GIJSBERT KAREL EN ZUID-AFRIKA DOOR MR. C. VAN VOLLENHOVEN
D
E levenslange tragische tweespalt tusschen Hogendorps denken en het denken van zijn landgenooten - alleen in November 1813 ontmoeten zij elkaar -, die tweespalt teekent zich af ook in verband met Zuid-Afrika. Terwijl, omstreeks 1800, de Nederlander-in-Europa onthutst op de gebeurtenissen in het eigen vaderland staart en aandacht mist voor wat ver-afligt, kijkt Hogendorp naar buiten. Terwijl voor den Nederlander-in-Europa de Kaap, omstreeks 1800, geldt als sinds 1795 verloren gebied daar men zijn hart dus van aftrekt, bouwt Hogendorp - Hogendorp alléén aan een Hollandsch Zuid-Afrika *). Deze Hogendorp is niet langer de enthousiaste jongen, die het Amerika van Washington en Jefferson moet en zal zien; niet langer de Rotterdamsche regent (stadspensionaris) van tot 179 5: - hij is nu een ambteloos man van zoowat veertig jaar, al half gedesillusionneerd, en woont eerst als koopman te Amsterdam, weldra (1804) eenzaam met zijn gezin in Noord-Holland, onder de Beverwijk, op Adrichem (Arkum). Is deze tweespalt bestemd om, wat Zuid-Afrika aangaat, spoedig te verdwijnen? Het lijkt er niet naar. Nog wel tachtig of negentig jaar zal het duren, voordat dit stukje van Hogendorps geest het deel wordt van het Nederlandsche volk. Wanneer in 1806 de te Amiens (1802) vrijgegeven Kaap andermaal, en nu voorgoed, in Britsche hand komt - tot 1927 -, blijft Nederland onbewogen; zijn gedachten immers zijn geheel vervuld van de komst van koning Lodewijk. Wanneer in 1838 al wat Hollandsch is in Zuid-Afrika kreunt van afschuw over het in Natal (bij het latere Pietermaritzburg) door den Zoeloekoning Dingaan aangerichte bloedbad, blijft Nederland onbewogen; het is immers, ondanks prins Hendriks bezoek van dat jaar aan de Kaap, geheel vervuld van zijn Belgisch geschil en van de houding daarin van koning Willem I. Wanneer in 1854 de Oranje-Vrij staat aan 1) Verhandelingen over den Oost-Indischen handel, tweede stuk, 1802, blz. 1-124; Brieven en gedenkschriften enz., I, 1866, blz. 7, 11, III, 1876, blz. 211-228, IV, 1887, blz. 177-178, VI, 1902, blz. 162-164, VII, 1903, blz. 53.
•
TR. AN>5 VAAL
MA TA L
\
ÖS^\
/—s ^ J
A^
s
ORANJE.VRIJSTAAT
/ Ma r i t
S
e
KAAP PROVINC 1 E /
\
"o
p
/ /
j Tuiba-gh Het
TV. 'Wellington _,P^«Varl 5wfl|/«nd**v» Houti
\)^Stell«K.fcojch
r^
Zureveld
^ - - ^ C r o o t * \Tschn'vi
^ ~
Port
6.liiA6«.t,h
/
koning Willem III zijn treffenden brief schrijft over naam en vlag van de nieuwe volksgemeenschap *), blijft Nederland onbewogen, geheel vervuld als het is - vóór, of tegen - van een ministerie-Van Hall-Van Reenen; aan de kamers - waar alleen Sloet tot Oldhuis een hartig woord over de jonge republiek had laten hooren *) - en aan de natie wordt de brief en zijn beantwoording, naar het schijnt, niet eens meegedeeld. Ook wanneer in 1875 de eerste Zuidafrikaansche taaibeweging het hoofd opsteekt, of in 1877 het jonge Transvaal woordbreukig wordt opgeslokt door Groot-Britannië, blijft Nederland onbewogen; het is immers vervuld van ministeries-Heemskerk en -Kappeyne, van schoolwetten en grondwetsplannen. Pas met den vrijheidsoorlog daarginds van 1881 en, vooral, met den Boerenoorlog van 1899, eerst dan ontwaakt Holland tot wat de groote Rotterdammer een eeuw eerder al had gevoeld, gewild, gepoogd. Wat, in en na 1801 ®), Hogendorps ver-ziende geest wil en poogt laat zich zeggen in tien woorden. Hij wil - zijn agent daarginds is de latere minister mr. G. Beelaerts van