DE RENTREE VAN RELIGIE IN DE LAGE LANDEN Rik Torfs
Het misverstand vergezelt religie zoals een trouwe hond zijn meester. Neem nu de gedachte dat wij in de westerse samenleving met een onomkeerbare secularisering te kampen hebben. Voor God is er geen hoop. Naarmate wij slimmer worden, moet hij alsmaar meer terrein prijsgeven. De mens laat hem haveloos achter. Sociologen verwierven materiële welstand door de secularisering zorgvuldig in kaart te brengen. De mensen gingen niet meer naar de mis, stelden ze vast. De doopsels liepen terug. Van het kerkelijk huwelijk wilde niemand nog weten. Het leken allemaal bewijzen van een onstuitbare evolutie. Deze theorie domineerde vanaf de jaren zestig van de vorige eeuw. Vandaag is ze uit de mode. Amerika volgde Europa niet in haar tocht naar meer secularisering. Amerika volgt Europa trouwens uiterst zelden, dat hadden professionele sociologen moeten weten. En zie, ook bij ons lijkt de rentree van religie onontkoombaar. De zondagsvieringen van de rooms-katholieke kerk puilen weliswaar niet uit, en bisschoppen ontpoppen zich maar zelden tot cultfiguren. Maar er is iets in onze samenleving wat anders is geworden. Religie ligt niet langer uitsluitend in de etalage bij de antiquair. De politicus toont belangstelling, want de veiligheid staat op het spel. De kunstenaar meldt zich aan. Religie is geen relict uit het verleden meer. Achteraf bekeken was de schijnbare secularisering vooral een hunkering naar vrijheid. Ze zegde weinig over religieuze gevoelens. De geëmancipeerde Europeaan wilde vooral komaf maken met dwang en met beklemmende structuren. Een kerk die de inhoud van zingeving bij monde van hiërarchische leiders sluitend vastlegde, dat wekte argwaan. Rijkelijk laat zagen vele waarnemers in dat secularisering niet altijd onverschilligheid tegenover religie veronderstelt, maar dat ze soms juist door authentieke religieuze gevoelens is ingegeven. Gehoorzaamheid en waarachtige religiositeit staan vaker op gespannen voet dan we heel lang hebben gedacht. Hoe kan gehoorzaamheid een deugd zijn als de ultieme zin van ons bestaan op het spel staat? Misschien is de vaak geprezen gehoorzaamheid wel een antireligieuze houding. Kortom, wat velen als secularisering beschouwden, was misschien eerder een schreeuw om vrijheid. Misverstanden zijn helaas van alle tijden. Nu de secularisering is afgevoerd, overheerst een ander denkbeeld: religie is terug en heet Islam. Ingeslapen christenen stelden plotseling vast dat vliegtuigen doorheen torens kunnen vliegen. Iemand moet het gewoon hard genoeg willen. Dat geloof, een geloof dat bergen verzet, waren Europese christenen al een tijdje kwijt. Moslims niet. Westerlingen vrezen hen, zeker sinds 11 september 2001. De gevolgen van deze dramatische dag zijn vandaag overal zichtbaar. Er is minder vrijheid en meer veiligheid. Een vliegreis vergt lankmoedigheid bij het ondergaan van de talrijke controles. Blasfemie is op weg om een misdrijf te worden. Het is mooi om zien hoe christelijke leiders verontwaardigde moslims bijspringen, hoe ze samen de vrijheid van meningsuiting
1
willen terugschroeven ten voordele van een respectvolle houding tegenover God. Deze laatste vraagt zelf niets, maar dat heeft blijkbaar minder belang. Toch is de enorme belangstelling die vandaag voor de Islam bestaat overdreven, althans vanuit een religieus oogpunt. Religie in West-Europa valt niet samen met de Islam. De sterkere aanwezigheid ervan heeft bij ons vooral met de immigratie te maken en met het groter aantal kinderen in moslimgezinnen. Pure bekeringen tot de Islam, omwille van de aantrekkelijkheid van de inhoud, zonder de concrete aanleiding van bijvoorbeeld een huwelijk, blijven uitzonderlijk. Anders uitgedrukt, er is vandaag in het Westen veel belangstelling