PALESTIJNSE DRUKKEN EN HERDRUKKEN
DE KLOOF OP WETENSCHAPPELIJK EN TECHNISCH GEBIED MET BETREKKING TOT HET ARABISCH-ISRAËLISCH CONFLICT door
A.B. ZAHLAN
PALESTINA - BULLETIN Postbus 2311 Den Haag
De drie artikelen waarmee de reeks Palestijnse Drukken en Herdrukken wordt afgesloten, zijn overgenomen uit Journal of Palestine Studies. Anthony Zahlan uit scherpe kritiek op de toestand van het wetenschappelijk onderwijs en onderzoek in de arabische landen en pleit voor actief overheidsbeleid. Nabeel Shaath belicht het wetenschappelijk potentieel der Palestijnen. Larry Lockwood [PDH-10] maakt duidelijk dal wetenschap en techniek de kracht van de staat Israël in hoge mate bepalen en tevens zijn afhankelijkheid van het westers kapitalisme vergroten. Zahlan noch Shaath leggen enigerlei kritiek aan de dag ten opzichte van wetenschap en techniek. In hun omstandigheden en met het israëlische voorbeeld voor ogen kan men hun dat nauwelijks aanwrijven. De mens schijnt zich tegen de mens slechts te kunnen verweren door af te zakken tot een hoog peil van wetenschapsbeoefening. Een meestal als legende aangeduide parabel wil dat der hohe Rebbe Löw (rabbijn Juda Löw ben Betsabel uit Praag) in de 16e eeuw een golem maakte uit leem: een robot die redding moest brengen aan het joodse volk. Maar de golem keerde zich tegen zijn maker en moest daarom vernietigd worden. In het Weizmann-instituut te Rehoboth staat het grote rekentuig dat men GOLEM gedoopt heeft ... Tot hiertoe hebben wetenschap en techniek de wereld gebracht. Het is goed joods te vragen: ,,wat zal het einde ervan zijn?"
PALESTIJNSE DRUKKEN EN HERDRUKKEN, Nr. 9 Jaargang 1972, vertraagd verschenen mei 1973. Maandblad van Palestina-Bulletin, Postbus 2311, Den Haag, Giro I623077 Redactie: H. J. Franken en J. B. H. Otker. 2
Dit is een ingescande en bewerkte copie van het origineel
Naar een litho van Hugo Steiner-Prag in Gustav Meyrink, Der Golem, Leipzig, 1915.
Dit is een ingescande en bewerkte copie van het origineel
3
Nevenstaand artikel is overgenomen uit Journal of Palestine Studies, Vol. I, Nr. 3, 1972. A. B. Zahlan Ph. D. is hoogleraar aan de Amerikaanse Universiteit van Beiroet waar hij fysica doceert. Hij publiceerde o.m. ,,Science and Technology in Developing Countries", samen met Claire Nader, (London, Cambridge University Press, 1969); ,,Science and Higher Education in Israel", (Beirut, The Institute of Palestine Studies, 1970) en artikelen als ,,The Acquisition of Scientific and Technological Capabilities by Arab Countries", Bulletin of the Atomic Scientists, XXV, 1969; ,,Science in the Arab Middle East", Minerva, VIII, 1970; The Arab Brain Drain, Middle East Studies Association Bulletin, Vol. 6, Nr. 3, 1972.
4
Dit is een ingescande en bewerkte copie van het origineel
DE KLOOF OP WETENSCHAPPELIJK EN TECHNOLOGISCH GEBIED MET BETREKKING TOT HET ARABISCH-ISRAELISCH CONFLICT A. B. Zahlan Algemeen wordt erkend dat de wetenschap een sleutelpositie inneemt op het terrein van economische ontwikkeling, technologische vooruitgang en militaire macht. In de meeste ontwikkelingslanden wordt dit inzicht echter niet in praktijk gebracht, en vergeleken met ontwikkelde landen is er dan ook weinig invloed van de wetenschap merkbaar in het dagelijks leven. In een ontwikkeld industrieel land wordt de wetenschap niet alleen gesteund als middel tot nationale vooruitgang, maar een wetenschappelijke aanpak dringt daar ook in het gewone leven door. Op elk gebied verschaffen de dagelijkse werkzaamheden gelegenheid te over om voorvallen waar te nemen, vast te leggen, met elkaar in verband te brengen en gevolgtrekkingen te maken; de wetenschappelijke vooruitgang van een gemeenschap blijkt uit de mate waarin elk lid van die gemeenschap - boeren, politici, technici, militairen en onderwijzers - gevolgtrekkingen kan verifiëren, verfijnen, reconstrueren en hun betekenis kan trachten te bevatten. In een onderontwikkelde gemeenschap ontbreekt deze vaardigheid en wordt wetenschap gezien als een buiten het leven staand verschijnsel, dat beperkt blijft tot gebruik in schoollokaal en laboratorium. In veel kringen in zulke landen worden wetenschappelijke activiteiten nog steeds beschouwd als een vorm van manifeste culturele overdaad, het intellectuele equivalent van pronken met kostbare juwelen, of overdadig gebruik van voedsel, drank en diensten. De waarde van wetenschappelijke productie wordt vaak afgemeten aan de schijn van moderniteit die het verleent aan de gemeenschap in kwestie. Dit algemeen verbreide onbegrip voor het centrale belang van de wetenschap voor successen op economisch en militair terrein is een belangrijke factor die de vooruitgang in de onderontwikkelde landen in de weg staat. Pas in de 19e eeuw werd volledig onderkend dat de hoeveelheid wetenschappelijk onderzoek die een gemeenschap uit laat voeren, een beslissende factor is in de ontwikkeling van die gemeenschap. De vooruitgang van Duitsland in de 19e eeuw is het eerste belangrijke voorbeeld van dit principe. De duitse universiteiten en technische hogescholen leverden zulke krachtige bijdragen aan de wetenschap, dat zij aan de duitse industriële en militaire ontwikkeling de stoot gaven tot het voorbijstreven van die van Engeland, waar de universiteiten meer behoudend waren. Enkele engelse wetenschapsmensen, zoals Lyon Playfair, zetten ruim honderd jaar geleden de consequentie uiteen van onvoldoende aandacht voor de wetenschap. Playfair schreef:
