Asbestvraagstukken: tot de laatste vezel of tot de laatste cent?
Master Thesis ter verkrijging van de Master of Real Estate aan de Amsterdam School of Real Estate Jaargang 2010 - 2012
Door: Ingmar Scheiberlich Begeleiders: ir. R.A. van der Wal dr. H. Veldman
7 november 2012
Voorwoord
Na een periode van twee jaar studeren kan ik de MRE opleiding afronden met deze master thesis die voor u ligt. Mede vanwege het onderwerp, dat nauw verbonden is met mijn dagelijkse adviespraktijk binnen AT Osborne en dat afgelopen zomermaanden volop in het nieuws is geweest, heb deze thesis met veel plezier geschreven. Ik verwacht dat dit rapport een positieve bijdrage levert en stimulans is voor de verdere professionalisering van vastgoedeigenaren en opdrachtgevers met asbestvraagstukken. Zonder dat ik iemand te kort doe, zou ik graag in het bijzonder een aantal mensen willen bedanken. In de eerste plaats denk ik hierbij aan mijn directie van AT Osborne die mij het vertrouwen hebben gegeven en mij in de gelegenheid hebben gesteld om de MRE opleiding te volgen. Vanzelfsprekend gaat mijn dank ook uit naar mijn begeleider Rinald van der Wal vanwege zijn flexibiliteit en snelheid om de aangeleverde stukken te lezen om vervolgens inspirerende gesprekken mee te voeren over dit onderwerp. Mijn dank gaat ook uit naar mijn ouders die mij altijd op een zeer positieve manier hebben gemotiveerd en gestimuleerd. Tot slot gaat ook een woord van dank gaat uit naar iedereen die een bijdrage heeft geleverd en tijd heeft vrij gemaakt om diverse gesprekken mee te voeren alsmede het geven van de reflecties op de geschreven teksten. Rest mij u veel plezier te wensen met het lezen van deze thesis. Vragen naar aanleiding van deze thesis zijn altijd welkom.
Amsterdam, 7 november 2012 Ir. Ingmar Scheiberlich
[email protected]
Amsterdam School of Real Estate | Ingmar Scheiberlich
ii
Samenvatting
De vastgoedmarkt heeft vanwege de economische situatie en een verandering van de markt te maken met een toename van leegstaande gebouwen. Bij de woningcorporaties is een trend te zien die bestaat uit de verschuiving van nieuwbouw naar renovatie. Vanwege deze ontwikkelingen komen er vanuit diverse invalshoeken bewegingen en ideeën om ‘iets’ met dat bestaande vastgoed te doen. Vanaf de Tweede Wereldoorlog tot 1994 is asbest op grote schaal toegepast in de gebouwde omgeving. Daardoor is er nu nog steeds, maar ook voor de komende jaren, sprake van een belangrijke erfenis uit het verleden die de nodige gevaren en risico’s voor de volksgezondheid met zich meebrengt. De beweging naar het bestaande vastgoed heeft als gevolg dat de piek voor het oplossen van asbestvraagstukken rond 2020 ligt. De bouw kan worden gekarakteriseerd als een industrie waarbij elk gebouw uniek is dat kan worden gezien als een prototype. De uniciteit van gebouwen ten opzichte van andere industrieën is mede oorzaak van de grote faalkans die zich voordoen bij asbestvraagstukken. Deze faalkans wordt mede veroorzaakt door het niet optimaal functioneren van één of meerdere marktpartijen in de asbestketen. Asbestvraagstukken zijn voor professionele opdrachtgevers in de publieke en private sectoren veelal een complexe opgave. Opdrachtgever (lees: eigenaar van asbest c.q. gebouweigenaar) hebben daarbij een vergaande zorgplicht. In de praktijk blijkt dat opdrachtgevers zich hier niet bewust van zijn en de risico’s onderschatten. Richting opdrachtnemende partijen is niet altijd eenduidigheid over plannen (scope en doel), verwachtingen en behoefte. In dit rapport zijn de resultaten beschreven van onderzoek naar een uniformere aanpak van asbestvraagstukken vanuit het oogpunt van de vastgoedeigenaar en opdrachtgever. Het doel van dit rapport is het vinden van een antwoord op de volgende vraag: Op welke wijze kunnen vastgoedorganisaties die te maken hebben met een asbestvraagstuk dit op een effectieve manier aanpakken in termen van risico en aansprakelijkheid? Het wettelijke kader voor asbestvraagstukken heeft betrekking op bestuursrecht, civielrecht en strafrecht. Bij het verwijderen van asbest is de opdrachtgever verplicht om hiertoe een ‘sloopmelding’ te doen bij de gemeente. Indien de opdrachtgever een (vergaande) overtreding begaat van de asbestregelgeving kan vervolging plaatsvinden op basis van strafrecht. De aanleiding voor een asbestvraagstuk is verschillend en kan volgen uit ambitie of beleid, het willen uitvoeren van onderhoud, een verbouwing of renovatie dan wel totaalsloop van een gebouw. In uiterste gevallen kan er sprake zijn van acute noodzaak vanwege een besmetting met asbest.
Amsterdam School of Real Estate | Ingmar Scheiberlich
iii
In geval asbestvraagstukken meervoudig voorkomen, en dat is bij professionele vastgoedeigenaren meestal het geval, dan is er de mogelijkheid om gebruik te maken van leereffecten en verbetermogelijkheden. De ervaringen bij het ene vraagstuk kan worden vertaald naar andere vergelijkbare asbestvraagstukken. Het gunnen van opdrachten vindt veelal plaats op basis van prijs en nauwelijks op basis van wegingsfactoren als past performance en kwaliteit. Uit de Woningwet volgt dat voor zover dat in het vermogen ligt van een opdrachtgever deze er zorg voor dient te dragen dat er geen gevaar voor de gezondheid of veiligheid ontstaat dan wel voortduurt. Professioneel opdrachtgeverschap moet ervoor zorgen nog beter wordt nagedacht over de uitvraag om te komen tot een zorgvuldige selectie van marktpartijen. De risico’s bij asbestvraagstukken vertalen zich onder andere in faalkosten die ontstaan door de extra kosten als gevolg van afwijkingen van de aard en omvang van de asbesthoudende toepassingen en besmettingen. De risico’s worden veroorzaakt door onzekerheden die gedurende de looptijd van een vraagstuk veranderen in aard en omvang. Afhankelijk van de onzekerheid en risico bevinden deze zich wel of niet binnen beïnvloedingsdomein. Op basis van het onderzoek en de daaruit afkomstige inzichten kan worden geconcludeerd dat er een model en checklist is op te stellen dat in de praktijk door eigenaren en opdrachtgevers kan worden gebruikt als template. De basis voor dit model zijn de stappen uit de asbestketen waarbij de stappen initiatief, archivering dossier en evaluatie hieraan zijn toegevoegd. Asbestvraagstukken worden lineair aangepakt waardoor diverse knelpunten ontstaan. Aspecten die aan verandering onderhevig zijn, zoals asbest dat niet bekend is, vormt dit een risico. Er is immers niet duidelijk of er veranderingen op zullen treden, wanneer dit zal plaatsvinden en wat de impact hiervan zal zijn. Dit geeft aanleiding om de lineaire aanpak te heroverwegen en aan te passen, want in beginsel is niet altijd alles bekend of te onderzoeken. De verschillende stappen bij een asbestvraagstuk zullen in bepaalde mate met elkaar overlappen. Dit verschilt per situatie omdat elk gebouw als prototype kan worden beschouwd met specifieke omstandigheden. Over wat wel bekend is kunnen afspraken worden gemaakt. Aandachtspunt zijn de afspraken over hetgeen nog niet bekend is. Het inzichtelijk maken van het onbekende kan door middel van systematische evaluaties en meetmomenten. De centrale vraag is dan: “waar staan we nu en wat is anders dan in beginsel werd verondersteld en met elkaar is afgesproken”. Bij veranderingen gaat het om de herdefiniëring van het probleem en de verandering van het toepassingsgebied (scope). Dit zijn kenmerken van een dynamische aanpak, waarbij wordt opgetreden tegen gesignaleerde onzekerheden. De opdrachtgever dient hier rekening mee te houden en dient mee te bewegen. Over deze zekerheden kunnen afspraken worden gemaakt over ‘wat het is’, hoe wordt omgegaan met de sanering (omvang en aanpak werkgebied)’ en welke kosten dit met zich meebrengt.
Amsterdam School of Real Estate | Ingmar Scheiberlich
iv
Asbestvraagstukken: tot de laatste vezel of tot de laatste cent? Inhoudsopgave
Voorwoord .................................................................................................................. ii Samenvatting ............................................................................................................. iii 1 Inleiding ................................................................................................................ 1 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5
Aanleiding ................................................................................................................................................... 1 Relevantie en afbakening van het onderwerp ....................................................................................... 4 Doelstelling................................................................................................................................................. 6 Centrale vraag en eindproduct ................................................................................................................ 6 Aanpak en onderzoeksmethode .............................................................................................................. 7
2 Onderbouwing problematiek .................................................................................. 9 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6 2.7 2.8
Geïnterviewde personen .......................................................................................................................... 9 Rol van opdrachtgever in asbestketen ................................................................................................. 10 Beleid en aanpak ...................................................................................................................................... 10 Verwachting van marktpartijen ............................................................................................................. 11 Selectie en inzet marktpartijen.............................................................................................................. 12 Beoordeling resultaten ........................................................................................................................... 13 Verdelen financiële risico’s .................................................................................................................... 13 Conclusie................................................................................................................................................... 13
3 Wettelijk kader en aanleiding asbestvraagstuk ....................................................... 15 3.1 Wettelijke kaders asbestvraagstuk eigenaar ....................................................................................... 15 3.1.1 Bestuursrecht ......................................................................................................................... 16 3.1.2 Civielrecht .............................................................................................................................. 18 3.1.3 Strafrecht ............................................................................................................................... 21 3.2 Aanleiding asbestvraagstuk ................................................................................................................... 22 3.2.1 Beleid ..................................................................................................................................... 24 3.2.2 Onderhoud en renovatie ........................................................................................................ 25 3.2.3 Totaalsloop ............................................................................................................................ 26 3.2.4 Calamiteit .............................................................................................................................. 26 3.3 Conclusie................................................................................................................................................... 26 4 Instrumenten uit andere vakgebieden ................................................................... 28 4.1 Professioneel opdrachtgeverschap ....................................................................................................... 28 4.2 Faalkosten ................................................................................................................................................. 29 4.2.1 Definities ................................................................................................................................ 29 4.2.2 Kwaliteitskosten .................................................................................................................... 30 4.3 Risicomanagement .................................................................................................................................. 30 4.3.1 Definities en soorten risico’s .................................................................................................. 31 4.3.2 Risico identificatie .................................................................................................................. 32
Amsterdam School of Real Estate | Ingmar Scheiberlich
v
4.4 Conclusie................................................................................................................................................... 33
5 Ontwikkeling model en template .......................................................................... 34 5.1 Modellering (aanpak) .............................................................................................................................. 34 5.1.1 Asbestketen ........................................................................................................................... 34 5.1.2 Initiatief ................................................................................................................................. 35 5.1.3 Archivering dossier ................................................................................................................ 35 5.1.4 Evaluatie ................................................................................................................................ 35 5.2 Verdieping modellering .......................................................................................................................... 36 5.2.1 Knelpunten bij lineaire aanpak .............................................................................................. 36 5.2.2 Van lineair naar dynamisch ................................................................................................... 39 5.3 Rol Opdrachtgever .................................................................................................................................. 41 5.4 Opdrachtnemende partijen.................................................................................................................... 41 5.5 Uitwerking model .................................................................................................................................... 42 5.6 Opvolgende werkzaamheden na asbestverwijdering ........................................................................ 48 5.7 Conclusie................................................................................................................................................... 51 6 Reflectie model en template ................................................................................. 52 6.1 Reflectie .................................................................................................................................................... 52 6.2 Uitkomsten reflectie ............................................................................................................................... 53 6.3 Conclusie................................................................................................................................................... 54 7 Conclusie ..............................................................................................................55 7.1 Aanbeveling .............................................................................................................................................. 55 8 Literatuuroverzicht .............................................................................................. 57
Bijlagen Bijlage 1
Vragenlijst interviews
Bijlage 2
Sheets discussiesessie HOI projectleidersdag d.d. 09-10-2012
Bijlage 3
Checklist initiatief
Bijlage 4
Checklist asbestinventarisatie SC-540
Bijlage 5
Checklist sloopmelding
Bijlage 6
Checklist asbestsanering SC-530
Bijlage 7
Checklist eindcontrole
Bijlage 8
Checklist archivering dossier en evaluatie
Amsterdam School of Real Estate | Ingmar Scheiberlich
vi
1
Inleiding
Dit hoofdstuk beschrijft in de eerste plaats de aanleiding voor dit onderzoek alsmede de relevantie en afbakening. Vervolgens wordt ingegaan op het doel en de onderzoeksvragen van het onderzoek. In paragraaf 1.5 wordt de aanpak en onderzoeksmethodologie beschreven. 1.1
Aanleiding
De vastgoedmarkt heeft vanwege de economische situatie en een verandering van de markt te maken met een toename van leegstaande gebouwen. Dit zijn niet alleen kantoren, maar ook bedrijfsgebouwen en winkels. De omvang van bijvoorbeeld leegstaande kantoren wordt in 2016 geschat op circa 14 miljoen m2, ofwel 30% van het totale kantoren voorraad in Nederland1. Bij de woningcorporaties is een trend te zien die bestaat uit de verschuiving van nieuwbouw naar renovatie. Deze verschuiving in de woningbouw is ingegeven door de economische recessie en de financiële mogelijkheden van woningcorporaties2. Vanwege voornoemde ontwikkelingen komen er vanuit diverse invalshoeken bewegingen en ideeën om ‘iets’ met dat bestaande vastgoed te doen, zoals bijvoorbeeld: leegstandsbeheer; herontwikkeling en herstructurering; renovatie transformatie; saneren en sloop. Als er ‘iets’ zal worden gedaan met het leegstaande vastgoed dan is het jaartal 1994 van belang. Dit in verband met de mogelijke aanwezigheid van asbest in gebouwen die voor dit jaartal zijn gebouwd. Vanaf de Tweede Wereldoorlog tot 1994 is asbest op grote schaal toegepast in de gebouwde omgeving. Zowel bij nieuwbouw als bij verbouwingen en renovatie van bestaande gebouwen. De reden hiervan is dat asbest, een minerale stof, zeer gunstige eigenschappen heeft in combinatie met een relatief lage prijs voor deze grondstof. Daardoor is er nu nog steeds, maar ook voor de komende jaren, sprake van een belangrijke erfenis uit het verleden die de nodige gevaren en risico’s voor de volksgezondheid met zich meebrengt. Het percentage van leegstaande gebouwen die voor 1994 zijn gebouwd is circa 65%. Volgens een onderzoek van de Algemene Rekenkamer uit 2008 blijkt dat in 70% van alle gebouwen in Nederland, gebouwd voor 1994, nog asbest voor komt3. Dit kunnen asbesthoudende toepassingen zijn in haar oorspronkelijke toestand dan wel restanten en/ of besmettingen van reeds (op onjuiste wijze) uitgevoerde asbestsaneringen die niet (meer) aan de hedendaagse normen voldoen.
1
Overheden en markt zeggen nu werk te willen maken van leegstand, De vraag van 7 miljoen, PropertyNL blz 46-49, d.d. 17 mei 2011,
nummer 8. 2
De Renda renovatie enquête, 2012.
3
Ketenbesef op de werkvloer, opgesteld door de Algemene Rekenkamer, 2008.
Amsterdam School of Real Estate | Ingmar Scheiberlich
1
Het percentage, drie jaar na het onderzoek van de Algemene Rekenkamer, kan logischerwijs naar beneden worden bijgesteld. Onderbouwde cijfers die een betrouwbaar beeld geven van de huidige situatie zijn thans niet beschikbaar. Desondanks kan worden vastgesteld dat het aantal gebouwen dat is ontdaan van asbest gestaag groeit. Dit als gevolg van het verbouwen, renoveren of slopen van deze gebouwen dat in de afgelopen jaren heeft plaatsgevonden. Het Ministerie van Infrastructuur & Milieu verwacht dat de piek ten aanzien van het oplossen van het aantal asbestvraagstukken rond 2020 ligt4. Dit betekent dat gebouweigenaren en vastgoedmanagers de komende jaren, bij bestaande gebouwen die voor 1994 zijn gebouwd, te maken krijgen met een toename van het aantal asbestvraagstukken. Voor gebouweigenaren en vastgoedmanagers betekent dit dat er ook gelegenheid is om hier goed over na te denken en passende maatregelen voor te nemen, zoals het formuleren van beleid. Asbestvraagstukken zijn voor professionele opdrachtgevers in de publieke en private sectoren veelal een complexe opgave. Uit praktijksituaties blijkt dat opdrachtgevers er vanuit gaan dat wanneer zij werken met verplicht gecertificeerde bedrijven de asbestwerkzaamheden conform wet- en regelgeving worden uitgevoerd en daarmee de kwaliteit van het eindresultaat is gewaarborgd (Scheiberlich, 2010). Helaas kan hier niet vanuit worden gegaan. Dit wordt bevestigd door het rapport 'Naleving asbestregels'5 dat in opdracht van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SWZ) en het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu (VROM) door Bureau Bartels is uitgevoerd. Uit dit rapport blijkt dat verschillende actoren in de asbestketen zich bij het inventariseren, verwijderen en storten van asbest zich niet aan de regels. Dit heeft vaak een financiële reden waarvan het belang hoger prevaleert dan het gezondheidsrisico voor mens en milieu. In het artikel ‘de asbestketen: zo sterk als de zwakste schakel’6 wordt aan de hand van verschillende praktijkvoorbeelden ingegaan op oorzaken en daaruit voortkomende gevolgen als er iets mis gaat in de asbestketen en de geldende regels niet in acht worden genomen. De faalkans bij asbestvraagstukken met een domino- of sneeuwbaleffect als gevolg, is groot. In vergelijking met producten die afkomstig zijn uit andere industrieën hebben gebouwen een specifiek karakter. Volgens Burbridge & Falster (1993) kan de bouw worden gekarakteriseerd als een industrie waarbij elk project uniek is. Aanvullend daarop stelt Dorée (2001) dat elk (bouw)project kan worden gezien als een prototype. De uniciteit van een (bouw)project ontstaat vanwege het gegeven dat elk project in principe eenmalig is en volledig werd afgestemd op de specifieke wensen/eisen van de klant annex opdrachtgever. Het initiatief ligt (voor het grootste deel) bij een opdrachtgever die een bepaald project voor ogen heeft. Hierdoor is de bouw veelal een klant gedreven industrie (Vrijhoef, 1998). De uniciteit van gebouwen ten opzichte van andere industrieën is mede oorzaak van de grote faalkans bij asbestvraagstukken.
4
5
Asbest, een magisch materiaal, Nationale asbestconferentie 2011, Mark Geers, Ministerie I&M, d.d. 09-11-2011. Naleving asbestregels, Uitgebracht in opdracht van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, opgesteld door Bureau
Bartels, d.d. 31 juli 2009. 6
De asbestketen: zo sterk als de zwakste schakel, Asbest en Bouw, blz 34-37, editie 4 | 2010.
Amsterdam School of Real Estate | Ingmar Scheiberlich
2
Evenzo wordt de faalkans, bij asbestvraagstukken, mede veroorzaakt door het niet optimaal functioneren van één of meerdere marktpartijen die inventariseren, verwijderen en inspecteren. Zij dienen gezamenlijk zorg te dragen voor het professioneel oplossen van deze vraagstukken. In afbeelding 1-1 zijn de te doorlopen stappen die samen de asbestketen vormen schematisch weergegeven.
Afbeelding 1-1, schematische weergave asbestketen
Om asbestvraagstukken beter te laten verlopen speelt ‘professioneel’ opdrachtgeverschap een belangrijke rol. Een opdrachtgever (lees: eigenaar van asbest c.q. gebouweigenaar) van een asbestvraagstuk heeft volgens artikel 1.1a van de Wet milieubeheer en volgens artikel 1a van de Woningwet een zorgplicht. Samengevat betekent dit op hoofdlijnen dat de eigenaar van een gebouw of degene die uit andere hoofde bevoegd is tot het treffen van voorzieningen er zorg voor dient te dragen dat er geen gevaar voor de gezondheid of veiligheid ontstaat dan wel voortduurt. Opdrachtgevers kunnen zich dus niet zonder meer verschuilen achter verplicht gecertificeerde marktpartijen waar (delen van) de werkzaamheden aan worden opgedragen en erop vertrouwen dat de werkzaamheden volgens wet- en regelgeving worden uitgevoerd. Opdrachtgevers zijn en blijven te allen tijde verantwoordelijk. In de praktijk blijkt dat opdrachtgevers zich hier niet bewust van zijn en menen dat hun verantwoordelijkheid door middel van een contract volledige naar marktpartijen kan worden verlegd. Dit is echter niet het geval (Scheiberlich, 2010).
Amsterdam School of Real Estate | Ingmar Scheiberlich
3
De geschetste problematiek wordt veroorzaakt doordat asbestvraagstukken voor veel opdrachtgevers en vastgoedmanagers ver af staan van hun dagelijkse praktijk. Zij zijn daardoor niet voldoende in staat om deze vraagstukken op een professionele wijze op te lossen. Opdrachtgevers en vastgoedmanagers leunen en steunen (te) veel op marktpartijen die deel uitmaken van de asbestketen. Echter wordt dan lang niet altijd in dit belang van gehandeld. De consequentie hiervan is dat opdrachtgevers de ‘schadelijke’ gevolgen dragen terwijl zij zich daar op voorhand niet van bewust waren. De gevolgen kunnen divers zijn: emissie van asbest naar de omgeving, het sluiten van een gebouw (en stilleggen van het werk) voor onbepaalde tijd, imagoschade of onbeheersbare projecten waardoor (forse) overschrijdingen ontstaan in tijd en geld. Tot slot staan de ontwikkelingen van wet- en regelgeving vanuit de overheid niet stil. Mede op basis van de uitkomsten van het onderzoek van Bureau Bartels, dat hiervoor is benoemd, en een onderzoek van de Algemene Rekenkamer is op 7 september 2009 een besluit genomen tot wijziging van het Arbeidsomstandighedenbesluit. Dit besluit is de wettelijke basis voor het herzien en aanscherpen van de wettelijke arbo-certificaten. De herziening van de certificatieschema’s voor asbest (stelselwijziging) worden voor marktpartijen per 1 februari 2012 van kracht. Deze ‘stelselwijziging’ is op 13 oktober 2011 gepubliceerd in de Staatscourant7. Er gaat veel veranderen voor marktpartijen en daarmee ook voor opdrachtgevers. Dit heeft onder andere betrekking op de verplichte onafhankelijkheid tussen alle betrokken en in te zetten marktpartijen. Ook is er sprake van veel strengere sanctiemaatregelen indien er misstanden worden vastgesteld door het bevoegd gezag. De gebouweigenaar en vastgoedmanager zal eerst zijn eigen rol als opdrachtgever van asbestvraagstukken moeten herzien. Hij zal zich bewuster moeten worden van zijn verantwoordelijkheden (zorgplicht) en zijn bepalende positie bij asbestvraagstukken. Dit vraagt om een zorgvuldige aanpak van een asbestvraagstuk om het op een optimale wijze te doorlopen en het beoogde resultaat te behalen. Bij het onderzoeken en opstellen van dit voorstel voor de scriptie is naar voren gekomen dat relevante literatuur over dit onderwerp ontbreekt. De enige beschikbare literatuur over asbestvraagstukken komt van eigen hand en is gebaseerd op aan de hand van praktijkvoorbeelden. Deze publicaties zijn in de afgelopen jaren opgenomen in vaktijdschriften. 1.2
Relevantie en afbakening van het onderwerp
Tijdens het uitwerken en schrijven van dit onderzoek is er sprake geweest van een aantal actualiteiten die relevant zijn voor dit onderzoek. Deze actualiteiten worden in de volgende alinea’s toegelicht. Op 27 juni 2012 hebben overheden en marktpartijen die zijn verenigd in de Kantorentop een convenant gesloten om de leegstand van kantoren te bestrijden. Dit ter stimulering van een beter functionerende kantorenmarkt8. Het convenant is bedoeld om de leegstand terug te brengen naar 5% over een periode van tien jaar.
7
Staatscourant, publicatienummer 18269, d.d. 13 oktober 2011.
8
Persbericht van ministerie van Infrastructuur en Milieu, d.d. 27 juni 2012, nummer 27062012.
