneens voor banken. In dit hoofdstuk worden slechts de specifiek voor banken geldende aspecten van de jaarrekening behandeld. De andere hoofdstukken zijn voor banken eveneens van toepassing, tenzij uit de bepalingen in dit hoofdstuk het tegendeel blijkt. 102 Dit hoofdstuk is van toepassing op kredietinstellingen als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht (Wft), die zijn onderworpen aan Titel 9, afdeling 14 Boek 2 BW. Maatschappijen die geen bank zijn en die in de geconsolideerde jaarrekening van een bank worden opgenomen, worden in de consolidatie verwerkt onder toepassing van dit hoofdstuk (artikel 2:426 lid 1 BW). Voorts is dit hoofdstuk van toepassing op een groepsmaatschappij aan het hoofd van de groep die de gegevens consolideert van een groep of van een groepsdeel welke geen of nagenoeg geen andere werkzaamheid heeft dan het uitoefenen van het bankbedrijf (artikel 2:426 lid 2 BW). Daarnaast is dit hoofdstuk, met uitzondering van de alinea’s 257 tot en met 261 betreffende het Fonds algemene bankrisico’s (FAR), van toepassing op financiële instellingen die Titel 9, afdeling 14 Boek 2 BW toepassen op grond van artikel 2:400 BW. 103 Dit hoofdstuk is niet van toepassing op banken die zijn aangesloten bij een centrale kredietinstelling (zoals bedoeld in artikel 1:1 Wft) en voldoen aan de vrijstellingsvoorwaarde genoemd in artikel 2:425 BW. Deze banken behoeven de jaarrekening en het jaarverslag niet volgens de voorschriften van Titel 9 Boek 2 BW in te richten, mits de financiële gegevens in de geconsolideerde jaarrekening, het jaarverslag en de Overige gegevens van die centrale kredietinstelling zijn opgenomen. Evenmin behoeven deze banken op grond van artikel 2:425 BW te voldoen aan artikel 2:393 BW en artikel 2:394 BW, betrekking hebbende op het deskundigenonderzoek respectievelijk de openbaarmaking. 104 In artikel 2:416 BW is specifiek aangegeven welke afdelingen en artikelen gelden voor banken. Het betreft de afdelingen inzake algemene bepalingen, algemene bepalingen omtrent de jaarrekening, bijzondere voorschriften omtrent de toelichting, voorschriften omtrent de grondslagen van waardering en van bepaling van het resultaat, het jaarverslag, de Overige gegevens, het deskundigenonderzoek, de openbaarmaking en de geconsolideerde jaarrekening alsmede een aantal specifiek aangeduide artikelen van andere afdelingen. 105 De bepalingen omtrent de afzonderlijke posten in de jaarrekening zoals opgenomen in afdeling 3, Voorschriften omtrent de balans en de toelichting daarop, en afdeling 4,
1
ontwerp-Richtlijn 600 Banken (2007) commentaarperiode tot 15 juni 2007
Voorschriften omtrent de winst- en verliesrekening en de toelichting daarop, gelden niet voor banken. De reden hiervoor is dat in het Besluit modellen jaarrekening (zie hoofdstuk 910 Modellen en besluiten) voor banken specifieke modellen voor de balans en de winst- en verliesrekening zijn vastgesteld, die in belangrijke mate verschillen ten aanzien van de posten en de volgorde van posten van die voor andere ondernemingen. Ook afdeling 11, waarin de vrijstellingen op grond van de omvang van het bedrijf van de rechtspersoon worden behandeld, en afdeling 12, aangaande de bepalingen omtrent rechtspersonen van onderscheiden aard, zijn grotendeels uitgezonderd van toepassing door banken. 106 De volgende met name genoemde voorschriften uit bovengenoemde uitgezonderde afdelingen moeten ingevolge artikel 2:416 BW door banken wel in acht worden genomen: – de bepaling betreffende de enkelvoudige jaarrekening inzake opname van een wettelijke reserve voor geactiveerde kosten die verband houden met de oprichting en met de uitgifte van aandelen en geactiveerde kosten van onderzoek en ontwikkeling (artikel 2:365 lid 2 BW); – het voorschrift tot vermelding indien een rechtspersoon op of met betrekking tot materiële vaste activa slechts een beperkt zakelijk genotsrecht heeft (artikel 2:366 lid 2 BW); – de bepaling tot opname van mutatieoverzichten van vaste activa in de toelichting (artikel 2:368 BW). Posten die mogen worden gesaldeerd behoeven niet afzonderlijk uit het overzicht te blijken. Dit betekent dat bijvoorbeeld de waardeverminderingen van effecten en deelnemingen die tot de vaste activa behoren en het ongedaan maken van deze waardeverminderingen, niet afzonderlijk in het desbetreffende mutatieoverzicht hoeven te worden vermeld (artikel 2:421 lid 1 BW); – een aantal bepalingen met betrekking tot het eigen vermogen, zoals bepalingen omtrent vermelding van ingekochte eigen aandelen, wettelijke reserves en het niet gestorte gedeelte van het kapitaal (artikel 2:373 lid 2 tot en met 5 BW); – de bepalingen inzake de voorwaarden voor verantwoording van voorzieningen en de soorten voorzieningen die afzonderlijk moeten worden vermeld (artikel 2:374 lid 1, 2 en 4 BW); – de bepaling dat indien het bedrag waarmee de schuld moet worden afgelost hoger is dan het ontvangen bedrag, het verschil, mits afzonderlijk vermeld uiterlijk tot de aflossing mag worden geactiveerd (artikel 2:375 lid 5 BW); – de bepaling dat bij converteerbare leningen de voorwaarden van conversie worden vermeld (artikel 2:375 lid 7 BW); – de vermelding van verplichtingen buiten de balanstelling die zijn aangegaan ten behoeve van groepsmaatschappijen, die voortvloeien uit het zich aansprakelijk stellen voor de schulden van die groepsmaatschappijen en waarvoor op de balans géén voorziening is getroffen (artikel 2:376, tweede volzin BW); – bepalingen omtrent buitengewone baten en lasten, baten en lasten welke aan een ander boekjaar moeten worden toegerekend en de toelichting op de aard en omvang daarvan (artikel 2:377 lid 7 BW); – bepalingen inzake vereenvoudigingen van de enkelvoudige winst- en verliesrekening van de consoliderende moedermaatschappij (artikel 2:402 BW) en vrijstellingen voor de inrichting van de jaarrekening van gegarandeerde groepsmaatschappijen (artikelen 2:403 en 404 BW). ALGEMENE BEGRIPSBEPALING
107 De volgende begrippen, met de hierna omschreven betekenis worden gebruikt in dit hoofdstuk.
2
ontwerp-Richtlijn 600 Banken (2007) commentaarperiode tot 15 juni 2007
Onder een kredietinstelling wordt verstaan een bank of een elektronischgeldinstelling (artikel 1:1 van de Wft). In dit hoofdstuk wordt, in aansluitingop het spraakgebruik, de term ‘bank’ gebruikt in de betekenis van kredietinstelling. Bedacht dient te worden dat in de aanduiding ‘bank’ dan tevens de elektronischgeldinstelling is begrepen. Onder een bank (als bedoeld in de eerste zin van de vorige alinea) wordt verstaan degene die zijn bedrijf maakt van het buiten besloten kring ter beschikking verkrijgen van opvorderbare gelden van anderen dan professionele marktpartijen, en van het voor eigen rekening verrichten van kredietuitzettingen (artikel 1:1 van de Wft). Onder een elektronischgeldinstelling wordt verstaan degene die, geen bank zijnde, zijn bedrijf maakt van het ter beschikking verkrijgen van gelden in ruil waarvoor elektronisch geld wordt uitgegeven waarmee betalingen kunnen worden verricht ook aan anderen dan degene die het elektronisch geld uitgeeft (artikel 1:1 van de Wft). ALGEMENE REGELS VOOR PRESENTATIE EN TOELICHTING
108 Artikel 16 lid 2 van het Besluit modellen jaarrekening bepaalt dat de balans van een bank moet zijn ingericht overeenkomstig model K en de winst- en verliesrekening overeenkomstig de modellen L of M. De genoemde modellen zijn opgenomen als bijlage bij het Besluit (zie hoofdstuk 910 Modellen en besluiten). 109 De van hoofdletters voorziene posten van model K en de met hoofdletters gedrukte posten van de modellen L en M moeten ingevolge het Besluit modellen jaarrekening worden vermeld, ook als deze in het geheel van de jaarrekening van te verwaarlozen betekenis zijn voor het wettelijk vereiste inzicht. De benamingen gebruikt in modellen K, L en M mogen slechts worden vervangen door benamingen die in het gegeven geval op ten minste even duidelijke wijze de inhoud van de post of telling aanduiden. Aan de posten van deze modellen mag een uitsplitsing worden toegevoegd maar de posten van deze modellen mogen niet door een uitsplitsing worden vervangen.