voor de Islam, maar de aantrekkingskracht ervan bij de oude Europeanen blijft minimaal. De rentree van religie zit niet hier. Overigens is het nog maar de vraag of de wereldwijde opflakkering van de Islam voornamelijk door religieuze motieven is ingegeven. Zou het niet kunnen dat de Islam vaak vooral een mooie vlag is waar men waardig achteraan kan lopen? Laten we het hele dossier ook eens economisch bekijken. In de huidige mondiale samenleving zijn de christenen doorgaans rijker dan de moslims. Tot nu toe zijn de christenen de overwinnaars. Wie zwakker staat, zoekt een identiteit die vertrouwen schenkt, waardigheid verschaft, het slachtoffer boven de schijnbare overwinnaar uittilt. De Islam is vaak (natuurlijk niet uitsluitend) het staatsiekleed van de verliezer. Het is dan een instrument in de klassenstrijd tussen arm en rijk. De Islam verheft wie vernederd werd. Dat is niet zelden de taak van georganiseerde godsdiensten. Daarom moet de huidige belangstelling voor de Islam correct worden ingeschat. Misschien gaat het minder dan wij denken om een religieuze revival, en meer dan wij vermoeden om een zoektocht naar waardigheid in het raam van een klassieke klassenstrijd. Zoals destijds de secularisering minder met religie te maken had dan met vrijheidsdrang, slaat de heropleving van de Islam eerder op een hunkering naar waardigheid dan op een vernieuwde belangstelling voor ultieme religieuze vragen. In deze bijdrage zal ik proberen zowel het oude, grotendeels ontmaskerde, paradigma van de secularisering als de nieuwe mythe over de mateloze groei van de Islam te vermijden. Laten we het nu eens niet hebben over uiterlijke verschijnselen, zoals lege parochiekerken of kleurrijke hoofddoeken. Laten we voor één keer niet kiezen voor de façade, het externe, het politieke spel. Het lijkt mij belangrijker om na te gaan hoe de moderne westerse mens, meer bepaald de bewoner van de Lage Landen, écht denkt over religie. Hoe ervaart hij God en hoe ziet hij zingeving, wat overigens niet hetzelfde is? Wat is nu anders dan drie, vijf of tien jaar geleden? Ik beschrijf in het kort vier trends.
Individualisme Vertegenwoordigers van georganiseerde godsdiensten reageren doorgaans allergisch wanneer zij het woord individualisme horen. Het is een vies woord. Individualisme is blijkbaar het ergste wat een mens kan overkomen. Een individu offert zich onvoldoende op. Zo iemand wil zelf de lijnen voor zijn spirituele leven uitzetten. Nochtans, de rentree van religie loopt langs dit pad. Het individu bestaat. Er is geen weg terug. Het model waarbij kerken en religieuze groepen de dienst uitmaken en bepalen hoeveel ruimte er voor individuen en hun verzuchtingen open blijft, is een gepasseerd station. Dat merk je overal, ook op onverwachte plaatsen. Wie vandaag bijvoorbeeld voor het katholieke priesterschap kiest – wat in Nederland iets minder uitzonderlijk is
2
dan in Vlaanderen – blijft een individualist. Dat geldt zelfs voor behoudende jonge priesters, die nu in de meerderheid zijn. Onder een mom van totale trouw en gehoorzaamheid aan het kerkinstituut, varen zij een eigen koers. Eens ze pastoor zijn geworden, gaan ze compromisloos hun eigen weg. Verhitte discussies op de fora van het RKNieuws.net Rorate maken dit geregeld duidelijk. Bij dit alles worden jonge priesters geholpen door het economische schaarstebeginsel. De weinige actieve clerici die overblijven zijn vrijer dan ooit. Hun bisschoppen kunnen zich de luxe niet permitteren een arbeidskracht mis te lopen. Toch blijven kerken en hun getrouwen officieel op het individualisme inhakken. Dat gebeurt nu eens openlijk, dan weer subtiel. Twee voorbeelden. Op 17 januari 2007 publiceerde Jan De Volder in het katholieke opinieblad Tertio een pleidooi voor een verplichte burgerdienst voor