“DE MOOISTE HONDENBAAN”. Reflecties op bijna 8 jaar wethouderschap. Presentatie voor de Rotary Club Voorburg-Vliet, op 11 november 2013 Gregor Rensen
Graag ben ik op de uitnodiging ingegaan om iets te vertellen over het vak van wethouder. Ik doe dat graag, want wie vertelt er nu niet graag over zijn vak en wat hij allemaal meemaakt tijdens de uitoefening daarvan? Maar ik doe het ook graag omdat ik zelf onlangs mijn naderende afscheid heb aangekondigd. Ik zal na de raadsverkiezingen van maart volgend jaar niet meer verder gaan als wethouder. Het is dus een mooi moment om even te reflecteren op wat ik zelf de afgelopen 7,5 jaar heb meegemaakt en hoe ik aankijk tegen de ontwikkeling van het vak van wethouder. Ik noem het wethouderschap bewust een vak en niet een politieke functie of een bestuurlijke ambtsdrager. De politiek speelt uiteraard wel een belangrijke rol bij het functioneren van een wethouder, ik kom daar straks op terug. En natuurlijk ben je ook benoemd in een bestuurlijk ambt – je bent ambtsdrager - en heb je daardoor een speciale status. Ik hoop echter duidelijk te maken in deze presentatie dat een wethouder zijn functie niet kan waarmaken, als hij niet in de eerste plaats een bestuurlijke professional is die vakbekwaam is en zijn vak volledig beheerst. Ook al is het een vak, het is ook weer geen gewone baan. Sterker nog: sommigen noemen het zelfs een hondenbaan, maar wel de “de mooiste hondenbaan die er is”. Een wethouderschap is in veel opzichten verschillend van een gewone baan. Alleen al door het feit dat er geen sprake is van een arbeidsovereenkomst, terwijl je tegelijkertijd ook weer geen ondernemer of ZZP’er of iets dergelijks bent.
Waar wil ik het over gaan hebben? A. Hoe word je wethouder? B. Hoe blijf je wethouder? En hoe kun je overleven? Ik zal iets vertellen over de omgeving waarin een wethouder werkt en iets zeggen over de rol van de politiek, de media en de burgers iets over de ontwikkeling van het werk als wethouder C. Wanneer ga je als wethouder? En hoe ga je verder na het wethouderschap?
Eerst maar eens een paar algemene feiten. 1. Bijna een derde van de wethouders haalt het einde van de 4 jaar termijn niet. Driekwart van de wethouders die tussentijds vertrekken, doen dat onvrijwillig: vanwege een politiek conflict, of politieke druk, vanwege aanvaringen met de ambtelijke organisatie, vanwege een probleem met de samenwerking binnen het college of vanwege gezondheidsproblemen gerelateerd aan het werk. Je kunt dus wel stellen dat voor een wethouder het afbreukrisico nogal groot is. 2. De functie van politicus komt op de lijstjes van meest gewaardeerde beroepen altijd onderaan. De vuilnisman of stratenmaker staat een stuk hoger. Soms staat het beroep van archivaris nog iets lager dan dat van politiek bestuurder. Kortom, mocht je wethouder worden vanuit een groot ego, weet dan dat je voor een goed imago veel beter iets anders kunt gaan doen. 3. De gemiddelde werkweek van wethouders, zo blijkt uit onderzoek, is ongeveer 65-70 uur per week. Je bent 7 dagen per week wethouder, 24 uur per dag. Voor je gezin
1
blijft er weinig tijd over, voor vrije tijd en hobby’s hooguit een paar uurtjes per week. En zelfs in je vrije tijd wordt je regelmatig herkend door inwoners die dan de gelegenheid te baat nemen om je iets te vragen of je een toelichting te vragen op een bericht in de krant . Als je daar niet goed tegen kunt, doe dan je boodschappen en kleding inkopen vooral in een andere gemeente. Zelf heb ik van de afgelopen jaren enorm genoten, al vind ik het niet erg dat er in het voorjaar van 2014 een einde aan komt en weer ruimte ontstaat voor andere en nieuwe uitdagingen. Ik kom daar ook straks nog even op terug. A. Hoe word je wethouder? Omdat een wethouderschap geen normale baan is, is er eigenlijk ook geen vaste manier om wethouder te worden. Er is in ieder geval geen opleiding voor. Er is wel een zeker patroon. Een basisvoorwaarde is dat je lid bent of wordt van een politieke partij. In ons politieke stelstel zijn het immers de politieke partijen die met de werving, selectie en voordracht van kanidaat-bestuurders zijn belast. Dat kan een landelijke politieke partij zijn, maar ook een lokale partij. Lokale partijen vervullen sinds 2010 meer dan 25 % van de raadszetels, en leveren dus ook een behoorlijk percentage aan wethouders. Je kunt best stellen dat je alleen wethouder wordt via een politieke partij en op enkele wethouders na zijn derhalve alle wethouders lid van een politieke partij. Wist u dat Nederland slechts 2,5 % van alle kiesgerechtigden lid is van een politieke partij? Dat is ontzettend weinig en sinds 1970 ook meer dan gehalveerd. De landelijke politieke