Inhoudsopgave Hfst. 1 / HSZuyd-DBKV minor Kunsteducatie: UTOPIA ...................................................... 4 1.1 Algemene uitgangspunten .......................................................................................... 4 1.2 Opbouw minor ............................................................................................................ 5 1.3 Projectonderwijs ......................................................................................................... 5 1.4 Informatiebronnen....................................................................................................... 5 1.5 Periodeoverzicht minor Kunsteducatie: UTOPIA ......................................................... 6 1.6 Regulier weekrooster minor Kunsteducatie: UTOPIA.................................................. 7 1.7 Verklaring afkortingen ................................................................................................. 8 1.8 Collegeoverzicht minor Kunsteducatie: UTOPIA ......................................................... 9 1.9 Beeldende Kunst en Vormgeving – Praktijkvakken ....................................................11 1.10 Vergaderrooster Projectgroepen The Big Draw .......................................................12 1.11 Contacturen minor Kunsteducatie: UTOPIA .............................................................12 1.12 Organisatie onderwijsteam – Namen en taken/functies ............................................13 Hfst. 2 / De onderwijsgroep (OG) .......................................................................................14 Hfst. 3 / Procesmatig studeren in een Onderwijsgroep ....................................................16 3.1 De Negensprongmethode ..........................................................................................16 3.2 Bijeenkomst 1 ............................................................................................................16 3.3 Bijeenkomst 2 ............................................................................................................19 Hfst. 4 Richtlijnen voor een succesvolle Onderwijsgroep-bijeenkomst. .......................20 4.1 Dialectica. Kenmerken van een dialoog. ....................................................................20 4.2 „Een goede dialoog verbindt mensen, maakt ruimte en kweekt begrip!‟ .....................21 Hfst. 5 Probleemsoorten en taken voor de onderwijsgroep ...........................................23 5.1 Een verklaringsprobleem / verklaartaak .....................................................................23 5.2 Een strategie probleem / wat-als taak ........................................................................23 5.3 Een feitenprobleem / studietaak.................................................................................23 5.4 Een toepassingsprobleem / actietaak ........................................................................23 5.5 Een dilemma probleem / discussietaak ......................................................................24 5.6 De onderwijsgroep Box ..............................................................................................24 Hfst 6 / De minorevaluatie en bloktoets.............................................................................26 Hfst. 7 / Boxen t.b.v. de Onderwijsgroep - Minor Kunsteducatie: UTOPIA .....................28 Box 1 / AIA Do it yourself - The emergence of Rotterdam‟s Utopia ..................................29 Box 2 / AIB Utopia Geschiedenis van het utopisch denken..............................................30 Box 3 / KPD-OWK The „winning‟ team Leren van de toekomst .........................................32 Box 4 / KPD-VD De toren van Babel - De kritische kunstdidactiek van de stroming .........33 Visuele Communicatie ......................................................................................................33 Box 5 / C&MW Melancholie en utopie / Sociale utopie .....................................................34 Box 6 / KPD-OWK Kudde dieren - De mens als groepsdier / Het belang van ...................35 groepsdynamica voor het werken in en met groepen ........................................................35 Box 7 / KG Woord en beeld Intermedialiteit in de 20e eeuw ..............................................36 Box 8 / C&MW De Voorspellers - Een kritiek op de toekomstindustrie ..............................37 Box 9 / RBK Who wants to live Forever - Het utopische technologische ...........................38 vooruitgangsdenken versus postmodernisme / Occidentalisme ........................................38 Hfst. 8 / Praktijkvakken - Minor Kunsteducatie: UTOPIA.....................................................39 NAAM VAK: 2D Autonoom Beeldende Kunst - Tekenen en Schilderen ............................40 NAAM VAK: 2D Toegepast – Grafische/Illustratieve vormgeving ......................................44 NAAM VAK: 3D Autonoom Beeldende Kunst - Plastisch vormgeven ................................47
2
NAAM VAK: 3D Toegepast - Product vormgeving ............................................................50 NAAM VAK: 4D – Fotografie ............................................................................................53 Eindkwalificaties minor UTOPIA .......................................................................................56 Geraadpleegde bronnen: ..................................................................................................57
3
Hfst. 1 / HSZuyd-DBKV minor Kunsteducatie: UTOPIA In de minor Kunsteducatuie: UTOPIA neem je je persoonlijke beeldende vorming ter hand onder deskundige begeleiding van ervaren, volledig onderwijsbevoegde kunstenaars en vormgevers. Je kunt daarbij kiezen uit twee van vijf disciplines: Plastische vormgeving; Tekenen / Schilderen; Fotografie; Grafische/illustratieve vormgeving en Productvormgeving. Doorheen de minor werk je aan de hand van aansprekende beeldende opdrachten aan diverse twee- en/of drie dimensionale utopische objecten. Aan het eind van de periode zal een selectie van de werkstukken worden tentoongesteld in een openbaar toegankelijke expositieruimte en opengesteld voor publiek. Naast de beeldende praktijk maak je kennis met de vele achtergrondfacetten van het utopisch denken. In de college’s komen ondermeer aan bod: de geschiedenis van het utopisch denken; vooruitgangsdenken en de toekomstindustrie; de (on-)mogelijke relatie tussen taal en beeld; het ‘ideale’ samenwerken / groepsdynamica; en zo meer. Naast de vaste kunstvak theoriedocenten van de ABKM maken verschillende honour guests van ondermeer de Universiteit Maastricht (Cultuur en Maatschappij Wetenschappen) deel uit van het onderwijsteam. De theoretische verdieping vindt plaats in onderwijsgroepen en d.m.v. zelfstudie. In de slotweek van de minor kunnen studenten hun utopische kennis en verbale skills tonen in het ‘Toekomstdebat’ onder leiding van een deskundige jury. Het debat zal toegankelijk zijn voor speciaal genodigden. Bij aanvang van de minor zullen er interdisciplinaire projectgroepen z.g. Dynamic duo’s worden samengesteld. Elke projectgroep zal onder leiding van een projectdocent samen met de educatieve dienst van een museum een kunstproject onder de noemer ’The Big Draw’ gaan ontwikkelen voor een brede range aan publieksgroepen en ten uitvoer brengen in en/of rondom het museum tijdens het landelijk Museumweekend. De door DBKV samengestelde projectgroepen krijgen elk een museum in een van de volgende steden toegewezen: Maastricht, Heerlen, Sittard, Roermond, Weert, Venlo e.o. (ovb). Een team van interne en externe deskundigen ondersteunen en coachen de studenten om de leer- en organisatieprocessen in goede banen te leiden. 1.1 Algemene uitgangspunten De docentopleiding Beeldende Kunst en Vormgeving wil met haar minor Kunstreducatie: UTOPIA inhoud en vorm geven aan vakoverstijgende kunst- en cultuureducatie. De actuele belevingswereld en interesses van medeburgers van jong tot oud en ‘toekomstambities’ van jonge makers (studenten) staan daarin centraal. Onze musea met hun inspirerende collecties Kunst en Cultureel erfgoed vormen zowel het uitgangspunt voor de projectdefinitie
4
als wel de uiteindelijk plek van ontmoeting en interactie tussen de partijen. Het projectmatige en interdisciplinaire samenwerken op het gebied van cultuureducatie binnen de minor Kunsteducatie: UTOPIA staat in dit licht open voor studenten van alle HSZuyd opleidingen ongeacht hun specifieke studierichting. Het staat projectgroepen vrij om in overleg samenwerking te zoeken met derden zoals bijvoorbeeld een acteur/actrice, een architect, schrijver/dichter, musicus, danser, beeldend kunstenaar, vormgever en zo meer. 1.2 Opbouw minor De minor Kunsteducatie: UTOPIA bestaat uit drie hoofdcomponenten: A) De persoonlijke beeldende vorming / PBV (keuze uit 2 van de 5 praktijkvakken), zie Hfst 8; B) De theorie, bestaande uit 9 hoorcolleges, samenwerken in Onderwijsgroepen (Hfst 2), zelfstudie en het ‘Toekomstdebat’; C) Dynamic duo’ s / Projectonderwijs. 1.3 Projectonderwijs Tijdens de minorperiode werken studenten ook in kleine projectgroepen, z.g. dynamic duo’s. Planmatig ontwikkelen ze een project samen met derden en voeren het ook daadwerkelijk uit met een publieksgroep. Daarbij onderscheiden we een oriëntatie- en onderzoeksfase; een analysefase (ter formulering van uitgangspunten – het maken van keuzes); de synthesefase (ontwerp conceptplan); de uitvoeringsfase (organisatie, try out en projectuitvoering) en evaluatiefase (evaluaties, eindrapportage en presentatie). Na de daadwerkelijke uitvoering van het project zal bij de eindbeoordeling een presentatie worden gegeven over het totale project (van begin tot eind) aan de overige projectgroepen, projectdocenten en genodigden (m.b.v. een aansprekende PowerPoint). 1.4 Informatiebronnen -
Handleiding minor Kunsteducatie: UTOPIA Interdisciplinaire kunst- en cultuureducatie. Uitgave ABKMDBKV 2011;
-
De Debatmethode, Peter van der Geer en Richard Engelfriet. Reed Business Information, 2005;
-
De grenzeloze generatie en de eeuwige jeugd van hun opvoeders. Frits Spangenberg & Martijn Lampert. Uitgeverij Nw. A’Dam, 2009;
-
Literatuurklapper minor UTOPIA. 2011. (Controlled circulation, intern naslagwerk).
-
Drawing Inspiration. Power Drawing Publications, The Campaign for Drawing, 2006 e.o.
-
Overige informatiebronnen , deze worden bij de onderwijstaken en activiteiten aangegeven.
5
1.5 Periodeoverzicht minor Kunsteducatie: UTOPIA Week
Weekrooster
1 (6)
Afwijkend
Plusprogramma
Maandagochtend 07/02/11: Introductie 09.00 – 10.40 uur
-
Kennismakings- en introductieprogramma Minor UTOPIA; 11.00 - 12.40 uur
-
Uitleg praktijk- en OWV vakken en keuze 2 van de 5;
-
Samenstellen onderwijs-, project- en debatgroepen en kennismaking met onderwijsteam
-
Keuze praktijkvakken (2 van de 5)
Maandagmiddag 07/02/11: Onderwijsgroepen - PGO 13.30 – 17.00 uur
-
Box 1 / The emergence of Rotterdam’s Utopia (film, actie- en studietaak;
Dinsdagochtend 08/02/11: Praktijk 09.00 – 12.40 uur
-
Praktijkvak 1 / Introductie en start onderzoek
Dinsdagmiddag 08/02/11: Praktijk 13.30 – 17.00 uur
-
Praktijkvak 2 / Introductie en start onderzoek
Woensdag 09/02/11: Discover Rotterdam -
Maatwerk dagprogramma onderwijsgroepen
Donderdag 10/02/11: Projectgroepen 09.00 – 12.30 uur
-
Introductie en opstart 13.30 – 17.00 uur
-
Uitwerken opdrachten
Vrijdag 11/02/11: Zelfstudie -
2 (7)
Regulier
14/02/11 t/m 18/02/11
3 (8)
Regulier
21/02/11 t/m 25/02/11
4 (9)
Regulier
28/02/11 t/m 04/03/11
- (10)
Carnavals-Krokusvakantie
6
5 (11)
Regulier
14/03/11 t/m 18/03/11 + Tussentijdse beoordeling Onderzoeks en Analysefase praktijkvakken - tijdens de les
6 (12)
Regulier
21/03/11 t/m 25/03/11
7 (13)
Regulier
28/03/11 t/m 01/04/11
2 en 3 april - Landelijk Museumweekend Projectuitvoering in musea in Limburg
8 (14)
Regulier
04/04/11 t/m 08/04/11
9 (15)
Regulier
11/04/11 t/m 15/04/11 – Laatste regulier onderwijsweek
10 (16)
Afwijkend
Beoordelingsweek Maandag 18/04/11: Zelfstudie (t.b.v. tentamen, debat en projectpresentatie) Dinsdag 19/04/11: Zelfstudie (t.b.v. tentamen, debat en projectpresentatie) Woensdag 20/04/11: - Theorietentamen (lokaal 3.05 – 13.30-15.30 uur) Donderdag 21/04/11 -
Projectpresentaties/PowerPoint (09.30-12.00u – 30 min. pg);
-
Inleveren Projectordners en Literatuurklappers (compleet);
-
Eindpresentatie en beoordeling Praktijkvakken (vlgs rooster)
Donderdagmiddag 21/04/11: -
Het Toekomstdebat
-
Minorafsluiting
13.30-15.30 uur
1.6 Regulier weekrooster minor Kunsteducatie: UTOPIA Maandag
Dinsdag
09.00 - 10.40
P1 09.00 - 10.40
11.00 - 12.40
11.00 - 12.40
Pauze 13.30 - 15.10 15.20 - 17.00
Woensdag T P2
11.00-12.40
Pauze P1
13.30 - 15.10 15.20 – 17.00
9.00 –10.40
College OG
Pauze P2
13.30-15.10 15.20-17.00
Donderdag
Vrijdag
09.00 -09.50 Project 09.00 – 12.40
WP
09.50 -10.40 11.00 -12.40 Pauze
Debat
13.30 -15.10
OASE
15.20 -17.00
Pauze OASE
13.30 - 17.00
WP
7
1.7 Verklaring afkortingen PBV = Persoonlijke Beeldende Vorming *Keuze uit 2 van de 5 praktijkvakken:
2DA – Tekenen / Schilderen 3DA – Plastisch vormgeven 4D – Fotografie 2DT – Grafisch vormgeven 3DT - Productontwerpen T = Theorie a) Hoorcolleges: AIA – Algemene Informatie A / (Minor Studie-informatie en Thema Oriëntatie) AIB – Algemene Informatie B / (Introductie- en overallcollege Thema Utopia) C&MW – Cultuur en Maatschappij Wetenschappen KG – Kunstgeschiedenis OWV - Onderwijsvormgeving (OWK – Onderwijskunde / VD – Vakdidactiek) RBK – Reflectie Beeldende Kunst en Vormgeving b) OG - Onderwijsgroepen (Werkvorm OASE-model en optioneel in combinatie met 9sprongmethode) Debat : Onderzoek en ontwikkeling van pro- en contraposities in het toekomstdebat. Tevens oefeningen in debatteervaardigheden. ICGO-Project = Integratief Competentiegericht (Project-)Onderwijs
WP = Werkplaatsen Technische- en onderzoeksvaardigheden te ontwikkelen in: Ateliers Ontwerpstudio‟s Hout-, Metaal-, Kunststofwerkplaatsen Grafiekwerkplaats ICT–studielandschap Bibliotheek e.o. OASE (4 fasen zelfstudie- en werkmodel) O = Onderzoeksfase A = Analysefase S = Synthesefase E = Evaluatiefase
8
Versie 0.8 – 11 Januari 2011
1.8 Collegeoverzicht minor Kunsteducatie: UTOPIA Docent Dr.
Ida Guinée
Vak AIA
College
Data
Verbeelding aan de macht / The
07/02/2011
emergence of Rotterdam´s Utopia - College Honour guest
Drs.
