De nieuwe Betekeningsverordening: bestemming bereikt of “return to sender”? Tim Briers Onder wetenschappelijke begeleiding van: Prof. Dr. B. Allemeersch en Stijn Sabbe
1. De context, de onderzoeksopzet
voorgeschiedenis
en
het
1.1 DE EERSTE BET.-VO. ALS STAP NAAR EEN EUROPESE JUSTITIËLE RUIMTE
Bij haar totstandbrenging had de Europese Unie zich in het Verdrag van Maastricht tot doel gesteld om een ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid te handhaven en te ontwikkelen waarin het vrije verkeer van personen gewaarborgd zou zijn1. Met het oog op de geleidelijke totstandbrenging van een dergelijke ruimte diende de Gemeenschap onder meer de maatregelen op het gebied van de justitiële samenwerking in burgerlijke zaken te nemen die nodig waren voor de goede werking van de interne markt2. Het is in het kader van dat streven naar een Europese justitiële ruimte dat de Europese wetgever in 2000 met de eerste Betekeningsverordening3 (hierna: Bet.-Vo.) op de proppen is gekomen. Het was immers voor de goede werking van de interne markt nodig de verzending tussen de Lidstaten van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke of in handelszaken, met het oog op betekening of kennisgeving ervan, te verbeteren en te versnellen4.
1
Art. 2, eerste lid Vedrag van Maastricht betreffende de Europese Unie van 7 februari 1992 (geconsolideerde versie 1997), Pb.C. 10 november 1997, afl. 340, 145. 2 Art. 61, sub c juncto art. 65 Verdrag van Rome tot oprichting van de Europese Gemeenschap van 25 maart 1957 (geconsolideerde versie 1997), Pb.C. 10 november 1997, afl. 340, 173. 3 Verordening (EG) nr. 1348/2000 van de Raad van 29 mei 2000 inzake de betekening en de kennisgeving in de Lidstaten van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke of in handelszaken, Pb.L. 30 juni 2000, afl. 160, 37. 4 Considerans 2 Bet.-Vo. (oud).
661 Jura Falconis, Jg. 47, 2010-2011, nummer 4
DE NIEUWE BETEKENINGSVERORDENING: BESTEMMING BEREIKT OF "RETURN TO SENDER"?
1.2 NA EVALUATIE EEN NIEUWE BET.-VO. Op grond van art. 24 van de eerste Bet.-Vo. moest de toepassing ervan uiterlijk op 1 juni 2004 worden geëvalueerd. Door Mainstrat is ter voorbereiding van die evaluatie een uitgebreide studie naar het functioneren van de regeling in de praktijk gedaan5. Op basis van de resultaten daarvan is de Europese Commissie in een rapport tot de positieve conclusie gekomen dat de eerste Bet.-Vo. globaal gezien de verzending en de betekening of kennisgeving had versneld en had bijgedragen aan de totstandkoming van een Europese justitiële ruimte6. Het rapport wees echter eveneens op het bestaan van een aantal tekortkomingen, in het bijzonder op het vlak van de snelheid van de verzending en de betekening, de taalregeling en het recht om de ontvangst van het stuk te weigeren, de datum van betekening, de kosten van betekening, de betekening per post en de rechtstreekse betekening 7. Vertrekkend van die vaststellingen is de Europese wetgever vervolgens aan de slag gegaan, wat in 2007 in de nieuwe Bet.-Vo.8 is uitgemond. Op verzoek van het Europees Parlement is ervoor geopteerd om niet slechts een wijzigende, doch een volledig nieuwe verordening aan te nemen9. De structuur van de Bet.-Vo. en de mogelijke wijzen van betekening zijn in de nieuwe versie onveranderd behouden, evenals de nummering van de artikelen; er is alleen een artikel toegevoegd (art. 25) waarin de intrekking van de eerste Bet.-Vo. is geregeld10.
1.3 HET ONDERZOEKSOPZET Het opzet van dit onderzoek is om kritisch te analyseren in hoeverre de nieuwe Bet.-Vo. erin is geslaagd om aan de tekortkomingen van de eerste Bet.-Vo., zoals vastgesteld in de studie van Mainstrat en het rapport van de Commissie, te verhelpen. Het is echter geenszins de bedoeling dat de tekst van beide Bet.Vo.’en daarbij als een keurslijf zou functioneren; geregeld zullen dan ook
5
Study on the application of Council Regulation (EC) No. 1348/2000 on the service of judicial and extrajudicial documents in civil or commercial matters (hierna: Study on the application of Regulation 1348/2000), http://ec.europa.eu/civiljustice/publications/docs/study_ec1348_2000_en.pdf. 6 Report from the Commission to the Council, the European Parliament and the European Economic and Social Committee on the application of Council Regulation (EC) 1348/2000 on the service in the Member States of judicial and extrajudicial documents in civil or commercial matters (hierna: Report on the application of Regulation 1348/2000), COM(2004)603fin., 3. 7 Report on the application of Regulation 1348/2000 (zie supra, voetnoot 6), COM(2004)603fin., 4-7. 8 Verordening (EG) nr. 1393/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 13 november 2007 inzake de betekening en de kennisgeving in de Lidstaten van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke of in handelszaken (“de betekening en de kennisgeving van stukken”), en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1348/2000 van de Raad, Pb.L. 10 december 2007, afl. 324, 79. 9 S. BRIJS, “De nieuwe Betekeningsverordening: wat is er veranderd?”, RW 2008-09, (1069) 1069. 10 X.E. KRAMER, “Naar een effectievere grensoverschrijdende betekening van stukken: de nieuwe Betekeningsverordening”, NTER 2008, (172) 174.
662 Jura Falconis, Jg.47, 2010-2011, nummer 4
TIM BRIERS
verbanden worden gelegd met en zijsprongen worden gemaakt naar andere wetgevingen, rechtspraak en rechtsleer.
2. De snelheid van de verzending en de betekening of kennisgeving 2.1 EEN VERDERE VERSNELLING: DE INVOERING VAN EEN TERMIJN VAN EEN MAAND (ART. 7, TWEEDE LID BET.-VO.) 2.1.1 Een uiterste termijn van een maand… De eerste Bet.-Vo. was globaal gezien geslaagd in haar opzet om de verzending van stukken tussen de Lidstaten met het oog op betekening of kennisgeving ervan te versnellen. De rechtstreekse contacten tussen de lokale instanties, de mogelijkheid van betekening per post en rechtstreekse betekening en de introductie van modelformulieren werden als de voornaamste oorzaken van dat succes aangemerkt11. Aldus was algemeen de termijn voor betekening teruggebracht tot een à drie maanden, doch in sommige gevallen waren nog zes maanden nodig12. Terecht achtte de Commissie een dergelijke termijn in een Europese justitiële ruimte onaanvaardbaar 13. De Europese wetgever heeft daarom art. 7, tweede lid Bet.-Vo. in die zin gewijzigd dat de betekening of kennisgeving van het stuk niet enkel zo spoedig mogelijk, maar bovendien in ieder geval binnen een maand na de ontvangst ervan moet worden verricht. Die maand dient werkelijk als een uiterste termijn te worden beschouwd: in een normaal geval zal de betekening of kennisgeving binnen enkele dagen na ontvangst van het stuk moeten plaatsvinden14. 2.1.2… Zonder een werkelijke sanctie Indien de betekening of kennisgeving niet heeft kunnen plaatsvinden binnen de termijn van een maand, deelt de ontvangende instantie dit aan de verzendende instantie mee; nieuw is dat art. 7, tweede lid, sub a Bet.-Vo. nu bepaalt dat de 11
Report on the application of Regulation 1348/2000 (zie supra, voetnoot 6), COM(2004)603fin.,
4. 12
Study on the application of Regulation 1348/2000 (zie supra, voetnoot 5), http://ec.europa.eu/civiljustice/publications/docs/study_ec1348_2000_en.pdf, 146-153. 13 Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1348/2000 van de Raad van 29 mei 2000 inzake de betekening en de kennisgeving in de Lidstaten van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke of in handelszaken (hierna: Voorstel voor een Verordening tot wijziging van Verordening 1348/2000), COM(2005)305def., 3-4. 14 Considerans 13 Bet.-Vo. (nieuw); X.E. KRAMER, “Naar een effectievere grensoverschrijdende betekening van stukken: de nieuwe Betekeningsverordening”, NTER 2008, (172) 175.
663 Jura Falconis, Jg. 47, 2010-2011, nummer 4
DE NIEUWE BETEKENINGSVERORDENING: BESTEMMING BEREIKT OF "RETURN TO SENDER"?
mededeling “onmiddellijk” moet gebeuren. Ook de regeling opgenomen in art. 7, tweede lid, sub b Bet.-Vo. is nieuw. In die nieuwe regeling heeft de verzendende instantie, indien de termijn van een maand zonder succes is verstreken, de mogelijkheid om de verdere betekening of kennisgeving te staken. De verzendende instantie zou in dat geval bijvoorbeeld kunnen overgaan op een betekening per post of een rechtstreekse betekening 15. Bovendien heeft de verzendende instantie de mogelijkheid om reeds in het modelformulier een termijn op te geven waarna de betekening of kennisgeving niet langer verplicht is16. Indien evenwel geen staking wordt bevolen, moet de ontvangende instantie de nodige stappen blijven zetten voor de betekening of kennisgeving van het stuk, voorzover tenminste die betekening of kennisgeving binnen een redelijke termijn mogelijk lijkt. De nieuwe Bet.-Vo. heeft aldus geen echte sanctie gesteld op een te langzame betekening door de ontvangende instantie. De invoering van de termijn van een maand lijkt in de eerste plaats een symboolfunctie te hebben: de Europese wetgever heeft daarmee een duidelijk signaal gegeven dat binnen de Europese rechtsruimte een termijn van zes maanden voor een grensoverschrijdende betekening niet aanvaardbaar is. Het dient echter te worden afgewacht in hoeverre de aanscherping van art. 7 Bet.-Vo. effectief zal zijn en de betekening nog verder zal versnellen17. 2.1.3 De termijnberekening Voor de volledigheid kan nog worden opgemerkt dat in vergelijking met de eerste Bet.-Vo. de slotzin van het toenmalige tweede lid van art. 7 (“De termijn wordt volgens het recht van de aangezochte Lidstaat berekend”) is geschrapt18. Voor de berekening van de in de nieuwe Bet.-Vo. bedoelde termijnen dient immers Verordening nr. 1182/7119 te worden toegepast20.