Amsterdam School of Real Estate | Ingmar Scheiberlich
4
Hiervoor worden onder andere regionale fondsen opgericht om kantoren te slopen en zal er een bouwstop volgen in probleemgebieden met een hoge leegstand9. Verder verdient herbestemming, vernieuwing en verduurzaming van de bestaande voorraad de voorkeur10. Het convenant brengt met zich mee dat er dus ‘iets’ zal gaan gebeuren met het leegstaande vastgoed. Bij gebouwen die voor 1994 zijn gebouw kan er sprake zijn van asbest. Actueel is ook de plotselinge evacuatie op 22 juli 2012 van bijna 200 woningen in de wijk Kanaleneiland te Utrecht. De oorzaak hiervan was een asbestincident dat is ontstaan bij de renovatie van een woongebouw in opdracht van woningcorporatie Mitros. Bij de renovatiewerkzaamheden zijn losse vezels amosiet (bruine asbest) vrijgekomen die zich in en om de omliggende woningen hebben verspreidt. De impact en maatschappelijke onrust die hierdoor is ontstaan is groot. Mitros is als eigenaar en opdrachtgever hierdoor in een negatief daglicht geplaatst. De daadwerkelijke oorzaak van dit asbestincident als ook de schuldvraag is nog niet beantwoord. Relevantie voor vakgebied (probleemeigenaar) De verwachte toename van leegstaande gebouwen alsmede te renoveren gebouwen, die voor 1994 zijn gebouwd, waar de komende jaren ‘iets’ mee gaat gebeuren geeft aanleiding om de aanpak van asbestvraagstukken, vanuit het oogpunt van de vastgoedeigenaar, onder de loep te nemen. Bij asbestvraagstukken is er een reële kans dat het mis gaat met alle nadelige gevolgen die hieruit voortvloeien en die voor rekening van de opdrachtgever/ eigenaar komen, zoals in het voorgaande is beschreven. Dan is er nog de zorgplicht bij asbestvraagstukken. Vanuit deze zorgplicht draagt een opdrachtgever van een asbestvraagstuk (eigenaar van het asbest) een grote verantwoordelijkheid voor het proces en het resultaat. Het inschakelen van verplicht gecertificeerde marktpartijen is dan niet voldoende! De opdrachtgever zal eerst zijn eigen rol moeten herzien, hij zal zich bewuster moeten worden van zijn verantwoordelijkheid en zijn bepalende positie in de asbestketen. Een model met een aanpak voor asbestvraagstukken zal hier een positieve invloed op hebben. Maatschappelijk relevant Ondanks het verbod op asbest uit 1993 is asbest (bijna 20 jaar later) nog steeds een actueel onderwerp dat regelmatig het nieuws bereikt. De nieuwsberichten gaan vooral over de mogelijke (gezondheids)risico’s voor mens en milieu. Omdat voorkomen beter is dan genezen is het voor vastgoedeigenaren van belang dat zij een juiste aanpak volgen, omdat het ontbreken of de afwezigheid hiervan kan resulteren tot ongewenste situaties met een negatieve impact. Anderzijds heeft de maatschappelijke relevantie heeft ook betrekking op de onnodig hoge kosten die worden gemaakt als gevolg van een onjuiste aanpak.
9
Sloopfonds voor lege kantoren moet nog lange weg afleggen, Financieel dagblad d.d. 2 juli 2012.
10
Amsterdam overschrijdt een principiële grens door gemeenschapsgeld – hoe weinig ook – in te zetten voor sloop vastgoed, Financieel
dagblad d.d. 2 juli 2012.
Amsterdam School of Real Estate | Ingmar Scheiberlich
5
Wetenschappelijk relevant De wetenschappelijke relevantie van deze thesis ligt in het ontbreken van onderzoek en literatuur op het gebied van asbestvraagstukken vanuit het oogpunt van de vastgoedeigenaar c.q. opdrachtgever. Overzicht wordt gegeven in de relevante theoretische juridische en management kaders waaruit een onderbouwde aanpak volgt. Door de onderbouwde aanpak zal een initiatiefnemer van een asbestvraagstuk in staat zijn een betrouwbare aanpak te volgen en zullen de eerder genoemde negatieve gevolgen afnemen. Momenteel is er geen onderbouwde aanpak/ model beschikbaar voor de individuele vastgoedeigenaar waardoor de huidige mogelijkheden voor een betrouwbare aanpak veelal ontoereikend zijn. 1.3
Doelstelling
Doel van dit onderzoek is het ontwerpen van een model waarmee de individuele vastgoedeigenaar en opdrachtgever van een asbestvraagstuk dit op een betrouwbare manier kunnen aanpakken, zowel procesmatig als inhoudelijk. Door deze uniforme manier van aanpak (aan de hand van een template) kan er voor de opdrachtgever met een dergelijk vraagstuk een efficiency voordeel ontstaan. Tevens gaat het om het reduceren van de risico’s en aansprakelijkheden die aan de orde komen bij dit type vraagstukken. 1.4
Centrale vraag en eindproduct
Voor dit onderzoek staat de volgende vraag centraal: Op welke wijze kunnen vastgoedorganisaties die te maken hebben met een asbestvraagstuk dit op een effectieve manier aanpakken in termen van risico en aansprakelijkheid? Voor de gebruikte begrippen in de centrale vraag wordt het volgende verstaan: Vastgoedorganisaties: publieke en/of private organisaties die vastgoed bezitten dan wel vastgoed beheren namens en voor rekening van de eigenaar en vanuit die hoedanigheid kunnen worden gezien als de ‘eigenaar van het asbest’. Asbestvraagstuk: een vraagstuk voor een gebouw/ object, of een deel daarvan, waarvoor de eigenaar voornemens is een vergunning aan te vragen bij de gemeente, of waarvoor de eigenaar een vergunning heeft aangevraagd bij de gemeente of waarvoor de gemeente een vergunning heeft verleend aan de eigenaar ten behoeve van voorgenomen en/of uit te voeren asbest gerelateerde werkzaamheden11. Effectief: de mate van gebruik van middelen om een bepaald doel te bereiken (proces/ mogelijk maken) met als effect de risico’s en aansprakelijkheid reduceren. Deze middelen hebben voor deze vraag betrekking op tijd, geld en inspanning.
11
Bron: definitie die door AT Osborne is opgesteld in opdracht van het Ministerie van SZW ten behoeve van de stelselwijziging SC530 en
SC 540 d.d. 8 oktober 2010.
Amsterdam School of Real Estate | Ingmar Scheiberlich
6
Om tot beantwoording van de centrale vraag te komen zijn de volgende deelvragen opgesteld: Hoe verlopen asbestvraagstukken (hoe gaat het nu, wat gaat er niet goed en waarom gaat het niet goed) [hoofdstuk 2]? Deze vraag heeft als doel om de aangehaalde problematiek bij asbestvraagstukken, zoals is beschreven in hoofdstuk 1, goed te kunnen onderbouwen, onderzoeken en analyseren.
Wat is het (wettelijke) kader voor vastgoedorganisaties waarbinnen asbestvraagstukken uitgevoerd dienen te worden [hoofdstuk 3]? Deze vraag heeft tot doel om het wettelijke kader waarbinnen asbestvraagstukken plaatsvinden uiteen te zetten. Dit is van belang om een model te ontwerpen dat aansluit op dit wettelijke kader.
Wat is de aanleiding voor een asbestvraagstuk [hoofdstuk 3]? Het inzichtelijk maken wat de aanleiding is en wanneer een asbestvraagstuk aan de orde komt.
Welke theorieën en instrumenten kunnen worden toegepast voor de problematiek bij asbestvraagstukken [hoofdstuk 4]? Hierbij is het van belang om inzicht te krijgen in de beschikbare theorieën en instrumenten vanuit andere vakgebieden zodat deze als basis kunnen worden gebruikt voor het samenstellen van een model.
Is er een model op te stellen op basis van de inzichten vanuit de theorie dat in de praktijk door eigenaren/ opdrachtgevers kan worden gebruikt voor het aanpakken en oplossen van asbestvraagstukken [Hoofdstuk 5]? Het doel van deze onderzoeksvraag is te komen tot een model op basis van inzichten die zijn verkregen uit de voorgaande onderzoeksvragen.
Is het ontwerp/ model geschikt om asbestvraagstukken op een effectieve manier op te lossen [hoofdstuk 6]? Door het model en de template ter beoordeling voor te leggen aan een aantal praktijkdeskundigen c.q. experts wordt inzicht verkregen of en hoe het model of de template aangepast of aangevuld zou moeten worden om succesvol toe te passen in de praktijk.
1.5
Aanpak en onderzoeksmethode
In deze paragraaf wordt ingegaan op de aanpak en onderzoekmethode die zal resulteren in het beantwoorden van de voornoemde subvragen alsmede in het beantwoorden van de hoofdvraag. De hoofdvraag bestaat uit een ontwerpvraag. De uitkomst, op basis van de hoofdvraag, levert een model op om het geformuleerde probleem en de vraag op te lossen. De aanpak van het onderzoek c.q. de onderzoeksmethode gaat daarom uit van een regulatieve cyclus12. Doel van dit onderzoek is het ontwerpen van een model waarmee de individuele vastgoedeigenaar en opdrachtgever met een asbestvraagstuk dit op een uniforme manier kan aanpakken, zowel procesmatig als inhoudelijk. 12
Bron: Rozenburg en Eekels, 1994
Amsterdam School of Real Estate | Ingmar Scheiberlich
7
Om tot beantwoording van de hoofdvraag te komen zijn volgende stappen doorlopen. In hoofdstuk 2 wordt geschetste problematiek bij asbestvraagstukken uit hoofdstuk 1 verder onderbouwd en gegrond door middel van interviews. De uitkomsten van deze gesprekken vormen de basis om de problematiek en de oorzaak te gebruiken om de vervolgstappen van het voort te zetten. In hoofdstuk 3 komt het wettelijke kader voor eigenaren van vastgoed en opdrachtgevers van asbestvraagstukken aan de orde. Tevens wordt ingegaan op de aanleiding van asbestvraagstukken en de situaties waarin deze voorkomen. Het wettelijke kader en de aanleiding vormen de basis van waaruit het onderzoek kan worden voortgezet. In hoofdstuk 4 worden aan de hand van verschillende theorieën uit andere aanverwante vak- en werkgebieden onderzocht welke elementen bruikbaar en toepasbaar zijn voor asbestvraagstukken. Dit heeft betrekking op onder andere goed opdrachtgeverschap, faalkosten en risicomanagement. In hoofdstuk 5 is aan de hand van de theorie een model samengesteld. De bronnen voor het ontwerp zijn de analyse uit de hoofdstukken 2, 3 en 4 evenals eigen ervaring met asbestvraagstukken en tot slot creativiteit. Een belangrijk onderdeel voorafgaand aan, tijdens en na het ontwikkelen van het model zijn de gesprekken met praktijkdeskundigen c.q. experts uit de asbestketen en daarbuiten. Op deze wijze wordt inzicht verkregen of en hoe het model en de template aangepast of aangevuld zou moeten worden om deze succesvol toe te kunnen passen in de praktijk. In hoofdstuk 6 zijn de resultaten opgenomen van deze feedback en is de waarde en kwaliteit bepaald. Op basis van feedback is het model en template waar nodig aangepast en zijn aanbevelingen gedaan voor verdere verfijning. In hoofdstuk 7 is een slotbeschouwing opgenomen met de conclusies en aanbevelingen voor verder onderzoek. In afbeelding 1-2 is het onderzoeksmodel schematische weergegeven.
Afbeelding 1-2, schematische weergave onderzoeksopzet
Amsterdam School of Real Estate | Ingmar Scheiberlich
8
2
Onderbouwing problematiek
Dit hoofdstuk heeft als doel om de aangehaalde problematiek bij asbestvraagstukken, zoals is beschreven in hoofdstuk 1, goed te kunnen onderbouwen, onderzoeken en analyseren. Hiervoor zijn gesprekken gevoerd met diverse betrokkenen in de asbestketen. Om hiertoe te komen staat de volgende vraag centraal in dit hoofdstuk: Hoe verlopen asbestvraagstukken (hoe gaat het nu, wat gaat er niet goed en waarom gaat het niet goed)? De uitkomsten van deze gesprekken vormen de basis om de problematiek en de oorzaak te gronden. De uitkomsten zijn geordend en zijn in de volgende paragrafen uitgewerkt. In paragraaf 2.8 wordt dit hoofdstuk afgesloten met een conclusie. 2.1
Geïnterviewde personen
Voor het onderbouwen, onderzoeken en analyseren van de aangehaalde problematiek is op twee manieren informatie verkregen. Enerzijds is een selectie gemaakt van diverse betrokken organisatie in de asbestketen. Met medewerkers van deze organisaties zijn gestructureerde gesprekken gevoerd aan de hand van een vooraf opgestelde vragenlijst (zie bijlage 1). Tijdens de afgenomen interviews is afhankelijk van de antwoorden doorgevraagd op de gegeven antwoorden. In het onderstaande overzicht zijn de geselecteerde partijen en personen opgenomen. Categorie in asbestketen Opdrachtgever Opdrachtgever Inventarisatiebureau SC540 Inventarisatiebureau SC540 Asbestverwijderingsbedrijf SC530 Asbestverwijderingsbedrijf SC530
Organisatie/ bedrijf Erasmus Medisch Centrum Woonbedrijf Eindhoven BOOT organiserend ingenieursburo BCM Consultancy Beelen Sloopwerken B.V. Asbestverwijderings- en milieutechniek Horyon B.V.
Naam Jan Senhorst Gerard Kokx Rinie van den Top Ger Verbeek Kees van Es
Functie Projectmanager Adviseur Manager projectcenter Directeur Directeur
Jan Horyon
Directeur
Ten tweede vond op 9 oktober 2012 de HOI projectleidersdag 2012 plaats bij de Technische Universiteit Eindhoven. Dit is een jaarlijkse bijeenkomst van de vastgoedbedrijven van de universiteiten waarbij onderling kennis en ervaringen worden uitgewisseld. Dit jaar was het thema asbest. Door de Universiteit Eindhoven ben ik gevraagd om twee discussie sessies van één uur te organiseren. In deze sessies is aan de hand van een aantal stellingen met de projectleiders van de vastgoedbedrijven gediscussieerd over de aanpak en problematiek die aan de orde komen bij asbest. De stellingen die ten grondslag liggen aan de gevoerde discussies zijn als bijlage 2 opgenomen. Na uitwerking van de uitkomsten zijn deze voorgelegd aan de geïnterviewde personen met de vraag om hier (inhoudelijk) op te reageren. De verkregen reacties vervolgens verwerkt tot een definitieve versie. In de volgende paragrafen zijn de uitkomsten uit de gesprekken en de HOI projectleidersdag 2012 uitgewerkt.
Amsterdam School of Real Estate | Ingmar Scheiberlich
9
2.2
Rol van opdrachtgever in asbestketen
Uit de verschillende gesprekken komt naar voren dat de opdrachtgever veelal een niet zichtbare rol heeft in de asbestketen. Wel wordt beaamd dat de rol van de opdrachtgever in de asbestketen heel erg bepalend is. De opdrachtgever bepaald en neemt besluiten over de aanpak, de kaders en het verloop van een vraagstuk. Opdrachtgevers bevestigen dat zij het onderwerp asbest over het algemeen een lagere prioriteit geven en hier soms passief mee omgaan. Het gevolg hiervan is dat risico’s worden onderschat. Voor vraagstukken met een lage complexiteit gaat dit over het algemeen goed. Zodra een vraagstuk een hogere complexiteit heeft vanwege diverse factoren, zijn de risico’s groter. Voor wat betreft de deskundigheid van opdrachtgevers is deze op het gebied van asbest beperkt. Daarom heerst er bij opdrachtgevers vaak een bepaalde mate van onzekerheid. Asbest wordt daardoor per definitie als ingewikkeld ervaren. In vergelijking met bouwen of installaties weten opdrachtgevers veelal wel weten hoe het kan of hoe het zou moeten. Asbest is vaak een ‘gevolg van’ in plaats van dat het een primair onderdeel is van een vraagstuk of opgave bij een bestaand gebouw. 2.3
Beleid en aanpak
Opdrachtgevers beschikken niet altijd over een asbestbeleid. Uit de discussiesessie op de HOI projectleidersdag 2012 kwam naar voren dat de meeste universiteiten wel beschikken over een asbestbeleid. De inhoud en diepgang daarvan verschilt wel per organisatie. Ten aanzien van inzicht over tijd en budget dat benodigd is voor een asbestvraagstuk, wordt een verschil waargenomen tussen de diverse lagen binnen organisaties. Bestuur en/of directies verwachten in een zeer vroeg stadium dat hun projectleiders een uitspraak kunnen doen over de doorlooptijd en budget dat benodigd is om asbest te verwijderen. Dit betekend dat besturen en/of directie willen weten wat het verwijderen van het asbest aan het einde van een asbestvraagstuk zou moeten kosten en hoeveeltijd dit in beslag neemt. Als motivatie wordt hiervoor aangegeven dat de exacte aard en omvang van asbest (toepassingen en eventuele besmettingen) in een vroeg stadium kan worden onderzocht en vastgesteld. Ervaring bij projectleiders is dat het op een later moment aanvragen van extra budget, omdat bijvoorbeeld meer asbest is aangetroffen dan dat in beginsel werd verondersteld en bekend was, kan resulteren in onbegrip van bestuur en/of directie. Het was toch immers vooraf te onderzoeken is dan de reactie. Hierbij wordt onderschat dat gebouwen ten tijden van het uitvoeren van onderzoek (asbestinventarisatie) nog volop in bedrijf zijn en dat het primaire proces maatgevend is en dus niet verstoord kan en mag worden. Wel wordt opgemerkt dat dit per situatie kan verschillen. Geen van de universiteiten beschikt over een eenduidige aanpak of format voor asbestvraagstukken. Dit geldt ook voor de geïnterviewde opdrachtgevers. Voor asbestvraagstukken wordt vaak gebruik gemaakt van willekeurige uitgangspunten. Verschillen zijn er ook in het geven van een eigen invulling van de verschillende stappen waarbij ook wel op ad hoc wijze zaken worden opgepakt.
Amsterdam School of Real Estate | Ingmar Scheiberlich
10
Bij de opdrachtgevers is wel bekend welke stappen doorlopen dienen te worden. Deze stappen worden, zo blijkt, op een lineaire en veelal statische wijze doorlopen. In afbeelding 2-1 is de aanpak van de verschillende stappen schematisch aangegeven. Door de lineaire aanpak wordt per stap naar een resultaat toe gewerkt en waar bij het behalen hiervan weer een volgende stap wordt gezet.
Afbeelding 2-1, lineaire aanpak asbestvraagstuk
Van interne kennisdeling op het gebied van asbestvraagstukken binnen de eigen organisaties blijkt vrijwel geen sprake te zijn. Het gevolg hiervan is dat verschillende medewerkers binnen organisaties zelf en naar eigen goeddunken een aanpak volgen. Daardoor komt het voor dat binnen organisaties steeds weer dezelfde misstappen worden begaan die voorkomen hadden kunnen worden of waar men op had kunnen anticiperen. Op de vraag of opdrachtgever behoefte zouden hebben behoefte voor een aanpak die houvast biedt en richting geeft voor het aanpakken van een asbestvraagstuk zijn de reacties positief. 2.4
Verwachting van marktpartijen
Opdrachtgevers hebben over het algemeen hoge verwachtingen van de betrokken marktpartijen in de asbestketen. Opdrachtnemende partijen worden gezien als ‘deskundigen’ waarvan mag worden verwacht dat men zich zo gedraagt en binnen de wettelijke kaders opereert. Marktpartijen zijn immers gecertificeerd of geaccrediteerd. Opdrachtgevers realiseren zich echter ook dat de verplichte certificatie niet altijd een garantie geeft op het ‘goed en zorgvuldig gedrag’ (werken volgens de regels) alsmede het leveren van kwalitatief goede resultaten. Opdrachtgevers blijken ook niet altijd even volledig en duidelijk te zijn over hun plannen (scope en doel), verwachtingen en behoeften richting opdrachtnemende marktpartijen. Anders gesteld: opdrachtgevers stellen ‘slechte vragen’ (lees: onduidelijk) aan marktpartijen en krijgen daarop een ‘slecht antwoord’ terug. De verkregen antwoorden sluiten dan vervolgens niet aan op de feitelijke behoefte van de opdrachtgever. Het gevolg is dat er daardoor een discrepantie ontstaat tussen het geleverde resultaat en hetgeen feitelijk nodig is of zou zijn. Door opdrachtnemende partijen worden niet altijd wedervragen gesteld op de vragen die aan hen worden voorgelegd. Door de geïnterviewde personen van de inventarisatiebureaus wordt aangegeven dat hier een kans maar ook een verantwoordelijkheid ligt. Dit is met name aan de orde indien een opdrachtgever die te maken heeft met een vraagstuk de consequenties niet goed kan over- en doorzien. Er is dus een verschil tussen hetgeen wordt verwacht en wordt gepresteerd. In afbeelding 2-2 is dit principe schematisch weergegeven, waarbij het verschil en de discrepantie zichtbaar is gemaakt.
Amsterdam School of Real Estate | Ingmar Scheiberlich
11
Afbeelding 2-2, discrepantie scope werkzaamheden versus asbestinventarisatie
2.5
Selectie en inzet marktpartijen
De Inspectie SZW (vh Arbeidsinspectie) heeft in een bijeenkomst van Ascert13 op 25 september 2012 onder andere aangegeven dat er gecertificeerde marktpartijen zijn die onder verscherpt toezicht staan vanwege het niet naleven van de regelgeving. Echter is het vanwege de wet op de privacy niet mogelijk om deze partijen met naam en toenaam aan opdrachtgevers te verstrekken. Omdat dit niet mogelijk is bestaat daardoor de kans dat opdrachtgevers alsnog ongewild en onbewust in aanraking komen met dergelijke marktpartijen. Bij het gunnen van opdrachten wordt het criterium ‘laagste prijs’ veelvuldig toegepast. De inhoud van hetgeen is aangeboden wordt daarbij niet meegenomen. Opdrachtgevers realiseren zich in eerste instantie niet dat een (te) lage prijs als gevolg heeft dat er minder tijd wordt besteed aan het uitvoeren van onderzoek. Dit kan als gevolg hebben dat er minder zorgvuldig wordt geïnventariseerd en daardoor asbest niet wordt aangetroffen dat er wel zit. Een lage prijs kan dus van invloed zijn op de kwaliteit van de inventarisatie. Door de inventarisatiebureaus wordt dit ook bevestigd. Om een ‘goed’ resultaat te behalen is er bij opdrachtgevers wel besef van de noodzaak en mogelijkheid tot het zorgvuldig selecteren en contracteren van marktpartijen. Dit besef geldt ook voor de inhoud en volledigheid van de vraagstukken die aan marktpartijen worden voorgelegd. Op welke wijze opdrachtgevers kunnen komen tot selectie van de juiste marktpartijen is voor hen niet duidelijk. 13
Beheersstichting die door de ministers van SZW is aangewezen voor het beheren van de asbestcertificaten.
Amsterdam School of Real Estate | Ingmar Scheiberlich
12
Dit geldt ook voor het formuleren van een juiste vraagstelling die op de situatie is afgestemd. Het gevolg daarvan is dat onduidelijke vragen worden voorgelegd aan de markt en dat gunning plaats vindt op basis van laagste prijs zonder rekening te houden met ‘wat’ en ‘hoe’ de vraag van de opdrachtgevers worden opgepakt. 2.6
Beoordeling resultaten
Voor wat betreft de geleverde prestaties en resultaten wordt dit veelal niet inhoudelijk beoordeeld op juistheid en compleetheid door opdrachtgevers. Als reden wordt aangegeven dat de marktpartijen gecertificeerd zijn en dus aangenomen mag worden dat de inhoud voldoet aan de norm. Verder wordt als reden aangegeven dat de benodigde documenten voor asbestvraagstukken, zoals asbestinventarisatie-rapporten, werkplan en vrijgavecertificaten, ingewikkeld zijn om te begrijpen en dat men niet in staat is om hier een kwalitatief oordeel over te geven. 2.7
Verdelen financiële risico’s
Bij voorkeur hebben opdrachtgevers in een vroeg stadium van een asbestvraagstuk zekerheid over de financiële omvang. Dit volgt ook uit de lineaire aanpak, zoals in paragraaf 2.3 is beschreven en in afbeelding 2-1 schematisch is opgenomen. In praktijk blijkt dit niet altijd mogelijk te zijn. Opdrachtgevers hebben dit reeds ervaren of zijn zich hier wel min of meer bewust van. Echter wordt er door sommige opdrachtgevers vanuit gaan dat risico’s over verschil in omvang van te verwijderen asbest geheel bij uitvoerende partijen kunnen worden weggezet. Als motivatie wordt gegeven dat deze partijen beschikken over ruime ervaring om hier een reële inschatting van te maken. Anderzijds houdt dit ook verband met de hoger gelegen organisatielagen bij opdrachtgeverorganisaties die verwachten dat budget en tijd in een vroeg stadium kunnen worden vastgesteld en dus tot aan het einde van het vraagstuk statisch is. In enkele gevallen blijkt dit mogelijk te zijn, echter hangt dit af van de omstandigheden en de historie van een bouwwerk. Door de opdrachtnemende partijen wordt aangegeven dat het zorgvuldig verdelen van risico’s tussen opdrachtgever en opdrachtgever wel mogelijk is. Echter is het dan wel noodzakelijk om de onzekerheden vooraf in kaart te brengen en waar mogelijk om te zetten naar zekerheden. De overgebleven onzekerheden kunnen dat worden verdeeld tussen opdrachtgever en opdrachtnemer(s). Echter is dit laatste niet altijd het geval. 2.8
Conclusie
Opdrachtgevers hebben een bepalende rol in de asbestketen, maar zijn niet altijd zichtbaar. Risico’s bij asbestvraagstukken worden dan ook onderschat. Asbestvraagstukken worden lineair aangepakt, waardoor per stap naar een resultaat wordt toe gewerkt. Als gevolg van de lineaire aanpak is de verwachting dat in een vroeg stadium de financiële omvang asbest inzichtelijk kan worden gemaakt. Marktpartijen worden door opdrachtgevers gezien als deskundig die binnen de wettelijke kaders opereren vanwege de verplichte certificering of accreditatie. Opdrachtgevers zijn zich wel bewust dat dit geen garantie geeft op ‘goed en zorgvuldig gedrag’ alsmede het leveren van kwaliteit. Richting opdrachtnemende partijen is niet altijd eenduidigheid over plannen (scope en doel), verwachtingen en behoefte. Daardoor ontstaat een verschil tussen wat wordt verwacht en hetgeen wordt gepresteerd. Als criterium bij het gunnen van opdrachten geldt vaak de laagste prijs. Er is onvoldoende besef van het verband tussen de laagste prijs en de kwaliteit. Een (te) lage prijs is van invloed op de kwaliteit.
