De reis en de bestemming Op weg naar een professioneel statuut in het voortgezet onderwijs
De opbrengst van discussiebijeenkomsten over professionele ruimte in het vo
Januari 2011
De reis en de bestemming Op weg naar een professioneel statuut in het voortgezet onderwijs Sociale partners in het vo hebben eind 2009 aan het SBO gevraagd om door een inhoudelijke bijdrage en door de organisatie van een aantal bijeenkomsten mee te werken aan de discussie over de professionele ruimte als basis voor de ontwikkeling van het professioneel statuut voor het vo. Om aan die vraag te voldoen heeft het SBO in de periode van april tot oktober 2010 negen discussiebijeenkomsten op scholen in het vo georganiseerd. Dit rapport bevat de opbrengst van deze bijeenkomsten. Tijdens een van de discussiebijeenkomsten zei een leraar dat het proces om tot afspraken over professionele ruimte te komen misschien wel het belangrijkste is. Dat klinkt als het gezegde: ‘De reis is belangrijker dan de bestemming’. De bestemming, het doel van de discussie, is natuurlijk van groot belang: het creëren van professionele ruimte voor leraren in het belang van de kwaliteit van het onderwijs. Met dat doel voor ogen hebben sociale partners met elkaar de afspraak gemaakt om een professioneel statuut op te stellen. Niettemin hebben de discussiebijeenkomsten juist het belang aangetoond van de reis naar de bestemming. Professionele ruimte is in de beleving van leraren geen statisch gegeven. Onderwijsontwikkelingen, professionalisering, veranderingen in de maatschappelijke omgeving, het zijn factoren die het onderwijs en de school beïnvloeden. De professionals die met elkaar de school maken zullen voortdurend met elkaar in dialoog zijn over de wijze waarop zij hun verantwoordelijkheden (willen) vervullen en op genoemde factoren willen inspelen. Een professioneel statuut wordt vooral gezien als een stimulans, een kader voor de dialoog die tussen betrokkenen op een school moet worden gevoerd. Dat is een van de belangrijkste lessen uit deze bijeenkomsten: het samen en in dialoog met elkaar werken aan goed onderwijs, is een van de hoofdbestanddelen van professionele ruimte. In die zin is de reis belangrijker dan de bestemming. De dialoog komt op gang, is nog lang niet afgerond en kan een krachtige impuls gebruiken. Tom Fluitsma Projectleider
1
2
Inhoud
Bladzijde
Voorwoord Hoofdstuk 1
1 De opbrengst van de discussiebijeenkomsten
5
1.1
Berichten uit open space
5
1.2
Bouwstenen voor een professioneel statuut
7
Hoofdstuk 2
Bouwen aan professionele ruimte: advies voor voortzetting van dit traject
11
Hoofdstuk 3
Projectrapportage
13
Bijlage 1: Thematische samenvatting van de inhoud van de discussiebijeenkomsten
17
Bijlage 2: Gegevens deelnemende scholen
24
Bijlage 3: De werkvorm 'Open space'
25
Leeswijzer Hoofdstuk 1: hier vindt de lezer de opbrengst van de discussiebijeenkomsten. Hoofdstuk 2: voorstellen voor vervolg van de discussie over professionele ruimte in het vo. Hoofdstuk 3: hierin wordt verantwoording afgelegd over de organisatie en uitvoering van dit project. In de bijlagen wordt: 1. een thematische samenvatting gegeven van de gesprekken op scholen; 2. een overzicht gegeven van de scholen die hebben deelgenomen; 3. een toelichting gegeven op de werkvorm ‘Open Space’.
3
4
Hoofdstuk 1
De opbrengst van negen discussiebijeenkomsten
Tussen half april en half oktober 2010 vonden negen bijeenkomsten plaats op scholen in het vo. 1 ‘Open space’ bood ruimte aan de deelnemers om op hun eigen wijze met elkaar te spreken over het thema professionele ruimte. Dit hoofdstuk bevat de opbrengst van de discussiebijeenkomsten.
1.1
Berichten uit open space
In deze paragraaf geven wij, als organisatoren van de discussiebijeenkomsten, enkele eigen impressies en bevindingen weer uit de voorbereiding en uitvoering van de bijeenkomsten. De discussiebijeenkomsten waren zeer welkom Het initiatief voor de bijeenkomsten werd door de deelnemende scholen verwelkomd. De deelnemers grepen de bijeenkomst aan om in gesprek te gaan over professionalisering en professionele ruimte. Voor sommige scholen was de bijeenkomst het startpunt voor discussie met de intentie om die daarna voort te zetten. Voor andere scholen paste de bijeenkomst in een al lopende discussie over professionalisering. In alle gevallen was er grote bereidheid om de discussie aan te gaan. Verrassend was dat deelnemers vaak aangaven dit soort bijeenkomsten en gesprekken te missen en vaker te willen hebben. Kennelijk vindt dit soort gesprekken te weinig plaats; er is wel regelmatig overleg, maar dat gaat vooral over ‘regelzaken’. De discussiebijeenkomsten hebben de (vak)inhoudelijke dialoog op deelnemende scholen goed op gang gebracht en er is grote behoefte om die dialoog voort te zetten. Open Space biedt (professionele) ruimte In de voorbereiding van dit project werd bewust gekozen voor de werkvorm 'Open Space'. Deze werkvorm biedt ruimte voor een open gesprek binnen een duidelijke structuur. Dat past precies bij het thema 'Professionele ruimte': ruimte voor professionals binnen een kader. Het is een goede keuze geweest, de werkwijze werd gewaardeerd, juist omdat deze de deelnemers stimuleerde om zelf de rol van eigenaar van de bijeenkomst en het thema op zich te nemen. Zij hebben de ‘open space’ graag benut om hun professionele ruimte te verkennen. Opvallend was het plezier waarmee zij aan de bijeenkomsten deelnamen. Het smaakt naar meer. De discussie is op gang en nog lang niet af Zoals gezegd was de discussiebijeenkomst soms startpunt van het gesprek op school en soms een stap in een al (door)lopend traject van vormgeving van professionalisering. Wat de stand van de discussie over professionele ruimte betreft viel ons op dat er ruwweg drie fasen herkenbaar zijn: a. Sommige scholen maken voor het eerst kennis met het begrip, geven er betekenis aan en maken het zich daardoor eigen. b. Andere scholen zijn bezig het begrip uit te werken, experimenteren en onderzoeken wat het kan opleveren en creëren op die manier daadwerkelijk professionele ruimte. c. Op weer andere scholen is er al een behoorlijke mate van helderheid over het idee van professionele ruimte en de rol en verantwoordelijkheid van alle betrokkenen; er is een cultuur van dialoog, feedback geven aan elkaar en verantwoording afleggen. Er wordt gewerkt aan randvoorwaarden en borging, de benodigde infrastructuur voor professionele ruimte. De fase waarin een school verkeert was herkenbaar aan het verloop van het gesprek. Soms waren er veel vragen en werd meer nadruk gelegd op grenzen en belemmeringen dan op initiatieven en oplossingen (fase a) . Tijdens andere bijeenkomsten gaven leraren betekenis aan professionele ruimte door concrete zaken en ervaringen in hun dagelijkse praktijk te schetsen (fase b). Er kwamen
1
Open Space werd als (werk)conferentiemodel ontwikkeld door Harrison Owen uit de VS. Zie bijlage 3.