partijen tellen in 2012 samen bijna 313.000 leden. Hoe veel leden de lokale partijen samen tellen is niet bekend, maar op enkele uitzonderingen na hebben lokale partijen nauwelijks meer dan 50 leden. Het zijn meer kiesverenigingen dan politieke partijen. Veelal zijn leden van lokale politieke partijen ook lid van een landelijke partij. In Nederland zijn er momenteel ongeveer 1350 wethouders. Nederland telt nu 408 gemeenten (10 jaar geleden nog 489), en na 1 januari 2014 zullen dat er al weer minder zijn. Het aantal raadsleden bedraagt rond de 9200. Hoewel de berekening niet helemaal opgaat, is de statistische kans dat je als lid van een politieke partij het nog eens schopt tot raadslid of wethouder ongeveer 1 : 30. Met een beetje ambitie kun je het dus nog ver schoppen. Hebt u ambitie, weet dan dat je geen rechtspositie hebt, van de ene op de andere dag tot aftreden gedwongen kunt worden, nooit je ontslag kunt aanvechten, een door het rijk vastgesteld salaris hebt dat altijd hetzelfde blijft, hoeveel uur je er ook mee bezig bent en ongeacht de prestaties die je levert en dat je vanaf je benoeming een publiek persoon bent, waarover iedereen een mening heeft. Je moet je wel een beetje prettig voelen in een glazen huis. Je bent als het ware vogelvrij, maar daar zal ik straks nog iets over zeggen. Het salaris is niet slecht, maar ook weer niet bijzonder hoog. Een wethouder van gemeenten tussen de 60.000-100.000 inwoners (zoals Leidschendam-Voorburg) verdient € 7115,- per maand plus ca. 450 € tegemoetkoming onkosten. De burgemeester verdient € 1000 meer, evenals de top van de ambtelijke organisatie. Een goed salaris, maar vergelijkbaar met wat ik in mijn laatste baan voordat ik wethouder werd ook verdiende, met ook nog een lease auto, een bonus regeling en een winstdelingsregeling inbegrepen. Bovendien moet ik van mijn netto salaris (ca. 4300 € per maand) per jaar nog eens € 3600 verplicht afdragen aan mijn landelijke politieke partij. Omdat wethouders onder de Rijks CAO vallen, staan wij al jaren op de 0 lijn als het om de salarisontwikkeling gaat. Doordat er politiek werd besloten dat de wethouders van Leidschendam-Voorburg deze periode in deeltijd zouden gaan werken (90 % ipv 100%) is het bruto salaris navenant gekort.
2
De meeste wethouders hebben ervaring met het lidmaatschap van een gemeenteraad als ze benoemd worden, of ze zitten zelfs in de gemeenteraad. Voor 2002 was dat zelfs verplicht. Wethouders waren zowel raadslid als wethouder en werden uit en door de raad gekozen. Na de invoering van het zgn. dualisme in het lokale bestuur maakt een wethouder geen deel meer uit van de gemeenteraad. Als een wethouder benoemd wordt die zitting heeft in de raad, eindigt van rechtswege direct zijn raadslidmaatschap. Het is zelfs mogelijk geworden dat een wethouder “van buiten” wordt gehaald. Dat wil zeggen: geen lid is van de gemeenteraad en zelfs afkomstig kan zijn uit een andere gemeente. In enkele gemeenten zijn in 2010 zelfs kandidaat-wethouders via een advertentie in de media opgeroepen om te solliciteren, zonder dat politieke gebondenheid voorwaarde was. Mijn ervaring is dat het enorm helpt als je als wethouder al enige ervaring met het raadswerk en het functioneren van de lokale politiek hebt opgedaan als je benoemd wordt. Je kent immers de gemeente, je kent de diverse hoofdrolspelers in de fracties, je kent de stakeholders in de gemeente, en je weet al een beetje van de hoed en de rand als het om de belangrijkste dossiers gaat. In de praktijk hebben wethouders “van buiten” het daarom ook moeilijker dan wethouders “van binnen”. Ze hebben een langere inwerktijd nodig. Daar staat tegenover dat ze in een aantal situaties wellicht iets onafhankelijker kunnen opereren tegenover hun eigen fractie en de gemeenteraad. De laatste jaren zie je dan ook regelmatig wethouders van gemeente wisselen. Ik kwam laatst zelfs een voorbeeld tegen van een VVD wethouder in Woerden, die al in vier verschillende gemeenten wethouderservaring had. Als het om het functioneren gaat, is er geen verschil tussen wethouders van binnen of wethouders van buiten. Uiteindelijk geven de persoonlijke bestuurlijke competenties die je nodig hebt als wethouder, de doorslag. Zoals al gezegd: het wethouderschap is een vak. Even terug: je wordt dus wethouder als je partij na de verkiezingen mee doet aan de coalitie die wordt gevormd en een of meer wethouders mag leveren. De fractie doet dan formeel een voordracht voor een persoon. De benoeming van de wethouders geschiedt via een geheime, schriftelijke stemming door de gemeenteraad. Alvorens de benoeming plaatsvindt, vindt er een screening plaats door een onafhankelijke commissie uit