Amsterdam School of Real Estate | Ingmar Scheiberlich
13
Bij opdrachtgevers is het niet duidelijk op welke wijze de uitvraag aan de markt kan worden gesteld, alsmede op welke wijze een inhoudelijke beoordeling kan plaatsvinden. De geleverde prestaties en resultaten worden door opdrachtgevers veel niet inhoudelijk beoordeeld op juistheid en compleetheid, met als reden dat aangenomen mag worden dat de inhoud voldoet aan de norm. In praktijk blijkt dit veelal niet het geval te zijn. Bij voorkeur hebben opdrachtgevers in een vroeg stadium van een asbestvraagstuk zekerheid over de financiële omvang. Verwacht wordt dat risico’s over verschil in aard en omvang van te verwijderen asbest geheel bij uitvoerende partijen kan worden weggezet. Zorgvuldige verdeling van risico’s tussen opdrachtgever en opdrachtgever is wel mogelijk echter is het dan wel noodzakelijk om de onzekerheden vooraf in kaart te brengen en waar mogelijk om te zetten naar zekerheden. Op deze wijze kan verdeling plaatsvinden van de resterende onzekerheden.
Amsterdam School of Real Estate | Ingmar Scheiberlich
14
3
Wettelijk kader en aanleiding asbestvraagstuk
Dit hoofdstuk heeft als doel om inzicht te geven in het wettelijke kader voor eigenaren van vastgoed en opdrachtgevers van een asbestvraagstuk. Tevens wordt ingegaan op de aanleiding van asbestvraagstukken en de situaties wanneer deze aan de orde komen. Hiervoor staan de volgende twee vragen centraal in dit hoofdstuk: Wat is het (wettelijke) kader voor vastgoedorganisaties waarbinnen asbestvraagstukken uitgevoerd dienen te worden? Wat is de aanleiding voor een asbestvraagstuk? In paragraaf 3.3 wordt dit hoofdstuk afgesloten met een conclusie. 3.1
Wettelijke kaders asbestvraagstuk eigenaar
Hendriks (Asbest en Bouw, december 2009) stelt dat de asbestwetgeving zich kenmerkt door een veelheid van regels die onderling meer of minder op elkaar zijn afgestemd, waarbij het soms moeilijk is om te achterhalen of er al of niet in strijd met de wet is gehandeld. Er zijn bepalingen waar het woord asbest zelf niet in voorkomt, maar die voor de rechtspraak van groot belang zijn. Voorbeeld voor het civiele recht is artikel 6.162 BW (onrechtmatige daad). Een voorbeeld van een onrechtmatige daad is het afwijken van de wettelijke verplichtingen zoals zijn opgenomen in artikel 1a van de Woningwet. Volgens dit artikel draagt de eigenaar van een gebouw of degene die uit andere hoofde bevoegd is tot het treffen van voorzieningen er zorg voor draagt dat als gevolg van de staat van dat bouwwerk geen gevaar voor de gezondheid of veiligheid ontstaat dan wel voortduurt. Deze verplichting strekt zich ook uit tot degene die een bouwwerk laat gebruiken, voor zover dat in diens vermogen ligt. Vanuit het oogpunt van asbestvraagstukken kan blootstelling aan asbest zijn waarbij mens en milieu zijn blootgesteld aan asbest. Hendriks stelt dat het naleven van alle asbestregelgeving in de praktijk niet altijd zo eenvoudig blijkt te zijn. Hij doelt hiermee op situaties waarin betrokkene met de beste bedoelingen handelt en juist in de veronderstelling verkeert dat hij het allemaal goed doet en binnen de grenzen van de wet blijft. Ook deze kan in aanraking komen met de wet indien er sprake is van overtreding van de asbestregels. Volgens Hendriks (Asbest en Bouw, oktober 2010) is de eigenaar/ opdrachtgever in menige opsomming van de asbestketen niet terug te vinden. Dat is volgens Hendriks niet terecht, want bij die eigenaar/opdrachtgever begint het allemaal. De eigenaar/opdrachtgever is degene die de hele asbestketen in beweging zet of moet zetten. Scheiberlich (Asbest en Bouw, 2010) stelt dat de eigenaar/opdrachtgever met een asbestvraagstuk in een situatie beland die veelal ver van hun dagelijkse praktijk staat. Zonder dat opdrachtgevers zich ervan bewust zijn, dragen zij de verantwoordelijkheid voor het verloop en resultaat van een asbestvraagstuk.
Amsterdam School of Real Estate | Ingmar Scheiberlich
15
Eigenaren/opdrachtgevers gaan er (veelal) vanuit dat, wanneer zij werken met ‘gecertificeerde bedrijven’, de verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van het eindresultaat en de weg daar naar toe, volledig bij deze bedrijven ligt (Scheiberlich, 2010). Volgens Scheiberlich is dit niet het geval. In dit kader ook wel gesproken over ‘professioneel opdrachtgeverschap of goed opdrachtgeverschap’, terwijl niet precies duidelijk is waar de precieze verantwoordelijkheden liggen en welke inspanningen hiervoor moeten worden verricht om binnen de grenzen van de wet te opereren (Hendriks, 0ktober 2010). Volgens Hendriks zal er een duidelijke omschrijving moeten komen in plaats van alleen maar de term ‘professioneel opdrachtgeverschap’. Het wettelijke kader van asbestvraagstukken, vanuit het oogpunt van de eigenaar/opdrachtgever bij een bouwwerk of object, wordt in beginsel bepaald door een aantal plichten. Deze plichten zijn af te leiden uit aansprakelijkheden die hieraan ten grondslag liggen. Op basis van de aansprakelijkheden zijn plichten af te leiden die betrekking hebben op de volgende categorieën binnen de juridische context: Bestuursrecht Civielrecht Strafrecht 3.1.1 Bestuursrecht Op het verwijderen van asbesthoudend materiaal is zowel het Asbestverwijderingsbesluit 2005 als het Bouwbesluit 2012 van toepassing. Met de invoering van het nieuwe Bouwbesluit (per 1 april 2012) is de omgevingsvergunning, zoals is opgenomen in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (WABO), voor het slopen van bouwwerken volgens de Woningwet vervallen. Hiervoor in de plaats is per 1 april 2012 een meldingsplicht ingevoerd voor bouwwerken. In paragraaf 1.7 ‘procedure sloopwerkzaamheden’ zijn voorschriften opgenomen voor onder andere de wijze van melden. Indien de werkzaamheden zonder melding worden uitgevoerd, is degene die de werkzaamheden uitvoert de overtreder van het verbod zoals is opgenomen in artikel 1.31 van de Woningwet. In artikel 1.26, lid 1 van het Bouwbesluit 2012 staat dat een sloopmelding bij het voornemen tot slopen van een bouwwerk vereist is. Voor bepaalde kleine hoeveelheden afkomend materiaal is geen omgevingsvergunning vereist, maar deze uitzondering geldt niet wanneer er asbest wordt verwijderd. Voor de verwijdering van asbest uit bouwwerken is altijd een sloopmelding vereist. Uitzondering op de meldingsplicht is artikel 1.26 lid 2 waarin wordt vermeld dat wanneer in het kader van de uitoefening van een bedrijf geheel of gedeeltelijke verwijdering van de volgende asbesthoudende toepassingen plaatsvindt een vrijstelling van de meldingsplicht van toepassing is: geklemde vloerplaten onder verwarmingstoestellen; beglazingskit dat is verwerkt in de constructie van kassen; rem- en frictiematerialen; pakkingen uit verbrandingsmotoren, en pakkingen uit procesinstallaties onderscheidenlijk verwarmingstoestellen met een nominaal vermogen van ten hoogste 2.250 kW.
Amsterdam School of Real Estate | Ingmar Scheiberlich
16
Een vrijstelling van de meldingsplicht bij het verwijderen van asbest geldt ook bij een besluit volgens artikel 13 van de Woningwet alsmede bij de toepassing van bestuursdwang of het opleggen van een last onder dwangsom. In het Bouwbesluit 2012 staan artikelen die ook (nog) in de bouwverordening zijn opgenomen. Met het van kracht worden van het Bouwbesluit 2012 komen de artikelen in de bouwverordening van rechtswege te vervallen14. Bouwwerk of object? Wat onder een bouwwerk moet worden verstaan, is vaak onderwerp van beoordeling van met name de bestuursrechter geweest. Onder een bouwwerk wordt zoals blijkt uit de Modelbouwverordening verstaan: ‘elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren.’ Een bouwwerk moet van enige omvang, een constructie, driedimensionaal en plaatsgebonden zijn. Met dit laatste wordt bedoeld dat het bedoeld is om langere tijd op een locatie te functioneren. Die plaatsgebondenheid kan uit een fysieke verankering van een object in de bodem blijken, maar noodzakelijk is dit niet (AbRS 17 oktober 2001, Gst. 7172, 11). Indien het object bedoeld is om anders dan incidenteel - ter plaatse gesitueerd te blijven, is dat voldoende om tot plaatsgebondenheid te concluderen15. Zo heeft de Afdeling bestuursrechtspraak in het verleden onder meer als bouwwerken aangemerkt; woon- of stacaravans, toercaravans waarmee een vaste standplaats is ingenomen, gedenktekens, hekwerken, afschermingen, rietmatten, speeltoestellen, antennes, steigers, botenloodsen, marina’s, bruggen en viaducten. Niet als bouwwerk zijn onder meer aangemerkt ondergrondse leidingen die niet rusten op een fundering, damwanden als tijdelijke hulpwerken voor het bouwen en caravans die niet voortdurend op hetzelfde terrein geplaatst zijn. Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State dienen verder onderdelen van een bouwwerk te worden beschouwd als een bouwwerk indien sprake is van een directe functionele relatie tussen de verschillende bestanddelen16. Zo heeft de Afdeling bestuursrechtspraak bijvoorbeeld bij uitspraak van 22 mei 200217 geoordeeld dat een constructie waaruit sleufsilo’s bestaan één geheel vormen ondanks dat de keerwanden bestaan uit lossen betonnen wanden die niet vastzitten aan de betonnen verharding, omdat het om een functioneel geheel gaat.
14
http://www.vng.nl/eCache/DEF/81/195.aXQ9Mw.html
15
ARRS 8 januari 1985, BR 1985, p. 373; ARRS 16 april 1981, BR 1981, p. 700; AbRS 18 september 1997, Gst. 7079
16
vgl. Wnd. Vz. ARRS 1 februari 1993, BR 1993, p. 447 m.nt. J.W. Weerkamp en Gst. 6966, 7 m.n. J.M.H.F. Teunissen; AbRS 1 april
1996, BR 1996, p. 652 en AbRS 24 augustus 1999, AB 2000, 26 m.nt. dzz en AbRS 5 oktober 2000, Gst. 7138, 8 17
AbRvS 22 mei 2002, Gemeentestem 2002/7310
Amsterdam School of Real Estate | Ingmar Scheiberlich
17
Aan de andere kant wordt in het Asbestverwijderingsbesluit 2005 onderscheid gemaakt tussen bouwwerken en objecten. Objecten zijn in het Asbestverwijderingsbesluit 2005 gedefinieerd als ‘een constructie, installatie, apparaat of transportmiddel, niet zijnde een ‘bouwwerk’. In de toelichting bij het Asbestverwijderingsbesluit 2005 staat dat met deze objecten wordt bedoeld "Objecten zijn alle constructies, installaties, apparaten of transportmiddelen, die geen bouwwerk zijn en geen onderdeel uitmaken van een bouwwerk, dat wil zeggen niet aard- en nagelvast met het betreffende bouwwerk verbonden zijn. Hierbij kan tevens worden gedacht aan personenauto’s, vrachtwagens, treinstellen, trams, vaartuigen, onderdelen van vaartuigen (bijvoorbeeld machinekamer, lieren), liftinstallaties, industriële installaties en cv-ketels." Kortom, behoudens de in deze paragraaf opgenomen uitzonderingen is altijd een sloopmelding vereist voor het geheel of gedeeltelijk slopen van bouwwerken met asbest (voor 1 juni 1993) dan wel voor alleen het verwijderen van asbest. De opdrachtgever, indien er sprake is van het verwijderen van asbest, heeft de verplichting tot het doen van een sloopmelding. Indien gewenst mag de eigenaar/ opdrachtgever dit delegeren naar een andere partij. Echter blijft de verantwoordelijkheid wel bij de eigenaar/ opdrachtgever liggen. Indien er tijdens het uitvoeren van sloopwerkzaamheden asbest wordt ontdekt dat niet is opgenomen in het asbestinventarisatierapport (en waarop het bevoegd gezag goedkeuring heeft gegeven) dan geldt volgens artikel 1.26 lid 8 van het Bouwbesluit dat het bevoegd gezag hiervan onmiddellijk in kennis dient te worden gesteld. Vanuit het bestuursrechtelijke kader geldt ook de Arbeidsomstandighedenwet. Door de Inspectie SZW wordt toegezien op naleving hiervan. Vanuit artikel 4.27 van de Arbeidsomstandighedenregeling zijn gelden volgende certificatieschema’s voor het inventariseren en verwijderen van asbest Bijlage XIIIa Sc-540: 2011, versie 02 "Werkveldspecifiek certificatieschema voor het Procescertificaat Asbestinventarisatie". Bijlage XIIIb Sc-530: 2011, versie 02 "Werkveldspecifiek certificatieschema voor het Procescertificaat Asbestverwijdering". 3.1.2 Civielrecht Binnen het civiele recht kan de juridische context van asbest betrekking hebben op de volgende thema’s: Asbest en huur Asbest en eigendom Asbest en huur Voor situatie van asbest en huur, waarbij er sprake is van een verhuurder (eigenaar) en huurder (gebruiker) is de vraag of het enkele feit dat asbest in het gehuurde is verwerkt een gebrek is zoals bedoeld in artikel 7:204 lid 2 BW.
Amsterdam School of Real Estate | Ingmar Scheiberlich
18
Voordat wordt ingegaan op het wettelijke kader is het relevant om onderscheid te maken tussen twee verschillende soorten verschijningsvormen van asbest (Mol 2009): Hechtgebonden Niet-hechtgebonden Van ‘hechtgebonden’ asbest is sprake wanneer de asbestvezels stevig verankerd zitten in het dragermateriaal. Voorbeelden van hechtgebonden asbest zijn kit, colovinyl tegels, lijmlagen etc. Bij deze vorm van asbest zullen nauwelijks vezels vrijkomen als dit materiaal in goede staat verkeert en niet wordt bewerkt of gesloopt. Bij niet-hechtgebonden asbest zijn de vezels niet of nauwelijks aan het dragermateriaal gebonden. Voorbeelden van niet-hechtgebonden asbest zijn koord, nobranda plaatmateriaal, spuitasbest. Doordat deze vezels gemakkelijk kunnen vrijkomen, is het gezondheidsrisico van losgebonden asbest groter dan dat van hechtgebonden asbest18. De aanwezigheid van asbest in een gebouw kan in sommige gevallen leiden tot een gebrek in de zin van artikel 7:204 BW. Volgens dit artikel is sprake van een gebrek wanneer het gehuurde de huurder niet het genot verschaft dat hij bij het aangaan van de (huur)overeenkomst hiervan mag verwachten. Wanneer wordt aangenomen dat sprake is van een dergelijk gebrek, kan de huurder de verhuurder confronteren met de volgende bepalingen: De verplichting tot het herstellen van het gebrek, in dit geval de verwijdering van de asbest (7:206 BW). Vermindering van de huurprijs, vanaf het moment dat de huurder de verhuurder heeft ingelicht over het gebrek (7:207 BW). De plicht tot het vergoeden van de schade die de huurder door het gebrek heeft geleden (7:208 BW). Ontbinding van de huurovereenkomst (7:210 BW jo. 6:267 BW) In welke gevallen de aanwezigheid van asbest in een gebouw kan leiden tot een gebrek is in de jurisprudentie nader vorm gegeven. De Hoge Raad19 heeft zich in 2010 gebogen over de vraag in hoeverre er bij de aanwezigheid van asbest in een gebouw sprake is van een gebrek in de zin van art. 7:204 BW. Zij heeft deze zaak zelf niet afgedaan, waardoor er geen concreet antwoord kan worden gegeven op deze vraag. Wel kan er uit de rechtspraak met betrekking tot dit thema een lijn worden gedistilleerd die tot op zekere hoogte voor meer duidelijkheid zorgt.
18 19
http://www.vrom.nl/pagina.html?id=8330#a4 HR 3 september 2012, NJ 2010/474. (KPN/Tamminga)
Amsterdam School of Real Estate | Ingmar Scheiberlich
19
Door de Hoge Raad wordt niet uitgesloten dat sprake kan zijn van een gebrek als bepaalde omstandigheden risico’s opleveren bij activiteiten die geacht worden te behoren tot het normale gebruik van het gehuurde. Ook als deze activiteiten nog niet plaats hebben gevonden en de huurder nog geen beperkingen heeft ondervonden.20 Belangrijke variabelen zijn in dit verband: de aard en omvang van het risico op een gevaarlijke situatie voor de gezondheid van de personen in het gebouw, zoals het soort asbest; de mate waarin het gebruik van het gebouw de kans dat dit risico zich verwezenlijkt vergroot; het feit dat het risico en de oorzaak daarvan bekend zijn, zodat daarmee rekening kan worden gehouden. De beoordeling van deze variabelen in een concrete situatie leidt tot het antwoord op de vraag of het te verwachten huurgenot wordt beperkt door de aanwezigheid van asbesthoudende materialen in het gebouw. De omvang van het risico voor de gezondheid is afhankelijk van de soort asbest, de wijze waarop de asbest is verwerkt, de huidige kwaliteit van het betreffende product, de mate waarin bij werkzaamheden in het gebouw rekening wordt gehouden met de aanwezigheid van asbest. Het is, bij het aangaan van een nieuwe huurovereenkomst, mogelijk een exoneratiebeding toe te voegen aan de overeenkomst. Als de aanwezigheid van asbesthoudend materiaal in het gebouw vaststaat, kan bij het aangaan van de huurovereenkomst een bepaling worden opgenomen waarin asbest en de gevolgen daarvan als gebrek zijn uitgesloten. Het is niet mogelijk om op een later moment de aansprakelijkheid voor de schade als gevolg van asbest, het recht van de huurder op huurprijsvermindering en het recht van de huurder op herstel contractueel uit te sluiten Recente jurisprudentie: Rb Rotterdam, 12 augustus 2011, LJN: BU6081 Hechtgebonden platen waarin wit asbest (chrysoltiel) verwerkt was. Dit type asbest levert, zolang de platen intact zijn, geen gevaar op voor de gezondheid. In beginsel levert dit geen gebrek op. Tijdens werkzaamheden zijn mogelijk asbestvezels vrijgekomen, die wel een gebrek voor de gezondheid kunnen opleveren. Tijdens de periode dat de asbest een gevaar voor de gezondheid op kon leveren, was sprake van een gebrek. Rb Haarlem, 1 maart 2012, LJN: BW4201 Vastgesteld wordt dat er in het gehuurde niet-hechtgebonden amosiet boven systeemplafond zit. De rechter gaat er vanuit dat er sprake is van een gebrek in de zin van 7:204 lid 2 BW, aangezien het gehuurde niet veilig kan worden gebruikt en daardoor acute asbestrenovatie noodzakelijk was. Rb Rotterdam, 24 april 2012, LJN: BW6044 Door brand bij een derde zijn asbestdeeltjes vrijgekomen op het gehuurde. Het gehuurde kan niet langer het genot aan de huurder verschaffen dat deze van het gehuurde mocht verwachten. Dit kan niet aan de verhuurder worden toegerekend. Desondanks is er sprake van een gebrek in de zin van art. 7:204 lid 2 BW. 20
L.J.M. de Waal en F. van der Hoek, ‘Wat niet weet, wat wel deert: Asbest en de gebrekenregeling in het huurrecht’, WR 2011,14.
Amsterdam School of Real Estate | Ingmar Scheiberlich
20
3.1.3 Strafrecht Strafrecht komt pas aan de orde indien er sprake is van een overtreding van de asbestregelgeving. Hendriks (Asbest en Bouw, 2010) maakt onderscheid in twee soorten overheid: met het bestuur en/of met justitie. Beide handhavingstrajecten hebben een verschillend doel en kunnen daardoor naast elkaar bestaan. Het belangrijkste verschil, zo stelt Hendriks, is dat de bestuursrechtelijke sanctie eerst door het bestuur wordt opgelegd en achteraf door de rechter (in procedure) kan worden gecontroleerd, en dat de strafrechtelijke sanctie (in beginsel) door de rechter na een procedure wordt opgelegd. In het bestuursrecht is het dus eerst optreden en dan kijken of het klopt. In het strafrecht is het in beginsel eerst kijken of het klopt en dan optreden (door bestraffing). In geval van handhaving en overtredingen kan dus het volgende onderscheid worden gemaakt:
Bestuursrechtelijke kader. Te duchten gevaar (strafrecht).
Bestuursrechtelijke kader Bij overtredingen van kernbepalingen zoals zijn opgenomen in de artikelen 3, 5, 6, 7a, 7b, 7e, 7f, 7g, 8 lid 2, 9 en 10 uit het Avb 2005, wordt naast het bestuursrechtrechtelijke kader ook het strafrechtelijke kader gevolgd21. Voorbeelden van strafrechtelijke vervolging zijn situaties waarbij eigenaren van gebouwen zonder de vereiste vergunning (illegaal) asbest laten verwijderen. Hierbij zijn veelal niet gecertificeerde partijen belast met de uitvoering. De Haagsche rechtbank heeft onder andere op 27 april 2012 een half jaar gevangenisstraf opgelegd aan een eigenaar van een schuur die was voorzien van asbesthoudende dakplaten die deze op illegale wijze liet slopen zonder dat hiervoor de vereiste maatregelen werden genomen22. In dit onderzoek wordt het strafrechtelijke aspect van asbest verder buiten beschouwing gelaten, omdat dit uitsluitend aan de orde komt indien wet- en regelgeving niet wordt nageleefd en wordt overtreden. Te duchten gevaar In artikel 173a en 173b van het Wetboek van Strafrecht, (Titel VII - Misdrijven waardoor de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar wordt gebracht) is - kort samengevat opgenomen dat degene die opzettelijk en wederrechtelijk dan wel aan wiens schuld dit te wijten is, een stof op of in de bodem, in de lucht of in het oppervlaktewater brengt wordt bestraft. Bij de omvang van de strafmaatregel wordt onderscheid gemaakt in het volgende: Indien daarvan gevaar voor de openbare gezondheid of levensgevaar voor een ander te duchten is. Indien daarvan levensgevaar voor een ander te duchten is en het feit iemands dood ten gevolge heeft.
21
http://www.infomil.nl/onderwerpen/hinder-gezondheid/asbest-0/special-kids/publicaties-0/digitale/deel-0/8-toezicht
22
Cobouw: Aannemer veroordeeld voor overtreding asbestregels d.d. 27-04-2012
Amsterdam School of Real Estate | Ingmar Scheiberlich
21
Een voorbeeld van een strafrechtelijke aansprakelijkheid was het geval bij een eigenaar van een winkelpand met een asbesthoudend plafond. Het Openbaar Ministerie haalde een risicoanalyse aan die vanwege de aanwezigheid van het asbesthoudende plafond was opgesteld. Het oordeel van deskundigen over de mate van levensgevaar of gezondheidsschade door aanwezigheid van asbest in het winkelfiliaal werd door het Openbaar Ministerie gelijk gesteld aan de risicoanalyse. De rechtbank in Alkmaar was van oordeel dat er geen bewijsmiddel is geleverd over de mate van levensgevaar of gezondheidsschade. De risicoanalyse bepaalt volgens de rechtbank slechts de mate van urgentie voor sanering. De rechtbank in Alkmaar concludeerde dat de eigenaar werd vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten23. Uit voornoemd voorbeeld waarbij het Openbaar Ministerie een eigenaar van een gebouw verantwoordelijk stelt voor de aanwezigheid van asbest in of aan een bouwwerk kan worden opgemaakt dat zorgvuldigheid geboden is. 3.2
Aanleiding asbestvraagstuk
Het verbod op asbest heeft tot gevolg dat gebouwen en objecten die voor 1 juli 1993 zijn gebouwd niet zonder meer mogen worden onderhouden, gerenoveerd of gesloopt. Dit vanwege de mogelijkheid op aanwezigheid van asbest en de gevaren voor mens en milieu die hieruit voortvloeien. Bij de aanleiding voor een asbestvraagstuk kunnen verschillende oorzaken ten grondslag liggen. In de publicatie ‘Duurzaam renoveren en asbestproblematiek’ (Scheiberlich, 2012) zijn de volgende situaties geschetst die aanleiding kunnen zijn voor een asbestvraagstuk: 1. Ambitie/ beleid 2. Onderhoud, verbouwing en renovatie 3. Totaalsloop 4. Calamiteit (acute noodzaak) In afbeelding 3-1 zijn de voornoemde situaties schematisch weergegeven.
Afbeelding 3-1, vier situaties voor aanleiding asbestvraagstuk
23
LJ Nummer BL2846, d.d. 8 februari 2010
Amsterdam School of Real Estate | Ingmar Scheiberlich
22
Asbestvraagstukken naar aanleiding van de voornoemde situaties 1, 2 en 3 zijn vervolgens in te delen in een aantal categorieën. Deze categorieën zijn bepalend voor de strategie en aanpak van een asbestvraagstuk (Scheiberlich, 2010): 1) Incidenteel zonder verdere werkzaamheden nadien (solo, enkelvoudig). 2) Als onderdeel van sloopwerkzaamheden zonder verdere werkzaamheden nadien (onderdeel van, enkelvoudig). 3) Voorafgaand aan de bouwwerkzaamheden (onderdeel van, enkelvoudig). 4) Met herstelwerkzaamheden achteraf die onderdeel zijn van de asbestsanering (onderdeel van, enkelvoudig). 5) Terugkerend (b.v. een serie woningen) in dezelfde vorm (solo of onderdeel van, meervoudig). In afbeelding 3-2 zijn de categorieën van de asbestvraagstukken schematisch weergegeven.