5
tijdens de gesprekken ook voorbeelden op tafel van concrete en heldere invulling en benutting van professionele ruimte of van werkafspraken die dat bevorderen (fase 3). Het kan scholen steunen om hun eigen gesprek over professionele ruimte te voeren als deze drie herkenbare fasen verder worden uitgewerkt. Daarvoor is in paragraaf 2.2 (hoofdstuk 2) bij de toolkit het idee van een te ontwikkelen ‘ruimtemeter’ opgenomen: een hulpmiddel om te herkennen in welke fase je als school bent en aanknopingspunten te vinden hoe je professionele ruimte op je school verder kunt ontwikkelen. Getalsmatig was het ‘bereik’ van de discussiebijeenkomsten beperkt. Bij een aantal bijeenkomsten was één school betrokken. Aan enkele bijeenkomsten namen deelnemers van meerdere scholen van één onderwijsinstelling deel; dat geldt in het bijzonder voor twee regionale bijeenkomsten waaraan teamleden van alle 35 scholen van OMO deelnamen. Het bereik van de bijeenkomsten komt neer op bijna 50 van de 650 scholen in het vo. Kortom: zowel inhoudelijk als qua aantal scholen was deze serie bijeenkomsten een begin. Afgaand op de stemming onder de deelnemers is het de moeite waard om de discussie ook op de 600 andere vo-scholen te voeren. Regels, maar vooral inspiratie Tijdens de discussiebijeenkomsten kwam af en toe de behoefte naar voren aan regels om professionele ruimte te kunnen ‘omheinen’: een hek erom, zodat niemand op je erf kan komen. Dit illustreert dat het creëren en benutten van professionele ruimte geen vanzelfsprekende en makkelijke zaak is. Leraren voelen zich soms beperkt in de ruimte om hun vak goed uit te oefenen door druk ‘van buiten’. Soms is dat de druk van bestuur en management die, naar de beleving van leraren, een te groot stempel op het onderwijs drukken. Soms is het druk die echt van buiten komt door regelgeving of bekostigingsstelsel. De neiging om dan een hek om je erf te zetten is begrijpelijk. De vraag is of het ook effectief is. De behoefte aan (meer) onderlinge betrokkenheid en samen werken aan een goede school lijkt groter dan de behoefte aan een ‘omheind erf’. De overheersende mening tijdens de discussiebijeenkomsten was dat het aan leraren zelf is om hun professionele rol verder te ontwikkelen en te versterken en zo de ruimte te creëren en in te nemen die daarbij hoort. Een hek is dan niet meer nodig. Dat geldt op schoolniveau en ook daarbuiten in landelijke discussies, zoals de ontwikkeling van een beroepsvereniging en een register. Meer dan aan regelgeving is daarbij behoefte aan inspiratie en goede voorbeelden. Onderwijs geven doe je met elkaar, maar dat is nog wennen Tijdens de bijeenkomsten bleek het besef sterk aanwezig te zijn dat je onderwijs geven met elkaar 2 doet. In de praktijk is dit echter nog onderontwikkeld. Dat bleek ook uit de nulmeting over
2
ResearchNed, De zeggenschap van leraren, Nulmeting in het po, vo, mbo en hbo, 2009, Nijmegen.
6
zeggenschap die het ministerie van OCW in 2009 liet uitvoeren: leraren voelen zich wel in hoge mate betrokken bij wat er op school speelt, maar vermijden bijna allemaal gesprekken met elkaar over onderwijsinhoudelijke zaken. Deelnemers namen enthousiast en met plezier aan de discussiebijeenkomsten deel; zij vonden het merkbaar onwennig om zo met elkaar over hun vak te praten. Zij gaven aan dat de ruimte voor dit soort gesprekken vaak beperkt is, terwijl zij wel behoefte hebben aan meer overleg en afstemming over onderwijsinhoud, omgangsvormen en regels op school. Er waren enthousiaste initiatiefnemers, die het heft in eigen handen namen, maar er was ook de neiging om 'naar boven' te kijken als het ging om initiatieven. Waar gaat het om: de reis of de bestemming? 'Misschien is het proces om tot afspraken over professionele ruimte te komen wel het belangrijkste'. Het verloop van de bijeenkomsten illustreert hoe raak die opmerking is. De deelnemers zien een professioneel statuut en professionele ruimte niet als doel op zich. Het is een manier om een doel te bereiken: goed onderwijs voor je leerlingen. Dat vraagt om een (werk)proces waarin alle betrokkenen samen werken aan kwaliteit, steeds opnieuw aandacht besteden aan hun onderlinge rolverdeling, de verdeling van zeggenschap en verantwoordelijkheden, de onderlinge verantwoording. Professioneel zijn ‘in je eentje’ levert niet veel op. Professional zijn krijgt juist in samenwerking betekenis: in dialoog zijn met andere professionals en met leidinggevenden, reflectie op de uitoefening van je vak, feedback geven en krijgen. Een professioneel statuut moet inspiratie en een handvat bieden voor zo'n dialoog. Om op de gewenste bestemming te komen is het goed de route te markeren met wegwijzers: doelen, gewenste resultaten en evaluatiemomenten. De reis, de dialoog, het proces van samenwerken is de essentie van professionele ruimte. Een rol voor sociale partners op landelijk niveau Deelnemers aan de bijeenkomsten zagen professionele ruimte vooral als een zaak van de schoolorganisatie. Zij bespraken echter ook wat er landelijk zou moeten gebeuren om versterking van professionele ruimte van leraren op school mogelijk te maken. Een van de opvallendste punten was de behoefte aan continuïteit en stabiliteit in landelijke wet- en regelgeving. Leraren hebben in de afgelopen decennia te maken gehad met een aantal ingrijpende stelselwijzigingen en veranderingen in bekostiging en wetgeving. De veranderingen hebben geleid tot schaalvergroting en een sterkere rol van besturen en managers van onderwijsinstellingen. In het onderwijsveld zijn deze ontwikkelingen niet als samenhangende en logisch doorlopende lijn ervaren. Leraren ervaren dit als last en beperking in de uitoefening van hun vak. Naar hun idee kan het hun professionele ruimte ten goede komen als er continuïteit zit in het beleid en het stelsel van bekostiging die op landelijk niveau worden vastgesteld. Zij zien een rol voor sociale partners om zich in te spannen om die continuïteit te bevorderen.