2.2 FRANKRIJK: NA EEN STAP ACHTERUIT DE BETEKENING DAN TOCH GEDECENTRALISEERD
Maatregelen om de termijnen voor betekening of kennisgeving verder terug te dringen dienen uiteraard niet enkel op supranationaal, maar ook op nationaal X.E. KRAMER, “Naar een effectievere grensoverschrijdende betekening van stukken: de nieuwe Betekeningsverordening”, NTER 2008, (172) 175; B. SUJECKI, “Nieuwe ontwikkelingen op het gebied van de betekening van gerechtelijke stukken in de Europese Unie”, NIPR 2007, (229) 238. 16 Considerans 14 Bet.-Vo. (nieuw). 17 B. SUJECKI, “Nieuwe ontwikkelingen op het gebied van de betekening van gerechtelijke stukken in de Europese Unie”, NIPR 2007, (229) 238. 18 Voorstel voor een Verordening tot wijziging van Verordening 1348/2000 (zie supra, voetnoot 13), COM(2005)305def., 4. 19 Verordening (EEG, Euratom) nr. 1182/71 van de Raad van 3 juni 1971 houdende vaststelling van de regels die van toepassing zijn op termijnen, data en aanvangs- en vervaltijden, Pb.L. 8 juni 1971, afl. 124, 1. 20 Considerans 20 Bet.-Vo. (nieuw). 15
664 Jura Falconis, Jg.47, 2010-2011, nummer 4
TIM BRIERS
niveau te worden doorgevoerd. In dat verband heeft een voor de Belgische praktijk niet onbelangrijke wijziging in de Franse regelgeving plaatsgegrepen. Aanvankelijk was in Frankrijk de Nationale Kamer van Gerechtsdeurwaarders als de ontvangende instantie aangewezen. Het viel te betreuren dat niet de Franse gerechtsdeurwaarders individueel waren aangeduid: hoe diligent de Nationale Kamer ook mocht werken, haar aanduiding was vanuit het oogpunt van de snelheid van verzending hoe dan ook een forse stap achteruit in vergelijking met het tot dan toe geldende art. IV van het Protocol bij het EEXVerdrag21, dat een rechtstreekse uitwisseling tussen individuele gerechtsdeurwaarders toeliet22. Art. 10, sub b van het Haags Betekeningsverdrag23 liet eveneens reeds toe de stukken rechtstreeks aan de territoriaal bevoegde Franse gerechtsdeurwaarder toe te zenden24. Hoewel geen Frans voorbehoud was gemaakt tegen de toepassing van de rechtstreekse betekening in de zin van art. 15 Bet.-Vo., verbood de Nationale Kamer van Gerechtsdeurwaarders daarenboven haar leden om een gunstig gevolg te geven aan een verzoek tot rechtstreekse betekening wanneer het te betekenen stuk afkomstig was van een gerechtsdeurwaarder van een andere Lidstaat 25. Sommige Franse gerechtsdeurwaarders poneerden dat aan het bovenstaande kon worden verholpen door terug te grijpen naar de Overeenkomst van Parijs tussen België en Frankrijk betreffende de wederzijdse rechtsbijstand in burgerlijke zaken en handelszaken van 1 maart 195626. De eerste Bet.-Vo. had inderdaad geen uitdrukkelijke voorrang op de bepalingen van die Overeenkomst27. België had echter aan de Commissie de intentie ter kennis gebracht om aan de eerste Bet.-Vo. ook voorrang te geven op de door België met andere Lidstaten gesloten bilaterale overeenkomsten, en dus ook op de voormelde Overeenkomst van 1 maart 195628.
21
Protocol bij het Verdrag van Brussel betreffende de rechterlijke bevoegdheid en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken van 27 september 1968, Pb.L. 31 december 1972, afl. 299, 43. 22 R. DUJARDIN, “Wie eist, die reist” in J. ERAUW en P. TAELMAN, Nieuw internationaal privaatrecht: meer Europees, meer globaal, Mechelen, Kluwer, 2009, (1) 51. 23 Verdrag van Den Haag inzake de betekening en de kennisgeving in het buitenland van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke zaken en in handelszaken van 15 november 1965, BS 9 februari 1971. 24 C. VANHEUKELEN, “Le Règlement 1348/2000 – analyse et évaluation par un praticien du droit” in G. DE LEVAL en M. STORME, Het Europees gerechtelijk recht en procesrecht. Verslagboek van het colloquium van 13 december 2002, Brugge, die Keure, 2003, (195) 205. 25 R. DUJARDIN, “Wie eist, die reist” in J. ERAUW en P. TAELMAN, Nieuw internationaal privaatrecht: meer Europees, meer globaal, Mechelen, Kluwer, 2009, (1) 51; G. DE LEVAL en M. LEBOIS, “Signifier en Europe sur la base du Règlement 1348/2000; bilan après un an et demi d’application” in I. VEROUGSTRAETE, C. STORCK, G. BRESSELEERS en J. KIRKPATRICK, Imperat lex: liber amicorum Pierre Marchal, Brussel, Larcier, 2003, (261) 269. 26 BS 13 juni 1959. 27 Zie art. 20, eerste lid Bet.-Vo. (oud). 28 R. DUJARDIN, “Wie eist, die reist” in J. ERAUW en P. TAELMAN, Nieuw internationaal privaatrecht: meer Europees, meer globaal, Mechelen, Kluwer, 2009, (1) 51.
665 Jura Falconis, Jg. 47, 2010-2011, nummer 4
DE NIEUWE BETEKENINGSVERORDENING: BESTEMMING BEREIKT OF "RETURN TO SENDER"?
Thans zijn wel degelijk de individuele Franse gerechtsdeurwaarders als de ontvangende instanties aangeduid29. Dat ook naar Frankrijk de verzendingen voortaan op gedecentraliseerde en snelle wijze kunnen plaatsvinden is voor een verdere reductie van de termijnen voor betekening uiteraard een goede zaak.
3. De taalregeling en het recht om de ontvangst van het stuk te weigeren 3.1 DE TAALVEREISTEN VERSOEPELD: “BEGRIJPEN” VOLSTAAT (ART. 8, EERSTE LID BET.-VO.) De mogelijkheid om stukken te betekenen in een andere taal dan de officiële taal van de aangezochte Lidstaat had onder de eerste Bet.-Vo. reeds ruim ingang gevonden in de praktijk, doch had zeker nog niet de totale inburgering bereikt30. De nieuwe Bet.-Vo. heeft die mogelijkheid verder verruimd. Het volstaat voortaan dat het stuk is gesteld of vertaald in een taal die de bestemmeling begrijpt; het is niet langer vereist dat het tevens een officiële taal van de Lidstaat van verzending betreft 31. De officiële taal van de aangezochte Lidstaat (of van de plaats van betekening of kennisgeving binnen die Lidstaat) blijft behouden als alternatief. Overigens hebben, om te benadrukken dat het er vooral om draait dat de geadresseerde het stuk kan lezen, sub a en sub b in het eerste lid van art. 8 haasje-over gespeeld32. De versoepeling van de taalvereisten verdient goedkeuring. De vernieuwde regeling zal het in veel gevallen mogelijk maken beroep te doen op een taal die zeer verspreid is, zoals het Engels. Op die manier zullen dikwijls de tijd en de kosten kunnen worden uitgespaard die aan een vertaling vasthangen. Bovendien kan men niet beweren dat met de versoepelde taalvereisten de rechten van de ontvanger worden ingeperkt. Voor die laatste maakt het immers geen verschil of het stuk is gesteld in een taal van de Lidstaat van verzending of in een andere taal, zolang hij of zij de taal maar voldoende begrijpt33.