de gemeenteraad. Die screening is bedoeld om te kunnen beoordelen of je van onbesproken gedrag bent (je moet een VOG, een justitiële verklaring van goed gedrag) overleggen en alle nevenwerkzaamheden en neveninkomsten en bestuurlijke functies overleggen. Uiteraard allemaal bedoeld als voorzorg om belangenverstrengeling of integriteitsproblemen te voorkomen. In de praktijk kan dat betekenen dat je als wethouder al je banden met een eigen bedrijf of een bedrijf of organisatie waar je een functie vervulde, moet doorsnijden of gedurende je wethouderschap aan een derde moet overdragen, als die niet verenigbaar zijn met je ambtsuitoefening of de schijn daarvan kunnen wekken. Het is wettelijk nog niet voorgeschreven dat je ook moet opgeven welke belangen je echtgenoot of samenlevingspartner bezit, maar daar zal het naar mijn mening snel van komen. Zie de affaire-Hooijmaijers die nu speelt of de affaire Van Rey. Als je geen gemeenteraadslid bent – dan heb je dat al achter de rug – moet je na de benoeming ook de eed of belofte afleggen. Toen ik in 2006 kwam, was ik het enige nieuwe lid van het college. Ik was in de periode 2004-2006 ook geen gemeenteraadslid meer geweest. Ondanks dat er verkiezingen waren geweest en er een nieuw coalitieakkoord was gesloten, was de partijsamenstelling van de coalitie in 2006 niet veranderd. De trein raasde dan ook gewoon voort, en ik moest mijn best doen om er snel op te springen en mee te rijden. Een inwerkprogramma heb ik nooit gehad, op een overdrachtsgesprek van een uurtje met mijn twee voorgangers na. Ik had gelukkig wel veel zicht op wat mij te wachten stond en kende de andere collegeleden al van vele jaren eerder. Dat scheelde enorm! En dan ben je benoemd, en vanaf dag 1 ook meteen verantwoordelijk voor alles wat met je portefeuille te maken heeft. Niet alleen voor je eigen portefeuilles, maar ook die van jouw
3
collega-wethouders en van de burgemeester (met uitsluiting van zijn autonome wettelijke taken), want je maakt deel uit van een Collegiaal Bestuur, dat wettelijk over alles collectief verantwoordelijk is. En je bent niet alleen verantwoordelijk voor wat je zelf allemaal nog gaat verrichten, maar ook voor de daden van je voorganger. Vooral al blijkt dat die voorganger niet alles even goed of handig heeft gedaan, kom je daar snel achter en heb je er ineens ongewild een probleem bij. Je komt er ook snel achter dat een wethouderschap iets volledig anders is dan een gemeenteraadslid. Als je op de bok zit, en vol in de schijnwerpers, dus pro-actief moet zijn, dan is het toch volledig anders dan wanneer je in een reactieve, controlerende rol zit. Het blijkt al snel dat je slechts oppervlakkige dossier kennis had (alleen het topje van de ijsberg!) maar dat er nog veel onder die oppervlakte zit en dat het soms knap ingewikkeld is. Bovendien heb je diverse portefeuilles en is je voorkennis over de ene portefeuille soms veel groter dan die van de andere. Ook heb je meer gevoel bij de ene portefeuille dan bij de andere, maar zul je toch overal de nodige aandacht aan moeten geven. Je bent immers overal verantwoordelijk voor wat zich binnen het domein van jouw portefeuilles afspeelt. Het helpt daarom enorm als je ook over leiderschaps- en managementkwaliteiten beschikt. Want ook al zegt de theorie dat de wethouder niet op de ambtelijke stoel moet gaan zitten, in de praktijk ben je veel aan het sturen en met het managen van processen bezig. Een enkele keer moet je zelfs raadsvoorstellen of brieven herschrijven, omdat het de ambtenaren niet lukt om met een fijne pen precies op te schrijven zoals jij het nodig acht. Je hebt ook al snel door dat jouw portefeuilles heel veel raakvlakken hebben met die van jouw collega’s, en dat samenwerking dus noodzakelijk is. Dat is meteen al een lastige opgave, omdat de financieringsstromen vaak gescheiden zijn en zonder over budgetten te beschikken geen beleid mogelijk is. Een derde snelle waarneming is dat de een grote ambtelijke organisatie tot je beschikking hebt, maar wel een organisatie die sterk verschot is, boven op de eigen budgetten zit en zeker in het begin nog even de kat uit de boom kijkt om te zien met wie ze nu als wethouder weer opgescheept worden. Ik zeg het een beetje zwartwit, maar voordat je tot een goede samenwerking komt, moet je enorm investeren in de relatie. Dat geldt voor de relatie met je collega bestuurders, met de ambtenaren en met de raadsleden. Zelfs aan de relatie met andere stakeholders zul je veel tijd en aandacht moeten besteden. He krachtenveld waar je als wethouder in moet opereren is zeer uitgebreid, ongeacht de portefeuille die je hebt. (STAKEHOLDERS) Niet alle ambtenaren zijn even begiftigd