Saldering 110 Een financieel actief en een financiële verplichting dienen te worden gesaldeerd en uitsluitend het nettobedrag dient in de balans te worden opgenomen, indien en voorzover is voldaan aan de voorwaarden vermeld in ontwerp-Richtlijn 290 Financiële instrumenten: verwerking, waardering, presentatie en toelichting, alinea 837.
Tijdelijk verkochte en gekochte activa 111 Tijdelijk verkochte activa blijven, mits de wederinkoop (onder vermelding van leveringstijdstip en bepaalde prijs) is overeengekomen (cessie/retrocessie, repo) in de balans van de verkopende bank opgenomen. Tegenover de als actief opgenomen ontvangen liquiditeiten, samenhangende met de vorenbedoelde tijdelijke verkoop, wordt de terugkoopverplichting in de balans van de verkopende bank afhankelijk van de tegenpartij als schulden aan klanten of bankiers verantwoord (artikel 2 lid 2 van het Besluit jaarrekening banken). In de toelichting bij de desbetreffende post wordt het bedrag van de overgedragen activa vermeld en een korte omschrijving gegeven van de aard van de desbetreffende transacties. Hierbij dient te worden vermeld dat de desbetreffende effecten en andere activa per balansdatum niet ter vrije beschikking staan. De bepalingen in deze alinea zijn 3
ontwerp-Richtlijn 600 Banken (2007) commentaarperiode tot 15 juni 2007
niet van toepassing op termijntransacties en terugkoopbepalingen bij uitgifte van obligaties en andere vastrentende waardepapieren (artikel 2 lid 3 van het Besluit jaarrekening banken). 112 Tijdelijk gekochte activa worden, mits de wederinkoop door de wederpartij (onder vermelding van leveringstijdstip en bepaalde prijs) is overeengekomen (cessie/retrocessie, reverse repo), niet opgenomen in de balans van de kopende bank. Aanbevolen wordt in de toelichting bij de desbetreffende posten de aard en de omvang van de tijdelijk gekochte activa weer te geven en een korte omschrijving te geven van de aard van de desbetreffende transacties. De met deze tijdelijk gekochte activa samenhangende afdracht van liquiditeiten wordt in de balans van de kopende bank afhankelijk van de tegenpartij verantwoord als vorderingen op klanten of bankiers (artikel 3 lid 1 van het Besluit jaarrekening banken).
Waardepapieren in bruikleen of verbruikleen 113
Artikel 11 lid 5 van het Besluit jaarrekening banken luidt:
Het bedrag van de waardepapieren die in bruikleen of verbruikleen zijn gegeven, wordt in de toelichting vermeld. Eveneens wordt het bedrag van de in bruikleen of verbruikleen ontvangen waardepapieren vermeld. Bij de verantwoording van transacties waarbij waardepapieren in bruikleen of verbruikleen zijn gegeven, is het van belang welke partij het economisch risico loopt over de waardepapieren gedurende de looptijd van de transactie.
In het geval dat de bank de effecten gedurende een vooraf overeengekomen periode uitleent en daarover het economisch risico behoudt, dienen de effecten als actiefpost op de balans van de bank verantwoord te blijven. In de toelichting bij de desbetreffende post dient te worden vermeld dat de desbetreffende effecten per balansdatum niet ter vrije beschikking staan. In het geval dat de bank de effecten gedurende een vooraf overeengekomen periode inleent en daarover geen economisch risico loopt, dienen deze niet op de balans van de bank te worden verantwoord.
Activa niet ter vrije beschikking 114
Artikel 8 van het Besluit jaarrekening banken luidt:
Onderscheiden naar de groepen van schulden, bedoeld in artikel 6 lid 1, en naar de voorwaardelijke schulden, bedoeld in artikel 7 lid 1, wordt aangegeven voor welke van deze schulden activa verbonden zijn, welke activa deswege niet meer ter vrije beschikking staan en tot welk bedrag dat is geschied.
Dit houdt in dat indien activa tot zekerheid zijn gesteld voor door de bank aangegane verplichtingen, dit afzonderlijk per soort zekerheidstelling per groep van schulden wordt vermeld.
Vermogens voor rekening van derden 115
Artikel 2 lid 1 van het Besluit jaarrekening banken luidt:
Vermogens die de bank in eigen naam voor rekening van een ander niet afgescheiden van haar activa en passiva beheert, worden onder de desbetreffende balansposten opgenomen.
Volgens de laatste volzin van artikel 11, lid 1 Besluit jaarrekening banken moeten afgescheiden vermogens die een bank in eigen naam voor rekening van een ander beheert worden vermeld in
4
ontwerp-Richtlijn 600 Banken (2007) commentaarperiode tot 15 juni 2007
de toelichting. Indien de desbetreffende vermogens afgescheiden worden beheerd van de activa en passiva van de bank (en daarom bij een eventueel faillissement van de bank niet in het vermogen van de bank vallen), worden deze niet in de balans opgenomen. Vermogens die in de vennootschappelijke jaarrekening van de moedermaatschappij niet worden opgenomen, omdat ze bij een eventueel faillissement buiten het vermogen van de moeder vallen, worden evenmin in de geconsolideerde jaarrekening opgenomen, ook al wordt de desbetreffende rechtspersoon in de consolidatie opgenomen.
Achterstellingen 116 Van de vorderingen respectievelijk obligaties en andere vastrentende waardepapieren wordt vermeld welke zijn achtergesteld (artikel 3 lid 6 van het Besluit jaarrekening banken). 117 Ingevolge artikel 6 lid 6 van het besluit jaarrekening banken en artikel 2:375 lid 7 BW worden bij converteerbare leningen onder de schulden de conversievoorwaarden vermeld.
Lease-overeenkomsten 118 Ingevolge artikel 11 lid 3 van het Besluit jaarrekening banken wordt het bedrag van vorderingen uit de lease-overeenkomsten, uitgesplitst naar de balansposten waaronder deze voorkomen, vermeld in de toelichting.
Kasstroomoverzicht 119 De bepalingen inzake het kasstroomoverzicht, zoals vermeld in hoofdstuk 360, zijn ook voor banken van toepassing. In bijlage 1 van dit hoofdstuk zijn voorbeelden van kasstroomoverzichten opgenomen. De indeling van de kasstroom uit operationele activiteiten wijkt in deze voorbeelden af van die in hoofdstuk 360. In de voorbeelden zijn onder het begrip geldmiddelen begrepen de kasmiddelen en het terstond opeisbare deel van Vorderingen op bankiers. ALGEMENE REGELS VOOR WAARDERING EN BEPALING VAN HET RESULTAAT
Financiële instrumenten 120 Financiële instrumenten worden bij voorkeur gewaardeerd in overeenstemming met ontwerp-Richtlijn 290 Financiële instrumenten: verwerking, waardering, presentatie en toelichting, paragraaf 5. Het is wettelijk toegestaan de niet tot de vaste activa behorende effecten te waarderen tegen de verkrijgingsprijs, tegen de aflossingswaarde of tegen de actuele waarde (artikel 2:422 lid 3 BW) en de waardepapieren met een vaste of van de rentestand afhankelijke rente die tot de vaste activa behoren tegen de verkrijgingsprijs of tegen de aflossingswaarde (artikel 2:422 lid 1 BW). 121 Waardemutaties in financiële vaste activa worden, met inachtneming van hetgeen bepaald is in artikel 2:390 BW en rekening houdend met latente belastingverplichtingen, in de herwaarderingsreserve verwerkt. Zie hiervoor de uiteenzetting in hoofdstuk 240 Eigen vermogen alinea 222 tot en met 227.
5
ontwerp-Richtlijn 600 Banken (2007) commentaarperiode tot 15 juni 2007
122 Vorderingen uit hoofde van verkopen op afbetaling, huurkoop en leasing dienen te worden gewaardeerd onder aftrek van nog niet gerealiseerde winst en rente.
Agio/disagio 123 Agio respectievelijk disagio betreft het positieve respectievelijk negatieve verschil tussen de verkrijgingsprijs en de nominale waarde van financiële instrumenten. Bij waardering van financiële instrumenten tegen de geamortiseerde kostprijs wordt het agio respectievelijk het disagio, als deel van het verschil tussen de boekwaarde bij de eerste verwerking en de aflossingen op de hoofdsom, bij voorkeur over de looptijd van het instrument gespreid, en bij voorkeur via de effectieve-rentemethode, ten laste respectievelijk ten gunste van de winst- en verliesrekening gebracht. Het verschil tussen de aflossingswaarde en de verkrijgingsprijs wordt vermeld in de toelichting. Het is wettelijk toegestaan om agio bij aankoop van waardepapieren met een vaste of van de rentestand afhankelijke rente die tot de vaste activa behoren (artikel 2:422 lid 2 BW) of disagio bij het aantrekken van schulden (artikel 2:375 lid 5 BW) ineens als last in de winst- en verliesrekening te nemen. 124 Bij waardering tegen de geamortiseerde kostprijs zoals bedoeld in RJ 290, worden de aflossingswaarde en het nog niet geamortiseerde agio respectievelijk disagio tezamen onder de desbetreffende post van de balans opgenomen.