R. DUJARDIN, “Wie eist, die reist” in J. ERAUW en P. TAELMAN, Nieuw internationaal privaatrecht: meer Europees, meer globaal, Mechelen, Kluwer, 2009, (1) 51. Zie voor een actueel overzicht van de mededelingen van de Lidstaten (en dus ondermeer van Frankrijk) aan de Commissie: http://ec.europa.eu/justice_home/judicialatlascivil/html/ds_docs_nl.htm#Communications. 30 Study on the application of Regulation 1348/2000 (zie supra, voetnoot 5), http://ec.europa.eu/civiljustice/publications/docs/study_ec1348_2000_en.pdf, 98-100. 31 Voorstel voor een Verordening tot wijziging van Verordening 1348/2000 (zie supra, voetnoot 13), COM(2005)305def., 4. 32 X.E. KRAMER, “Naar een effectievere grensoverschrijdende betekening van stukken: de nieuwe Betekeningsverordening”, NTER 2008, (172) 176. 33 B. SUJECKI, “Nieuwe ontwikkelingen op het gebied van de betekening van gerechtelijke stukken in de Europese Unie”, NIPR 2007, (229) 238. 29
666 Jura Falconis, Jg.47, 2010-2011, nummer 4
TIM BRIERS
3.2
ENKELE ONBEANTWOORDE TAALVEREISTEN
VRAGEN
BETREFFENDE
DE
Een aantal vragen betreffende de taalregeling blijven ook na de herziening onbeantwoord en dringen zich in het licht van de versterkte klemtoon op de taalkennis van de ontvanger bovendien nog nadrukkelijker op dan voorheen. 3.2.1 Vanaf welk niveau “begrijpt” men een taal? Allereerst geeft de Bet.-Vo. nog steeds geen uitsluitsel over het taalniveau dat noodzakelijk is om een ontvangstweigering (zie infra, randnr. 22 e.v.) uit te sluiten, en over de manier waarop dat niveau bij de betrokkene dient te worden getoetst34. De rechtspraak reikt in dat verband enkele uitgangspunten aan. Zo heeft het Hof van Justitie besloten dat een professionele overeenkomst tussen de ontvanger en de verzoeker om in de taal van de Lidstaat van verzending te corresponderen geen vermoeden oplevert dat de ontvanger die taal kent, doch slechts een aanwijzing vormt die de rechter in aanmerking kan nemen 35. Voorzichtig kan men daar meer algemeen uit afleiden dat de geadresseerde niet te snel mag worden verondersteld een bepaalde taal te begrijpen36. Een andere interessante gedachtegang is terug te vinden in een uitspraak van het Oberlandesgericht van Düsseldorf van 15 juli 200537: “Auf welchem Niveau der Empfänger die Sprache verstehen muss, ist weder von Art. 8 Europäischen Zustellungs-VO noch von der niederländischen38 Zusatzregelung näher definiert (…). Mit Rücksicht darauf, dass die genauen Sprachkenntnisse einer Person im Zweifelsfall vom Gericht – zumal im Vorfeld einer Zustellung – kaum mit zumutbarem Aufwand überprüft werden können, sind an die Intensität der Aufklärung durch das Gericht keine hohen Anforderungen zu stellen. Es ist vielmehr davon auszugehen, dass eine Auslandszustellung in die Niederlande im Zweifel eine Übersetzung erfordert. Bei Familienverfahren gegen fremde Staatsangehörige, die ihren Wohnsitz im Ausland haben und - wie offenbar im vorliegenden Fall – auch nicht länger in Deutschland gelebt haben, spricht demnach die Vermutung dafür, dass sie nicht (ausreichend) Deutsch verstehen. Auf eine Übersetzung kann dann vom Gericht nur in klaren Fällen vorhandener Sprachkenntnisse verzichtet werden, wenn eine Annahmeverweigerung also missbräuchlich wäre (…).” In bepaalde situaties kan het inderdaad verdedigbaar zijn om aan de geadresseerde het voordeel van de twijfel te verlenen, maar uiteraard doet dat niet af aan de X.E. KRAMER, “Naar een effectievere grensoverschrijdende betekening van stukken: de nieuwe Betekeningsverordening”, NTER 2008, (172) 176. 35 HvJ C-14/07, Weiss und Partner, Jur. 2008, I, 3367. 36 X.E. KRAMER, “Naar een effectievere grensoverschrijdende betekening van stukken: de nieuwe Betekeningsverordening”, NTER 2008, (172) 176. 37 OLG Düsseldorf 15 juli 2005, IPRax 2006, 270. 38 Het betrof een betekening vanuit Duitsland aan een in Nederland gevestigde ontvanger van Nederlandse nationaliteit. 34
667 Jura Falconis, Jg. 47, 2010-2011, nummer 4
DE NIEUWE BETEKENINGSVERORDENING: BESTEMMING BEREIKT OF "RETURN TO SENDER"?
noodzaak om de beweringen van die laatste steeds kritisch en met een minimale gestrengheid te beoordelen: de Europese wetgever is immers uitgegaan van het principe dat de mogelijkheid om de betekening of kennisgeving te weigeren (zie infra, randnr. 22 e.v.), tot buitengewone gevallen moet worden beperkt39. 3.2.2 De taalkennis van een rechtspersoon Ook blijft er onduidelijkheid bestaan over de manier waarop de taalkennisvereiste moet worden ingevuld bij een rechtspersoon. Volgens SCHÜTZE volstaat het wanneer een bevoegde medewerker (hij haalt zelf “der Syndikus” als voorbeeld aan) binnen de geadresseerde rechtspersoon over een toereikende taalkennis beschikt; men dient geenszins de taalbeheersing van het voltallige bestuursorgaan in aanmerking te nemen40. Zijn standpunt is zeker verdedigbaar. Naast die subjectieve benadering worden ook objectieve criteria naar voren geschoven om te peilen of een rechtspersoon een taal “begrijpt”, zoals de plaats van de hoofdvestiging of nevenvestigingen 41. België heeft, veel meer dan andere Lidstaten, ervaring met de vraag naar de taalkennis van rechtspersonen, meer bepaald in het kader van de Taalwet Gerechtszaken42. Een kleine vergelijking kan misschien inspirerend werken. Net zoals zojuist voor de Bet.-Vo. is uiteengezet, kunnen ook bij de beoordeling van een verzoek tot taalwijziging (art. 4 Taalwet Gerechtszaken) vanwege een rechtspersoon zowel subjectieve als objectieve criteria een rol spelen. Voor de Belgische taalwetgeving is evenwel, anders dan voor de Europese regelgeving, de verhouding tussen beide soorten criteria reeds duidelijk vastgesteld. Het Hof van Cassatie heeft immers herhaaldelijk geoordeeld dat wanneer het verzoek tot taalwijziging uitgaat van een rechtspersoon, een onderscheid moet worden gemaakt naargelang de rechtspersoon verschijnt in persoon (dus door tussenkomst van het terzake bevoegde orgaan) dan wel vertegenwoordigd wordt door een lasthebber, zoals een advocaat. In de eerste hypothese moet worden uitgegaan van de taalkennis van de natuurlijke persoon door wiens tussenkomst de rechtspersoon verschijnt43 (subjectief criterium), in de tweede hypothese dient de taalbeheersing bij de rechtspersoon zelf, zoals die blijkt uit diens bedrijvigheid, in aanmerking te worden genomen44 (objectief criterium). Dat laatste houdt in 39
Considerans 8 Bet.-Vo. (oud) en considerans 10 Bet.-Vo. (nieuw). R.A. SCHÜTZE, “Übersetzungen im europäischen und internationalen Zivilprozessrecht – Probleme der Zustellung”, RIW 2006, (352) 353; zie ook B. SUJECKI, “Nieuwe ontwikkelingen op het gebied van de betekening van gerechtelijke stukken in de Europese Unie”, NIPR 2007, (229) 235. 41 B. SUJECKI, “Nieuwe ontwikkelingen op het gebied van de betekening van gerechtelijke stukken in de Europese Unie”, NIPR 2007, (229) 235. 42 Wet 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken, BS 22 juni 1935. 43 Cass. 9 juni 1989, RW 1989-90, 228. 44 Cass. 13 maart 1978, Arr.Cass. 1978, 803, concl. F. DUMON; Cass. 6 november 1981, Arr.Cass. 1981-82, 350; Cass. 15 september 1983, Arr.Cass. 1983-84, 44. 40
668 Jura Falconis, Jg.47, 2010-2011, nummer 4
TIM BRIERS
dat wanneer de diensten van een rechtspersoon gebruik maken van een taal (bv. in de briefwisseling45), de rechtspersoon wordt verondersteld die taal machtig te zijn46. Bij gebrek aan enige bedrijvigheid mag echter ook in de tweede hypothese een subjectief criterium worden gehanteerd en mag van de taalkennis van de zaakvoerder-vereffenaar worden uitgegaan47. Het geschetste onderscheid valt uiteraard niet op identieke wijze toe te passen in het kader van de Bet.-Vo.: op het ogenblik dat een verzoek tot taalwijziging moet worden beoordeeld, is het immers perfect verifieerbaar of een rechtspersoon in persoon is verschenen dan wel vertegenwoordigd wordt; in het stadium van betekening of kennisgeving is dat vanzelfsprekend niet het geval. 3.2.3 De kwaliteitseisen voor een vertaling Wanneer het originele stuk niet is gesteld in een taal die de geadresseerde begrijpt of de officiële taal van de aangezochte Lidstaat (of van de plaats van betekening of kennisgeving binnen die Lidstaat), kan een ontvangstweigering (zie infra, randnr. 22 e.v.) worden vermeden door een vertaling in een van de genoemde talen bij te voegen48. Wanneer een daadwerkelijke ontvangstweigering heeft plaatsgevonden, dient ter regularisatie het stuk alsnog vergezeld van een vertaling te worden betekend (zie infra, randnr. 25 e.v.). De Bet.-Vo. biedt echter ook in de nieuwe versie geen nadere specificaties over de kwaliteitseisen waaraan een dergelijke vertaling moet voldoen. De volgende vuistregels lijken niettemin als leidraad te kunnen gelden. Eerst en vooral hoeft de vertaling niet geheel foutloos te zijn49. Beslissend is daarentegen of de geadresseerde in staat wordt gesteld het doel van het vertaalde stuk in te zien en efficiënt te reageren 50. Het vertaalde stuk dient in de eerste plaats zijn essentiële informatietaak te vervullen51. Vertaalfouten die door de gemiddelde lezer gemakkelijk kunnen worden doorzien mogen aldus door de vingers worden gezien; verkeerd gebruikte
45
Voor een geval waarin uit (ondermeer) de briefwisseling een gebrek aan kennis van het Nederlands werd afgeleid, zie Kh. Gent 12 januari 1989, TGR 1989, 18. 46 L. LINDEMANS, Taalgebruik in gerechtszaken in APR, Gent, Story-Scientia, 1973, 68. 47 Arbrb. Brussel 9 december 1997, P&B 1998, 99. 48 In art. 8, eerste lid van de nieuwe Bet.-Vo. is de zinsnede “of niet vergezeld gaat van een vertaling in een van de volgende talen” toegevoegd om te verduidelijken dat naast de vertaling ook steeds het originele stuk moet worden betekend of ter kennis gebracht; de betekening of kennisgeving van enkel en alleen de vertaling is dus niet voldoende: Voorstel voor een Verordening tot wijziging van Verordening 1348/2000 (zie supra, voetnoot 13), COM(2005)305def., 4. 49 R.A. SCHÜTZE, “Übersetzungen im europäischen und internationalen Zivilprozessrecht – Probleme der Zustellung”, RIW 2006, (352) 353-354. 50 OLG Nürnberg 15 februari 2005, IPRax 2006, 38. 51 S. WILSKE en C. KRAPFL, “Zur Qualität von Übersetzungen bei Zustellung ausländischer gerichtlicher Schriftstücke”, IPRax 2006, (10) 12.
