Inleidende teksten
DE LINTHOUTWIJK (SCHAARBEEK – SINT-LAMBRECHTSWOLUWE) EN DE MONROSEWIJK (SCHAARBEEK). Geschiedenis van de architectuur
Huizenrij op het Jamblinne de Meuxplein 39 tot 31 (foto 2011).
Inventaris van het Bouwkundig Erfgoed van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Inhoud 1. Het neoclassicistische erfgoed ..……………………………… 4 2. De triomf van het eclecticisme ……………………………….. 6 Binnenplaatsen .……………………………. 8
Redactie, onderzoek en foto’s Isabelle Douillet-de Pange en Caroline Berckmans, vzw APEB 2012
3. Historiserende trends …………………………………………. 9 De evolutie van de arbeiderswoningen en sociale woningen …….…….………….. 13
4. De art nouveau ………………………………………………. 14 Gevelwedstijden ……………………….….. 16
© Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, Directie Monumenten en Landschappen, CCN - Vooruitgangsstraat 80 1035 Brussel
5. De Beaux-Artsstijl: de terugkeer naar de grote Franse stijlen …………………….. 17
Verantwoordelijke uitgever A. Verkruyssen
Steeds weerkerende namen ………………. 18
6. Art deco en modernisme tijdens het interbellum ..………… 19 7. De naoorlogse periode, tussen internationale stijl en ludiek modernisme ..……….. 22
De Linthoutwijk en de Monrosewijk – Geschiedenis van de architectuur http://www.irismonument.be/nl.Schaarbeek.html
2
De verstedelijking van de Linthoutwijk1 en de Monrosewijk ging pas echt van start met de uitvoering van de grootse plannen van de gemeente-ingenieur van Schaarbeek, Octave Houssa, tussen 1903 en 1906. Tijdens de Belle Époque kregen deze wijken geleidelijk hun huidige uitzicht. De werken voor de aanleg van het wegennet vonden plaats tussen 1904 en 1914 en werden uitgevoerd door de gemeente, die eveneens de perceelsindeling vastlegde, met lange en smalle percelen volgens de lokale traditie. Deze percelen werden al snel opnieuw verkocht, als gevolg van de belasting die de stadsbestuurders vanaf 1904 oplegden aan eigenaars die te lang wachtten met bouwen. Algauw werden ze bebouwd met individuele woonhuizen of opbrengsthuizen die zowat alle gradaties van standing van de kleine tot de gegoede burgerij vertoonden. Toch lagen tal van percelen nog braak aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog. De oorlog en zijn nasleep legden de bouwactiviteit stil tot rond 1921, nadien, tijdens de jaren 1920 en 1930 werd de bebouwing van deze wijken hervat met dezelfde typologieën, aangevuld met appartementsgebouwen. Na de Tweede Wereldoorlog werden op de braakliggende percelen hoofdzakelijk appartementsgebouwen opgetrokken. Behalve enkele uitzonderingen op de Auguste Reyerslaan en de Brand Whitlocklaan, ontsnapten deze wijken grotendeels aan de sloop van oude huizen. Deze residentiële bebouwing werd uiteraard met andere typologieën aangevuld. In deze twee wijken, en vooral dan langs de oudste wegen, bevinden zich dan ook tal van werkplaatsen (brouwerijen, garages, fabrieken, enz.) of opslagplaatsen binnen het bouwblok, gebouwen die direct verbonden waren met de woning van de eigenaar aan de straatkant. Wie aan bewoners denkt, denkt aan voorzieningen. Zo bevonden zich in deze wijken ook talrijke scholen en kerken, aangevuld met zeldzamer typologieën, zoals een kazerne of televisiestudio's. In deze architecturale inleiding willen we op zoek gaan naar de meest kenmerkende gebouwen in deze wijken, op basis van de stijl waarin ze gebouwd zijn.
1
Deze inleiding behandelt eveneens de verstedelijking van de Linthoutwijk op het grondgebied van Sint-Lambrechts-Woluwe. Deze wijk beslaat enkele verkeerswegen gevat tussen de Vergotestraat, de Brand Whitlocklaan, de Stafhouder Braffortstraat en de Henri Dietrichlaan, evenals de Linthoutstraat. Net als in Schaarbeek begon de verstedelijking van deze wijk in de vroege jaren van de 20e eeuw.
De Linthoutwijk en de Monrosewijk – Geschiedenis van de architectuur http://www.irismonument.be/nl.Schaarbeek.html
3
1. Het neoclassicistische erfgoed Omdat het neoclassicisme hoofdzakelijk de bebouwing van vóór 1900 betreft, komt deze stijl vrij schaars voor in de hier besproken wijken. In de meeste gevallen gaat het om bescheiden, en daarenboven slecht bewaarde woningen langs de oudste verkeerswegen, zoals de Leuvensesteenweg, de Daillylaan en het Daillyplein, of de Trooststraat. Na 1900 evolueerde deze stijl onder invloed van het eclecticisme naar verticaler verhoudingen en een rijkelijker decoratie.
Daillylaan 131, 1879 (foto 2012).