jongeren, behalve dan voor vrouwen die op een jonge leeftijd een kind baren. Want dat is volgens De Volder ook een vorm van maatschappelijke dienstverlening, ik verzin dit niet, hij schrijft het echt. “Vraag niet wat je land voor jou kan doen, maar wat jij voor je land kunt doen.” John F. Kennedy, inderdaad. Edoch, wat mij betreft is de verplichte burgerdienst een heilloze weg. Hoe kan je je afvragen wat je voor je land kunt doen, als er geen vrije keuze is, doch een juridische plicht? Maar er is nog veel meer aan de hand. Doorheen dit pleidooi voor verplichte burgerdienst weerklinkt een verborgen heimwee naar paternalisme, het beheersen en kneden van jonge medemensen, het wijzen van de juiste weg door weldenkenden die weten wat goed is voor ons allen. Kortom, een pleidooi voor een verplichte burgerdienst is tegelijk ook een poging om met het individualisme af te rekenen. Het individu dat kiest, daar hebben georganiseerde godsdiensten en hun volgelingen het ontzettend moeilijk mee. Nochtans bestaat er geen enkel aantoonbaar verband tussen de afwezigheid van individuele keuzes enerzijds en de intensiteit van religieuze gevoelens anderzijds. Een ander, op het eerste gezicht wat onverwacht terrein waarop georganiseerde godsdiensten de strijd tegen het individualisme voeren, is het euthanasiedebat. Aanvaarden dat iedereen mag kiezen of hij in bepaalde omstandigheden al dan niet voor euthanasie opteert, is volgens menig katholiek denker gevaarlijk. Want dan ontstaat de gedachte dat bepaalde soorten levens niet langer de moeite waard zijn. De keuze zelf is al een vorm van minachting voor het leven, zo luidt de redenering. Maar klopt ze wel? Zolang er geen wet is die het individu enige keuze laat, zijn het immers andere instanties die impliciet bepalen waar de strijd om het leven ophoudt. Artsen bijvoorbeeld, of ziekenhuizen, of de financiële middelen van de sociale zekerheid. Zeker, technisch gezien zal er van euthanasie geen sprake zijn. We beschikken vandaag over een uitgebreid begrippenkader dat andere pistes mogelijk maakt. We kunnen bijvoorbeeld spreken van het afzien van een curatief of levensverlengend handelen. We kunnen nietbehandelingsbeslissingen nemen. We kunnen aan pijnbestrijding doen. Er kan gekozen worden voor palliatieve sedatie. Kortom, beslissingen over leven en dood werden en worden vaak door experts genomen zonder dat formeel gezien van euthanasie sprake is. Daarom getuigt het religieuze verzet tegen de keuze niet zozeer van respect voor het leven. Integendeel, als er voor de patiënt een echte keuze bestaat, zonder formele of informele dwang, houdt die keuze ook in dat mensen voor behandeling kunnen blijven kiezen in een stadium waarin bijvoorbeeld artsen een verdere behandeling nutteloos achten. De strijd tegen de keuze door de patiënt heeft dus niet zozeer met respect voor het leven te maken, dan wel met wantrouwen tegenover het individu en zijn vrije keuze.
3
En toch is in West-Europa geen heropbloei van de georganiseerde religie zonder aanvaarding van individualisme mogelijk. Traditionele kerken spartelen weliswaar tegen, maar de emancipatie van het individu kunnen zij niet meer terugschroeven. En dat hoeft ook niet. Want er is een duidelijk verschil tussen individualisme en egoïsme. Een individu kan immers de beslissing nemen om solidair te leven, om niet alleen aan zichzelf te denken. De individuele keuze tegen het egoïsme is in ieder geval moreel hoogstaander dan de gedwongen keuze. Nogmaals, het religieuze gevoel van morgen kan in het Westen alleen maar gedijen in een vrije samenleving die het individu ernstig neemt en de mensenrechten, waaronder de rechten van de vrouw, zonder meer respecteert. De schijnbare tegenstelling tussen religie en individualisme is niet langer houdbaar.