669 Jura Falconis, Jg. 47, 2010-2011, nummer 4
DE NIEUWE BETEKENINGSVERORDENING: BESTEMMING BEREIKT OF "RETURN TO SENDER"?
termen die de ontvanger met waarschijnlijkheid op het verkeerde been zullen zetten, maken de vertaling daarentegen onwerkzaam52. Wat de omvang betreft, blijkt uit de rechtspraak van het Hof van Justitie dat in situaties waarin een vertaling nodig is, die eis in principe enkel geldt voor het stuk zelf, en niet voor de bijlagen. Vertaling van de bijlagen is enkel vereist indien zij onontbeerlijk zijn om het voorwerp en de grond van de vordering te begrijpen, en niet wanneer zij enkel een bewijsfunctie hebben 53.
3.3 HET RECHT OM DE ONTVANGST VAN HET STUK TE WEIGEREN: DE MODALITEITEN (ART. 8, EERSTE EN TWEEDE LID BET.-VO.) Voldoet het stuk (of de vertaling) niet aan de hierboven omschreven taalvereisten (zie supra, randnr. 13 e.v.), dan mag de geadresseerde het weigeren in ontvangst te nemen. Rond dat weigeringsrecht waren onder de oude Bet.-Vo. verscheidene problemen gerezen54. Een eerste probleem was dat de bestemmeling niet steeds werd geïnformeerd over het recht om de ontvangst te weigeren55. Een andere moeilijkheid betrof de uiteenlopende aanpak van de Lidstaten op het vlak van de termijn om het weigeringsrecht uit te oefenen56. 3.3.1 Het informeren van de geadresseerde over het weigeringsrecht De Europese wetgever heeft het eerste probleem aangepakt met de invoering van een nieuw modelformulier (opgenomen in bijlage II van de nieuwe Bet.Vo.), waarmee de geadresseerde voortaan in alle officiële talen van de EU wordt geïnformeerd over het recht om de ontvangst te weigeren en waarin die laatste kan aankruisen welke talen hij of zij begrijpt57. De ontvangende instantie brengt daarnaast, indien mogelijk, degene voor wie het stuk is bestemd ook mondeling op de hoogte van het weigeringsrecht 58. BRIJS merkt terecht op dat het informeren van de bestemmeling over het weigeringsrecht middels het uitgebreid modelformulier zinloos is wanneer het betreffende stuk is gesteld of vertaald in een officiële taal van de aangezochte Lidstaat, aangezien weigering dan hoe dan ook niet mogelijk is59. In een dergelijk geval
R.A. SCHÜTZE, “Übersetzungen im europäischen und internationalen Zivilprozessrecht – Probleme der Zustellung”, RIW 2006, (352) 354. 53 HvJ C-14/07, Weiss und Partner, Jur. 2008, I, 3367. 54 Report on the application of Regulation 1348/2000 (zie supra, voetnoot 6), COM(2004)603fin., 4-5. 55 Study on the application of Regulation 1348/2000 (zie supra, voetnoot 5), http://ec.europa.eu/civiljustice/publications/docs/study_ec1348_2000_en.pdf, 104-105. 56 Voorstel voor een Verordening tot wijziging van Verordening 1348/2000 (zie supra, voetnoot 13), COM(2005)305def., 4. 57 X.E. KRAMER, “Naar een effectievere grensoverschrijdende betekening van stukken: de nieuwe Betekeningsverordening”, NTER 2008, (172) 176. 58 Voorstel voor een Verordening tot wijziging van Verordening 1348/2000 (zie supra, voetnoot 13), COM(2005)305def., 4. 59 S. BRIJS, “De nieuwe Betekeningsverordening: wat is er veranderd?”, RW 2008-09, (1069) 1070. 52
670 Jura Falconis, Jg.47, 2010-2011, nummer 4
TIM BRIERS
moet het modelformulier dan ook achterwege kunnen worden gelaten; het tegendeel zou neerkomen op nodeloos formalisme. 3.3.2 De termijn voor het uitoefenen van het weigeringsrecht Wat het tweede knelpunt betreft, heeft de nieuwe Bet.-Vo. in art. 8, eerste lid een termijn van een week geïntroduceerd waarbinnen de geadresseerde de ontvangst kan weigeren door het stuk aan de ontvangende instantie terug te zenden. Daarnaast kan de geadresseerde ook onmiddellijk bij de betekening of kennisgeving van het stuk en rechtstreeks ten aanzien van de persoon die de betekening of kennisgeving verricht het weigeringsrecht uitoefenen60. Voor de berekening van die termijn van een week geldt hetgeen hierboven onder randnr. 8 is uiteengezet. Overigens heeft de Europese wetgever nagelaten om tevens een vaste termijn in te stellen voor de mededeling van een weigering door de ontvangende aan de verzendende instantie: die mededeling dient ook onder de nieuwe Bet.-Vo. krachtens art. 8, tweede lid nog steeds “onmiddellijk” te gebeuren, wat te betreuren valt, gelet op de relativiteit van dat begrip61.
3.4
DE RECHTSGEVOLGEN VAN EEN ONTVANGSTWEIGERING: DE REGULARISATIE (ART. 8, DERDE LID BET.-VO.) Om redenen van rechtszekerheid was het volgens de Commissie noodzakelijk om uitdrukkelijk de rechtsgevolgen van een ontvangstweigering vast te stellen62. Dat is gebeurd in het nieuwe derde lid van art. 8 Bet.-Vo., dat inhoudelijk in grote mate overeenkomt met het Leffler-arrest63 van het Hof van Justitie. Indien de geadresseerde heeft geweigerd het stuk in ontvangst te nemen, kan men een regularisatie bekomen door wederom betekening of kennisgeving te doen van het stuk, ditmaal vergezeld van een vertaling. Om de rechten van zowel aanvrager als bestemmeling te beschermen64, wordt in een dergelijk geval het tijdstip van betekening bepaald overeenkomstig het systeem van de dubbele datum (zie infra, randnr. 31 e.v.). Dat betekent concreet dat de in aanmerking te nemen datum in beginsel die is waarop het stuk een tweede maal, vergezeld van een vertaling, is betekend of ter kennis gebracht overeenkomstig het recht van de aangezochte Lidstaat. Indien overeenkomstig het recht van een Lidstaat de betekening of kennisgeving echter binnen een bepaalde termijn dient te geschieden, dan blijft ten aanzien van de aanvrager 60
Voorstel voor een Verordening tot wijziging van Verordening 1348/2000 (zie supra, voetnoot 13), COM(2005)305def., 4. 61 R. DUJARDIN, “Wie eist, die reist” in J. ERAUW en P. TAELMAN, Nieuw internationaal privaatrecht: meer Europees, meer globaal, Mechelen, Kluwer, 2009, (1) 12-13. 62 Report on the application of Regulation 1348/2000 (zie supra, voetnoot 6), COM(2004)603fin., 4-5; Voorstel voor een Verordening tot wijziging van Verordening 1348/2000 (zie supra, voetnoot 13), COM(2005)305def., 5. 63 HvJ C-443/03, Götz Leffler v. Berlin Chemie AG, Jur. 2005, I, 9611. 64 Voorstel voor een Verordening tot wijziging van Verordening 1348/2000 (zie supra, voetnoot 13), COM(2005)305def., 5.
671 Jura Falconis, Jg. 47, 2010-2011, nummer 4
DE NIEUWE BETEKENINGSVERORDENING: BESTEMMING BEREIKT OF "RETURN TO SENDER"?
de datum van de eerste, oorspronkelijke betekening behouden, vastgesteld overeenkomstig art. 9, tweede lid Bet.-Vo., dus volgens het recht van de Lidstaat die de termijn oplegt65. De keuze van de Europese wetgever om in het geval van een ontvangstweigering het tijdstip van betekening te bepalen volgens het systeem van de dubbele datum, valt toe te juichen. Die oplossing beperkt immers voor de verzender het risico dat gepaard gaat met een betekening zonder vertaling 66. Bijgevolg zullen verzenders minder terughoudend zijn om (bv. wanneer zij overtuigd zijn dat de betrokken geadresseerde de taal van het stuk wel degelijk begrijpt) een onvertaald stuk te betekenen, wat bijdraagt aan het doel van de Bet.-Vo. om de verzending te versnellen67. Betreurenswaard is wel dat de nieuwe Bet.-Vo. geen exacte termijn heeft geïntroduceerd waarbinnen de regularisatie moet geschieden68. Net zomin is de eis, gesteld door het Hof van Justitie in het Leffler-arrest69, dat het herstel “zo spoedig mogelijk” of “onverwijld” moet plaatsvinden, in de nieuwe Bet.-Vo. terug te vinden70. Desondanks blijft uiteraard wel de verplichting voor de nationale rechter overeind om de belangen van de geadresseerde te beschermen en in het bijzonder te onderzoeken of het herstel tijdig genoeg is geschied om aan die laatste gelegenheid te bieden om verweer te voeren71.