1.2
Bouwstenen voor een professioneel statuut
De deelnemers aan de discussiebijeenkomsten kozen zelf de onderwerpen en thema’s die voor hen te maken hebben met professionele ruimte. De inhoud van hun gesprekken is in de vorm van quotes en gespreksnotities thematisch samengevat in bijlage 1. De meest opvallende conclusies voor de vormgeving van professionele ruimte staan hieronder beschreven in drie thema’s. a. Kwaliteit van het onderwijs: professional zijn en blijven In de brochure voor de discussiebijeenkomsten gaan de eerste twee thema's over de leraar als professional, de noodzaak professional te blijven en de professionele ruimte die een leraar daarvoor nodig heeft. Uit de discussiebijeenkomsten blijkt dat leraren zich realiseren dat het belangrijk is voor hun positie en hun professionele ruimte dat zij beschikken over heldere en goed uitgewerkte opvattingen over hun vak en hun beroep. Tegelijk groeit het besef dat er in dat opzicht nog een flinke weg te gaan is. Dat geldt voor de individuele leraar en voor leraren als beroepsgroep. 7
Onderwijsvisie Uit de bijeenkomsten kwam naar voren dat een onderwijsvisie uitgangspunt moet zijn. Dat geldt op schoolniveau voor een visie die richting geeft aan de ontwikkeling van de kwaliteit van de school. Voor de leraar zelf zijn een onderwijsvisie en een helder beroepsprofiel start- en ijkpunt voor professionele ruimte. Het is een persoonlijke zaak van de leraar die zijn eigen waarden en beroepsopvattingen heeft en een zaak van leraren als beroepsgroep die het beroep gezicht en profiel geven. Bekwaam blijven: ontwikkeling eigen professionaliteit en meer leren van elkaar Voor leraren is het duidelijk dat het bij hun vak hoort om hun eigen professionaliteit te blijven ontwikkelen. Dat geldt voor het eigen vak en voor de didactische kant van het beroep. Zij zijn zich ervan bewust dat zij veel van elkaar kunnen leren en dat veel meer moeten doen. Dat begint met nieuwe leraren die steun van hun organisatie en collega’s nodig hebben om thuis te raken in het vak en zich verder te ontwikkelen. Van elkaar leren betekent bij elkaar in de klas kijken, ervaring en kennis uitwisselen, ontwikkeling stimuleren door reflectie en intervisie. Dit stimuleert reflectie van leraren op hun eigen lespraktijk. Op deze manier leren leraren elkaars kwaliteiten en capaciteiten kennen en kunnen ze die optimaal benutten. Een professionele school biedt een kader en voldoende faciliteiten om scholing en ontwikkeling te stimuleren. Leraren geven aan dat dit leerproces versterkt moet worden. Enerzijds door versterking van de school als leeromgeving met de benodigde faciliteiten en middelen, anderzijds door zelf actiever en intensiever de aanwezige mogelijkheden en faciliteiten te benutten. b. Doorbraak gewenst: onderwijs doe je samen Hier komen twee thema’s samen uit de brochure voor de discussiebijeenkomsten: de leraar en zijn team en leiding geven in het onderwijs. Uit de bijeenkomsten is af te leiden dat het besef doordringt dat er een doorbraak nodig is om van persoonlijke professionaliteit (de leraar als vakman/vakvrouw voor de klas) te komen tot professioneel teamwerk en een professionele school. Een doorbraak, omdat ‘onderwijs doe je samen’ wel met de mond wordt beleden, maar lang niet altijd in praktijk wordt gebracht. Illustratie daarvan is dat deelnemers aangaven dat de discussiebijeenkomst zelf al bijzonder en uniek was. Samenwerking, vertrouwen en dialoog versterken Wat is professionele ruimte, hoe creëer je die? Een uitspraak tijdens een van de discussiebijeenkomsten: 'Professionele ruimte draag je bij je, die is niet in te kaderen'. Alle actoren in een onderwijsinstelling maken met elkaar de school tot een goede school. Er is behoefte aan bestuur en management die een duidelijk kader scheppen en voorwaarden creëren waarin goed onderwijs gegeven kan worden. Dat schept ruimte voor leraren. Professionele leraren benutten deze ruimte om zich in hun vak te ontplooien. Op deze manier wordt het creëren van professionele ruimte een proces van samenwerking, vertrouwen in elkaars vakbekwaamheid en dialoog. Wat kun je zelf doen? Waar heb je anderen nodig? Dat proces moet gestimuleerd en versterkt worden.
8
Verantwoordelijkheid en verantwoording afleggen 'Onderwijs doe je samen' betekent ook samen verantwoordelijkheid dragen. Leraren dragen persoonlijk verantwoordelijkheid voor het onderwijs dat zij geven en gezamenlijk met collega’s voor wat zij in teamverband doen. Vanuit hun gezamenlijke verantwoordelijkheid willen leraren bijdragen aan de onderwijsvisie en de didactisch-pedagogische aanpak van hun organisatie. Er is sterke behoefte om ook/meer verantwoordelijkheid te dragen voor en zeggenschap te hebben over kwaliteitszorg, kwaliteitsmeting en toetsing. Leraren beseffen dat het voor het creëren van een goede school belangrijk is dat alle betrokkenen elkaar informeren over wat zij doen en dat zij over de wijze waarop zij hun visie en hun aanpak in praktijk brengen verantwoording afleggen. Versterking teamwerk Onderwijs geven is teamwerk. In de klas doe je het zelf. Om dat goed te kunnen doen is meer overleg met collega’s vereist. Teamwerk betekent met elkaar werken aan de vakinhoud en over de grenzen van je eigen vak met elkaar een didactisch-pedagogische aanpak creëren. Daarbij hoort ook het maken en handhaven van regels en afspraken. Afstemming en uitwisseling van kennis en ervaring is nodig, in het bijzonder voor onderwijs aan zorgleerlingen. Twee weten meer dan één: samenwerken kan ook tot slimmer werken en een vernieuwende aanpak leiden. Dienend leiderschap Leiding geven op een school moet ten dienste staan van goed onderwijs. Er is behoefte aan leidinggevenden die een duidelijk kader en adequate voorwaarden scheppen waarbinnen leraren dat onderwijs kunnen bieden. Leidinggevenden zijn zichtbaar in de klas, op de werkvloer, informeren hun teamleden en luisteren naar hen; zij kennen hun mensen, hebben vertrouwen in hun professionaliteit en ondersteunen hen in de uitoefening van hun vak en in hun ontwikkeling. Persoonlijke betrokkenheid Er is behoefte aan meer persoonlijke betrokkenheid. ‘Contact vóór contract’. Leraren willen gehoord en gezien worden. Dat betekent ook: van elkaar weten welke kwaliteiten en ervaring je in huis hebt die benut kunnen worden voor goed onderwijs. Uitwisseling van kennis en ervaring kan nieuwe collega's beter op weg helpen en kan ervaren collega's inspireren door elan en input van nieuwkomers.
"Wat je kunt zeggen hoef je niet te mailen"
c. Organisatie, faciliteiten en middelen: kwaliteit van de fysieke ruimte Een van de opvallendste gespreksonderwerpen was de fysieke ruimte, een deelaspect van thema 5 uit de brochure, de leraar en zijn organisatie. Opvallend, niet omdat dit onderwerp nooit besproken wordt, maar omdat leraren het direct in verband brachten met professionele ruimte. De kwaliteit van de lerarenkamer, de beschikbaarheid van ruimte voor gesprekken met elkaar, met leerlingen en ouders, de faciliteiten in en rond de klas, het zijn factoren die direct invloed uitoefenen op de manier waarop je je vak als leraar kunt uitoefenen, op je professionele ruimte. Leraren willen daarom ook meer zeggenschap over de inrichting en kwaliteit van de fysieke ruimte.
De kwaliteit en inrichting van de fysieke ruimte is medebepalend voor de kwaliteit van onderwijs en de ruimte voor leraren om hun vak uit te oefenen. Dit geldt ook voor hardware en software op ict-gebied
9
en andere middelen. Om professioneel te kunnen werken moeten dergelijke materiële voorwaarden in orde zijn. Leraren zijn zich bewust van het feit dat elke schoolorganisatie beperkingen kent in beschikbare ruimte, tijd en geld. Professionele ruimte betekent voor hen ook dat zij inzicht krijgen in de planning en inzet van middelen en dat zij daarop invloed kunnen uitoefenen waar die middelen het onderwijskundig beleid raken. In dit kader zijn ook de 'hardere' kanten van de schoolorganisatie van belang. De docent-leerlingratio en de klassengrootte worden weliswaar in belangrijke mate door externe factoren bepaald, maar leraren hechten er belang aan om, waar mogelijk, daarop vanuit onderwijskundige en didactische opvattingen invloed uit te oefenen. Voor de opzet van het taakbeleid en projecten binnen scholen is behoefte aan een meer resultaatgerichte aanpak. Geen 'pakketje' taakuren voor iedereen en dan zien wie wat doet, maar meer 'aanbesteden': een duidelijk doel, een beschikbaar budget en dan opdracht verlenen aan een medewerker die de verantwoordelijkheid voor taak of project wil en kan dragen.