Dit is een ingescande en bewerkte copie van het origineel
5
In de industrie vindt een snelle ontwikkeling plaats: prijzen van grondstoffen die vroeger ons belangrijkste overwicht op andere naties waren, worden geleidelijk gelijk getrokken en voor allen toegankelijk gemaakt door betere vervoersmogelijkheden. Industrie zal in de toekomst dan ook niet bevorderd moeten worden door een concurrentie gebaseerd op lokale hulpbronnen, maar op intellect. Pas wanneer onze scholen het als een levende waarheid gaan beschouwen dat bestudering van God's schepping een beter middel is om de hulpbronnen van een natie te vergroten dan de studie der avontuurtjes van Jupiter of Venus, zullen onze industriële opleidingen vooruitgang boeken ten opzichte van het continent.1 In de ontwikkelde landen ter wereld heeft de laatste honderd jaar de wetenschap snel opgang gemaakt dank zij de overheidsbemoeiingen. Vooral de Tweede Wereldoorlog heeft een aanzienlijke militaire exploitatie van wetenschappelijke ,,know-how" te zien gegeven, en al die landen hebben sindsdien grote onderzoekscentra om hun militaire positie te versterken. Van wetenschappelijk onderzoek is ook intensief gebruik gemaakt om de op wetenschap gebaseerde industrie te bevorderen. In het licht van recente studies over wetenschapsbeleid2 is het tegenwoordig mogelijk om vast te stellen welk deel van zijn nationale inkomen een land dient uit te geven voor onderzoek in wetenschap en technologie, als dat land iets wil betekenen op het gebied van wetenschappelijke en militaire ontwikkeling. Om in 1972 een bescheiden programma van wetenschappelijk onderzoek uit te voeren, dient men volgens ontwikkelde geïndustrialiseerde landen te beschikken over ongeveer 1000 actief in het onderzoek betrokken geleerden met volledige dagtaak per miljoen inwoners, en ca. 0,7% van zijn nationale inkomen te besteden om dit onderzoek te financieren. Deze geleerden kunnen aan universiteiten verbonden zijn of aan wetenschappelijke onderzoek-instituten. Vijftig procent zou zich bezig moeten houden met universitair onderwijs en onderzoek. Men mag verwachten dat elk jaar een aantal wetenschappers aan deze instellingen afstudeert, en een land dat gelijke tred wil houden met de ontwikkelde landen zou het aantal actieve wetenschapsbeoefenaars elke negen of tien jaar moeten verdubbelen. Om in 1972 technologisch onderzoek mogelijk te maken, dient een land ongeveer 3000 onderzoekers per miljoen inwoners, of 3:103, te onderhouden; 2,8% van het nationale inkomen zou nodig zijn om dit onderzoek te financieren. Waarschijnlijk zou 30% van deze onderzoekers werkzaam moeten zijn bij het universitair 1
Zie Lyon Playfair, ,,The Chemical Principles Involved in the Manufacture of the Exhibition as Indicating the Necessity of Industrial Instruction", in Lectures on the Results of the Great Exhibition of 1851 (London, 1852), pp. 193, 197. Zie ook Professor W. H. G. Armytage, die een studie gemaakt heeft van enkele van deze problemen in Civic Universities: Aspects of a British Tradition (London: Ernest Benn Ltd., 1955). 2 ) Zie bv. Derek J. de Solla Price, ,,Nations Can Publish or Perish", International Science and Technology, October 1967. 6
Dit is een ingescande en bewerkte copie van het origineel
onderwijs en bij onderzoek in afdelingen voor toegepaste wetenschap en techniek. De rest zou zich moeten bezig houden op verschillende onderzoeksgebieden in instituten voor toegepaste wetenschap of in gespecialiseerde instituten ten dienste van ministeries van openbare werken, landbouw, gezondheid, defensie, etc. Het resultaat van al deze activiteiten kan als volgt gerangschikt worden: 1. Wetenschappelijke publicaties. 2. Een regelmatige toevoer van afgestudeerden. 3. Patenten en uitvindingen; Nobel- en andere prijzen. 4. Industrialisatie; ontwerpen en bouwen van nieuwe industrieën. 5. Het verkrijgen van militaire technologische opties. 6. Groei van het nationaal inkomen en toename van de levensstandaard. Alle bovengenoemde producten van wetenschap en technologie zijn kwantificeerbaar. Zo kan men niet alleen de prestaties van een land over een langere of kortere periode analyseren, maar ook het ene land met het andere vergelijken. Wanneer een dergelijke vergelijking gemaakt wordt tussen de wetenschappelijke en technologische productie van twee landen, dan noemt men het verschil, indien dit aanzienlijk is, ,,de kloof". ,,De kloof" is duidelijk een complex begrip. In sommige gevallen zal een land een achterstand hebben in sommige producten, maar een voorsprong in andere. Numeriek gesproken is het vrij eenvoudig om het aantal Kand., Drs- en Dr-titels van een land te tellen, en het aantal gepromoveerden per 1000 inwoners vast te stellen. Wetenschap en techniek staan echter in een indirecte relatie tot het aantal gepromoveerden per 1000 inwoners. Als een land wel 1000 natuurkundigen heeft, maar zij beschikken niet over de bibliotheken, laboratoria of redelijke inkomens, die hen in staat stellen hun beroep uit te oefenen, dan heeft dat land op practische gronden geen onderzoek in de physica. Zo benadrukt de bovengenoemde