3.5 DE VRAAGTEKENS NA HET LEFFLER-ARREST SLECHTS TEN DELE OPGEHELDERD
Reeds vóór de hervorming van het Europese betekeningsrecht had het Hof van Justitie in het Leffler-arrest72 bepaald dat wanneer een ontvangstweigering wordt geregulariseerd, het tijdstip van betekening volgens het systeem van de dubbele datum moet worden vastgesteld. Die oplossing had echter op haar beurt meteen een aantal nieuwe onduidelijkheden doen ontstaan. De nieuwe Bet.-Vo. heeft terzake slechts ten dele voor opheldering gezorgd. Ten eerste was niet duidelijk of de door het Hof van Justitie aangereikte oplossing ook dan onverkort kon worden toegepast wanneer een Lidstaat conform art. 9, derde lid van de eerste Bet.-Vo. een voorbehoud had
S. BRIJS, “De nieuwe Betekeningsverordening: wat is er veranderd?”, RW 2008-09, (1069) 1070. S. BRIJS, “De nieuwe Betekeningsverordening: wat is er veranderd?”, RW 2008-09, (1069) 1070. Vgl. HvJ C-443/03, Götz Leffler v. Berlin Chemie AG, Jur. 2005, I, 9611, r.o. 42. 68 S. BRIJS, “De nieuwe Betekeningsverordening: wat is er veranderd?”, RW 2008-09, (1069) 1070. 69 HvJ C-443/03, Götz Leffler v. Berlin Chemie AG, Jur. 2005, I, 9611. 70 B. SUJECKI, “Nieuwe ontwikkelingen op het gebied van de betekening van gerechtelijke stukken in de Europese Unie”, NIPR 2007, (229) 239. 71 HvJ C-443/03, Götz Leffler v. Berlin Chemie AG, Jur. 2005, I, 9611, r.o. 68; X.E. KRAMER, “Naar een effectievere grensoverschrijdende betekening van stukken: de nieuwe Betekeningsverordening”, NTER 2008, (172) 176. 72 HvJ C-443/03, Götz Leffler v. Berlin Chemie AG, Jur. 2005, I, 9611. 65 66 67
672 Jura Falconis, Jg.47, 2010-2011, nummer 4
TIM BRIERS
uitgesproken tegen het systeem van de dubbele datum 73. Aangezien de Lidstaten onder de nieuwe Bet.-Vo. geen dergelijk voorbehoud meer kunnen maken, is die controverse zonder voorwerp geworden. Daarnaast was in de rechtsleer ook de vraag opgeworpen naar de rechtsgevolgen van een onrechtmatige ontvangstweigering. Het Hof van Justitie had zich in zijn arrest immers slechts uitgesproken over de hypothese waarin de geadresseerde terecht weigert het stuk in ontvangst te nemen. Wanneer de geadresseerde daarentegen wel beschikt over de vereiste taalkennis en niettemin de ontvangst weigert, dan is die laatste uiteraard niet beschermingswaardig en zou het dus onredelijk zijn om ook in dat geval het systeem van de dubbele datum toe te passen74. Jammer genoeg heeft de Europese wetgever nagelaten om uitdrukkelijk in de nieuwe Bet.-Vo. in te schrijven dat de weigering rechtmatig moet zijn. Binnen die zelfde logica zou ook de aanvulling welkom zijn geweest dat de datum van de oorspronkelijke betekening maar in aanmerking mag worden genomen ten aanzien van de verzoeker die de taalvereisten niet op onredelijke wijze heeft miskend. Een verzoeker die weet dat de geadresseerde niet beschikt over de nodige taalkennis, maar desondanks geen vertaling bijvoegt, verdient immers evenmin de bescherming van het systeem van de dubbele datum75.
3.6 HET TOEPASSINGSGEBIED VAN DE TAALREGELING EN HET RECHT VAN ONTVANGSTWEIGERING (ART. 8, VIERDE EN VIJFDE LID BET.-VO.) Voor de volledigheid moet hier nog worden aangestipt dat, anders dan voorheen, krachtens het nieuwe vierde lid van art. 8 Bet.-Vo. hetgeen hierboven over de taalregeling en het recht van ontvangstweigering is uiteengezet, voortaan tevens geldt voor de alternatieve wijzen van verzending en betekening of kennisgeving in de artikelen 12 t.e.m. 1576. Het (eveneens nieuwe) vijfde lid van art. 8 geeft in dat verband enkele specifieke toepassingsmodaliteiten mee.
H. RÖSLER en V. SIEPMANN, “Zum Sprachenproblem im Europäischen Zustellungsrecht”, NJW 2006, (475) 477; B. SUJECKI, “Nieuwe ontwikkelingen op het gebied van de betekening van gerechtelijke stukken in de Europese Unie”, NIPR 2007, (229) 234. 74 H. RÖSLER en V. SIEPMANN, “Zum Sprachenproblem im Europäischen Zustellungsrecht”, NJW 2006, (475) 477; B. SUJECKI, “Nieuwe ontwikkelingen op het gebied van de betekening van gerechtelijke stukken in de Europese Unie”, NIPR 2007, (229) 234. 75 B. SUJECKI, “Nieuwe ontwikkelingen op het gebied van de betekening van gerechtelijke stukken in de Europese Unie”, NIPR 2007, (229) 234; A. STADLER, “Ordnungsgemäße Zustellung im Wege der remise au parquet und Heilung von Zustellungsfehlern nach der Europäischen Zustellungsverordnung”, IPRax 2006, (116) 123. 76 R. DUJARDIN, “Wie eist, die reist” in J. ERAUW en P. TAELMAN, Nieuw internationaal privaatrecht: meer Europees, meer globaal, Mechelen, Kluwer, 2009, (1) 19-20. 73
673 Jura Falconis, Jg. 47, 2010-2011, nummer 4
DE NIEUWE BETEKENINGSVERORDENING: BESTEMMING BEREIKT OF "RETURN TO SENDER"?
4. De datum van betekening of kennisgeving 4.1 HET SYSTEEM VAN DE DUBBELE DATUM (ART. 9, EERSTE EN TWEEDE LID BET.-VO.) Het systeem van de dubbele datum speelt niet enkel een rol in het kader van het herstel van een ontvangstweigering (zie supra, randnr. 25 e.v.), maar geldt bovendien binnen het Europese betekeningsrecht algemeen als het basisbeginsel voor het vaststellen van het tijdstip van de betekening. In dat systeem geldt als datum van betekening principieel de datum waarop betekening is geschied overeenkomstig het recht van de aangezochte Lidstaat. Wanneer de betekening overeenkomstig het recht van een Lidstaat echter binnen een bepaalde termijn moet worden verricht 77, dan wordt de datum die ten aanzien van de aanvrager in aanmerking moet worden genomen, bepaald door het recht van de Lidstaat die de termijn oplegt. Die gecorrigeerde datumbepaling biedt rechtsbescherming aan de aanvrager: die laatste kan immers, althans ten aanzien van zichzelf en in de hypothese waarin de betekening binnen een bepaalde termijn moet worden verricht, de betekening doen plaatsgrijpen op een datum die hij of zij zelf kan vaststellen en is niet overgeleverd aan een gebeurtenis (de betekening van een stuk in een andere Lidstaat) die buiten zijn of haar directe invloed ligt 78.