AIB
Evelyn Bots - van
Utopia / Geschiedenis van het
16/02/2011
utopisch denken.
11.00 – 12.40 uur
den Akker Odyssee, Instelling voor Kunst & Cultuureducatie
Dr.
Ida Guinée
OWV The ´winning´ team / Leren van de OWK
23/02/2011
toekomst. - Hoe gaat jouw projectteam haar ‘toekomst’ tegemoet?
Vera Kardaun
OWV De toren van Babel / De kritische VD
02/03/2011
kunstdidactiek van de stroming Visuele Communicatie.
Honour guest
Dr.
C&MW
Melancholie en utopie / Sociale
16/03/2011 (ovb)
utopie.
René Gabriëls
Universiteit Maastricht
Marloes Brouns
KPD
´Kudde dieren´ / De mens als
OWK
groepsdier / Het belang van
23/03/2011
groepsdynamica voor het werken in en met groepen.’ Honour guest
Prof. Dr.
C&MW
Rein de Wilde
‘De Voorspellers / Een kritiek op de
30/03/2011
toekomstindustrie.’
Universiteit Maastricht
Drs.
Anne
KG
Woord en beeld / Intermedialiteit in
06/04/2011
9
Bruggenkamp
de 20e eeuw’. KG
René L’Ortije
RBK
- College
‘Who wants to live forever´ / Het
13/04/2011
utopische technologische vooruitgangsdenken versus postmodernisme. Occidentalisme
10
Versie 0.5 – 11 Januari 2011
1.9 Beeldende Kunst en Vormgeving – Praktijkvakken Docent Sara van de Loo
Vak 2DA
College
Instapniveau
Autonoom tekenen en schilderen Atelier
Intake: in kaart brengen van individuele startniveau‟s en bepalen van maatwerk leerbehoeftes t..b.v. persoonlijke beeldende ontwikkeling.
Tijdens de minorperiode Utopia zullen er bij het vak 2D Autonoom Beeldende Kunst - Tekenen en schilderen deels studies naar de waarneming worden gemaakt van stillevens met een utopisch karakter en zal een subthema van Utopia op een persoonlijke manier uitgebeeld worden.
Ri-Jeanne Cuppens
Hans Silvius
3DA
Autonoom plastisch vormgeven Atelier
Intake: in kaart brengen van individuele startniveau‟s en bepalen Gedurende de minorperiode Utopia staat bij het van maatwerk vak 3D Autonoom Beeldende Kunst - Plastisch leerbehoeftes t..b.v. vormgeven het creëren van een keramische persoonlijke beeldende sculptuur met utopische architectuur als ontwikkeling. uitgangspunt centraal.
4DA/T Fotografie
Fotografiestudio of op locatie Tijdens de minorperiode zullen er bij het vak Fotografie: A) binnen de kaders van algemene fotografische vormgevingsprincipes en B) rondom het thema Utopia meerdere foto‟s worden gemaakt. Aan de hand van een zelfgekozen (sub-)thematiek, die zich kan zich bewegen tussen jezelf (wie ben ik), je eigen lichaam (hoe zie ik er uit), de stad waarin je woont (of je studentenkamer), de (sub)cultuur waarin je beweegt en zo meer werkt de student aan een persoonlijke beeldreeks.
Haik Dijkhuis
2DT
Grafische vormgeving Ontwerpbureau en grafiekwerkplaats Tijdens de minorperiode zullen er diverse grafisch ontwerpen bij het vak 2D Toegepast – Grafische/Illustratieve vormgeving worden gerealiseerd t.b.v. het Utopia-project (van logo/beeldmerk, T-shirt, flyer, sponsorcertificaat tot projecthyves e.o.).
Jos Laugs
3DT
Intake: in kaart brengen van individuele startniveau‟s en bepalen van maatwerk leerbehoeftes t..b.v. persoonlijke beeldende ontwikkeling.
Intake: in kaart brengen van individuele startniveau‟s en bepalen van maatwerk leerbehoeftes t..b.v. persoonlijke beeldende ontwikkeling.
Productvormgeving Ontwerpbureau en hout- en metaalwerkplaats
Intake: in kaart brengen van individuele startniveau‟s en bepalen Tijdens de minorperiode Utopia zal er bij het van maatwerk vak 3D Toegepast / Product vormgeving één of leerbehoeftes t..b.v. meerdere gebruiksobjecten/voorwerpen worden persoonlijke beeldende ontworpen en uitgevoerd in keramiek of ontwikkeling. materialen als kunststof, rubber, of textiel. Vertrekpunt vormen architecturale „utopische‟ thee- en koffieserviezen.
De minor Kunsteducatie: UTOPIA zal worden afgesloten met een representatieve expositie van het beeldend werk in een openbaar toegankelijke ruimte.
11
1.10 Vergaderrooster Projectgroepen The Big Draw W
Dag
01 Donderdag
Voorzitters en projectcoaches
10/02
Projectteams
Algemene bijeenkomst lokaal 3.05 9.00 uur – 09.50 uur -
09.50 uur – 10.40 uur
9.00 uur – 09.50 uur
09.50 uur – 10.40 uur
02 Donderdag
17/02
03 Donderdag
24/02
04 Donderdag
03/03
9.00 uur – 09.50 uur
09.50 uur – 10.40 uur
05 Donderdag
17/03
-
09.00 uur – 10.40 uur
06 Donderdag
24/03
9.00 uur – 09.50 uur
09.50 uur – 10.40 uur
07 Donderdag
31/03
-
09.00 uur – 10.40 uur
08 Donderdag
07/04
-
09.40 uur – 10.40 uur
09 Donderdag
14/04
9.00 uur – 09.50 uur
09.50 uur – 10.40 uur
09.00 uur – 10.40 uur
10
Beoordelingsweek
1.11 Contacturen minor Kunsteducatie: UTOPIA wekelijks
2 wekelijks
Maandag
2 uren
Praktijkdocent
Teaching
Dinsdag
2 uren
Praktijkdocent
Teaching
Woensdag
2 uren
Theoriedocent
College
Woensdag
1 ½ uur
Tutor (OG)
Begeleiding
Donderdag
1 uur
Projectdocent (ICGO)
Coaching
Ma. t/m Do.
5 x 1 uur
Vakdocenten (ICGO)
Teamteaching
Vrijdag
Naar gelang
Technisch instructeur(-s)
Instructie /
1 uur
begeleiding Totaal 12 tot 15 uren per week
12
1.12 Organisatie onderwijsteam – Namen en taken/functies Mevr. Marloes Brouns
Opleidingscoördinator DBKV
Dhr. Haik Dijkhuis
Faculteitsminorencontactpersoon (FMCP’er) en Coördinator minor Kunsteducatie: Utopia
Tutoren onderwijsgroepen Mevr. Marloes Brouns
Tutor
Dhr. Haik Dijkhuis
Tutor
Mej. Simone Boode
Tutor (in opleiding)
Projectdocenten Mevr. Marloes Brouns
Projectdocent
Dhr. Haik Dijkhuis
Projectdocent (ICGO-coördinator)
Mej. Simone Boode
Projectdocent (in opleiding)
Minorpool – Vakdocenten Mevr. Marloes Brouns
Kunstpedagogiek en -didactiek
Dhr. Anne Bruggenkamp
Kunst en Cultuurgeschiedenis
Mevr. Sara van de Loo
Tekenen / Schilderen - 2DA
Dhr. Haik Dijkhuis
Grafische vormgeving – 2DT
Mej. Simone Boode
Grafische vormgeving – 2DT (in opleiding)
Mevr. Vera Kardaun
OWV - Vakdidactiek
Mevr. RiJeanne Cuppens
Plastische vormgeving – 3DA
Dhr. Jos Laugs
Productvormgeving – 3DT
Mevr. Ida Guinée
OWV - Onderwijskunde
Dhr. Hans Silvius
Fotografie – 4D
Gastdocenten (o.v.b.) Dhr. Prof. Dr. Rein de Wilde
Cultuur en Maatschappijwetenschappen / UM
Dhr. Dr. René Gabriëls
Cultuur en Maatschappijwetenschappen / UM
Mevr. Drs. Evelyn Bots – v.d. Akker
Odyssee, Instelling voor Kunst&Cultuureducatie
13
Hfst. 2 / De onderwijsgroep (OG) Een onderwijsgroep (OG) in de minor Kunsteducatie: Utopia van de bachelor Fine Arts and Design in Education bestaat uit ongeveer 5-8 studenten en een tutor. Gedurende de duur van de minor komen ze op geregelde basis samen (zie regulier weekrooster blz. 6 en 11) om de problemen te bespreken (volgens het OASE-model) die gebundeld zijn in deze minorhandleiding. De handleiding gaat vergezeld van een bijbehorende literatuurklapper. In iedere onderwijsgroepsbijeenkomst worden twee activiteiten ondernomen: -
de analyse van nieuwe problemen;
-
de uitwisseling van informatie die de studenten door zelfstudie verworven hebben.
De bijeenkomst wordt geleid door een studentgespreksleider. De rol van de gespreksleider wordt bij toerbeurt door alle groepsleden vervuld:
Bijeenkomst 1
- Analyse probleem(-en)
gespreksleider A
Onderzoek (zelfstudie)
Bijeenkomst 2
- Rapportage zelfstudie bijeenkomst 1
Gespreksleider A
Synthese en Evaluatie
- Analyse nieuwe problemen
Gespreksleider B
Onderzoek (zelfstudie)
Bijeenkomst 3
- Rapportage zelfstudie bijeenkomst 2
Gespreksleider B
Synthese en Evaluatie
- Analyse nieuwe problemen
Gespreksleider C
Zelfstudie - Onderzoek
De analyse van de nieuwe problemen en de rapportage over deze problemen na de periode van zelfstudie is dus in de hand van een en dezelfde gespreksleider. Hierdoor kan deze gespreksleider beter leiding geven aan de discussie en zich thuis beter voorbereiden op zijn / haar taak. De gespreksleider heeft tot taak de voortgang van de bespreking van de groep te bevorderen. Daartoe vervult hij/zij twee soorten werkzaamheden:
-
Taakgerichte activiteiten, die bedoelt zijn om de in- en doorvoer van de inhoudelijke informatie te bevorderen tijdens de bijeenkomsten (discussie/gesprek leiden);
-
Groepsgerichte activiteiten, die bedoelt zijn om de ontwikkeling van onderlinge samenwerkingsrelaties te stimuleren.
14
De gespreksleider wordt bijgestaan door een notulist, een groepslid dat de voortgang van de bespreking van de onderwijsgroep op papier en bord bijhoudt. De notulist maakt aantekeningen van de verschillende ideeën die de studenten tijdens de analysefase naar voren brengen en houdt de leerdoelen die naar voren gebracht worden bij. Om deze activiteiten goed uit te kunnen voeren kan een bord / flapover en/of aantekenpapier tijdens de bijeenkomst het beste in vier vlakken verdeeld worden;
-
aan de linkerzijde komen de te verklaren begrippen / verschijnselen / vragen te staan;
-
op het vlak ernaast komen de eerste antwoorden die voortkomen uit de brainstorm te staan;
-
op het derde (grootste) vlak wordt de verdere uitwerking van de ideeën opgeschreven;
-
in de meest rechtse kolom noteert de notulist de vragen die tot leerdoelen kunnen leiden en de uiteindelijk afgesproken leerdoelen.
Tijdens de rapportagefase na de zelfstudie kan de notulist de antwoorden eveneens op het bord samenvatten.
15
Hfst. 3 / Procesmatig studeren in een Onderwijsgroep 3.1 De Negensprongmethode Studenten werken in de onderwijsgroep volgens - een variant - van het bekende OASEmodel (Onderzoek, Analyse, Synthese en Evaluatie). Indien de tutor en/of studenten dit wenselijk achten kan bij de probleembespreking (boxen – zie blz. 23 en 24) gebruik worden gemaakt van de z.g. Negensprongmethode 3.2 Bijeenkomst 1 Stap 1 – Verduidelijk begrippen en termen. Leg onduidelijke begrippen of termen uit het probleem aan elkaar uit (voor zover mogelijk). Opm. als bepaalde begrippen, termen, namen, jaartallen e.d. niet duidelijk zijn worden het automatisch onderwerpen van vervolgstudie.
Tutor geeft, alleen in uiterste geval (indien de analyse hapert), kort en bondig enige uitleg over een onbekende term of begrip.
Stap 2 – Omschrijf of benoem de kern van het probleem en bepaal wat eventuele
deelproblemen zijn. Ga na welke zaken (begrippen, namen, jaartallen, afbeeldingen, citaten, casus(-sen, verschijnselen etc. ) in de box verklaard, toegepast (uitgevoerd), bediscussieerd, onderzocht of anderszins ter hand genomen moeten worden.