10
Hoofdstuk 2
Bouwen aan professionele ruimte
Advies voor voortzetting van dit traject Zoals uit hoofdstuk 1 blijkt maken de opbrengst en het verloop van de bijeenkomsten het zeer de moeite waard er een vervolg aan te geven. In een deel van de sector staat de discussie over vormgeving van professionele ruimte nog te beginnen. Scholen hebben aangegeven een professioneel statuut te zien als een inspirerend kader en hulpmiddel voor een dialoog over dit onderwerp. Daarom adviseren wij om deze ontwikkeling krachtig voort te zetten. Aandachtspunt is om aan te sluiten bij of af te stemmen met andere initiatieven en activiteiten, zowel van scholen zelf, als van organisaties als de Stichting Beroepskwaliteit Leraren (SBL). Voor de verdere route naar een professioneel statuut doen wij onderstaande voorstellen. 2.1
Hoe ziet een professioneel statuut voor het vo er uit?
In de aanloop naar de discussiebijeenkomsten voerden wij een korte verkenning uit naar vorm en inhoud van professionele statuten. Dit leverde een beeld op van een verscheidenheid aan professionele statuten die zich onderscheiden in vorm en status. Soms zijn het gedragsregels die van bovenaf worden opgelegd en gehandhaafd. Soms is het een beroepscode die door een beroepsgroep zelf werd ontwikkeld en wordt bewaakt. In deze laatste vorm komt zo’n statuut bijvoorbeeld in het onderwijs in andere landen wel voor, inclusief een ‘board’ waar leraren ter verantwoording kunnen worden geroepen. In Nederland kent het mbo een professioneel statuut dat in eerste instantie bedoeld is om bevoegdheden van de MR te borgen bij de invoering van de Wet op de ondernemingsraden in deze sector. Dit statuut heeft -mede door de aanleiding voor het opstellen ervan- een sterk regulerend karakter. Aansluitend daarop komt in het mbo nu het gesprek op gang om dit statuut te gebruiken als instrument om professionele ruimte van leraren te waarborgen. In het hbo hebben sociale partners een dialoog over het thema professionele ruimte op gang gebracht. In die sector geeft elke hboinstelling zelf hieraan vorm. In de vo-sector ontwikkelde de AOb enige jaren geleden een model voor een professioneel statuut. Dit model heeft een verkennend karakter en was er vooral op gericht om het onderwerp op de agenda te zetten. Sommige scholen of onderwijsorganisaties werken zelf aan een professioneel statuut. De Reformatorische Maatschappelijke Unie ontwikkelde bijvoorbeeld een conceptstatuut voor (reformatorische) scholen in het vo. Dit concept gaat uit van een statuut dat professionele ruimte biedt en borgt door kaders te stellen voor medezeggenschap over en de invulling van die ruimte. In de Tweede Kamer is op dit moment het wetsvoorstel ‘versterking positie leraren’ in behandeling. In dit wetsvoorstel wordt het zwaartepunt voor het creëren van professionele ruimte en zeggenschap voor leraren binnen de school gelegd. Het bevoegd gezag maakt daarover afspraken met leraren op een bij de school passende wijze en daarbij kunnen betrokkenen gebruik maken van een sectoraal professioneel statuut. De opbrengst van de negen discussiebijeenkomsten in combinatie met de korte verkenning naar vorm en inhoud van professionele statuten leidt tot de conclusie: Een professioneel statuut dat inspiratie biedt en goede aanknopingspunten biedt om op scholen vorm te geven aan professionele ruimte sluit het beste aan bij de behoefte in het vo. Het wetsvoorstel ‘versterking positie leraren’ laat sociale partners de ruimte om op die manier de afspraken in het Convenant LeerKracht uit te werken.
11
2.2
De reis is belangrijker dan de bestemming
Op de 50 scholen die bij de discussiebijeenkomsten betrokken waren is de discussie over professionele ruimte gestart. Het onderwerp gaat echter elke school en elke leraar aan. Ons voorstel is daarom om het gesprek in het vo verder op gang te brengen en te intensiveren. Een inhoudelijke stimulans daarvoor is de bundeling van de opbrengst van de discussiebijeenkomsten in een document dat andere scholen weer inspireert om de discussie aan te gaan. Een praktische stimulans is het bieden van faciliteiten. Hieronder doen wij een aantal concrete suggesties voor de wijze waarop dat kan gebeuren. Direct vervolg op de bijeenkomsten Wij stellen voor op korte termijn een klankbordbijeenkomst met enkele mensen van elk van de negen bijeenkomsten te organiseren. Zo'n bijeenkomst leent zich goed om de eerste reactie van sociale partners op de opbrengst van de bijeenkomsten te toetsen en met betrokkenen te bespreken hoe sociale partners de discussie over professionele ruimte en de ontwikkeling van een professioneel statuut verder willen brengen. Deze 'koplopers' kunnen ook actief bij het vervolg betrokken worden. Inhoudelijke stimulans Als inhoudelijke stimulans voor het gesprek op scholen stellen wij voor de opbrengst van de bijeenkomsten te verwerken in een brochure. Dit kan een herziene en geactualiseerde versie zijn van de brochure die voor de discussiebijeenkomsten werd gebruikt. Een toolkit met faciliteiten Als praktische stimulans voor het gesprek over professionele ruimte in de vo-sector stellen wij voor een aantal faciliteiten te bieden: - Posters, een flyer, een filmpje om mensen voor het onderwerp en de discussie te interesseren. - Een ‘ruimtemeter’. Een scan waarmee mensen op een school aan de hand van een aantal vragen en antwoorden zich een beeld kunnen vormen van de professionele ruimte binnen hun organisatie. Een hulpmiddel om het thema concreet te maken en aanknopingspunten voor gesprek te vinden. - Een brochure met werkvormen, zoals Open Space, World Café, die mensen op scholen kunnen gebruiken om het gesprek met elkaar aan te gaan. - Workshops/trainingen voor gespreksleiders/procesbegeleiders die de scholen kunnen ondersteunen om de discussie op gang te brengen en vorm te geven. - Een pool van gespreksleiders, procesbegeleiders, waarop scholen naar behoefte een beroep kunnen doen. - Een stimuleringsbudget, bijvoorbeeld om (een deel van) de kosten van het inschakelen van een gespreksleider te bekostigen of om genoemde workshop/training mogelijk te maken. - De opzet en ondersteuning van een netwerk van scholen en leraren die met elkaar kennis en ervaring uitwisselen over de vormgeving van professionele ruimte. - Ervaringen in het vo met dit thema verwerken in educatief materiaal voor opleiding en bijscholing van schoolleiders en leraren.
12
Hoofdstuk 3
Projectrapportage
3.1 Opdracht Sociale partners hebben eind 2009 aan het SBO gevraagd om, door een inhoudelijke bijdrage en door de organisatie van een aantal bijeenkomsten, mee te werken aan de discussie over professionele ruimte als basis voor de ontwikkeling van een professioneel statuut voor het vo. Om aan die vraag te voldoen heeft het SBO op zich genomen: De inhoudelijke medewerking aan en coördinatie van de totstandkoming van een introductiepaper. De organisatie en inhoudelijke voorbereiding van tien discussiebijeenkomsten in de vo-sector. Het opstellen van een document waarin de inhoudelijke opbrengst van de bijeenkomsten zodanig wordt weergegeven dat sociale partners het kunnen gebruiken als basis voor een op te stellen model professioneel statuut. 3.2 Projectteam Het SBO-projectteam bestond uit: Tom Fluitsma, projectleider/gespreksleider Wilma Froklage (daarvoor Ingrid Haagensen), secretariaat Marjolein Hundepool (CAOP), projectmedewerker en verslaggever Sangita Sahebdien, projectondersteuner (tot de zomer) Chris Sigaloff (Stichting Nederland Kennisland), advies werkvorm en gespreksleiding Henny Steenbergen, gespreksleiding 3.3 Klankbordgroep Door de cao-tafel vo werd een klankbordgroep samengesteld, bestaande uit Frans Mentjox en Liesbeth Augustijn (VO-raad), Wouter van der Schaaf (AOb) en Myriam Lieskamp (CNV Onderwijs). Deze werkgroep leverde een belangrijke bijdrage aan de totstandkoming van de brochure en was een waardevol klankbord over de opzet en uitvoering van de discussiebijeenkomsten. Leden van de klankbordgroep zijn ook, namens de cao-tafel, aanwezig geweest bij een aantal bijeenkomsten. 3.4 Brochure Als leidraad voor de discussiebijeenkomsten werd een brochure opgesteld met een verkennende beschrijving van vijf thema’s: De leraar en zijn vak Ruimte voor de leraar als professional De leraar en zijn team Leiding geven in het onderwijs De leraar en zijn organisatie; het afleggen van verantwoording, aan collega’s, leiding en bestuur Voor de brochure werd gebruik gemaakt van materiaal van Henk Mulders, voorzitter CvB Hogeschool Edith Stein / Expertis Onderwijsadviseurs, die in september 2009 voor sociale partners een presentatie gaf over professionele ruimte. 3.5 Werving deelnemende scholen Uitgangspunt was om de bijeenkomsten te organiseren op een aantal scholen, met als deelnemers een goede dwarsdoorsnede van het personeel, zowel leidinggevenden als leraren, van deze scholen. Vanuit praktische overwegingen werd gestreefd naar een deelnemersaantal van ongeveer 60 personen per bijeenkomst. De tien deelnemende scholen zouden een redelijke spreiding tonen over regio's, schooltypes, denominaties en omvang van de onderwijsinstelling.