Onder de interessantste voorbeelden van privéwoningen vermelden we de nr. 93 in de Linthoutstraat, een oud landhuis dat al vóór de verstedelijking van de wijk bestond en tussen 1880 en 1894 was gebouwd. Interessant, ook door zijn perfect bewaard klein erfgoed, is het eerste huis dat in de Daillylaan werd opgetrokken, op nr. 131, “1879” gedateerd. Langs dezelfde laan bouwde architect H. Jaumot in die periode ook de gemeenteschool nr. 9 in een neoclassicistische stijl. Het geheel is symmetrisch opgebouwd, zowel in de gebouwen aan de straatkant, die in drie paviljoenen zijn onderverdeeld, als in de indeling in een lang centraal klaslokalengebouw rond twee identieke speelplaatsen. Meer dan twintig jaar later werd deze school aangevuld met een ander gebouw, gemeenteschool nr. 10, van dezelfde architect. De brede gevel van deze school in de Grote Bosstraat is opzichtiger dan die aan de Daillylaan maar vertoont nog altijd een neoclassicistische stijl. Hij vormt een fraaie illustratie van hoe die stijl in de loop der tijden evolueerde.
De Linthoutwijk en de Monrosewijk – Geschiedenis van de architectuur http://www.irismonument.be/nl.Schaarbeek.html
Linthoutstraat 93, voormalig landhuis gebouwd tussen 1880 en 1894 (foto 2011).
4
Daillylaan 124, voormalige gemeenteschool nr. 9, n.o.v. architect H. Jaumot, 1875-1881 (foto 2012).
Grote Bosstraat 57-59, gemeenteschool nr. 10, n.o.v. architect H. Jaumot, 1898 (foto 2012).
De Linthoutwijk en de Monrosewijk – Geschiedenis van de architectuur http://www.irismonument.be/nl.Schaarbeek.html
5
2. De triomf van het eclecticisme Het was het eclecticisme dat de Linthoutwijk en de Monrosewijk hun echte persoonlijkheid gaf. Dit moeilijk te omschrijven eclecticisme bracht een vrije synthese van oude stijlen die de zoektocht van de opkomende burgerij naar een eigen imago moest uitdrukken. Het eclecticisme wordt ook gekenmerkt door een uitgesproken voorliefde voor kleuren en materiaalcontrasten op de gevel: baksteen in verschillende tinten, verrijkt met hardsteen en/of witsteen, eventueel aangevuld met opvallende decors (sgraffiti, keramiek, enz.). Uit die decoratie spreekt een artisanaal vakmanschap dat ongekende hoogten bereikte, voornamelijk in de houten en metalen elementen. Het eclecticisme overheerste de wisseling tussen de 19de en 20ste eeuw en was in Schaarbeek nog tot na de Eerste Wereldoorlog aanwezig, zij het minder uitgesproken. De eclectische gevels, zwevend tussen imitatie en overdrijving, kenmerken hele straten in Linthout en Monrose en verlenen hun een opmerkelijke, fantasierijke samenhang. Op eenzelfde gevel werden soms verschillende stijlen gecombineerd, nu eens neoclassicisme, dan weer neogotiek, neo-Vlaamse renaissance of art nouveau.
Inspelend op de vraag bebouwden talrijke bouwpromotoren, die soms ook architecten waren, tientallen percelen. Daarbij maakten ze dankbaar gebruik van het vermogen van het eclecticisme om huizen een individueel karakter te geven binnen een terugkerende structuur. Deze kleine vastgoedpromotie was wijdverbreid in Schaarbeek, en wellicht meer dan in andere Brusselse gemeenten die zich in
De Linthoutwijk en de Monrosewijk – Geschiedenis van de architectuur http://www.irismonument.be/nl.Schaarbeek.html
Charbolaan 43 tot 33, rij huizen die bijna allemaal in 1911-1912 zijn ontworpen (foto 2011). Minnebronstraat 7 tot 11, opstanden, n.o.v. architect René Bartholeyns, GAS/DS. 95-7-9-11 (1914).
6
diezelfde periode ontwikkelden. Onder deze bouwpromotoren vermelden we architect René Bartholeyns2. Hij ontwierp tientallen huizen, de meeste in de Monrosewijk. Hij wees elke middelmatige standaardisering af en koos voor een hoogwaardige eclectische architectuur met elementen in pittoreske of art-nouveaustijl, soms gelegen op complexe percelen, zoals in de Minnebronstraat nr. 1 tot 11 (1914-1916). In de jaren 1920 evolueerden zijn bouwwerken naar de Beaux-Artsstijl, onder meer in het opmerkelijke stedenbouwkundige geheel gevormd door de tien huizen op de hoek van de Albert de Latourstraat (nr. 60 tot 68) en de Van Hamméestraat (nr. 53 tot 61). Een bijna karikaturaal voorbeeld van dit type vastgoedpromotie is dat in de Generaal Gratrystraat, waar een tandem architectaannemer, Pierre en Jean-Baptiste Decnop, een veertigtal huizen bouwde die onderling slechts weinig verschilden. Deze tandem was ook in talrijke andere straten van de Linthoutwijk actief. Nog een voorbeeld van kleinschalige promotie bevindt zich op de hoek van de Léon Mahillonlaan en de Diamantlaan, naar een ontwerp van architect René Doom uit 1911 voor de coöperatieve verzekeringsmaatschappij La Populaire. Dit ensemble leverde de architect de “médaille vermeil” in de gevelwedstrijd van Schaarbeek van 1913 op.
Diamantlaan 60 en Léon Mahillonlaan 62 tot 82, architect René Doom voor de coöperatieve verzekeringsmaatschappij La Populaire, 1911 (GEMEENTE SCHAARBEEK, Concours de façades, manuscript bewaard in het lokaal fonds van het Huis der Kunsten van Schaarbeek). Generaal Gratrystraat 2 tot 76, geheel van 34 analoge huizen gebouwd van 1921 tot 1926 naar een ontwerp uit 1921 van architect Pierre Decnop (foto 2011).