Blokland, „qui occupe un emploi distingué, et qui jouit d'une reputation sans tache" *) -, hij wil: weldoordachte versterking van het Hollandsche element overzee. Het aantal Nederlanders aan de Kaap moge sinds de dagen van Jan van Riebeeck tot een twintig duizend zijn aangegroeid, voor dat eindeloos uitgestrekte land is zulk een getal veel en veel te weinig; en het tekort spreekt te meer, doordat dat stuk binnenland, dat van het Kaapsche schiereiland uit bevolkt is geworden - Stellenbosch (1679), de Paarl (1687), Wamakersvlei (nu Wellington), het Swartland (nu Malmesbury), het Roodesand (1699; nu Tulbagh), Swellendam (1747), Bosberg (1771; nu Somerset-Oost) en GraafF-Reinet (1785) - deels veel te dicht bij het oude centrum ligt, deels geen toekomst van aansluiting belooft. Datgene nu, wat naar Hogendorps 1) Nederland-Zuid-Afrika, Gedenkboek enz., 1931, biz. 77-79; Mansvelt, De betrekkingen tusschen Nederland en Zuid-Afrika enz., 1902, blz. 167-171. 2) Handelingen der tweede kamer 25 November 1853, blz. 173, en 28 November 1854, blz. 162. 3) Brieven en gedenkschriften enz., 1, 1866, blz. 7 (uit 1829), 11 (uit 1830), en III, 1876, blz. 215 (uit 1812 ongeveer), 223. 4) Brieven en gedenkschriften enz., III, 1876, blz. 215.
3
inzicht onontbeerlijk is voor Zuid-Afrika, dat zijn: Nederlandsche volkplantingen, opzettelijk ondernomen - en uitdijend - in het midden en het oosten van de tegenwoordige Kaapprovincie, straks zelfs voorbij Oranje- en Vischrivieren*), zóó dat die bevolkingen zich op natuurlijken voet kunnen vastzetten, uitbreiden, naar elkaar toegroeien. „Natal en Vrijstaat voorgevoeld, door een Hollander in zijn kantoortje, in 1802!" ^) Daarmee ga dan vanzelf gepaard, volgens Hogendorps goede hoop, een verjongd economisch verkeer tusschen Zuid-Afrika en Oost-Indië - de Kaap niet langer alleen ververschingsstation op den zeeweg naar de Molukken en Java -, en een Amsterdamsche Holland-Afrikalijn onder vaderlandsche vlag 3). Bespottelijk idealisme, nietwaar? Hogendorp zelf bewerkt plannen, vraagt gronden aan, zendt menschen en voorraden uit, fourneert geld (110.000 gulden); in den geest ziet hij al, aan zijn Plettenbergbaai, een nieuw centrum van Hollandsche volkskracht overzee verrijzen - wijnbouw, graanbouw, katoenteelt, hennep teelt, theecultuur, tabakscultuur, rund- en schapenfokkerij, boschexploitatie, houtzagerij -; hij ziet al een tweede, bloeiende havenstad opkomen, ver van de oude aan de Tafelbaai. Het geheel is bedoeld als een nieuw „stelsel van koloniaal bestuur", een proefondervindelijk streven „voor de Kaap in de eerste plaats, doch wijders mede voor onze verdere bezittingen" 4). En dan? Hogendorps plan - het werk immers van een idealist, een theoreticus, een phantast - behoort te worden in den grond geboord; en het wórdt in den grond geboord. Er schijnt niemand in Holland, buiten Hogendorp zelf, die het betreurt. Wanneer, tien en twintig jaar later, Britsche ondernemingsdurf - door Hogendorp al in 1806 voorzien *) - ons 1) Verhandelingen enz., tweede druk, 1802, blz. 123. 2) Colenbrander, Historie en leven, I, 1915, blz. 115 (uit 1903). 3) Brieven en gedenkschriften enz., III, 1876, blz. 212: ,,une navigation réglée entre cette nouvelle colonie, la mère patrie et les Indes" (uit 1806); VII, 1903, blz. 53: „eene geregelde vaart... van mijne kolonie op Amsterdam" (uit 1828). 4) Brieven en gedenkschriften enz., VII, 1903, blz. 53 (uit 1828). 5) Brieven en gedenkschriften enz., III, 1876, blz. 215.