Verkoopresultaten 125 Bij verkoop van financiële instrumenten kunnen positieve en negatieve verschillen ontstaan tussen de verkoopprijs en de boekwaarde. Deze verschillen worden direct in de winsten verliesrekening verantwoord onder de Post Resultaat uit financiële transacties. Baten en lasten in verband met de verkoop van obligaties en andere vastrentende waardepapieren die tot de vaste activa behoren worden direct in de winst- en verliesrekening verwerkt onder de post Rente. Indien en voor zover de lasten bij verkoop voortvloeien uit (duurzame) waardeverminderingen worden deze in de winst- en verliesrekening verwerkt onder de post Waardeverminderingen van tot de vaste activa behorende effecten en deelnemingen.
Waardeverminderingen 126 De waardeverminderingen worden in de winst- en verliesrekening verwerkt in de post Waardeverminderingen van vorderingen en voorzieningen voor onder de balans opgenomen verplichtingen (dan wel vrijval daarvan) of de post Waardeverminderingen van tot de vaste activa behorende effecten en deelnemingen (dan wel vrijval daarvan), al naar gelang de post waarop de waardevermindering betrekking heeft.
600.2 Balans VORDERINGEN OP KREDIETINSTELLINGEN (BANKIERS)
Begripsbepaling 201 Ingevolge artikel 3 lid 1 van het Besluit jaarrekening banken worden onder vorderingen op kredietinstellingen opgenomen de onmiddellijk opeisbare vorderingen en overige
6
ontwerp-Richtlijn 600 Banken (2007) commentaarperiode tot 15 juni 2007
vorderingen, inclusief de vorderingen uit hoofde van tijdelijk gekochte activa, op kredietinstellingen voor zover niet belichaamd in obligaties en andere al dan niet vastrentende waardepapieren. Volgens artikel 3 lid 2 van het Besluit jaarrekening banken worden onder kredietinstellingen onder meer verstaan centrale banken en andere volkenrechtelijke of publiekrechtelijke kredietinstellingen.
Presentatie 202 Onderscheiden naar de in alinea 201 genoemde groepen van vorderingen worden aangegeven de vorderingen op groepsmaatschappijen en die op andere rechtspersonen en vennootschappen die een deelneming hebben in de bank of waarin de bank een deelneming heeft (artikel 3 lid 5 Besluit jaarrekening banken). 203 Aanbevolen wordt posten waarvoor de aflossingsdatum onbepaald is in te delen naar de verwachte aflossingsdatum. Ingevolge artikel 3 lid 8 van het Besluit jaarrekening banken wordt van de niet onmiddellijk opeisbare vorderingen op kredietinstellingen aangegeven tot welk bedrag de resterende looptijd tot aan elke aflossing: – drie maanden of korter is; – langer is dan drie maanden, maar niet langer dan een jaar; – langer is dan een jaar, maar niet langer dan vijf jaar; – langer is dan vijf jaar. 204 Ingevolge artikel 11 lid 4 van het Besluit jaarrekening banken worden ten aanzien van de vorderingen op kredietinstellingen, alsmede van buiten de balanstelling opgenomen voorwaardelijke schulden, concentraties vermeld, indien deze van betekenis zijn voor het geheel van de vorderingen op kredietinstellingen. De concentraties van vorderingen alsmede de latente risico’s uit hoofde van de bedoelde voorwaardelijke schulden dienen op één of meer van de volgende wijzen te worden weergegeven: – uitgesplitst naar relevante zekerheden; – uitgesplitst naar relevante geografische regio’s waarbinnen de bank actief is. 205 De criteria en de wijze waarop waardeverminderingen en afboekingen van vorderingen op kredietinstellingen worden bepaald dienen te worden toegelicht. Hierbij wordt aanbevolen om het brutobedrag te vermelden van de vorderingen waarover geen rente meer wordt verantwoord. Bovendien wordt aanbevolen een verloopoverzicht op te nemen dat de volgende vorm kan hebben: Stand aan het begin van het boekjaar
…
Afboekingen Ontvangen na afboeking Toevoegingen gedurende het boekjaar ten laste van waardeveranderingen van vorderingen Vrijval gedurende het boekjaar ten gunste van waardeveranderingen van vorderingen Overige mutaties Stand aan het einde van het boekjaar
-… … … -… … …
7
ontwerp-Richtlijn 600 Banken (2007) commentaarperiode tot 15 juni 2007
VORDERINGEN OP KLANTEN (KREDIETEN)
Begripsbepaling 206 Ingevolge artikel 3 lid 1 Besluit jaarrekening banken worden onder kredieten opgenomen de met de bedrijfsuitoefening van banken samenhangende vorderingen, inclusief de vorderingen uit hoofde van tijdelijk gekochte activa, op klanten voor zover niet belichaamd in obligaties en andere al dan niet vastrentende waardepapieren.
Presentatie 207 Onderscheiden naar de in alinea 206 genoemde vorderingen worden aangegeven de vorderingen op groepsmaatschappijen en die op andere rechtspersonen en vennootschappen die een deelneming hebben in de bank of waarin de bank een deelneming heeft (artikel 3 lid 5 Besluit jaarrekening banken). 208 Ingevolge artikel 3 lid 8 van het Besluit jaarrekening banken wordt vermeld tot welk bedrag de looptijd van vorderingen op klanten onbepaald is. Aanbevolen wordt posten waarvoor de aflossingsdatum onbepaald is in te delen naar de verwachte aflossingsdatum. Bij de niet onmiddellijk opeisbare vorderingen wordt aangegeven tot welk bedrag de resterende looptijd tot aan iedere aflossing: – drie maanden of korter is; – langer is dan drie maanden, maar niet langer dan een jaar; – langer is dan een jaar, maar niet langer dan vijf jaar; – langer is dan vijf jaar. 209 Ingevolge artikel 11 lid 4 van het Besluit jaarrekening banken worden ten aanzien van de vorderingen op klanten, alsmede ten aanzien van de buiten de balanstelling opgenomen voorwaardelijke schulden, concentraties vermeld, indien deze van betekenis zijn voor het geheel van de vorderingen op klanten. De concentraties van vorderingen alsmede de bedoelde latente risico’s uit hoofde van de bedoelde voorwaardelijke schulden dienen op één of meer van de volgende wijzen te worden weergegeven: – uitgesplitst naar relevante zekerheden; – uitgesplitst naar relevante bedrijfstakken; – uitgesplitst naar relevante sectoren waarbinnen de bank actief is, zoals overheid, zakelijk en particulier; – uitgesplitst naar relevante geografische regio’s waarbinnen de bank actief is. 210 Lessors dienen activa die operationeel geleast zijn te verwerken in de balans overeenkomstig de aard van die activa. Indien individuele activa onder operational lease deel uitmaken van een portefeuille en de voor- en nadelen verbonden aan de eigendom van het totaal van de in deze portefeuille begrepen lease-objecten slechts in zeer beperkte mate voor rekening van de bank komen (zoals blijkend uit bijvoorbeeld ervaringscijfers), is er qua aard sprake van kredietverlening en kunnen de geleaste activa onder de post Kredieten worden verantwoord. Indien een portefeuille operationeel geleaste activa onder de post Kredieten wordt verantwoord, dient in de toelichting bij de desbetreffende post te worden vermeld het deel van de kredieten dat operationeel geleaste activa betreft. 211 De criteria en de wijze waarop waardeverminderingen en afboekingen van kredieten worden bepaald dienen te worden toegelicht. Hierbij wordt aanbevolen om het 8
ontwerp-Richtlijn 600 Banken (2007) commentaarperiode tot 15 juni 2007
brutobedrag te vermelden van de vorderingen waarover geen rente meer wordt verantwoord. Bovendien wordt aanbevolen een verloopoverzicht op te nemen dat de volgende vorm kan hebben: Stand aan het begin van het boekjaar
…
Afboekingen Ontvangen na afboeking Toevoegingen gedurende het boekjaar ten laste van waardeveranderingen van vorderingen Vrijval gedurende het boekjaar ten gunste van waardeveranderingen van vorderingen Overige mutaties Stand aan het einde van het boekjaar
-… … … -… … …
Leningen aan bestuurders en commissarissen 212 In aansluiting op hoofdstuk 271 paragraaf 6 Bezoldiging van bestuurders en commissarissen worden, overeenkomstig artikel 2:421 lid 5 BW, de openstaande bedragen van leningen, voorschotten en garanties verstrekt door de rechtspersoon, zijn dochtermaatschappijen en de maatschappijen waarvan hij de gegevens consolideert, aan bestuurders van de rechtspersoon als groep en aan commissarissen van de rechtspersoon als groep, vermeld in de toelichting, ook indien deze informatie herleid kan worden tot een enkele natuurlijke persoon. Indien de bank een ‘open NV’ is zoals bedoeld in artikel 2:383b BW dan gelden de (ruimere) bepalingen van artikel 2:383c tot en met 2:383e BW over bezoldigingen, leningen e.d., en is de beperking van artikel 2:421 lid 5 BW niet van toepassing. OVERHEIDSPAPIER HERFINANCIERBAAR BIJ DE CENTRALE BANK EN OBLIGATIES EN ANDERE VASTRENTENDE WAARDEPAPIEREN
Begripsbepaling 213 Onder de balanspost Obligaties en andere vastrentende waardepapieren worden opgenomen door kredietinstellingen, andere ondernemingen of publiekrechtelijke lichamen geëmitteerde, vastrentende, verhandelbare obligaties en andere vastrentende waardepapieren, voor zover deze niet worden opgenomen onder overheidspapier dat ter herfinanciering bij de centrale bank kan worden aangeboden. Met obligaties en andere vastrentende waarden worden gelijkgesteld waardepapieren met een rentevoet die is gekoppeld aan een bepaalde renteparameter, bijvoorbeeld euribor. 214 Overheidspapier met een oorspronkelijke looptijd niet langer dan twee jaar en ander overheidspapier dat ter herfinanciering bij de centrale bank kan worden aangeboden, wordt als een afzonderlijke balanspost gepresenteerd.