2
Om de teksten en voetnoten te verlichten, nemen we in deze inleiding niet alle werken van de vermelde architecten op. Op de website van de Inventaris van het Bouwkundig Erfgoed kunt u een dergelijke opzoeking verrichten door de gezochte naam in het veld “Alle architecten, kunstenaars, …” in te voeren.
De Linthoutwijk en de Monrosewijk – Geschiedenis van de architectuur http://www.irismonument.be/nl.Schaarbeek.html
7
Vrouwen, en vooral weduwen, die als dusdanig niet aan enige toestemming van een echtgenoot of ouder gebonden waren, moesten niet onderdoen voor hun mannelijke collega’s. Een van hen was de energieke weduwe van Frédéric Pelletier, die in de gelijknamige straat een dertigtal huizen liet bouwen (n.o.v. architect Jean Pirart). Het eclecticisme was ook populair voor grote openbare gebouwen, zoals de Dailly-kazerne (O. Geerling, 1888-1894) met haar imposante bedaking. Leuk detail: de polychromie van de hal, met gele en rode baksteen aangevuld met blauwe hardsteen, was bedoeld als zinspeling op de kleuren van de Belgische vlag. Een zeldzamer typologie, maar nog altijd in eclectische stijl, wordt vertegenwoordigd door een politiecommissariaat en een brandweerpost op de hoek met de Radiumstraat en de Diamantlaan, gebouwd in 1911. Vermelden we voor datzelfde jaar ook een gebouw bestemd voor de centrale telefoniekantoren van de Administration des Télégraphes de l’État in de Olmstraat nr. 14-16.
Dailly-kazerne, gezicht op de berijdbare vestibule, n.o.v. architect O. Geerling, 1888-1894 (foto 2011).
Binnenplaatsen In deze residentiële wijken lagen ook talrijke werkplaatsen (brouwerijen, garages, fabrieken, enz.) en opslagplaatsen binnen de bouwblokken. Zo bevonden zich in de Frédéric Pelletierstraat de gelijknamige fabrieken gespecialiseerd in de fabricage van hoogwaardig schrijfpapier; ze waren er in 1897 gevestigd en dan geleidelijk uitgebreid. Aan de pare zijde van de Artanstraat, binnen eenzelfde dichtbebouwd woningblok, bevonden zich een opslagplaats voor koloniale waren, een bakkerscoöperatieve en een atelier voor woninginrichting. In de Daillylaan waren er twee bieropslagplaatsen: die aan de achterzijde van nr. 52 en 54 kreeg in 1992 een nieuwe bestemming door architect Joël Claisse, die aan de achterzijde van nr. 225 werd in 1908 door de befaamde architect Henri Jacobs ontworpen. In de Auguste Lambiottestraat werden verscheidene industriële gebouwen met uiteenlopende bestemmingen ingericht: een werkplaats voor mechanisch schrijnwerk, een garage, een azijnstokerij, opslagplaatsen, enz. Sommige achtergebouwen waren meer dan kleine private bedrijfjes. Zo bouwde de SA Les Tramways Bruxellois in 1938 in de Grote Bosstraat nr. 76 een transformatorstation dat nu buiten gebruik is, terwijl het eerste straatdeel aan de onpare zijde van de Linthoutstraat grotendeels wordt ingenomen door de gebouwen van de Brusselse Intercommunale voor Waterdistributie, die er vanaf 1895 haar reservoir en diverse technische lokalen vestigde. De gebouwen werden tijdens de Tweede Wereldoorlog vernield en tussen 1946 en 1950 wederopgebouwd, en in de jaren 1950 en 1970 werd het complex verder uitgebreid.
De Linthoutwijk en de Monrosewijk – Geschiedenis van de architectuur http://www.irismonument.be/nl.Schaarbeek.html
8
3. Historiserende trends Sommige eclectische gebouwen weerspiegelen een specifiekere, zelfs historiserende invloed. De middeleeuwse invloed vindt een fraaie uitdrukking in het Castel de Lindthout, een pareltje van neogotiek gebouwd tussen 1867 en 1869 door architect Florimond Vandepoele, verbouwd tussen 1898 en 1903 door architect Edmond De Vigne, en nadien tot school getransformeerd voor het Heilig-Hartinstituut. In de kapel, de balzaal, maar ook in de hallen, salons en klaslokalen vindt deze stijl een bijzonder geslaagde toepassing. Ook een paar bescheidener gevels opteerden voor middeleeuwse stijlen, zoals die op de Brand Whitlocklaan nr. 62, gekenmerkt door de Brugse gotiek. De nieuwe parochiekerken leenden zich uitstekend voor de neomiddeleeuwse stijlen. Omdat de nieuwe verstedelijkte wijken dringend nood hadden aan een eredienstgebouw, werd vaak eerst een noodkapel gebouwd. De Sint-Albertuskerk in de Victor Hugostraat werd in 1928-1929 in neogotische stijl ontworpen door architect Edmond Serneels. Ze verving een noodkerk die in 1909 door architect Victor Moreau was ontworpen op nr. 106-108 van de straat. De neoromaanse stijl overheerst in de Sint-Theresia van Avilakerk uit 1931-1932, die een antwoord was op de snel groeiende bevolking van de Sint-Theresia- en Sint-Aleydisparochie (architect-aannemer J. Coomans).
Castel de Lindthout, Twee Lindenlaan 2a, westgevel (foto 2012). Brand Whitlocklaan 62, ca. 1910 (foto 2011). Sint-Albertuskerk, Victor Hugostraat 147-155, n.o.v. architect Edmond Serneels, 1928-1929 (foto 2011).