classificatie meer de productie en prestatie van wetenschappers dan hun aantal.3 Op grond van hedendaags onderzoek in wetenschap en technologie is het ook mogelijk om de toekomstige productie van een of meer landen te voorspellen. Zo'n analyse hangt gedeeltelijk af van niet-kwantificeerbare factoren. Voor landen zoals Bij het vaststellen van de kloof tussen twee landen verdienen nog enkele punten de aandacht. Als er per hoofd van de bevolking vergelijkingen worden gemaakt moet er de aandacht op gevestigd worden dat de maatstaf voor wetenschappelijke en technologische activiteiten eveneens afhangt van de absolute grootte van het inwonertal. Een talrijke bevolking en een uitgebreide economie zal binnen zijn wetenschapsbestand (wetenschappelijke capaciteit) een veel groter aantal onderzoekers hebben en daardoor verhoudingsgewijs meer problemen aankunnen en oplossen. Zo is van twee landen met dezelfde wetenschappelijke inbreng per hoofd, het grotere duidelijk in het voordeel. Aangezien de financiële steun ook afhankelijk is van het Nationaal Inkomen, kan er meer aan wetenschapsonderzoek uitgegeven worden naarmate het land rijker is. 3
Dit is een ingescande en bewerkte copie van het origineel
7
China, die de wetenschappelijke en technologische kant opgaan (de beslissing daartoe is geen holle frase, maar is uitgedrukt in een aanzienlijke bijdrage aan deze activiteit) kan de voorspelling vrij exact zijn en de uitkomst zo goed als zeker. In het geval van de Arabische staten en Israël staat de huidige ontwikkeling en die in het verleden voldoende vast om een vergelijking zinvol te maken. Tot nu toe heeft geen enkel arabisch land het gebracht tot de besteding van zelfs maar 0,5% van zijn Bruto Nat. Prod. aan de ontwikkeling van wetenschap en technologie.4 De zionistische beweging in Palestina heeft daarentegen van het begin af aan de ontwikkeling van zuivere en toegepaste wetenschappen aangemoedigd met onverdroten kracht en volledig begrip voor de sleutelpositie der wetenschap in oorlog en vrede. Sinds de 24e juli 1918, toen de eerste twaalf stenen van de hebreeuwse universiteit van Jeruzalem gelegd werden, zijn de Zionisten (nu Israëli's) actief bezig geweest om hun wetenschappelijke en technische capaciteiten te ontwikkelen.5 Daarom heeft het huidige systeem van hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek in Israël ook zo'n volwassen en evenwichtig karakter. Zulke omstandigheden dragen bij tot een nauwe relatie tussen de werkelijke productie van het systeem en het toekomstig potentieel, en het is mogelijk om elk van de beelden te projecteren. Er wordt wel eens beweerd dat de groei van Israël niet volgehouden kan worden door beperkte reserves aan geschoolde mankracht. De huidige bevolking van Israël is klein (drie miljoen). Ofschoon er zo'n twaalf miljoen potentiële immigranten voor Israël zijn, zal de bevolking in 1980 niet boven de vijf miljoen stijgen - zelfs als de migratie van russische joden in dezelfde mate door blijft gaan. Om deze reden is het verleidelijk om verzadigingseffecten in de israëlische wetenschap te voorspellen. Twee factoren duiden echter aan dat de wetenschap en technologie in Israël ongehinderd door zullen kunnen groeien: 1. De helft van de israëlische mankracht op hoog niveau wordt vanouds door joodse immigranten geleverd. Deze immigratiestroom is stabiel en kan toenemen. 2. De helft van de israëlische bevolking (de oriëntaalse Joden) heeft nog geen begin gemaakt met zijn bijdrage aan het wetenschappelijk werk in Israël. Bovendien heeft het (hoge) percentage wetenschappers en ingenieurs zelfs onder de westerse Israëli's (,,Ashkenazim") nog niet het peil bereikt dat in de Verenigde Staten geldt. Verzadigingseffecten zullen zeer waarschijnlijk niet Enige achtergrondinformatie kan worden gevonden in: Science and Technology in Developing Countries, geredigeerd door Claire Nader en A. B. Zahlan (Londen: Cambridge University Press, 1969). 5 Voor achtergrondinformatie, zie A. B. Zahlan, Science and Higher Education in Israel (Beirut: The Institute for Palestine Studies, 1970). 4
8
Dit is een ingescande en bewerkte copie van het origineel
optreden voor het jaar 2000, tenzij de verwachte immigratiestroom veel vlugger opdroogt. De omstandigheden die de arabische en israëlische capaciteiten in wetenschap en technologie bepalen, schijnen dus goed gedefinieerd en stabiel te zijn. Aan arabische zijde wijst niets erop dat het huidige uitblijven van steun aan wetenschap en techniek spoedig veranderen zal, terwijl aan israëlische zijde niets erop wijst dat de grote mate van steun voor wetenschap en technologie spoedig zal stoppen of het verzadigingspunt zal bereiken. Daarom zullen de conclusies die wij op basis van bestaande toestanden zullen trekken, gelden voor de nabije toekomst, of voor zolang er zich geen radicale veranderingen voordoen in de wetenschapspolitiek van óf de Arabieren óf de Israëli's. De eerste aanwijzing van wetenschappelijke productie wordt gegeven aan de hand van de hoeveelheid wetenschappelijke artikelen en boeken die gepubliceerd worden door wetenschappers en technologen van een land. Dat aantal vast te stellen is een moeilijke zaak. De laatste vijf jaar heeft het Instituut voor Wetenschappelijke Informatie echter in The International Directory of Research and Development Scientists een becijfering verstrekt van eerste auteurs6 per land en per stad. Dit aantal komt dicht bij het werkelijke aantal publicaties. De verhouding van dat aantal voor twee verschillende landen zou een accurate vergelijking zijn met de verhouding van hun publicaties. In Tabel 1 en 2 wordt deze informatie verstrekt betreffende de arabische wereld en Israël over de jaren 1967-69 en vervolgens over 1971. Men kan hierbij de volgende opmerkingen maken: 1. De israëlische productie (bevolking drie miljoen) is ongeveer 2,4 maal zo groot als de productie van de totale arabische wereld (bevolking 126 miljoen). 