met een goede politieke antenne of voldoende omgevingsbewustzijn, waardoor je als wethouder toch ook wel heel erg goed zelf moet blijven letten op het draagvlak voor je voorstellen bij je collega’s en bij de raad. Het onderhouden van contacten met de politieke sleutelfiguren in de raad is daarom ook een belangrijke vereiste. Ik heb de beschikking over een bestuursadviseur die een soort verbindingsmannetje (in mijn geval een verbindingsvrouwtje!) naar de verschillende ambtelijke afdelingen vormt en ook de politieke ontwikkelingen en emoties in de raad monitort. Als wethouder en lid van een college is samenwerking essentieel. En samenwerken betekent niet altijd letterlijk samenwerken, hoewel dat ook wel voorkomt, maar vooral ook de psychologische kant daarvan. Dat betekent dat ook de gunfactor van betekenis is, de wil om elkaar te helpen politiek lastige dossiers op te lossen, elkaar te coachen en het voor elkaar op te nemen als er politieke of maatschappelijke druk ontstaat. Dat is niet altijd makkelijk, want je bent niet altijd automatisch vrienden als je toevallig bij elkaar in een college bent terechtgekomen. Ieder heeft bovendien zijn eigen persoonlijke stijl en voorkeuren. Bovendien zit je in een bestuurlijke omgeving te werken, waar politiek altijd ook aanwezig is.
4
Politiek speelt niet altijd een dominante rol, omdat naar mijn ervaring de meeste wethouders vooral zeer pragmatisch en oplossingsgericht met hun dossiers bezig zijn. Maar toch is de politiek nooit helemaal weg. Alleen al om het simpele feit dat je altijd afhankelijk bent van een politieke meerderheid in de gemeenteraad. Hoe onafhankelijk een college van B&W in principe ook kan en wil opereren, er is altijd een lijntje tussen politieke fracties van de collegevormende partijen en de wethouders die namens die partijen in het college zitten. Soms geven die een wethouder een duidelijke opdracht of beperking mee, soms heb je zelfs te maken met mensen in de fractie die denken dat ze het zelf beter kunnen en het heel anders hadden gedaan. Het vergt dat je altijd een beetje op je hoede moet zijn en goed in de gaten moet houden, vooral wat er zich buiten de politieke arena afspeelt. Zowel in het college als in de raad moet daarom bij voortduring aan politiek draagvlak worden gewerkt. Het bij aanvang gesloten coalitie akkoord geeft wel enig houvast, maar in de praktijk dekt dat slechts een deel van de onderwerpen die op het bordje komen. Collegiaal samenwerken is dus ook continue onderhandelen, geven en nemen, als het om onderwerpen of situaties gaat die in het coalitie akkoord niet waren voorzien. KERNCOMPETENTIES De 10 kerncompetenties van een wethouder zijn volgens mij: 1. Kunnen managen van (ambtelijke) beleid- en uitvoeringsprocessen 2. Politieke antenne en vaardigheden om politieke processen aan te sturen 3. Onderhandelingsvaardigheden (extern, maar ook intern) 4. Juridische kennis (vooral bestuursrechtelijk, maar ook privaatrechtelijk) 5. Financiële kennis (begrotingen, managementrapportages en jaarrekeningen) 6. Samenwerken in collegiaal teamverband 7. Omgaan met media en mediadruk (framen, spinnen, verkopen) 8. Kennis nemen van nieuwe wet- en regelgeving en consequenties daarvan doorzien 9. Visieontwikkeling en agendasetting 10. Reflecteren (Macchiavelli herlezen, intervisie en spiegelen) B. Hoe blijf je wethouder? Ik heb als gezegd dat ik het wethouderschap absoluut als een prachtige functie heb ervaren. Ik heb heel veel kunnen bewerkstelligen. Mooie fysieke voorzieningen kunnen realiseren, het beleid in de gemeente socialer kunnen maken voor mensen in een kwetsbare positie, morele en financiële steun kunnen geven aan in mijn ogen noodzakelijke initiatieven, samenwerkingsverbanden tot stand weten te brengen, bijv. de samenvoeging van de Sociale Diensten van Voorschoten, Wassenaar en onze gemeente, de Sociale Werkvoorziening met zijn 700 medewerkers door moeilijke tijden kunnen loodsen. En last but not least, heel veel leuke en inspirerende mensen en organisaties mogen ontmoeten en leren kennen. Het moeten er vele honderden zijn geweest in al die jaren. Ze hebben mij veel nieuwe kennis en inzichten gebracht. Uit het feit dat bijna een derde van de wethouders de eindstreep niet haalt, blijkt al dat het wethoudersambt niet voor iedereen een droombaan is. Het percentage voortijdig gesneuvelde wethouders is de afgelopen drie raadsperioden enorm gegroeid. Deels ligt dat aan de invoering van het dualisme, waardoor je als wethouder veel minder greep hebt op het proces dat zich in de raad en in jouw eigen fractie afspeelt. Je kunt niet meer automatische op steun van je fractie rekenen, waardoor je op een eenzame positie zit.