In de Schaarbeekse straten duikt vaak nog een andere historiserende trend op, de renaissance, en meer bepaald de Vlaamse renaissance,
De Linthoutwijk en de Monrosewijk – Geschiedenis van de architectuur http://www.irismonument.be/nl.Schaarbeek.html
9
met haar overvloed van trapgevels en kruisvensters. Vermelden we onder meer het monumentale geheel van acht huizen in de Albert de Latourstraat nr. 37 tot 53, inspringend t.o.v. de straat en met eenzelfde gevel (1887), of Albert-Elisabethlaan nr. 30 (n.o.v. architect Edmond Serneels, 1909). Tot deze archeologische stroming behoren ook de gevel in de Artanstraat nr. 44 van de jonge Joseph Diongre (1911), die bekroond werd in de gevelwedstrijd van de gemeente, of het opbrengsthuis op de hoek van de Minnebronstraat 57 en de Azalealaan 41 n.o.v. architect Jean Teughels uit 1912. Het opmerkelijkste voorbeeld van deze stroming is wellicht het indrukwekkende gebouw op de hoek van de Gustave Fussstraat en de André Van Hasseltstraat, gedateerd “1887”. Dit gebouw spreekt onvermijdelijk tot de verbeelding want het diende als decor voor de Amerikaanse film The Nun’s Story (1959), geregisseerd door Fred Zinnemann en met Audrey Hepburn in de hoofdrol.
Albert-Elisabethlaan 30, n.o.v. architect Edmond Serneels, 1909 (foto 2011). Artanstraat 44, n.o.v. architect Joseph Diongre, 1911 (foto 2012). Gustave Fussstraat 15, 1887 (foto 2012).
De zeldzamer invloed van de Franse renaissance is te zien op de gevels op de Vergotesquare nr. 43 (n.o.v. architect Charles Casterman, 1909) of in de Madeliefjesstraat nr. 118 (1912).
De Linthoutwijk en de Monrosewijk – Geschiedenis van de architectuur http://www.irismonument.be/nl.Schaarbeek.html
10
Vergotesquare 43, n.o.v. architect Charles Casterman, 1909 (foto 2011). Madeliefjesstraat 118, 1912 (foto 2011).
Het Weldoenersplein maakte deel uit van de stadsplanning die Octave Houssa uitwerkte. Het is een stadsruimte met een hoge visuele kwaliteit, niet alleen door het centrale fonteinmonument maar ook door de bebouwing eromheen. Vreemd genoeg zijn enkele ervan, ontworpen door de architecten Armand Lund (nr. 14) of M. Dechamps (nr. 9, 10-11 en 25), geïnspireerd op de “wederopbouwstijl” die de huizen van het Brusselse stadscentrum van rond de wisseling van de 17de en 18de eeuw kenmerkte (topgevel met volutes, opengewerkte gevels, pilasters, balusters). Zo krijgt dit Schaarbeekse plein de allures van een kleine Grote Markt.
De Linthoutwijk en de Monrosewijk – Geschiedenis van de architectuur http://www.irismonument.be/nl.Schaarbeek.html
Weldoenersplein 9, n.o.v. architect M. Dechamps, 1913 (foto 2012). Weldoenersplein 10-11, n.o.v. architect M. Dechamps, 1910 (foto 2011). Weldoenersplein 25 en Frans Binjéstraat 1, waarschijnlijk n.o.v. architect M. Dechamps, 1909 (foto 2011).
11
Een andere belangrijke stroming binnen het eclecticisme is de pittoreske stijl, zoals in het huis-atelier van schilder Georges Léonard de Saint Cyr (Thomas Vinçottestraat nr. 42, 1885) of in een grote villa op de Albert Jonnartlaan nr. 46-48 (n.o.v. architect Walckiers, 1900).
Albert Jonnartlaan 46-48, n.o.v. architect Walckiers, 1900 (foto 2011). Thomas Vinçottestraat 42, huis en atelier van kunstschilder Georges Léonard de Saint Cyr, 1885 (foto 2012).