4.2 EEN INGEWIKKELD EN BEKRITISEERD SYSTEEM De toepassing van dat systeem van de dubbele datum was onder de eerste Bet.Vo. in de praktijk niet geheel bevredigend: het systeem werd als ingewikkeld beschouwd, de datum van betekening of kennisgeving was in sommige gevallen moeilijk vast te stellen en de verklaringen van de Lidstaten (bij toepassing van het toenmalige derde lid van art. 9) blonken niet steeds uit in duidelijkheid79. Ook in de doctrine was niet iedereen even gelukkig met het systeem zoals het door de eerste Bet.-Vo. was geïntroduceerd: punten van kritiek waren ondermeer het algemeen zwaartepunt in het land van bestemming (met een te beperkt herstel van het evenwicht naar land van verzending), het “kluwen” van uiteenlopende verklaringen van de Lidstaten, de In vergelijking met de eerste Bet.-Vo. is de zinsnede “in het kader van een in de Lidstaat van herkomst in te leiden of hangende procedure” geschrapt: Voorstel voor een Verordening tot wijziging van Verordening 1348/2000 (zie supra, voetnoot 13), COM(2005)305def., 5; I. BAMBUST, “De betekening over de grenzen heen: streven naar rechtszekerheid tussen fictie en werkelijkheid” in M. PERTEGÁS, S. BRIJS en L. SAMYN, Betekenen en uitvoeren over de grenzen heen, Antwerpen, Intersentia, 2008, (1) 26-27. 78 Voorstel voor een Verordening tot wijziging van Verordening 1348/2000 (zie supra, voetnoot 13), COM(2005)305def., 5; R. DUJARDIN, “Wie eist, die reist” in J. ERAUW en P. TAELMAN, Nieuw internationaal privaatrecht: meer Europees, meer globaal, Mechelen, Kluwer, 2009, (1) 25-26. 79 Report on the application of Regulation 1348/2000 (zie supra, voetnoot 6), COM(2004)603fin., 5; Study on the application of Regulation 1348/2000 (zie supra, voetnoot 5), http://ec.europa.eu/civiljustice/publications/docs/study_ec1348_2000_en.pdf, 108-109. 77
674 Jura Falconis, Jg.47, 2010-2011, nummer 4
TIM BRIERS
loutere verwijzing naar het nationale recht zonder dat daarbij concrete momenten van betekening worden vastgelegd, de niet-toepasselijkheid op de alternatieve wijzen van verzending en betekening of kennisgeving en het gebrek aan overkoepelende uniforme regels80. Het is bij de toepassing van de eerste Bet.-Vo. dikwijls erg onduidelijk gebleken of het eerste dan wel het tweede lid van art. 9 Bet.-Vo. van toepassing was, en welke bijhorende verklaringen, gedaan onder het toenmalige art. 9, derde lid, toegepast moesten worden. Volgens BAMBUST moest, bij een betekening van een stuk uit Lidstaat A in Lidstaat B, ten aanzien van de rechten van de verzoeker de datum van betekening worden bepaald volgens het nationale recht van Lidstaat A (de verzendende Lidstaat dus) en de door die Lidstaat gedane verklaringen aangaande art. 9, tweede lid (m.a.w. de verklaringen met betrekking tot de bescherming van de rechten van de verzoeker); ten aanzien van de rechten van de geadresseerde moest de datum van betekening worden bepaald volgens het nationale recht van Lidstaat B (de ontvangende Lidstaat dus) en de door die Lidstaat gedane verklaringen aangaande art. 9, eerste lid (m.a.w. de verklaringen met betrekking tot de bescherming van de rechten van de geadresseerde) 81. Gelet op het feit dat de Europese wetgever de kern van het systeem van de dubbele datum ongewijzigd heeft gelaten (zie infra, randnr. 34), kunnen de hierboven geschetste vuistregels, door BAMBUST geformuleerd voor de toepassing van de eerste Bet.-Vo., onder de nieuwe Bet.-Vo. nog steeds dienstig zijn (met uitzondering uiteraard van de passages betreffende de inmiddels afgeschafte verklaringen van de Lidstaten, zie infra, randnr. 36). 3
De datumregeling uiteindelijk niet fundamenteel herzien…
De kern van het systeem van de dubbele datum is in de nieuwe Bet.-Vo. uiteindelijk ongewijzigd behouden: wegens de uiteenlopende meningen van de Lidstaten was een diepgaande wijziging politiek gezien niet realistisch en bovendien waren in de praktijk de problematische gevallen al bij al beperkt in aantal82. Ook mag de rechtsbeschermende werking van het bestaande systeem zeker niet onderschat worden; men hoeft dus wellicht het status-quo niet al te intens te betreuren. De lege ferenda verdient het wel aanbeveling om bij een I. BAMBUST, “De betekening over de grenzen heen: streven naar rechtszekerheid tussen fictie en werkelijkheid” in M. PERTEGÁS, S. BRIJS en L. SAMYN, Betekenen en uitvoeren over de grenzen heen, Antwerpen, Intersentia, 2008, (1) 25-26; O. MIGNOLET, “Le contenu des règles de procédure issues des règlements communautaires et leur sanction” in G. DE LEVAL en M. STORME, Het Europees gerechtelijk recht en procesrecht. Verslagboek van het colloquium van 13 december 2002, Brugge, die Keure, 2003, (329) 342-344. 81 I. BAMBUST, “De betekening over de grenzen heen: streven naar rechtszekerheid tussen fictie en werkelijkheid” in M. PERTEGÁS, S. BRIJS en L. SAMYN, Betekenen en uitvoeren over de grenzen heen, Antwerpen, Intersentia, 2008, (1) 27. 82 Report on the application of Regulation 1348/2000 (zie supra, voetnoot 6), COM(2004)603fin., 5. 80
675 Jura Falconis, Jg. 47, 2010-2011, nummer 4
DE NIEUWE BETEKENINGSVERORDENING: BESTEMMING BEREIKT OF "RETURN TO SENDER"?
eventuele nieuwe wijziging de rechtsbescherming ten aanzien van de aanvrager nog te vergroten door het toepassingsgebied van het tweede lid van art. 9 Bet.-Vo. te veralgemenen en niet langer te beperken tot gevallen waarin er sprake is van een termijn waarbinnen de betekening of kennisgeving moet worden verricht. Overigens hadden onder de oude Bet.-Vo. verscheidene Lidstaten, waaronder België, middels een verklaring bij toepassing van het toenmalige art. 9, derde lid het toepassingsgebied van het tweede lid reeds op dergelijke wijze veralgemeend 83.
4.4 … DOCH WEL BEDACHTZAAM BIJGESTUURD De Europese wetgever heeft dus afgezien van een fundamentele herziening van het mechanisme van de datumbepaling, maar heeft niettemin enkele meer kleinschalige ingrepen doorgevoerd die zeker goedkeuring verdienen. 4.4.1 De afwijkende verklaringen afgeschaft Vooreerst is de afwijkingsmogelijkheid uit het vroegere derde lid van art. 9 verdwenen: de Lidstaten kunnen niet langer verklaren van art. 9 te zullen afwijken84. Het verdwijnen van het “kluwen” van bovendien niet altijd even duidelijke verklaringen zal waarschijnlijk het behoorlijk ingewikkelde systeem toch een tikkeltje doorzichtiger maken. Tegenover die afschaffing staat wel dat in art. 9, tweede lid van de nieuwe Bet.-Vo. de woorden “overeenkomstig het recht van een Lidstaat” zijn toegevoegd. Die verwijzing naar het nationale recht garandeert volgens de Commissie dat het tweede lid alleen zal worden toegepast in de Lidstaten die in hun nationale wetgeving een regeling van dubbele datum hebben opgenomen85. BAMBUST merkt echter terecht op dat het verband tussen die finaliteit en de betreffende toevoeging moeilijk zichtbaar is86. 4.4.2 Het toepassingsgebied van de datumregeling (art. 9, derde lid Bet.-Vo.) Een tweede toe te juichen aanpassing is dat het nieuwe art. 9, derde lid Bet.Vo. de regeling van art. 9 thans uitdrukkelijk van toepassing verklaart op de alternatieve wijzen van verzending en betekening of kennisgeving in de artikelen 12 t.e.m. 15. Daartoe zijn tevens in het eerste lid de woorden “van 83
Eerste bijwerking van de mededelingen van de Lidstaten overeenkomstig artikel 23 van Verordening (EG) nr. 1348/2000 van de Raad van 29 mei 2000 inzake de betekening en de kennisgeving in de Lidstaten van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke of handelszaken, Pb.C. 18 juli 2001, afl. 202, 10. 84 J. ERAUW en H. STORME, Internationaal privaatrecht in Beginselen van Belgisch privaatrecht, Mechelen, Kluwer, 2009, 173. 85 Voorstel voor een Verordening tot wijziging van Verordening 1348/2000 (zie supra, voetnoot 13), COM(2005)305def., 6. 86 I. BAMBUST, “De betekening over de grenzen heen: streven naar rechtszekerheid tussen fictie en werkelijkheid” in M. PERTEGÁS, S. BRIJS en L. SAMYN, Betekenen en uitvoeren over de grenzen heen, Antwerpen, Intersentia, 2008, (1) 26-27 (voetnoot 83).
676 Jura Falconis, Jg.47, 2010-2011, nummer 4
TIM BRIERS
artikel 7” geschrapt87. Tot dusver bestond er op dat vlak grote onduidelijkheid, doordat in de oude Bet.-Vo. voor die betekeningswijzen de datumbepaling niet expliciet geregeld was. De uiteenlopende oplossingen88 die in dat verband in rechtsleer en rechtspraak zijn geformuleerd en toegepast, behoren nu onder de nieuwe Bet.-Vo. gelukkig tot het verleden.
4.5 ART. 30, TWEEDE LID BRUSSEL I-VO.: HET TIJDSTIP WAAROP EEN ZAAK WORDT GEACHT TE ZIJN AANGEBRACHT BIJ EEN GERECHT
De enige datum waaraan de Bet.-Vo. aandacht besteedt, is die waarop de betekening plaatsvindt. Ook andere tijdstippen, die weliswaar rechtstreeks met de betekening in verband staan, doch niet steeds met de datum van betekening samenvallen, kunnen echter juridisch relevant zijn. Een voorbeeld daarvan, dat ook in de nieuwe Bet.-Vo. geen nadere invulling krijgt, hoewel het tot heel wat discussie in de rechtsleer heeft geleid, is het ogenblik waarop een zaak wordt geacht te zijn aangebracht bij een gerecht (art. 30 Brussel I-Vo.89). Voor de toepassing van de regelingen inzake aanhangigheid en samenhang bepaalt art. 30, tweede lid Brussel I-Vo., op autonome wijze90, dat indien het stuk betekend of meegedeeld dient te worden voordat het bij het gerecht wordt ingediend, de zaak wordt geacht bij het gerecht te zijn aangebracht op het tijdstip waarop de autoriteit die verantwoordelijk is voor de betekening of de kennisgeving het stuk ontvangt (mits de eiser vervolgens niet heeft nagelaten te doen wat met het oog op de indiening van het stuk bij het gerecht moest worden gedaan). Wanneer nu toepassing wordt gemaakt van de Bet.-Vo. en meer bepaald van haar hoofdbetekeningswijze (artt. 4 t.e.m. 11), ligt de vraag voor de hand of de ontvangende dan wel de verzendende instantie als “de autoriteit die verantwoordelijk is voor de betekening of de kennisgeving” moet worden beschouwd. Bepaalde rechtsleer veronderstelt dat het om de ontvangende instantie gaat91. Andere auteurs verdedigen dan weer dat het de verzendende instantie is die beoogd wordt. Argumenten die ter ondersteuning 87
Voorstel voor een Verordening tot wijziging van Verordening 1348/2000 (zie supra, voetnoot 13), COM(2005)305def., 5. 88 Voor een overzicht: G. DE LEVAL en M. LEBOIS, “Signifier en Europe sur la base du Règlement 1348/2000; bilan après un an et demi d’application” in I. VEROUGSTRAETE, C. STORCK, G. BRESSELEERS en J. KIRKPATRICK, Imperat lex: liber amicorum Pierre Marchal, Brussel, Larcier, 2003, (261) 273-274; I. BAMBUST, “De betekening over de grenzen heen: streven naar rechtszekerheid tussen fictie en werkelijkheid” in M. PERTEGÁS, S. BRIJS en L. SAMYN, Betekenen en uitvoeren over de grenzen heen, Antwerpen, Intersentia, 2008, (1) 34; I. BAMBUST, “Dwarsdoorsnede van de Betekeningsverordening”,
[email protected] 2004, afl. 3, (70) 76-77; J. ERAUW en H. STORME, Internationaal privaatrecht in Beginselen van Belgisch privaatrecht, Mechelen, Kluwer, 2009, 174-175. 89 Verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad van 22 december 2000 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken, Pb.L. 16 januari 2001, afl. 12, 1, erratum Pb.L. 24 november 2001, afl. 307, 28. 90 G.E. SCHMIDT, “De EEX-Verordening: de volgende stap in het Europese procesrecht”, NIPR 2001, (150) 160. 91 P. VLAS, “Herziening EEX: van verdrag naar verordening”, WPNR 2000, (745) 752.