Eigen waardepapieren in portefeuille 215
Artikel 3 lid 4 van het Besluit jaarrekening banken luidt:
Eigen waardepapieren met een vaste of van de rentestand afhankelijke rente die de bank houdt of doet houden, mogen niet worden geactiveerd, tenzij deze waardepapieren niet als vaste activa worden aangemerkt, zij in omloop zijn gebracht en niet achtergesteld zijn, en het handel betreft. Het bedrag van deze waardepapieren wordt alsdan
9
ontwerp-Richtlijn 600 Banken (2007) commentaarperiode tot 15 juni 2007 vermeld.
216 Eigen waardepapieren met een vaste of van de rentestand afhankelijke rente die geen deel uitmaken van de handelsportefeuille mogen niet worden geactiveerd maar worden tegen de nominale waarde in mindering gebracht op de desbetreffende schuld. 217 Eigen waardepapieren met een vaste of van de rentestand afhankelijke rente behorende tot de handelsportefeuille mogen worden geactiveerd, mits zij in omloop zijn gebracht en niet achtergesteld zijn. Het bedrag van deze waardepapieren wordt dan op grond van artikel 3 lid 4 van het Besluit jaarrekening banken vermeld in de toelichting. Het is hierbij niet de bedoeling dat een portefeuille eigen waardepapieren van vaste omvang langdurig wordt aangehouden, aangezien de waardepapieren dan te zeer het karakter van een belegging krijgen. Eigen waardepapieren die ter gelegenheid van de uitgifte niet zijn verkocht, alsmede achtergestelde eigen waardepapieren, mogen niet worden geactiveerd.
Overige obligaties en andere vastrentende waardepapieren 218 Tot de post Overige obligaties en andere vastrentende waardepapieren worden die waardepapieren gerekend die naar hun aard tot de in waardepapieren belichaamde vorderingen behoren die noch tot de vaste activa (beleggingsportefeuille) noch tot de handelsportefeuille behoren.
Presentatie 219 Van de obligaties en andere vastrentende waarden behorende tot de vaste activa wordt een verloopoverzicht opgenomen met inachtneming van de bepalingen van artikel 2:368 en 2:421 lid 1 BW. Uit het verloopoverzicht blijkt: – de boekwaarde aan het begin van het boekjaar; – de som van de waarden waartegen de in het boekjaar verkregen activa zijn te boek gesteld, en de som van de boekwaarden der activa waarover de rechtspersoon aan het einde van het boekjaar niet meer beschikt; – de afschrijvingen, de waardeverminderingen en de terugneming daarvan over het boekjaar; – de boekwaarde aan het einde van het boekjaar. Voorts wordt voor ieder van de posten behorende tot de vaste activa de som van de afschrijvingen en waardeverminderingen op de balansdatum opgegeven. 220
Artikel 3 lid 3 van het Besluit jaarrekening banken luidt:
Onder waardepapieren met een vaste of van de rentestand afhankelijke rente worden waardepapieren vermeld die worden uitgegeven door publiekrechtelijke lichamen en door anderen. Deze waardepapieren worden tevens onderscheiden naar gelang zij al dan niet als vaste activa worden aangemerkt, onder vermelding van de maatstaf ter onderscheiding die hiervoor is gebruikt, alsmede naar gelang zij al dan niet zijn opgenomen in een prijscourant van een beurs. Opgegeven wordt het bedrag dat opeisbaar wordt tijdens het boekjaar volgend op dat waarop de jaarrekening betrekking heeft.
Dit betekent dat de samenstelling van de post Obligaties en andere vastrentende waardepapieren als volgt wordt weergegeven: a. samenstelling naar emittent, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen de categorieën Publiekrechtelijke lichamen en Overige; 10
ontwerp-Richtlijn 600 Banken (2007) commentaarperiode tot 15 juni 2007
b. samenstelling naar beursnotering waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen de categorieën Ter beurze genoteerd en Niet ter beurze genoteerd; c. samenstelling naar opeisbaarheid, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen de categorieën Opeisbaar in het volgend boekjaar en Niet opeisbaar in het volgend boekjaar. Onder de sub a genoemde publiekrechtelijke lichamen worden tevens centrale en lagere overheden begrepen. 221 Onderscheiden naar de in alinea 220 genoemde groepen van waardepapieren worden aangegeven de waardepapieren van groepsmaatschappijen en die van andere rechtspersonen en vennootschappen die een deelneming hebben in de bank of andere rechtspersonen of vennootschappen waarin de bank een deelneming heeft (artikel 3 lid 5 Besluit jaarrekening banken). AANDELEN EN ANDERE NIET-VASTRENTENDE WAARDEPAPIEREN
Eigen aandelen 222
Artikel 2:421 lid 3 BW luidt:
Gelijksoortige handelingen als bedoeld in artikel 378 lid 3, tweede zin, mogen gezamenlijk worden verantwoord. Artikel 378 lid 4 onder a geldt niet voor de aandelen of certificaten daarvan die de bank in de gewone bedrijfsuitoefening in pand heeft genomen.
Ingevolge dit artikel mag een bank iedere verwerving en vervreemding voor haar eigen rekening van eigen aandelen en certificaten in plaats van individueel ook gezamenlijk verantwoorden. De vermelding van de gegevens omtrent het aantal, de soort en het nominale bedrag van de eigen aandelen of certificaten daarvan, die de bank of een ander voor haar rekening op de balans in pand heeft geldt niet voor de aandelen of certificaten daarvan die de bank in de gewone bedrijfsuitoefening in pand heeft genomen.
Presentatie 223 Ingevolge artikel 4 lid 2 van het Besluit jaarrekening banken wordt het criterium op basis waarvan de aandelen en andere niet-vastrentende waardepapieren al dan niet als vaste activa worden aangemerkt, vermeld in de toelichting. Daarbij moeten afzonderlijk van aandelen en andere niet-vastrentende waardepapieren de al dan niet in een prijscourant van een beurs opgenomen waardepapieren worden vermeld. 224 Van aandelen en andere niet-vastrentende waardepapieren behorende tot de vaste activa wordt een verloopoverzicht opgenomen met inachtneming van de bepalingen van artikel 2:368 BW en artikel 2:421 lid 1 BW. Uit het verloopoverzicht blijkt: – de boekwaarde aan het begin van het boekjaar; – de som van de waarden waartegen de in het boekjaar verkregen activa te boek zijn gesteld, en de som van de boekwaarden der activa waarover de rechtspersoon aan het einde van het boekjaar niet meer beschikt; – de herwaarderingen over het boekjaar overeenkomstig artikel 2:390 lid 1 BW; – de afschrijvingen, de waardeverminderingen en de terugneming daarvan over het
11
ontwerp-Richtlijn 600 Banken (2007) commentaarperiode tot 15 juni 2007
boekjaar; – de boekwaarde aan het einde van het boekjaar. Voorts worden voor ieder van de posten behorende tot de vaste activa de som van de herwaarderingen die betrekking hebben op de activa welke op de balansdatum aanwezig zijn en de som van de afschrijvingen en waardeverminderingen op de balansdatum opgegeven. 225 In de toelichting wordt uiteengezet of en op welke wijze in samenhang met de herwaardering, rekening wordt gehouden met de invloed van belastingen op vermogen en resultaat (artikel 2:390 lid 5 BW). 226 Het verschil tussen de reële waarde en de verkrijgingsprijs van aandelen en andere nietvastrentende waardepapieren behorende tot de handelsportefeuille en overige aandelen en andere niet-vastrentende waardepapieren wordt, ongeacht de gekozen waarderingsgrondslag, afzonderlijk per categorie opgenomen. 227 Hausse- en baisse-posities in aandelen en andere niet-vastrentende waardepapieren dienen te worden gesaldeerd per fonds. De per saldo baisse-posities worden gerubriceerd onder de post Overige schulden. DEELNEMINGEN
Begripsbepaling 228 In hoofdstuk 214 Financiële vaste activa, paragraaf 6 komt onder andere aan de orde de in de toelichting te verstrekken informatie over deelnemingen. Het in die paragraaf gestelde is mutatis mutandis ook van toepassing voor banken. Daarnaast heeft ook artikel 4 van het Besluit jaarrekening banken betrekking op de presentatie van deelnemingen.