13
De werving voor deelname verliep: - via een bericht in de nieuwsbrieven en via de websites van de VO-raad, de onderwijsbonden en het SBO. Daarbij werd een flyer gevoegd met informatie over de bijeenkomsten; - door verspreiding van de flyer tijdens het congres van de VO-raad in maart en tijdens de bijeenkomst ‘Het bruist in de personeelskamer’, van het netwerk Strategisch en Inspirerend Personeelsbeleid (SIPB) in april; - door directe benadering, persoonlijk of via e-mail, van contactpersonen op scholen door leden van de klankbordgroep en door het SBO. In totaal werd met dertien scholen/schoolbesturen gesproken over eventuele deelname. Daarnaast was er contact met Ons Middelbaar Onderwijs (OMO) in Tilburg, een vereniging met 35 scholen. Deze contacten hebben geleid tot negen discussiebijeenkomsten. Oorspronkelijk was het streven om de bijeenkomsten vóór de zomer te organiseren. Dat lukte voor drie bijeenkomsten, maar al snel bleek dat het niet zou lukken om in die periode ruimte te vinden in de druk bezette schoolprogramma's voor meer bijeenkomsten. In overleg met opdrachtgever werd besloten de projectperiode te verlengen tot het eind van het kalenderjaar. De voornaamste redenen waarom scholen, die belangstelling hadden om een bijeenkomst te organiseren, er niet in slaagden tot een bijeenkomst te komen waren: de bijeenkomst is niet in te plannen in de agenda; het lukt niet om een behoorlijk aantal deelnemers te interesseren. (Deze reden speelde bij scholen die de bijeenkomst niet als een verplichte bijeenkomst organiseerden, maar als extra bijeenkomst met vrije keuze voor deelname.) 3.6 Opzet van de bijeenkomsten Als uitgangspunten voor de opzet van de bijeenkomst werden, in overleg met klankbordgroep en technisch overleg, gekozen: deelname van leraren, schoolleiding en management; bevorderen dat iedereen kan meedoen in een open discussie; het mogelijk maken om de eigen mening en ideeën over de thema's naar voren te brengen; stimuleren dat er een dialoog, een zinvol en leerzaam gesprek tussen deelnemers plaats vindt; tot resultaten leiden: waardevol en bruikbaar materiaal voor de school en voor een landelijk professioneel statuut ten bate van de vo-sector; deskundige en vaardige gespreksleiding. 3.7 Werkvorm: Open Space Op basis van genoemde uitgangspunten werd verkend welke werkvorm goed bij de bijeenkomsten zou passen. Daarbij werd advies ingewonnen bij Kennisland. Het SBO heeft eerder samengewerkt met Kennisland bij bijeenkomsten van de Innovatieimpuls. Tijdens die bijeenkomsten werd gewerkt met de werkvorm Open Space. Op basis van die ervaringen en het advies van Kennisland en in overleg met het technisch overleg van de cao-tafel werd gekozen voor deze werkvorm. De werkvorm wordt toegelicht in bijlage 3 van dit rapport. 3.8 De bijeenkomsten De bijeenkomsten vonden plaats op een school. Bijlage 2 van dit rapport biedt een overzicht van de onderwijsinstellingen/scholen die een bijeenkomst organiseerden. Die bijlage geeft ook inzicht in het type school en de wijze waarop de school op de hoogte raakte van het initiatief voor de discussiebijeenkomsten. Elke bijeenkomst werd voorbereid in een voorbespreking met een vertegenwoordiging van de school/onderwijsinstelling. De praktische organisatie werd verzorgd door de school waar de bijeenkomst plaats vond. De uitnodiging aan de deelnemers ging uit van het bestuur of de directie. Vier bijeenkomsten werden georganiseerd als studiemiddag waarbij medewerkers geacht werden aanwezig te zijn. Drie 14
bijeenkomsten vonden plaats als extra bijeenkomst waarbij medewerkers werden uitgenodigd en zelf konden kiezen om wel of niet deel te nemen. Deze laatste benadering leidde in alle gevallen tot een kleiner aantal deelnemers dan bij de andere bijeenkomsten. OMO koos bewust voor twee regionale bijeenkomsten waaraan van elke OMO-school steeds groepjes van enkele leidinggevenden en leraren deelnamen. Op deze wijze werd de discussie OMO-breed gevoerd. De discussiebijeenkomsten werden geleid door een gespreksleider van het projectteam. De deelnemers zelf speelden een actieve rol, ook in de gespreksleiding in kleinere groepen en de verslaglegging op flipovers. Het aantal deelnemers van de bijeenkomsten liep uiteen van 35 tot 100; het gemiddelde was ongeveer 60. Bij alle bijeenkomsten was er een goede mix van leidinggevenden (CvB, schooldirectie, teamleiders) en leraren. Bij de meeste bijeenkomsten was een vertegenwoordiging van de cao-tafel vo aanwezig. De inhoud van elke bijeenkomst werd door de verslaglegger uitgewerkt in een werkdocument. De werkdocumenten bevatten een directe, onbewerkte weergave van de bijeenkomst: een impressie van groepsgesprekken, de teksten van flipovers en een samenvatting van plenaire discussies. De werkdocumenten dienden als verslag voor de school en als intern werkdocument voor het projectteam. De werkdocumenten vormen inhoudelijk de basis voor hoofdstuk 1 en zijn thematisch samengevat in bijlage 1 van dit rapport.