5
STAKEHOLDERS Stakeholders waarmee een wethouder te maken heeft: 1. Burgers en bedrijven (van projectontwikkelaars tot zorgverzekeraars) 2. Maatschappelijke organisaties, verenigingen 3. Collega’s in College van B&W 4. Gemeenteraad en raadscommissies 5. Buurgemeenten / regio Haaglanden 6. Gemeenschappelijke regelingen (besturen, directies) 7. Media (regionale dagbladen, h a h bladen, steeds meer sociale media) 8. Ambtelijke organisatie / diverse ambtelijke (project)teams 9. Lijnmanagers 10. Gemeentesecretaris / Concerndirectie / Controller 11. Lobby organisaties / Belangenorganisaties / 12. Uitvoerende partijen (opdrachtnemers, contractanten) 13. Participatie- of overlegorganen 14. Provincie 15. Rijk (vakministeries, kabinet, parlement) 16. Politieke partij lokaal 17. Politieke partij landelijk / Bestuurdersvereniging 18. Intervisiegroep 19. Gezin Het vak van wethouder is bijzonder divers. Wat de meeste mensen zien gaat niet verder dan de fotootjes in de huis aan huis bladen. Dan lijkt het al gauw dat de belangrijkste kernkwaliteit van wethouders uit linten knippen en startschoten lossen bestaat. Niets is minder waard. Het echte werk is een stuk ingewikkelder en vergt heel wat zwaardere kwaliteiten. Ik heb de verantwoordelijkheid over zes portefeuilles en twee stedelijke vernieuwingsprojecten(werk en inkomen, stedelijke vernieuwing, zorg, welzijn, sport, minderheden, project Prinsenhof, project Kulturhus). De actuele caseload van lopende zaken bestaat uit een stuk of zestig thema’s of onderwerpen, Die agenda is uiteraard vloeiend. Er vallen onderwerpen af en er komen weer zaken bij. Ongeveer 40 procent van mijn tijd bestaat uit interne overleggen. Met het college, de ambtelijke staven, gemeentesecretaris, of concerndirecteur, andere wethouders, burgemeester, mijn bestuursadviseur, mijn secretaresse, etc. Ca. 10 procent ben ik kwijt aan de gemeenteraad (raadsvergaderingen, commissies, coalitieoverleg, overleg met mijn fractie en fractievoorzitter, andere fractiewoordvoerders, open raadhuisavond). 30 % besteed ik aan externe overleggen of mijn bestuurlijke taken buiten de gemeente (gemeenschappelijke regelingen, regionale overleggen, VNG commissies, samenwerkingsverbanden) en 20 % ben ik bezig met overleg met of bezoek aan maatschappelijke organisaties. 10 % gaat op aan het overleggen met wijkplatforms, informatieavonden, overleggen met projectpartners etc.) Ik probeer ook 10 % tijd te nemen voor het bezoeken van vakconferenties, intervisie, bijeenkomsten van mijn bestuurdersvereniging etc. Een groot aantal overleggen die met de gemeenteraad te maken hebben, vinden in de avonduren plaats. Omdat ik veel met vrijwilligersorganisaties te maken heb, vindt een groot deel van de overleggen met hen plaats in de avonduren, of vanaf 17.00 uur in de middag. De openbare optredens vinden ook dikwijls in de weekenden plaats. In de weekends en de late avonduren moet er altijd ook het nodige leeswerk worden gedaan, want iedere dag krijg je een of twee mappen met de vergaderstukken voor de verschillende overleggen van de dag erop mee naar huis. Eens per week wordt daar ook nog een stapel vaktijdschriften aan toegevoegd. Collegestukken en vaste vergaderstukken worden sinds kort op je I Pad gezet en niet meer op papier uitgeprint. Dat is handig, want zo’n I Pad kun je ook in bed makkelijker lezen dan een hele set met elastieken samengebonden vergaderstukken. U kunt zich voorstellen dat ik soms snak naar wat tijd om na te denken en enige afstand te nemen.