Tutor geeft, alleen in uiterste geval, middels parafrases, korte samenvattingen ter ondersteuning van de verwoording van probleemstellingen. Is alert op eventuele samenhang tussen subproblemen.
Stap 3 – Bekijk het probleem vanuit verschillende invalshoeken. Inventariseer kort en krachtig (in steekwoorden) ieders ideeën en opvattingen over de inhoud van het probleem die een mogelijke verklaring kunnen bieden. Brainstorm aanpak: -
wat weten we al van het probleem;
-
In welk kader moet het probleem geplaatst worden;
-
Welke aspecten zijn te onderscheiden;
-
Welke leergebieden kunnen een mogelijke verklaring bieden;
16
-
Hoe en waar kunnen we geschikte informatie vinden;
-
Kennen we iemand die er meer over weet;
-
Welke aanwijzingen bevatten de titel, de tekst, de afbeelding, het onderschrift, de literatuurlijst (N.B. let daarbij ook op namen, plaatsen, data e.d.)
Tutor nodigt verbaal, alleen in uiterste geval, zwijgende studenten uit om ook uit hun zegje te doen. Hij draagt er bovendien zorg voor dat geopperde ideeën niet onder tafel verdwijnen.
Stap 4 – Orden alle mogelijke verklaringen en oplossingen. Probeer een ordening in de brainstormresultaten aan te leggen, leg waar mogelijk verbanden en diep de informatie verder uit. Ordenen doe je door een onderscheid te maken in:
-
welke verklaringen en oplossingen kun je weglaten omdat ze niet (of nauwelijks) bijdragen aan het oplossen van het probleem;
-
welke verklaringen en oplossingen zijn bijzaken? Daarmee wordt bedoeld dat ze wel nodig zijn bij het oplossen van het probleem, maar niet tot de hoofdzaak van het probleem behoren;
-
welke verklaringen en oplossingen zijn hoofdzaken? Het gaat hier om die verklaringen en oplossingen die wezenlijk van belang zijn voor het oplossen van het probleem;
-
door te clusteren (samenvoegen waar mogelijk, structuur aanbrengen door in logische volgorde te plaatsen, schema maken etc.) kun je de zaak verder uitdiepen en krijg je helder inzicht in het probleem waardoor je de stap kunt maken naar het formuleren van leerdoelen.
Tutor parafraseert moeizaam geuite ideeën en vat zonodig samen. In het uiterste geval (bij een moeizaam verlopende bijeenkomst) stelt de tutor vragen: doorvragen, vragen naar consequenties, alternatieven, houdbaarheid van beweringen. Hij confronteert de groep ook met misvattingen en stelt de studenten indien nodig op scherp (motivatie verhogen).
17
Stap 5 – Formuleer de leerdoelen. Leerdoelen zijn eigenlijk de studieopdrachten die de groep zichzelf stelt. Wat is het belangrijkst om eerst uit te zoeken en wat later? Deelvragen vorm je om tot een meer algemene vraag die duidelijk maakt wat je moet bestuderen. De centrale vraag daarbij is steeds: “Wat wil ik / moeten we leren / weten / kunnen om tot de oplossing / uitwerking van stap 2 te komen?”
Tutor houdt, indien nodig, leerdoelen tegen het licht van het besprokene. Helpt leerdoelen verbreden, verdiepen zodat de studenten de context van de te bestuderen informatie begrijpt. Stimuleert ook tot leerdoelen die verder reiken dan het kernprobleem
Stap 6 – Maak een plan van aanpak. Wanneer de leerdoelen helder en duidelijk geformuleerd zijn, maakt de groep een activiteitenplan. Dit houdt in dat de groep:
-
zich een beeld vormt van de te verrichten activiteiten;
-
een plan van aanpak maakt (wie doet wat en hoe etc.);
-
een tijdsplanning maakt op basis van de benodigde en beschikbare tijd.
De vragen die je bij deze stap kunt stellen zijn: -
van welke bronnen maken we gebruik naast de literatuurklapper (boeken/tijdschriften, film, internet, interview deskundigen etc.)? Waar kun je benodigde materialen vinden en hoe bereik je deskundigen?
-
Waar is er een taakverdeling mogelijk en waar niet? Bij een interview voorbereiden of het opstellen van een enquête is het verstandig om met meerdere personen na te denken over de vragen;
-
Welke informatie/producten moet je de volgende bijeenkomst als groepslid terugkoppelen aan de groep (bijv. een schema, deelverslag, de beantwoording van een vraag, een bepaald plan etc.).
Tutor geeft, alleen in uiterste geval, kort en bondig enige advies m.b.t. het plan van aanpak als blijkt dat studenten er zelf niet uitkomen.
18
Stap 7 – Voer het plan van aanpak uit. Bij deze stap ga je daadwerkelijk aan de slag om de leerdoelen (je wegwijzers) te behalen. In deze fase wordt er zelfstandig of in subgroepjes gewerkt.
Tutor verwijst, indien nodig, naar kwalitatief goed bronnenmateriaal.
3.3 Bijeenkomst 2 Stap 8 – Terugkoppelen en verwerken van ingekomen informatie. Bij deze stap presenteert iedereen de informatie/producten die hij/zij volgens plan en afspraak gezocht / gevonden / gemaakt heeft. Verricht daarbij de volgende activiteiten:
-
vertel de groep in het kort welke informatie verzameld is;
-
breng de informatie met elkaar in verband, in relatie tot de algemene en specifieke leerdoelen;
-
bespreek de uitkomsten kritisch;
-
de problemen zijn opgelost als de tekorten in kennis en inzicht weg zijn gewerkt.
Tutor dringt, indien nodig, aan op samenvattingen, het leggen van verbanden, onderscheid tussen hoofd- en bijzaken. Diagnosticeert leemtes in kennis en inzicht en maakt studenten hiervan bewust. Speelt vragen aan hem gesteld op adequate wijze door.
Stap 9 – Beoordeel de verkregen informatie en je leerproces. Hierbij gaat het om het beoordelen van de kwaliteit van de verkregen informatie (was die voldoende om de vragen te beantwoorden) en om de beoordeling van het leerproces (wat was mijn bijdrage in het geheel, was de persoonlijke en groepsaanpak adequaat, hoe verliep de samenwerking, wat kan de volgende keer beter etc.).
Tutor laat, indien nodig, de groepsleden reflecteren op de voortgang van de informatieverwerking en het leerproces.
Stap 1 t/m 7 Begin van voren af aan met een nieuwe box.
19
Hfst. 4 Richtlijnen voor een succesvolle Onderwijsgroep-bijeenkomst. Bij de bespreking van een box in de onderwijsgroep draait het om vragen stellen, openstaan voor anderen, luisteren en meedenken. Om een succesvolle dialoog of onderzoeksgesprek tot stand te brengen moet je je oordelen kunnen opschorten (open mind), je kunnen verplaatsen in een ander en het kunnen uithouden in een situatie van ongewisheid. Bovendien moet je weten wanneer er gesproken moet worden en wanneer gezwegen, wat er uitgesproken moet worden en wat beter ongezegd kan blijven. De OGbijeenkomsten zijn vanwege hun opzet bij uitstek geschikt voor het oefenen van de vaardigheden die hiervoor nodig zijn. 4.1 Dialectica. Kenmerken van een dialoog. Dialectica is een verzelfstandiging van het Griekse dialegesthai, dat ‘iets doorspreken’ betekent. Dialectiek is letterlijk de kunst van het goed doorspreken, de kunst een dialoog te voeren. De OG-bijeenkomsten van de minor Utopia verlopen weliswaar procesmatig (OASE-model en/of de Negensprongmethode), maar de kwaliteit van een bijeenkomst wordt primair bepaald door de gesprekshouding van de deelnemers en de mate waarin men in staat is de toebedeelde rol(-en) van voorzitter, notulist of participant adequaat te vervullen. Volgende richtlijnen kunnen daartoe behulpzaam zijn: Allen / Houding
-
Neem de tijd. Een OG-bijeenkomst is gericht op diepgang, dit vraagt om langzaam en zorgvuldig denken;
-
Luister. Stel vragen. Denk niet tegen anderen (‘ja, maar’), denk met de anderen, denk
samen, denk als één hoofd (‘ja, en’); -
Fixeer je niet op oplossingen/antwoorden. Onderzoek in eerste instantie de
onderliggende factoren/aspecten van een probleem; -
Maak ruimte voor nieuw denken. Sta open voor nieuwe kennis en ideeën;
-
Er hoeven niet direct pasklare antwoorden uit te komen. Helder zicht krijgen op het
probleem(-en) en elkaars denkbeelden hieromtrent leren kennen is in deze fase voldoende.
20
4.2 ‘Een goede dialoog verbindt mensen, maakt ruimte en kweekt begrip!’ Gespreksregels kunnen geïntroduceerd worden door er op te wijzen hoe het eigenlijk zou moeten, maar ook door te benoemen waar het in een gesprek mis kan lopen. Dat kan bijvoorbeeld op de volgende manieren: Allen / Houding
-
Beschouw de kwestie die besproken wordt als iets waar je zelf niets mee te maken hebt;
-
Presenteer oplossingen als een uitgemaakte zaak; onderzoek niets; maak achterliggende gronden niet expliciet;
-
Beschouw jezelf als efficiënt, anderen als inefficiënt;
-
Zie af van een gezamenlijke probleemstelling;
-
Luister naar anderen als ‘dat gepraat van hen’;
-
Beschouw wat een ander zegt als een aanval en als ‘hetzelfde oude verhaal’; trek jezelf terug of wordt boos;
-
Ga er van uit dat het heden net zo is als het verleden altijd was;
-
Zoek niet uit wat iemands intentie is, maar presenteer een weerlegging als een uitgemaakte zaak.
De gespreksleider c.q. voorzitter / Houding
-
Wees strikt in de werkwijze, maar houd je buiten de inhoud, ook als je het niet met een vraag of analyse eens bent. Een zelfstandig onderzoek vereist juist dat de deelnemers zelf de inhoud van hun analyse bepalen;
-
Ga na of de vraag(-en) aan de criteria voldoet; is de vraag fundamenteel – relevant, eenvoudig geformuleerd, te beantwoorden door gezamenlijk nadenken en vervolgonderzoek, raakt hij de kern of een van de kernen van wat we willen onderzoeken;
-
Inventariseer telkens de verschillende opties voor een vraag, laat ze eventueel kort toelichten en hak vervolgens de knoop democratisch door (let wel, niet iedereen hoeft achter een bepaalde vraag te staan maar zoek naar consensus);
-
Zorg ervoor dat alle deelnemers aan bod komen. Stimuleer stille en bescheiden deelnemers door ze uit te nodigen een vraag te formuleren of antwoord te geven. Rem daartoe desnoods te dominante deelnemers op een acceptabele manier af;
21
-
Voorkom in eerste instantie debat/discussie (tenzij de box uitdrukkelijk tot discussie uitnodigt). Het gaat niet om winnen of gelijk hebben, maar om het gezamenlijk, aan de hand van een casus, tot stand brengen van onderzoek naar onderliggende zaken;
-
Houd de rode draad vast (Negensprong) en voorkom het veelvuldig bewandelen van niet relevante zijpaden. Hou de tijd in gaten;
-
Vat waar nodig samen of herhaal.
De notulist / Houding
-
Noteer de vergaderdatum en de aanwezige/afwezige deelnemers van de OGbijeenkomst en overige informatie op het daarvoor bestemde formulier (digitaal format OG-bijeenkomst verslag);
-
Luister goed en houd je buiten de inhoud (tenzij de voorzitter uitdrukkelijk om je inhoudelijke inbreng vraagt);
-
Noteer eerste de moeilijke woorden, begrippen en namen en daarna de vragen op de flip-over of een schoolbord;
-
Help de deelnemers indien nodig taalkundig bij het kernachtig formuleren van vragen;
-
Zorg er bij stappen 4 en 5 voor dat de deelnemers de deelvragen samenvoegen en vergeet niet dat er een logische nummering voor de vragen moet worden bepaald;
-
Probeer binnen 24 uur na de 2e bijeenkomst een uitgewerkt verslag aan alle groepsleden te doen toekomen (ook aan diegene(-n) die de bijeenkomst niet hebben bezocht).
22
Hfst. 5 Probleemsoorten en taken voor de onderwijsgroep Een probleem bestaat uit: -
een titel;
-
een kerntekst (beknopt en niet te complex), afbeelding, grafiek/tabel, citaat ;
-
een instructie (bijv. verklaar dit verschijnsel).
5.1 Een verklaringsprobleem / verklaartaak Een verklaringsprobleem is een min of meer neutrale beschrijving van een verzameling van verschijnselen of gebeurtenissen die verklaard moeten worden in termen van een onderliggend proces, mechanisme of principe. Doel: Dat studenten de achterliggende structuren en mechanismen verklaren en begrijpen. Instructie: Verklaar dit verschijnsel (causale kennis).
5.2 Een strategie probleem / wat-als taak Bevat meestal een beschrijving van een situatie waarmee de student als toekomstig beroepsbeoefenaar geconfronteerd kan worden. Ze richt zich op de simulatie van een bepaalde soort (professionele) activiteit / praktijksituatie. Doel: Studenten te leren om, op basis van kennis en begrip van achterliggende processen en situaties, weloverwogen rationele beslissingen te nemen en stappen zetten met betrekking tot het denken en handelen in toekomstige beroepsuitoefening. Instructie: Wat zou je doen in deze situatie? - Hoe (= de strategie) pak je dat aan? Waarom (achterliggende theorie of opvatting) kies je hiervoor?