Onwetendheid De mens is slim. Hij weet meer dan vroeger. Onze kennismaatschappij evolueert razend snel. Innovatie is onze kracht. En zo verder. Tegelijk zijn er terreinen waarop de kennis die wij eertijds bezaten, terugloopt. Religie is hiervan een schitterend voorbeeld. Wat wij wisten, weten wij niet meer. De gemiddelde Vlaming of Nederlander heeft nu een geringere kennis over godsdienst dan dertig jaar geleden. Dit gebrek aan kennis gaat hand in hand met het teruglopen van onze traumatische ervaringen. Jongeren van vandaag hebben hun opleiding niet langer in kolkende internaten genoten, waar het celibaat van devote broeders tussen de kieren der slaapkamerdeuren naar een armoedige uitlaatklep zocht. Het strenge katholicisme stierf een stille dood kort na het Tweede Vaticaans Concilie. Hier staan wij nu met lege handen, zonder kennis en zonder frustraties. Dit is de eerste generatie sinds lange tijd die dit lot te beurt valt. Er is een religieuze leegte ontstaan, die mystieke kantjes heeft. De leegte als bron en startpunt van de religieuze ervaring. Het religieuze vacuüm kan tot twee versschillende reacties leiden, tot een volkomen verwerping van religie of tot een onbevangen nieuwsgierigheid. Beide standpunten zijn interessant. Je kunt vandaag wild en onvervaard over godsdienst denken en praten, wat ook je opinie is. Een voorbeeld van een negatieve benadering biedt bijvoorbeeld de Vlaamse schrijver en stand-up comedian Bert Kruismans. Ondanks zijn veelbelovende naam heeft hij het niet zo op God begrepen, en evenmin op het nobele beroep dat het mijne is. Ik citeer: “Leuke job trouwens, professor kerkelijk recht. Je kan de hele dag aan studenten leren hoe je in naam van een volstrekt fictief personage dat God heet, mensen mag laten vermoorden, uithongeren en bestelen. Fantastisch!” Ik ben het met dit subtiel geformuleerde standpunt niet helemaal eens. Maar ik vind het mooi dat het kan. Iedereen is vrij religie te verwerpen zonder dat daarvoor enige argumentatie nodig is. Dat is vrij nieuw in eertijds religieuze landen als Vlaanderen en Nederland. Niemand is verplicht om zich te verantwoorden over zijn godsdienstige gedachten, ook al munten die niet uit door diepzinnigheid. Denken over God is niet langer een plicht, ook niet voor wie verstandig is. Het recht op religieus analfabetisme is een verworvenheid van onze tijd, net zo goed als het recht om kunst te verwerpen of wetenschap volkomen uit zijn leven te bannen. Maar het religieuze vacuüm, de nieuwe onwetendheid, kan net zo goed tot een onbevangen belangstelling leiden. Dat is de andere weg die de onwetendheid ons wijst. Steeds meer mensen vragen zich af hoe het komt dat ze denken zoals ze denken. Vaker dan vroeger beseffen ze dat hun manier van redeneren en hun impliciet ethisch kader gekleurd zijn door een lange religieuze traditie die ze
4