Presentatie 229 Onder de deelnemingen worden op grond van artikel 4 lid 1 van het Besluit jaarrekening banken afzonderlijk opgenomen: – de deelnemingen in groepsmaatschappijen met afzonderlijke vermelding van de deelnemingen in groepsmaatschappijen die kredietinstellingen zijn als bedoeld in artikel 3 lid 2 van het Besluit jaarrekening banken; – de overige deelnemingen met afzonderlijke vermelding van de deelnemingen die kredietinstellingen zijn als bedoeld in artikel 3 lid 2 van het Besluit jaarrekening banken. 230 Op grond van artikel 4 lid 2 van het Besluit jaarrekening banken wordt aangegeven de al dan niet in een prijscourant van een beurs opgenomen waardepapieren. MATERIËLE VASTE ACTIVA
Begripsbepaling 231 In deze alinea wordt alleen op onroerende zaken ingegaan voor zover deze duurzaam worden gebruikt voor de eigen bedrijfsuitoefening. Deze onroerende zaken worden op grond van artikel 5 lid 1 van het Besluit jaarrekening banken onderverdeeld in:
12
ontwerp-Richtlijn 600 Banken (2007) commentaarperiode tot 15 juni 2007
a. b.
terreinen en gebouwen in eigen gebruik; overige.
Waardering 232 Onroerende zaken zoals bedoeld in alinea 231 worden in overeenstemming met hoofdstuk 212 Materiële vaste activa, alinea 401, na eerste verwerking gewaardeerd volgens het kostprijsmodel of het actuele waarde model . Afschrijvingen op onroerende zaken zoals bedoeld in alinea 231, sub a dienen overeenkomstig de alinea’s 417 tot en met 434 van hoofdstuk 212 Materiële vaste activa in aanmerking te worden genomen. Bij de waardering tegen de actuele waarde dient te worden vermeld of taxatie is verricht door interne dan wel externe taxateurs. In de toelichting dienen de uitgangspunten voor en de frequentie van de taxatie te worden uiteengezet.
Presentatie 233 Voor het aspect presentatie wordt verwezen naar hoofdstuk 212 Materiële vaste activa, paragraaf 6. Conform artikel 5 van het Besluit jaarrekening banken wordt het bedrag van de post Terreinen en gebouwen voor eigen gebruik vermeld. DERIVATEN
Presentatie 234 Derivaten worden in de balans opgenomen op het moment van het afsluiten van de overeenkomst en worden verantwoord onder Overlopende activa of Overlopende passiva, tenzij sprake is van derivaten die worden aangehouden voor hedgingdoeleinden met een kostpijs nihil. 235 Alle baten en lasten die het karakter hebben van rente en voortvloeien uit instrumenten die worden aangehouden in het kader van balansbeheer, dienen te worden verantwoord onder rentebaten en/of rentelasten. Een voorbeeld van een dergelijke post vormt een swapverschil, zijnde het verschil tussen de termijnkoers en de contante koers op het moment van afsluiten van een termijncontract. 236
Artikel 12 lid 1 van het Besluit jaarrekening banken luidt:
Van de op balansdatum openstaande termijntransacties wordt, onderscheiden naar soort termijntransactie, een overzicht gegeven. Medegedeeld wordt voorts of een belangrijk deel van deze transacties is aangegaan ter afdekking van risico’s en of een belangrijk deel handel betreft.
In de toelichting dient een overzicht te worden gegeven van de per balansdatum lopende derivatencontracten. Aanbevolen wordt een overzicht zoals in bijlage 2 van dit hoofdstuk is weergegeven in de toelichting op te nemen. In aanvulling op dit schema is het wenselijk om een nadere omschrijving te geven van de begrippen ‘onderliggende nominale waarde’ (notional amount) en ‘positieve reële waarde’. Het nut van de informatie wordt vergroot indien tevens wordt aangegeven in welke mate de derivatencontracten zijn afgesloten in het kader van het balansbeheer dan wel in het kader van handelsactiviteiten. OVERLOPENDE ACTIVA
13
ontwerp-Richtlijn 600 Banken (2007) commentaarperiode tot 15 juni 2007
Begripsbepaling 237 Tot de Overlopende activa worden gerekend vooruitbetaalde bedragen voor kosten die ten laste van de volgende periode(n) komen en nog te ontvangen bedragen ter zake van baten die aan verstreken periode(n) zijn toegerekend, zoals overlopende rente en de ongerealiseerde resultaten op valutatermijncontracten. De boekwaarde van derivaten en het nog niet geamortiseerde deel van het agio (bij waardering van waardepapieren op aflossingswaarde; zie alinea 120, 123 en 124) worden eveneens tot de Overlopende activa gerekend. SCHULDEN AAN KREDIETINSTELLINGEN (BANKIERS)
Begripsbepaling 238 Tot de post Schulden aan kredietinstellingen worden gerekend de onmiddellijk opeisbare schulden en de overige schulden aan kredietinstellingen met inbegrip van centrale banken en andere volkenrechtelijke of publiekrechtelijke kredietinstellingen (artikel 6 lid 1, onder a van het Besluit jaarrekening banken). Voorts wordt ingevolge artikel 6 lid 2 van het Besluit jaarrekening banken tot deze post gerekend de bij een verkoop van activa door de bank ontvangen prijs indien teruglevering tegen een bepaalde prijs is bedongen.
Presentatie 239 Onderscheiden naar de in de eerste zin van de vorige alinea genoemde groepen van schulden worden aangegeven de schulden aan groepsmaatschappijen en die aan andere rechtspersonen en vennootschappen die een deelneming hebben in de bank of waarin de bank een deelneming heeft (artikel 6 lid 3 van het Besluit jaarrekening banken). 240 Aanbevolen wordt posten waarvoor de aflossingsdatum onbepaald is in te delen naar de verwachte aflossingsdatum. Ingevolge artikel 6 lid 7 van het Besluit jaarrekening banken wordt bij de niet onmiddellijk opeisbare schulden aan kredietinstellingen aangegeven tot welk bedrag de resterende looptijd tot aan iedere aflossing: – drie maanden of korter is; – langer is dan drie maanden, maar niet langer dan een jaar; – langer is dan een jaar, maar niet langer dan vijf jaar; – langer is dan vijf jaar. SCHULDEN AAN KLANTEN (TOEVERTROUWDE MIDDELEN)
Begripsbepaling 241 Schulden aan klanten betreffen de met de bedrijfsuitoefening van banken samenhangende schulden, voor zover geen schulden aan kredietinstellingen en voor zover niet belichaamd in een schuldbewijs dan wel een achtergestelde schuld en uitgezonderd de schulden opgenomen als Overige schulden en Overlopende passiva. 242 In de schulden aan klanten zijn onder meer spaargelden begrepen. Als spaargelden worden beschouwd alle deposito’s en spaarrekeningen van privé-personen en instellingen zonder zakelijke doelstelling.