6
De zaken die spelen zijn zwaar en minder zwaar. Het doet wel een beroep op hele verschillende competenties. Een spreekuur waarin eenvoudige burgers hun ellende op tafel leggen of komen klagen over de bejegening vergt heel wat anders dan ingewikkelde gesprekken met juristen van de landsadvocaat over staatssteunrisico’s, grote aanbestedingen bijvoorbeeld in de zorg van ettelijke miljoenen, samenwerkingsovereenkomsten over bouwprojecten van tientallen miljoenen euro’s of het bouwen van een nieuw zwembad van 12 miljoen. In de decentralisaties gaat het zelfs om extra inkomsten voor de gemeente van ca. 60 miljoen structureel. Hoewel je als wethouder natuurlijk geen specialist op al die verschillende terreinen kunt en hoeft te zijn, moet je wel van alle hoofdlijnen op de hoogte zijn en vooral goed kunnen uitleggen – in eigen woorden – wat de consequenties zijn voor het gemeentelijke beleid of de gemeentelijke uitvoering. Dat betekent dat je soms in materie moet verdiepen waar je nog nooit van gehoord had, maar die wel politieke relevantie heeft. Voorbeelden: Mexicaanse griep, bodemverontreiniging, legionella besmetting, bodemstructuren. Die enorme diversiteit maakt het zwaar, maar ook zeer interessant. Een van de mooie dingen is dat je soms vakmensen tegenkomt die zo gepassioneerd over hun vakgebied kunnen vertellen, dat je als wethouder er zelf ook een hele hoop van opsteekt. Zorgwekkend is evenwel het wethouders ambt steeds zwaarder is geworden. Er liggen steeds meer valkuilen op de weg en de druk vanuit burgers en media is aanzienlijk groter geworden. Daar komt bij dat door de voorgenomen decentralisaties van rijkstaken naar de gemeenten ook de bestuurlijke verantwoordelijkheden nog eens een fors stuk groter wordt. Gemeenten worden verantwoordelijk voor de jeugdzorg (voor opvoedproblemen in gezinsverband tot residentiële opvang), voor een heel groot deel van de zorg voor ouderen en chronisch zieken en gehandicapten, voor de werkgelegenheid en uitkering van bijna alle mensen met afstand tot de arbeidsmarkt (ca. 600.000 mensen, waaronder arbeidsgehandicapten). Die decentralisaties gaan wel met enorme bezuinigingen op de daarvoor beschikbare budgetten gepaard, variërend van 15 % voor de jeugdzorg tot 40 % van de hulp bij het huishouden en 50 % op de reïntegratie van werkzoekenden. Vooral omdat het hier per definitie om kwetsbare burgers gaat, zal de impact van incidenten in de lokale politiek ongetwijfeld groot zijn (voorbeeld: het recente gezinsdrama in Reuver, Limburg). Het motto van de decentralisaties is “zorg dichtbij de mensen” organiseren. Voor de lokale politiek betekent het dat ook de politieke kopzorgen dichter bij komen. De decentralisaties vormen niet alleen een enorme taakverzwaring voor gemeenten, maar maken ook de politieke verantwoordelijkheid van bestuurders een stuk groter. Er is niet voor niets twijfel of kleine gemeenten die grotere verantwoordelijkheid wel aankunnen en of je om deze nieuwe verantwoordelijkheden te kunnen uitvoeren, niet moet opschalen naar gemeenten van minimaal 100.000 inwoners. De omgeving waarin een College van B&W moet opereren wordt steeds heftiger. Dat heeft te maken met veranderingen in de maatschappij die op zichzelf heel goed zijn, maar ook een grote weerslag op het politieke en bestuurlijke functioneren hebben. Ontwikkelingen die een rol spelen: - de toenemende mondigheid van burgers, als gevolg van de betere opleiding en betere informatie waarover ze kunnen beschikken. Burgers laten zich daardoor steeds minder snel overtuigen. - het gebrek aan vertrouwen in de toekomst, en het gebrek aan vertrouwen in de overheid en autoriteit. Sterker nog: agressiviteit en bedreigingen nemen toe. Niet alleen bestuurders, maar ook allerlei mensen in de publieke dienstverlening hebben daar enorm veel last van. Het vertrouwen in politici was toch altijd al niet hoog, maar nu worden soms de meest vreselijke dingen over en naar ze geschreven en wordt hen allerlei onredelijks in de schoenen geschoven. de rol van internet en sociale
7
-
-
-