De Linthoutwijk en de Monrosewijk – Geschiedenis van de architectuur http://www.irismonument.be/nl.Schaarbeek.html
12
De evolutie van de arbeiderswoningen en de sociale woningen De arbeiderswoningen bevinden zich hoofdzakelijk langs de oudste verkeerswegen, zoals de Leuvensesteenweg of de Roodebeeklaan. In de meeste gevallen gaat het om bescheiden huizen met neoclassicistische inslag die teruggaan tot de jaren 1860-1880, zoals de huizen aan de pare zijde in de Schietschijfstraat, die allemaal voor eenzelfde opdrachtgever werden gebouwd. De meeste “bataillons carrés” – wijken rond een doodlopende steeg – werden gesloopt, slachtoffer van het sociaal beleid dat de gemeente tijdens de beginjaren van de 20ste eeuw voerde. Het enige nog bewaarde voorbeeld van dit type bevindt zich op de Roodebeeklaan nr. 69 tot 79. Dit geheel van zes huizen ligt binnen het bouwblok en is bereikbaar via een doorgang. Het dateert uit 1878 en oorspronkelijk behoorde het tot een groter complex dat tussen 1878 en 1880 werd gebouwd voor Félix Mommen, een ambachtsman gespecialiseerd in kunstenaarsbenodigdheden. In dezelfde laan bevindt zich tussen nr. 119a en 121 een van de eerste initiatieven voor een arbeiderswijk in de hoofdstad. De Linthoutse Werkmanswoonwijk, die in 1869 verrees op meer dan twee hectare binnen het bouwblok, werd gebouwd in opdracht van de Naamloze Vennootschap van de Arbeiderswoningen in de Brusselse Agglomeratie en bestond uit paviljoenen die elk in vier woningen waren opgedeeld. Tijdens het interbellum werd hij met appartementsgebouwen aangevuld. In 1897 werd een commissie opgericht die belast werd met een onderzoek naar de staat van de arbeiderswoning in Schaarbeek. De conclusies waren vernietigend3: een tekort aan goedkope woningen, ontoereikende financiële middelen voor de gezinnen die een groot deel van de lonen in een te hoge huurprijs zagen opgaan, een belabberde hygiëne en een lamentabele zedelijke toestand, met kinderen van een verschillend geslacht die eenzelfde ruimte moesten delen. De schepen van Financiën, Louis Bertrand, stelde toen de systematische afbraak van deze verouderde woningen voor en wou dat de gemeente van dan af via een naamloze vennootschap voor de bouw van arbeiderswoningen zou instaan. De Schaarbeekse Haard werd op 2 februari 1899 opgericht met als doel de bouw, de verkoop met annuïteithypotheek en de verhuur van arbeiderswoningen. In datzelfde jaar kocht de maatschappij een 240 meter lange strook bouwgrond langs de Victor Hugostraat. Verscheidene percelen werden bijna meteen doorverkocht, de overige werden in twee fases (1899-1902 en 1922) bebouwd met twee types sociale woningen: huizen voor een tot drie gezinnen bestemd voor verkoop, en gebouwen met verscheidene woningen bestemd voor verhuur. Zo ontwierp architect Henri Jacobs eind 1899 twee opbrengsthuizen in art-nouveaustijl op nr. 53-55 en 57-59. Andere soortgelijke initiatieven zagen het daglicht, zoals in de Léon Mignonstraat nr. 21 tot 31-35: een ensemble van vier gebouwen met verscheidene woningen ontworpen in 1902 en 1905 voor de Société Anonyme des Habitations Ouvrières Hygiéniques et Économiques van Sint-Joost-ten-Node. Van veel recentere datum is het initiatief van de BGHM en het Woningfonds in de Louis Scutenairestraat en de Marcel Mariënstraat, op de plaats van de gesloopte achtergebouwen van de vroegere Daillykazerne, waar befaamde architecten (de bureaus Pierre Blondel, AC & T en Mario Garzaniti, Daniel Dethier, Olivier Noterman en Nicolas Vanden Eeckoudt) vier fraaie gebouwen met sociale woningen ontwierpen.
3
BERTRAND, L., Schaerbeek depuis cinquante ans. 1860-1910, Librairie de l'Agence Dechenne, Brussel, 1912. pp. 85, 86.
De Linthoutwijk en de Monrosewijk – Geschiedenis van de architectuur http://www.irismonument.be/nl.Schaarbeek.html
13
4. De art nouveau De Gemeentescholen nr. 11 en 13 in de Roodebeeklaan, zijn onvervalste schoolpaleizen en behoren tot de grote verwezenlijkingen van de art nouveau. Ze werden vanaf 1907 ontworpen door architect Henri Jacobs maar pas in respectievelijk 1913 en 1923 uitgevoerd. In tegenstelling tot de neoclassicistische scholen met hun immense (en heel dure) gevels, hebben de scholen van Jacobs een smalle gevel aan de straatkant die niet breder is dan die van een privéwoning, terwijl de rest van de school zich verder binnen het bouwblok ontwikkelt. Dit veroorzaakte een ware omwenteling in de schoolarchitectuur door de intelligente circulatie binnen de gebouwen, de rijke materialen en – vooral – de aandacht voor de menselijke behoeften en ritmes. De mooiste privéwoningen in art-nouveaustijl bevinden zich op het grondgebied van Sint-Lambrechts-Woluwe, en vooral in de Kruisdagenlaan, waar we diverse uitingen van deze stijl aantreffen, met vier huizen van Édouard Frankinet, waaronder zijn persoonlijke woning op nr. 21 (1903), met invloeden van geometrische art nouveau. In dezelfde laan tekende ook Paul Hamesse enkele interessante gebouwen. Niet ver daarvandaan, binnen het bouwblok van de Vergotestraat (nr. 34), ontwierp hij een kunstenaarswoning met atelier voor de schilder Arthur Rogiers (1904). De geometrische schriftuur van Hamesse lijkt navolgers te hebben gehad, meer bepaald in de persoon van Jean Lerat. De geometrische stroming in de art nouveau kende nog andere interessante uitingen in deze wijken, onder meer in een huis van Alban Chambon voor zijn zwager, Daillylaan nr. 48, versierd met keramiekwerk dat katten voorstelt. De tandem Constant BosmansHenri Vandevelde ontwierp verscheidene huizen aan de Vergotesquare, waaronder het huis bestemd voor ingenieur Émile Waxweiler, waarvan het verrassende, deels bewaarde interieur door Léon Sneyers werd ontworpen. Nog altijd binnen deze geometrische stroming waren ook Camille Damman, Victor Taelemans en Joseph Diongre op het Schaarbeekse grondgebied actief. Henri Jacobs was niet alleen de trendsetter op het gebied van de schoolarchitectuur, hij leverde ook verscheidene woningen van hoge kwaliteit af, waaronder in de Frédéric Pelletierstraat nr. 82 of op het Weldoenersplein nr. 5 en 6, allebei bekroond in de gevelwedstrijd van de gemeente. In deze wijken is de florale stroming binnen de art nouveau minder goed vertegenwoordigd, maar ze had er toch een goede leerling, Gustave Strauven. Hij was heel actief in de naburige Plantsoenwijk (zie deze inventaris Brussel Uitbreiding Oost) en ontwierp ook enkele huizen in de Linthoutwijk en de Monrosewijk, waarvan de gekoppelde huizen Clayslaan nr. 47 en 49 (1902) de best bewaarde zijn. Paul Vizzavona, die rechtstreeks door Victor Horta werd beïnvloed, ontwierp een origineel huis in de Vergotestraat dat nu
De Linthoutwijk en de Monrosewijk – Geschiedenis van de architectuur http://www.irismonument.be/nl.Schaarbeek.html
Weldoenersplein 6 en 5 (in aanbouw), n.o.v. architect Henri Jacobs, 1909-1910 (GEMEENTE SCHAARBEEK, Concours de façades, manuscript bewaard in het lokaal fonds van het Huis der Kunsten van Schaarbeek).