15
16
Bijlage 1: Thematische samenvatting van de inhoud van de discussiebijeenkomsten
Thematische samenvatting van de inhoud van de discussiebijeenkomsten Van elk van de negen discussiebijeenkomsten werd een werkdocument gemaakt dat ter instemming aan de school is voorgelegd. Het werkdocument bevat een ‘onbewerkte’ weergave van wat er is besproken. Op basis van de werkdocumenten werd onderstaande thematische samenvatting gemaakt, ingedeeld in de eerder genoemde drie clusters. Daarbij is aangegeven op hoeveel scholen het thema aan de orde is geweest. Ten slotte zijn de punten genoemd waarvan de deelnemers het van belang vinden dat die landelijk geregeld zouden moeten worden. 2.1
Thematische samenvatting
a. Onderwijs doe je samen Professionele ruimte en visie (5 scholen) De doelstelling van professionele ruimte is goed onderwijs. Een professioneel statuut moet ruimte aan de leraar teruggeven, zodat die voor het hele proces – van begin tot eind – de verantwoordelijkheid kan nemen. Er is behoefte aan een kader dat de ruimte bepaalt en aan randvoorwaarden (voldoende faciliteiten en een flexibel systeem waarin leidinggevenden geen belemmering vormen) om de professionele ruimte goed te kunnen gebruiken. Professionele ruimte heeft wel een grens in tijd. Een leraar hoeft niet 24 uur beschikbaar te zijn, via de e-mail of per telefoon. Het zou goed zijn schoolbreed afspraken te maken over wat er van een leraar verwacht kan worden. Verantwoordelijkheid, vertrouwen en verantwoording (6 scholen) Om het begrip professionele ruimte te kunnen invullen, moeten leraren zich verantwoordelijk voelen, verantwoordelijk zijn en ook verantwoordelijkheid krijgen. Er moet verantwoording worden afgelegd en dat moet ook consequenties hebben. Om professionele ruimte te kunnen nemen moet iemand het vertrouwen krijgen. Niet alleen vanuit het management naar de leraren, maar ook andersom. Dat vertrouwen moet door de hele school gedragen worden. Vertrouwen vraagt onderhoud. Er moet ruimte zijn om het team samen naar een hoger niveau te tillen. Er moet reflectie zijn op waar je als school naar toe wilt. Het team zou zowel beleidsontwikkelend als uitvoerend bezig dienen te zijn. Maak waar mogelijk mensen ook zelf verantwoordelijk voor besluiten, dat maakt enthousiaster dan ‘top-down’-besluiten van de centrale leiding. die voor alle locaties gelden. Er is behoefte aan inspraak bij beslissingen van de organisatie. " Als professional moet Verantwoordelijkheid heeft ook een grens: je je juist niet over alles moet kunnen zeggen dat je ergens geen zeggenschap willen verantwoordelijkheid voor kunt dragen hebben" (klassengrootte bijvoorbeeld). Anderzijds geldt dat een leraar niet over alles zeggenschap moet willen hebben, maar alleen over die zaken die echt van belang zijn.
17
Betrokkenheid (4 scholen) Om zijn werk goed te kunnen doen moet een leraar zich betrokken voelen, zowel bij leerlingen, collega’s, vakgroep en organisatie, als bij het vakgebied. Betrokkenheid geeft energie en maakt de school. Slechte financiële omstandigheden maken het lastig invulling te geven aan betrokkenheid. Er moet ruimte zijn voor het nemen van initiatief en om inspirerend bezig te kunnen zijn. Gehoord, gezien en gekend worden / Communicatie (7 scholen) Een effectieve en betrokken communicatie is heel belangrijk. Maar communicatie kan ook teveel zijn, zoals een keer treffend werd samengevat met de verzuchting: ‘Wat je kunt zeggen hoef je niet te mailen’. Leraren en schoolleiding moeten elkaar kennen, dat verbetert de communicatie en maakt dat er meer aandacht is voor elkaars kwaliteiten. Aan persoonlijke betrokkenheid moet vorm worden gegeven. Informele bijeenkomsten worden als positief ervaren. Het is goed als er duidelijkheid komt over functies en verantwoordelijkheden, aan- en afwezigheid en ziekte en aan praktische informatie zoals over roosterwijzigingen en het verkrijgen van benodigdheden bijvoorbeeld. Een website (smoelenboek) kan in de benodigde informatie voorzien. Er moet meer aandacht zijn voor de wensen van het personeel. De schoolleiding moet feeling houden met de werkvloer. Bij inspraak moet er ook worden teruggekoppeld. Waardering geeft motivatie en motivatie is van belang om aan de eigen professionele ruimte te kunnen werken. Er moet ruimte zijn voor kritiek maar ook voor waardering. Teamwork (2 scholen) Het is van belang het teamproces te benadrukken. De teams zo inrichten dat het beste uit leraren en leerlingen gehaald wordt. Het team moet niet alleen uitvoerend zijn, maar ook bij de ontwikkeling van het beleid van de school betrokken worden. Het team moet een lijn trekken. De gemaakte afspraken moeten worden vastgelegd, zodat duidelijk is waar de school op koerst. Om te zorgen dat de afspraken ook worden uitgevoerd is structuur nodig. Dialoog /feedback geven (3 scholen) Het is van belang een dialoog te hebben met alle geledingen: collega’s, leidinggevende, directie, vakgroep, leerlingen en ouders. Beide kanten moeten daarvoor ontvankelijk zijn. Daarvoor is vertrouwen en openheid nodig. Door een dialoog met maatschappelijke partners kan kennis die buiten de school aanwezig is worden benut. Bij het geven van feedback is het goed de ander in zijn waarde te laten. Er moet gelegenheid (tijd) zijn voor (informeel) overleg met collega’s over individuele leerlingen. Om elkaar te durven aanspreken op gedrag moet mogelijk een deel van de eigen autonomie worden opgeofferd. De mogelijkheid van intervisie moet worden gefaciliteerd. In het schoolplan moeten ieders ruimten en plichten worden afgebakend. Afspraken (3 scholen) Het stellen van een aantal regels is essentieel. Ook voor de leerlingen is het van belang dat er duidelijkheid is over wat er wel en niet mag binnen de school. (te laat komen in de les, kauwgom kauwen, het dragen van petten of oordopjes). Er moet draagvlak zijn (gecreëerd worden) voor regels die de leraren van belang vinden. Handhaving van de afspraken is gewenst. Naleving van afspraken moet vanzelfsprekend zijn, ook voor de schoolleiding. Leraren moeten elkaar aanspreken op het naleven van de afspraken. Voor nieuwe leraren moeten de afspraken worden vastgelegd. Bij de sollicitatieprocedure voor nieuwe leraren moet aandacht zijn voor het professioneel statuut. De discipline kan beter
18
b. Kwaliteit van het onderwijs Samenwerking tussen vakgebieden –vakinhoudelijke ontwikkeling (5 scholen) Er is behoefte aan meer overleg tussen de secties, zodat duidelijk is wat er speelt. Door jaarplanners op elkaar af te stemmen kunnen vakken worden geïntegreerd of nieuwe leergebieden worden ontwikkeld. Er moet betere communicatie zijn tussen vakdocent, vakgroep en team. Het contact tussen de secties moet " We zijn worden gestimuleerd, daar zou de schoolleiding een (g)één eiland" sturende rol in kunnen spelen. Er moet meer tijd zijn voor de ontwikkeling van het vak, in plaats van sectortijd. Het rooster moet ruimte bieden voor vernieuwing. Leraren van verschillende afdelingen binnen een school moeten op de hoogte zijn van elkaars werkwijzen. Andere punten die in dit verband werden genoemd waren: - Doorlopende leerlijn. - De leerlingen strakker houden. - Niveau van de les toetsen door het enquêteren van leerlingen. - Minder projecten en meer lesgeven. - Brede inzetbaarheid van leraren. - Ruimte om de verschillen in lesstijl te waarborgen - Sta open voor ontwikkeling en leer van elkaar. - Er moet meer gelegenheid zijn voor (informeel) overleg over leerlingen. - Een mentor moet zijn leerlingen vaak zien in de les. Verbeteren van de eigen professionaliteit (7 scholen) Leraren moeten hun competenties kennen en de eigen professionaliteit moet worden bewaakt. Doorlopende vakinhoudelijke scholing is van belang. Je kunt niet je hele leven lang je vak op dezelfde manier blijven uitoefenen