inmiddels niet alleen hebben losgelaten, maar die ze nauwelijks nog begrijpen. Dat gegeven is natuurlijk fantastisch spannend. De hedendaagse West-Europeaan heeft een door de religie bepaalde identiteit die hijzelf in toenemende mate als een mysterie beschouwt. Dat gegeven staat haaks op de niet aflatende pogingen om zelfkennis te verwerven die de moderne mens onderneemt. Psychologie en psychiatrie begeleiden hem naar de donkere diepten van zijn bestaan. De sociologie probeert hem inzicht te verschaffen in zijn denken en handelen. De kennis van het menselijke brein helpt meer en meer geheimen te ontsluieren. En precies op dat moment neemt de kennis van onze impliciete religieuze drijfveren af. Wat is bijvoorbeeld het verband tussen de keuze voor een solidaire samenleving en diep gewortelde religieuze ideeën? Is onze zoektocht naar een goede dood een vorm van heimwee naar een verzwonden hiernamaals? Verwerpen wij de kerk omdat wij God beminnen of juist omdat wij ons van hem hebben bevrijd? Leiden wij aan bindingsangst of huiveren wij voor wie ons wil binden? Wie in het Westen wil weten wie hij is, dient uit te zoeken wie eens zijn God is geweest. Dat gevoel is nieuw. Het is mogelijk dat de aanwezigheid van een vitale Islam op dit terrein versterkend werkt. Maar dat alles is slechts een nevenverschijnsel. De vraag naar de religieuze wortels duikt weer op voor wie waarlijk diepgang zoekt. Daarom zie je een toenemende belangstelling voor religie in kringen die tot de maatschappelijke voorhoede behoren, terwijl elders religieuze apathie blijft overheersen. Neem nu de theatermaker Sidi Larbi Cherkaoui. Op een recente vraag waar hij zijn werk het liefst zou situeren antwoordt hij: “Als ik mezelf een etiket moet geven, dan wil ik eerder naar religie gaan. Meer en meer wil ik zeggen: ik maak religieuze dans.” Wat mij telkens weer opvalt, is hoe theatermakers, muzikanten, schrijvers, vandaag heel vaak niet langer vijandig tegenover religie staan. Zij onderwerpen zich natuurlijk niet aan georganiseerde kerkgenootschappen. Maar zij bezitten de luciditeit om een onderscheid te maken tussen de essentie van het religieuze erfgoed en de kerkstructuren die het lange tijd probeerden te monopoliseren. Het vacuüm heeft een aangenaam neveneffect voor de vrije geest die vandaag religieuze diepgang zoekt. Hij is niet langer aan ingewikkelde theologische codes gehouden. Er is binnen een christelijke traditie weer ruimte voor wilde religiositeit. Katholieke dogma’s zijn zowel onbekend als onbemind. De grote theologen gingen dood en werden vervangen door opvolgers die volledig andere vragen stellen, abstracter, minder betrokken bij de twijfels en verlangens van het grote publiek. Het traditionele theologische speelveld ligt er verlaten bij. Vreemde vragen zijn niet langer absurd. Dieren in het hiernamaals? Je kan erover praten. Een combinatie van christendom en zenboeddhisme? Waarom niet? Bescheiden vormen van polytheïsme? Leuk om over na te denken. Het christendom is een bibliotheek waarvan altijd een zekere gezelligheid uitgaat, zelfs als je toevallig het verkeerde boek uit de kast haalt.