677 Jura Falconis, Jg. 47, 2010-2011, nummer 4
DE NIEUWE BETEKENINGSVERORDENING: BESTEMMING BEREIKT OF "RETURN TO SENDER"?
van die laatste stelling worden aangehaald zijn ondermeer dat het moment van ontvangst door de ontvangende instantie een vrij willekeurig moment is en dat de strekking van art. 30 Brussel I-Vo. kennelijk is om de zaak als aangebracht bij het gerecht te beschouwen vanaf het ogenblik dat de eiser de eerste stap heeft gezet die voor het starten van de procedure van doorslaggevend belang is92. Het verdient inderdaad de voorkeur om het tijdstip waarop de verzendende instantie het stuk ontvangt, als bepalend te beschouwen. Vanuit het perspectief van de rechtszekerheid dienen immers de rechtsgevolgen van het optreden van de aanvrager zoveel als mogelijk te worden vastgeknoopt aan tijdstippen waarop die laatste een directe invloed kan uitoefenen en die hij of zij zelf kan vaststellen.
5. De kosten van betekening of kennisgeving 5.1 ZEER HOGE EN WEINIG TRANSPARANTE KOSTEN Een belangrijk punt van kritiek in de evaluatie van de toepassing van de eerste Bet.-Vo. betrof de kostenkwestie. Gebleken was dat in bepaalde Lidstaten voor de betekening of kennisgeving van stukken zeer hoge kosten werden aangerekend (meer dan € 15093) en dat bovendien de kosten vaak niet transparant waren (in de zin dat de aanvrager de kosten niet op voorhand kon kennen). Werd in een Lidstaat de betekening verricht door de gerechten, dan maakten die in de praktijk vaak gebruik van de betekening per post en waren bijgevolg aan de betekening weinig of geen kosten verbonden; stonden in een Lidstaat de beoefenaars van een vrij beroep, zoals deurwaarders, in voor de betekening, dan waren daaraan vanzelfsprekend hogere kosten verbonden en werden vaak geen vaste tarieven gehanteerd94.
5.2 EEN VASTE VERGOEDING (ART. 11, TWEEDE LID BET.-VO.) In het licht van het voorgaande en om de toegang tot de rechter te vergemakkelijken95, is in het tweede lid van art. 11 de toevoeging opgenomen dat de kosten voor het optreden van een deurwaarder (of van een overeenkomstig het recht van de aangezochte Lidstaat bevoegde persoon) moeten overeenkomen met een vaste vergoeding, waarvan het bedrag vooraf door de Lidstaat wordt bepaald met inachtneming van de beginselen van G.E. SCHMIDT, “De EEX-Verordening: de volgende stap in het Europese procesrecht”, NIPR 2001, (150) 161; P. DE MEIJ, “Kronieken: supranationaal procesrecht”, TCR 2007, (58) 59-60. 93 Er werd zelfs van een vergoeding van £ 500 (Schotland) melding gemaakt: Study on the application of Regulation 1348/2000 (zie supra, voetnoot 5), http://ec.europa.eu/civiljustice/publications/docs/study_ec1348_2000_en.pdf, 114. 94 Report on the application of Regulation 1348/2000 (zie supra, voetnoot 6), COM(2004)603fin., 5-6; Voorstel voor een Verordening tot wijziging van Verordening 1348/2000 (zie supra, voetnoot 13), COM(2005)305def., 6; X.E. KRAMER, “Naar een effectievere grensoverschrijdende betekening van stukken: de nieuwe Betekeningsverordening”, NTER 2008, (172) 177. 95 Voorstel voor een Verordening tot wijziging van Verordening 1348/2000 (zie supra, voetnoot 13), COM(2005)305def., 6. 92
678 Jura Falconis, Jg.47, 2010-2011, nummer 4
TIM BRIERS
evenredigheid en non-discriminatie. De Lidstaten dienen het bedrag van de vaste vergoedingen aan de Commissie mee te delen. De verplichting van een enkele vaste vergoeding laat evenwel de mogelijkheid onverlet dat de Lidstaten verschillende vergoedingen vaststellen voor verschillende soorten betekening of kennisgeving, voor zover zij de genoemde beginselen in acht nemen96. Wat de evenredigheid van die vaste vergoeding betreft, moet volgens de Commissie rekening worden gehouden met de bestaande vaste vergoedingen voor de betekening of kennisgeving van stukken. Ter illustratie worden de voorbeelden van Frankrijk (€ 69) en de Verenigde Staten ($ 89) aangehaald97.
5.3 EEN GEMISTE KANS: HET TOEPASSINGSGEBIED VAN DE KOSTENREGELING
Met die regeling zullen normaal gezien de variabele en weinig transparante tarieven van deurwaarders tot het verleden behoren en zal een aanvrager op voorhand de kosten kunnen kennen98. Een gemiste kans is echter dat de kostenregeling niet van overeenkomstige toepassing is verklaard op de rechtstreekse betekening in art. 1599. Dat de deurwaarder bij die wijze van betekening een afwijkende rol speelt, vormt alleszins geen overtuigend argument: Lidstaten hadden daaraan immers tegemoet kunnen komen door verschillende vergoedingen vast te stellen voor verschillende soorten betekening, wat art. 11 zoals gezegd nog steeds toelaat100.
6. De alternatieve wijzen van betekening of kennisgeving
verzending
en
6.1 DE BETEKENING OF KENNISGEVING PER POST (ART. 14 BET.-VO.) Onder de vroegere Bet.-Vo. hadden de Lidstaten de mogelijkheid om bij toepassing van het toenmalige art. 14, tweede lid de betekening of kennisgeving per post aan eigen voorwaarden te onderwerpen. Voor die wijze van betekening of kennisgeving golden zodoende in de verschillende Lidstaten uiteenlopende regels101, en er kon niet op een gebruiksvriendelijke manier 96
Considerans 16 Bet.-Vo. (nieuw). Voorstel voor een Verordening tot wijziging van Verordening 1348/2000 (zie supra, voetnoot 13), COM(2005)305def., 6. 98 X.E. KRAMER, “Naar een effectievere grensoverschrijdende betekening van stukken: de nieuwe Betekeningsverordening”, NTER 2008, (172) 177. 99 B. SUJECKI, “Wijziging van de Europese Betekeningsverordening – een stap vooruit!”, NJB 2008, (1169) 1171. 100 X.E. KRAMER, “Naar een effectievere grensoverschrijdende betekening van stukken: de nieuwe Betekeningsverordening”, NTER 2008, (172) 177 (voetnoot 60). 101 Study on the application of Regulation 1348/2000 (zie supra, voetnoot 5), http://ec.europa.eu/civiljustice/publications/docs/study_ec1348_2000_en.pdf, 59-63. 97
679 Jura Falconis, Jg. 47, 2010-2011, nummer 4
DE NIEUWE BETEKENINGSVERORDENING: BESTEMMING BEREIKT OF "RETURN TO SENDER"?
worden vastgesteld welke voorwaarden van toepassing waren in een bepaalde Lidstaat102. In de nieuwe regeling kunnen de Lidstaten niet langer hun eigen voorwaarden stellen. Met het oog op een eenvoudigere toepassing heeft de nieuwe Bet.-Vo. immers een uniform regime geïntroduceerd: de betekening of kennisgeving per post zal nog uitsluitend bij aangetekend schrijven met ontvangstbewijs of op gelijkaardige wijze kunnen worden uitgevoerd. Die regeling gold voorheen reeds in vele Lidstaten en waarborgt met voldoende zekerheid dat de geadresseerde het stuk daadwerkelijk ontvangt en dat er van de ontvangst voldoende bewijs is103. Qua gebruiksgemak en overzichtelijkheid betekent de beschreven wijziging uiteraard een welgekomen vooruitgang. Zie daarnaast over de taalregeling en het recht van ontvangstweigering (zie supra, randnr. 30) en over de datumbepaling (zie supra, randnr. 37).