Afbeelding 3-2, categorieën asbestvraagstukken
De termen enkel- en meervoudig hebben betrekking op de wijze van projectmatige aanpak. Van het begrip project zijn veel definities in omloop. Turner (1998) definieert ‘project’ als volgt: ‘Een project is een onderneming waarbij mensen, materiaal en financiële bronnen op een nieuwe wijze worden georganiseerd om een unieke taak uit te voeren met gespecificeerde beperkingen van kosten en tijd om een gewenste verandering te bewerkstelligen gedefinieerd door kwalitatieve en kwantitatieve doelen.’ Westerveld (2001) stelt dat een project een tijdelijke organisatievorm is met een gespecificeerd einddoel. Meervoudige vraagstukken zijn volgens Westerveld (2001) een verzameling van meerdere projecten die onder één vlag worden gemanaged. Deze vallen onder de noemer multiprojecten waarvoor Gayá Walters (1999) de volgende definitie hanteert: ‘Een groep van samenhangende projecten, die op gezamenlijke en gecoördineerde wijze gemanaged wordt, gericht op het bereiken van een tevoren bepaald resultaat, en eindigt zodra het resultaat is bereikt.’ Westerveld (2001) stelt dat projecten de mogelijkheid bieden tot slagvaardig en flexibel opereren terwijl anderzijds routine juist aanknopingspunten geeft voor efficiëntie en coördinatie.
Amsterdam School of Real Estate | Ingmar Scheiberlich
23
Door hun continuïteitsstreven en daaraan gerelateerde routinematige werkwijze draait het volgens Westerveld (2001) vaak om de vraag hoe dezelfde dingen de volgende keer beter gedaan kunnen worden. In projecten ligt dit, als gevolg van tijdelijkheid van hun bestaan, anders. De meeste processen herhalen zich binnen één project niet zo vaak, al was het alleen maar doordat per fase steeds andere dingen gedaan worden. Dit betekent ook dat verbetermogelijkheden binnen één project in beginsel lastiger zijn te implementeren zijn dan in permanente organisaties. Bij multiprojecten zijn er volgens Westerveld meer mogelijkheden om leereffecten en verbetermogelijkheden breder te benutten. Ten opzichte van ‘monoprojecten’ kunnen leerervaringen bij multiprojecten via het overkoepelend niveau worden benut. De ervaringen in het ene project kunnen bij deze organisatievorm worden vertaald naar andere projecten binnen hetzelfde multiproject. Sterker nog, zo stelt Westerveld, het kan dan een krachtig managementinstrument zijn om bewust op die manier te werken. 3.2.1 Beleid Beleid bij asbestvraagstukken gaat volgens Scheiberlich (2011) om het vormgeven en vaststellen van kaders. Het gaat om het vaststellen welk doel/ resultaat je als eigenaar/ opdrachtgever wilt bereiken, onder welke condities, met welke middelen en onder welke voorwaarden. In de praktijk blijkt beleid bij aangaande het eigendom, beheersen en verwijderen van asbest uiteenlopend te zijn. Thans geldt er geen verplichting tot het laten uitvoeren van een asbestinventarisatie Deze verplichting geldt wel, volgens het Asbestverwijderingsbesluit 2005 op grond van de Wet milieubeheer (objecten) c.q. de Woningwet (bouwwerken), op het moment dat er een voornemen is tot het aanbrengen van wijzigingen, het uitvoeren van sloopwerkzaamheden of in geval van een calamiteit c.q. vermoeden van asbest en risico. Voor schoolgebouwen is er door Staatsecretaris Atsma wel een verplichting tot inventariseren opgelegd, waarbij alle onderwijsgebouwen voor juni 2012 geïnventariseerd dienen te zijn. Voor gebouwen waarin andere functies dan onderwijs zijn opgenomen geldt deze verplichting nog niet. In Nederland zijn er nog (steeds) diverse partijen die een ongeschreven beleid hebben om geen asbestinventarisaties uit te voeren in en aan hun vastgoed zolang daar geen aanleiding voor is. De achter liggende geachte bij dergelijke partijen is om het kostenniveau voor onderzoek (inventarisatie) en eventueel daaruit volgende en noodzakelijk te treffen maatregelen (zoals verwijdering) zo laag mogelijk te houden. Zolang er dus niets is onderzocht en er geen inventarisatierapporten zijn waaruit blijkt dat er sprake is van asbest en de eventuele urgentie om passende maatregelen te nemen vanwege de risico en kans voor schade voor mens en milieu, kan een vastgoedeigenaar zich verschuilen achter deze onwetendheid. Deze houding kan worden gekwalificeerd als ‘struisvogelbeleid' vanwege de vooral passieve houding. Voor het verwijderen van asbest geldt er eveneens geen verplichting. Voorwaarde is dan wel dat de asbesthoudende toepassingen veilig zijn te handhaven zonder dat er een verhoogd gezondheidsrisico is of kan ontstaan tot het moment van ingrijpende renovatie of sloop van het gebouw (Scheiberlich 2011).
Amsterdam School of Real Estate | Ingmar Scheiberlich
24
Voor het beleid gaat het er juist erom wat een vastgoedeigenaar als ambitie nastreeft op het gebied van asbest. Een voorbeeld van een ambitie is dat een vastgoedeigenaar streeft naar een asbestvrije of een asbestveilige vastgoedportefeuille. Uit deze ambitie kan een beleid worden geformuleerd over de omgang met asbest voor toekomstige vraagstukken. Een beleid kan zijn dat alle gebouwen preventief worden geïnventariseerd op de aanwezigheid van asbest. Aanvullend hierop kan ook een beleid zijn dat alle direct bereikbare asbesthoudende toepassingen worden verwijderd. Of zelfs dat alle toepassingen worden verwijderd voor zover dat mogelijk is. Een en ander is afhankelijk van de feitelijke situatie en omstandigheden (Scheiberlich, 2011). Ten aanzien van het beleid moet worden opgemerkt dat dit mede verband houdt met de ontwikkelingen (zoals verbouwingen, renovatie, onderhoud) die in de zeer nabije toekomst in gebouwen gaan plaatsvinden. Generiek kan dus wel een ambitie worden uitgesproken en een beleid worden opgesteld, maar deze zal dan ook specifiek op de situatie afgestemd dienen te worden. Voordat een keuze kan worden gemaakt ten aanzien van het beleid, is het goed om te realiseren welke risico’s hieraan zijn verbonden. Het gezondheidsrisico van een gebouw zonder asbest is geheel anders dan een gebouw waarin wel toepassingen aanwezig zijn alsmede de wijze van beheersen. In dit geval wordt ook wel gebruik gemaakt van de term 'asbestveilig'. Bij een asbestveilig gebouw moet worden voorkomen dat asbestvezels in de lucht vrijkomen (voorkomen van blootstelling). Asbestveilig betekent dat blootstelling aan asbestvezels (inademen) wordt voorkomen tijdens normaal gebruik van de ruimten evenals bij bijzonder gebruik van de ruimten. Het risico hierbij wordt vooral bepaald door de toepassingen alsmede de bereikbaarheid en plaats waar deze zich bevinden24. 3.2.2 Onderhoud en renovatie In geval van onderhoud en/ of renovatie van een gebouw of een gedeelte daarvan dient waar dit noodzakelijk het aanwezige asbest vooraf te worden verwijderd dan wel veilig te worden gesteld. Volgens artikel 4.45a van het Arbeidsomstandighedenbesluit 2005, dient bij gebouwen die voor 1 juni 1993 zijn gebouwd vooraf een volledige asbestinventarisatie conform de SC-540 te worden opgesteld. De asbestinventarisatie dient ten minste gericht te zijn op een zelfstandig te beschouwen bouwkundige eenheid waar werkzaamheden uitgevoerd gaan worden. Door de asbestinventarisatie wordt inzicht en duidelijkheid verkregen of er asbest aanwezig is, welke toepassingen op welke plaatsen zich bevinden en in welke staat (aard en omvang). De eigenaar/ opdrachtgever heeft, indien er sprake is van de aanwezigheid van asbest en het verwijderen hiervan, de verplichting tot het doen van een sloopmelding (zie paragraaf 2.1.1 Bestuursrecht). Bij werkzaamheden waarbij asbest aanwezig is en dit een gevaar vormt voor mens en milieu dient dit met persoonlijke beschermingsmiddelen uitgevoerd te worden dan wel dient de situatie veilig te worden gesteld voor degene die de werkzaamheden gaat uitvoeren ten einde verdere besmetting en verspreiding te voorkomen.
24
Asbest in scholen, zoeken naar de juiste aanpak, Asbest en Bouw juni 2011
Amsterdam School of Real Estate | Ingmar Scheiberlich
25
3.2.3 Totaalsloop Bij totaalsloop van een gebouw of object geldt van overheidswege de verplichting om voorafgaand aan de sloopwerkzaamheden de asbesthoudende toepassingen en eventuele besmettingen in of aan het gebouw te verwijderen. Pas na het verwijderen van het aanwezige asbest kan en mag worden gestart met de sloopwerkzaamheden. Het Asbestverwijderingsbesluit 2005 (Avb) alsmede de Arbowet schrijft een totale asbestinventarisatie voor, ofwel visuele inspectie met monsterneming (Type A), plus uitbreiding met een destructief onderzoek (Type B) als er gesloopt gaat worden. Met de inventarisatie verkrijgt de opdrachtgever de verlangde duidelijkheid of er asbest aanwezig is, welke soorten op welke plaatsen zich bevinden en in welke staat (aard en omvang). Tot slot heeft de eigenaar/ opdrachtgever, indien er sprake is van de aanwezigheid van asbest en het verwijderen hiervan, de verplichting tot het doen van een sloopmelding. 3.2.4 Calamiteit Bij een calamiteit is er veelal sprake van een acuut gevaar voor mens en milieu als gevolg van een asbestbesmetting. Een calamiteit kan bijvoorbeeld bestaan uit een brand of een ongeluk. Als hier sprake van is dan dient verdere verspreiding van asbest te worden voorkomen. Het ministerie van VROM (tegenwoordig I&M) heeft voor calamiteiten als gevolg van een brand een generiek Plan van Aanpak beschikbaar. In andere gevallen kan er noodplan beschikbaar zijn waarin is opgenomen wie welke acties uitzet en wie welke taken en verantwoordelijkheden heeft. 3.3
Conclusie
Het wettelijke kader voor asbestvraagstukken heeft betrekking op de volgende categorieën binnen de juridische context van asbest: Bestuursrecht Civielrecht Strafrecht Behoudens een aantal uitzonderingen is altijd een sloopmelding vereist voor het geheel of gedeeltelijk slopen van bouwwerken met asbest (voor 1 juni 1993) dan wel voor alleen het verwijderen van asbest. De opdrachtgever, indien er sprake is van het verwijderen van asbest, heeft de verplichting tot het doen van een sloopmelding. Strafrecht komt pas aan de orde indien er sprake is van een overtreding van de asbestregelgeving. In geval van handhaving en overtredingen kan dus het volgende onderscheid worden gemaakt: Bestuursrechtelijke kader. Te duchten gevaar (strafrecht). De aanleiding voor een asbestvraagstuk kan zijn: Ambitie/ beleid Onderhoud, verbouwing en renovatie Totaalsloop
Amsterdam School of Real Estate | Ingmar Scheiberlich
26
Calamiteit (acute noodzaak)
Op basis van de verschillende aanleidingen van asbestvraagstukken zijn deze in te delen in een aantal categorieën die bepalend zijn voor de strategie en aanpak. Een belangrijk onderscheid hierbij zijn de enkelvoudige en meervoudige vraagstukken. In geval van meervoudige vraagstukken is er de mogelijkheid om leereffecten en verbetermogelijkheden breder te benutten. De ervaringen in het ene project kunnen bij deze organisatievorm worden vertaald naar andere projecten. Er kan dan sprake zijn van een krachtig managementinstrument om bewust op deze manier te werken.
Amsterdam School of Real Estate | Ingmar Scheiberlich
27
4
Instrumenten uit andere vakgebieden
Voor de aanpak van asbestvraagstukken kan gebruik worden gemaakt van verschillende theorieën en instrumenten vanuit andere vak- en werkgebieden. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de thema’s ‘Professioneel opdrachtgeverschap’, faalkosten en risicomanagement waarvoor de volgende vraag centraal staat: Welke theorieën en instrumenten kunnen worden toegepast voor de problematiek bij asbestvraagstukken? Hierbij is het van belang om inzicht te krijgen in de beschikbare theorieën en instrumenten vanuit andere vakgebieden zodat deze als basis kunnen worden gebruikt voor het samenstellen van een model dat in hoofdstuk 5 aan de orde komt. In paragraaf 4.4 wordt dit hoofdstuk afgesloten met een conclusie. 4.1
Professioneel opdrachtgeverschap
De opdrachtgever is eigenaar van een project. Hij wil een bepaald resultaat halen (Gevers en Hoitink, 2009). Door Hendriks (2010) is aangegeven dat de term professioneel opdrachtgeverschap of goed opdrachtgeverschap niet eenduidig is geformuleerd. Verder wordt in de bouw- en vastgoedsector al jaren veel geklaagd over het gebrek aan goed opdrachtgeverschap bij publieke partijen. Er wordt vooral gegund op prijs en nauwelijks op basis van wegingsfactoren als past performance en kwaliteit, zo is de redenering (Bijsterveld, 2008). Scheiberlich (2010) stelt dat asbestvraagstukken veelal ver afstaan van de dagelijkse praktijk van opdrachtgevers. Zonder zich ervan bewust te zijn, dragen zij de verantwoordelijkheid voor het eindresultaat en de weg daar naar toe. Volgens Mazel en Otten (2011) betekent goed opdrachtgeverschap niet alleen op morele, maar ook op juridische gronden verantwoordelijkheid nemen voor veilig werken. Ook op andere partijen dan de opdrachtgever rust deze verantwoordelijkheid. De wet neemt de “kring van verantwoordelijkheden” heel ruim zo stellen Mazel en Otten. In de Woningwet is opgenomen dat de verantwoordelijkheid voor veilig werken op “een ieder” die bij het bouwproces betrokken is rust. Een ieder die een bouwwerk bouwt, gebuikt, laat gebruiken of sloopt draagt er, voor zover dat in diens vermogen ligt, zorg voor dat als gevolg van het van dat geen gevaar voor de gezondheid of veiligheid ontstaat dan wel voortduurt, zo volgt uit de Woningwet (Mazel en Otten, 2011). Veel opdrachtgevers moeten volgens Dwars (2012) tijdens de aanbestedingsprocedure er nog achter komen wat hun vraag is, of hebben de interne en/of bestuurlijke besluitvorming nog niet op orde. Hierdoor wordt er te veel tijd en geld besteed aan de zoektocht van de opdrachtgever, waarbij de marktpartij het risico loopt de vraag voor de opdrachtgever te formuleren die vervolgens aan de concurrent wordt gegund. Dit is een gemiste kans voor de opdrachtgevers, aanbieders en maatschappij. Goed opdrachtgeverschap moet ervoor zorgen dat opdrachtgevers en adviseurs van de opdrachtgever nog beter gaan nadenken over de uitvraag en de verschillende manieren van aanbesteden (Dwars, 2o12).
Amsterdam School of Real Estate | Ingmar Scheiberlich
28
4.2
Faalkosten
Het begrip faalkosten kan bij asbestvraagstukken worden gebruikt in situaties waarbij de kosten voor het verwijderen van asbest achteraf (fors) hoger uitvallen dan vooraf was voorzien. Veelal wordt dit veroorzaakt door het verschil in de werkelijke aard en omvang dan dat vooraf bekend was. In de literatuur zijn verschillende definities van faalkosten beschikbaar en zijn er diverse onderzoeken gedaan naar de oorzaak van faalkosten. 4.2.1 Definities In de literatuur zijn verschillende definities van het begrip faalkosten beschikbaar. Een overzicht van de verschillende definities van faalkosten zijn opgenomen in onderstaande tabel. Deze verschillende definities zijn afkomstig van een onderzoek door Neijssen (2010). Definities faalkosten
Bron
Alle kosten die ten behoeve van het eindproduct zijn
Wichers & Fleuren (2001)
gemaakt, ontstaan door vermijdbaar tekortschieten. Extra kosten die ontstaan door afwijkingen in het
Huijbregts (2001)
bouwproces. Het toont zich in het negatieve verschil tussen begrote en bestede eigen productiekosten. De kosten en gederfde opbrengsten, die ontstaan door
Mulder (1976)
kwaliteitsafwijkingen die nog voor de levering aan de afnemer in het eigen bedrijf worden geconstateerd of die na de levering door de afnemer worden bemerkt. Faalkosten kunnen omschreven worden als alle kosten en
Schijns (1999)
gederfde opbrengsten die ontstaan ten gevolge van activiteiten die niet in één keer goed gaan. De kosten als gevolg van kwaliteitsafwijkingen.
Smit & Hamberg (1994)
Dit zijn de kosten als gevolg van fouten. Deze kosten zijn
Denneman (2009)
voornamelijk het gevolg van verspillingen en verliezen, maar omvatten ook de kosten van reparatie, schadeclaims, verlies van klanten, enzovoort. De faalkosten worden vaak nog onderverdeeld naar interne en externe faalkosten. De interne faalkosten ontstaan als gevolg van fouten die nog op tijd worden bemerkt, dus voordat de klant ze opmerkt. Onder deze kosten vallen ook de verspillingen en de verliezen. De externe faalkosten zijn het gevolg van gebreken die de afnemer constateert.
De definities van faalkosten zijn algemeen van aard en hebben niet direct betrekking op asbestvraagstukken vanuit het oogpunt van de opdrachtgever, maar gaan uit van de faalkosten vanuit het oogpunt van de opdrachtnemer.
Amsterdam School of Real Estate | Ingmar Scheiberlich
29
Aan de hand van de verschillende definities van faalkosten is voor dit onderzoek de volgende definitie geformuleerd: Onder faalkosten bij asbestvraagstukken wordt verstaan de extra kosten door afwijkingen van de aard en omvang van de asbesthoudende toepassingen en –besmettingen. De faalkosten toont het negatieve verschil tussen de beoogde kosten voor aanvang van de werkzaamheden en de bestede kosten bij einde werk die voor rekening komen van de opdrachtgever. 4.2.2 Kwaliteitskosten Om prestaties te verbeteren en de kosten te reduceren is het van belang om de kosten voor kwaliteit te meten (Davis, Ledbetter, & Buratti, 1989) (Abdul-Rahman H., 1997) (Low & Yeo, 1998). De resultaten hiervan geven inzicht in falende processen en kunnen volgens Love & Li (2000) worden gedefinieerd als de totale kosten die voortkomen uit de problemen die zich voordoen voor- en nadat een product of dienst is geleverd. Door Neijssen (2010) wordt gesteld dat het begrip faalkosten kan worden geplaatst in de bredere context van kwaliteitskosten. Dit blijkt uit een geaccepteerde basis voor categorisering van kwaliteitskosten die afkomstig is uit het werk van Feigenbaum (1991), dat is gebaseerd op eerder werk van Masser (1957). De kwaliteitskosten zijn verdeeld in de volgende drie kostencategorieën: 1. Preventiekosten. Het totaal van alle uitgaven en investeringen voor het voorkomen van nonconformiteit. 2. Beoordelingskosten. Het totaal van alle uitgaven voor het detecteren van fouten door het meten van de conformiteit van verschillende items ten opzichte van de gewenste kwaliteitseisen. 3. Faalkosten. Dit zijn alle kosten ten gevolge van non-conformiteit. De faalkosten kunnen onderverdeeld worden in interne en externe faalkosten. Interne faalkosten zijn kosten die ontstaan binnen de organisatie nog voordat de opdrachtgever ze opmerkt. Externe faalkosten daarentegen, zijn de kosten als gevolg van de gebreken die de opdrachtgever constateert. Afhankelijk van de afspraken en verdeling van risico’s tussen partijen dient dit opgelost te worden. De drie kostencategorieën zijn gerelateerd aan elkaar. Volgens Feigenbaum (1991) stijgen de beoordelingskosten waardoor de faalkosten afnemen. Dit vanwege het in een vroeger stadium ontdekken van fouten c.q. onvolkomenheden. 4.3
Risicomanagement
Het begrip risico en/of onzekerheid speelt een belangrijke rol bij asbestvraagstukken vanwege de gevolgen voor onder andere geld, tijd en kwaliteit. Deze gevolgen komen vooral in beeld wanneer de werkelijke situatie afwijkt van hetgeen vooraf werd verondersteld na onderzoek c.q. inventarisatie. In deze paragraaf gaat het om de vraag wat risico’s nu eigenlijk zijn, het begrip, en welke risico’s voor dit onderzoek van belang zijn. In de literatuur worden verschillende beschrijvingen gegeven over risico’s en de methodiek van omgang met deze risico’s.
Amsterdam School of Real Estate | Ingmar Scheiberlich
30
4.3.1 Definities en soorten risico’s De definitie van het begrip ‘risico’ wordt volgens Van Dale – groot woordenboek der Nederlandse taal omschreven als “gevaar voor schade of verlies” en “de gevaarlijke of kwade kans die zich bij iets voordoet”. Door Versteegen en Rijkens (2007) wordt als vertrekpunt voor risico’s het begrip ‘onzekerheid’ gebruikt. Onzekerheid is inherent aan een project en verandert gedurende de looptijd in aard en omvang. Onzekerheid kan zowel negatief (in risico’s) als positief (in kansen) uitpakken. Een risico bestaat uit de oorzaak, het risico zelf en het gevolg. Risico kan volgens Versteegen en Rijkens daarom als volgt worden gedefinieerd: Risico = kans x gevolg c.q. effect Onzekerheden en risico’s zijn ongelijksoortig van aard waardoor de beïnvloedbaarheid per geval verschillend kan zijn. Dit is afhankelijk van de onzekerheden en/of van de beïnvloedingsmogelijkheden door de projectverantwoordelijke (Versteegen en Rijkens, 2007). Daarom kan er onderscheid worden gemaakt in de volgende soorten onzekerheden en risico’s: Endogene onzekerheden en risico’s. Deze hebben betrekking op onder andere (doorloop)tijd, capaciteit, kwaliteit, budget, organisatie en informatie. Endogene onzekerheden en risico’s bevinden zich binnen het beïnvloedingsdomein. Interactie onzekerheden en risico’s. Deze hebben betrekking op de directe omgeving van het vraagstuk, zoals opdrachtgever en directieteam. Deze onzekerheden en risico’s zijn slechts ten dele beïnvloedbaar. Exogene onzekerheden en risico’s. Deze worden veroorzaakt door factoren die niet of zeer beperkt zijn te beïnvloeden. De scheiding hiervan is niet zwart wit aan te brengen, omdat onzekerheden en risico’s meer dan één oorzaak en meer dan één gevolg hebben. Hierdoor is het mogelijk dat bepaalde oorzaken exogeen zijn en anderen juist endogeen. De onzekerheden en risico’s zijn dan tot op zekere hoogte te managen en te beïnvloeden. Van de verschillende soorten onzekerheden en risico’s is door Versteegen en Rijkens (2007) invulling gegeven aan de verantwoordelijkheden, bevoegdheden en taken die in onderstaande tabel zijn opgenomen. Onzekerheid en
Verantwoordelijk
Bevoegdheid
Taak
Volledige
Volledig
risico’s Endogeen
Verantwoordelijk
en
aanspreekbaar voor resultaat.
beslissingsbevoegdheid
is
Wel
verantwoordelijk,
niet
altijd aanspreekbaar.
Bevoegd
om
te
onzekerheid binnen opdracht De vereiste inspanning leveren
vertegenwoordigen, maar niet
om
in
omgeving) de onzekerheid te
alle
gevallen
om
te
beslissen. Exogeen
van
(mandaat).
noodzakelijk. Interactie
managen
actief
(in
interactieve
beïnvloeden.
Niet verantwoordelijk voor het
Nemen
optreden van de onzekerheid.
maatregelen binnen mandaat.
onzekerheid. Tijdig voorstellen
Wel aanspreekbaar op tijdige
Voorstellen van anticiperende
van
anticipatie.
maatregelen buiten mandaat.
beslissers.
Amsterdam School of Real Estate | Ingmar Scheiberlich
van
anticiperende
Actief
monitoren maatregelen
van
de aan
31
Opgemerkt wordt dat de onzekerheden en risico’s niet voor alle betrokkenen gelijk zijn. Verstegen en Rijkens (2007) stellen dat een onzekerheid voor de ene betrokkene exogeen kan zijn, terwijl dezelfde onzekerheid voor een andere partij interactief of endogeen is. 4.3.2 Risico identificatie Voor het identificeren en kwantificeren van risico’s bij een project (lees: toepassen van risico identificatie) zijn in de literatuur verscheiden hulpmiddelen en technieken beschreven. Risico identificatie is het in kaart brengen van de risico’s, waarbij wordt getracht een zo compleet mogelijke lijst van risico’s op te stellen. Volgens Gehner (2003) kan het onderschatten of het zelfs niet onderkennen van een risico uiteindelijk leiden tot een verkeerde beslissing. Gehner maakt bij identificatie onderscheidt tussen de bron, de gebeurtenis en het effect. Van der Griendt (2007) heeft in zijn proefschrift onderstaand voorbeeld geïllustreerd van het omgaan met (milieu)risico’s in het dagelijks leven vanwege de onzekerheid en de hieruit voortvloeiende gevolgen. Omgaan met risico’s in het dagelijkse leven Dagelijks nemen we – als individu of als groep – beslissingen. En bij elk besluit dat we nemen, bestaat er meer of minder (on)zekerheid over de gevolgen ervan. Op die manier lopen we een zeker risico. De gevolgen daarvan kunnen mee- of tegenvallen. En afhankelijk van die gevolgen (bijvoorbeeld voor de gezondheid of voor eigendommen van onszelf of die van anderen) tillen we meer of minder zwaar aan de risico’s die wij (of zij) lopen. Liefst willen we ons vooraf informeren over niet alleen de oorzaken, maar vooral de gevolgen van een bepaalde (ongewenste) gebeurtenis en de kans dat deze zich voordoet. Vervolgens nemen we een besluit op basis van meer of minder voorinformatie, kennis en ervaring (indien beschikbaar) en hopen daarbij dat een besluit niet verkeerd uitpakt en dat het gevaar waarvoor we bang zijn zich niet voordoet25. Naarmate de verwachte gevolgen groter zijn (of de kans daarop toeneemt), is ook het risico groter en willen we ons vooraf beter informeren. In veel gevallen echter is die informatie niet beschikbaar, bijvoorbeeld omdat het ons aan de benodigde kennis en ervaring ontbreekt of omdat de daartoe vereiste middelen (tijd en/of geld) niet beschikbaar zijn. En toch moeten we in een dergelijk geval dikwijls een beslissing nemen.
