DE PARTICIPATIEWET Wat betekent de Participatiewet voor uw gemeente?
2
Grotere doelgroep
Naar vermogen, naar buiten bij reguliere werkgevers
Minder geld
3
Op 2 december jl. heeft het kabinet-Rutte-Asscher besloten tot invoering van de Participatiewet. De Participatiewet wordt ingevoerd op 1 januari 2015 en komt in de plaats van de Wet werk en bijstand (Wwb), de Wet sociale werkvoorziening (Wsw) en delen van de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wajong). De Participatiewet brengt voor sociale diensten, sw-bedrijven en gemeenten grote vragen met zich mee. Met welke aantallen mensen krijgt u in de toekomst te maken? Wat zijn de toekomstige budgetten waarover u de beschikking krijgt? Welke vormen van re-integratie zijn er straks nodig? Enzovoorts.
Wat betekent de Participatiewet voor uw gemeente? In deze notitie vindt u een heldere en beknopte omschrijving van alle belangrijke gevolgen van de Participatiewet. Daarnaast laten wij voor een voorbeeldgemeente een inschatting zien van de relevante aantallen en budgetten. Het is namelijk mogelijk om op basis van landelijke cijfers op gemeenteniveau een prognose te maken van de orde van grootte en trendbeweging van de aantallen en budgetten van de Participatiewet. Op deze manier kunt u een beeld krijgen van de omvang en inhoud van de opgave die uw gemeente te wachten staat, zodat u geïnformeerde strategische keuzes kunt maken. De volgende vragen komen aan de orde: zz
Wat zijn de kenmerken van de Participatiewet?
zz
Wat is het instrumentarium van de Participatiewet?
zz
Hoe zal de Wwb oude stijl zich ontwikkelen?
zz
Wat gebeurt er met de sw oude stijl?
zz
Wat gebeurt er met de nieuwe instroom voormalige sw’ers?
zz
Wat houdt de voorziening nieuw beschut in?
zz
Wat gebeurt er met de Wajong?
zz
Wat zijn de financiële gevolgen van de Participatiewet?
zz
Hoe komt het gebundeld re-integratiebudget eruit te zien?
zz
Wat moet u geregeld hebben voor een goede implementatie van de Participatiewet?
4
Wat zijn de kenmerken van de Participatiewet? De doelstelling van de Participatiewet is om één regeling te creëren voor alle mensen die kunnen werken, maar daarbij ondersteuning nodig hebben. Als onderdeel van de wet wordt de instroom in de sw oude stijl stopgezet en wordt de toegang tot de Wajong beperkt tot volledig en duurzaam arbeidsongeschikten. Daarnaast zal het zittende bestand van de Wajong worden herkeurd, waarbij alle mensen met arbeidsvermogen naar de gemeente zullen gaan. De huidige Wet werk en bijstand, die we in deze notitie ‘Wwb oude stijl’ noemen, staat model voor de Participatiewet. Met de komst van de Participatiewet ontvangen gemeenten een jaarlijks vast budget voor het betalen van de uitkeringen (inkomensdeel). Gemeenten kunnen daardoor een financieel tekort of een besparing realiseren. Op die manier worden gemeenten geprikkeld om het aantal mensen dat afhankelijk is van een Participatiewetuitkering zo laag mogelijk te houden. Daarnaast ontvangen gemeenten onder de Participatiewet een gebundeld re-integratiebudget, waarin het flexibele re-integratiebudget van de Wwb, de middelen van de Wsw en een deel van de budgetten van de Wajong worden samengevoegd. Wat is het instrumentarium van de Participatiewet? Om mensen met een arbeidshandicap aan de slag te helpen, krijgen gemeenten de mogelijkheid om mensen te plaatsen in de in het leven te roepen voorziening nieuw beschut. Daarnaast krijgen gemeenten de beschikking over het instrument loonkostensubsidie, dat betaald zal worden uit het inkomensdeel van de Wwb. Meer informatie over het instrument loonkostensubsidie