2 DE RECHTSTREEKSE BETEKENING OF KENNISGEVING (ART. 15 BET.-VO.) Het vroegere art. 15, tweede lid van de eerste Bet.-Vo. bood de Lidstaten de mogelijkheid om de rechtstreekse betekening of kennisgeving door deurwaarders, ambtenaren of andere bevoegde personen in de aangezochte Lidstaat uit te sluiten. Een heel aantal Lidstaten hadden ook daadwerkelijk van die mogelijkheid gebruik gemaakt. In de toelichting bij het eerste wijzigingsvoorstel verkondigde de Commissie echter dat er wat haar betreft geen reden was om belanghebbenden de mogelijkheid van de rechtstreekse betekening te ontzeggen; aangezien volgens haar met die methode de betekening in sommige gevallen nog aanzienlijk kon worden versneld, had zij dan ook initieel de bedoeling om de mogelijkheid tot voorbehoud tegen de rechtstreekse betekening volledig af te schaffen104. Die lovenswaardige intentie van de Commissie is echter niet verwezenlijkt. Terwijl in het eerste wijzigingsvoorstel de mogelijkheid tot voorbehoud nog volledig was verdwenen105, is het in de definitieve versie tot een compromis gekomen106: rechtstreekse betekening is mogelijk, zo stelt het vernieuwde art. 15 Bet.-Vo., indien zij is toegestaan door de wetgeving van de aangezochte Lidstaat. Aldus is in feite via een omweg de mogelijkheid tot voorbehoud toch
102
Report on the application of Regulation 1348/2000 (zie supra, voetnoot 6), COM(2004)603fin., 6-7. 103 Voorstel voor een Verordening tot wijziging van Verordening 1348/2000 (zie supra, voetnoot 13), COM(2005)305def., 6-7. 104 Voorstel voor een Verordening tot wijziging van Verordening 1348/2000 (zie supra, voetnoot 13), COM(2005)305def., 7; M. FREUDENTHAL, “Nieuwe ontwikkelingen in Europese betekening”, Adv.bl. 2005, (745) 746. 105 Voorstel voor een Verordening tot wijziging van Verordening 1348/2000 (zie supra, voetnoot 13), COM(2005)305def., 7 en 12-13. 106 S. BRIJS, “De nieuwe Betekeningsverordening: wat is er veranderd?”, RW 2008-09, (1069) 1071.
680 Jura Falconis, Jg.47, 2010-2011, nummer 4
TIM BRIERS
weer binnen gehaald107. Lidstaten die de rechtstreekse betekening niet wensen te accepteren, kunnen nog “ontsnappen” door aangepaste wetgeving aan te nemen (wat weliswaar omslachtiger is dan het eenvoudig afleggen van een verklaring), zodat valt te vrezen dat in de praktijk de situatie uiteindelijk maar weinig zal veranderen108. Zie daarnaast over de taalregeling en het recht van ontvangstweigering (zie supra, randnr. 30), over de datumbepaling (zie supra, randnr. 37) en over de kosten van betekening of kennisgeving (zie supra, randnr. 41).
6.3 DE VERHOUDING TUSSEN DE BETEKENING PER POST EN DE RECHTSTREEKSE BETEKENING
De verhouding tussen de verschillende wijzen van betekening in de Bet.-Vo. is het voorwerp van heel wat discussie geweest. Over de manier waarop de betekening via de decentrale instanties conform de artikelen 4 t.e.m. 11 en de betekening per post zich tot elkaar verhouden, heeft het Hof van Justitie reeds uitsluitsel gegeven in het Plumex-arrest109: er bestaat tussen beide wijzen van betekening geen rangorde en bij cumulatie dient de datum in aanmerking te worden genomen van de eerste geldig verrichte betekening. Een andere verhouding waarover fel is geredetwist en nog steeds geen overeenstemming is bereikt, is die tussen de betekening per post en de rechtstreekse betekening. Aangezien de oorsprong van de discussie is gelegen in het Duitse voorbehoud tegen de rechtstreekse betekening, heeft de Europese wetgever, door zoals gezien dergelijk voorbehoud langs een omweg toch nog toe te laten (zie supra, randnr. 45), de kans laten liggen om aan die controverse haar bestaansreden te ontnemen. Overeenkomstig het toenmalige art. 15, tweede lid van de eerste Bet.-Vo. hadden de Lidstaten de mogelijkheid om zich tegen de toepassing van de rechtstreekse betekening te verzetten (zie supra, randnr. 44). Duitsland had van die mogelijkheid gebruik gemaakt. De betekening per post moest daarentegen in alle Lidstaten verplicht mogelijk zijn; de Lidstaten konden aan die betekening enkel voorwaarden opleggen (zie supra, randnr. 42). Die situatie heeft, meer bepaald in Duitsland, aanleiding gegeven tot de vraag of een betekening uitgevoerd door een advocaat of een deurwaarder door middel van een aangetekende brief moet worden beschouwd als een betekening per post dan wel een rechtstreekse betekening (waartegen Duitsland zich dus had verzet). Anders geformuleerd luidt de vraag als volgt: handelt art. 14 Bet.-Vo. enkel over door het gerecht uitgevoerde verzendingen of kan die vorm van X.E. KRAMER, “Naar een effectievere grensoverschrijdende betekening van stukken: de nieuwe Betekeningsverordening”, NTER 2008, (172) 177. 108 S. BRIJS, “De nieuwe Betekeningsverordening: wat is er veranderd?”, RW 2008-09, (1069) 1071. 109 HvJ C-473/04, Plumex v. Young Sports NV, Jur. 2006, I, 1417; M. FREUDENTHAL, Schets van het Europees civiel procesrecht, Deventer, Kluwer, 2007, 123. 107
681 Jura Falconis, Jg. 47, 2010-2011, nummer 4
DE NIEUWE BETEKENINGSVERORDENING: BESTEMMING BEREIKT OF "RETURN TO SENDER"?
betekening daarentegen ook worden uitgevoerd door een advocaat of een gerechtsdeurwaarder110? Bepaalde rechtsleer heeft uit het gebruik van het woord “Lidstaat” in art. 14 (i.t.t. “belanghebbende” in art. 15) afgeleid dat enkel een ambtshalve betekening als een betekening per post in de zin van art. 14 kan worden beschouwd. Een betekening uitgevoerd door een advocaat of een gerechtsdeurwaarder door middel van een aangetekende brief, zou dan niet als een betekening per post overeenkomstig art. 14 moeten worden beschouwd, maar als een rechtstreekse betekening in de zin van art. 15 111. Het Landgericht van Trier heeft een oordeel in die zin uitgesproken 112. Andere auteurs wijzen die opvatting echter met recht en reden van de hand. Zij wijzen er terecht op dat volgens de zojuist beschreven benadering in de Lidstaten die geen ambtshalve betekening kennen, nooit gebruik zou kunnen worden gemaakt van een betekening per post conform art. 14; die Lidstaten zouden zodoende benadeeld worden ten opzichte van Lidstaten die wel een ambtshalve betekening in hun burgerlijk procesrecht kennen113. Derhalve moet een betekening per post in de zin van art. 14 door een deurwaarder of een advocaat mogelijk worden geacht114. Tot die conclusie is ook het Oberlandesgericht van Keulen gekomen115.
7 Slotsom De nieuwe Bet.-Vo. kan bezwaarlijk revolutionair worden genoemd, doch heeft ontegensprekelijk op een aantal domeinen adequaat aan de tekortkomingen van de eerste Bet.-Vo. verholpen. Goedkeuring verdienen in het bijzonder de versoepeling van de taalvereisten, de kostenregeling, het uniforme regime voor de betekening per post, de uitdrukkelijke regeling van de gevolgen van een ontvangstweigering, het verdwijnen van de mogelijkheid tot afwijkende verklaringen bij art. 9 en de uitbreiding van het toepassingsgebied van de artikelen 8 en 9 tot de alternatieve wijzen van betekening. Op een aantal andere punten moet de nieuwe regeling echter B. SUJECKI, “Nieuwe ontwikkelingen op het gebied van de betekening van gerechtelijke stukken in de Europese Unie”, NIPR 2007, (229) 231-232. 111 M. DE LIND VAN WIJNGAARDEN-MAACK, “Internationale Zustellung nach der EuZVO und internationale Zuständigkeit bei Klage auf Feststellung des Nichtbestehens eines Exklusivvertriebsvertrages”, IPRax 2004, (212) 215; H. SCHMIDT, “Parteizustellung im Ausland durch Einschreiben mit Rückschein – ein gangbarer Weg?”, IPRax 2004, (13) 15. 112 LG Trier 17 oktober 2002, IPRax 2004, 249. 113 B. SUJECKI, “Nieuwe ontwikkelingen op het gebied van de betekening van gerechtelijke stukken in de Europese Unie”, NIPR 2007, (229) 231-232; B. HESS, “Noch einmal: Direktzustellungen nach Art. 14 EuZVO”, NJW 2004, (3301) 3302. 114 Over de vraag wie dan specifiek bevoegd is om een dergelijke betekening per post conform art. 14 uit te voeren: B. SUJECKI, “Nieuwe ontwikkelingen op het gebied van de betekening van gerechtelijke stukken in de Europese Unie”, NIPR 2007, (229) 232 en de aldaar aangehaalde bronnen. 115 OLG Keulen 8 september 2003, IPRax 2004, 521. 110
682 Jura Falconis, Jg.47, 2010-2011, nummer 4
TIM BRIERS
beschouwd worden als een gemiste kans (o.a. de niet-toepasselijkheid van de kostenregeling op de rechtstreekse betekening en het voorbehoud tegen art. 15 dat langs een omweg mogelijk blijft), en bovendien moet worden afgewacht of sommige nieuwigheden, zoals de maximumtermijn van een maand waarbinnen betekening moet geschieden, wel het beoogde resultaat zullen teweegbrengen. De nieuwe Bet.-Vo. kan zodoende als een zinvolle stap in de richting van een Europese justitiële ruimte worden beschouwd, maar mocht de Europese wetgever menen dat met de tweede Bet.-Vo. finaal de laatste letter van het Europese betekeningsrecht is neergeschreven, dan zou dat getuigen van misplaatste zelfgenoegzaamheid.
683 Jura Falconis, Jg. 47, 2010-2011, nummer 4