Volgens Van de Griendt (2007) roept voornoemd voorbeeld de vraag op wat de risico nu zijn en welke aspecten van risico’s een rol spelen als er een beslissing moet worden genomen. Zijn dat berekende risico’s en/of beleefde risico’s of zijn het vooral financiële onzekerheden en de gevolgen die dat met zich meebrengen. Flanagan en Norman (1993) stellen dat het voor het nemen van een beslissing ook nodig dat men zich bewust is van drie dingen namelijk: Things we know (zekerheden) Things we think we know (waarschijnlijkheid) Things we do not know (onzekerheid) 25
Daarbij is het heel goed mogelijk dat een besluit wordt genomen op basis van informatie die uiteindelijk onjuist blijkt te
zijn (‘false positive’). Soms gebeurt het ook dat op basis van verkeerde informatie een besluit niet wordt genomen, terwijl dat achteraf wel verstandig zou zijn geweest (‘false negative’). Zie in dit verband o.a. Rip & Smit (2002 p. 74-75).
Amsterdam School of Real Estate | Ingmar Scheiberlich
32
4.4
Conclusie
Door opdrachtgevers wordt veelvuldig gegund op prijs en nauwelijks op basis van wegingsfactoren als past performance en kwaliteit. Opdrachtgevers zijn echter wel moreel en juridisch verantwoordelijkheid voor het eindresultaat en de weg daar naar toe. Uit de Woningwet volgt dat voor zover dat in het vermogen ligt van een opdrachtgever deze er zorg voor dient te dragen dat er geen gevaar voor de gezondheid of veiligheid ontstaat dan wel voortduurt. Goed opdrachtgeverschap moet ervoor zorgen dat opdrachtgevers en adviseurs van de opdrachtgever nog beter gaan nadenken over de uitvraag en de verschillende manieren van aanbesteden. Op basis van de verschillende definities van faalkosten is de volgende definitie geformuleerd voor faalkosten bij asbestvraagstukken: Onder faalkosten bij asbestvraagstukken wordt verstaan de extra kosten door afwijkingen van de aard en omvang van de asbesthoudende toepassingen en –besmettingen. De faalkosten toont het negatieve verschil tussen de beoogde kosten voor aanvang van de werkzaamheden en de bestede kosten bij einde werk die voor rekening komen van de opdrachtgever. Het begrip faalkosten kan worden geplaatst in de bredere context van kwaliteitskosten, zoals blijkt uit een geaccepteerde basis voor categorisering van kwaliteitskosten waarbij de drie volgende Kostencategorieën worden onderscheiden: Preventiekosten (voorkomen van non- conformiteit). Beoordelingskosten (uitgaven voor het detecteren van fouten door meten conformiteit). Faalkosten (alle kosten ten gevolge van non-conformiteit). De drie kostencategorieën zijn gerelateerd aan elkaar. Als de beoordelingskosten stijgen is er een afname van de faalkosten. Dit vanwege het in een vroeger stadium ontdekken van fouten c.q. onvolkomenheden. Onzekerheid is inherent aan een project en verandert gedurende de looptijd in aard en omvang. Een risico bestaat uit de oorzaak, het risico zelf en het gevolg. Onderscheid kan worden gemaakt in de volgende onzekerheden en risico’s: Endogene onzekerheden en risico’s bevinden zich binnen het beïnvloedingsdomein. Interactie onzekerheden en risico’s ten dele beïnvloedbaar. Exogene onzekerheden en risico’s zijn tot op zekere hoogte te managen en te beïnvloeden. Bij besluitvorming zijn de volgende drie van drie dingen van belang, waarbij het onderschatten of het zelfs niet onderkennen van een risico uiteindelijk kan leiden tot een verkeerde beslissing: Things we know (zekerheden). Things we think we know (waarschijnlijkheid). Things we do not know (onzekerheid).
Amsterdam School of Real Estate | Ingmar Scheiberlich
33
5
Ontwikkeling model en template
In hoofdstuk 2 is de aangehaalde problematiek uit hoofdstuk 1 bij asbestvraagstukken nader geanalyseerd op basis van gesprekken met partijen die een rol spelen in de asbestketen. De uitkomsten van deze analyse en diagnose zijn de basis voor uiteenzetting van het theoretisch kader. In hoofdstuk 3 is daaropvolgend het wettelijke kader voor eigenaren van vastgoed en opdrachtgevers met asbestvraagstukken uiteengezet en is ingegaan op de aanleiding van asbestvraagstukken. Tot slot is in hoofdstuk 4 vooral ingegaan op verschillende theorieën uit andere aanverwante vakgebieden voor de aanpak van de geschetste problematiek uit hoofdstuk 1 en de analyse en diagnose uit hoofdstuk 2. Door middel van deze verkregen inzichten kan een model en template worden samengesteld waaraan de volgende onderzoeksvraag ten grondslag ligt: Is er een model op te stellen op basis van de inzichten vanuit de theorie dat in de praktijk door eigenaren/ opdrachtgevers kan worden gebruikt voor het aanpakken en oplossen van asbestvraagstukken? In paragraaf 5.1 is eerst de opzet gemaakt voor conceptueel model dat als basis dient voor de aanpak van asbestvraagstukken. In paragraaf 5.2 vindt de verdieping van het model plaats. Aan de hand van het model wordt in paragraaf 5.3 en 5.4 verdere input gegeven aan de invulling en uitwerking hiervan. In paragraaf 5.5 komt de template aan bod die als checklist dient voor opdrachtgevers met een asbestvraagstuk. De checklisten voor de verschillende stappen zijn als bijlage 3 tot en met 8 bijgevoegd. In paragraaf 5.7 wordt dit hoofdstuk afgesloten met een conclusie. 5.1
Modellering (aanpak)
Om tot een werkend model te komen zal er naast een theoretische onderbouwing en invloeden ook een praktische uitwerking gegeven moeten worden. Niet alleen de kwaliteit van de output is belangrijk, maar ook de bruikbaarheid van het model en de mogelijkheid om het model aan veranderende omstandigheden (zoals wijziging van wet- en regelgeving) aan te passen. Het model dient daarom zorgvuldig te worden opgezet waarbij er mogelijkheid is tot aanscherping waar dit nodig en noodzakelijk mocht zijn. 5.1.1 Asbestketen De asbestketen omvat, zoals in voorgaande hoofdstukken is opgenomen, een vastgestelde volgorde om van een bouwwerk met asbest te komen tot een bouwwerk zonder asbest. De asbestketen is een verzamelnaam van de volgende stappen en processen die doorlopen dienen te worden voorafgaand aan, tijdens en na afloop van een asbestvraagstuk (Scheiberlich, 2010): Asbestinventarisatie (SC 540) Melding (aanvraag, verlening, afmelding) Asbestverwijdering (SC 530) Eindcontrole na verwijdering
Amsterdam School of Real Estate | Ingmar Scheiberlich
34
De stappen van de asbestketen vormen de basis voor de modellering van een asbestvraagstuk. Immers, deze stappen dienen voor ieder asbestvraagstuk doorlopen te worden. Aan de hand van de voornoemd beschreven stappen zal kort worden ingegaan op de modellering. Door de stappen initiatief, archivering dossier en evaluatie toe te voegen aan de asbestketen ontstaat een aanpak voor asbestvraagstukken die uitgebreider is. In afbeelding 5-1 zijn de stappen ‘initiatief’, ‘archivering dossier’ en ‘evaluatie’ toegevoegd aan de asbestketen. 5.1.2 Initiatief Een kenmerk van een project is dat dit onder andere een begin heeft en eindig is. Het begin van een project kan worden benoemd als initiatief, dat bestaat uit het volgende: Scope Doelstelling Beoogd resultaat Uitgangspunten Voorwaarden Het initiatief van een project kan worden gebruikt voor het begin van een asbestvraagstuk dat kan worden meegenomen in de modellering. 5.1.3 Archivering dossier Het resultaat van een project kan verschillend zijn. Voor de modellering wordt ervan uitgegaan dat het resultaat een situatie betreft waarbij asbest is verwijderd en waarna het gebouw asbestvrij, dan wel asbestveilig is. De laatste stap uit de asbestketen is het uitvoeren van een eindcontrole na het verwijderen van asbest. Hiermee is het asbestvraagstuk nog niet afgerond. Na de laatste eindcontrole dienen de relevante documenten, zoals de vrijgave certificaten en stortbewijzen verstrekt te worden en dient het werk afgemeld te worden bij het bevoegd gezag. Als afronding is er dus sprake van een stap die bestaat uit het completeren, op orde brengen en archivering van het dossier. 5.1.4 Evaluatie Professionele vastgoedorganisaties beschikken over het algemeen over meer dan één gebouw dat voor 1994 is gebouwd en waarin mogelijk (nog) asbest voorkomt. In dit geval is het aannemelijk dat er dan sprake is van terugkerende vraagstukken met asbest. In dat geval is de mogelijkheid aanwezig om leereffecten en verbetermogelijkheden (wat ging goed, en wat kan beter) bij opvolgende asbestvraagstukken te benutten. Om dit te realiseren kan een evaluatiemoment worden opgenomen waarin de verbetereffecten aan de orde komen. Het opnemen van een evaluatie sluit daarmee aan op de beschreven theorie van Westerveld door verbetereffecten breder te benutten.
Amsterdam School of Real Estate | Ingmar Scheiberlich
35
Afbeelding 5-1, asbestketen met aanvullende stappen
5.2
Verdieping modellering
In de vorige paragraaf is de basis voor het model voor asbestvraagstukken samengesteld (zie afbeelding 5-1). In deze paragraaf wordt het model verder geconstrueerd, zodat hierdoor aansluiting wordt verkregen op de analyse en diagnose uit de praktijk alsmede op de theoretische aspecten. 5.2.1 Knelpunten bij lineaire aanpak De stappen van een asbestvraagstuk, om te komen tot een bouwwerk zonder asbest, zijn in afbeelding 5-1 lineair met elkaar verbonden. De stappen van het model volgen elkaar op, een volgende stap start nadat de voorgaande stap is afgerond. Door opdrachtgevers wordt ook volgens deze aanpak gewerkt zo blijkt uit de uitkomsten van de gesprekken met verschillende partijen. Een belangrijk kenmerk van een lineaire aanpak is dat er sprake is van ondubbelzinnigheid over wat het wel is en wat het niet is. Dit is ook in lijn met de verwachting die opdrachtgevers over het algemeen hebben. De lineaire aanpak bij asbestvraagstukken levert daarbij de volgende knelpunten op. Initiatief In paragraaf 5.2.2 is opgenomen welke aspecten het initiatief omvat. In aanvulling daarop is er een behoefte om de omvang voor het benodigde budget en doorlooptijd vast te kunnen stellen. Dit kan echter pas plaatsvinden nadat de omvang van het asbestvraagstuk inzichtelijk is. Bij een lineaire aanpak kan bij het initiatief daardoor nog geen onderbouwde uitspraak worden gedaan over de omvang van het vraagstuk in relatie tot de scope, doelstelling en het beoogde resultaat. Inventarisatie Een asbestinventarisatie geeft inzicht in de feitelijke aard en omvang is de veel gebruikte beredenering. Uit de eerder aangehaalde literatuur blijkt dat ieder gebouw als prototype dient te worden beschouwd. In de praktijk blijkt dat het daardoor vaak niet altijd mogelijk is om in een vroeg stadium de volledige en feitelijke aard en omvang van alle asbesthoudende toepassingen volledig in kaart te brengen. Dit brengt onzekerheden en risico’s met zich mee ten aanzien van het budget alsmede de doorlooptijd.
Amsterdam School of Real Estate | Ingmar Scheiberlich
36
Om de aard en omvang van asbest in en aan een gebouw op een gestructureerde wijze in kaart te brengen kunnen de volgende drie stappen worden onderscheiden die afkomstig zijn uit de theorie van Flanagan en Norman (1993), zoals is beschreven in paragraaf 4.3.2: a) Zekerheid. Inventarisatie naar direct waarneembaar asbest door middel van visuele inspectie in en aan het gebouw. b) Waarschijnlijkheid waarover in de loop van het proces zekerheid wordt verkregen. Inventarisatie naar niet direct waarneembaar asbest en/of niet toegankelijke ruimten (destructief onderzoek) c) Onzekerheid. Asbest dat wordt aangetroffen op ongebruikelijke plaatsen en locaties in en aan gebouwen. Dit asbest wordt pas inzichtelijk en waarneembaar bij het uitvoeren van werkzaamheden aan een gebouw. In afbeelding 5-2 is een schematische weergave opgenomen van de voornoemde drie stappen. Bij een benadering van buiten naar binnen is dit vergelijkbaar met het inventariseren van een gebouw. Hoe diepgaander het onderzoek kan worden uitgevoerd in een gebouw, des te meer zekerheid ontstaat. In deze afbeelding is eveneens een bandbreedte aangegeven van het percentage op de verschillende drie niveaus en de mate van zekerheid die kan worden verkregen ten aanzien van de aard en omvang van asbest.
Afbeelding 5-2, schematische weergave zekerheid, waarschijnlijkheid en onzekerheid bij inventariseren asbest
De mogelijkheid tot het (volledig) inventariseren van een gebouw wordt voor een belangrijk deel bepaald door het primaire proces en tot hoe ver destructieve handelingen (aantasten van inrichting, bouwkundige en/ of constructieve integriteit) kunnen en mogen worden verricht. Het primaire proces dat in een gebouw plaatsvindt, zoals bijvoorbeeld bij ziekenhuizen en onderwijsgebouwen, is in veel gevallen maatgevend en prevaleert boven het uitvoeren van vergaand onderzoek. Als het niet mogelijk is om vergaand onderzoek uit te voeren, dan zal dit een minder betrouwbaar beeld opleveren.
Amsterdam School of Real Estate | Ingmar Scheiberlich
37
In een later stadium dient dan aanvullend onderzoek plaats te vinden om de niet onderzochte delen van een gebouw alsnog, dan wel op destructieve wijze te inventariseren. In praktijk is het een veel voorkomende situatie dat voordat wordt gestart met de werkzaamheden dan wel tijdens het uitvoeren van de asbestsanering of sloopwerkzaamheden een aanvullende asbestinventarisatie wordt uitgevoerd. Het doel hiervan is dat niet eerder aangetroffen asbesthoudende toepassingen dan wel verborgen toepassingen in kaart worden gebracht. Tot slot kunnen er (verborgen) asbesthoudende toepassingen overblijven die pas inzichtelijk worden tijdens het uitvoeren van sloop en/of saneringswerkzaamheden. De zogenaamde onzekerheid. De oorzaak hiervan is dat asbest zo ver weg is verwerkt in een gebouw waardoor dit vooraf niet inzichtelijk is te maken. Een andere oorzaak is dat het ‘ongebruikelijke en unieke toepassingen’ zijn en dus vooraf niet zijn te verwachten. Dit was volgens TNO ook het geval met de asbesthoudende rugvulling in de dakrand van het woongebouw in de wijk Kanaleneiland te Utrecht. Deze toepassing was de oorzaak voor de grootschalige ontruiming van woningen eind juli 2012. Het betrof een asbesttoepassing die voor zover bekend nergens in Nederland op deze manier is gebruikt in de woningbouw en die op geen enkele bouwtekening is vermeld 26. Voornoemde kan worden betiteld als een exogene onzekerheid. Deze exogene onzekerheid kan door middel van anticiperende maatregelen en een proactieve houding worden gemanaged gaande weg het verloop van een asbestvraagstuk. Voor asbest dat onder de categorie ‘onzeker’ valt, kan aan de hand van de historie van het gebouw richting en invulling worden gegeven. Het eerste onderscheid kan worden gemaakt vanuit de bouwperiode van het gebouw dan wel de periode wanneer er verbouwingen en aanpassingen zijn uitgevoerd. Hiervoor worden de volgende twee perioden onderscheiden: Tot 1983. In het Asbestbesluit Warenwet is opgenomen dat niet hechtgebonden27 asbestvezels in producten niet meer zijn toegestaan. Vanaf 1983 tot 1994, in deze periode zijn hechtgebonden28 asbesttoepassingen nog toegestaan. De gebouwkenmerken en –methodieken van de periode wanneer de realisatie heeft plaatsgevonden is eveneens relevant. Elke bouwperiode heeft immers haar eigen kenmerken waarbij op verschillende wijzen asbest kan zijn toegepast. Voor de categorisering hiervan kan de SfB-codering (elementen methode) worden toegepast. Aan de hand van de bouwhistorie en de beredenering kan een onderbouwing worden gegeven van veel voorkomende toepassingen. De onzekerheden die er mogelijk zijn verschuiven dan naar ‘waarschijnlijkheden’ waarvoor nader onderzoek noodzakelijk is.
26
Persconferentie d.d. 16 augustus 2012.
27
Niet-hechtgebonden asbesttoepassingen (losgebonden) is >30% asbesthoudend en bestaat uit losse asbestvezels die met een andere
mengstof zijn vermengd. De mengstof houdt de vezels niet “hecht” vast en vezelemissie kan spontaan ontstaan. Een luchtlaag of lichte aanraking c.q. beroering van het materiaal is voldoende om een verhoogde vezelconcentratie in de lucht te veroorzaken. 28
Hechtgebonden asbesttoepassingen zijn voor 0,1 – 30% asbesthoudend en bestaat uit gebonden asbestvezels door middel van
cement, zodat asbestvezels niet spontaan vrij kunnen komen zolang er geen beschadigingen, bewerkingen of verwering door ouderdom optreedt.
Amsterdam School of Real Estate | Ingmar Scheiberlich
38
Om inzicht te verkrijgen in de aard en omvang van asbest in en aan een gebouw is het in de meeste gevallen noodzakelijk om dit gaande weg het verloop van het proces verder te onderzoeken. Hieruit volgt dat hoe meer het proces vordert qua tijd en voortgang, de zekerheden toenemen en dus de onzekerheid afneemt. Dit vraagt om een dynamische aanpak. Melding In paragraaf 3.1.1 is opgenomen dat het verplicht is om voor het verwijderen van asbest een melding te doen bij de gemeente en daarvoor aan de daarvoor geldende voorwaarden te voldoen. Afhankelijk van de goedkeuring die door de gemeente wordt verstrekt, kan de gemeente als daar aanleiding voor is aanvullende voorwaarden stellen. Deze aanvullende voorwaarde bestaat dan uit het uitvoeren van aanvullend onderzoek van de niet onderzochte ruimten c.q. eenheden. De aanvullende voorwaarde kan ook bestaan uit het uitvoeren van destructief onderzoek (Type B conform de SC 540). Voordat de werkzaamheden van start gaan wordt als voorwaarde gesteld dat de gemeente van de uitkomsten in kennis wordt gesteld. Indien er ondanks alle benodigde inventarisaties nieuwe of aanvullende asbesthoudende toepassingen worden aangetroffen, dient de aard en omvang vastgesteld te worden door een inventarisatiebureau. Ook dient dit volgens artikel 1.26 lid 8 van het Bouwbesluit gemeld te worden bij de gemeente door middel van een aanvullend asbestinventarisatierapport. Na goedkeuring door de gemeente kunnen de extra aangetroffen toepassingen worden gesaneerd. Het traject voor inventarisatie loopt daardoor deels gelijk met de melding volgens het bestuursrecht en deels met de uitvoering van de werkzaamheden. Ook voor wat de melding betreft is een lineaire benadering niet aan de orde, maar is er sprake van gelijktijdigheid. Asbestsanering Bij de plan-, prijsvorming en contractering van een asbestsanering wordt er over het algemeen vanuit gegaan dat wat er op dat moment bekend is op basis van de asbestinventarisatie, ook de daadwerkelijke omvang van de werkzaamheden is. Wat in een asbestinventarisatierapport is opgenomen is dan maatgevend voor de asbestsanering. Zoals hiervoor is beschreven bij de asbestinventarisatie en melding komt het in de praktijk vaak genoeg voor dat er toepassingen worden aangetroffen die vooraf niet bekend waren dan wel die deels bekend waren. Er zit dan een verschil tussen hetgeen bekend is en de feitelijke aard en omvang. In dat geval is er sprake van verandering van de scope van de werkzaamheden. Voor de verandering van de scope dient, afhankelijk van de contractuele afspraken tussen opdrachtgever en opdrachtnemer, verrekening plaats te vinden. 5.2.2 Van lineair naar dynamisch Een lineaire aanpak brengt met zich mee dat de aspecten die naderhand aan verandering onderhevig zijn, zoals asbest dat niet bekend is, een risico vormen. Er is immers niet duidelijk of er veranderingen op zullen treden, wanneer dit zal plaatsvinden en wat de impact hiervan zal zijn. Enerzijds kan worden gesteld dat eventuele veranderingen tot een bepaalde mate exogeen zijn, omdat de mate van invloed beperkt is. Dit betekent dat vastgesteld kan worden dat de lineaire aanpak voor vraagstukken waar sprake kan zijn van exogene invloeden, niet de meest optimale aanpak is. In voorgaande paragraaf 5.3.1 zijn hier een aantal knelpunten van aangehaald.
Amsterdam School of Real Estate | Ingmar Scheiberlich
39
Anderzijds kan ook een verband worden gelegd met het aspect kwaliteitskosten zoals is beschreven in paragraaf 4.2.2. Hierbij is gesteld dat een toename van beoordelingskosten als effect heeft dat de faalkosten afnemen. Dus als bij een asbestvraagstuk in beginsel meer tijd, aandacht en kosten worden besteed aan onderzoek en alles wat nodig is om de aard en omvang in beeld te brengen, dan is er op een later moment bij het saneren geen sprake van onvoorzien asbest. Voorgaande geeft aanleiding om de lineaire aanpak te heroverwegen en aan te passen, want in beginsel is niet altijd alles bekend of te onderzoeken. Hierdoor zullen de verschillende stappen in bepaalde mate met elkaar overlappen. Uiteraard kan dit per vraagstuk verschillend zijn, omdat elk gebouw als prototype kan worden beschouwd met specifieke omstandigheden. Wel kan rekening worden gehouden met en kunnen afspraken worden gemaakt over wat al wel bekend is. Aandachtspunt is het maken van duidelijke procesafspraken over de items die nog niet bekend zijn. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van systematische evaluaties en meetmomenten zodat kan worden vastgesteld wat de actuele stand van zaken is. De centrale vraag is dan: “waar staan we nu en wat is anders dan in beginsel werd verondersteld en met elkaar is afgesproken”. Als er veranderingen aan de orde zijn, gaat het om de herdefiniëring van het probleem en de verandering van het toepassingsgebied (scope). Dit zijn kenmerken van een dynamische aanpak, waarbij wordt opgetreden tegen gesignaleerde onzekerheden. Dit betekent dat de rol van de opdrachtgever bepalend is, hij hierop voorbereid dient te zijn en hierin moet kunnen meebewegen. In afbeelding 5-3 zijn de stappen van de asbestketen zoals zijn opgenomen, zoals in afbeelding 5-1 weergegeven, samengesteld tot een dynamische aanpak. Tussen de stappen is interactie mogelijk op momenten dat dit noodzakelijk is Afhankelijk van het asbestvraagstuk en de omstandigheden zal de onderlinge interactie tussen de schakels in meer of mindere mate aanwezig zijn.