5.3 Een feitenprobleem / studietaak Bevat geen probleem maar een opdracht. Ze eindigt veelal met een concrete opdracht voor de student m.b.t. het bestuderen van bepaalde onderwerpen. Doel: Dat de student zich zelfstandig bepaalde leerstof eigen maakt. Instructie: Bestudeer de volgende lesstof en maak een tekening/schema/samenvatting (voor diepte en breedte studie zie literatuurklapper)
5.4 Een toepassingsprobleem / actietaak
23
Een actietaak eist van de student dat ze zich daadwerkelijk bezighouden met een bepaalde activiteit (bijv. observeren kinderen op een school of het verrichten van een onderzoek(-je). Doel: De eerder verworven kennis, inzichten en vaardigheden aan de hand van opdrachten in een praktijksituatie toe te passen. Instructie: Verklaar dit verschijnsel (procedurele kennis – hoe te handelen in een bepaalde situatie)
5.5 Een dilemma probleem / discussietaak Beschrijft in min of meer neutrale termen een normatieve maatschappelijke of professionele situatie die de studenten aanmoedigt uitleg te geven van hun persoonlijke normen en waarden m.b.t. deze situatie (gevoel voor verschillende visies laten krijgen). Doel: Aan de hand van een dergelijke taak kan de student inzicht verwerven in verschillende standpunten en visies op ene bepaald onderwerp. Bovendien kan de student leren kritisch te reflecteren over normen en waarden van het toekomstige beroep, de maatschappij of zijn of haar persoonlijke normen en waarden. Hierdoor kan de student nadenken over onderwerpen die, meestal meer op meso- en/of macroniveau, samenhangen met het toekomstige beroep en een weloverwogen eigen standpunt ontwikkelen. Instructie: Taak zodanig vormgeven dat studenten gemotiveerd worden tot leeractiviteiten die leiden tot het verhelderen, nader nuanceren, kritisch onderzoeken en vergelijken van standpunten in de groep. Presenteer daartoe een herkenbare situatie (of provocerende uitspraken), formuleer standpunten waarvoor men van mening verschilt. Stappen: 1) discussie (doorgaans geplaatst tijdens één na laatste bijeenkomst van het blok) volgens eerste 7 stappen 2) zelfstudie n.a.v. de meningsvorming 3) gedegen nabespreking van bestudeerde visies en gevonden achtergrondinformatie/kennis in de volgende bijeenkomst.
5.6 De onderwijsgroep Box Een box bestaat uit: -
Het boxnummer, een afkorting van het betreffende vak en de vermelding van de titel en subtitel;
-
Een afbeelding(-en) met onderschrift (titel, afmetingen, naam maker, jaartal, techniek e.d.);
-
Een beknopte tekst, citaat(-en) en/of opdracht (met bronvermelding);
-
Een taak voor de onderwijsgroep;
24
-
Een overzicht van verplicht te raadplegen bronnen (literatuur e.d.);
-
Een overzicht van aanvullende (facultatief) te raadplegen bronnen;
-
……………………………………
De titel, subtitel, afbeelding(-en), onderschrift(-en), naam(-en), jaartal(-en), techniek(-en), teksten/citaten, opdrachten/taken almede het overzicht van te raadplegen bronnen vormen
zowel samen als apart de aandachtsgebieden voor de Onderwijsgroep.
25
Hfst 6 / De minorevaluatie en bloktoets De eindbeoordeling / het eindcijfer van de minor Kunsteducatie: Utopia komt tot stand door de middeling van drie beoordelingen: één beoordeling van de praktijkcomponenten (2 van de 5 praktijkvakken), één beoordeling van de theoriecomponent (bloktoets plus actieve deelname aan het Toekomstdebat) en één beoordeling van het project (ICGO). Elk van de drie blokonderdelen dient minimaal met een voldoende (5,5) te worden afgesloten. Daarnaast is geregistreerde aanwezigheid en actieve participatie in de onderwijsmodules een randvoorwaarde. Voor uitval gelden de standaardbepalingen uit de OER: DBKV
De bloktoets bestaat uit 80 stellingen die te beantwoorden zijn met juist of onjuist. Onderwerpen die in de bloktoets aan de orde komen zijn globaal te verdelen in:
- Stellingen met betrekking tot kennis van de onderwerpen (k). Aan de hand van de leerdoelen / vragen die tijdens de OG-bijeenkomsten geformuleerd zijn (onder supervisie van de tutor), zoeken studenten d.m.v. overleg, discussie, brainstormen, voorkennisuitwisseling en zelfstudie (zie literatuurklapper) antwoorden op (hun) vragen. Tijdens de terugrapportage geeft de tutor de onderwijsgroep aan of de bestudeerde lesstof n.a.v. de geformuleerde leerdoelen in voldoende mate aan de orde is geweest of dat er nog verdere studie gewenst is. Als richtlijn voor de tutor gelden de aangegeven minimaal te formuleren en bestuderen leerdoelen zoals opgegeven bij de respectievelijke taken in de tutorhandleiding. Het merendeel van de kennisstellingen zal terug te voeren zijn naar de te bestuderen informatie in de literatuurklapper. 1) Om in contact te komen met de totaliteit van een gebouw is het volgens Van der Laan van belang om bij het ontwerpen ervan, elke maat van elk deel een afgeleide te laten zijn van het geheel, zodat we bij de directe waarneming van het deel het geheel kunnen ervaren. (k) O juist O onjuist
- Stellingen met betrekking tot inzicht in de bestudeerde/behandelde onderwerpen (i). Inzichtstellingen toetsen of de studente de verworven kennis begrijpt en kan toepassen, in verband(-en) plaatsen e.d. (zo is bijv. de stelling …..)
26
2) In zijn vormgeving wil Van der Laan een evenbeeld scheppen van de essenties van de natuur. De menselijke ervaringen spelen daarbij voor hem geen rol. (i) O juist O onjuist
- Stellingen met betrekking tot deelname aan de gezamenlijke OG-activiteiten (d) (bijeenkomsten van de onderwijsgroep, excursie(-s), (gast-)colleges, filmvertoning(-en) Stellingen die toetsen of een student heeft deelgenomen aan de gezamenlijke OGactiviteiten dienen ter bevordering van een actieve studiehouding. 3) Op de tentoonstelling van het werk van Theo van Doesburg in het Centraal Museum te Utrecht waren ook ontwerpen voor glas-in-lood ramen te bezichtigen (d). O juist O onjuist
- Combinatie stellingen (k/i/d) 31) Het citaat uit Box … van Bram van Velde; ‘Nee, ik heb niets gemaakt. Ik heb dus hard gewerkt’, slaat op het feit dat Bram van Velde tijdens zijn leven maar een paar schilderijen heeft gemaakt. (k/i) O juist O onjuist
27
Hfst. 7 / Boxen t.b.v. de Onderwijsgroep - Minor Kunsteducatie: UTOPIA Bachelor Fine Arts and Design in Education / ABK Maastricht
Versie 0.5 / 11 Januari 2011
28
Box 1 / AIA
Verbeelding aan de macht - Het ontstaan van Rotterdam‟s Utopia
Metropolis - Fritz Lang, 1927 “Een kaart van de wereld waarop Utopia niet voorkomt is de moeite van het bekijken niet waard.” / Oscar Wilde “Je houdt van een stad, niet om haar 7 of 77 attracties, doch omdat zij aan jouw speciale behoefte beantwoordt.” / Italo Calvino “Verleden heb je, toekomst moet je maken.” / Marc Andries “Geïnspireerd worden betekent: zich de toekomst herinneren.” / Eric van der Steen “Ce n‟est pas dans je ne sais quelle retraite que nous découvrirons, c‟est sur la route, dans la ville, au milieu de la foule, chose parmi les choses, homme parmi les hommes. ” / Jean Paul Sartre
Actietaak en studietaak: - Stel met je onderwijsgroep (als culturele elite) een inhoudelijk en aansprekend dagprogramma samen voor een studiereis van één dag (zie rooster) naar de Metropool Rotterdam. Leg het programma ter goedkeuring voor aan je tutor. Begin de ontdekkingstocht (allen) bij Hotel New York. - Bestudeer n.a.v. onderwijsgroepsbijeenkomst Verbeelding aan de macht – Het ontstaan van Rotterdam´s Utopia, de zelfstudieteksten in de literatuurklapper. Zelfstudie: -
-
„Imagine a Metropolis. Rotterdam‟s creative class, 1970-2000‟. Patricia van Ulzen, Rotterdam 2007, Uitgeverij 010 Publishers. (Blz 5 t/m 7, 32, 33, 46, 75, 80, 81, 91, 102, 105, 123, 125, 132 t/m 137, 139 t/m 145, 148 t/m 161, 174, 175, 190 t/m 192, 203 t/m 206) „Dromen van een Metropool: De creatieve klasse van Rotterdam, 1970-2000‟. Patricia van Ulzen, Rotterdam 2007, Uitg. 010 Publishers. Recensie Piet Vollaard, 5/3/‟07. (blz 1 t/m 4). „De bouwmeester die de chaos voor lief neemt‟. W. Ellenbroek, De Volkskrant 25/09/1999. „Opeens ruikt het naar haven en zilt water.‟ F. de Vries, De Volkskrant 09/12/2000. „Kunststukje met onschoolse allure‟. Hans Ibelings, De Volkskrant 25/7/2000.
Overige bronnen: -
www.rotterdam.nl/smartsite.dws?id=250002 Naar keuze !
29
Box 2 / AIB
Utopia Geschiedenis van het utopisch denken
Afbeelding eiland Utopia, 1516 Thomas More
Discussietaak: Thomas More schreef de eerste moderne utopie „Utopia‟ (1516). Vanuit het begrip maakbaarheid en de vooruitgangsgedachte hebben vele utopisten na More hun ideeën over de ideale samenleving uitgewerkt. Aldous Huxley is een van hen. Hij werkt de idee maakbaarheid en vooruitgang uit in „Heerlijke Nieuwe Wereld‟ ([1932]. Met deze dystopie wil hij waarschuwen voor de gevaren van de biotechnologie voor de ontwikkeling van de mens en de samenleving. Francis Fukuyama werkt dit thema verder uit in zijn boek „De Nieuwe Mens‟ (2002). Doel van dit boek is het gelijk van Huxley aan te tonen. Fukuyama beschrijft in zijn boek een wereld waarin de mens ophoudt te bestaan. Oorzaak voor deze pessimistische kijk op de toekomst is de ontwikkeling op het gebied van de biotechnologie. „Hersenonderzoek, betere medicijnen, langere levensduur, het beïnvloeden van erfelijke aandoeningen; al deze ontwikkelingen zorgen er voor dat de mens verandert‟, aldus Fukuyama. „Dat wat ons menselijk maakt, de oorspronkelijke menselijke natuur, raken we zo langzaam kwijt. Er zal een nieuwe mens ontstaan: een mens die genetisch gemanipuleerd is, die weinig emoties kent en die eindeloos kan leven‟. Wat is jouw visie op bovenstaande ideeën? Gaat de menselijke natuur ten onder, of is er nog ruimte voor utopische gedachten? Leidt onze natuurlijke drijfveer: het streven naar geluk, tot het bereiken daarvan of zijn we onverzadigbaar en gaan we zo onze ondergang tegemoet? Studietaak: Bestudeer n.a.v. het college, „Utopia‟ Geschiedenis van het utopisch denken, de teksten van Thomas More, Plato en Francis Fukuyama in de literatuurklapper. Zelfstudie: -
More, T. ([1516] 1996), Utopia. Atheneum-Polak en van Gennep, Amsterdam (p. 73-105). Plato, De ideale staat / POLITEIA. Vertaald door Gerard Koelschijn. Blz. 1 t/m/ 26. Fukuyama, F. (2002), De Nieuwe Mens. Contact, Amsterdam (p. 17-30)
30
Utopia Geschiedenis van het utopisch denken
Overige bronnen: -
-
Bloch, E. (1967), Das Prinzip Hoffnung. Suhrkamp, Frankfurt am Main. De Bijbel, Het Paradijsverhaal Hesiodes (Klassieke Oudheid: de Gouden Tijd), Theogonia Plato (1980), De Staat. In: verzameld Werk deel 3 (p. 69-519). Ambo Baarn 1980. Bacon, F. ([1627] 1988), Het Nieuwe Atlantis. Ambo Baarn. Orwell, G. ([1949]1983), 1984. De Arbeiderspers, Amsterdam. Marx, K. ([1867] 1969, Das Kapitaal. Ullstein Verlag, Frankfurt am Main. Fukuyama, F. (1992), Het einde van de Geschiedenis en de laatste mens. Contact, Amsterdam. DVD Cameron, A. (2006) 1984, MGM studios (90 min.). DVD Kubrick, S. (1968) 2001: A Space Odyssey, MGM studios (143 min.).