vindt u in bijlage 1. In 35 op te richten werkbedrijven zullen gemeenten samenwerken met werkgevers en werknemers om mensen met een arbeidsbeperking, al dan niet met loonkostensubsidie en begeleidingsbijdrage van de gemeente, aan de slag te helpen bij reguliere bedrijven. De mensen met een arbeidsbeperking worden met een loonkostensubsidie in dienst genomen door of via een detacheringsconstructie geplaatst bij een bedrijf (bijvoorbeeld door baangaranties van werkgevers en andere constructies). Het instellen van de 35 werkbedrijven betekent niet dat de huidige sociale werkplaatsen hoeven te fuseren. De werkbedrijven worden namelijk geen nieuwe bureaucratische structuur maar tafels die het matchen makkelijker maken en zo veel mogelijk aansluiten op bestaande samenwerkingsverbanden in de 35 arbeidsmarktregio's. De ‘werkkamer’, met daarin werkgevers, werknemers en gemeenten, werkt uit wat dit in praktijk betekent. Echter: de gemeente betaalt en zal daarom ook een bepalende rol hebben. Daarnaast hebben werkgevers en overheden zich door het sociaal akkoord gecommitteerd aan het vergroten van het aantal banen voor mensen met een arbeidsbeperking (zie de tabel hierna). Het is op moment van schrijven nog niet bekend hoe deze banen verdeeld worden over regio’s.
5
AANTALLEN
2014
2015
2016
2017
2018
2019
2020
2021
2022
2023
2024
2025
Bedrijfsleven
2.500
5.000
6.000
7.000
8.000
9.000
10.000
10.000
10.000
10.000
10.000
10.000
Cumulatief
2.500
7.500
13.500
20.500
28.500
37.500
47.500
57.500
67.500
77.500
87.500
100.000
Overheid
2.500
2.500
2.500
2.500
2.500
2.500
2.500
2.500
2.500
2.500
Cumulatief
2.500
5.000
7.500
10.000
12.500
15.000
17500
20.000
22.500
25.000
25.000
25.000
Totaal
5.000
12.500
21.000
30.500
41.000
52.500
65.000
77.500
90.000
102.500
112.500
125.000
Tabel 1. Banen voor mensen met een arbeidsbeperking op macroniveau. Bron: Sociaal Akkoord.
Hoe zal de Wwb oude stijl zich ontwikkelen? Een hoofdonderdeel van de Participatiewet is de Wwb oude stijl. De Wwb is in 2004 in werking getreden, waarbij gemeenten een hoofdrol spelen en geld overhouden als mensen een uitkering verlaten. In de eerste jaren na invoering van de Wwb is in veel gemeenten een flinke reductie in het bijstandsvolume gerealiseerd. In de afgelopen jaren is het bijstandsvolume door toedoen van de economische crisis opgelopen. Volgens ramingen van het CPB zal het bijstandsvolume tot 2015 blijven stijgen, daarna zal het bijstandsvolume naar verwachting weer dalen. Wat gebeurt er met de sw oude stijl? In het regeerakkoord is aangegeven dat de sociale werkvoorziening in haar huidige vorm ophoudt te bestaan. Dit betekent dat er vanaf 1 januari 2015 geen nieuwe instroom in de Wsw meer zal plaatsvinden. Een sw-indicatie kan tot 16 weken voor 1 januari 2015 worden aangevraagd bij het UWV. Via de natuurlijke uitstroom uit de sw, zal het zittende bestand van de sw langzaam afgebouwd worden tot nul. Het tempo van de afbouw van het sw zittend bestand is ongeveer zes procent per jaar. Gemeenten blijven in de tussentijd gewoon verantwoordelijk voor de sw. Begeleid werken blijft mogelijk voor de groep sw oude stijl, de gemeente kan mensen in begeleid werken een terugkeergarantie geven in de sw oude stijl. Verder behouden de mensen in het sw zittend bestand hun arbeidsvoorwaarden. In de Wwb mag het tekort op de sw niet betaald worden uit w-middelen. In de Participatiewet kan dat tekort wel betaald worden uit w-middelen. In de volgende tabel is voor een voorbeeldgemeente van 50.000 inwoners de verwachte afbouw van de sw oude stijl weergegeven, in aantallen personen1.