Afbeelding 5-3, dynamische aanpak asbestvraagstuk
Amsterdam School of Real Estate | Ingmar Scheiberlich
40
5.3
Rol Opdrachtgever
De dynamische aanpak heeft impact op de rol van de opdrachtgever. Bij de plan- en prijsvorming voor het verwijderen van asbest dient te worden uitgegaan van wat er op dat moment bekend is. Over deze zekerheden kunnen afspraken worden gemaakt over ‘wat het is’, hoe wordt omgegaan met de sanering (omvang en aanpak werkgebied)’ en welke kosten dit met zich meebrengt. Voor hetgeen dat nog niet bekend is dienen dan procesafspraken te worden gemaakt, die in geval van aanvullend asbest de basis vormen voor het maken van afspraken over het verwijderen (hoe) en de prijs die hiervoor geldt. Voor het deel dat nog niet bekend is, is het noodzakelijk dat er een reële inschatting wordt gemaakt van het budget en tijd die daarvoor nodig kunnen zijn. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van verschillende scenario’s. Samengevat komt het er op neer dat er ondubbelzinnige afspraken kunnen worden gemaakt over de aard en omvang van het werk (wat op dat moment bekend is) en dat de opdrachtgever aanvullend daarop een onderbouwde prognose kan doen. Aan de hand van deze prognose dient hiervoor een post opgenomen te worden in het budget en een prognose voor de doorlooptijd. Het bestuur, dan wel de directie kan op basis van de zekerheden in combinatie met de onderbouwing van de prognose van hetgeen nog niet bekend is, maar wel wordt verwacht, goedkeuring geven. In het geval dat er extra asbest wordt aangetroffen kan dit aan de eerder gemaakte prognoses worden gespiegeld. Door het spiegelen kan worden vastgesteld of de werkelijke situatie overeenkomt met hetgeen eerder is geprognotiseerd. Aansluitend kan een besluit worden genomen over het opdragen van aanvullende werkzaamheden. 5.4
Opdrachtnemende partijen
In paragraaf 5.4.2 en in afbeelding 5-3 is de structuur en opbouw van het model samengesteld voor de dynamische aanpak van asbestvraagstukken. Voordat het model verder wordt uitgewerkt kan worden vastgesteld dat drie stappen in het model gelijkenis vertonen met elkaar. Dit betreft de stappen waarbij de opdrachtgever opdracht verstrekt aan opdrachtnemende partijen om werkzaamheden uit te voeren en een prestatie te leveren. Voor deze stappen, die bestaan uit inventariseren, verwijderen en controleren, kan vanuit een generieke aanpak worden gewerkt. Voor de schakels in de asbestketen waarbij marktpartijen een opdrachtnemende rol vervullen is begin 2010 een beheersmodel ontwikkeld (Scheiberlich). De basis voor dit beheersmodel is de kwaliteitscirkel van Deming (Willam Edwards), die dient als aanpak voor kwaliteitsmanagement en probleemoplossingen. Het beheersmodel dient als aanpak voor het leveren van een prestatie door de partijen die asbest inventariseren, verwijderen en controleren. De aanpak voor de opdrachtnemende partijen bestaat uit de volgende zes vaste onderdelen die per schakel (inventarisatie, verwijdering, eindcontrole) doorlopen dienen te worden: 1 Initiatief. Definiëren en expliciet maken van de scope, doelstelling, beoogde resultaat, alsmede de voorwaarden en uitgangspunten. 2 Aanbesteding c.q. inkoop. Vanuit het beleid het selecteren van geschikte partij door middel van het vertalen van de uitkomsten van voorgaande stap naar selectie- en gunningscriteria.
Amsterdam School of Real Estate | Ingmar Scheiberlich
41
3 Contract. Kader met afspraken tussen opdrachtgever en opdrachtnemer over te leveren (meetbare) prestatie(s) en de wijze en condities waaronder dit dient plaats te vinden. De input wordt verkregen uit de twee voorgaande stappen. 4 Uitvoering. Uitvoering van de werkzaamheden op basis het contract. Tijdens uitvoering kan door middel van controles en inspecties worden vastgesteld of dit conform afspraak wordt uitgevoerd. Bij het afwijken hiervan is bijsturen mogelijk. 5 Oplevering. Het meetpunt waarbij wordt getoetst of is voldaan aan de te leveren (meetbare)prestatie (kwaliteitscriteria) zoals in het contract zijn opgenomen. 6 Evaluatie. Evaluatie van voorgaande stappen (wat ging goed en wat kan beter) ten behoeve van input opvolgende vraagstukken. Het is aan te bevelen om zowel binnen de eigen organisatie alsmede met de opdrachtnemende partij te evalueren. In afbeelding 5-4 is de aanpak voor inventariseren, verwijderen en controleren weergegeven.
schematisch
Afbeelding 5-4, beheersmodel voor inventarisatie, sanering en eindcontrole
5.5
Uitwerking model
In de vorige paragrafen is de structuur en opbouw samengesteld voor de dynamische aanpak van asbestvraagstukken. In deze paragraaf wordt het model en template in de vorm van een checklist verder uitgewerkt, waarna een test en analyse kan worden gemaakt in het volgende hoofdstuk. In deze paragraaf wordt stap voor stap de programmering c.q. inhoud doorlopen waarbij de template die als checklist kan worden gebruikt (zie bijlage 3 tot en met 8) hier aanvullend op is. De basis voor het beheersen van asbestvraagstukken is het stellen van normen (plannen), registreren en bijsturen als er afwijkingen zijn. Dit vereist een proactieve benadering.
Amsterdam School of Real Estate | Ingmar Scheiberlich
42
5.5.1 Initiatief Voorafgaand aan het initiatief is er altijd een bovenliggende vraag die de aanleiding geeft voor een asbestvraagstuk. De aanleiding van een asbestvraagstuk is beschreven in paragraaf 3.2. Asbest is in veel gevallen een onderdeel van een groter geheel of groter vraagstuk met opvolgende werkzaamheden die bestaan uit bouwkundige- en/ of installatietechnische werkzaamheden. Voor het initiatief is het daarom van belang om de scope van het bovenliggende vraagstuk eenduidig te formuleren. Wat is het wel en wat is het niet en tot waar lopen de grenzen (scope). Op basis daarvan dient verder invulling gegeven te worden voor de vervolgstappen in het asbestmodel. Daarnaast gaat het om de ambitie voor wat betreft het beoogde resultaat. Wil de opdrachtgever een asbestvrij of een asbestveilig gebouw? Het vaststellen of dit mogelijk is houdt nauw verband met de uitkomsten van de asbestinventarisatie en de vaststelling van het benodigde budget. Op voorhand kan in de initiatieffase wel een ambitie worden geformuleerd, maar kan pas op een later moment daadwerkelijk worden besloten of de ambitie is te realiseren en hoeveel tijd en geld hiervoor nodig is. Dit laatste kan worden gedaan op basis van de uitkomsten van het asbestinventarisatierapport. In afbeelding 5-5 is in het model het principe van een ‘peilmoment’ opgenomen. Het peilmoment kan op elke willekeurig moment worden uitgevoerd om de stand van zaken vast te stellen en met als mogelijkheid om de juiste maatregelen te nemen c.q. bij te sturen als daar aanleiding voor is.
Afbeelding 5-5, 'peilmoment' bij aanpak asbestvraagstuk
Amsterdam School of Real Estate | Ingmar Scheiberlich
43
Op een peilmoment, zoals in afbeelding 5-5 is opgenomen kan het volgende worden bepaald: Wat zijn de zekerheden (aard en omvang van asbesthoudende toepassingen en – besmettingen)? Wat zijn de waarschijnlijkheden (wat wordt nog meer verwacht dat nog niet is onderzocht)? Wat weten we nog niet (onzekerheden)? Aan de hand van deze aspecten kan een besluit worden genomen over de scope van het asbestvraagstuk (waar loopt de grens voor het verwijderen), het benodigde budget en tot slot de doorlooptijd. Voor het ramen en vaststellen van het budget kan gebruik worden gemaakt van de zekerheden en variabelen (waarschijnlijkheden en onzekerheden). In onderstaand overzicht zijn de hoofditems van de SfB-codering29 opgenomen die betrekking hebben op een gebouw. Per item kan aan de hand van het inventarisatierapport worden bepaald wat zeker, waarschijnlijk en tot slot onzeker is. Per element kan worden bepaald wat de budgettaire omvang is voor het verwijderen van asbest. Opgemerkt wordt dat voor het bepalen van het budget de beschikking over de juiste kennis een vereiste is. SfB code
Element
Zekerheid
Waarschijnlijk
Onzekerheid
Sub totaal
10
Onderbouw (casco)
€
€
€
€
20
Bovenbouw (casco)
€
€
€
€
30
Inbouwpakket / Afbouw
€
€
€
€
40
Afwerkingen
€
€
€
€
50
Mechanische installatie
€
€
€
€
60
Elektrotechnische installatie
€
€
€
€
70
Vaste Inrichting
€
€
€
€
80
Losse inrichting
€
€
€
€
90
Terrein
€
€
€
€
Totaal budget
€
€
€
€
Door middel van deze werkwijze met de verschillende inputvariabelen krijgt de opdrachtgever controle over het verloop en de ontwikkelingen van een asbestvraagstuk, de financiële omvang hiervan en het resultaat. Op verschillende momenten in het proces dienen de elementen (scope) beoordeeld te worden, waarbij vastgesteld kan worden of hetgeen dat is bepaald of ingeschat, overeenkomstig is met de werkelijke situatie. Bij het doorlopen van het proces zullen de waarschijnlijkheden verschuiven naar een zekerheid (wel of niet aanwezig, waarbij de kans P gedurende het proces afneemt). Gedurende de uitvoering geldt er ook een verschuiving van de onzekerheid naar zekerheid. Hoe meer de fysieke werkzaamheden vorderen, des te meer groter wordt de zekerheid van de feitelijke aard en omvang van asbest.
29
Classificatie van gebouwdelen ten behoeve van kostencalculaties en bestekomschrijvingen.
Amsterdam School of Real Estate | Ingmar Scheiberlich
44
Tijdens het verloop van het vraagstuk is het noodzakelijk om de scope en het budget te beheersen. Ten overvloede betekent het beheersen dat de scope en het budget dat het beschikbare budget vertrouwelijke informatie betreft die uitsluitend bestemd is voor de opdrachtgever en haar verantwoordelijke projectmanager. In de checklist van bijlage 3 zijn de benodigde items opgenomen voor het initiatief. 5.5.2 Inventarisatie Een zorgvuldig inventarisatierapport waarbij de aard en omvang overeenkomt met de werkelijke situatie is zeer wenselijk om te voorkomen dat er op een bepaald moment verassingen ontstaan vanwege niet eerder aangetroffen asbest. Uitgaande van een preventieve benadering gaat het om de activiteiten en investering die noodzakelijk is om non-conformiteit beperkt te houden en zo mogelijk uit te sluiten. In de voorgaande paragrafen is reeds ingegaan op de dynamische benadering van het inventariseren van asbest en het nauwe verband dat dit heeft met het primaire proces van een gebouw. Er dient daarom een balans te zijn tussen wat noodzakelijk, wenselijk en mogelijk is. In veel gevallen is het een utopie om na het uitvoeren van een asbestinventarisatie de exacte aard en omvang van asbest in kaart te hebben gebracht. Dit betekent overigens niet dat inventarisatiebureaus daarmee een vrijbrief moeten krijgen om matige resultaten af te leveren die achteraf gezien veel beter hadden moeten zijn (lees: niet de inspanning hebben geleverd om alles te onderzoeken wat mogelijk en noodzakelijk is). Om de plan- en prijsvorming voor inventarisaties kwalitatief te kunnen beoordelen zijn bij de stap inkoop/ aanbesteding van de checklist asbestinventarisatie (zie bijlage 3) basisvragen opgenomen. Aan de hand van beantwoording van deze vragen door opdrachtnemende partijen kan een selectie worden gemaakt op basis van kwaliteit (hoe onderzoek uitvoeren) met de prijs als resultaat. Voor het gunningsmechanisme dient circa 65% van de beoordelingsresultaten betrekking te hebben op de kwalitatieve criteria en het resterende deel op de prijs. In praktijk worden met deze verhoudingen optimale resultaten bereikt ten aanzien van de kwaliteit van de geleverde werkzaamheden (lees: zorgvuldig inventarisatierapport). Wel dient men zich realiseren dat voorafgaand aan de (sloop)werkzaamheden een aanvullend onderzoek noodzakelijk is naar niet eerder onderzochte ruimten en elementen. Dit betreft een aanvulling op het Type A onderzoek en/of een zogenaamd Type B onderzoek (destructief) conform de SC 540. Ook kan het noodzakelijk zijn dat tijdens het uitvoeren van de werkzaamheden aanvullend wordt geïnventariseerd, zoals bijvoorbeeld bij fundaties van gebouwen die pas zichtbaar worden bij het slopen van de bovenbouw. Aandachtspunt blijft wel dat de opdrachtgever blijft voldoen aan de voorwaarden en verplichtingen die vallen onder de Wet Bestuursrecht. De aanpak voor de inventarisatie bestaat uit zes stappen waarvan in paragraaf 5.4 de generieke items zijn beschreven. In bijlage 4, checklist asbestinventarisatie, wordt per stap specifiek ingegaan om te komen tot een asbestinventarisatie. 5.5.3 Melding Vanaf 1 april 2012 is de sloopvergunning vervangen door de sloopmelding. Voorwaarde is dat er vooraf bekend is of de materialen die worden gedemonteerd, verwijderd, of gesloopt asbest bevatten. Voor het verwijderen van asbest dient altijd een melding plaats te vinden, ook als er vergunningsvrij mag worden gesloopt en/of gebouwd.
Amsterdam School of Real Estate | Ingmar Scheiberlich
45
De melding bestaat uit het invullen van het (digitale)meldingsformulier en het verstrekken van de benodigde bijlagen. Deze bestaan ten minste uit een situatietekening en een inventarisatierapport type A. Een onvolledige melding en/ of bijlagen die niet voldoet is geen sloopmelding. Daarom is het noodzakelijk om voorafgaand aan de melding te toetsen op volledigheid en juistheid. De ‘normale’ termijn voordat met de werkzaamheden kan en mag worden gestart is maximaal 4 weken. In een beperkt aantal gevallen is de meldingstermijn 5 werkdagen. Hierbij dient verwezen te worden naar artikel 1.26.5 van het Bouwbesluit 2012. Als motivatie dient vermeld te worden dat de werkzaamheden in het kader van reparatiewerkzaamheden worden uitgevoerd aan een asbesthoudende toepassing in een gebouw. Ook dient te worden vermeld dat handhaving van de termijn van 4 weken het gebruiksgenot van het gebouw ernstig zou belemmeren. Dit kan het geval zijn bij bijvoorbeeld mutatiewoningen. Aandachtspunten zijn de (aanvullende) voorwaarden die door de betreffende gemeente kunnen worden gesteld voorafgaand aan het verwijderen van asbest. Afhankelijk van de omstandigheden wordt vooraf aanvullend onderzoek alsmede het melden van de resultaten aan de gemeente vereist. Indien niet wordt voldaan aan de eventuele voorwaarden kan het gevoegd gezag overgaan tot handhaving en sanctioneren. Ten minste twee dagen voor aanvang van de werkzaamheden dient het bedrijf dat asbest gaat verwijderen een melding te doen bij de gemeente. Afmelden dient te worden gedaan uiterlijk één werkdag nadat de werkzaamheden zijn afgerond. Na afronding van de (asbest)werkzaamheden dient binnen twee weken een kopie van de eindbeoordelingsdocumenten en stortbewijzen aan de gemeente te worden verstrekt. In bijlage 5 is een checklist opgenomen voor de melding bij de gemeente. 5.5.4 Verwijdering De basis voor het maken afspraken om te komen tot het verwijderen van asbest (scope van de opdracht) zijn het inventarisatierapport in combinatie met de ‘voorwaarden en uitgangspunten’ waaronder de beoogde werkzaamheden uitgevoerd dienen te worden. Zoals in paragraaf 5.2.1 en 5.5.2 is beschreven, is het niet altijd mogelijk om vooraf de werkelijke aard en omvang vast te stellen. Dit heeft als gevolg dat er bij plan- en prijsvorming voor de asbestverwijdering afspraken gemaakt kunnen worden over hetgeen op dat moment bekend is. Wat dan nog resteert is het maken van afspraken over de waarschijnlijkheden en de onzekerheden. Als onderdeel van de plan- en prijsvorming is het noodzakelijk om hierin de waarschijnlijkheden en onzekerheden mee te nemen en op welke wijze hiermee om te gaan tussen partijen. Samenvattend, wat zijn de gevolgen als er aanvullend asbest wordt gevonden en wat is de grondslag voor wijze van verrekening? De basisafspraken voor het verwijderen van extra asbest dienen ten minste te bestaan uit het volgende: Integratie van aanvullende werkzaamheden in de bestaande planvorming voor verwijdering bestaat uit het volgende: o Kan aanvullend asbest worden verwijderd in benodigde werkgebieden zoals opgenomen in oorspronkelijke planvorming? o Is uitbreiding van werkgebieden noodzakelijk (vergroten)?
Amsterdam School of Real Estate | Ingmar Scheiberlich
46
Zijn nieuwe c.q. extra werkgebieden noodzakelijk om het aanvullend asbest te verwijderen? Eenheidsprijzen, bestaande uit: o Uurtarieven inclusief persoonlijke beschermingsmiddelen o Uurtarieven exclusief persoonlijke beschermingsmiddelen o Materialen o Equipment ten behoeve van verwijderen asbest o Stortkosten o Staartkosten Beschikbare capaciteit om aanvullende asbest te verwijderen ten behoeve van beheersing van doorlooptijd (einddatum). o
De aanpak voor de verwijdering bestaat uit zes stappen waarvan in paragraaf 5.4 de generieke items zijn beschreven. In bijlage 6, checklist asbestverwijdering, wordt per stap specifiek ingegaan om te komen tot het verwijderen van de asbesthoudende toepassingen. 5.5.5 Eindcontrole De eindcontrole na een asbestsanering moet garanderen dat het werkgebied daadwerkelijk schoon is, voldoet aan de norm (NEN 2990 tot 01-07-2013) en overeenkomt met de prestatie die tussen de opdrachtgever en opdrachtnemer (asbestverwijderingsbedrijf) is overeengekomen. In bijlage 7 is een checklist opgenomen voor de eindcontrole. Net als bij de voorgaande stappen geldt ook voor de eindcontrole dat het gaat om een aanpak die op de situatie is afgestemd, want per vraagstuk is de situatie verschillend. De uit de eindcontrole afkomende documenten (vrijgavecertificaten) zijn van groot belang voor het dossier van het gebouw of object waar de sanering is uitgevoerd. Immers, in de toekomst zal aangetoond moeten kunnen worden dat het asbest is verwijderd en het werkgebied waar de werkzaamheden zijn uitgevoerd geheel schoon is. 5.5.6 Archivering dossier De archivering van het (project)dossier is relevant voor de degene die in de (nabije) toekomst te maken krijgen met een gebouw waar asbest zit of waar dit heeft gezeten (asbestveilig of asbestvrij). Indien er sprake is van het uitvoeren van werkzaamheden in of aan een gebouw, dan is het noodzakelijk dat kan worden nagegaan waar asbest heeft gezeten, wat er is verwijderd en dat hiervoor een eindcontrole is uitgevoerd. De invoering van het Landelijk Asbest Volg Systeem (LAVS) dat naar verwachting vanaf 2013 gefaseerd als online platform wordt ingevoerd, zal hier ondersteunend aan zijn. Aanvullend hierop bestaat de dossiervorming uit meer dan alleen het bewaren van rapporten en vrijgavedocumenten. Dit betreft ook de bij de werkzaamheden behorende documenten waarin afspraken zijn gemaakt en waarin de context is te herleiden, mocht dat op een later moment noodzakelijk zijn. In bijlage 8 is een checklist opgenomen voor de archivering van het asbestdossier.
Amsterdam School of Real Estate | Ingmar Scheiberlich
47
5.5.7 Evaluatie De basis voor de evaluatie zijn de doelen die aan het begin, tijdens of in de loop van het proces zijn bepaald. Deze doelen vormen het aanknopingspunt om na afloop van het asbestvraagstuk uitspraken te doen over de mate waarin de doelen zijn gehaald, maar ook voor wat betreft de weg daar naar toe. In geval van opvolgende asbestvraagstukken is het mogelijk om leereffecten en verbetermogelijkheden op basis van eerdere ervaringen te benutten. De ervaringen bij het ene asbestvraagstuk kunnen worden vertaald naar toekomstige vraagstukken. Er is dan sprake van een krachtig managementinstrument om bewust op deze manier te werken. Ook is het relevant om binnen de eigen organisatie de uitkomsten en leermomenten te delen. Om deze wijze ontstaat er een bredere kennisdeling en ervaring. Om uit de evaluatie de juiste leermomenten te genereren is het noodzakelijk om duidelijk de doelen te bepalen die na afloop moeten worden bereikt. Voor het evalueren is het van belang om de resultaten te toetsen, maar ook het proces dat daaraan vooraf is gegaan. Wat ging er goed en wat kan er beter? In bijlage 8 is een checklist opgenomen voor de evaluatie van een asbestvraagstuk. 5.6
Opvolgende werkzaamheden na asbestverwijdering
In paragraaf 3.2 zijn categorieën gedefinieerd die bepalend zijn voor de strategie en aanpak van een asbestvraagstuk. In afbeelding 3-2 zijn deze schematisch weergegeven. In geval een asbestvraagstuk voorafgaand plaatsvindt aan bouwwerkzaamheden is dit onderdeel van een groter vraagstuk. In afbeelding 5-6 is dit schematisch weergegeven. Het blauwe vlak geeft de schematische weergave aan van een totale bouwopgave waarin het rode vlak het asbestvraagstuk omvat.
Afbeelding 5-6, asbest als onderdeel van bouwopgave
Bij de overgang van het eind van een asbestvraagstuk en de aanvang c.q. start van de bouwwerkzaamheden is sprake van een risicogebied. Het risico heeft betrekking op situaties waarbij de geplande en beoogde oplevering van het asbestvraagstuk later kan plaatsvinden als gevolg van onvoorzien asbest. De opvolgende bouwwerkzaamheden kunnen daardoor mogelijk niet tijdig van start gaan conform. Het gevolg daarvan is dat de uitvoerende partij, die later kan starten met de bouwwerkzaamheden, de gederfde kosten voor stagnatie en latere start zal doorbelasten aan de opdrachtgever.
Amsterdam School of Real Estate | Ingmar Scheiberlich
48
De impact van stagnatie van de bouwopgave als gevolg van een vertraging kan inzichtelijk worden gemaakt door middel van de volgende formule en onderstaande voorbeeld: (kosten asbestsanering / totaal bouwkosten) * 100 = % omvang asbest t.o.v. bouwkosten Als voorbeeld kan dit betekenen dat het percentage van de asbestsanering ten opzichte van de bouwkosten uitkomt op 5%. Per vraagstuk zal dit percentage variëren. Opgemerkt kan worden dat de omvang van een asbestvraagstuk beperkt is ten opzichte van de totale bouwopgave, maar dat de impact van een vertraging gevolgen heeft op het overige deel (bij dit voorbeeld 95%). Anders gesteld: als asbestsanering met een omvang van 5% niet goed wordt gemanaged dat heeft dit een (financiële) weerslag op het resterende deel van de bouwopgave. Vastgesteld kan worden dat hoe kleiner het asbestprobleem is (uitgedrukt in % t.o.v. bouwkosten), des te groter de gevolgen kunnen zijn (toename kosten) bij een vertraging van de opvolgende bouwwerkzaamheden. Om tot een zorgvuldige afweging te komen voor de overgang tussen sanering en bouwwerkzaamheden met beperking van de risico’s is het volgende van belang om te komen tot een weloverwogen besluit: Bouwperiode van het gebouw, zoals beschreven in paragraaf 5.3.1. Aard en omvang van de asbesthoudende toepassingen en –besmettingen om te saneren. Historie van het gebouw en de omvang van mutaties en verbouwingen (diverse lagen van inbouwpakket over elkaar). Moment van beschikbaarheid van een leeg gebouw. Omvang van het gebouw (m2 en aantal bouwlagen). Omvang c.q. scope van de sloopwerkzaamheden. Omvang c.q. scope van de bouwwerkzaamheden. Beoogd moment van ingebruikname (deel van) het gebouw na uitvoering van werkzaamheden. Mogelijkheid tot fasering van uitvoering (sanering en bouwwerkzaamheden mogelijk). Om de risico’s die zich bij stagnatie voor kunnen doen te beperken heeft het de voorkeur om de asbestsanering los te koppelen van de bouwwerkzaamheden (separate opdrachten). Tevens dient de startdatum voor de bouwwerkzaamheden op conservatieve wijze wordt bepaald, waardoor er voldoende tijd beschikbaar is om deze werkzaamheden uit te voeren inclusief eventuele uitloop en vertraging.
Amsterdam School of Real Estate | Ingmar Scheiberlich
49
Aan de hand van voornoemde items kan een besluit worden genomen op basis van de situatie, risico en afweging zoals in onderstaande tabel is opgenomen: Situatie Uitvoering
Risico asbestsanering
sloopwerkzaamheden vooruitlopend
Afweging
en
Uitvoering
separaat
en
sloopwerkzaamheden
plan-
en
vooruitlopend
op
prijsvorming bouwwerkzaamheden.
en
De onzekerheden van een bestaand
separaat
en
gebouw
plan-
en
gereduceerd.
asbestsanering op
worden
hierdoor
Wel dient hiervoor
prijsvorming
bouwwerkzaamheden.
(voldoende) tijd beschikbaar te zijn in
Door
asbestsanering
verband met geplande ingebruikname
de
en
sloopwerkzaamheden voor te trekken
gebouw.
Financieel
ontstaat voor de plan- en prijsvorming
vertraging
van de bouwwerkzaamheden een
staartkosten is hier niet aan de orde.
en
risico
voor
doorbelasting
situatie waarbij inschrijvende partijen kunnen ‘zien’ wat de feitelijke situatie is. Separate
opdrachten
asbestsanering sloopwerkzaamheden
voor
Door separate contractering ontstaat
Afhankelijk van de omstandigheden
inclusief
er een risico als gevolg van het
kan
en
uitlopen van de asbestsanering bij het
bouwwerkzaamheden
aantreffen van extra en niet eerder
afgesproken met voldoende marge
voorzien asbest.
voor eventuele uitloop. Als uitloop in
bouwwerkzaamheden.
het
startmoment
voor
de
worden
tijd niet aan de orde is, is er mogelijkheid om eerder te starten. Plan
B
is
invlechten
van
bouwwerkzaamheden
de
indien
asbestsanering in gedrang komt bij start bouwwerkzaamheden. Separate
opdrachten
voor
Het
los
koppelen
Afhankelijk van de omstandigheden
sloopwerk-
kan worden gekozen om het werk los
asbestsanering, sloopwerkzaamheden
asbestsanering
en bouwwerkzaamheden.
zaamheden
kan
resulteren
tot
van elkaar op te dragen. Voorwaarde
problemen
met
demarcatie
en
is wel een zorgvuldige uitwerkingen
(wie
doet
en
van de demarcatie en taken en
afstemming wanneer).
van
de
van
wat
Door separate opdracht
voor bouwwerkzaamheden knelpunt ontstaan.