2. De israëlische productie is 4 maal zo groot als die van Egypte, terwijl Egypte's bevolking 12 maal zo groot is als de israëlische. 3. De toename van de israëlische productie over die periode is bijna gelijk aan de totale jaarlijkse productie van de arabische wereld. 4. De gemiddelde jaarlijkse toename van publicaties over deze periode in Israël en de arabische landen lag tussen 12 en 15%. 5. Er is een aanzienlijk verschil in publicatiecijfers per hoofd voor de verschillende arabische staten. Ze zijn alle zeer laag, maar sommige zijn lager dan andere. De olieproducerende landen staan voorop in de rij van laagste publicatie-opbrengst. Soedan, dat als het niet dé armste, dan toch zeker wel één van de armste staten is, overtroeft de productie van Algerije, Jordanië, Marokko, Syrië en Tunesië. De ogenschijnlijk gunstige vergelijkingsplaats van Libanon is misleidend: eenenzestig (1968) en zevenenvijftig (1969) van de zesenzeventig publicaties en drieënzeventig van de negenentachtig publicaties I.e. de namen van afzonderlijke schrijvers, en de eerste naam van elk boek dat meer schrijvers heeft. 6
Dit is een ingescande en bewerkte copie van het origineel
9
(1971) kwamen van de Amerikaanse Universiteit van Beirut. De Amerikaanse Universiteit niet meegerekend is de libanese productie zes (1968), tien (1969) en zestien (1971) - wat op hetzelfde niveau blijft als Saoedi Arabië en Jordanië. Tabel 1 Distributie van Publicerende Wetenschapsbeoefenaars in de Arabische Wereld per Land 1967 1968 1969 1971 Aantal7 Aantal8 Aantal Aantal Algerije Koeweit Libanon Lybië Irak Jordanië Marokko Syrië Saoedie Arabië Verenigde Arabische Republiek Tunesië Soedan Yemen
22 2 58 3 32 1 11 2 8 293 3 30 0
27 1 67 3 29 1 5 2 12 295 13 38 0
28 3 67 2 42 5 7 2 6 348 13 58 0
46 2 89 5 44 7 12 1 14 443 17 70 0
Totaal
465
493
581
750
,,Measuring the Size of Science" door Derek J. de Solla Price, The Israel Academy of Sciences and Humanities, Proceeding, IV, 6 (1969), p. 106. 8 ) International Directory of Research and Development Scientists (Philadelphia: Institute for Scientific Research, 1967, 1968, 1969, 1971. De cijfers zijn opgeteld aan de hand van de index van schrijvers in elk land, die aan het eind van het boek gedrukt is. 7
10
Dit is een ingescande en bewerkte copie van het origineel
Tabel 2 Distributie van Publicerende Wetenschapsbeoefenaars in Israël per Stad 1967 1968 1969 1971 9 Aantal Aantal8 Aantal8 Aantal8 Jeruzalem Rehovoth Haifa Tel Aviv Yavne Nes Ziona Petah Tiqwa Beersheba Tel Hashomer Ramat Gan Overige Totaal
374 252 177 93 38 27 27 24 20 15 78
427 261 190 119 33 19 34 37 25 19 79
544 305 238 181 40 19 39 33 39 24 80
561 308 272 225 37 23 47 45 28 27 166
1125
1243
1542
1739
Op grond van deze gegevens kan men een getal berekenen om de hoofdelijke productie van Arabieren en Israëli's tussen 1967 en 197110 10) te vergelijken: 3 1796 100 x-----x------- = 1.025% 120 4406 Met andere woorden, één Israëli produceert ongeveer evenveel wetenschap als honderd Arabieren. Dat is inderdaad een grote kloof! Als we de kloof voor Jordanië zouden berekenen, zouden we zien dat die 250:1 was. Bij Egypte is de kloof 50:1. Wij hebben zes punten genoemd die helpen om de productie van wetenschap en techniek te taxeren. Wij hebben nu één vergelijkingspunt onder de loep genomen: die van de wetenschappelijke publicaties. De andere punten vallen zelfs nog ongunstiger uit voor de Arabieren. De promoties in de wetenschap staan in de arabische wereld op zo'n laag peil dat ze in termen van nuttig effect vrijwel te verwaarlozen zijn. Dat is vanzelfsprekend het onvermijdelijke gevolg van het ontbreken van wetenschappelijke activiteit van enige betekenis. Al meer dan tien jaar zijn er jaarlijks ongeveer 100 personen gepromoveerd aan israëlische instituten. Over gepatenteerde uitvindingen hebben wij geen gegevens beschikbaar. Wat de Nobelprijzen betreft, geen van beide 9
Derek J. de Solla Price, op. cit., p. 106. Het aantal is gebaseerd op de totalen van 1967, 1969 en 1971.
10
Dit is een ingescande en bewerkte copie van het origineel
11
partijen heeft er een voor wetenschap ontvangen. Enkele israëlische geleerden hebben echter wel belangrijke internationale onderscheidingen ontvangen. Op het gebied van industrialisatie neemt men een indrukwekkend verschil in ontwikkeling waar tussen Israël en de arabische wereld. Tabel 3 laat de groei van de electrische industrie in Israël zien. Tabel 3 Structuur van de Israëlische Electrische Industrie11 11) Electrische en Electronische Uitrusting Jaar Aantal bedrijven Personeel (per 1000) Totale opbrengst Miljoen I.L.