zoals je dat geleerd hebt. Voor de ontwikkeling van leraren moeten goede voorwaarden gelden. Bijscholing moet niet alleen op het vak betrekking hebben, maar ook op didactische aspecten. De individuele kwaliteit van de leraar moet zo goed mogelijk kunnen worden ingezet. Stimuleer leraren om met ideeën te komen voor verbetering van de professionaliteit. Er moet over de inhoud van het vak gesproken kunnen worden. Over de eigen professionaliteit moet ook verantwoording worden afgelegd. Ontwikkeling (3 scholen) Een professional moet zich kunnen blijven ontwikkelen ten dienste van de organisatie. Scholing en ontwikkeling moeten voorrang krijgen boven de organisatie. Proactief beleid gericht op scholing en transparantie over scholingsgelden is gewenst. Hier ziet men een taak voor de schoolleiding. Het blijven leren op het eigen vakgebied moet worden gefaciliteerd en uitgedragen. Scholing (2 scholen) Er moet ruimte zijn voor deskundigheidsbevordering. Leraren moeten bereid zijn ook buiten werktijd scholing te volgen. Druk vanuit de school, vanwege de lesuitval, is een belemmerende factor. Een beroepsvereniging van leraren zou kwaliteitsnormen moeten vaststellen en bewaken. Zo kunnen leraren zelf de verantwoording voor de kwaliteit van hun beroep dragen. (1 school) Leraren moeten alert zijn op ontwikkelingen met betrekking tot bijvoorbeeld wet- en regelgeving. Zij kunnen een bijdrage leveren aan het politieke proces via vakbonden of inhoudelijke thema’s aan de orde stellen in PMR, MR of GMR. (1 school) 19
Zeggenschap over het onderwijs (1 school) De zeggenschap over de inhoud van het onderwijs neemt af. De inspectie meet de resultaten van de school aan de hand van de examenstatistieken. Strenge controle van de schoolbesturen is niet goed, omdat het risico bestaat dat hierdoor beslissingen worden genomen die niet didactisch maar politiek geïnspireerd zijn. Door toe te geven aan de druk van de politiek trachten scholen te voorkomen dat ze het stempel zwakke school krijgen. De Inspectie beoordeelt alleen de output van de school, zonder daarbij de input te betrekken. Het zou goed zijn als scholen zelf een systeem voor kwaliteitsmeting ontwikkelen. Kwaliteit van het onderwijs / niveau van lesgeven (4 scholen) Door professionalisering kunnen leraren bijdragen aan verhoging van de kwaliteit. De kwaliteit van het onderwijs kan ook op een andere manier worden geborgd dan door CSE en SE. Daarvoor is wel vertrouwen nodig. Zo zou bijvoorbeeld het percentage dat wordt getoetst kunnen worden verhoogd. Het PTA wordt als een beperking van de professionele ruimte ervaren die weinig blijk geeft van vertrouwen in het vakmanschap van de leraar. Het biedt geen ruimte voor groepsdynamiek of voor het inspelen op de actualiteit. Leraren moeten breed inzetbaar zijn. Leraren zijn zelf verantwoordelijk voor het bijhouden van hun vak. Door onderlinge kennisuitwisseling tussen en ontwikkeling van leraren verbetert de kwaliteit van het onderwijs. De huidige kwaliteitsmeting is onjuist en onvolledig. Het is geen weerspiegeling van wat de school doet. De input (Cito, basisschooladvies en het niveau van de ouders) speelt bijna geen rol. De inspectie beoordeelt alleen de output. Het zou goed zijn als de school zelf een systeem ontwikkelt om de kwaliteit te meten. De leerling staat centraal. Leraren moeten leerlingen de ruimte geven om te leren. Bij de keuze voor de werkvorm moet de kennis van de leerling bepalend zijn. De werkvorm moet niet van bovenaf worden opgelegd. Minder competentiegericht onderwijs (1 school) Leerlingen kunnen die vrijheid nog niet aan en hebben behoefte aan structuur, sturing en begeleiding. Oplossing: meer samenhang bieden en een duidelijke leerlijn met persoonlijke ruimte voor de leraar. Kwaliteit van de leraar (1 school) Om de kwaliteit van een leraar te kunnen meten moet bekend zijn wat er van die leraar wordt verwacht. Een lerarenregister kan het imago van de leraar verbeteren. Reflectie op de eigen lespraktijk / Intervisie (8 scholen) Een professionele organisatie begint bij de individuele professional. Leraren kunnen van elkaar leren, zowel binnen de teams als daar buiten. Dat geldt zowel voor de didactiek als voor het klassenmanagement. Binnen de teams moet men dezelfde systematiek volgen en elkaar daar ook op aanspreken. Er moet gelegenheid zijn voor intervisie. Leraren zouden met elkaar kunnen bespreken op welke manier de kwaliteit van de les kan worden verbeterd. Het is goed open te staan voor de ‘good practices’ van anderen. Expertise en ‘good practices’ kunnen worden gedeeld met elkaar en moeten daarom ook worden vastgelegd. Er is ook behoefte aan de ervaring van collega’s met lastige klassen en met ICT-problemen bijvoorbeeld. Hiervoor is context en kader nodig (rol schoolleiding?) Minder goede leraren hebben goede coaching nodig.
20
Begeleiding nieuwe leraren (5 scholen) Zorg dat nieuwe leraren een goede start kunnen maken (informatie, goed materiaal, mogelijkheid supervisie, buddy systeem (koppeling aan een ervaren collega). De vakgroep zou een profielschets voor nieuwe collega’s kunnen opzetten. Er moet meer moeite worden gedaan om goede leraren vast te houden. Ondernemerschap (2 scholen) De leraar moet meer ondernemer en meer uitvoerder durven zijn. Goed ondernemerschap zou betere resultaten opleveren en meer tevredenheid. Op die manier zou het mogelijk moeten zijn in te spelen op de actualiteit en de creativiteit te gebruiken. Er moet een klimaat bestaan waarin men zich durft te ontplooien en waarbij vernieuwing kan worden doorgevoerd. Zonder veel regels en dichtgetimmerde roosters als belemmerende factoren. Taakbeleid (3 scholen) Behoefte aan een flexibeler taakbeleid. In plaats van een taakbeleid in uren (huidige systeem) zou het beter zijn per taak een bepaald bedrag beschikbaar te stellen dat kan worden aanbesteed. Het verdient de voorkeur om te bezien wie voor een bepaalde taak het meest geschikt is in plaats van te kijken naar wie er uren over heeft. (NB: tijdens de bespreking van dit punt werd duidelijk dat taakbeleid schoolbeleid is) Zorgleerlingen (2 scholen) Voordat er aandacht kan zijn voor zorgleerlingen moet eerst het primaire proces op orde zijn. Elke zorgleerling heeft baat bij een goede leraar. Structuur bieden is van belang. Aan het begin van het schooljaar moet de informatie over zorgleerlingen beschikbaar zijn. Hier ligt een taak voor de schoolleiding. Er is een grens aan wat een professional kan bieden – goede communicatie is van belang. Individuele leerroute in modulair systeem (1 school) De leerlingen en niet het vak moeten centraal staan. Invoering van een modulair systeem met flexibele examinering vraagt loslaten van het lesrooster. De modules kunnen meerdere keren per jaar worden aangeboden. Continuïteit van het beleid (1 school) Het zou goed zijn als er meer continuïteit zat in het onderwijsbeleid, zodat de politiek-bestuurlijke situatie niet telkens wijzigt bij het veranderen van de politieke realiteit en er een constante geldstroom is. Continuïteit van de schoolcultuur (1 school) Ten behoeve van de continuïteit van de schoolcultuur is het van belang dat er een balans is tussen zittend en nieuw personeel. Opbrengst van de discussie (1 school) Het is nuttig elkaars professionaliteit te leren kennen en daar ook gebruik van te kunnen maken. Dat moet niet eenmalig zijn, maar worden herhaald en ook in de praktijk worden toegepast. c. Organisatie, faciliteiten en middelen Fysieke ruimte (7 scholen) Fysieke ruimte is van belang voor het benutten van de professionele ruimte. Dat betreft de staat van het schoolgebouw (werkruimtes voor leraren, een lerarenkamer, voldoende goed geoutilleerde vaklokalen, rustplekken, ventilatie akoestiek en verwarming) en voorzieningen als ICT en smartboards bijvoorbeeld.