14
beschermd is. Nog in een heel florale stijl ontwierp architect Gaspard Devalck voor zijn moeder en zichzelf in de André Van Hasseltstraat een fraai geheel van vijf huizen met vloeiende vormen. Minder bekend, omdat hij diverse stijlen vermengde, is architect M. Dechamps, die een fraai geheel ontwierp op de hoek van de Albert Jonnartlaan en de Linthoutstraat. Zoals vaak in Brussel beperkte de art nouveau zich veelal tot enkele gevelelementen. Een leuk voorbeeld hiervan zijn vier huizen van verschillende architecten die elk een hoefijzerboogvormige opening op de eerste verdieping tekenden.
Talrijker zijn de spiegels of panelen versierd met sgraffiti of keramiek op enkele banale eclectische huizen.
De Linthoutwijk en de Monrosewijk – Geschiedenis van de architectuur http://www.irismonument.be/nl.Schaarbeek.html
Léon Mahillonlaan 23, n.o.v. architect E. Mataigne, 1908 (foto 2011). Félix Marchallaan 20, n.o.v. architect Albert Delcorde, 1912 (foto 2011). Clayslaan 37, 1908 (foto 2012).
Victor Lefèvrestraat 58, landmeter Hektor Van de Velde, 1909 (foto 2011). Brand Whitlocklaan 94, 1910 (foto 2011).
15
Gevelwedstrijden Terwijl in Schaarbeek, zoals overal elders in Brussel, de binnenplattegrond van de huizen slechts traag evolueerde en lange tijd vastgeroest bleef in een systeem van aaneensluitende kamers die volledig van het trappenhuis waren afgescheiden, spreidden de gevels een veel grotere fantasie tentoon die de publieke ruimte van hun eigenaar een individueler karakter moest geven. Tussen de jaren 1870, toen de eerste bewaarde bouwwerken in de Linthout- en de Monrosewijk werden opgetrokken, en de jaren 1960, toen de nieuwbouw geleidelijk stilviel, werden gevels in een heel ruime waaier van stijlen opgetrokken. Om ervoor te zorgen dat de straten die de gemeente Schaarbeek aanlegde snel en goed zouden worden bebouwd, organiseerde ze vanaf 1905 een jaarlijkse gevelwedstrijd waarin vier medailles werden uitgereikt – goud, zilver, brons en vermeil. De jury bestond uit architecten afkomstig uit diverse instellingen zoals de Academie voor Schone Kunsten van Brussel of de SCAB – het ging steevast om grote namen, zoals Émile Janlet, Paul Saintenoy of Victor Horta – dikwijls bijgestaan door kunstenaars (onder wie Amédée Lynen) of kunstcritici (Sander Pierron). De wedstrijd werd tijdens de oorlog van 1914-1918 stopgezet en vond nadien nog slechts één keer plaats, in 1930-1931.
Reglement van de gevelwedstrijd (GEMEENTE SCHAARBEEK, Concours de façades, manuscript bewaard in het lokaal fonds van het Huis der Kunsten van Schaarbeek).
De Linthoutwijk en de Monrosewijk – Geschiedenis van de architectuur http://www.irismonument.be/nl.Schaarbeek.html
16
5. De Beaux-Artsstijl: de terugkeer naar de grote Franse stijlen Als reactie op de teloorgang van de art nouveau, die omstreeks 1905 bijna volledig had afgedaan, ontwikkelde zich een nieuwe stijl, de Beaux-Artsstijl, als directe afstammeling van de historiserende stijlen. Deze stroming greep terug op de stilistische taal van de grote stijlen uit het verleden, en vooral de Franse 18de-eeuwse stijlen. De Beaux-Artsstijl ontstond in de vroege jaren 1900 en hield stand tot na de Eerste Wereldoorlog; begin jaren 1930 was hij nagenoeg verdwenen. Samen met het eclecticisme is deze stijl nadrukkelijk aanwezig in de Linthoutwijk, in fraaie huizenrijen langs de breedste lanen van de wijk en op de boulevards. In tegenstelling tot het eclecticisme wou de Beaux-Artsstijl meer dan alleen maar een sculpturale gevel aanbouwen tegen een interieur met een standaardplattegrond: hij wou een totaalkunst zijn die een omwenteling in de bestaande bouwgewoonten teweegbracht. Deze stijl was het werk van virtuoze en ervaren architecten, de meeste gevormd in de art nouveau of het eclecticisme, zoals Antoine Aulbur en E. Dereck (Brand Whitlocklaan nr. 52 tot 56, 1911), Arthur Verhelle (Jamblinne de Meuxplein nr. 32, 1910), Henri Van Massenhove (Jamblinne de Meuxplein nr. 31, ca. 1910), Albert Roosenboom (Milcampslaan nr. 105, 1908) en Adrien Blomme (Brand Whitlocklaan nr. 50, 1925). Het meesterschap van de bouwkunst wordt hier tot het uiterste gedreven, zoals blijkt uit de doorwrochte gevel van de voormalige persoonlijke woning van architect Charles Coomans, die de Lodewijk XV-stijl doet herleven (Émile Maxlaan nr. 50, 1911). De Beaux-Artsstijl beperkte zich niet tot burger- of herenhuizen maar werd vanaf de jaren 1920 ook vaak toegepast op appartementsgebouwen, zoals in de Generaal Gratrystraat nr. 11-13 (n.o.v. architect J. Derré, 1931).