1963/64 1965/66 1966/67 1967/68 1968/69 1969/70 340
281
268
226
264
225
8.0
7.5
7.0
8.5
11.4
13.8
170
220
221.1
262.5
409.7
625.2
Het is een hoog ontwikkelde technologische industrie, gebaseerd op wetenschap en van aanzienlijk militair belang. De arabische wereld heeft geen met Israël vergelijkbare electrische industrie. In enkele landen worden pogingen gedaan om radio- of televisietoestellen te assembleren. In geen enkel arabisch land is er echter gericht onderwijs op universitair niveau in die gebieden van electrotechniek die van belang zijn voor een electronische industrie. De electrische industrie is niet alleen belangrijk om de militairen van een zelfgemaakte uitrusting te voorzien. In een klein land stelt deze activiteit de militairen ook in staat om een doelmatige toerusting te kiezen. Een arabisch land kocht bv. na de juni-oorlog - voor zo'n $ 30 miljoen - een verouderd systeem van defensieve luchtdoelraketten bestaande uit geleide subsonische raketten. Het hydraulische systeem voor de lancering, dat ontwikkeld was voor een kouder klimaat, weigerde dienst onder de veeleisende woestijncondities. Een ander land bestelde mobiele radar-eenheden die zo verouderd waren (bouwjaar 1952) dat in de V.S. zelfs de nationale garde ze niet meer gebruikte. Ze kregen modellen van 1954, omdat die uit 1952 niet meer te vinden waren. 11
Het Israelische Centrale Bureau voor de Statistiek, Statistical Abstract of Israel, 1965, pp. 417, 422-23 voor de aantallen van 1963-64; Ibid, 1967, p. 371 voor het aantal vestigingen en werknemers, 1965-66; Ibid, 1968, pp. 372-73 voor totale opbrengst, 1965-66; Ibid, 1968, pp. 36869, 372-73; Ibid, 1969, pp. 369-69, 372-73; Ibid, 1970, pp. 368-71; Ibid, 1971, pp. 368-71. Volgens een artikel in Bamahane (26/4/1971) bracht de verkoop van electronische producten (uitgezonderd electrische machines) in 1961 IL 7 miljoen op. De verkoop in 1970 bedroeg IL 430 miljoen ($ 120 m); en de verwachting voor 1971, 1972 en 1975 is respectievelijk: IL 560 m ($ 135 m), IL 800 m ($ 200 m) en IL 1450 m. 12
Dit is een ingescande en bewerkte copie van het origineel
In een ander land bestonden geen voorzieningen voor de grondtraining van piloten (simulatoren met computerbegeleiding), met als gevolg het verlies van talloze hoog ontwikkelde gevechtsvliegtuigen tijdens oefeningen in één enkel jaar. Het inzicht in plannen, ontwikkelingen, tegenmaatregelen e.d. kan alleen verkregen worden door mensen die de technologie in praktijk brengen. Op het ogenblik zijn veel arabische legers en regeringen het slachtoffer van handelaren in oud-wapenijzer. En indien er werkelijk een modem wapen is gekocht kan dat niet juist en optimaal gebruikt worden zonder de wetenschappelijke en technologische kennis die eraan ten grondslag ligt. Als men de uitkomsten van de arabische en israëlische landbouwsectoren vergelijkt, zijn de resultaten niet anders. De arabische (ten oosten van Suez) opbrengst per acre (4047 m2.) is een tiende van de israëlische opbrengst, en een zestiende van die van Joegoslavië of de V.S. De arabische wereld kocht in 1969 voor $ 2400 miljoen aan eenvoudige, niet-electrische werktuigen, voornamelijk voor de landbouw. Tot aan 1972 was de arabische wereld niet in staat zelf dit eenvoudige gereedschap te maken - of de eveneens simpele mechanische militaire uitrusting. Aan de andere kant vervaardigt Israël al deze werktuigen zelf en exporteert het projectielen. Men zou kunnen veronderstellen dat de arabische wereld met een inkomen van $ 6000 miljoen in 1970 door de verkoop van ruwe petroleum, zich toch in enige aspecten van deze industrie behoorlijk zou hebben bekwaamd. Het is daarom verbazingwekkend dat er zelfs op dit gebied geen enkel onderzoeksinstituut of zelfs maar een universiteitsafdeling of programma is dat internationaal erkend zou kunnen worden. Het kan met grote stelligheid gezegd worden dat geen enkele arabische staat sinds zijn onafhankelijkheid enige militaire technologische opties heeft verworven. De enige serieuze poging werd gedaan in Egypte. Dat was een poging om zware korte-afstandsraketten en vliegtuigen en motoren te ontwerpen en te bouwen. De poging mislukte door een tekort aan wetenschappelijke ondergrond in het land. De voornaamste oorzaken waren: de afwezigheid van onderzoek in de luchtvaartkunde van enige betekenis aan de Egyptische universiteiten; overafhankelijkheid van leidende technische mankracht uit het buitenland; het feit dat het project was toevertrouwd aan het leger en het gebrek aan technische ondergrond in het Egyptische leger; de poging stond vrijwel los van wat elders in de wereld op dit gebied wordt ondernomen; gebrek aan aandacht voor kwaliteitscontrole tijdens de fabricage; de afwezigheid van voldoende computerfaciliteiten, evenals de ontwikkeling en training van een eigen staf. In tegenstelling hiermee was de israëlische poging succesvol en begon met de oprichting van een krachtige academische onderzoeksbasis aan het Haifa Technion op het gebied van luchtvaartkunde. Israël behield het hoge peil in de onderhoudsDit is een ingescande en bewerkte copie van het origineel
13