Afstand En nu een derde punt: religie en afstand. Het is geen voor de hand liggende combinatie. Integendeel. Hoe vaak wordt religie niet met nabijheid in verband gebracht? Nader tot u. Blijf mij nabij. Die zinnetjes gaan over God, niet over godsdiensten. Daar zit ook het probleem. Al te gemakkelijk geloofden wij in het verleden dat de hunkering om dicht bij God te zijn gepaard moet gaan met de alomtegenwoordigheid van de georganiseerde religie in ons bestaan. Dat is een
5
pijnlijk misverstand. Het is perfect mogelijk om te proberen dicht bij God te zijn en tegelijk tegenover de georganiseerde religie afstand te bewaren. In traditionele kerken keren mensen zich in toenemende mate af van het hart van het instituut. In de katholieke kerk van de Lage Landen leidde dat tot de verschrompeling van de bestaande parochiestructuren. Volgens mijn collega Roch Pagé uit Chicoutimi in Québec, zal de parochie vervangen worden door verenigingen van gelovigen of door de zogenaamde nieuwe religieuze bewegingen. Dat is niet alleen zo voor Québec. Ook in Vlaanderen en Nederland merk je de opgang van deze nieuwe religieuze bewegingen. San Egidio bijvoorbeeld. De tijd lijkt rijp voor een wissel van de macht. Er is meer. Parochies worden soms vervangen door verenigingen, maar vaker nog door afstand. Vele gelovigen kijken naar de kerken met de koele blik van de buitenstaander. Dat leidt tot minder betrokkenheid en meer inzicht. Je kunt dit verschijnsel vergelijken met volgend beeld. Tussen Zierikzee en Noord-Beveland ligt de zes kilometer lange Zeelandbrug. Een schitterend kunstwerk. Maar wie zich op de brug bevindt, ziet haar schoonheid niet. Betrokkenheid belemmert het uitzicht. Wie de Zeelandbrug waarlijk wil zien, nestelt zich bij voorkeur in de haven van het prachtige maar godvergeten dorpje Colijnsplaat. Bijvoorbeeld op de wat desolate pier tussen de talloze visnetten die zelfs oranje of blauw durven te zijn. De traagheid waarmee minuscuul ogende auto’s zich over de brug voort lijken te bewegen, toont aan hoe lang ze is. Vanaf Colijnsplaat zie je de brug in haar geheel. Misschien bemin je haar hier vuriger omdat je haar vrijer kan bekijken. Wie in Colijnsplaat op de kade staat, voelt geen behoefte om de oversteek te wagen. Toch weet hij, en ziet hij, dat de brug er ligt. En dat de mogelijkheid bestaat om naar de overkant te gaan, naar Zierikzee. De mensen zijn weliswaar toeschouwers, maar toch is de brug meer dan een beeld. Ze is ook een mogelijkheid, voor ooit, voor eens, voor later. Kerken in de Lage Landen spelen een gelijkaardige rol. Ze helpen ons naar de overkant als wij gestorven zijn. De cruciale vraag luidt nu: is kijken naar de kerk per definitie minder goed dan er actief bij betrokken zijn? Wie afstand neemt riskeert geen kettingbotsing op de brug, of wordt niet opzij geduwd door een grote vrachtwagen die bescheidenheid mist. Wij hebben geleerd om naar de kerk te kijken vanop de kade. Zij heeft in onze ogen minder dan voorheen met geloof te maken. Wie wordt de nieuwe paus zou de naam van een quiz kunnen zijn. En toch, kijken scherpt onze geest. En geeft soms een warm gevoel. Afstand in geen afscheid. Misschien is het wel eigen aan de Westerse mens van vandaag dat hij in toenemende mate een semi-religieus personage wordt. Hij gelooft niet langer rotsvast in het bestaan van God, maar evenmin hecht hij geloof aan het tegendeel. De aanwezigheid van God in de preambule van de Europese grondwet vindt hij niet te veel eer, maar wel te veel duidelijkheid. Al te gemakkelijk wordt deze houding door liefhebbers van zekerheid enigszins smalend ietsisme genoemd, terwijl het net zo goed om schroom kan gaan, om heimwee, om verlangen. Niet zo gek trouwens, die drie begrippen. De zekerheid van een vast geloof verraadt niet noodzakelijk een diep religieuze houding. Misschien is geloof, eerder dan zekerheid, juist heimwee en verlangen. De brug zonder de overkant. Zou je bijvoorbeeld niet kunnen zeggen dat de uitdrukking “ik wilde dat ik kon geloven”, een uitdrukking die je vandaag zowel in Nederland als in Vlaanderen ontzettend vaak hoort, een subtiele geloofsbelijdenis is, omdat zij het ongeloof niet alleen als mogelijkheid aanvaardt, maar ook als nederig uitgangspunt van elke menselijke reflectie?