14
ontwerp-Richtlijn 600 Banken (2007) commentaarperiode tot 15 juni 2007
Presentatie 243 Overeenkomstig artikel 6 lid 1, onder b van het Besluit jaarrekening banken worden de schulden aan klanten onderscheiden naar spaargelden en andere schulden en voor beide groepen eveneens naar de onmiddellijk opeisbare schulden en overige schulden. 244 Onderscheiden naar de in de vorige alinea genoemde groepen van schulden worden aangegeven de schulden aan groepsmaatschappijen en die aan andere rechtspersonen en vennootschappen die een deelneming hebben in de bank of waarin de bank een deelneming heeft (artikel 6 lid 3 van het Besluit jaarrekening banken). 245 Aanbevolen wordt posten waarvoor de aflossingsdatum onbepaald is in te delen naar de verwachte aflossingsdatum. Ingevolge artikel 6 lid 7 van het Besluit jaarrekening banken wordt bij de niet onmiddellijk opeisbare schulden aan klanten en de spaargelden aangegeven tot welk bedrag de resterende looptijd tot aan iedere aflossing: – drie maanden of korter is; – langer is dan drie maanden, maar niet langer dan een jaar; – langer is dan een jaar, maar niet langer dan vijf jaar; – langer is dan vijf jaar. SCHULDBEWIJZEN
Begripsbepaling 246 Tot de schuldbewijzen worden gerekend obligaties en andere schuldbewijzen, zoals depositocertificaten en eigen accepten, voor zover niet achtergesteld. Onder eigen accept wordt uitsluitend begrepen een accept dat door de rapporterende bank is uitgegeven voor haar eigen herfinanciering en waarbij deze bank de betrokkene is.
Presentatie 247 Overeenkomstig artikel 6 lid 1, onder c van het Besluit jaarrekening banken worden de schuldbewijzen onderscheiden naar verhandelbare schuldbewijzen met een vaste of van de rentestand afhankelijke rente en de overige schuldbewijzen. Overeenkomstig deze indeling worden aangegeven de schulden aan groepsmaatschappijen en die aan andere rechtspersonen en vennootschappen die een deelneming hebben in de bank of waarin de bank een deelneming heeft (artikel 6 lid 3 van het Besluit jaarrekening banken). 248 Van de verhandelbare schuldbewijzen met een vaste of van de rentestand afhankelijke rente wordt het bedrag vermeld dat opeisbaar wordt in het volgende boekjaar (artikel 6 lid 4 van het Besluit jaarrekening banken). 249 Op grond van artikel 2:375 lid 5 BW moeten het geactiveerde disagio en de geactiveerde nadelige aflossingspremies in de toelichting worden vermeld. 250 Aanbevolen wordt posten waarvoor de aflossingsdatum onbepaald is in te delen naar de verwachte aflossingsdatum. Ingevolge artikel 6 lid 7 van het Besluit jaarrekening banken wordt bij de Overige schuldbewijzen aangegeven tot welk bedrag de resterende looptijd tot aan iedere aflossing: 15
ontwerp-Richtlijn 600 Banken (2007) commentaarperiode tot 15 juni 2007
– – – –
drie maanden of korter is; langer is dan drie maanden, maar niet langer dan een jaar; langer is dan een jaar, maar niet langer dan vijf jaar; langer is dan vijf jaar.
251 Eigen waardepapieren die geen deel uitmaken van de handelsportefeuille mogen niet worden geactiveerd maar worden in mindering gebracht op de desbetreffende schuld (artikel 3 lid 4 van het Besluit jaarrekening banken; zie tevens alinea 216). Voor de verantwoording van de eigen waardepapieren in de balans en voor de verantwoording van een eventueel transactieresultaat worden de grondslagen van waardering en bepaling van het resultaat in aanmerking genomen die gelden voor schuldbewijzen. ACHTERGESTELDE SCHULDEN
Begripsbepaling 252 Volgens artikel 2:375 lid 4 BW moet aangegeven worden tot welk bedrag schulden in rang zijn achtergesteld bij andere schulden. De aard van de achterstelling moet worden toegelicht.
Presentatie 253 Op grond van artikel 2:375 lid 5 BW moeten het geactiveerde disagio en de geactiveerde nadelige aflossingspremies in de toelichting worden vermeld. Ingevolge artikel 6 lid 5 van het Besluit jaarrekening banken moet van de schulden die in rang zijn achtergesteld bij de andere schulden worden aangegeven de schulden aan groepsmaatschappijen en die aan andere rechtspersonen en vennootschappen die een deelneming hebben in de bank of waarin de bank een deelneming heeft. Ingevolge artikel 6 lid 5 van het Besluit jaarrekening banken worden de in het boekjaar op achtergestelde schulden verantwoorde lasten vermeld. Tevens worden van ieder van de achtergestelde schulden die meer beloopt dan een tiende van het bedrag van alle achtergestelde schulden vermeld: – bedrag, geldeenheid, rentevoet en looptijd, hetzij bepaald, hetzij onbepaald; – de voorwaarden van de achterstelling; – eventuele bedingen die kunnen leiden tot een vervroegde aflossing of tot omzetting in kapitaal of andere passiva. Bij de overige achtergestelde schulden worden globaal de bedongen voorwaarden medegedeeld. 254 Ingevolge artikel 6 lid 8 van het Besluit jaarrekening banken wordt bij de overige achtergestelde schulden aangegeven tot welk bedrag de resterende looptijd tot aan iedere aflossing: – drie maanden of korter is; – langer is dan drie maanden, maar niet langer dan een jaar; – langer is dan een jaar, maar niet langer dan vijf jaar; – langer is dan vijf jaar. 255
Onder dit hoofd kunnen in de geconsolideerde jaarrekening ook de achtergestelde 16
ontwerp-Richtlijn 600 Banken (2007) commentaarperiode tot 15 juni 2007
obligaties en leningen van dochters worden opgenomen die in het kader van de solvabiliteitstoetsing door De Nederlandsche Bank in aanmerking worden genomen. Als in de geconsolideerde jaarrekening deze achtergestelde schulden worden opgenomen, dient in de toelichting te worden aangegeven ten opzichte van welke schulden de achterstelling heeft plaatsgevonden. OVERLOPENDE PASSIVA
Begripsbepaling 256 Tot de Overlopende passiva worden onder meer gerekend vooruitontvangen bedragen voor baten die ten gunste van de volgende periode(n) komen en nog te betalen bedragen ter zake van lasten die aan verstreken periode(n) zijn toegerekend. De boekwaarde van derivaten en het nog niet geamortiseerde deel van het disagio (bij waardering van waardepapieren op aflossingswaarde; zie alinea 120, 123 en 124) worden eveneens tot de Overlopende passiva gerekend. FONDS ALGEMENE BANKRISICO’S (FAR)
Begripsbepaling 257 Het Fonds voor algemene bankrisico’s is een Fonds ter dekking van algemene risico’s verbonden aan het bankbedrijf, voor zover zulks geboden is om redenen van voorzichtigheid (artikel 2:424 BW). Een bank mag een dergelijk fonds op de balans opnemen onder de passiva onmiddellijk na de voorzieningen. Voorbeelden van risico’s die opgevangen kunnen worden door het fonds algemene bankrisico’s zijn: – niet voorzienbare en dus ook niet kwantificeerbare lasten, zoals grote fraudes of nationalisaties; – lasten voortkomende uit uitzonderlijke tegenslagen van grote omvang in het bankbedrijf, betrekking hebbende op bijvoorbeeld de kredietverlening en ontwikkelingen in het rente- en valutabedrijf. Aanbevolen wordt geen gebruik te maken van de mogelijkheid om een Fonds voor algemene bankrisico’s te vormen.
Waardering 258 De toevoegingen en onttrekkingen aan het FAR dienen stelselmatig te geschieden, waarbij wordt gestreefd naar een omvang van het fonds die in redelijke verhouding staat tot de risico’s waarvoor het FAR is gevormd. Onttrekkingen kunnen alleen plaatshebben uit hoofde van de algemene risico’s waarvoor het Fonds is gevormd, zoals beschreven in alinea 257. 259 Voor zover toevoegingen en onttrekkingen aan het FAR fiscaal nog niet geaccepteerd worden, dient het FAR in de balans te worden gecorrigeerd voor ontstane actieve belastinglatenties. In de balans komt dan een zogenaamde netto FAR tot uitdrukking. In de winst- en verliesrekening worden de mutaties bruto verantwoord. De grondslagen van de bepaling van het netto FAR dienen in de toelichting te worden uiteengezet.
Presentatie 17
ontwerp-Richtlijn 600 Banken (2007) commentaarperiode tot 15 juni 2007
260 Conform artikel 2:424 BW wordt het saldo van de toegevoegde en onttrokken bedragen aan het FAR als afzonderlijke post in de winst- en verliesrekening opgenomen. Deze afzonderlijke post Toevoeging respectievelijk onttrekking aan het Fonds voor algemene bankrisico’s wordt onder de lasten opgenomen. Eventuele verliezen mogen niet rechtstreeks ten laste van het FAR worden gebracht. Een onttrekking wordt opgenomen als bate onder de afzonderlijke post Toevoeging respectievelijk onttrekking aan het Fonds voor algemene bankrisico’s in de winst- en verliesrekening. Verliezen worden op de desbetreffende post in de winst- en verliesrekening verantwoord. 261 In de toelichting dient een verloopoverzicht van het FAR gegeven te worden. Uit dit verloopoverzicht dienen ten minste te blijken: – de stand aan het begin van het boekjaar; – de toevoegingen gedurende het boekjaar; – vrijval gedurende het boekjaar; – de stand aan het einde van het boekjaar. EIGEN VERMOGEN
Begripsbepaling 262 Hoofdstuk 240 Eigen vermogen is ook voor banken van toepassing. De vermogensratio’s van een bank worden berekend overeenkomstig de solvabiliteitsrichtlijnen van De Nederlandsche Bank, die zijn afgeleid van de richtlijnen van de Europese Unie en het Bazelse Comité voor het bankentoezicht. De wegingsfactoren die daarbij gelden betreffen onder andere kredietrisico, marktrisico en operationeel risico.