De Linthoutwijk en de Monrosewijk – Geschiedenis van de architectuur http://www.irismonument.be/nl.Schaarbeek.html
Jamblinne de Meuxplein 31, n.o.v. architect Henri Van Massenhove, ca. 1910 (foto 2011). Milcampslaan 105, n.o.v. architect Albert Roosenboom, 1908 (foto 2011). Émile Maxlaan 50, persoonlijke woning van architect Charles Coomans, topgevel, 1911 (foto 2011).
17
De Beaux-Artsstijl kenmerkte ook enkele katholieke scholen in de Linthoutwijk en de Monrosewijk, zoals het huidige Institut des Dames de Marie en het Institut Supérieur de Pédagogie Galilée, in de Vergotestraat nr. 40, waarvan de bouw in 1907 begon. Tot slot brengt de École Sainte-Alice (het huidige Institut de l’Annonciation), ontworpen door architect Armand Demey in 1933, in de Josse Impensstraat nr. 125, een boeiende synthese van art deco en de Beaux-Artsstijl.
Steeds weerkerende namen Zoals alle Brusselse wijken, hadden ook die van Linthout en Monrose hun voorkeurarchitecten die in de wijk zelf woonden en hun clientèle uitbreidden naarmate ze meer huizen bouwden4. Sommige van hen waren bijzonder productief: Georges Acarin, Édouard Courtenay, M. Dechamps, Pierre Decnop, Albert Delcorde, René Doom, Théo Gilmont, Gustave Leemans, Jean Pirart, Jean-Baptiste Tilman of J.-J. Van Den Eng.
4
Aan enkele van deze architecten is een bibliografische notitie van Pierre Dangles gewijd op de website http://www.opale-opaal.be/architecten-die-in-de-wijkhebben-gebouwd/
De Linthoutwijk en de Monrosewijk – Geschiedenis van de architectuur http://www.irismonument.be/nl.Schaarbeek.html
18
6. Art deco en modernisme tijdens het interbellum Tijdens het interbellum ontstonden naast de werken in BeauxArtsstijl ook nieuwe stijlstromingen, tussen het modernisme en de art deco in. De art deco opende een ongekende waaier van nieuwe vormen en materialen en viel erg in de smaak bij tal van Schaarbeekse architecten. In enkele straten bevinden zich dan ook opmerkelijke huizenrijen in deze stijl. Vermelden we de Monrosestraat, met onder meer de kunstenaarswoning met atelier van meester-glazenier Colpaert (n.o.v. architect Adolphe Deboodt, 1929), dat zijn oorspronkelijke glas-in-loodramen is verloren maar kan bogen op een originele gevelcompositie met een mengeling van typische materialen. Eenzelfde samenhang treffen we aan in de bebouwing van de Émile Wittmannstraat, met onder meer nr. 20 en zijn contrast tussen cimorné en glas-in-lood, of nr. 39, met zijn spel van bakstenen en tweekleurig raamwerk, en nr. 79, de kunstenaarswoning met atelier van schilder Maurice Langaskens (n.o.v. architect Fernand De Pauw, 1923). In deze wijken vertonen de art-decogebouwen soms Hollandse invloeden – zoals Léon Mahillonlaan nr. 123, 125 (n.o.v. architect Joe Ramaekers, 1930) en Auguste Reyerslaan nr. 203, 205 (n.o.v. architect Pierre Meewis, 1927-1928) – of een etnische of archeologische inslag, zoals op de Brand Whitlocklaan nr. 95 (n.o.v. architect Adhémar Lener, 1928). Het bekendste is ongetwijfeld Huis Fournier aan de Vergotesquare (nr. 45), waar rode, zwarte en vergulde bakstenen met rank metalen raamwerk worden gecombineerd. De verschillende facetten van deze stijl werden op talrijke appartementsgebouwen toegepast. De opmerkelijkste zijn het grote woningencomplex Les Pavillons Français in de Notelaarstraat (n.o.v. architect Marcel Peeters, 19301934), en de Residenties Vergote en La Rotonde op de Vergotesquare (nr. 10, 10b) op grondgebied Sint-LambrechtsWoluwe. Dit zijn echte burgerlijke manifesten van een nieuwe manier van wonen (n.o.v. architecten W. Vermeiren en/of F. Dewitte, 1935).
De Linthoutwijk en de Monrosewijk – Geschiedenis van de architectuur http://www.irismonument.be/nl.Schaarbeek.html
19
De art deco was nooit radicaal maar paste zich aan een veelheid van typologieën aan. Zo brengt de Goddelijke Verlosserskerk in de Roodebeeklaan, die in 1935 door architect Léonard Homez werd ontworpen, romaanse vormen in een vernieuwde maar uitgezuiverde stijl. De kerk werd in dezelfde stijl uitgebreid naar de plannen uit 1955-1963 van architect Jean Dehasse. Dezelfde benadering merken we ook na de Tweede Wereldoorlog op, in de Sint-Aleydiskerk, Daillylaan nr. 136-142 (n.o.v. architect Willy Van Hove, 19471952).