"
Hogendorps wind uit de zeilen neemt, w.r/ door de onderneming van kolonel Graham in 1812, <&« doordat in 1820 de zoogenaamde „setlaars" uit Engeland en Schotland neerstrijken in de oostelijke Kaapprovincie van thans, aan de Swartkops- (nu Algoa-)baai en bij het jonge Grahamstown, en er Zw« havenstad Port Elizabeth weten te stichten, £/W*/^é doordat in 1824, weer veel oostelijker, onder luitenant Farewell een Britsche nederzetting volgt aan de kust van Natal, bij het latere Durban, dan treurt in Holland, buiten Hogendorp zelf, geen schepsel daarover. Pas in 1881 of 1899, als Zuid-Afrika's zaak weer Nederlands zaak wordt, schrikt men op, en staat beschaamd over wat onherstelbaar werd verzuimd. Ook al gelooft men niet aan „uitzicht op de wording van een tweede Nederland" aan de Kaap na 1800*): - hoe anders zou niet de zaak der Afrikaanders er in Krugers tijd en later voor gestaan hebben, als het Zureveld en Natal van Holland uit, en niet van Engeland uit, ware bevolkt geraakt 2). Of er dan aan het plan van Hogendorp geen fouten waren? Er waren een paar ernstige fouten aan. Allereerst: Hogendorps adviseur, een oud-majoor Von Bouchenröder, had de uitgekozen streek - de Plettenbergbaai en haar achterland verkeerd beoordeeld, én wat haar geschiktheid betrof, én wat haar beschikbaarheid aanging ^). Dan: Hogendorps opzet, die neerkwam op een soort chartered company, was inderdaad niet vrij van gevaren *). Ten slotte: Hogendorps voorstel om alle slavernij van den aanvang af te weren - hij is de zoon van een vader, die op Java sterk tegen slavernij was opgekomen -, dat voorstel was mogelijk te „ethisch" voor dezen tijd. Maar in plaats van Hogendorps plan te emendeeren, opbouwend mee te werken, voorslagen te doen, 1) Tegenover Fruin, Verspreide geschriften, X, 1905, blz. 416 (uit 1881): Colenbrander, Historie en leven, I, 1915, blz. 116 (uit 1903). 2) Jan H. Hofmeyr, South Africa, 1931, blz. 63-64, 66, 74-76. 3) Kaapsche resoluties van 1 en 15 Augustus 1804, in het landsarchief aan de Kaap (zie Blommaert in Mélanges d'histoire offerts a Henri Pirenne, 1926,1, blz. 50); Von Bouchenröder, Beknopt Berigt nopens de Volkplanting de Kaap de Goede Hoop, 1806, blz. 33, 140. 4) Kaapsche resolutie van 14 November 1804, in het landsarchief aan de Kaap (Blommaert, 1926, blz. 50, 51).
5
weten de Hollandsche autoriteiten, ginds en hier, alleen van afbreken, zien zelfvoldaan rond als ze het plan vernietigd hebben, ontkennen dat de door Hogendorp bestede sommen zijn uitgegeven voor eenig publiek belang. Zóó weinig zelfs hebben zij van Hogendorps uitgangsgedachte en eigenlijk doel begrepen - het stelselmatig bevolken van een verweggelegen binnenland overzee -, dat zij hem zoowaar in overweging durven geven genoegen te nemen met terreinen, die maar een sabbatsreize van Tafelberg af liggen *), op het Kaapsche schiereiland zelf, aan de Houtbaai. De gedane zaak van 1801 en later neemt uiteraard geen keer. De baat, die het Afrikaander volksdeel had kunnen trekken uit Hogendorps wijze plan, is verspeeld. Maar voor Holland en Zuid-Afrika beide lijkt er reden om, juist in een tijd waarin veel herwonnen kan worden en veel al herwonnen is, met dankbaren eerbied den man te gedenken, onder wiens standbeeld iets veel ruimers had moeten staan dan „Voorstander van Vrijen Handel, Ontwerper van Neêrlands Grondwet"; den man, die, als op zoo menig ander punt, ook hier - om een beroemd woord te leenen - te vroeg gelijk heeft gehad. 1) Kaapsche resoluties van 15 Augustus 1804 en 14 November 1804, in het landsarchief aan de Kaap (Blommaert, 1926, blz. 45); Brieven en gedenkschriften enz., III, 1876, blz. 211, 212: „a trois lieucs de la ville du Cap" uit 1806).
7. PROF. DR. S. DE MONCH Y, STADSGENEESHEER. GRAVURE VAN CHRETIEN NAAR TEEKENTNG DOOR FOUQUET.