en productie-industrieën die aan deze activiteiten verbonden zijn, onderhield een actief contact met de buitenwereld en ontwikkelde een zeer effectief en krachtig systeem van computers en electronische hulpmiddelen. Israël investeerde meer krachtsinspanning en geld dan Egypte. Er wordt beweerd dat Israël met succes een 300 mijls gronddoel-raket ontwikkeld heeft met atoomkop. Israël fabriceert ook de Gabriël, een korte afstand schip-doelraket. Het andere terrein waarin Israël 24 jaar hard werk en aanzienlijke sommen gelds heeft geinvesteerd, is dat van de kernfysica en kerntechniek. Fuad Jabber heeft onlangs een overzicht gegeven van de israëlische kerncapaciteit.12 Het schijnt dat de Israëli's een kernoptie hebben verkregen en ook al bezitten ze op het ogenblik geen kernwapen, ze zijn in staat om het in zeer korte tijd te produceren - geschat tussen 6 maanden en een jaar. Geen enkele arabische staat heeft tot nu toe een ernstige poging gewaagd om de eerste beginselen van kernwetenschap te verwerven laat staan een optie. Het zesde aangehaalde voorbeeld is een erg ingewikkelde zaak. Elke houtsnijdende verklaring over de invloed van wetenschap en technologie op het Bruto Nat. Prod. van de arabische wereld en Israël dient te worden voorafgegaan door een gedetailleerde analyse van hun levensstandaard en de jaarlijkse vooruitgang. De paar voorbeelden die al aangevoerd zijn, zijn voldoende bewijs voor de omvang van de kloof. Het ontbreken van voldoende arabische regeringssteun t.b.v. wetenschappelijk onderzoek is een van de redenen voor de brede kloof. In 1970 bedroeg het B.N.P. van de arabische wereld ongeveer $ 34 miljard. Zes miljard dollar was afkomstig van de export van ruwe olie. Het B.N.P. van Israël bedroeg ongeveer $6 miljard. Indien zowel Arabieren als Israëli's 3,5% van hun B.N.P. zouden besteden aan onderzoek in wetenschap en technologie, dan zou de arabische wereld tien maal zoveel onderzoek in wetenschap en technologie produceren als Israël. Maar feitelijk is het tegenovergestelde gebeurd: de Israëli's hebben driemaal zoveel geproduceerd als de arabische wereld, en 100:1 omgerekend per hoofd. De arabische wereld zou alleen al in 1970 op grond van rationele planning en redelijk goed vastgestelde criteria dus 3,5% van $ 34 miljard - meer dan 1 miljard - moeten hebben besteden aan onderzoek in wetenschap en techniek. In feite besteedde de arabische wereld minder dan $ 50 miljoen in dat jaar. In de arabische staten ten oosten van Suez werd voor onderzoek niet meer dan $ 7 miljoen uitgegeven - oftewel minder dan 0,06% van het B.N.P. en 20 $-cents per hoofd.13 Geen wonder dat wetenschap en techniek geen voedingsbodem vinden in de Zie F. Jabber, Israel and Nuclear Weapons (London: Chatto and Windus for the Institute for Strategic Studies, 1971). 13 United Nations Economic and Social Office in Beirut, Long-Terms Perspectives in the Development of Selected Countries and Sub-Regions of the Middle East with Special Reference to Industrial and Labour Force Structures in the Year 2000, September 1971, p. 25. 12
14
Dit is een ingescande en bewerkte copie van het origineel
arabische wereld: geen enkele arabische staat heeft ooit wezenlijke verlangens daartoe getoond. Prof. A. Dvoretzky, hoofd van de wetenschappelijke staf van het israëlische Ministerie van Defensie, schijnt gezegd te hebben: "Israël besteedt tussen de 2 en 3% van zijn nationale inkomen aan onderzoek en ontwikkeling, een percentage dat gelijk is aan dat van landen als de USSR, Groot Brittannië en Frankrijk. Een analyse van de getallen laat echter een geheel ander beeld zien, omdat het israëlische militaire onderzoek een veel groter aandeel van het totaal voor z'n rekening neemt. Als we slechts het niet-militaire onderzoek trachten te vergelijken, gaat de israëlische positie achteruit."14 Wij wijzen hier op de verontrusting die Dvoretzky toont voor een onevenwichtige steun aan onderzoek in Israël. Wij vergelijken dit met het totale gebrek aan bezorgdheid in alle arabische staten over het ontbreken van voldoende middelen ten bate van welke onderzoeksactiviteit dan ook. Daar het israëlische B.N.P. ongeveer $ 6 miljard bedraagt, is 2-3% gelijk aan $ 120-$ 180 miljoen per jaar. Als Israël zou willen wedijveren met de 3,5% van het B.N.P. van de toplanden, zou het $ 210 miljoen per jaar aan onderzoek in wetenschap en technologie moeten uitgeven. Volgens Dvoretzky gaat tussen de 6 en 12 miljoen dollar naar niet-militair onderzoek, de rest gaat naar militair onderzoek. Het budget van het Weizmann Instituut bedraagt echter al meer dan 12 miljoen dollar. Het is meer waarschijnlijk dat Israël 1% van het B.N.P. besteedt aan fundamenteel onderzoek. Volgens Daniel S. Greenberg geeft Israël $ 150 miljoen uit, die verdeeld worden tussen burgerlijke en militaire activiteiten.15 Het is vermeldenswaard dat de regering van de V.S. $ 8 miljoen bijdraagt aan het wetenschappelijk onderzoek in Israël, en dat het Volkswagen concern $ 1,2 miljoen schenkt aan het Weizmann Instituut.16 In tegenstelling hiermee waren en zijn de onderzoeksbudgetten van de arabische staten dichtbij het nulpunt - evenals hun toename. Het is waard te vermelden dat zowel de onderzoeksresultaten als de financiële steun van de arabische wereld ongeveer eenderde bedragen van de onderzoeksresultaten en de financiële steun van Israël. Het gebrek aan wetenschappelijke interesse in de arabische gemeenschap heeft onvermijdelijk zijn weerslag in het normale dagelijkse leven. Een sprekend voorbeeld op militair gebied is de nalatigheid in het onderhoud dat noodzakelijk is om moderne uitrusting gevechts- en gebruiksklaar te houden. Volgens een "Yesrael Mia'bedet et Mqumah Bo'olam Hamada"' (Israël is bezig zijnplaats in de Wereld van de Wetenschap te verliezen) in Davar, 21 oktober 21, 1970. 15 The New York Times, 28 juli 1971. 16 Daniel S. Greenberg, The Washington Post, 3 oktober 1971. 14
Dit is een ingescande en bewerkte copie van het origineel
15