Presentatie 263 De vermogensratio’s, zoals op basis van de methodiek van het Bazelse Kapitaalakkoord berekend in het kader van het prudentiële toezicht door De Nederlandsche Bank, dienen in de toelichting bij de jaarrekening te worden vermeld. Daarbij dient ten minste te worden vermeld de omvang van het minimaal vereiste en aanwezige kernvermogen, de omvang van het minimaal vereiste en aanwezige totale toetsingsvermogen, de minimaal vereiste en werkelijke ratio voor het kernvermogen en de minimaal vereiste en werkelijke ratio voor het totale toetsingsvermogen. Daarnaast wordt aanbevolen om inzicht te geven in de samenstelling van de risicogewogen posten en de opbouw van het totale toetsingsvermogen. 264 In de toelichting dient te worden vermeld of in de verslagperiode is voldaan aan de door de toezichthouder gestelde vermogenseisen. Indien niet is voldaan aan deze vermogenseisen dient te worden toegelicht wat hiervan de gevolgen zijn. BIJZONDERE VOORSCHRIFTEN OMTRENT DE TOELICHTING
Tegenwaarde van de som van activa en de som van passiva in vreemde geldeenheid
18
ontwerp-Richtlijn 600 Banken (2007) commentaarperiode tot 15 juni 2007
265
Artikel 11 lid 2 van het Besluit jaarrekening banken luidt:
Vermeld wordt de tegenwaarde in de geldeenheid van de jaarrekening van de som van de activa onderscheidenlijk de som van de passiva in vreemde geldeenheid.
Niet in de balans opgenomen financiële verplichtingen 266 Ingevolge artikel 2:421 lid 4 BW en artikel 2:381 BW wordt vermeld tot welke belangrijke, niet in de balans of buiten de balans opgenomen posten financiële verplichtingen de rechtspersoon is verbonden voor een aantal toekomstige jaren. Daarbij worden afzonderlijk vermeld de verplichtingen jegens de groepsmaatschappijen.
Voorwaardelijke schulden 267 Onder de voorwaardelijke schulden worden alle transacties opgenomen waarbij de bank zich garant heeft gesteld voor de verplichtingen van derden. Dit betreft de voorwaardelijke schulden uit hoofde van verstrekte borgtochten en garanties, de onherroepelijke accreditieven en de regresverplichtingen uit hoofde van verdisconteerde wissels. Op grond van artikel 7 lid 1 van het Besluit jaarrekening banken worden de voorwaardelijke schulden onderscheiden naar: a. verdisconteerde wissels; b. aansprakelijkheidsstellingen en gestelde zekerheden voor schulden van anderen; c. onherroepelijke accreditieven en overige voorwaardelijke schulden. Lid 3 van hetzelfde artikel verlangt een toelichting op elk van de hiervoor onderscheiden groepen van voorwaardelijke schulden naar aard en omvang, tenzij deze groepen van ondergeschikte betekenis zijn op het geheel van de schulden.
Onherroepelijke toezeggingen 268 Deze post omvat de niet opgenomen delen van de onherroepelijke toezeggingen die tot een kredietrisico kunnen leiden. Onder deze post zijn ingevolge artikel 7 lid 2 van het Besluit jaarrekening banken tevens opgenomen de verplichtingen uit hoofde van cessie/retrocessie overeenkomsten waarbij de mogelijkheid bestaat dat activa moeten worden teruggekocht tegen een vooraf overeengekomen prijs en uitgiftegaranties (zoals note issuance facilities en revolving underwriting facilities) alsmede de activa welke zijn aangekocht onder rechtstreekse voorwaarden van koopovereenkomsten op termijn. Het totaalbedrag van de onherroepelijke toezeggingen wordt vermeld. Lid 3 van hetzelfde artikel verlangt een toelichting op de onherroepelijke toezeggingen naar aard en omvang, tenzij deze van ondergeschikte betekenis zijn op het geheel van de schulden.
19
ontwerp-Richtlijn 600 Banken (2007) commentaarperiode tot 15 juni 2007
600.3 Winst- en verliesrekening RENTE
Begripsbepaling 301 Als rente worden opgenomen (artikel 9 lid 2, onder a Besluit jaarrekening banken): – alle baten en lasten die voortvloeien uit het uitlenen respectievelijk lenen van gelden zijnde een vergoeding naar de tijdsduur voor de uitgeleende respectievelijk geleende bedragen ongeacht de vorm waarin deze zijn berekend. Hieronder zijn ook begrepen de naar looptijd of bedrag van de vordering of schuld berekende provisies die het karakter van rente hebben. Voor zover deze baten en lasten betrekking hebben op posten die zijn opgenomen in de handelsportefeuille mogen deze resultaten ook onder resultaat uit financiële transacties worden opgenomen; – alle baten en lasten die voortvloeien uit de gespreide resultaatboeking van het verschil tussen de nominale waarde van de vorderingen en hun verkrijgingsprijs, respectievelijk het verschil tussen de nominale waarde van de schulden en het ontvangen bedrag op grond waarvan de schuld is ontstaan voor zover deze verschillen het karakter van rente dragen; – het deel van het verschil tussen de aflossingswaarde en de verkrijgingsprijs van obligaties die tot de beleggingsportefeuille behoren, dat het karakter van rente heeft en gespreid over de looptijd in het resultaat wordt opgenomen; – alle baten en lasten die voortvloeien uit termijntransacties in valuta voor zover deze termijntransacties deel uitmaken van specifieke rente-arbitragetransacties en bestemd zijn om het valutarisico af te dekken; – alle baten en lasten die het karakter van rente hebben en voortvloeien uit transacties die dienen ter beheersing van de renterisico’s; – alle baten en lasten in verband met de verkoop van obligaties en andere vastrentende waardepapieren die tot de vaste activa behoren.
Resultaatbepaling 302 De rente, inclusief provisie met het karakter van rente, uit hoofde van kredietverlening ten aanzien waarvan twijfel omtrent de inbaarheid bestaat, wordt niet als resultaat verantwoord. Dit geldt ten minste voor rente voor zover niet ontvangen, berekend over vorderingen, waarop conform de bepalingen van RJ 290 een waardevermindering is toegepast en waarbij ten aanzien van de debiteur een discontinuïteitsverwachting bestaat of deze toestand reeds is ingetreden. Te vorderen rente berekend over vorderingen waarop in verband met het landenrisico een waardevermindering is toegepast, wordt – voor zover berekend over de waardevermindering – evenmin als resultaat verantwoord. Ontvangen rente wordt in de hiervoor genoemde situaties als bate verantwoord. Het voorgaande is evenmin van toepassing op rentebaten die voortvloeien uit herziening van bijzondere waardeverminderingen op basis van discontering van verwachte kasstromen. Deze rentebaten worden ook in het resultaat verantwoord. 303 De boeterente verkregen respectievelijk betaald bij vervroegde aflossing van financiële instrumenten wordt direct in de winst- en verliesrekening verwerkt. 304 Ingevolge artikel 9 lid 2 van het Besluit jaarrekening banken worden afzonderlijk vermeld: – de rentebaten en soortgelijke baten met het karakter van rente die betrekking hebben op
20
ontwerp-Richtlijn 600 Banken (2007) commentaarperiode tot 15 juni 2007
de activa opgenomen onder Kas, Waardepapieren en Vorderingen enerzijds; en – de rentelasten en soortgelijke lasten met het karakter van rente die betrekking hebben op de passiva opgenomen onder Schulden en Achtergestelde schulden anderzijds. Indien rentedragende activa en passiva in overeenstemming met alinea 110 van dit hoofdstuk in de balans worden gesaldeerd, wordt het saldo van de rentebaten betreffende de activa en de rentelasten betreffende de passiva gerekend tot de rentebaten of rentelasten, tenzij uit het geheel van contractvoorwaarden blijkt dat primair sprake is van dienstverlening. In dat laatste geval wordt het saldo van de baten en lasten als provisie verantwoord. Indien de bank voor een aantal cliëntrekeningen gecombineerde renteberekingen vervaardigt waarbij vorderingen en schulden voor deze berekening worden gesaldeerd, wordt de rente per saldo gerekend tot de rentebaten of rentelasten. 305 Bij de rentebaten wordt afzonderlijk vermeld de rente uit obligaties en andere vastrentende waardepapieren met een vaste of van de rentestand afhankelijke rente (artikel 9 lid 2a Besluit jaarrekening banken). PROVISIES
Begripsbepaling 306 Provisiebaten omvatten de, met uitzondering van rente, al dan niet incidenteel van derden ontvangen respectievelijk nog te ontvangen vergoedingen uit hoofde van dienstverlening in de ruimste zin van het woord. Provisielasten omvatten de, met uitzondering van rente, al dan niet incidenteel aan derden betaalde respectievelijk nog te betalen vergoedingen uit hoofde van bancaire dienstverlening in de ruimste zin van het woord. Tot de provisies worden onder andere gerekend: – provisie voor garanties, voor kredietbeheer voor rekening van andere kredietverleners, alsmede voor effectentransacties voor rekening van derden; – provisies voor afwikkeling van betalingen en andere daarmee verband houdende lasten en opbrengsten, kosten voor het houden van rekeningen en voor effectenbeheer en -bewaring; – valutaprovisie, provisie voor aan- en verkoop van munten en edele metalen voor rekening van derden; – ontvangen provisie voor bemiddeling in krediettransacties, en voor spaar- of verzekeringscontracten.