21
Er moet ook een plek zijn om (mentor)gesprekken te voeren met leerlingen en ouders. Er is behoefte aan inspraak over de indeling van de lokalen. Klassengrootte (1 school) Bij het aantal leerlingen per klas gaat het niet alleen om de fysieke ruimte, maar ook om voldoende aandacht voor elke leerling. Het zou goed zijn als tijdig met de leraren de knelpunten ten aanzien van de klassengrootte worden besproken, zodat de klassen, behalve op roostertechnische ook op didactische gronden kunnen worden ingedeeld. Projectmanagement (1 school) Er is behoefte aan duidelijkheid over criteria, aansturing, implementatie en eindverantwoordelijkheid. Men wil weten wanneer er recht bestaat op budget en hoe de planning is. Men wil betrokken worden bij het beleid ten aanzien van verbeteringen, zodat bekend is op welke termijn die kunnen worden gerealiseerd. Een goede tijdsplanning is hierbij van belang. ICT- en laptoponderwijs (1 school) Om ICT- en laptoponderwijs goed te laten functioneren zijn middelen nodig, zoals: een stabiel netwerk, een professionele helpdesk en professioneel onderhoud. Er moet ook draagvlak worden gecreëerd binnen de school om dergelijke middelen in te zetten.
2.2
Thema's van landelijk belang
Aan het slot van de discussie is aan deelnemers gevraagd welke punten zij sociale partners willen meegeven, dan wel welke punten volgens hen landelijk geregeld zou moeten worden. De volgende punten zijn genoemd (in willekeurige volgorde): - Meer ruimte om als school zelf beslissingen te kunnen nemen en daar ook de verantwoordelijkheid voor te dragen. - Eigen verantwoordelijkheid van de schoolleiding bij de borging en ontwikkeling van professionaliteit. Dit in verband met het belang van doorlopende vakinhoudelijke scholing. - Beschikbaarheid van werkplekken en spreekkamers die professioneel werken mogelijk maken. - Goede financiering zodat voldoende budget beschikbaar is. - Ruimte voor de leraar als professional, waarbij professioneel onderwijs niet ondergeschikt wordt gemaakt aan de kosten. - Houdt de professional enthousiast en in ontwikkeling. - Zorg dat er draagvlak is voor ICT- en laptoponderwijs. - Creëer ruimte voor kleinere klassen en stel meer tijd ter beschikking. - Maak op een creatieve wijze intervisie mogelijk. - Pak werkdruk aan. Zorg dat de kerntaak van de leraar wordt afgebakend. Daarvoor is het nodig dat er extra geld beschikbaar wordt gesteld voor de uitvoering van de overblijvende taken.
22
2.3 Frequentie gespreksthema's Samenvattend in volgorde van belangrijkheid (meest besproken thema’s): Thema
Aantal keer besproken
Reflectie op de eigen lespraktijk
8
Fysieke ruimte Communicatie, gehoord, gezien en gekend worden Verbeteren eigen professionaliteit
7 7 7
Verantwoordelijkheid en verantwoording
6
Professionele ruimte en visie Samenwerking tussen vakgebieden Begeleiding nieuwe leraren
5 5 5
Betrokkenheid Kwaliteit onderwijs/niveau van lesgeven
4 4
Afspraken Taakbeleid Dialoog/feedback
3 3 3
Teamwork Scholing Ondernemerschap Zorgleerlingen
2 2 2 2
1x Klassengrootte, projectmanagement, beroepsvereniging, zeggenschap over het onderwijs, minder competentiegericht onderwijs, ICT- en laptoponderwijs, kwaliteit van de leraar, individuele leerroute in modulair systeem, continuïteit van het beleid, continuïteit van de schoolcultuur en opbrengst van de discussie.
23
Bijlage 2: Gegevens deelnemende scholen
Gegevens van de scholen die hebben deelgenomen aan de discussiebijeenkomsten Naam school
Deelname
Aanbod
Richting
Werving via
1
Da Vinci College Leiden
3
CC Nassau Veluwe Harderwijk Atlas College Hoorn
VMBO-TL, HAVO en VWO Havo Vwo Gymnasium Vmbo
Openbaar
2
Team vestiging Kagerstraat Hele team
4
Driestar College Gouda
Reformatorisch
5
Mavo aan Zee Den Helder
PrO, lwoo, VMBO, Havo, VWO Onderdeel van Scholen aan Zee/ breed aanbod
Nieuwsbrief SBO Andere bijeenkomst Lid MR via bond RMU
6
Scheldemond College Vlissingen
Twee teams
Brede scholengemeenschap
7 8
OMO Tilburg
Verschillende schooltypes
Katholiek
9
PSG Purmerend
Twee keer een regionale bijeenkomst, deelnemers van meerdere scholen Geïnteresseerde teamleden
Zes verschillende scholen
Openbaar en interconfessioneel
Vanuit meer vestigingen Geïnteresseerde teamleden Hele team
24
PC Openbaar
Openbaar en interconfessioneel obv gelijkwaardigheid Openbaar
Deelnemers 75 100 40 35
Nieuwsbrief CNV Onderwijs
60
Congres ‘Het bruist in de personeelskamer’, Lunteren SBO nieuwsbrief
50
Congres ‘Het bruist in de personeelskamer’, Lunteren
2 x 60
40
Bijlage 3: De werkvorm 'Open space'
Open Space Open Space is een (werk)conferentiemodel dat is ontwikkeld door Harrison Owen uit de VS. Open Space biedt gestructureerde ruimte om met elkaar in gesprek te gaan in een informele sfeer. De werkvorm mobiliseert de kennis en ervaringen van deelnemers, stimuleert tot het nemen van eigen verantwoordelijkheid en vergroot de kans dat oplossingen ook daadwerkelijk op draagvlak kunnen rekenen, omdat deelnemers zich eigenaar voelen van de resultaten. Open Space leidt tot dialoog en ervaringsuitwisseling in een ontspannen sfeer en genereert veel energie. Open Space kent een aantal spelregels 1. Uit het hart Een initiatiefnemer stelt een thema aan de orde dat hem/haar ter harte gaat. 2. De wet van de twee voeten Kies als deelnemer de themagroep die je het meest aanspreekt. Voel je vrij over te stappen naar een andere groep. 3. Maak je geen zorgen We zitten in de werksessie met de juiste mensen. We zijn op het goede moment begonnen en gestopt. Op is op, ga niet de tijd zitten volpraten. Open Space biedt vier rollen, manieren om deel te nemen; de deelnemer kiest de rol die bij hem/haar past:
-
Initiatiefnemer: draagt thema aan, gespreksleider in themagroep Deelnemer: neemt deel aan gesprek in themagroep Toerist: deelnemers die van themagroep naar themagroep reist Randfiguur: blijft een beetje aan de kant; heeft meestal wel een mening over het thema
Open Space biedt deelnemers de kans om in kleine steeds wisselende groepen intensief met elkaar te discussiëren over thema’s die hen echt ter harte gaan. Het gaat daarbij om thema’s die passen binnen het hoofdonderwerp en de context van de bijeenkomst. Het hoofdonderwerp van deze bijeenkomsten was ‘professionele ruimte’ met daarin aandacht voor de leraar en zijn vak, ruimte voor de leraar als professional, de leraar en zijn team, leiding geven in het onderwijs en de leraar en zijn organisatie.
25