(AANTALLEN) Totaal
2014*
2015*
2016*
2017*
2018*
STRUCTUREEL
299
297
280
263
247
0
Tabel 2. Afbouw sw oude stijl. Bron: Ministerie van SZW; bewerking: © Berenschot.
1 N.B. normaliter worden sw-aantallen uitgedrukt in standaardeenheden c.q. arbeidsjaren (se). Echter, in het kader van de Participatiewet is het voor gemeenten vooral relevant om te weten welke aantallen personen er op de gemeenten afkomen. Voor het maken van onderstaande tabel is het aantal sw’ers dus omgerekend van se naar aantallen personen.
6
Wat gebeurt er met de nieuwe instroom voormalige sw’ers? Het is van belang om op te merken dat de sw oude stijl wordt afgebouwd, terwijl naar verwachting de doelgroep voor een voorziening als deze blijft bestaan. Dit betekent dat er een groep mensen zal zijn – we noemen deze groep nieuwe instroom voormalige sw’ers – die een beroep zal doen op de gemeente voor ondersteuning op het terrein van werk en inkomen. Naar verwachting zal de groep nieuwe instroom voormalige sw’ers op twee plekken terechtkomen: ongeveer eenderde van de voormalig sw’ers zal terechtkomen in de nieuwe voorziening beschut werk (zie volgende vraag) en ongeveer tweederde moet aan het werk geholpen worden bij een reguliere werkgever met ondersteuning (al dan niet in de vorm van een loonkostensubsidie). De laatstgenoemde groep, de tweederde nieuwe instroom voormalige sw’ers, betreft een substantieel aantal. Het aantal personen voor wie in de voorbeeldgemeente een reguliere werkplek georganiseerd zal moeten worden is weergegeven in de volgende tabel. (AANTALLEN) Voorbeeldgemeente
2015*
2016*
2017*
2018*
STRUCTUREEL
6
17
28
39
204
Tabel 3. Ontwikkeling nieuwe instroom voormalige sw’ers (regulier werk met ondersteuning). Bron: Ministerie van SZW; bewerking: © Berenschot.
De rijksbijdrage per plek neemt jaarlijks met ongeveer € 500 per jaar af, van circa € 25.900 in 2014 tot circa € 22.700 structureel met ingang van 2020. Wat houdt de voorziening nieuw beschut in? In de Participatiewet is eveneens besloten dat er een nieuwe voorziening beschut werk in het leven wordt geroepen. Aan de Tweede Kamer is beloofd dat er landelijk 30.000 plekken komen voor de voorziening nieuw beschut werk. Gemeenten ontvangen per medewerker beschut € 14.000 in het i deel en € 8.500 in het gebundeld re-integratiebudget. De gemeente kan dat geld gebruiken om een loonkostensubsidie te verstrekken aan een werkgever, om de persoon bij de gemeente in dienst te nemen of voor begeleiding. Meer details over de voorziening nieuw beschut vindt u in bijlage 2. Zoals hiervoor vermeld is de verdeling van de werkplekken over gemeenten nog onbekend. Aangezien de huidige verdeling van sw-plekken over het land relatief ongelijk verdeeld is over regio’s, wordt er mogelijkerwijs gekozen voor een herverdeling van plekken over het land. Dit kan vanwege het gebrek aan informatie nog niet worden meegenomen in de cijfers. (AANTALLEN) Voorbeeldgemeente
2015*
2016*
2017*
2018*
STRUCTUREEL
3
8
14
19
102
Tabel 4. Ontwikkeling aantal plekken sw nieuw beschut. Bron: Ministerie van SZW; bewerking: © Berenschot.
