De laatste reis Carien Touwen Uitgeverij Parelz, Alphen aan den Rijn, Nederland ~
Copyright 2012 Carien Touwen Omslag opmaak Uitgeverij Parelz Omslag foto Carien Touwen Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Smashwords Edition, License Notes Thank you for downloading this e-story. Although this is a free e-story, it remains the copyrighted property of the author and may not be reproduced, copied or distributed for commercial or non-commercial purposes. If you enjoyed this story, please check for other works by the author and encourage your friends to download their own copy. Thank you for your support. ~
De laatste reis Mijn ogen zijn droog; met zacht knipperen probeer ik ze te bevochtigen. Liefdevol kijkt ze naar me. Vragend ook, ze snapt niet wat ik bedoel. Overal staan bloemen; ik denk dat ze buiten naar binnen probeert te halen. Kon ik haar maar zeggen dat vazen alleen gevuld met water ook genoeg waren geweest. Misschien waren mijn ogen dan niet zo dorstig. Deed ze maar eens een raam open, zodat ik de frisse buitenlucht kon ruiken. Maar haar drang tot bescherming is te groot. Ze is bang dat er ziektekiemen binnen komen drijven. Muf en zurig is het hier. Ruiken is precies datgene wat ik nog wel kan. Haar hoofd hangt boven me. Onder de lange wimpers flonkeren haar blauwe ogen. Ze zegt iets tegen me, haar lippen bewegen en onwillekeurig opent mijn mond zich iets. Kus me, laat me iets voelen. Ik laat mijn ogen smachten. Het werkt. Ze buigt naar voren en haar lippen raken de mijne. Er lijkt zich een kortsluiting van mijn zenuwen af te spelen. Ik probeer te focussen, probeer haar te laten beseffen wat ze met me doet. Kon ik mijn armen maar om haar heen slaan, kon ik haar maar boven op me trekken en haar warmte over mijn hele lichaam voelen. Haar parfum omringt me en ik snuif het leven in grote teugen op. Ooit waren we samen één. We deden niets zonder elkaar. De eerste keer dat ik haar zag, wist ik het zeker. Zij was de vrouw voor mij, met haar wilde ik oud worden. Haar blonde haar danste en haar ogen weerspiegelden niets dan oprechtheid. Ze bracht me zo van mijn stuk dat ik al struikelend in haar armen viel. Sindsdien zijn we nooit gestopt met praten. Nou ja, tot ik niet meer kon dan. Onze laatste reis samen was zinderend mooi; een waardiger afsluiting had ik zelf niet kunnen bedenken. Deze keer bleven we dicht bij huis. Ik had mijn motorrijbewijs gehaald en met niets dan een tasje kleren reden we zuidwaarts. We lieten ons leiden door het lot. We sliepen in kleine herbergen, lagen uren naar de voorbijtrekkende wolken te kijken in metershoge zonnebloemvelden of renden als uitgelaten kinderen door het bos. De laatste nacht was perfect geweest, tot dat ene moment. Maar misschien paste zo’n abrupte afsluiting wel bij onze heftige relatie. ‘Ik weet iets geweldigs voor vannacht,’ had ze geroepen. Ze wilde niet vertellen wat het was tot we een flink eind van de bewoonde wereld waren gereden. ‘Parkeer maar,’ riep ze over het geluid van de motor heen. Eigenlijk wilde ik niet stilstaan. Haar armen omklemden mijn buik en we raasden als één door de zwoele nacht. Het donker omsluierde ons en leek onze lichamen permanent in elkaar te verstrengelen. Toch stopte ik, benieuwd naar haar idee dat niet aan een specifieke locatie gebonden leek te zijn. Ze stapte af en schudde haar haren vrij. Ik zette de motor in de berm van het kleine landweggetje en keek verbaasd om me heen. Er was niets anders dan donkere lucht. Plots ging ze languit op de grond liggen. ‘Kom naast me liggen,’ riep ze me toe. Aarzelend keek ik om me heen; waarom zou ik op de weg willen liggen? Voorzichtig raakten mijn billen het asfalt, dat direct zijn hitte aan mij doorgaf. De stralende zon was hier ook in het diepst van de nacht te voelen. Zonder twijfel liet ik mijn lichaam nu overal de intense warmte voelen. Ik sloot mijn ogen in genot; de sensatie trok door merg en been. Haar vingers regen zich door de mijne. Ik draaide mijn hoofd en keek naar haar. Ze staarde in verwondering naar de hemel en ik volgde haar blik omhoog. Nu pas zag ik de duizenden twinkelende lichtjes aan het firmament. Ik voelde hoe mijn pupillen groeiden, terwijl steeds meer flonkerende sterren zich aan ons toonden. De verkoelende wind waaide door de haren op mijn armen, terwijl de warmte in mijn rug en benen strelend doorstraalde. Kippenvel vormde zich over