media, waardoor ieder incidentje – hoe klein ook – binnen no time gesignaleerd is en verspreid. De nieuws sensatie en snelheid lijkt het vaak te winnen van de nuance die bijvoorbeeld zou kunnen worden vergroot door controle van de juiste feiten. De juridisering van de openbare ruimte. Het beroep op de WOB neemt toe, evenals het claimgedrag. Gemeenten zijn steeds meer geld kwijt voor juridische procedures, die in de meeste gevallen overigens wel gewonnen worden. (voorbeeld Damcentrum) De politieke omgangsvormen verschuiven. Scoringsdrift, incidentenpolitiek, op de man spelen, versplintering door afsplitsing van raadsleden, zijn dominante verschijnselen geworden. Leidschendam-Voorburg mag in dat opzicht buitengewoon blij zijn dat het in onze gemeente nog steeds redelijk toegaat, al is ook in onze gemeente die geschetste tendens absoluut zichtbaar. De toenemende betekenis van integriteit en good governance. Je kunt je geen enkele scheve schaats meer veroorloven, alle gedragingen zijn vastgelegd in gedragscodes, declaraties worden in openbare stukken aan de gemeenteraad verantwoord, soms zelfs op de gemeentelijke website gepubliceerd. Taxiritten, lunchbonnetjes (zelfs als het uit de gemeentelijke bedrijfskantine komt), deelnames aan congressen moeten allemaal verklaard worden.
C. Wanneer ga je als wethouder? De vervelende ontwikkelingen die ik waarneem in het politieke klimaat, zijn voor mij geen reden geweest om te stoppen. Ik heb altijd een goede werkrelatie met de gemeenteraad gehad, misschien wel omdat ik mij soms ook kwetsbaar opstelde en open stond voor terechte kritiek en verbetering. Ik heb nooit de pretentie gehad dat alles altijd 100 % goed of juist was, ondanks dat ik daar wel naar streefde uiteraard. Het is geen schande om toe te geven dat je iets ook anders had kunnen doen. Dat houdt je als wethouder scherp, vergroot het vertrouwen van mensen in jou als wethouder en houdt het draagvlak voor je beleid en uitvoering in stand. Ik heb dus nog niet veel deukjes opgelopen als wethouder. Dat kan overigens van de ene op de andere dag veranderen. Want iedere week kan er ineens iets op poppen waarvan je niet afwist, ook geen veroorzaker van bent, maar waarvoor je wel verantwoordelijk bent. Dat betekent dat je van de een op de andere dag aangeschoten wild kunt worden en in media en raad onder druk kan worden gezet. Voorbeelden: Avalex, GGD. De psychische druk neemt dan snel toe, want niemand is van steen. Niet alleen jij als wethouder hebt er last van, maar ook je omgeving, en zelfs je gezin. Kinderen worden op school geconfronteerd met de negatieve publiciteit. De stress neemt toe als je je verantwoordelijkheid wel voelt, maar niet in staat bent, of afhankelijk bent van anderen, om het probleem op te lossen. Zelfs als je van dit soort zaken verschoond blijft, en je hebt een goede reputatie als bestuurder opgebouwd, dan nog is het goed om na 2 periodes van 4 jaar te stoppen. Ik heb mij altijd voorgenomen om niet langer dan 8 jaar wethouder te willen zijn. Ik heb lang geleden – al voor dat ik wethouder werd - wel eens in een column geschreven dat als de president van het machtigste land ter wereld niet meer dan 2 termijn mag zitten, welke wethouder dan kan menen dat hij voor Leidschendam-Voorburg nog meer tijd nodig heeft. Mijn belangrijkste reden om te stoppen is dat ik toe ben aan iets anders. Na bijna 8 jaar treedt er toch een zekere sleetsheid op, en die wordt alleen maar heviger als je je nog eens weer voor 4 jaar bindt. De onbevangenheid waarmee ik als wethouder ben begonnen is in de loop der jaren minder geworden. In zekere zin wordt je onderdeel van het systeem, en heb je ook leren leven met de beperkingen van het systeem. Als je zoals ik nog steeds veel energie en ambitie hebt om iets aan de wereld te veranderen, dan is het goed dat je weer eens even
8