31
Box 3 / OWV-OWK
Eenheid in Verscheidenheid - Leren van de toekomst
Big Draw Project: TURN NATURE INTO . . . Museum Bommel van Dam i.s.m. DBKV (Afb. Mayke Coppus)
"Als je voor elke positie de beste speler kiest, heb je nog geen sterk elftal maar een team dat als los zand uiteen valt." / Johan Cruyff "Comité: groep van 5 mensen: één die al het werk doet, drie die hem daarbij schouderklopjes geven en één die zich laat verontschuldigen." / Colin Bowles "Wij zouden er meer bij winnen door ons te laten zien zoals wij zijn, dan door te willen schijnen wat wij niet zijn." / Francois de la Rochefoucauld
Strategie(wat-als)taak: Een team werkt niet vanzelf goed samen. Sommige teams zijn veel sterker dan de optelsom van de mogelijkheden van de afzonderlijke teamleden. In andere teams presteert bijna niemand naar behoren. Een groep, een organisatie, geeft zelf mede vorm aan de toekomst. Het eigen handelen heeft er ook invloed op. Leren van de toekomst is vooral nodig in situaties waarin doorgaan op de vertrouwde weg niet meer werkt. Jullie kennen ze vast wel; problemen die je steeds weer opnieuw tegenkomt, hoe hard je er ook aan werkt. Discussies die steeds weer oplaaien en terugkomen. Hoe zien jij en de collega‟s uit je team dat? Hoe gaan jullie hiermee om? Laat je bij de brainstorm en het beantwoorden van de vraag inspireren door bovenstaande citaten en afbeelding. Studietaak: Bestudeer n.a.v. het college Eenheid in verscheidenheid - Leren van de toekomst, de teksten van Hoffman, Rondeel, Senge en Jong/Houweling/Lagerwey en Guinee in de literatuurklapper en de DBKV projecten rond The Big Draw op de website www.krijgdekriebels.net Zelfstudie: -
-
„Interculturele gespreksvoering.Theorie en praktijk van het Topoi-model.‟ Edwin Hoffman, Bohn Stafleu van Loghum, Houten/Diegem 2002. Inleiding (blz. 3 en 13 t/m 20) / Hfst 1, Interculturele communicatie en cultuur (blz. 40, 41) / Hfst 3, Cultuurverschillen en interculturele communicatie (blz. 78 t/m 80) / Hfst 4, Een systeemtheoretische benadering (blz. 138 t/m 151) / Hfst 5, Het Topoi-model: Taal (blz. 164 t/m 203) „Kennis maken: Leren in gezelschap.‟ Rondeel, M. (2002). Schiedam. (Blz. 79-101, 162-164) „Lerende Scholen.‟ Senge, P. Schoonhoven: Academic Service, 2002. (Blz. 17-19, 63-66) „Levend Leren.‟ Utrecht: Uitgeverij Agiel. Meer, M. Jong, de R. Houweling, L. Lagerwey, B. (2005). „In de botsing der krachten ontstaat ontwikkeling‟. (128-129). Utrecht: Uitgeverij Agiel. „ Leiding nemen als Optie, Leven in de stroom‟ Ied Guinee, Thesis, Amsterdam 1994 Hfst 2 Leiden en blz. 74-90 Website: www.krijgdekriebels.net
Overige bronnen: Naar keuze!
32
Box 4 / KPD-VD
De toren van Babel - De kritische kunstdidactiek van de stroming Visuele Communicatie
Martin van Valckenborch (1535-1612): De toren van Babel. Paneel. Kasteel van Gaasbeek
Studietaak: Hoe zou je bovenstaand doek willen omschrijven en wat stelt het voor (denotatie-connotatie)? Wat is de kritische kunstdidactiek van de stroming Visuele Communicatie? Actietaak: Bedenk individueel, na afloop van de eerste OG-bijeenkomst van Box 4, minimaal 2 aansprekende kunst- en/of vormgeving workshops voor een doelgroep binnen (of buiten) het onderwijs rond het gegeven „De toren van Babel‟. Baseer je voorstellen op de uitgangspunten van de kunstdidactiek „Visuele Communicatie‟. Bespreek tijdens de tweede OG-bijeenkomst van Box 4 de concepten. Concepten vervolgens inleveren bij docent VD – Vera Kardaun ter beoordeling. Zelfstudie:
-
‘Beeldonderwijs en Didactiek’, Ben Schasfoort. Uitgeverij Wolters Noordhoff. Blz. 50, 51 / 2.9.4. Visuele Communicatie. ‘Didaktiek der Ästhetischen Erziehung’, Günther Otto. Uitgeverij G. Westermann Verlag. Braunsweig 1974. Blz. 11 t/m 21. ‘Der Babel-Turm’, Marie Kempfer en Hermann Hinkel. Kunst + Unterricht. Auseinandersetzung mit Realität. Sonder Heft, 1977. (Blz. 118 t/m 125) ‘De tuinkabouters’, Beeldende Vorming / tekenen, werkbrief 6, serie 2 / Bram Oostra. Oktober 1977. SBV (Stichting Beeldende Vorming), Utrecht. ‘Een landkaart is verbeelding’, Ben Kuiken, 10/01/1992 – Trouw. www.trouw.nl/krantenarchief/1992/01/10/2697140/EEN_LANDKAART_IS_VERBEELDING.html?p art=2
Overige bronnen:
-
„Doorzien, een kunstwerk op 10 manieren bekeken.‟ Willem van Dongen, 1990. Van Gorkum. (Blz. 24 t/m 35 en 42 t/m 62. Morfologie / Iconografie)
33
Box 5 / C&MW
Melancholie en utopie / Sociale utopie
Amsterdam: Uitgeverij
Studietaak: Bekijk na het college, „Melancholie en utopie‟ Sociale utopie de film „The Great Debaters‟ en bestudeer het boekje „De Debatmethode‟ van Van der Geer en Engelfriet. Actietaak: Maak een plan van aanpak (week 2) ter voorbereiding op het Toekomstdebat* in week 10. Gebruik daarbij de Debatmethode – Het Lagerhuisdebat mede als leidraad. Als eerste aanzet voor het a.s. Debat is het zinvol om gezamenlijk persoonlijke denkbeelden/ervaringen af te zetten tegen de actueel geworden toekomst in 2009. De aansturing, begeleiding en organisatie van het debat staat o.l.v. de assistent projectleider Minor UTOPIA – DBKV. *Werktitel
Zelfstudie: -
„De Debatmethode‟. Peter van der Geer en Richard Engelfriet. ‟s-Gravenhage: Reed Business Information, Derde herziene druk 2005. „The Great Debaters‟ (2 Disc) Denzel Washington, Forrest Whitaker en anderen.
Overige bronnen: -
Naar keuze
34
Box 6 / KPD-OWK
Kudde dieren - De mens als groepsdier / Het belang van groepsdynamica voor het werken in en met groepen
“Er is niets mis met klein blijven. Je kunt grote dingen doen met een klein team”. Jason Fried “Een man alleen kan soms behoorlijk dom zijn, maar voor echte stomheid gaat er niets boven teamwork”. Edward Abbey
Casus:
Een projectgroep zoals die van jou gaat een samenwerkingsverband aan met een kunsteducatieve instelling en jonge vrouwen met verschillende culturele achtergronden uit een achterstandswijk. Bij de uitvoering van het project, het bedenken en bouwen van een kunstzinnige toren van Babel op het plein in de wijk, ontstaan er problemen. De helft van de deelnemers is niet tijdig aanwezig, of komt niet opdagen (op de uitnodigingen stond wel een datum maar geen aanvangstijd vermeld, bleek achteraf). Tijdens de crea-brainstorm begrijpen de deelnemende vrouwen elkaar én de werkgroep niet helemaal door meerdere taalbarrières. De aanwijzingen/instructies zijn bovendien te vaag, soms tegenstrijdig en onduidelijk geformuleerd waardoor er nauwelijks bruikbare ideeën uit de brainstorm naar voren komen. Uit nood besluit het team ter plekke een poging te wagen om meegebracht materiaal (takken, planken, kartonnen platen) zelf maar in elkaar te zetten om toch nog iets van een toren te realiseren. De „deelnemende‟ vrouwen willen wel helpen maar de meeste hebben nog niet eerder met het ter beschikking gestelde gereedschap gewerkt. Een deelneemster snijdt zich bij een eerste poging een dikke tak door te snijden al zodanig in haar vingers dat dringend eerste hulp geboden is (?). Tot overmaat van ramp ontstaat er een conflict met de wijkagent. Er is geen vergunning aangevraagd voor een dergelijke manifestatie in de openbare ruimte, bovendien blokkeren mensen en materieel de straat / het doorgaande verkeer waardoor de veiligheid in gevaar komt. De wijkagent sommeert de aanwezigen hun activiteiten te staken onder bedreiging van een boete. Wat-als taak: Wat zou jij / wat zouden jullie doen in een soortgelijke situatie? Hoe (strategie) zouden jullie het „anders‟ hebben aangepakt (welke activiteiten zouden jullie vooraf hebben ondernomen, welke zaken vooraf geregeld en zo meer?); Motiveer jullie keuzes (achterliggende theorie of opvattingen). Lever na bijeenkomst twee jullie antwoord in bij vakdocent OWK - Marloes Brouns. Studietaak: Bestudeer n.a.v. het college, „Kudde dieren‟ De mens als groepsdier, de teksten van Bordens/de Jong, Remmerswaal, Antons, Wijnen en Caluwé/Vermaak in de literatuurklapper. Zelfstudie: -
-
-
„Groepsvorming en groepsontwikkeling, handboek groepsdynamica‟. J. Remmerswaal. Uitgeverij H. Nelissen-Baarn, 1996. (Blz. 43 t/m 63, 97 t/m/ 119, 213 t/m/ 237, 239 t/m 269, 271 t/m/ 327 en 329 t/m 356); „Handboek ontwikkelingsgericht coachen‟. Rudy Vandamme. Uitgeverij Nelissen, Soest, 2003. (Blz. 25 t/m 69) ; „Projectmatig werken‟. G. Wijnen. Uitgeverij Spectrum – Utrecht, 1996. (Blz. 201 t/m 226); „Leren Veranderen‟. Léon de Caluwé en Hans Vermaak / 2006. (Blz. 61 t/m 94). Overige bronnen naar keuze.
35
Box 7 / KG
Woord en beeld Intermedialiteit in de 20e eeuw
Merz map, 1923. Kurt Schwitters.
Verklaartaak: Hoe zou je het bovenstaande werk van Kurt Switters kunnen beschrijven op basis van wat je ziet (denotatie) en hoe interpreteer je de afbeelding (connotatie)? Studietaak: Bestudeer n.a.v. het college „Woord en beeld‟ / Intermedialiteit in de 20 van Michel Foucault en Henk Oosterling in de literatuurklapper.
ste
eeuw‟ de teksten
Zelfstudie: -
„De woorden en de dingen‟, Michel Foucault. Ambo, Baarn (Blz. 14-24) „Intermediale esthetiek. Over het politico-esthetisch belang van het „inter‟. Henk Oosterling / Erasmus Universiteit Rotterdam (CFK). (Blz. 1 t/m 20) ; Denotatie/Connotatie, reader: „Waarneming, Tekengebruik en Communicatie‟. C. Verstappen, 1999. (Blz. 57 t/m 61)
Overige bronnen: -
„Reader Filosofie‟, diverse teksten uit de filosofie, de kunstgeschiedenis en de poëzie. Samenstelling A. Bruggenkamp; „De Kernbegrippen van de moderne kunst‟. N. Stangos. Amsterdam 1985; „Bezette stad‟, Paul van Ostaijen (diverse uitgaves) www.tussentaalenbeeld.nl Naar keuze !
36
Box 8 / C&MW
De Voorspellers - Een kritiek op de toekomstindustrie
Cover: „De voorspellers, een kritiek op de toekomstindustrie.‟ Rein de Wilde 1e druk, Amsterdam: Uitgeverij de Bali, 2000.
„Arbeid lijkt in de toekomst een heel andere betekenis te krijgen. Werk wordt meer dan een middel om inkomsten te verwerven, het biedt ons binnenkort volop de gelegenheid tot ontplooiing en zelfverwerkelijking.‟ SER-voorzitter Herman Wijffels in
[email protected] (2000). „De veronderstelling dat kinderen van het elektronische tijdperk de regels van beschaafd samenleven met een muisklik zouden leren, is absurd.‟ - Peter Schneider, in Die Zeit, 2000
„Elke toekomstige oplossing roept weer nieuwe problemen op. Waarschijnlijk nemen de problemen alleen maar toe.‟ - Bazon Brock, 1997 (vrije vertaling van uitspraak tijdens lezing)
Actietaak: Tijdens de discussie/gedachtewisseling n.a.v. het hoorcollege en bestudering van bovenstaande citaten (eerste bijeenkomst Box 8) is het zinvol om gezamenlijk persoonlijke denkbeelden/ervaringen af te zetten tegen de actueel geworden toekomst in 2009. Plaats ook de bovenstaande uitspraken van toekomstvoorspellers in het nu. Werk daarna verder aan de uitvoering van de voorbereidingen t.b.v. het „Toekomstdebat‟ in week 10. Gebruik daarbij de Debatmethode – Het Lagerhuisdebat mede als leidraad. Studietaak: Bestudeer de pagina‟s 4-13, 71-106, 109-117, 185-206 en de illustraties van het boek „De voorspellers, een kritiek op de toekomstindustrie.‟ Van Rein de Wilde en het boekje „De Debatmethode‟ van Peter van der Geer en Richard Engelfriet. Zelfstudie: -
„De voorspellers, een kritiek op de toekomstindustrie.‟ Rein de Wilde. Amsterdam: Uitgeverij De Bali, 2000; „De Debatmethode‟. Peter van der Geer en Richard Engelfriet. ‟s-Gravenhage: Reed Business Information, Derde herziene druk 2005. http://www.bright.nl/13-waar-is-de-toekomst-gebleven Overig …
37
Box 9 / RBK
Who wants to live Forever - Het utopische technologische vooruitgangsdenken versus postmodernisme / Occidentalisme
„Just What Is It, That Makes Today‟s Homes So Different, So Appealing? Richard Hamilton. Cult-collage,1956.
Studietaak en actietaak: - Hoe zou je bovenstaand werk willen omschrijven (denotatie) en wat stelt het voor (connotatie)? Bestudeer aansluitend de teksten uit de literatuurklapper. College 9 en Box 9 / RBK (evenals de colleges 5 en 8 en de bijbehorende Boxen / C&MW) dienen (benevens literatuur en andere zaken) tezamen mede als achtergrondinformatie/voeding t.b.v. standpuntbepalingen in het studentendebat dat (over een week na vandaag) gehouden wordt.
Zelfstudie: -
Lichtsporen‟. René L‟Ortije. Uitgeverij Damon, 2005. (Blz. 18, 19, 46 en 47) Occidentalisme „Het \Westen in de ogen van zijn vijanden.‟ Ian Buruma, Avashai Margalit. Uitgeverij Olympus, 2008. (Blz.18 t/m 47)
Aanbevolen overige bronnen: -
-
„Vergeten straat. Utopisch anarchisme.‟ Louis Paul Boon (1912-1979). „Design for the Real World.‟ Victor Papanek. Thames & Hudson, London 1985. „Advertising at the Edge of the apocalypse.‟ Victor Libow, Sut Jhally „Understanding material Culture.‟ J. Baudrillard, I. Woodward. Sage Publ. Ltd, London 2007. Sferen, globes Peter Sloterdijk. Uitgeverij Boom 2005. Macrosferologie.