6
Overname Individualisme, onwetendheid, afstand. Zij zijn de sleutelwoorden bij een analyse van de opbloei van religie in de Lage Landen. Angst zie ik niet als een centraal begrip. Dat verschijnsel is van alle tijden en uiteindelijk nietszeggend. Je kunt immers zowel geloven uit angst, als angst vertonen om te geloven. Kortom, angst is een begrip dat indrukwekkend klinkt, maar in de discussie over religie het verschil niet maakt. Misschien had ik het in deze bijdrage te veel over wat de mensen drijft, en te weinig over grote trends met directe politieke en maatschappelijke gevolgen. Zo in de stijl van: “de grote godsdiensten zijn terug”, “God neemt wraak”, “de Islam rukt op”. Die benadering is natuurlijk ook mogelijk, maar ze overtuigt me niet echt. Wat de mens, gelovig of ongelovig of tussenin, bezielt blijft op die manier onderbelicht. Daarom verwerp ik ook de veel te algemene paradigma’s over secularisering of islamisering. Ik geloof echt dat de sleutelbegrippen individualisme, onwetendheid en afstand, essentieel zullen zijn voor het religieuze denken in Vlaanderen en Nederland gedurende de komende jaren. Natuurlijk zal op het publieke forum tegelijk ook wat anders te zien zijn. In het katholicisme zullen, zoals al aangegeven, verenigingen en nieuwe religieuze bewegingen stilaan de macht grijpen. De progressieve katholieken hebben gefaald. De nederlaag van de progressieve Acht Mei Beweging in Nederland is daarvan een illustratie. Maar ook het traditionele kerkapparaat sterft weg. Het lijkt mij plausibel dat de nieuwe religieuze bewegingen de binnenkerkelijke machthebbers van morgen worden. Verder zullen de evangelicals aan belang winnen, wellicht meer nog in Nederland dan in Vlaanderen, omdat Nederland altijd al sterker en sneller door Amerika wordt beïnvloed en omdat het qua mentaliteit een protestants land is. De aanwezigheid van de Christen Unie in de nieuwe Nederlandse regering is hiervan slechts één indicatie. Vernieuwing op dit vlak betekent ook dat conservatieven vaak verbaal de sterksten en intellectueel de slimsten zijn, men denke aan André Rouwvoet. Dat is nieuw. In de georganiseerde christelijke kerken behoort de intellectuele superioriteit van het progressieve kamp langzaam tot het verleden. Niet omdat de conservatieven slimmer werden, maar wel omdat de progressieven overleden zijn. Natuurlijk zal ook de Islam verder aanwezig blijven, florerend, met een jeugdig publiek en solide financiële steun uit het buitenland. Maar nogmaals, dit is de evolutie aan het oppervlak. Opkomst en verval van godsdiensten, kerkgenootschappen, daartoe mogen we een analyse van het reilen en zeilen van religie in onze samenleving niet beperken. We moeten verder durven kijken, naar het schijnbaar onooglijke. Het is in het detail dat je tekenen van religieuze opflakkering aantreft, en tekenen van verval. Verval zit bijvoorbeeld in dorre ethische codes van bedrijven, in breedsprakerige mission statements en in het loven van voortijdig moederschap als een vorm van dapper maatschappelijk engagement. Maar er is tegelijk ook sprake van een echte opflakkering, binnen een maatschappelijke context van individualisme, onwetendheid en afstand. Zo is er het artistieke statement. Het intieme gesprek. De voetnoot in het essay. De wilde speculatie. Het verlangen om te geloven. Precies hier kunnen we spreken van een waarachtige rentree van religie in de Lage Landen, wellicht iets vroeger en nadrukkelijker aanwezig in Nederland dan in Vlaanderen. De kerken gaan geen nieuwe bloeitijd tegemoet, laten we daar niet onnozel over doen. Maar het religieuze baant zich weer een weg in de randen van het leven, niet langer als de maatstaf ervan maar als een onderdeel van ons bestaan, als een commentaar, een voetnoot, een uiting van verlangen, een vorm van kritiek, een spoor van heimwee.
7