Presentatie 307 In de winst- en verliesrekening worden de provisiebaten en de provisielasten afzonderlijk opgenomen. In de toelichting dient een nadere uitsplitsing te worden gegeven. RESULTAAT UIT FINANCIËLE TRANSACTIES
Begripsbepaling 308
Artikel 10 lid 1 van het Besluit jaarrekening banken luidt:
Het resultaat uit financiële transacties omvat: a. de winst of het verlies van transacties in niet tot de vaste activa behorende effecten, en, voor zover niet het
21
ontwerp-Richtlijn 600 Banken (2007) commentaarperiode tot 15 juni 2007 karakter van rente hebbende, in valuta-instrumenten en overige financiële instrumenten, daaronder begrepen edele metalen; b. de waardeveranderingen van de niet tot de vaste activa, maar wel tot de handelsportefeuille behorende effecten, zoals bepaald in artikel 2:420 lid 3 BW.
Presentatie 309 Het resultaat uit financiële transacties dient overeenkomstig de wijze waarop de bank haar bedrijfsactiviteiten heeft georganiseerd nader te worden gespecificeerd. Bijvoorbeeld naar: – resultaat effecten (inclusief de daarop betrekking hebbende derivaten); – resultaat valuta (inclusief de daarop betrekking hebbende derivaten); – resultaat derivaten; – overige resultaten. 310 De baten en lasten met het karakter van rente die betrekking hebben op posten behorende tot de handelsportefeuille mogen worden gepresenteerd als Resultaat effecten, zoals bedoeld in alinea 309. Het is echter ook toegestaan om deze baten en lasten te verwerken als Rente. PERSONEELS- EN ANDERE BEHEERSKOSTEN
311
Artikel 10 lid 2 van het Besluit jaarrekening banken luidt:
Bij de personeels- en andere beheerskosten worden afzonderlijk vermeld: a. de lonen en salarissen; b. de sociale lasten met afzonderlijke vermelding van de pensioenlasten; c. de andere beheerskosten.
BIJZONDERE VOORSCHRIFTEN OMTRENT DE TOELICHTING
Segmentatie van het totaal van de baten 312
Artikel 12 lid 2 van het Besluit jaarrekening banken luidt:
Het totaal van de rentebaten, de opbrengsten uit niet-vastrentende waardepapieren en deelnemingen, de ontvangen provisie, het resultaat uit financiële transacties en de overige bedrijfsopbrengsten wordt gesplitst naar gebieden, voor zover de inrichting van het bankbedrijf naar gebied belangrijke verschillen vertoont.
Voorts wordt verwezen naar hoofdstuk 350 Gesegmenteerde informatie.
Beheer en bemiddeling voor derden 313
Artikel 11 lid 1 eerste zin luidt:
Indien de werkzaamheden van de bank op het terrein van beheer en bemiddeling voor derden van belang zijn op het geheel van de werkzaamheden, wordt dit vermeld.
22
ontwerp-Richtlijn 600 Banken (2007) commentaarperiode tot 15 juni 2007
Bijlage 1 Model kasstroomoverzicht MODEL KASSTROOMOVERZICHT VOLGENS DE DIRECTE METHODE bedragen in 1.000 Kasstroom uit operationele activiteiten Ontvangen interest Betaalde interest Ontvangen dividenden Ontvangen provisies Betaalde provisies Betalingen aan leveranciers en werknemers Overige kasstromen uit operationele activiteiten Kasstroom uit bedrijfsoperaties
… … … … … … …
Mutatie kortlopend overheidspapier Mutatie effecten handelsportefeuille Mutatie bankiers (niet terstond opeisbaar) Mutatie kredieten Mutatie toevertrouwde middelen Overige mutaties uit operationele activiteiten
… … … … … …
Kasstroom uit operationele activiteiten voor belastingen Betaalde belastingen Totaal kasstroom uit operationele activiteiten
…
… … …
…
Kasstroom uit investeringsactiviteiten Investeringen en aankopen - beleggingsportefeuille - deelnemingen in groepsmaatschappijen - overige deelnemingen - materiële vaste activa
… … … …
Desinvesteringen, aflossingen en verkopen - beleggingsportefeuille - deelnemingen in groepsmaatschappijen - overige deelnemingen - materiële vaste activa
… … … …
Totaal kasstroom uit investeringsactiviteiten
…
…
…
Kasstroom uit financieringsactiviteiten Plaatsing aandelenkapitaal Overige mutaties eigen aandelen Ontvangsten uit achtergestelde leningen Aflossingen achtergestelde leningen Ontvangsten uit schuldbewijzen Aflossingen schuldbewijzen Betaald dividend Totaal kasstroom uit financieringsactiviteiten
… … … … … … …
…
Netto kasstroom
…
Koers- en omrekeningsverschillen liquide middelen
…
Mutatie geldmiddelen
…
23
ontwerp-Richtlijn 600 Banken (2007) commentaarperiode tot 15 juni 2007
MODEL KASSTROOMOVERZICHT VOLGENS DE INDIRECTE METHODE bedragen in 1.000 Kasstroom uit operationele activiteiten Netto winst
…
Aanpassingen voor: - afschrijvingen - waardeveranderingen van vorderingen - mutatie Fonds voor algemene bankrisico’s - mutatie voorzieningen - overige mutaties overlopende posten
… … … … …
Kasstroom uit bedrijfsoperaties Mutatie kortlopend overheidspapier Mutatie effecten handelsportefeuille Mutatie bankiers (niet terstond opeisbaar) Mutatie kredieten Mutatie toevertrouwde middelen Overige mutaties uit operationele activiteiten
… … … … … …
… …
…
Totaal kasstroom uit operationele activiteiten
…
Kasstroom uit investeringsactiviteiten Investeringen en aankopen - beleggingsportefeuille - deelnemingen in groepsmaatschappijen - overige deelnemingen - materiële vaste activa
… … … …
Desinvesteringen, aflossingen en verkopen - beleggingsportefeuille - deelnemingen in groepsmaatschappijen - overige deelnemingen - materiële vaste activa
… … … …
Totaal kasstroom uit investeringsactiviteiten
…
…
…
Kasstroom uit financieringsactiviteiten Plaatsing aandelenkapitaal Overige mutaties eigen aandelen Ontvangsten uit achtergestelde leningen Aflossingen achtergestelde leningen Ontvangsten uit schuldbewijzen Aflossingen schuldbewijzen Betaald dividend Totaal kasstroom uit financieringsactiviteiten
… … … … … … …
…
Netto kasstroom
…
Koers- en omrekeningsverschillen liquide middelen
…
Mutatie geldmiddelen
…
24
ontwerp-Richtlijn 600 Banken (2007) commentaarperiode tot 15 juni 2007
Bijlage 2 Voorbeeld overzicht van op balansdatum openstaande derivatentransacties Notional Amount totaal 1 jaar bedragen in 1.000
> 1 jaar 5 jaar
> 5 jaar
Positieve reële waarde
Rentecontracten OTC Swaps Forwards Opties Overige contracten
… … … …
… … … …
… … … …
… … … …
… … … …
Beurs Opties Futures
… …
… …
… …
… …
… …
OTC Swaps Forwards Opties Overige contracten
… … … …
… … … …
… … … …
… … … …
… … … …
Beurs Opties Futures
… …
… …
… …
… …
… …
OTC-contracten Overige contracten
… …
… …
… …
… …
… …
Totaal derivaten
…
…
…
…
…
Valutacontracten
Overige contracten
25