Huis Fournier, Vergotesquare 45, n.o.v. ingenieur-architect Alfred Nyst, 1922 (foto 2011). Residentie Vergote, Vergotesquare 10, n.o.v. architecten F. Dewitte en W. Vermeiren, 1935 (foto 2011). Léon Mahillonlaan 123 en 125, n.o.v. architect Joseph Ramaekers, 1930 (foto 2011).
Tijdens de jaren 1930 ontwikkelde zich een typisch Belgische modernistische stroming getemperd door pakketbootvormen en motieven van bakstenen. Vergotesquare nr. 16, ontworpen door ingenieur-architect Alfred Nyst in 1924, is hiervan een goed voorbeeld. Deze stroming kenmerkte vooral de appartementsgebouwen. Vermelden we, op het Meiserplein, de gebouwen van architect Robert Schaepherders (nr. 3 en 8-8b), het monumentale ensemble in de Auguste Reyerslaan nr. 31 tot 35 (n.o.v. architect Maurice Van Isacker), of het elegante appartementsgebouw in de Diamantlaan nr. 161.
De Linthoutwijk en de Monrosewijk – Geschiedenis van de architectuur http://www.irismonument.be/nl.Schaarbeek.html
20
Auguste Reyerslaan 31 tot 35, n.o.v. architect Maurice Van Isacker, 1935 tot 1938 (foto 2011).
Architect Paul Dhaeyer opteerde in zijn bouwwerken vaak voor dit soort modernisme en paste deze stijl toe op de talrijke katholieke scholen die hij op het grondgebied van de gemeente bouwde. Zo ontwierp hij het huidige Koning Boudewijncollege (het voormalige Instituut O.L.V van de Vrede en het Institut Saint Jean-Baptiste de la Salle). Aan een bestaand complex in eclectische stijl met lichte artdeco-inslag (1922-1932) op de hoek van de Félix Marchallaan en de Léon Mahillonlaan, voegde Dhaeyer een interessant gebouw toe op de hoek van de Radiumstraat en de Victor Hugostraat (1937-1939). Dezelfde stijl overheerste ook in het Maison de l’Enfant Jésus, een schoolinstelling uit 1934 in de Smaragdlaan nr. 12 die aan de Saffierlaan werd aangevuld met een klooster met kapel voor de Filles de la Charité. In 1951-1952 breidde Dhaeyer de instelling in dezelfde stijl uit in de Eugène Plaskylaan nr. 184 met de École Sainte Louise de Marillac.
De Linthoutwijk en de Monrosewijk – Geschiedenis van de architectuur http://www.irismonument.be/nl.Schaarbeek.html
Diamantlaan 161, 1937 (foto 2011). Vergotesquare 16, n.o.v. ingenieur-architect Alfred Nyst, 1924 (foto 2011).
21
7. De naoorlogse periode, tussen internationale stijl en ludiek modernisme Naast dit “gematigde” modernisme moest het radicale functionalisme wachten tot de jaren 1950 en 1960 voordat het daadwerkelijk doorbrak in Schaarbeek. De Auguste Reyerslaan toont verschillende gezichten van dit naoorlogse modernisme. De “harde” lijn wordt goed geïllustreerd door een appartementsgebouw van architect Jacques Cuisinier op de nr. 122 van de laan of door de gebouwen op de Brand Whitlocklaan nr. 76 en 77 van architect Josse Franssen. In een meer ludieke stijl worden op de Reyerslaan nr. 3 (n.o.v. architect Paul De Vroye, 1959-1960) overal schuine vormen en typische contrasten in materialen toegepast.
Met de bouw van het complex voor de Belgische Radio en Televisie, de huidige VRT en RTBF, bereikte het functionalisme zijn hoogtepunt. Dit waanzinnige geheel van studio’s en kantoren werd ontworpen door een groep architecten die tot het kruim van hun tijd behoorden. De bouw ervan verliep in verscheidene fases, van 1962 tot 1981, maar werd nooit voltooid.
De Linthoutwijk en de Monrosewijk – Geschiedenis van de architectuur http://www.irismonument.be/nl.Schaarbeek.html
Reyerslaan 122, n.o.v. architect Jacques Cuisinier en medewerker Serge Lebrun, 1961 (foto 2011). Brand Whitlocklaan 76, n.o.v. architect Josse Franssen, 1954 (foto 2012).
22
Tot slot bevinden zich ook enkele zeldzame eigentijdse bouwwerken in deze wijken, waaronder het Théâtre de la Balsamine, dat in 19982001 werd ontworpen door architectuuratelier Deleuze, Metzger & Associés (DMA) in het kader van een wedstrijd die de gemeente Schaarbeek in samenwerking met het theater organiseerde.
Auguste Reyerslaan 3, n.o.v. architect Paul De Vroye, 1959-1960 (foto 2011). Voormalig complex van de Belgische Radio en Televisie, Auguste Reyerslaan 52, 1962 tot 1981 (foto 2011).
Félix Marchallaan 1, Théâtre de la Balsamine, architectuuratelier Deleuze, Metzger & Associés (DMA), 1998-2001 (foto 2011).
De Linthoutwijk en de Monrosewijk – Geschiedenis van de architectuur http://www.irismonument.be/nl.Schaarbeek.html
23