israëlisch verslag inzake de verovering van de egyptische torpedobootjager Ibrahim al-A wal, die Haifa beschoot in de oorlog van 1956, luidde het logboek: Ibrahim al-Awal 07.25 Onze Haifa operatie is gelukt. Kunnen niet het aantal vijandelijke slachtoffers bepalen. Wij hebben enkele gewonden. Wij brengen het schip tot zinken. (cursief v. d. schrijver). Ibrahim al-Awal 07.32 Wij verlaten het schip. We zullen onszelf vernietigen. Alexandria 07.37 U hebt Uw opdracht vervuld en U kunt trots zijn op Uzelf. Wij en het vaderland zullen altijd trots op U blijven. Wij zullen voor Uw families zorgen. God zij met U. Ibrahim al-Awal 07.50 Wij hebben de luiken geopend om het schip tot zinken te brengen. (Cursief v. d. schr.) Wij zitten tussen twee israëlische torpedojagers, de Jaffa links en de Eilat rechts17 van ons. De Ibrahim al-Awal zonk niet; kennelijk waren de luiken roestig en konden in feite niet voldoende geopend worden. Een paar staven dynamiet en een lont zouden de torpedojager trouwens ook tot zinken hebben kunnen brengen. Maar het punt waar het om gaat is dat het gebrek aan onderhoud van de luiken tot gevolg had dat ze niet gebruikt konden worden toen het nodig was. Nog korter geleden, in 1970, werd een soortgelijk treffend voorbeeld van nalatigheid geconstateerd bij President Nasser's bezoek aan Casablanca via Tripolis en Algiers, waar hij de Arabische Topconferentie bijwoonde. Het landingsgestel van het presidentiële toestel weigerde dienst bij drie op-eenvolgende landingen. Het landingsgestel was blijkbaar verroest door gebrek aan onderhoud. Het is bijzonder belangwekkend dat het landingsgestel niet in orde werd gemaakt bij de tussenlandingen.18 Verscheidene arabische legers hebben een dermate inefficiënt en onvoldoende onderhoudssysteem, dat in sommige gevallen 70% van de bewapening niet operationeel is tijdens een ,,staat van paraatheid". De kosten van Wetenschap en Technologie In het algemeen denkt men dat wetenschap en technologie kostbaar zijn en dat een klein, relatief arm land dat niet kan bekostigen. Dit is niet waar, vooral niet voor een arm land in oorlog. De kosten van moderne wapens (zo'n $ 1 miljoen voor een straaljager en $ 150.000 voor een zware tank) zijn dermate hoog dat geen enkele natie, hoe klein ook, zich zonder een behoorlijke wetenschappelijke capaciteit een leger kan veroorloven. Geciteerd in Mosje Dayan, Diary of the Sinai Campaign (London: Weidenfeld and Nicolson, 1965), pp. 113-114. 18 Zie al-Ahram, 10 januari 1970. 17
16
Dit is een ingescande en bewerkte copie van het origineel
Dit moet inhouden: 1. De mogelijkheid om uit eigen burgers adviseurs aan te stellen die in staat zijn om deze wapens volledig onder de knie te krijgen en die hun respectievelijke eigenschappen, het juiste gebruik en onderhoud kunnen vaststellen. 2. De bekwaamheid om tenminste een flink aantal wapens te ontwerpen, ofschoon niet noodzakelijkerwijs te produceren. Dit is belangrijk, omdat een wapen aangepast zou moeten zijn aan de omstandigheden waarin het wordt gebruikt. Er bestaat geen universeel wapen voor alle omstandigheden. Een leger zou altijd zijn gekochte wapens door juist ontworpen en geteste veranderingen aan zijn behoefte moeten aanpassen. Dat houdt een nauwe wisselwerking in tussen de soldaat, de commandant, de officieren en hun wapens. De geleerde en de technicus werken in nauwe relatie met hen die de wapens gebruiken, teneinde uit te vinden op welke wijze zij het hoogste rendement zullen leveren, zowel door training als door ontwerp. Een uitstekend voorbeeld van de aanpassing van een wapen aan de behoef-te van de gebruiker wordt gegeven door de wijzigingen aan de Franse Mirages, die geschikt gemaakt werden voor israëlische piloten. Anders dan bij de meeste luchtstrijdkrachten steunt de israëlische luchtmacht voornamelijk op afgestudeerden van middelbare scholen. Aangezien het instrumentarium van gevechtsvliegtuigen ontworpen is voor piloten met een hogere opleiding, brachten de israëli's 600 wijzigingen aan in de Mirages teneinde het vliegtuig geschikt te maken voor personeel met lagere opleiding.19 Het moet met nadruk gezegd worden, dat nieuwe wapens en wijzigingen van betrekkelijk nieuwe wapens zo talrijk zijn, dat technici werkzaam in de voorhoede van het technologisch onderzoek zich nu bezig houden met het ontwerp, de bestemming en de ontwikkeling van deze wapens. Een klein land kan zich vanzelfsprekend niet zo'n kostbaar onderzoek op grote schaal veroorloven. Het kan zich echter wel een redelijk aantal actieve onderzoekswetenschappers en technologen aan zijn universiteiten en in zijn instituten voor toegepast wetenschappelijk onderzoek veroorloven. Deze onderzoekers zouden snel en effectief een bepaald terrein moeten kunnen bestrijken om uit te vinden wat er aan de hand is. De defensie-autoriteiten hebben dan de keus om deze bevindingen te bestuderen en te beslissen of bepaalde onderzoeken prioriteit verdienen. Als men contact onderhoudt met wetenschappelijk onderzoek op internationaal niveau zoals Israël systematisch doet - is het betrekkelijk eenvoudig om oordeelkundig na te boot-en en zo het dure werk en de dure fouten vermijden die een integraal onderdeel vormen van wetenschappelijk onderzoek. Op grond van het voorafgaande is het duidelijk dat zelfs een klein leger met zeer beperkte bronnen zich niet kan veroorloven om geen wetenschap en technologie te Informatie van het Rand Symposium over Training van Piloten, gehouden in Santa Monica, februari 1970. Gedeelten werden gepubliceerd in Rand Rapport R-616-PR (december 1970).