Bij
uitloop
verantwoordelijkheden
voor
alle
partijen.
van
werkzaamheden ontstaat risico op doorbelasting vertraging. Gecombineerde asbestsanering werkzaamheden.
opdracht en
voor
Door de gecombineerde opdracht-
Een vertraging kan/ zal resulteren in
bouw-
verstrekking voor alle werkzaamheden
een meerwerk op basis van de
is een risico op het uitlopen van de
tijdgebonden
asbestsanering als gevolg van extra
tijdgebonden kosten komen bij de
asbest.
kosten voor het saneren van het
kosten.
Deze
aanvullende asbest. Plan B is een gefaseerde start of invlechten van de bouwwerkzaamheden,
indien
asbestsanering in gedrang komt bij start bouwwerkzaamheden.
Amsterdam School of Real Estate | Ingmar Scheiberlich
50
5.7
Conclusie
Op basis van het onderzoek en de daaruit afkomstige inzichten kan worden geconcludeerd dat er een model is op te stellen dat in de praktijk door eigenaren en opdrachtgevers kan worden gebruikt als template. De basis voor dit model zijn de stappen uit de asbestketen waarbij de stappen initiatief, archivering dossier en evaluatie hieraan zijn toegevoegd. Asbestvraagstukken worden lineair aangepakt waardoor diverse knelpunten ontstaan. Aspecten die aan verandering onderhevig zijn, zoals asbest dat niet bekend is, vormt dit een risico. Er is immers niet duidelijk of er veranderingen op zullen treden, wanneer dit zal plaatsvinden en wat de impact hiervan zal zijn. Dit geeft aanleiding om de lineaire aanpak te heroverwegen en aan te passen, want in beginsel is niet altijd alles bekend of te onderzoeken. De verschillende stappen bij een asbestvraagstuk zullen in bepaalde mate met elkaar overlappen. Dit verschilt per situatie omdat elk gebouw als prototype kan worden beschouwd met specifieke omstandigheden. Over wat wel bekend is kunnen afspraken worden gemaakt. Aandachtspunt zijn de afspraken over hetgeen nog niet bekend is. Het inzichtelijk maken van het onbekende kan door middel van systematische evaluaties en meetmomenten. De centrale vraag is dan: “waar staan we nu en wat is anders dan in beginsel werd verondersteld en met elkaar is afgesproken”. Bij veranderingen gaat het om de herdefiniëring van het probleem en de verandering van het toepassingsgebied (scope). Dit zijn kenmerken van een dynamische aanpak, waarbij wordt opgetreden tegen gesignaleerde onzekerheden. De opdrachtgever dient hier rekening mee te houden en dient mee te bewegen. Over deze zekerheden kunnen afspraken worden gemaakt over ‘wat het is’, hoe wordt omgegaan met de sanering (omvang en aanpak werkgebied)’ en welke kosten dit met zich meebrengt. In de checklist die als bijlage is opgenomen zijn de diverse items opgenomen die bij ieder asbestvraagstuk aan de orde kunnen komen en die in acht genomen dienen te worden. Aandachtspunt bij de verschillende stappen van een asbestvraagstuk is het leggen van een verbinding door middel van het vaststellen en borgen van de belangrijk aspecten die in de opvolgende stap meegenomen dienen te worden.
Amsterdam School of Real Estate | Ingmar Scheiberlich
51
6
Reflectie model en template
In dit hoofdstuk komen de bevindingen naar aanleiding van de beoordeling van het model en template (checklist) aan bod. De resultaten bestaan uit een reflectie die is verkregen door de het model en template voor te leggen aan verschillende deskundigen. Voor deze reflectie staat de volgende hoofdvraag centraal: is het model geschikt om asbestvraagstukken op een effectieve manier in termen van risico’s en aansprakelijkheid op te lossen? De elementaire delen die uit de reflectie naar voren zijn gekomen, zijn reeds verwerkt in hoofdstuk 5 en in de checklist van bijlage 3 tot en met 8. Aspecten die wel relevant zijn, maar niet passen binnen de scope en kaders van dit onderzoek, zijn in dit hoofdstuk opgenomen. 6.1
Reflectie
De beoordeling van het model en de template (checklisten) betreft een eerste toetsmoment door deskundigen vanuit verschillende vakgebieden. Gezien het gegeven dat de betrokken deskundigen jarenlange ervaring hebben binnen hun vakgebied, wordt dit als voldoende geacht om tot eerste conclusies te kunnen komen. Het aantal benaderde deskundigen voor het verkrijgen van reflectie is zes. Opgemerkt wordt dat één kandidaat op het laatste moment heeft afgezegd. Van vijf deskundigen is een reflectie verkregen. Voor de verkregen reflectie op het model en de template zijn deze inclusief de centrale vraag van dit onderzoek en de deelvragen van hoofdstuk 5 en 6 voorgelegd aan de deskundigen. Het doel hiervan was dat de benaderde deskundigen zich konden voorbereiden om een gesprek dat hierna heeft plaatsgevonden. Tijdens deze gesprekken zijn de centrale vraag alsmede de deelvragen gebruikt als leidraad. Tijdens de gesprekken is afhankelijk van de antwoorden doorgevraagd op de gegeven antwoorden. In het onderstaande overzicht zijn de geselecteerde deskundigen opgenomen. Aandachtsgebied Projectbeheersing contracteringstrategie Risicomanagement Asbestdeskundige Inventarisatiebureau SC540 Asbestverwijderingsbedrijf SC530
en
Organisatie/ bedrijf AT Osborne AT Osborne RIR Nederland BCM Consultancy Asbestverwijderingsen milieutechniek Horyon B.V.
Naam Marcel van Rosmalen Ellen Gehner Rob Arzoni Ger Verbeek Jan Horyon
Functie Directeur, Consultant risicomanagement Manager R & D Directeur Directeur
De reflecties en uitkomsten op het model en template zijn verwerkt in de volgende paragraaf.
Amsterdam School of Real Estate | Ingmar Scheiberlich
52
6.2
Uitkomsten reflectie
De professionals aan wie het model en template is voorgelegd zijn het er over eens dat het werkbaar is. In de praktijk kan dit een belangrijke aanvullingen zijn voor opdrachtgevers en eigenaren van vastgoed met asbest. Modellering (aanpak) De uitbreiding van de asbestketen met het initiatief, archivering dossier en evaluatie worden erkend en positief ontvangen. De aanvulling met het ‘initiatief’ wordt als zeer nuttig betiteld omdat in deze stap de kaders en doelstelling worden bepaald. Zo wordt voorkomen dat ‘zo maar zonder zorgvuldig na te denken’ van start wordt gegaan met het uitvoeren van een asbestinventarisatie zonder dat vooraf de juiste overwegingen zijn gemaakt. Uit de terugkoppeling blijkt dat de archivering van het dossier vanwege de aankomende invoering van het Landelijk Asbest Volgsysteem (LAVS) de dossiervorming eenvoudiger maakt. Wel wordt opgemerkt dat de archivering dan bestaat uit documenten zoals verslagen, contacten en overige correspondentie en documenten die betrekking hebben op het betreffende vraagstuk. De evaluatie is door alle deskundigen positief ontvangen vanwege het leereffect dat daarmee kan worden bereikt. Wel is de borging van de leereffecten relevant. Verdieping modellering Het inzicht dat is verkregen door het uitvoeren van de eerdere analyse, dat een asbestvraagstuk vraagt om een dynamische aanpak in plaats van een lineaire aanpak, wordt onderkend en ook wel als verrassend ervaren. Het wordt beaamd dat de lineaire aanpak vraagt om verhoging van risico’s omdat veranderende omstandigheden niet worden onderkend. Het aanhalen van een analogie van een nieuwbouwbenadering waarbij vooraf alles wordt ontworpen, geëngineerd en vervolgens gebouwd roept herkenbaarheid op. Aan de hand van dit aangehaalde voorbeeld wordt bevestigd dat de aanpak dynamisch is. Wel wordt opgemerkt dat dit voor de ‘eenvoudige’ vraagstukken niet altijd nodig hoeft te zijn. Echter is op voorhand niet altijd vast te stellen of een vraagstuk ‘eenvoudig’ of juist meer ‘complex is’. Voor de aanpak van het selecteren van marktpartijen is een soortgelijke opmerking gemaakt. Echter zien de opdrachtnemende partijen dit wel positief in, omdat het aanzet tot vooraf nadenken wat de kwaliteit ten goede komt. Aandachtspunt bij de dynamische aanpak is het borgen van de belangrijke elementen en uitkomsten die per stap naar voren komen. Dit dient geborgd te worden door tussen- of faseresultaat door te leggen naar de stappen die gelijktijdig of na elkaar plaatsvinden. Deze overdracht heeft als doel om je risico’s en aandachtsgebieden niet uit het oog te verliezen, maar juist te borgen. Deze aanvulling is opgenomen in de checklisten van bijlage 3 tot en met 8. Voor het ramen en vaststellen van het budget van de waarschijnlijkheden en onzekerheden is opgemerkt dat het verkrijgen van inzicht in de financiële omvang hiervan op basis van referenties wenselijk is. Om hier een concreet getal of percentage aan te koppelen is vergaand onderzoek noodzakelijk om deze informatie te verkrijgen. Tevens valt dit buiten de scope van dit onderzoek. Dit aspect zal daarom als aanbeveling voor vervolgonderzoek worden meegenomen.
Amsterdam School of Real Estate | Ingmar Scheiberlich
53
Een aspect dat niet is opgenomen in het model en de template is commutatie bij asbestvraagstukken. Bij recente asbestincidenten is het belang van zorgvuldige communicatie gebleken. Ook blijkt communicatie in ‘normale’ gevallen relevant te zijn, omdat de omgeving wil weten wat er speelt en wat er gaat gebeuren (verwachtingsmanagement). Vanuit het oogpunt van proces en techniek kan een vraagstuk nog zo zorgvuldig worden aangepakt, als de communicatie niet op orde is kan dit negatieve reacties als gevolg hebben. Het belang van het aspect communicatie wordt erkend maar valt buiten de kaders van hetgeen is onderzocht. Communicatie zal daarom als aanbeveling voor vervolgonderzoek worden meegenomen. 6.3
Conclusie
Op basis van de verkregen reflecties kan worden vastgesteld dat het model geschikt is om asbestvraagstukken op een effectieve manier in termen van risico’s en aansprakelijkheid op te lossen. De noodzaak tot een dynamische aanpak bij asbestvraagstukken wordt erkend met als gevolg dat er grip ontstaat op de risico’s en daaruit volgende aansprakelijkheden. De opmerkingen ten aanzien van een financiële onderbouwing voor de bandbreedte van het budget bij de waarschijnlijkheden en onzekerheden alsmede het aspect communicatie zijn relevant om mee te nemen in een vervolgonderzoek en -uitwerking.
Amsterdam School of Real Estate | Ingmar Scheiberlich
54
7
Conclusie
In dit hoofdstuk wordt de centrale vraag, zoals is opgenomen in paragraaf 1.4, beantwoord. Op welke wijze kunnen vastgoedorganisaties die te maken hebben met een asbestvraagstuk dit op een effectieve wijze aanpakken in termen van risico en aansprakelijkheid? De basis voor de aanpak van asbestvraagstukken zijn de stappen die tezamen de asbestketen vormen. Aan de asbestketen zijn de stappen initiatief, archivering dossier en evaluatie toegevoegd, zodat een asbestvraagstuk bestaat uit een begin, midden en eind. De toegepaste lineaire aanpak maakt plaats voor een dynamische aanpak. Want bij asbestvraagstukken is immers niet altijd duidelijk of er veranderingen op zullen treden, wanneer dit zal plaatsvinden en wat de impact hiervan zal zijn. Aandachtspunt bij de dynamische aanpak is het borgen van de belangrijke elementen en uitkomsten die per stap naar voren komen en die relevant zijn voor de activiteiten die gelijktijdig of na de betreffende stap plaatsvinden. Dit dient geborgd te worden door het tussen- of faseresultaat door te leggen naar de stappen die gelijktijdig en/of na elkaar plaatsvinden. Deze overdracht heeft als doel om je risico’s en aandachtsgebieden niet uit het oog te verliezen, maar juist te borgen. Uit het onderzoek kan ook worden geconcludeerd dat asbestvraagstukken door middel van een dynamische aanpak zijn te beheersen en waarbij de risico’s en daaruit volgende aansprakelijkheden kunnen worden gemanaged. Dit kan door middel van het uitvoeren van diverse peilmomenten waarbij kan worden vastgesteld wat de actuele stand van zaken is. Aan de hand van de uitkomsten kunnen de noodzakelijke stappen worden bepaald en kan bijsturing plaatsvinden als dat noodzakelijk is. 7.1
Aanbeveling
Het ontwikkelde model en de template lijken een goede basis te zijn waar vastgoedeigenaren en opdrachtgevers met asbestvraagstukken mee verder kunnen werken. Om dit bevestigd te krijgen is het noodzakelijk om het model en de template in praktijk te gebruiken c.q. toe te passen. Onderstaand volgen enkele aanbevelingen om het model en de template verder te toetsen en waar nodig te verbeteren. Vervolgonderzoek door middel van toepassing van het model en de template bij asbestvraagstukken is aan te bevelen. Op deze wijze wordt inzichtelijk gemaakt wat de feitelijke resultaten zijn als gevolg van toepassing van het model. Hierbij kan dan de vergelijking worden gemaakt tussen asbestvraagstukken die zonder gebruik van het model zijn aangepakt en asbestvraagstukken waar het model wel is toegepast. De toegevoegde waarde van het model is dan meetbaar. Op basis van de verkregen uitkomsten kan dit resulteren in verbeteringen en optimalisering van het model.
Amsterdam School of Real Estate | Ingmar Scheiberlich
55
Om de nut en noodzaak van een dynamische aanpak inzichtelijk te maken bij vastgoedeigenaren en opdrachtgevers met asbestvraagstukken, is het aan te bevelen om hun bepalende positie nadrukkelijker neer te zetten. Het is noodzakelijk dat deze belangrijke groep zich hiervan bewust wordt. De Rijksoverheid richt zich thans voornamelijk op het functioneren en het gedrag van de marktpartijen in de asbestketen. Echter komt dit functioneren en gedrag deels voort uit de rol die de opdrachtgever vervult in de asbestketen. Het duidelijk positioneren van de opdrachtgever zal resulteren in bewustwording van de verantwoordelijkheid die zij hebben. Het is aan de Rijksoverheid om de positie en rol van de opdrachtgever en vastgoedeigenaren bij asbestvraagstukken meer zichtbaar te maken en nadrukkelijker neer te zetten met als doel dat de faalkans in brede zin afneemt. Vervolgonderzoek is ook aan te bevelen voor het verkrijgen van inzicht in de financiële omvang of bandbreedte ten aanzien van de waarschijnlijkheden en onzekerheden van niet eerder aangetroffen asbest. Door middel van deze uitkomsten kunnen op een nauwkeurige wijze budgettaire kaders worden bepaald. Tot slot is communicatie een aanbeveling voor vervolgonderzoek dan wel voor nadere uitwerking en als toevoeging op het model. Bij recente asbestincidenten is het belang van zorgvuldige communicatie gebleken. Ook blijkt communicatie in ‘normale’ gevallen relevant te zijn, omdat de omgeving wil weten wat er speelt en wat er gaat gebeuren (verwachtingsmanagement). Technisch en procesmatig kan een vraagstuk nog zo zorgvuldig worden aangepakt, als de communicatie niet op orde is, kan dit negatieve reacties als gevolg hebben.
Amsterdam School of Real Estate | Ingmar Scheiberlich
56
8
Literatuuroverzicht
Abdul-Rahman, H. (1993), Capturing the costs of quality failures in Civil Engineering, Journal of Quality and Reliability Management. Bijsterveld, K. (2008), Goed opdrachtgeverschap: de stand van zaken, Building business, november 2008. Burdorf, A. e.a. (2009), Dossier Asbest en gezondheid: blootstelling, Asbestziekten en risico-evaluatie, 19 januari 2009. Burbridge, J., Falster, P. (1993), Reducing delivery times for OKP products, Production planning and control. Davis, K., e.a. (1989), Measuring design and construction quality costs. ASCE Journal of Construction Engineering and Management. Dorée, A. (2001), Rede: Dobberen tussen concurrentie en co-development, Universiteit Twente. Dwars, O. (2012), Prestatieladder goed opdrachtgeverschap, vastgoedmarkt.nl, augustus 2012. Feigenbaum, A. (1991), Total Quality Control, New York: McGraw-Hill. Flanagan, R., Norman, G. (1993), Riskmanagement and construction, Blackwell Scientific Publications. Gayá Walters, B. e.a. (1999), Management van projectmanagement, Het managen van multiprojecten en programma’s, Elsevier. Gehner, E. (2003), Risicoanalyse bij projectontwikkeling, Uitgeverij SUN. Gevers, T., Hoitink, B. (2009), Opdracht geven met resultaat, Handreiking voor opdrachtgevers aan projecten, Sdu uitgevers. Griendt, B. van de (2007), Grond voor zorg, stof tot nadenken, Uitgeverij Stili Novi. Hendriks, L.E.M. (2009), Asbest in de wet: Spaghetti voor Kafka, Asbest en Bouw, editie 1, december 2009. Hendriks, L.E.M. (2010), Asbestperikelen in het handhavingsrecht, Asbest en Bouw, editie 1, april 2010. Hendriks, L.E.M. (2010), Actoren in de asbestketen, Asbest en Bouw, editie 3, oktober 2010. Hendriks, L.E.M. (2010), Aansprakelijkheid en verwijtbaarheid, Asbest en Bouw, editie 4, december 2010. Hertogh, M., Westerveld, E. (2010), Playing with Complexity, Transumo. Hertogh, M., (2010), Tijd voor aan andere aanpak, www.kennisinhetgroot.nl. Huijbregts, P.A.J., Segers, T., Asbest: Toezicht en handhaving, Berghauser Pont. Kemmeren, A.J.P. (2012), Kosteneffectief saneren: hoe doe je dat?, Bodem, nummer 1, 2012. Kohnstamm, P.P., Regsterschot, L.J. (1994), De manager als bouwheer, De rol van de bestuurder bij de realisatie van nieuwe huisvesting, ten Hagen & Stam. Koot, J., Wolzak, M. (2012), Stop verloedering kantorenmarkt, Het Financieele Dagblad, 6 juni 2012. Koot, J., (2012), Stop op bouw kantoren in gebieden met veel leegstand, Het Financieele Dagblad, 27 juni 2012.
Amsterdam School of Real Estate | Ingmar Scheiberlich
57
Koot, J., Wolzak, M. (2012), Sloopfonds voor lege kantoren moet nog lange weg afleggen, Het Financieele Dagblad, 3 juli 2012. Lang, S. de, Van, A.J. (2008), Aansprakelijkheid voor blootstelling aan asbest. Masser, W. (1957), The quality manager and quality costs, Industrial Quality Control. Mazel, M., Otten, J. (2011), Goed opdrachtgeverschap, Cobouw, 2011. Mol, I.C.K. (2009), Kwalificeert een latent gebrek, zoals de aanwezigheid van asbest, nu wel of niet als een gebrek?, Tijdschrift voor huurrecht bedrijfsruimte, nummer 1, januari/ februari 2009. Neijssen, R. (2010), Faalkostenreductie in de wapeningsketen, Universiteit Twente. Scheiberlich, I.M. (2009), Sanering van spuitasbest, Asbest en Bouw, editie 1, december 2009. Scheiberlich, I.M. (2009), Voorbereiding asbestsanering, Asbest en Bouw, editie 1, december 2009. Scheiberlich, I.M. (2010), Aanbesteding en contractering van asbestsaneringen, Asbest en Bouw, editie 1, april 2010. Scheiberlich, I.M. (2010), Uitvoering van asbestsaneringen, Asbest en Bouw, editie 2, juli 2010. Scheiberlich, I.M. (2010), Eindcontrole van asbestsaneringen, Asbest en Bouw, editie 3, oktober 2010. Scheiberlich, I.M. (2010), De asbestketen: zo sterk als de zwakste schakel, Asbest en Bouw, editie 4, december 2010 Scheiberlich, I.M. (2011), Asbest in scholen – zoeken naar de juiste aanpak, Asbest en Bouw, editie 1, juni 2o11. Scheiberlich, I.M. (2011), Aandachtspunten bij asbest, Schooldomein, juni 2011. Scheiberlich, I.M. (2011), Opdrachtgever let op uw saeck!, Asbest en Bouw, editie 2, november 2011. Scheiberlich, I.M. (2012), Duurzaam renoveren en asbestproblematiek, Duurzaam Gebouwd, maart 2012. Westerveld, E., Gayá Walters, B. (2001), Het verbeteren van uw projectorganisatie, Het Project Excellence Model in de praktijk, Kluwer. Versteegen, J., Rijkens R.M. (2007), Managen van onzekerheden, Risico’s en kansen bij grote projecten, Van Gorcum. Vrijhoef, R. (1998), Co-makership in construction: towards construction supply chain management, TU Delft.
Amsterdam School of Real Estate | Ingmar Scheiberlich
58
Bijlage 1. Vragenlijst interviews
Basisvragen voor interviews ten behoeve van onderbouwing problematiek
Hoe ziet u de rol van de opdrachtgever bij asbestvraagstukken?
Wat is uw ervaring met de prioriteit asbest binnen uw organisatie en de organisatie waar u mee werkt?
Heeft uw organisatie een beleid voor asbestvraagstukken?
Kent uw organisaties (opdrachtgevers) met een beleid voor asbestvraagstukken?
Op welke wijze worden binnen uw organisatie asbestvraagstukken aangepakt?
Tegen welke knelpunten loopt u op binnen uw organisatie of bij uw opdrachtgevers?
Worden ervaringen bij asbestvraagstukken en de problemen en knelpunten die hierbij naar voren komen gedeeld en uitgewisseld? Zo ja, op welke wijze vindt dat plaats Zo nee, wat is de oorzaak of reden daarvan?
Welke verwachtingen heeft u van marktpartijen die werkzaam zijn binnen de asbestketen?
Hoe ervaart u als opdrachtnemende partij de verwachtingen van opdrachtgevers?
Loopt uw organisatie bij asbestvraagstukken wel eens tegen ongeplande en onvoorziene aspecten op? Wat is de impact hiervan en hoe gaat u daarmee om?
Op welke wijze selecteert u marktpartijen voor inventarisatie, sanering en eindcontrole? Op welke criterium vindt de gunning plaats en waarom?
Beoordeeld of laat u de resultaten/ prestaties beoordelen op juistheid en volledigheid? Zo ja, hoe doet u dat? Zo nee, waarom niet?
Slotvraag: heeft u nog onderwerpen of aspecten die niet aan bod zijn gekomen maar u wel wilt delen?
Bijlage 2. Sheets discussiesessie HOI projectleidersdag d.d. 09-10-2012
AT Osborne
Inhouds opgave
Asbest: discussie voorbereiding en uitvoering HOI Projectleidersdag
Aanpak asbestvraagstuk
Plan van Aanpak asbestverwijdering
Product of proces?
Uitvraag aan marktpartijen
Criteria voor selectie en gunning
Controle vrijgavecertificaten
Ir. Ingmar Scheiberlich 9 oktober 2012
Vraag: aanpak asbestvraagstuk
Wie werken met een gestandaardiseerde aanpak voor asbestvraagstukken?
Bespreek met je buur links of rechts 2 minuten Wie wil dit delen met de groep?
Vraag: Plan van Aanpak asbestverwijdering
Voor een vooraanstaande asbestverwijdering is een bestek opgesteld en zijn asbestinventarisatierapporten Type A en Type B beschikbaar. Door het asbestinventarisatiebureau wordt voorgesteld om een Plan van Aanpak op te stellen. De opdrachtgever geeft hiervoor opdracht. Wie laat of heeft wel eens een Plan van Aanpak op laten stellen voor een asbestsanering?
ja: Groen
Nee: Rood
Vragen: aanpak asbestvraagstuk
Uit welke stappen bestaat een asbestvraagstuk die jullie doorlopen? Wat is jullie rol daarbij? Welke aanpak volgen jullie?
Bespreek met je buur links of rechts 2 minuten Wie wil dit delen met de groep?
Vraag: asbestvraagstuk product of proces?
Is voor een asbestvraagstuk een product of procesbenadering noodzakelijk om het beoogde resultaat te behalen?
Productbenadering: Groen
Procesbenadering: Rood
1
Uitvraag aan marktpartijen
Het voorleggen van een “slechte vraag” aan marktpartijen heeft veelal als resultaat dat er een “slecht antwoord” volgt dat niet aansluit op de feitelijke behoefte van de opdrachtgever.
GIGO: “Garbage In, Garbage Out”.
Marktpartijen kunnen alleen maar zinnige informatie leveren wanneer zij met juiste informatie worden gevoed!
De mismatch (werkelijke behoefte en aanbod van marktpartij) komt veelal pas aan het licht tijdens en na afronding van de werkzaamheden.
Dus: een zorgvuldige formulering van de vraag is zeer belangrijk om het noodzakelijke en beoogde resultaat te behalen!
Antwoord: minimaal benodigde informatie voor uitvraag
De opdracht omschrijving/ definitie van het asbestvraagstuk/ scope (wat is het?).
Beoogde resultaten (meetbaar).
Stand van zaken (nul situatie: gebouw leeg of nog in gebruik zodat rekening gehouden dient te worden met primaire proces).
Kenmerken van omgeving waar vraagstuk betrekking op heeft.
Specifieke randvoorwaarden van de opdrachtgever.
Raakvlakken en belanghebbenden van asbestvraagstuk.
Specifiek Kritische Succes Factoren (KSF’s).