uit dat systeem keurslijf stapt. Je hoofd en je handen weer vrij maakt om vanuit een andere positie je ambities te vervullen. Daar komt bij dat ik 56 ben geworden en nog tot mijn 67ste zal moeten werken om mijn hypotheek en studiekosten van de kinderen te betalen. De kans dat ik op mijn zestigste nog een baan zal vinden lijkt mij een stuk kleiner dan wanneer ik nu ga solliciteren. Ik acht de kans groot dat ik daar over vier jaar niet meer de energie voor heb. Ik vind daarom dat ik nu moet stoppen, en dat andere mensen het stokje moeten overnemen. Ik vertrek dus vrijwillig. Maar menig wethouder vertrekt tegen zijn wil. Bijvoorbeeld omdat hij of zij politiek struikelt of omdat jouw politieke partij na de verkiezingen niet meer aan een college deelneemt, vanwege een slecht verkiezingsresultaat of omdat de voorkeuren van andere partijen anders komen te liggen. Het risico van een wethouder om ieder moment te kunnen sneuvelen of na vier jaar gedwongen aan de kant te komen staan, is reden geweest om dit politieke risico te verzekeren door een aftredende wethouder het recht op wachtgeld te geven. Afhankelijk van de duur van je wethouderschap, heb je maximaal 3 jaar en 2 maanden recht op wachtgeld. Het eerste jaar heb je recht op 80 % van je laatst genoten salaris (voor de wethouders in Leidschendam-Voorburg betekent dat dus 80 % van 90%); vanaf het tweede jaar wordt dat 70 %. Die duur is gelijk aan de maximale duur van een gewone WW regeling. Voorheen was de wachtgeld duur voor ex-wethouders een stuk langer, maar daar is de afgelopen jaren onder maatschappelijke druk fors op ingeboet. Na drie maanden begint de sollicitatieplicht voor exwethouders. Ook dat is nieuw. Voor het zoeken naar betaald werk, kun je een beroep doen op loopbaanbegeleiding en outplacement. Zolang je geen ander werk hebt gevonden dat evenveel opbrengt als het uitgekeerde wachtgeld, blijft die sollicitatieplicht van toepassing. Uit onderzoek blijkt dat werkgevers niet bepaald zitten te wachten op ex-wethouders. Dat heeft veel met vooroordelen te maken, zoals ze zijn eigengereid, niet meer in staat orders van anderen aan te nemen of in loondienst te werken, ze kunnen van alles een beetje, maar ontberen actuele kennis en deskundigheid op één gebied, ze zijn te oud om nog iets te leren, etc. Uit datzelfde onderzoek blijkt overigens ook dat wanneer werkgevers een ex-wethouder aannemen, ze uiterst tevreden zijn over die ex-wethouder. Een collega wethouder vergeleek de wethouders daarom eens met asielhonden. Niemand wil een asielhond als je een leuke hond zoekt, maar als je er toch een neemt, wil je nooit meer iets anders. Over die wachtgeldregelingen is veel maatschappelijke discussie gaande. Regelmatig hoor en lees je dat deze afgeschaft zouden moeten worden, omdat politici niet anders moeten worden behandeld dan gewone werknemers. In de Tweede Kamer roepen partijen als de SP en de PVV dat bijvoorbeeld. Ik vind dat zeer kortzichtig en ook onjuist qua veronderstelling. Ik heb in bovenstaande duidelijk gemaakt dat een wethouderschap niet alleen het uiterste vergt van je vakmanschap, maar ook een groot beslag legt op je persoonlijke leven. Tegelijkertijd heb je te maken met een enorm afbreukrisico dat door de toenemende maatschappelijke en media druk steeds groter wordt. Als je niet oppast heb je zelfs je hele leven last van je wethouderschap, omdat je al die tijd in een glazen huis hebt geleefd en alles wat je deed – vooral de minder geslaagde zaken – voor altijd vastgelegd en gedocumenteerd zijn. Het kan zelfs het vinden van een nieuwe baan in de weg zitten. (voorbeeld: Artikel in Binnenlands Bestuur “Ex-Wethouder met een vlekje”. Een wethouderschap is dus echt niet met een gewone baan te vergelijken! Deze ervaringen maken dat steeds meer goede mensen wel twee keer nadenken voordat ze hun vaste baan opzeggen om voor vier jaar wethouder te worden. Ik ben ervan overtuigd dat wanneer de wachtgeldmogelijkheden nog verder worden uitgekleed, in de toekomst alleen nog maar financieel onafhankelijke mensen zich melden, of mensen die behept zijn met een
9
enorme zucht naar macht en geldingsdrang. Dat zou een aderlating zijn voor de kwaliteit en representativiteit van het lokale bestuur en daarmee voor de lokale democratie. Ik hoop dat het zover niet zal komen. Wethouderschap is een prachtige functie, waarvoor je al je vakmanschap moet inzetten. Een dienende wethouder te kunnen zijn, is het mooiste wat mij in mijn carrière tot nu toe is overkomen. Ik heb het daarom met veel genoegen tot nu toe gedaan. Dat geldt overigens ook voor deze presentatie. Ik dank jullie voor de aandacht!
10