heel mijn lichaam. God, wat hield ik toch van haar. Uit het niets wist ze de meest bijzondere momenten te toveren, belevenissen die je nooit meer vergat. Tijd leek niet meer te bestaan; we moeten er uren hebben gelegen, vergroeid met de weg, de hemel en elkaar. Satellieten gingen geleidelijk aan ons voorbij. Af en toe baande een meteoriet zijn weg naar beneden, dan hield ze haar adem in en kneep mijn vingers bijna fijn. Er viel gewoonweg niets te wensen, alles was zoals het moest zijn. Een licht vanaf de aarde deed ons schrikken; in de verte klonk een zoemend geluid. We waren niet alleen meer, iemand anders gebruikte ons pad. Stram stonden we op, de warmte van de weg was opeens niet meer voldoende. We huiverden; het was tijd om te gaan. De auto kwam snel dichterbij. Zij moest plassen en hurkte giechelend achter een boom. Ik keek omhoog, maar de lichtjespracht was al een stuk minder. Het laatste dat ik mij herinner, is het felle licht van de koplampen. Er was ook een hard en dof geluid. Ik werd wakker in een sterielwitte kamer. Hij was zonder pardon doorgereden, vertelde ze me. Slingerend als een dronkeman. Ik wilde schreeuwen, schoppen, mijn woede tonen. Maar al snel ontdekte ik dat ik mijn mond niet meer kon bewegen. Alles was uit, behalve mijn hoofd. Mijn vingers konden haar niet meer voelen, mijn stem kon haar niet meer geruststellen. Ik was niets meer dan een denkende plant, maar kon haar zelfs dat niet laten weten. Haar lippen op de mijne was het enige dat we nog samen hadden. Haar warmte bracht me telkens terug naar ons gezamenlijke verleden. Kon ik haar maar vertellen dat ik er nog ben. Ze is zo dichtbij en toch zo onbereikbaar voor mij. Langzaam trekt ze zich terug. Weer schittert de fontein van overlopende liefde in haar ogen. Een schaduw trekt over haar gezicht, haar glimlach verdwijnt geleidelijk in eindeloze zorgen. Een steek van pijn schiet door mijn hersenen heen. Haar levenslust verspild aan mijn levenloze lichaam. Ik wil er niet verantwoordelijk voor zijn dat haar vonk straks verdwijnt. Ons leven samen was mooi, maar nu is het genoeg. We moeten ieder onze weg gaan, hoe moeilijk dat ook is. Zij moet weer gaan leven. Ze kijkt me aan. Met alle wilskracht die ik in me heb, open ik mijn mond. Haar ogen worden groot, ze ziet het. Voor het eerst realiseert ze zich dat ik er nog ben, diep weggestopt in dit lamme lichaam. ‘Schat?’ Ik knipper met mijn ogen. Ja, ik ben er lief. Ik ben hier. Ze klimt bovenop het bed, op mij. Ik voel haar gewicht niet. Haar handen moeten op de mijne liggen, haar borsten op mijn buik. Ik zie alleen haar gezicht; kon ik het maar strelen. Ze kust me weer. Overtuigend nu, alsof ik nog mee kan doen. Ik sluit mijn ogen en neem haar mee. Even reizen we weer samen, dansen we onder de sterren en kussen onze laatste kus. Ik laat haar gaan; nog één keer kijk ik in haar ogen. Onze wegen splitsen hier. Langzaam glijd ik mijn lichaam uit en zie nog net hoe de eerste traan over haar wang loopt als ze de eeuwige glimlach om mijn lippen ziet. ~
Over de auteur Carien Touwen (1976) begon haar leven op deze wereld als een klein verlegen meisje met een grote fantasie. Van jongs af aan werd een dagboek bijgehouden waarin ze haar verhalen en dromen beschreef. Ze studeerde Bedrijfseconomie in Nijmegen en merkte pas na haar afstuderen en de eerste jaren werk in dat beroep, dat ze verder wilde in een totaal ander vakgebied: schrijven. Sinds 2002 schreef ze honderden korte verhalen en twee (nog niet uitgegeven) romans. Op dit moment werkt ze aan zowel haar derde als vierde roman. Daarnaast interviewt ze schrijvers voor boekensite Ezzulia, schrijft ze op freelance basis artikelen voor diverse zakelijke tijdschriften, redigeert ze teksten voor bedrijven en particulieren en is ze proeflezer van romans en verhalen van andere schrijvers. Carien is een van de oprichters van Uitgeverij Parelz. Carien is van oorsprong een Arnhems meisje, maar noemt zichzelf tegenwoordig liever wereldburger. Ze woonde anderhalf jaar in Kaapstad, Zuid-Afrika en woont nu in Brussel, België. De verwachting is dat de toekomst nog meer bijzondere woonplaatsen zal brengen. carientouwen.com Over uitgeverij Parelz Literaire uitgeverij Parelz specialiseert zich als uitgever van literaire verhalen en novellen. Lezers kunnen uit de groeiende verhalencollectie van Parelz op www.parelz.eu zelf een boek samenstellen. Zowel in de inhoud als de omslag en de titel kunnen door de lezer zelf worden uitgezocht. De verhalen in de collectie zijn te selecteren op basis van genre, thema of trefwoord. Parelz biedt verhalen van meer dan dertig auteurs uit Nederland en België. Een (groeiend) deel van onze verhalencollectie is vanaf maart 2012 ook als e-verhaal te verkrijgen. Na een zeer succesvol eerste jaar waarin de verhalencollectie en het auteursbestand flink groeide, werd het tijd voor de volgende stap: boeken met een permanente inhoud. Deze boeken komen sinds september 2010 uit onder het Parelz Exclusieflabel. Intussen zijn er acht boeken verschenen in deze reeks, onder andere van Mel Hartman, John Brosens, Rona Lichtenberg en Jacqueline Zirkzee. Deze boeken vinden gretig aftrek via de Parelz-website, boekhandels en bibliotheken. Vanaf maart 2012 is Parelz ook de uitgever van het gloednieuwe Azra Magazine, waar lezers en schrijvers elkaar ontmoeten. Dit magazine is verkrijgbaar in abonnementsvorm en losse nummers zijn te koop bij de betere boekhandel en via www.azra-magazine.nl Bij dit magazine hoort een online leesclub waarin iedereen kan meepraten over de gepubliceerde verhalen en waar de auteurs zelf mee zullen discussiëren.