38
Hfst. 8 / Praktijkvakken - Minor Kunsteducatie: UTOPIA Bachelor Fine Arts and Design in Education / ABK Maastricht
Versie 0.5 / 11 Januari 2011
39
STUDIERICHTING: bachelor Fine Arts and Design in Education / ABKM Minor Kunsteducatie: Utopia NAAM VAK: Tekenen en Schilderen (2D Autonoom Beeldende Kunst) Versie 0.4
Periode 11
Codering
Sbu/wk
EC
u/wk
Soort
8
Onderwijsvorm
Vaardigheden
Inhoud -
-
Tijdens de minorperiode zullen er gedurende de eerste t/m vijfde les binnen het vak Tekenen en schilderen zoveel mogelijk studies naar de waarneming worden gemaakt van stillevens met een utopisch karakter. De verdere verwerking (in werkplaatsuren en evt. thuis) zal voornamelijk experimenteel van aard zijn. Verschillende materialen en technieken zullen daarbij aan bod komen. Het is daarbij gewenst dat de keuze van materialen niet geheel losstaat van de interpretatie van het thema. Gedurende de 6e t/m de 9e les zal een subthema van Utopia op een persoonlijke manier uitgebeeld worden. De student zal zich daartoe eerst zo breed mogelijk oriënteren en daarna verdiepen middels een beeldonderzoek in een subonderwerp dat hem het meest aanspreekt. De verwerking van het onderzoek zal zichtbaar gemaakt worden middels een redelijk aantal studies, experimenten en geschilderde werkstukken. De periode zal worden afgesloten met een representatieve expositie van het beeldend werk in week 10.
Algemene leerdoel(en) Gedurende de minorperiode ontwikkelen studenten binnen het praktijkvak Tekenen en Schilderen vaardigheden op deze terreinen middels: - het zorgvuldig (planmatig) visueel waarnemen van een opgezet stilleven; - het twee dimensionaal vastleggen van een stilleven met gebruikmaking van verschillende teken- en schildertechnieken; - een (beeld)onderzoek en een -analyse van het aangeboden thema Utopia; - een eigen twee dimensionale beeldende verwerking van een subthema van Utopia. Studieactiviteiten / opdrachten Les 1: Begeleide lestijd:
-
Inleiding minor en onderzoek thema; Wat wordt er gedurende deze periode van je verwacht?; Hulpmiddelen bij het waarnemen; Het weergeven van maten en verhoudingen; Proporties en hoofdrichtingen/assen; Schetsen op verticaal verdeeld papier.
Zelfstudie:
-
Bestuderen van de besproken lesstof; Het maken van korte studies met behulp van diverse tekenmaterialen (voor en na de ochtend/middagpauze); Het oefenen a.h.v. het tekenen van een aantal aanzichten en de proportionele verdeling zowel van voren, van opzij en vanuit driekwart positie;
40
-
Het maken van een trefwoordenreeks gedocumenteerd met beeldmateriaal betreffende het thema Utopia;
Materiaal:
-
Tekenmaterialen, schetsblok of half HTS, gum.
Mee te nemen materialen les 2:
-
Tekenmaterialen en papier.
Les 2: Begeleide lestijd:
-
Groeps- en individuele bespreking gerealiseerde werkstukken;
Zelfstudie:
-
Bestudering van de besproken lesstof; Voortgang met het tekenen van het torenstilleven; Na besproken keuze met de docent verdergaande toespitsing van het eigen subthema a.d.h.v. mindmap, schetsen, foto‟s en dergelijke.
Materiaal:
-
Tekenmaterialen en papier.
Mee te nemen materialen les 3:
-
Tekenmaterialen en papier.
Les 3: Begeleide lestijd:
-
Afronding van het toren stilleven; Bespreking eigen subthema.
Zelfstudie:
-
Bestudering van de besproken lesstof; Na besproken keuze met de docent verdergaande oriëntatie op het eigen subthema.
Materiaal:
-
Tekenmaterialen en papier.
Mee te nemen materialen les 4:
-
Schildermaterialen en karton of doek
Les 4: Begeleide lestijd:
-
Start met de weergave van een nieuw stilleven maar nu met een schildertechniek; Onderzoek en Analyse van het eigen subthema.
Zelfstudie:
-
Bestudering schildertechniek acryl; Na tussentijdse bespreking onderzoek/analyse met de docent verdergaande analyse van het eigen subthema; Het verder uitdiepen van het eigen subthema.
Materiaal:
-
Schildermaterialen en karton of doek.
Mee te nemen materialen les 5:
-
Schildermaterialen en karton of doek.
Les 5: Begeleide lestijd:
-
Voortgang met het schilderen van het opgezette stilleven; Voortgang onderzoek/analyse van het eigen subthema.
Zelfstudie:
-
Bestudering schildertechniek acryl; Tussentijdse bespreking van onderzoek/analyse subthema met de docent; Het verder uitdiepen van het eigen subthema
Materiaal:
-
Schildermaterialen en karton of doek.
41
Mee te nemen materialen les 6:
- Schildermaterialen en karton of doek. Les 6: Begeleide lestijd:
-
Afronding stilleven (indien nodig); Start met de opzet van het subthema na groepsbespreking.
Materiaal:
-
Schildermaterialen en karton of doek.
Mee te nemen materialen les 7:
-
Schildermaterialen en karton of doek.
Les 7: Begeleide lestijd:
-
Uitwerking van het subthema.
Materiaal:
-
Schildermaterialen en karton of doek.
Mee te nemen materialen les 8:
-
Schildermaterialen en karton of doek.
Les 8: Begeleide lestijd:
-
Afronding van het subthema; Bespreking presentatie.
Materiaal:
-
Schildermaterialen en karton of doek.
Mee te nemen materialen les 9:
-
Al het gemaakte werk.
Les 9: Begeleide lestijd:
-
Afronden van beeldende werk; Klassikale evaluatie van periode 11 (al het gemaakte werk); Voorbereiding expositie.
Mee te nemen werkstukken week 10 (beoordeling):
-
Door de vakdocent geaccordeerde selectie van het gemaakte werk.
Competenties De student ontwikkeld: - door naar de waarneming te tekenen en te schilderen zijn vermogen de samenhang binnen de waarneembare werkelijkheid te zien; De student leert: - zijn waarnemingsvermogen te intensiveren; - beeld te analyseren en ontwikkelt zijn/haar ruimtelijk inzicht; - om te gaan met verschillende beeldelementen zoals: vorm, kleur en compositie; - verschillende teken- en schildertechnieken te hanteren; - een eigen subthema uit te werken middels oriëntatie/onderzoek en analyse tot een uitgewerkt beeldend eindproduct; - zijn eigen studieproces en gerealiseerde werkstukken te presenteren. Theoretische ondersteuning -
Reader acrylverftechnieken; Aangereikt studiemateriaal in de les door de docent;
42
-
Zelfstandig verzameld relevant studiemateriaal betreffende het thema.
Presentatie -
-
Aan het eind van de minorperiode in week 10 krijgen studenten de gelegenheid hun beeldend werk te exposeren in een daarvoor aangewezen expositieruimte op de ABKM t.b.v. de beoordeling. Waar mogelijk en nodig zal werk in passe-partouts worden geplaatst. De wijze van presenteren zal mee worden genomen in de beoordeling van het werk; Minimaal één van de werkstukken zal door de beoordelingscommissie worden geselecteerd voor een groepstentoonstelling in een voor publiek openbaar toegankelijke ruimte (n.o.t.k.)
Beoordeling / toetsing Aan het eind van periode 11 vindt er een beoordeling plaats door het begeleidende team. De vakdocent Tekenen en schilderen zal daarbij een doorslaggevende stem hebben voor zover het 2DA betreft. Er wordt ondermeer getoetst of de student voldoende heeft geparticipeerd en voldaan aan de gestelde kwalitatieve normen en kwantitatieve voorwaarden m.b.t. het aantal studies in het licht van de geformuleerde leerdoelen en competenties. Voor dit onderdeel van de minor worden 2 EC toegekend.
43
STUDIERICHTING: bachelor Fine Arts and Design in Education / ABKM Minor Kunsteducatie: Utopia NAAM VAK: Grafische/Illustratieve vormgeving (2D Toegepaste vormgeving) Versie 0.3
Periode 11
Codering
Sbu/wk
EC
u/wk
Soort
8
Onderwijsvorm
Vaardigheden
Inhoud -
Tijdens de minorperiode zullen er diverse grafisch ontwerpen bij het praktijkvak Grafische/Illustratieve vormgeving worden gerealiseerd t.b.v. het ICGO Utopiaproject (van logo/beeldmerk, flyer, sponsorcertificaat tot projecthyves e.o.). Aan de hand van het OASE model: Oriëntatie/Onderzoek, Analyse, Synthese en Evaluatie wordt op methodische wijze aan het ontwerpproces professioneel gestalte gegeven. Tussentijds vinden er op gezette momenten evaluaties plaats waarin de vorderingen worden besproken en adviezen worden gegeven met betrekking tot vervolgacties. Onderzoeksresultaten, analyses en ontwerpproces(sen) worden uiteindelijk verwerkt in een procesverslag. Door de projectgroepen geselecteerde ontwerpen zullen bij de uitvoering van de resp. Utopia-projecten daadwerkelijk worden gebruikt. Aan het eind van de minorperiode zal er een beoordelingsexpositie worden ingericht en zal aansluitend representatief werk worden tentoongesteld in een nader te bepalen openbaar toegankelijke ruimte.
Algemene leerdoel(en) Gedurende de minorperiode UTOPIA ontwikkelen studenten binnen het vak Grafische/illustratieve vormgeving vaardigheden op dit terrein middels: - een (beeld)onderzoek naar logos/beeldmerken, flyers, hyves, certificaten en een analyse van (in overleg geselecteerd) onderzoeksmateriaal a.d.h.v. beeldaspecten en kwaliteitscriteria; - een eigen twee dimensionale beeldende verwerking van een projectnaam i.v.v. een logo- en/of beeldmerkontwerp. - het leren grafisch ontwerpen met verschillende zelfbedachte en vervaardigde tweedimensionale beeldelementen* als: punt/lijn/vlak/volume, vorm (illustratief en/of fotografische beeldmateriaal), compositie, kleur (contrasten, toonwaardes) etc. t.b.v. een flyer, sponsorcertificaat, hyves, lesbrief e.o.; - het methodisch leren vormgeven (OASE-model); - het leren van de technische aspecten, -vaardigheden en beeldende mogelijkheden van het zeefdrukken; - het vakkundig presenteren van grafische producten (eindwerken, processen e.d.). * Alleen het gebruik van eigen beeldmateriaal is toegestaan i.v.m. algemeen geldend © Beeldrecht
Studieactiviteiten / opdrachten Les 1: Begeleide lestijd:
-
Uitleg opdrachten; Plan van aanpak (wat, wanneer, hoe etc.) bespreken;
Zelfstudie:
-
Start diverse beeldonderzoeken (beeldinformatie verzamelen, selecteren en analyseren a.d.v. van persoonlijke kwaliteitscriteria);
44
-
Het selecteren van kernbegrippen uit de brainstorm voor het ICGO Utopia-project;
Materiaal:
-
Divers (onderzoeks-)beeldmateriaal van verzamelde bestaande logo‟s/beeldmerken, flyers, hyves, certificaten en lesbrieven.
Mee te nemen materialen les 2:
-
Tekenmaterialen en papier (HTS-formaat).
Les 2: Begeleide lestijd:
-
Individuele bespreking beeldonderzoeken en analyses met vakdocent (vergelijking gehanteerde kwaliteitscriteria met visie(-s) vakdocent; Groepsbespreking met en o.l.v. vakdocent van kernbegrippen diverse Utopiaprojecten / keuze grafisch visualiseerbare projectnamen (kortsluiten met resp. projectgroepen).
Zelfstudie:
-
-
Bestudering/verwerking van de evaluatie-uitkomsten; Start ontwerpschetsen logo/beeldmerk en/of overige grafische producten als illustraties, foto‟s, lay outs e.o. (al dan niet met behulp van grafische computerprogramma‟s); Start realisatie digitaal tekstueel basisconcept sponsorcertificaat
Materiaal:
-
Tekenmaterialen en papier.
Les 3 t/m 7: Begeleide lestijd: - Wekelijkse tussentijdse evaluatie ontwerpvorderingen a.d.h.v. individuele
werkbesprekingen met de vakdocent; Zelfstudie:
-
Voortgang diverse ontwerpprocessen.
Materiaal:
-
Naar gelang behoefte.
Les 8 en 9: Begeleide lestijd:
-
Uitleg techniek zeefdrukken (Grafiekwerkplaats) Voorbereiding zeefdrukken t-shirts (vervaardigen deeltekeningen) Eind les 9, Klassikale evaluatie van periode 11 (al het gemaakte werk);
Zelfstudie:
-
Zeefdrukken Printen flyers e.o. grafische producten Tweede helft les 9, voorbereiding expositie(-s).
Materiaal:
-
-
Zeefdrukraam/zeef en installatie (grafiekwerkplaats); Textielinkten en overige zeefdrukmaterialen (grafiekwerkplaats)
Mee te nemen werkstukken week 10 (beoordeling):
-
Door de vakdocent geaccordeerde selectie van het gemaakte werk.