7
Wat gebeurt er met de Wajong? Momenteel vindt de uitvoering van de Wajong plaats via het UWV. In de Participatiewet is besloten om de instroom in de Wajong te beperken tot mensen met een volledige en duurzame arbeidsbeperking. Mensen die niet (meer) in aanmerking komen voor de Wajong kunnen een beroep doen op de gemeente voor begeleiding naar werk. De groep nieuwe instromers voor wie de toegang tot de Wajong wordt ontzegd, noemen we de groep nieuwe instroom voormalige Wajongers. Daarnaast zal het zittend bestand van de Wajong worden herkeurd, waarbij volledig en duurzaam arbeidsongeschikten bij het UWV kunnen blijven en mensen met arbeidsvermogen naar de gemeente zullen gaan. Deze groep noemen we de groep geherindiceerde Wajongers. In de volgende tabellen staat voor de voorbeeldgemeente de ontwikkeling van de nieuwe instroom voormalige Wajongers weergegeven. (AANTALLEN) Voorbeeldgemeente
2015*
2016*
2017*
2018*
STRUCTUREEL
7
19
29
44
239
Tabel 5. Ontwikkeling nieuwe instroom Wajong met arbeidsvermogen. Bron: Ministerie van SZW; bewerking: © Berenschot.
Wat de herindicatie van de Wajong betreft heeft het Ministerie van SZW heeft een schatting gemaakt van de samenstelling van de groep geherindiceerde Wajongers. Wat voor sociale diensten, sw-bedrijven en gemeenten relevant is, is het aantal geherindiceerde Wajongers dat aangewezen zal zijn op ondersteuning van de gemeente. Landelijk bedraagt deze groep ongeveer 65.000 mensen. Daarbij gaat het Rijk uit van de volgende veronderstellingen: Eind 2014 zijn er 240.000 Wajongers: zz
100.000 zullen blijvend geen arbeidsvermogen hebben;
zz
25.000 werken in de sw;
zz
35.000 werken (meestal met loonkostensubsidie van het UWV) bij een werkgever;
zz
15.000 doen om verschillende redenen geen beroep op de gemeente;
zz
65.000 gaan tussen juli 2015 en juni 2018 over van UWV naar gemeente;
In de volgende tabel is dit aantal vertaald naar het niveau van de voorbeeldgemeente. (AANTALLEN) Voorbeeldgemeente
2015*
2016*
2017*
2018*
STRUCTUREEL
5
46
94
135
148
Tabel 6. Aantal geherindiceerde Wajongers met arbeidsvermogen dat voortaan een nieuwe doelgroep is voor de gemeenten. Bron: Ministerie van SZW; bewerking: © Berenschot.
8
Wat zijn de financiële gevolgen van de Participatiewet? Gemeenten krijgen voor de uitvoering van de Participatiewet de beschikking over drie financieringsbronnen. Het is belangrijk om op te merken dat het kabinet plannen heeft om in 2016 een aantal budgetten die te maken hebben met de drie decentralisaties in te voegen in een sociaal deelfonds. De middelen van het gebundeld re-integratiebudget zullen naar verwachting in dit sociaal deelfonds terecht komen. Echter, voorlopig2 zal het inkomensdeel géén onderdeel uitmaken van het sociaal deelfonds. 1. Inkomensdeel oude stijl, plus toevoegingen ten behoeve van inkomens ondersteuning en loonkostensubsidies voor nieuwe doelgroepen. 2. Gebundeld re-integratiebudget, bestaande uit het Participatiebudget oude stijl, het Wsw-budget oude stijl, plus toevoegingen voor begeleiding van nieuwe doelgroepen. 3. Cluster Werk & Inkomen Gemeentefonds, plus een toevoeging voor uitvoeringskosten nieuwe doelgroepen. Hierna staat een tabel met de verwachte ontwikkeling van het inkomensdeel voor de voorbeeldgemeente. Het betreft schattingen; het verdeelmodel voor het inkomensdeel wordt op moment van schrijven verbeterd en klaargemaakt voor de introductie van nieuwe doelgroepen. Het gebundeld re-integratiebudget vraagt om een extra toelichting (zie de volgende vraag). (ALLE BEDRAGEN IN MLN €) Inkomensdeel oude stijl
2012
2013
2014*
2015*
2016*
2017*
2018*
STRUCTUREEL
5,6
6,2
7,3
6,9
6,9
6,9
6,8
6,8
0,25
1,10
2,03
2,94
5,9
7,2
8,0
8,9
9,7
12,7
Toevoegingen inkomensdeel als gevolg van de Participatiewet Totaal inkomensdeel
5,6
6,2
7,3
Tabel 7. Ontwikkelingen inkomensdeel. Bron: Ministerie van SZW; bewerking: © Berenschot.