Beschikbare informatie (tekeningen, inventarisatierapporten, etc).
Tijd en eventuele fasering.
Aanbesteding: criteria voor selectie en gunning
Vraag: elementen in een uitvraag
Welke elementen bevat een uitvraag van een “asbestvraagstuk” aan marktpartijen om te komen tot het gewenste resultaat?
Bespreek met je buur links of rechts
5 minuten Wie wil dit delen met de groep?
Vraag: criteria voor selectie en gunning?
Wat zijn ‘goede’ criteria voor selectie en gunning van een inventarisatie of sanering aan marktpartijen ?
Bespreek met je buur links of rechts 2 minuten
Wie wil dit delen met de groep?
Aanbesteding: waarop gunnen bij hoog risicosanering
Ervaringen en referenties die aansluiten op onderhavig vraagstuk.
Waarop gunnen?
‘Gecertificeerd’ met positieve staat van dienst.
Laagste prijs, of
Capaciteit (bij omvangrijke vraagstukken).
Economisch Meest Voordelige Inschrijving (EMVI)
Niveau (kennis en ervaring) van personen die werkzaamheden gaan uitvoeren.
Aanpak (hoe vraagstuk wordt opgelost).
Prijsniveau (zorg voor mogelijkheid van vergelijking met andere inschrijvers).
Tijd, wanneer starten en wanneer gereed (aansluiting van aanbod op vraag).
2
Vraag: op welke criteria gunnen bij hoog risicosanering?
Aan een aantal asbestverwijderingsbedrijven is een uitvraag gedaan voor het uitvoeren van een asbestsanering in een onderwijsgebouw waar nog een primair proces plaatsvindt (zoals onderwijsinstelling). De opgave is het verwijderen van alle asbesthoudende toepassingen (hoog risico) ten behoeve van een vooraanstaande verbouwing. Als u opdrachtgever zou zijn, waarop zou u de werkzaamheden gunnen?
Laagste prijs: Groen
Laagste prijs
Gunning aan de hand van meerdere criteria.
Aanpassing van criteria gedurende een eenmaal aangevangen aanbestedingsprocedure is niet toegestaan.
Rangorde tussen verschillende criteria.
Verhouding prijs – kwaliteit (35% - 65%).
Criteria kunnen betrekking hebben op:
Risicobeheersing bij het onderhavige vraagstuk.
Kennis en ervaring van personen die werkzaamheden gaan uitvoeren.
‘Hoe’ werkzaamheden worden uitgevoerd.
Prijsniveau is de uitkomst van ‘hoe’ werkzaamheden worden uitgevoerd.
Tijd, wanneer starten en wanneer gereed.
Vraag: Controle vrijgavecertificaten?
Gevolg: maar afwachten ‘hoe’ de werkzaamheden worden uitgevoerd in afwachting dat het resultaat aan het verwachte kwaliteitsniveau voldoet.
EMVI: Rood
Economisch Meest Voordelige Inschrijving (EMVI) [1]
Geeft geen inzicht in ‘hoe’ een marktpartij de werkzaamheden gaat uitvoeren om het afgesproken resultaat te behalen.
Alleen prijsniveau is maatgevend.
Toepassen bij alleen eenvoudige en duidelijk te definiëren opdrachten. Bij asbestvraagstukken is dit niet altijd het geval!
Economisch Meest Voordelige Inschrijving (EMVI) [2]
Ervaringen met EMVI bij asbestvraagstukken: in ca. 85% van de aanbestedingen heeft de inschrijvende partij met de hoogte score voor kwaliteit ook de laagste prijs.
Oorzaak: marktpartijen hebben vooraf nagedacht over hun aanpak om beoogd doel van opdrachtgever te bereiken.
EMVI is toegepast bij asbestverwijdering en sloopwerkzaamheden CERES gebouw TU/e
Vragen?
Op welke elementen controleert c.q. toetst u de vrijgavecertificaten?
Bespreek met je buur links of rechts 2 minuten Wie wil dit delen met de groep?
Meer informatie en vragen: E:
[email protected] T: 035 543 43 43 M: 06 50 25 42 57
3
Bijlage 3. Checklist initiatief
Checklist initiatief asbestvraagstuk Versie
Bijlage 3
1.0
Initiatief
Input voor onderbouwing
Wat is de scope aanleiding van het vraagstuk?
Beleid | onderhoud | verbouwing | renovatie | totaalsloop
Wat is de scope van de (bouw)opgave?
Wat zijn de grenzen (wat is het wel en wat is nhet niet)?
Wat is de doelstelling?
Doelstelling formuleren van (bouw)opgave
Wat is het beoogde resultaat?
Nog niet bekend | asbestveilig | asbestvrij
Wat zijn de uitgangspunten?
Formuleren van uitgangspunten die meegenomen dienen te worden bij vraagstuk
Wat zijn de voorwaarden?
Formuleren van voorwaarden die meegenomen dienen te worden bij vraagstuk
Bepalen op (willekeuringe) peilmoment(en) in proces Wat zijn de zekerheden?
Vaststellen aan de hand van beschikbare inventarisatierapporten (wat bekend is t.a.v. aard en omvang?)
Wat zijn de waarschijnlijkheden?
Wat wordt op basis van de beschikbare informatie nog verwacht (waarschijnlijkheid)?
Wat weten we nog niet (onzekerheden)?
Onderbouwing op basis van bouwmethodiek, gebouwkenmerken
Borgen van belangrijke items en uitkomsten die worden vastgesteld in deze stap ten behoeve van overdrachtsmoment en input voor volgende volgende stap(pen) (verbinding maken door overdracht fase-resultaat).
Bijlage 4. Checklist asbestinventarisatie SC-540
Checklist asbestinventarisatie sc-540 Versie
Bijlage 4
1.0
Asbestinventarisatie SC-540
Input voor onderbouwing
Initiatief Basisvragen ten behoeve van uitvraag asbestinventarisatie
Doel: inzicht krijgen hoe de werkzaamheden worden uitgevoerd om te voldoen aan de doelstelling en resultaat
Overdracht aandachtspunten uit faseresultaat
Doel: verbinden van de voorgaande stap (initiatief) door meenemen van aandachtspunten
Wat is het doel (waar dient het voor, waarvoor te gebruiken)?
Beleid (weten wat er zit) | sloopmelding | plan- en prijsvorming | sanering
Welk type onderzoek verlangt opdrachtgever (heeft relatie met doel)
Type A volledig | Type B (destructief onderzoek)
Staat van gebouw waarin onderzoek wordt uitgevoerd
Leeg | in gebruik
Randvoorwaarden t.a.v. staat en gebruik van gebouw
Alles is bereikbaar voor onderzoek | er zijn beperkingen t.a.v. bereikbaarheid ruimten i.v.m. primair proces
Beperkingen wel / niet toegestaan
Wel / niet toegestaan (houdt verband met staat en gebruik van gebouw)
Tot hoe ver is onderzoek mogelijk?
Geef grenzen aan in verband met gebruik (mede afhankelijk van vindplaatsen asbest)
Tot hoe ver is onderzoek wenselijk?
Geef grenzen aan in verband met gebruik (mede afhankelijk van vindplaatsen asbest)
Tot hoe ver is onderzoek noodzakelijk?
Geef grenzen aan in verband met gebruik (mede afhankelijk van vindplaatsen asbest)
Historische informatie van gebouw
Tekeningen (plattegronden, gevelaanzichten, doorsnede) | bestek
Informatie over eerder / in het verleden uitgevoerde saneringen
Oude inventarisatierapporten | werkplannen | vrijgavecertificaten
Inkoop / aanbesteding Basisvragen voor kwalitatieve selectie inventarisatiebureau:
Doel: komen tot een kwalitatieve selectie van een partij om te inventariseren
Welk Type onderzoek (0, A, B of G) adviseert u voor dit vraagstuk en waarom? (op basis van scope en doelstelling) Wat zijn de te verwachten beperkingen voor dit vraagstuk? Zijn er nog te verwachten punten waarvan de opdrachtgever op de hoogte dient te zijn voor een deugdelijke eindrapportage Worden de eventueel gemiste bronnen die nadien worden aangetroffen kosteloos aanvullend onderzocht? Certificatieverleden (SC-540) van inventarisatiebureau over over de kalenderjaren 2009, 2010, 2011, 2012 tot heden:
Toelichting: hiermee wordt inzicht verkregen in het presteren c.q. functioneren van een partij en het aantal afwijkingen dat is vastgesteld bij het uitvoeren van controles
Aantal uitgevoerde inventarisaties per jaar Aantal audits per jaar Specificatie aantal afwijkingen per kalenderjaar (A, B en opmerkingen tot 01-02-2012) (I, II, III, IV vanaf 01-02-2012) Optioneel: opgave van certificatieverleden verstrekken op briefpapier van Certificerende instelling inclusief ondertekening door medewerker met tekenbevoegdheid Asbestinventarisatieplan op te stellen door inventarisatiebureau waarin ten minste de volgende items zijn opgenomen: Gedetailleerde beschrijving van aanpak en wijze deskresearch. Onderbouwing van te nemen monsters in het kader van voldoende representativiteit en het waarborgen hiervan (aantal en locaties). Gedetailleerde beschrijving van wijze inventarisatie c.q. bemonstering op locatie (o.a. waar, hoe en waarom). Te verwachten knelpunten bij het uitvoeren van een asbestinventarisatie in een (kantoor, onderwijs, ziekenhuis*) omgeving alsmede de aanpak en wijze hoe hiermee kan worden omgegaan zonder dat het primaire proces hiervoor onderbroken dient te worden dan wel wordt verstoord. Risico’s en risicobeheersing tijdens het uitvoeren van het onderzoek. Beschrijving verwerking bemonstering tot rapportage. Beschrijving kwaliteitscontrole en bewaking van eindresultaat. Inzet medewerkers: Medewerkers die deskresearch uitvoeren (incl. opleiding en ervaring) Medewerkers die onderzoek op locatie uitvoeren (incl. opleiding en ervaring) Medewerkers die rapporteren (incl. opleiding en ervaring) Planning (start en doorlooptijd) overeenkomstig met inventarisatieplan: Deskresearch Onderzoek op locatie Analyse monsters Concept rapport Definitief rapport
Toelichting: planning geeft inzicht in het verloop van de aanpak van het vraagstuk
Open begroting waarin ten minste het volgende is opgenomen:
Toelichting: Uit de open begroting dient de opbouw van de totaalsom te blijken en dient deze aan te sluiten op de inhoud van het asbestinventarisatieplan. De kosten zijn de uitkomst van de te leveren prestatie.
Deskresearch Onderzoek op locatie Analysekosten asbestmonsters Verwerken onderzoeksresultaten in rapportage Bijkomende kosten (zoals inzet equipement) voor het uitvoeren van het onderzoek Prijs vast einde werk Prijs vast bij het nadien aantreffen van asbest(verdachte) toepassingen
Contractering inventarisatie Verplichtingen van de opdrachtgever Doelstelling van inventarisatie Resultaat van inventarisatie c.q. te leveren prestatie Uitgangspunten en voorwaarden waaronder de inventarisatie/ prestatie wordt uitgevoerd Inventarisatieplan dat ten grondslag ligt aan de uit te voeren werkzaamheden opnemen als bijlage Wat zijn onderzoeksgrenzen (mogelijk, wenselijk, noodzakelijk) Beperkingen wel/ niet toegestaan
Uitvoering inventarisatie Controle van beviningen uit deskresearch
Toelichting: is keuze voor check volledigheid waardoor inzicht wordt verkregen in uitkomsten van aandachtsgebieden tijdens uitvoeren onderzoek.
Verlenen van ondersteuning bij uitvoeren van inventarisatie op locatie
Toelichting: is keuze in verband met verkrijgen toegang tot ruimten en destructieve handelingen
Oplevering inventarisatie (definitief inventarisatierapport gereed) Controle inventarisatierapport aan SC 540 : 2011 (voldoet wel/ voldoet niet) Controle of bevindingen juist zijn en overeenkomen met de werkelijke situatie Voldoet resultaat aan verstrekte opdracht? Is aanvullend onderzoek noodzakelijk? (aanvulling op Type A inventarisatie / uitvoeren destructief onderzoek Type B)? Bij noodzaak voor aanvullend onderzoek ga terug naar stap 'inkoop' voor aanpak en prijsvorming om waarschijnlijkheid en onzekerheid om te zetten naar zekerheden (voorkeur voor zelfde partij die recent onderzoek heeft uitgevoerd i.v.m. bekendheid gebouw) Borgen van belangrijke items en uitkomsten die worden vastgesteld in deze stap ten behoeve van overdrachtsmoment en input voor volgende volgende stap(pen) (verbinding maken door overdracht fase-resultaat).
Evaluatie inventarisatie Wat ging goed en wat kan beter binnen eigen organisatie Wat ging goed en wat kan beter bij opdrachtnemer
Bijlage 5. Checklist sloopmelding
Checklist sloopmelding Versie
Bijlage 5
1.0
Sloopmelding Overdracht aandachtspunten uit faseresultaat initiatief en inventarisatie
Doel: verbinden van de voorgaande stappen door meenemen van aandachtspunten
Indienen sloopmelding inclusief situatietekening en inventarisatierapport Opstellen schriftelijke toelichting voor spoedige afhandeling in geval van urgentie (verwijzing naar artikel 1.26.5 van Bouwbesluit 2012). Controle van goedkeuring op eventuele aanvullende voorwaarden die van toepassing zijn op uit te voeren werkzaamheden. Is aanvullend onderzoek noodzakelijk + wat is de behandeltermijn? Tijdig verstrekken van asbestwerkplan aan gemeente ter goedkeuring (let op behandeltermijn) Melding van start werkzaamheden aan gemeente Borgen van belangrijke items en uitkomsten die worden vastgesteld in deze stap ten behoeve van overdrachtsmoment en input voor volgende volgende stap(pen) (verbinding maken door overdracht fase-resultaat). Melden van eventueel aanvullend aangetroffen asbest bij uitvoering werkzaamheden (verstrekken aanvullend asbestinventarisatierapport) Ontvangst goedkeuring door gemeente, waarna sanering kan starten Melding van einde werkzaamheden aan gemeente Verstrekken kopie van vrijgavebewijzen (termijn zie voorwaarde vergunning) Verstrekken kopie van stortbewijzen asbest op erkende stortplaats (binnen 2 weken na afmelding)
Bijlage 6. Checklist asbestsanering SC-530
Checklist asbestsanering SC-530 Versie
Bijlage 6
1.0
Asbestsanering SC-530
Input voor onderbouwing
Initiatief Basisvragen ten behoeve van uitvraag asbestsanering
Doel: inzicht krijgen hoe de werkzaamheden worden uitgevoerd om te voldoen aan de doelstelling en resultaat
Overdracht aandachtspunten uit faseresultaat
Doel: verbinden van de voorgaande stappen door meenemen van aandachtspunten
Welke asbesthoudende toepassingen dienen geseerd te worden?
Verwijzing naar bronnen uit inventarisatierapport
Welke meetbare prestatie wordt verwacht?
Formuleren van meetbare prestatie (resultaat na sanering)
Wat zijn de uitgangspunten voor de plan- en prijsvorming
Wat is het wel en wat is het niet?
Wat zijn de voorwaarden voor de plan- en prijsvorming
Welke voorwaarden dienen in acht genomen te worden bij de uitvoering van de werkzaamheden?
Beperkingen wel / niet toegestaan na sanering en vrijgave
Wel / niet toegestaan (houdt verband met staat en gebruik van gebouw)
Procedure en aanpak formuleren bij aanvullend asbest
Wat is de procedure, welke tarieven zijn van toepassing?
Inkoop / aanbesteding Basisvragen voor kwalitatieve selectie saneringsbedrijf:
Doel: komen tot een kwalitatieve selectie van een partij om te saneren
Certificatieverleden (SC-530) van saneringsbedrijf over over de kalenderjaren 2009, 2010, 2011, 2012 tot heden:
Toelichting: hiermee wordt inzicht verkregen in het presteren c.q. functioneren van een partij en het aantal afwijkingen dat is vastgesteld bij het uitvoeren van controles
Aantal uitgevoerde saneringen (projecten) per jaar. Aantal pakdagen per jaar. Aantal audits per jaar. Specificatie aantal afwijkingen per kalenderjaar (A, B en opmerkingen tot 01-02-2012) (I, II, III, IV vanaf 01-02-2012). Optioneel: opgave van certificatieverleden verstrekken op briefpapier van Certificerende instelling inclusief ondertekening door medewerker met tekenbevoegdheid. Risicoanalyse uit te voeren asbestsanering: Risicogevoeligheidsanalyse, inschatting van de risico's in kansen van optreden en aard, omvang en schadelijkheid van de gevolgen van het optreden. Anticiperend gedrag en maatregelen ter beheersing van de risico's. Reactievermogen/ flexibiliteit van uitvoerende partij bij onvoorziene omstandigheden in de bedrijfsvoering van de in bedrijf zijnde gebouwen en infrastructuur. Verantwoordelijkheidstoewijzing naar medewerkers in het proces/ verwijdering. Asbestwerkplan op te stellen door saneringsbedrijf waarin ten minste de volgende items zijn opgenomen: Gedetailleerde beschrijving van opbouw/ inrichting werklocaties per werkgebied inclusief inzet equipement. Tekeningen met inrichting van (verschillende) werklocaties. Gedetailleerde beschrijving van werkzaamheden ten behoeve van het saneren van de asbesthoudende toepassingen (en besmettingen) conform het asbestinventarisatierapport (hoe?). Gedetailleerde beschrijving verpakken, uitsluizen en afvoer inclusief logistiek van asbesthoudend afvalzonder dat het primaire proces hiervoor onderbroken dient te worden dan wel wordt verstoord. Beschrijving kwaliteitscontrole tijdens voorbereiding en het uitvoeren van de werkzaamheden. Beschrijving verwerking bemonstering tot rapportage. Gedetailleerde beschrijving van taakverdeling/bezetting tijdens de uitvoering. Inzet medewerkers: Medewerkers leidinggevend (incl. opleiding en ervaring). DTA-er (incl. opleiding en ervaring), dient aantoonbaar in loondienst te zijn. Voorwaarde dat 40% van in te zetten medewerkers (DAV-ers) aantoonbaar in loondienst is. Planning (start en doorlooptijd) overeenkomstig met inventarisatieplan:
Toelichting: planning geeft inzicht in het verloop van de aanpak van het vraagstuk
Inrichting per werkgebied Sanering per werkgebied (start, doorlooptijd, gereed) Eindcontrole conform NEN 2990 Afrondingswerkzaamheden Oplevering
Open begroting waarin ten minste het volgende is opgenomen:
Toelichting: Uit de open begroting dient de opbouw van de totaalsom te blijken en dient deze aan te sluiten op de inhoud van het asbestwerkplan
Opbouw/ inrichting werklocaties (equipement, materiaal, arbeid). Saneringswerkzaamheden. Laad, transport- en stortkosten van afkomende afvalstoffen. Algemene Bouwplaatskosten (ABK). Algemene kosten (AK) en winst & risico (W&R). NB: tarieven uit open begroting zijn van toepassing op verrekening van eventueel meerwerk. NB: commerciële kortingen dienen verwerkt te zijn in de directe kosten of in de opslagen. Een separate post wordt niet geaccepteerd.
Contract Formulering te leveren meetbare prestatie door asbestsaneerder. Basis voor afspraken zijn Voorwaarden en Uitgangspunten inclusief bijlagen waarin omvang van werk is opgenomen. Procedureen aanpak in geval van aanvullend asbest Risicoanalyse die is opgesteld door saneringsbedrijf opnemen als bijlage bij overeenkomst. Asbestwerkplan opnemen als bijlage bij overeenkomst (hoe werkzaamheden worden uitgevoerd).
Uitvoering asbestsanering Controle d.m.v. audits of sanering wordt uitgevoerd conform asbestwerkplan (bijsturing mogelijk)
Oplevering sanering Controle of resultaat voldoet aan meetbare prestatie zoals opgenomen in contract. Borgen van belangrijke items en uitkomsten die worden vastgesteld in deze stap ten behoeve van overdrachtsmoment en input voor volgende volgende stap(pen) (verbinding maken door overdracht fase-resultaat).
Evaluatie sanering Wat ging goed en wat kan beter binnen eigen organisatie Wat ging goed en wat kan beter bij opdrachtnemer
Bijlage 7. Checklist eindcontrole
Checklist Eindcontrole NEN 2990 Versie
Bijlage 7
1.0
Eindcontrole NEN 2990 Initiatief Overdracht aandachtspunten uit faseresultaat
Doel: verbinden van de voorgaande stappen door meenemen van aandachtspunten
Voor het uitvoeren van de eindcontrole is het aan te bevelen dat de opdrachtgever van de asbestsanering zelf opdracht geeft aan een geaccrediteerd laboratorium/ inspectieinstelling voor het uitvoeren van een eindcontrole. Tussen de opdrachtgever en het laboratorium is er dan sprake van een korte lijn ten aanzien van de gemaakte afspraken alsmede voor wat betreft de communicatie over het resultaat van de eindcontrole. Hiermee wordt bereikt dat het geaccrediteerd laboratorium vanuit de opdrachtgever een duidelijke taak en verantwoordelijkheid krijgt. Uitsluitingen wel / niet toegestaan?
Wel / niet toegestaan (houdt verband met toepassingen en scope werkzaamheden)
Inkoop / aanbesteding Basisvragen voor kwalitatieve selectie saneringsbedrijf:
Doel: komen tot een kwalitatieve selectie van een partij voor de eindcontrole
Beoordeling door Raad voor Accreditatie over over de kalenderjaren 2009, Toelichting: hiermee wordt inzicht verkregen in het presteren c.q. functioneren van een partij en 2010, 2011, 2012 tot heden: het aantal afwijkingen dat is vastgesteld bij het uitvoeren van controles Aantal uitgevoerde eindcontroles per jaar. Aantal beoordelingen per jaar. Specificatie aantal afwijkingen per kalenderjaar. Meetplan c.q. meetstrategie op te stellen door inspectie-instelling waarin ten minste de volgende items zijn opgenomen: Gedetailleerde beschrijving van aanpak en werkwijze op basis van asbestwerkplan. Gedetailleerde beschrijving van wijze, eindinspectie c.q. controle per werkgebied. Onderbouwing van opstelplaatsen luchtpompen alsmede het aantal. Beschrijving verwerking bemonstering tot analysecertificaat. Beschrijving kwaliteitscontrole en bewaking van eindresultaat (eindinspectie zonder uitsluitingen). Inzet medewerkers: Medewerkers (incl. opleiding en ervaring). Open begroting waarin ten minste het volgende is opgenomen:
Toelichting: Uit de open begroting dient de opbouw van de totaalsom te blijken en dient deze aan te sluiten op de inhoud van het meetplan
Opbouw/ inrichting werklocaties (equipement, materiaal, arbeid). Saneringswerkzaamheden. Laad, transport- en stortkosten van afkomende afvalstoffen. Algemene Bouwplaatskosten (ABK). Algemene kosten (AK) en winst & risico (W&R). NB: tarieven uit open begroting zijn van toepassing op verrekening van eventueel meerwerk. NB: commerciële kortingen dienen verwerkt te zijn in de directe kosten of in de opslagen. Een separate post wordt niet geaccepteerd.
Contract Verplichtingen van de opdrachtgever. Uitgangspunten en voorwaarden voor het resultaat dat beoordeeld dient te worden. Uitsluitingen wel/ niet toegestaan bij vrijgave. Formulering te leveren meetbare prestatie door asbestsaneerder waarvoor controle dient plaats te vinden. Meetplan dat ten grondslag ligt aan de uit te voeren werkzaamheden (in geval van hoog risicosanering). Asbestinventarisatierapport(en) en asbestwerkplan opnemen als bijlage bij overeenkomst (hoe werkzaamheden worden uitgevoerd).
Uitvoering eindcontrole Controle of eindcontrole wordt uitgevoerd op basis van het meetplan.
Oplevering eindcontrole Controle of resultaat voldoet aan meetbare prestatie zoals opgenomen in contract. Toets juist verwijzing naar inventarisatierapport (datum en versienummer). Toets of alle verwijderde toepassing volledig en juist zijn overgenomen. Toets of omvang van het aangegeven werkgebied overeenkomt met de werkelijke situatie. Toets van vrijgavedocumenten op (administratieve) juistheid en volledigheid.
Borgen van belangrijke items en uitkomsten die worden vastgesteld in deze stap ten behoeve van overdrachtsmoment en input voor volgende volgende stap(pen) (verbinding maken door overdracht fase-resultaat).
Evaluatie eindcontrole Wat ging goed en wat kan beter binnen eigen organisatie. Wat ging goed en wat kan beter bij opdrachtnemer. Planning t.a.v. beschikbaarheid voor uitvoeren eindcontrole. Opgestelde vrijgavedocumenten.
Bijlage 8. Checklist archivering dossier en evaluatie
Checklist archivering dossier Versie
Bijlage 8
1.0
Archivering dossier Overdracht aandachtspunten uit faseresultaten
Doel: verbindingen van de voorgaande stappen borgen en vastleggen
Dossierstukken t.a.v. sloopmelding Dossierstukken van uitgevoerde werkzaamheden (contract inclusief bijlagen) Correspondentie tussen en met betrokken partijen Bouwverslagen van besprekingen Stortbewijzen van afkomend asbesthoudend afval Vrijgavedocumenten waaruit kan worden opgemaakt welke verdiepingen/ ruimten zijn gesaneerd
Checklist evaluatie Versie
1.0
Evaluatie Initiatief: wat ging goed en wat kan beter? Inventarisatie: wat ging goed en wat kan beter? Sloopmelding: wat ging goed en wat kan beter? Sanering: wat ging goed en wat kan beter? Eindcontrole: wat ging goed en wat kan beter?