Competenties De student leert: - een in overleg met de vakdocent gekozen projectnaam beeldend grafisch te kunnen vormgeven tot een representatief logo en/of beeldmerk, zodanig dat de inhoud/aard van het project in het grafisch ontwerp zichtbaar tot uitdrukking wordt gebracht;
45
-
-
beeldend onderzoek te doen naar logo‟s en beeldmerken in het algemeen en de kerninhoud van het project in het bijzonder; op methodische wijze meerdere grafische ontwerpen te maken en ze met daartoe geschikte middelen te visualiseren (handmatig en/of m.b.v. computerprogramma‟s); zich te verdiepen in de zeefdruktechniek en zich de bekwaamheden die daarvoor nodig zijn eigen te maken (o.l.v. de technisch instructeur / Grafiekwerkplaats); het uiteindelijke ontwerp (logo en/of beeldmerk) grafisch te vertalen naar deeltekeningen geschikt voor zeefdrukken; het uiteindelijke ontwerp (logo en/of beeldmerk) op stof te zeefdrukken. Bijvoorbeeld op t-shirts (voor het projectteam en overige uitvoerders van het project); vlag/banier etc.; een sponsorcertificaat, flyer, hyves, lesbrief e.o. grafische vorm te geven, zodanig dat er een herkenbare visuele identiteit (eenheid) ontstaat; op vakkundige wijze zijn/haar werk te presenteren / tentoon te stellen voor een beoordelingscommissie en publiek.
Theoretische ondersteuning -
-
Aangereikt studiemateriaal in de les door de docent m.b.t. het OASE-model (methodisch ontwerpen van een logo/beeldmerk); zeefdrukken; grafische computerprogramma‟s e.o.; Zelfstandig verzameld relevant studiemateriaal betreffende logo‟s/beeldmerken, flyers, hyves, certificaten en lesbrieven.
Presentatie -
-
Aan het eind van de minorperiode in week 10 krijgen studenten de gelegenheid hun beeldend werk te exposeren in een daarvoor aangewezen expositieruimte op de ABKM t.b.v. de beoordeling. Waar mogelijk en nodig zal werk in passe-partouts worden geplaatst of op foamkarton gemonteerd. De wijze van presenteren zal mee worden genomen in de beoordeling van het werk; Minimaal één van de werkstukken zal door de beoordelingscommissie worden geselecteerd voor een groepstentoonstelling in een voor publiek openbaar toegankelijke ruimte (n.o.t.k.)
Beoordeling / toetsing Aan het eind van periode 11 vindt er een beoordeling plaats door het begeleidende team. De vakdocent Grafische/Illustratieve vormgeving zal daarbij een doorslaggevende stem hebben voor zover het 2DT betreft. Er wordt ondermeer getoetst of de student voldoende heeft geparticipeerd en voldaan aan de gestelde kwalitatieve normen en kwantitatieve voorwaarden m.b.t. het aantal studies in het licht van de geformuleerde leerdoelen en competenties. Voor dit onderdeel van de minor worden 2 EC toegekend.
46
STUDIERICHTING: bachelor Fine Arts and Design in Education / ABKM Minor Kunsteducatie: Utopia NAAM VAK: Plastisch vormgeven (3D Autonoom Beeldende Kunst) Versie 0.4
Periode 11
Codering
Sbu/wk
EC
u/wk
Soort
8
Onderwijsvorm
Vaardigheden
Inhoud Gedurende de minorperiode staat bij het vak Plastisch vormgeven utopische architectuur en kunst centraal. In de eerste lessen wordt het begrip utopische architectuur onderzocht n.a.v. een aantal voorbeelden uit de geschiedenis en de hedendaagse kunst en architectuur, bijvoorbeeld de Russische avant-garde kunst uit het begin van de vorige eeuw, Parc de la Villette in Parijs, de tentoonstelling Follydock in Rotterdam, Calatrava, James Turrell, Frank Havermans, Frank Halmans en Atelier van Lieshout. N.a.v. dit onderzoek worden schetsmodellen gemaakt in papier, karton en tape onder de werktitel : (droom)huis, (ideaal)beeld en (tijdelijk)verblijf. De schetsmodellen worden vervolgens uitgewerkt in maquettes van “Beeldende Bouwsels”, die misschien niet verwijzen naar een gebruiksfunctie, maar vooral gezien kunnen worden als een zichtbaar gemaakt utopisch idee. Materialen die gebruikt kunnen worden zijn klei, gips, hout, plastic, textiel, grond en planten, maar de student kan ook kiezen voor (kapot) gereedschap, machine(-onderdelen), (afval-) materiaal, (gevonden) voorwerpen of (gecrashte) apparatuur. Behalve voor technieken als boetseren, zagen, buigen, knippen, lijmen etc. kan ook gekozen worden voor assembleren, demonteren, recyclen en zo meer. Diverse materialen en technieken mogen ook gecombineerd worden. Algemene leerdoel(en) Studenten ontwikkelen de volgende vaardigheden: -
Het beeldend onderzoeken van een thema; Het inhoudelijk analyseren van een thema; het beeldonderzoek uitbreiden en vertalen in eenvoudige ruimtelijke schetsen in papier e.d.; ideeën selecteren op inhoudelijke en beeldende kwaliteit en vertalen in andere materialen , maten en technieken. het ontwikkelen van technische en beeldende vaardigheden met gebruikmaking van verschillende materialen en technieken.
Studieactiviteiten / opdracht(-en) Les 1 Begeleide lestijd: Uitleg opdracht ,brainstorm over het begrip Utopia, bekijken en bespreken van door de docent meegebrachte inspiratieboeken. Zelfstudie:
47
Bibliotheek en film. Les 2 en 3 Begeleide lestijd: Conceptontwikkeling. Start schetsen maken van papier,karton,tape en lijm. Onderling overleg en individuele werkbespreking door docent. Zelfstudie: Verder met schetsen maken en beeldonderzoek. Les 4 t/m 8 Begeleide lestijd: Overleg met de docent over concepten. Overleg met de docent over materialen en technieken. Aanschaf ,zoeken en verzamelen van materiaal . Uitwerken van de schetsen en individuele werkbesprekingen met docent. Zelfstudie: Zelfstandig verder werken,zo mogelijk in de werkplaatsen. Les 9 Begeleide lestijd: Afronden werkstukken. Klassikale evaluatie en voorbereiding presentatie. Les 10 Beoordeling.
Competenties De student leert: - inhoudelijk en beeldend onderzoek te doen naar aanleiding van een thema. - zijn/haar ervaringen te communiceren met de docent. - procesmatig te denken en handelen. - resultaten uit onderzoek en experiment toe te passen. - proces en eindwerk te presenteren. - te reflecteren en te communiceren over zijn thema; - een zelfstandige studiehouding te ontwikkelen; Theoretische ondersteuning - Door docent aangedragen studiemateriaal; - Zelf verzameld studiemateriaal (in woord en beeld) via bibliotheek, internet en overig. Presentatie -
-
Aan het eind van de minorperiode in week 10 krijgen studenten de gelegenheid hun beeldend werk (inclusief voorstudies) te exposeren in een daarvoor aangewezen expositieruimte op de ABKM t.b.v. de beoordeling. Waar mogelijk en nodig zal werk op een sokkel worden geplaatst. De wijze van presenteren zal mee worden genomen in de beoordeling van het werk; Het eindwerkstuk zal uiteindelijk deel uitmaken van een groepstentoonstelling in een voor publiek openbaar toegankelijke ruimte (n.o.t.k.)
Beoordeling / toetsing
48
Aan het eind van de minorperiode in week 10 krijgen de studenten de gelegenheid hun werk inclusief voorstudies te presenteren in een daarvoor aangewezen expositieruimte op de ABKM. De wijze van presenteren zal mee worden genomen in de eindbeoordeling.
49
STUDIERICHTING: bachelor Fine Arts and Design in Education / ABKM Minor Kunsteducatie: Utopia NAAM VAK: Productvormgeving (3D Toegepaste vormgeving) Versie 0.3
Periode 11
Codering
Sbu/wk
EC
u/wk
Soort
8
Onderwijsvorm
Vaardigheden
Inhoud Tijdens de minorperiode zal er bij het vak 3D Toegepast / Productvormgeving; een “PRONKSTUK voor op tafel” worden ontworpen en uitgevoerd in metaal of materialen als kunststof, keramiek, rubber, of textiel. Het werken met en in metaal is studenten met een werkplaatsakkoord voorbehouden. Vertrekpunt vormen architecturale „utopische‟ gebouwen, die wel gebouwd of nooit gebouwd zijn (the wallhouse van John Hejduk of de ideeën van Constant)
1
-
-
2
Gewerkt wordt hierbij aan de hand van het OASE model: Onderzoek (in woord en beeld), Analyse, Synthese en Evaluatie. Op gezette momenten vinden er tussentijdse evaluaties plaats waarin de vorderingen worden besproken en adviezen worden gegeven met betrekking tot vervolgacties. Onderzoeksresultaten, analyses en ontwerpproces(-sen) worden uiteindelijk verwerkt in een PROCESBOEK en een A0 –sheet presentatie. Het uiteindelijke ontwerp(-en) zal aan het eind van de minorperiode samen met het ontwerpproces (experimentjes. materiaalproefjes, schaalmodellen e.d.) worden tentoongesteld t.b.v. de beoordeling en aansluitend in een nader te bepalen openbaar toegankelijke ruimte.
Algemene leerdoel(en) Gedurende de minorperiode ontwikkelen studenten binnen het vak Productvormgeving vaardigheden op dit terrein middels: -
-
een (beeld)onderzoek naar utopische architectuur, objecten en producten en een subthema en een analyse van (in overleg geselecteerd) onderzoeksmateriaal a.d.h.v. vormgevingsmogelijkheden, beeldaspecten, kwaliteitscriteria e.o.; een eigen drie dimensionale beeldende verwerking van inspiratiebronnen in een utopisch vormgegeven product/pronkstuk voor op tafel; het methodisch leren vormgeven (OASE-model); het leren van de technische aspecten, -vaardigheden en beeldende mogelijkheden van keramiek (gietklei) of rubber, kunststof, textiel of metaal; het vakkundig presenteren van grafische producten (eindwerken, processen e.d.).
Studieactiviteiten / opdrachten
50
Les 1: Begeleide lestijd:
-
Uitleg opdrachten; Plan van aanpak (wat, wanneer, hoe etc.) bespreken;
Zelfstudie:
-
Start diverse beeldonderzoeken (beeldinformatie verzamelen, selecteren en analyseren a.d.v. van persoonlijke kwaliteitscriteria);;
Materiaal: - Divers (onderzoeks-)beeldmateriaal van verzamelde bestaande utopische
architectuur, producten en objecten en een subthema Mee te nemen materialen les 2:
-
Interpretaties in papier, karton, alvalmateriaal, snelle experimenten
Les 2: Begeleide lestijd:
-
Groeps- en individuele bespreking beeldonderzoeken en analyses met vakdocent (vergelijking gehanteerde kwaliteitscriteria met visie(-s) vakdocent);
Zelfstudie:
-
Bestudering/verwerking van de evaluatie-uitkomsten; Start onderzoek naar de keuze van HET CONCEPT; met als vraag? Waar doet „t, waar dient ‟t voor; welke functie krijgt „t; welke inhoud krijgt HET CONCEPT?
Materiaal:
-
Alle materialen die gebruikt kunnen worden voor een goede uitleg.
Les 3 t/m 7: Begeleide lestijd: - Wekelijkse tussentijdse groepsvorderingengesprekken en individuele
werkbesprekingen met de vakdocent; met als doel; Welk product ga je ontwerpen vanuit HET CONCEPT? Zelfstudie:
-
Voortgang diverse processen en studies
Materiaal:
-
Naar gelang behoefte.
Les 8 en 9: Begeleide lestijd:
-
Het maken van HET PRONKSTUK en uitleg van vaardigheden die nodig zijn om het product te maken; zoals techniek keramiek – werken met gietklei / het vervaardigen van een mal (werkplaatsen) e.o., rubber, kunststof of textiel (metaal is afhankelijk van instapbekwaamheid) i.o.l met desbetreffende werkplaatsinstructeurs
Zelfstudie:
-
Uitvoeringsfase
Materiaal:
-
Afhankelijk van ontwerp- en techniekkeuzes.
Mee te nemen werkstukken week 10 (beoordeling):
-
Proefjes, experimenten, modellen, 1. HET PRONKSTUK 2. Procesboek en 3. Presentatie op A0-sheet (80 x120): Onderzoek-Analyse-Concept en Eindproduct
Competenties De student leert: - een in overleg met de vakdocent een „architecturaal/utopistisch product te ontwerpen voor op tafel; zodanig dat de inhoud/aard van het subthema in het productontwerp zichtbaar tot uitdrukking wordt gebracht; - beeldend onderzoek te doen naar utopistische architectuur, objecten en producten in het algemeen het utopisch subthema in het bijzonder;
51
-
-
op methodische wijze meerdere productinterpretaties te maken en ze met daartoe geschikte middelen te visualiseren; zich te verdiepen in technieken en vaardigheden van keramiek (werken met gietklei) of materialen als rubber, kunststof en textiel zich de bekwaamheden die daarvoor nodig zijn eigen te maken (o.l.v. de technisch instructeurs / werkplaatsen); het uiteindelijke ontwerp(-en) uit te voeren in keramiek, rubber, kunststof of textiel (metaal afhankelijk van instapbekwaamheid); op vakkundige wijze zijn/haar werk te presenteren / tentoon te stellen voor een beoordelingscommissie en publiek; d.m.v. een Procesboek en A0-sheet presentatie.
Theoretische ondersteuning -
-
Aangereikt studiemateriaal in de les door de docent m.b.t. het OASE-model keramische techniek van werken met gietklei, het vervaardigen van mallen en metaalbewerking; Zelfstandig verzameld relevant studiemateriaal betreffende architectuur, serviezen, subthema e.o.
Presentatie -
-
Aan het eind van de minorperiode in week 10 krijgen studenten de gelegenheid hun beeldend werk te exposeren in een daarvoor aangewezen expositieruimte op de ABKM t.b.v. de beoordeling. De wijze van presenteren van het ontwerpproces en eindwerk zal mee worden genomen in de beoordeling van het werk; Minimaal één van de werkstukken zal door de beoordelingscommissie worden geselecteerd voor een groepstentoonstelling in een voor publiek openbaar toegankelijke ruimte (n.o.t.k.)