Vorenstaande tabel kan in perspectief gezet worden door te kijken naar de nieuwe doelgroepen in relatie tot de oude doelgroep (zie tabel hierna). (ALLE BEDRAGEN IN MLN. €) Wwb-uitkeringen 65-min
2012
2013
2014*
2015*
2016*
2017*
2018*
STRUCTUREEL
408
450
526
494
498
495
488
488
20
90
165
237
693
514
588
660
725
1.181
Totaal nieuwe doelgroepen voormalige sw en voormalige Wajong (excl. sw oude stijl) Totaal doelgroepen Participatiewet (exclusief sw oude stijl)
408
450
526
Tabel 8. Ontwikkelingen totale doelgroepen Participatiewet. Bron: Ministerie van SZW; bewerking: © Berenschot.
Hoe komt het gebundeld re-integratiebudget eruit te zien? Met de komst van de Participatiewet ontvangen gemeenten een gebundeld reintegratiebudget, waarin het flexibele re-integratiebudget van de Wwb, de middelen van de sw oude stijl en een deel van de budgetten van de Wajong worden samengevoegd. De middelen zijn bedoeld voor begeleiding van mensen die een loonkostensubsidie hebben (regulier of beschut) en voor andere re-integratieactiviteiten.
2 Zie de brief van de minister van BZK van 9 oktober 2013.
9
De afbouw van het zittend sw-bestand gaat gepaard met een door de rijksoverheid vastgestelde efficiencykorting die wordt uitgesmeerd over zes jaar. De vergoeding per sw-arbeidsjaar zal dalen van € 25.900 nu naar € 22.700 in 2021. Aangezien de gemiddelde loonkosten van sw-medewerkers cao-bepaald zijn en niet mee zullen dalen, zal er door toedoen van deze efficiencykorting op termijn een tekort op het subsidieresultaat ontstaan. In de tabel hierna staat het gebundeld re-integratiebudget weergegeven. Het betreft schattingen; het verdeelmodel voor het gebundeld re-integratiemodel wordt op moment van schrijven nog ontwikkeld. (ALLE BEDRAGEN IN MLN €) Voorbeeldgemeente
2012
2013
2014*
2015*
2016*
2017*
2018*
STRUCT.
Participatiebudget oude stijl
1,0
0,7
0,6
0,5
0,5
0,5
0,5
0,5
Sw-budget oude stijl
6,5
6,2
6,5
6,3
5,8
5,4
4,9
0,0
0,07
0,24
0,37
0,49
1,75
6,9
6,6
6,2
5,9
2,2
Toevoegingen gebundeld re-integratiebudget Totaal
7,5
6,9
7,1
Tabel 9. Ontwikkelingen gebundeld re-integratiebudget. Bron: Ministerie van SZW; bewerking: © Berenschot.