Beoordeling / toetsing Aan het eind van periode 11 vindt er een beoordeling plaats door het begeleidende team. De vakdocent 3D Toegepast / Productvormgeving zal daarbij een doorslaggevende stem hebben voor zover het 3DT betreft. Er wordt ondermeer getoetst of de student voldoende heeft geparticipeerd en voldaan aan de gestelde kwalitatieve normen en kwantitatieve voorwaarden m.b.t. het aantal studies in het licht van de geformuleerde leerdoelen en competenties. Voor dit onderdeel van de minor worden 2 EC toegekend.
Foto 1. Wallhouse, John Hejduk Foto 2. Regine Schumann
52
STUDIERICHTING: bachelor Fine Arts and Design in Education / ABKM Minor Kunsteducatie: Utopia NAAM VAK: Fotografie (4D) Versie 0.4
Periode 11
Codering
Sbu/wk
EC
u/wk
8
Soort
Onderwijsvorm
Vaardigheden
Inhoud -
Tijdens de minorperiode zullen er bij het vak Fotografie: A) binnen de kaders van algemene fotografische vormgevingsprincipes en B) rondom het thema Utopia meerdere foto‟s worden gemaakt. Aan de hand van een zelfgekozen (sub-) thematiek, die zich kan zich bewegen tussen jezelf (wie ben ik), je eigen lichaam (hoe zie ik er uit), de stad waarin je woont (of je studentenkamer), de (sub)cultuur waarin je beweegt en zo meer werkt de student aan een persoonlijke beeldreeks. Naast parallel lopend beeldonderzoek en analyse (beeldtaal ontwarring) zullen er tussentijds op gezette momenten voortgangsbesprekingen plaats vinden waarin de vorderingen worden besproken en adviezen worden gegeven met betrekking tot vervolgacties. Onderzoeksresultaten, beeldanalyses en conceptontwerpproces(sen) worden uiteindelijk verwerkt in een procesverslag. Door de vakdocent in overleg met de student geselecteerde opnames zullen aan het eind van de minorperiode op gepaste wijze worden tentoongesteld in een nader te bepalen openbaar toegankelijke ruimte.
Algemene leerdoel(en) Gedurende de minorperiode ontwikkelen studenten binnen het vak Fotografie kennis, inzicht en vaardigheden op de terreinen van: -
-
onderzoek en analyse van (in opdracht en overleg geselecteerd) fotografisch beeldmateriaal a.d.h.v. beeldaspecten en kwaliteitscriteria (leren zien wat een foto laat zien); de technische aspecten, -vaardigheden en beeldende mogelijkheden (basisprincipes) van digitale fotografie; (sub-)themakeuze; themaonderzoek (literatuur, beeld (foto en film) en overig; fotografische verbeelding van de opdracht(-en); het vakkundig presenteren van foto‟s (eindwerken, processen e.d.).
Studieactiviteiten / opdrachten Les 1: Begeleide lestijd:
-
Algemene inleiding fotografie, minor Utopia; College: Fotografische vormgevingsprincipes les 1 / Werken met camera (sluitertijd, diafragma, brandpuntafstand); Uitleg en toelichting eerste fotografieopdracht: Verbeeld de begrippen: snelheid, traagheid, scherp, onscherp, vervorming en vertekening.
Zelfstudie:
-
Uitvoeren opdracht 1;
53
Materiaal:
-
Bij voorkeur een digitale spiegelreflexcamera (minimaal een behoorlijke compact camera waarmee diafragma en sluitertijd geregeld kunnen worden).
Les 2: Begeleide lestijd:
-
College: Fotografische vormgevingsprincipes les 2 / Werken achter de camera (kader, standpunt, moment); Groepsbespreking met en o.l.v. vakdocent van door studenten gemaakt fotowerk; Uitleg en toelichting tweede fotografieopdracht: Verbeeld de begrippen: groot, klein, veraf, dichtbij, vroeg en laat.
Zelfstudie:
-
Verwerking van de uitkomsten van de evaluatie/voortgangsbespreking; Uitvoeren opdracht 2;
Materiaal:
-
Digitale camera
Les 3: Begeleide lestijd:
-
College: Fotografische vormgevingsprincipes les 3 / Werken vóór de camera (verlichting en enscenering); Groepsbespreking met en o.l.v. vakdocent van door studenten gemaakt fotowerk; Uitleg en toelichting derde fotografieopdracht: Verbeeld de begrippen: mooi, lelijk, kleur, monochroom, donker en licht.
Zelfstudie:
-
Verwerking van de uitkomsten van de evaluatie/voortgangsbespreking; Uitvoeren opdracht 3;
Materiaal:
-
Digitale camera
Les 4: Begeleide lestijd:
-
College: Digitale doka als voorbereiding op printen van het fotowerk; Groepsbespreking met en o.l.v. vakdocent van door studenten gemaakt fotowerk;
Zelfstudie:
-
Printen van fotowerk;
Materiaal:
-
Digitale camera
Les 5 t/m 8: Begeleide lestijd: - College: Fotoanalyse / a.d.h.v. methode en criteria uit het boek „Ik zie, ik zie‟, van -
Hans Aarsman; Uitleg en toelichting fotografieopdracht: Fotograferen rondom zelf gekozen (sub-) thematiek van Utopia; Groepsbesprekingen beeldanalyses en studievoortgang;
Zelfstudie:
-
Oefeningen in beeldanalyse aan de hand van zelf verzamelde bestaande foto‟s uit de actualiteit; Het selecteren van kernbegrippen uit een subthema brainstorm, het kiezen van en onderzoeken van subthema achtergronden; Stapsgewijs vervaardigen foto‟s
Materiaal:
-
Digitale camera
54
Les 9: Begeleide lestijd:
-
Klassikale evaluatie van al het gemaakte fotowerk;
Zelfstudie:
-
Selecteren en terugbrengen fotocollecties tot uiteindelijk twee series van 5 foto‟s Printen foto‟s op A4-formaat;
Materiaal:
-
Digitale camera
Mee te nemen werkstukken week 10 (beoordeling):
-
Door de vakdocent geaccordeerde selectie van 2 x 5 foto‟s geprint op A4-formaat; Procesverslag.
Competenties De student: - Kan begrippen als patroon en ritme, licht en donker, snel en langzaam aan de hand van bewuste gebruikmaking van sluitertijd, diafragma, kader, standpunt en enscenering fotografisch verbeelden; - Is in staat om beeldelementen te herkennen/onderscheiden en benoemen; - Kan methodisch actuele fotografische beelden verzamelen, selecteren en analyseren; - Kan de begrippen denotatie en connotatie passend hanteren; - In staat om een (sub-)thema te selecteren, onderzoeken en beeldend te verwerken in een samenhangende serie foto‟s; - Is in staat beeldkwaliteitscriteria te hanteren en met name toe te passen bij selectieprocessen van eigen fotowerk; - Kan foto‟s printen die de toets der kritiek kunnen doorstaan; - Is in staat zijn/haar fotowerk passend te presenteren en achtergrond, inhoud en ontstaansproces mondeling toe te lichten aan een deskundig beoordelingscommissie; Theoretische ondersteuning -
„Ik zie, ik zie / De Aarsman collectie‟, Hans Aarsman. Uitgeverij Podium A‟dam, 2009.
Presentatie -
-
Aan het eind van de minorperiode in week 10 krijgen studenten de gelegenheid hun fotografisch werk te exposeren in een daarvoor aangewezen expositieruimte op de ABKM t.b.v. de beoordeling. Waar mogelijk en nodig zal werk in passe-partouts worden geplaatst of op foamkarton gemonteerd. De wijze van presenteren zal mee worden genomen in de beoordeling van het werk; Minimaal twee van de werkstukken zullen door de beoordelingscommissie worden geselecteerd voor een groepstentoonstelling in een voor publiek openbaar toegankelijke ruimte (n.o.t.k.)
Beoordeling / toetsing Aan het eind van periode 11 (na 9 lessen) vindt er een beoordeling plaats door het begeleidende team. De vakdocent Fotografie zal daarbij (m.b.t. het fotografisch werk) een doorslaggevende stem hebben. Er wordt ondermeer getoetst of de student voldoende heeft geparticipeerd en voldaan aan de gestelde kwalitatieve normen en kwantitatieve voorwaarden m.b.t. het aantal studies in het licht van de geformuleerde leerdoelen en competenties. Voor dit onderdeel van de minor worden 2 EC toegekend.
55
Eindkwalificaties minor Kunsteducatie: UTOPIA van de bachelor Docent Beeldende Kunst en Vormgeving (DBKV) in relatie tot de Dublin-descriptoren voor bacheloropleidingen. De student:
1. Kennis en inzicht - (Eind. 1.1) heeft kennis en -inzicht op (kunst-)pedagogisch en didactisch gebied verworven omtrent onderwerpen als groepsdynamica, leren in teams e.d. (minimaal instapniveau basis voor externen en niveau leerjaar 3 voor DBKV studenten); - (Eind. 1.2) heeft kennis en -inzicht op het gebied van de historischeen actuele ontwikkelingen binnen de Cultuur, Beeldende Kunst, Vormgeving en Onderwijs in relatie tot het thema UTOPIA verworven; - (Eind. 1.3) heeft kennis van en inzicht in de belangrijkste ontwerpmethodes en/of autonome processen en kan werken met inzicht in ruimtelijke, vormelijke, artistieke, functionele en esthetische waarden (twee van de vijf praktijkvakken, autonoom en/of toegepast / minimaal instapniveau basis voor externen en niveau leerjaar 3 voor DBKV studenten); -(Eind. 1.4) heeft kennis van en inzicht in de wijze waarop beelden, vormen, materialen, texturen, verhoudingen en kleuren: betekenissen kunnen overdragen en ervaringen veroorzaken (minimaal instapniveau basis voor externen en niveau leerjaar 3 voor DBKV studenten); - (Eind. 1.5) heeft tevens kennis verworven van verschillende media, technieken en instrumenten en materialen (inclusief de nieuwe digitale media / afhankelijk van de vakkenkeuze - minimaal instapniveau basis voor externen en niveau leerjaar 3 voor DBKV studenten); De student:
2. Toepassen Kennis en inzicht
- (Eind. 2.1) kan op methodische wijze verworven pedagogische en
didactische competenties inzetten bij het voorbereiden, ontwikkelen en uitvoeren van het project; - (Eind. 2.2) kan vanuit een (eigen) visie op Kunst en/of Vormgeving (autonoom en/of toegepast) beeldend werk creëren en kan het proces in dienst stellen van het interdisciplinair kunstproject UTOPIA; - (Eind. 2.3) kan zijn kennis van informatiebronnen op het gebied van de beeldende kunsten en/of vormgeving in relatie tot het thema UTOPIA toegankelijk maken voor overige projectdeelnemers; - (Eind. 2.4) is in staat om samen met de overige projectgroepleden de deelnemers aan het interdisciplinaire project te begeleiden, stimuleren en adviseren bij de totstandkoming van het eindwerk; - (Eind. 2.5) draagt samen met de overige projectgroepleden zorg voor een veilige én krachtige leeromgeving t.b.v. projectdeelnemers. De student:
3. Oordeelsvorming - (Eind. 3.1) heeft inzicht in de samenhang tussen de diverse kunst- en vormgevingsdisciplines (minimaal instapniveau basis voor externen en niveau leerjaar 3 voor DBKV studenten); - (Eind. 3.2) volgt de maatschappelijke, culturele en economische
56
ontwikkelingen en legt een relatie met zijn werk (-wijze) en met het werk van projectdeelnemers; - (Eind. 3.3) kan op methodische wijze informatie in woord en beeld verzamelen, analyseren en beoordelen en gebruiken als bron voor het kunstzinnig handelen (minimaal instapniveau basis voor externen en niveau leerjaar 3 voor DBKV studenten). De student
4. Communicatie - (Eind. 4.1) kan solo- en in teamverband opereren, binnen de eigen discipline of multidisciplinair en kan functioneren in wisselende situaties; - (Eind. 4.2) legt contacten buiten de onderwijsinstelling met vertegenwoordigers van kunst- en cultuurinstellingen, vakspecialisten e.d. en onderhoudt die met het oog op de uitvoering van vak(overstijgende) zaken het ICGO-project betreffende ; De student:
5. Leervaardigheden - (Eind.5.1) is in staat kritisch te reflecteren op zijn/haar beroepsmatig handelen en kan zijn/haar beroepscompetenties zelf toetsen en verder ontwikkelen (education permanente).
Geraadpleegde bronnen: Probleemgestuurd onderwijs. Praktijk en theorie. J.H.C. Moust en H.G. Schmidt. Hoger Onderwijs Reeks. Wolters-Noordhoff, 1998.
Constructie van blokken in probleemgestuurd onderwijs. H. Snellen-Balendong en D.Dolmans. Hoger Onderwijs Praktijk. Wolters-Noordhoff, 1999.
Constructie van taken in probleemgestuurd onderwijs. H. Snellen-Balendong en D.Dolmans. Hoger Onderwijs Praktijk. Wolters-Noordhoff, 1999.
Probleemgestuurd onderwijs: mythes en merites. D.Dolmans, H.A.P. Wolfhagen, C. van der Vleuten en W.Wijnen. Hoger Onderwijs Praktijk. Wolters-Noordhoff, 1999.
Het boek voor tutoren. Gereedschap voor tutoren binnen probleemgestuurd onderwijs en projectgericht leren binnen HBO en MBO. Drs. M.A.F.Dekkers en drs. C.M.L.Hogenboom. 1999, SMD Educatieve Uitgevers Leiden.
Hoezo PGO? Probleemgestuurd onderwijs, M. Dekkers en L. Meijerink. Deelnemershandleiding voor de opleidingen Techniek in het MBO. 1998, SMD Educatieve Uitgevers Leiden.
57