Wat moet u geregeld hebben voor een goede implementatie van de Participatiewet? Hierna staat een selecte van belangrijke zaken die u geregeld moet hebben om de Participatiewet op een goede manier te implementeren. Het betreft de onderwerpen strategie, inhoud, arrangementen, proces en organisatie. Strategie
Inhoud
Arrangementen
• ..Welke instrumenten zetten we in voor welke doelgroep? • ..Wat zijn prioritaire doelgroepen? • ..Hoe bereiken we meer met minder geld?
• ..Hoe geven we de indicatiestelling vorm? • ..Hoe plaatsing en begeleiding van arbeidsgehandicapten organiseren? • ..Hoe werkgeversbenadering versterken?
• ..Hoe geven we de samenwerking met het SW-bedrijf vorm? Integratie of specialisatie? • ..Welke juridische vormgeving kiezen we voor arrangement?
Proces • ..Hoe richten we de aansturing en rolverdeling in? • ..Wat doen we lokaal en wat doen we regionaal?
Ten slotte zetten we op de volgende pagina uiteen hoe Berenschot u van dienst kan zijn bij de implementatie van de Participatiewet. Contactgegevens Berenschot Indien u een vraag heeft over deze notitie, dan kunt u contact opnemen met Martin Heekelaar of Maarten Adelmeijer via 030 – 2916803 (secretariaat). Algemene informatie over het werk van Berenschot op het terrein van werk en inkomen vindt u via www.berenschot.nl/werk-inkomen
Organisatie • ..Hoe maak ik mijn organisatie 3D-proof? • ..Welke processen kunnen efficiënter? • ..Welke competenties hebben mijn medewerkers nodig?
10
Bijlage 1. Loonkostensubsidie Loonkostensubsidie komt in de plaats van loondispensatie zoals voorgesteld in de voormalige Wet Werken naar Vermogen (WWnV). De loonkostensubsidie hoeft niet per se tijdelijk te zijn (was wel het uitgangspunt in WWnV). Het instrument loonkostensubsidie is inzetbaar voor mensen die niet in staat zijn honderd procent van het wettelijk minimumloon (WML) te verdienen. Dit is een afwijking van de tachtigprocentgrens uit het sociaal akkoord. De regering heeft na consultatie van sociale partners de grens gelegd bij honderd procent. De gemeenteraad stelt bij verordening regels vast met betrekking tot: zz
de voorwaarden waaronder personen en werkgevers in aanmerking komen voor voorzieningen
zz
de vergoeding waarvoor een werkgever in aanmerking komt bij ziekte van de werknemer die een structurele of functionele beperking heeft, of ten behoeve van wie de werkgever een loonkostensubsidie ontvangt.
Gemeenten kiezen hoe zij bepalen of iemand tot de doelgroep behoort. Het College van B. en W. stelt ambtshalve elk jaar de loonwaarde vast, behalve bij werknemers in het kader van beschut werk; voor hen wordt de loonwaarde eens in de drie jaar vastgesteld. De wijze waarop zij die bepalen moet aan een aantal minimumeisen voldoen. De regering gaat ervan uit dat binnen de 35 werkbedrijven minimumeisen worden opgesteld, anders legt overheid de minimumeisen vast in regelgeving. Het college kan een persoon die behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie maximaal drie maanden bij een werkgever onbeloonde werkzaamheden laten verrichten met het oog op een reële vaststelling van de loonwaarde. De hoogte van de loonkostensubsidie bedraagt het verschil tussen loonwaarde en WML, maar ten hoogste zeventig procent van het WML. De werkgever kan de dienstbetrekking opzeggen indien na herindicatie de subsidie niet meer wordt verleend. De loonkostensubsidie wordt in de Wwb betaald uit w-gelden maar in de Participatiewet uit i-gelden. Dat betekent dat een gemeente uitkeringsgeld kan inzetten voor loonkostensubsidie. Wanneer de uitvoering van de Participatiewet volledig is overgedragen aan een Gemeenschappelijke Regeling (GR), dan treedt de GR voor de werking van de Participatiewet in de plaats van het college.
11
Bijlage 2. Voorziening nieuw beschut Het College van B. en W. kan degene die uitsluitend in een beschutte omgeving onder aangepaste omstandigheden mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft, in een dienstbetrekking in een beschutte omgeving onder aangepaste omstandigheden werkzaamheden laten verrichten. In de verordening stelt de gemeenteraad in elk geval vast: zz
op welke wijze bepaald wordt wie in een beschutte omgeving mogelijkheden tot arbeidsparticipatie hebben
zz
welke voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling worden aangeboden
zz
de wijze waarop de omvang van het aanbod van de voorziening wordt vastgesteld.
Gemeenten betrekken bij het organiseren van beschut het werkbedrijf. Er is altijd sprake van een dienstbetrekking. Dit kan ook bij een reguliere werkgever zijn. De beloning van werknemers in de voorziening beschut werk zal plaatsvinden conform de cao van de branche waarin hij/zij werkzaam is of, als er geen cao van toepassing is, ten minste conform het WML. Dat kan door het instrument van loonkostensubsidie. De toelichting op de wet zegt verder: ‘Per regio moet nader bezien worden door de samenwerkende partners hoe het beschut werk er het best kan worden vormgegeven, waar het aan gemeenten is om de uiteindelijke vorm te bepalen. Partners kunnen bijvoorbeeld gezamenlijk in kaart gaan brengen wanneer mensen voor beschut werk in aanmerking komen, hoe de loonwaarde bepaald wordt en waar beschut werk zich bevindt: bij een reguliere werkgever (al dan niet met begeleiding), via detachering of intern georganiseerd. De overheid stelt het instrument loonkostensubsidie ter beschikking om het loon aan te vullen van mensen die gedeeltelijk inzetbaar zijn maar niet in staat zijn het wettelijk minimumloon te verdienen. Daarbij gaat de regering ervan uit dat de daadwerkelijke beloning van deze groep in principe niet boven het wettelijk minimumloon uitstijgt. Mocht dat wel het geval zijn dan betaalt de werkgever het verschil tussen het wettelijk minimumloon en het (cao-)loon.’ Over de doelgroep zegt de toelichting: ‘Het gaat om mensen die door hun lichamelijke, verstandelijke of psychische beperking een zodanige mate van begeleiding en aanpassingen van de werkplek nodig hebben, dat niet van een reguliere werkgever verwacht mag worden dat hij deze mensen in dienst neemt. Dat neemt niet weg dat gemeenten deze dienstbetrekking ook kunnen organiseren bij een reguliere werkgever die deze begeleiding en aanpassingen wel, met ondersteuning door een gemeente, kan aanbieden.’
Berenschot Groep B.V. Europalaan 40, 3526 KS Utrecht POSTBUS 8039, 3503 RA Utrecht T +31 (0)30 291 69 16 E
[email protected] www.berenschot.nl
Berenschot is een onafhankelijk organisatieadviesbureau met 375 medewerkers wereldwijd. Al 75 jaar verrassen wij onze opdrachtgevers in de publieke en private sector met slimme en nieuwe inzichten. We verwerven ze en maken ze toepasbaar. Dit door innovatie te koppelen aan creativiteit. Steeds opnieuw. Klanten kiezen voor Berenschot omdat onze adviezen hen op een voorsprong zetten. Ons bureau zit vol inspirerende en eigenwijze individuen die allen dezelfde passie delen: organiseren. Ingewikkelde vraagstukken omzetten in werkbare constructies. Door ons brede werkterrein en onze brede expertise kunnen opdrachtgevers ons inschakelen voor uiteenlopende opdrachten. En zijn we in staat om met multidisciplinaire teams alle aspecten van een vraagstuk aan te pakken. Berenschot is aangesloten bij de E-I Consulting Group, een Europees samenwerkingsverband van toonaangevende bureaus. Daarnaast is Berenschot lid van de Raad voor OrganisatieAdviesbureaus (ROA) en hanteert de ROA-gedragscode.