19
Dit is een ingescande en bewerkte copie van het origineel
17
gebruiken, evenredig aan zijn behoeften. Deze behoeften zouden op de volgende manier uitgedrukt kunnen worden: 1. Elk leger heeft een gedeelte van zijn wapens ,,in reparatie", of anderszins in onbruikbare staat. Als er op het niveau van ontwerpen voldoende technische capaciteit beschikbaar zou zijn, zou niet meer dan 2 tot 5%, op welk tijdstip dan ook, onbruikbaar zijn. Vandaar dat het een aanzienlijke besparing zou betekenen als de onbruikbare voorraad van eenderde teruggebracht zou kunnen worden tot 5%. Dit zou immers niet ten koste gaan van het defensie-budget. 2. De onkunde van officieren en manschappen om hun wapens doelmatig te gebruiken heeft een demoraliserend effect op het leger. Een tankofficier die zijn tank niet tot in de finesses kent en zich onzeker voelt over zelfs maar een klein onderdeel van zijn wapen zal zich niet goed kunnen aanpassen aan de snel veranderende omstandigheden in het gevecht. Een leger dat volledig in staat is tot onderhoud, bestemming en aanpassing van zijn wapens heeft daarentegen een gevoel van zelfvertrouwen. Het israëlische leger heeft dat gevoel, en de arabische legers hebben dat niet. Israël gebruikt dit gevoel van onzekerheid als een vorm van psychologische oorlogsvoering om de individuele arabische soldaat te intimideren. De enige manier om dit te bestrijden is de arabische soldaat het vereiste gevoel van zekerheid bij te brengen. De snelle en competente reparatie van wapens, de goed doordachte en oorspronkelijke aanpassing van middelen, de nauwe relatie tussen technicus, officier en soldaat dragen bij tot dit beoogde effect. Vandaar dat door het bestaan van een wetenschappelijke en technologische formatie binnen het leger en daarbuiten de numerieke doeltreffendheid van het leger zal toenemen zonder dat het aantal dienstplichtigen of de kosten opgevoerd worden. Met andere woorden, men krijgt meer waar voor z'n geld. Wetenschap en de Israëlische Buitenlandse Politiek De israëlische buitenlandse politiek houdt op vele terreinen direct verband met wetenschappelijke en technologische prestaties. Allereerst, en het meest in het oog lopend, is er het machtsgebruik om de status quo in het gebied te handhaven. Israël is overgevoelig voor de minste activiteiten van een arabisch land die de kloof zouden kunnen beïnvloeden. Eén van de onderwerpen van het Israëlische Verbond voor Futurologie en Filosofie van Techniek en Wetenschap is bijvoorbeeld de bestudering van ,,de invloed van toekomstige ontwikkelingen in technologie op het arabisch-israëlische conflict, in het geval dat dit nog 20-30 jaar zal voortduren".20 Tegelijkertijd heeft de israëlische regering een grootscheepse binnenlandse campagne op touw gezet om duidelijk te maken hoe belangrijk wetenschap en technologie zijn voor een militaire overwinning en tot behoud van Israël. In 1956 sprak een pamfletje van Technion over „Israëlisch Brein tegenover 20
Futures, juni 1970.
18
Dit is een ingescande en bewerkte copie van het origineel
Arabische Spierkracht" (Israeli Brains versus Arab Brawn) en dit gezichtspunt deelt men nog steeds. Professor Bergmann van het Weizmann Instituut, een vroegere voorzitter van de Commissie voor Israëlische Atoomenergie, verklaarde in een interview met het tijdschrift van Israëlische Militaire Industrieën: "De kloof tussen ons en de arabische staten wordt wijder. Ik heb enige tijd gedacht dat de kloof op technologisch niveau en bij de uitvoering gelijk stond met vijftig jaar achterstand. Vandaag de dag geloof ik echter, dat de Arabieren in vergelijking tot Israël een achterstand hebben van honderd jaar. Dit feit is evident op alle terreinen van wetenschap en technologie. Het schijnt dat honderden jaren verstarring van het wetenschappelijk denken het de Arabieren onmogelijk maakt om ooit bij te komen met de ontwikkelingen van onze tijd.21 Davar geeft het volgende commentaar op de bovengenoemde opmerkingen van professor Bergmann, en ook op een soortgelijke opmerking van professor Youval Ne'eman, dat de arabisch-israëlische kloof zich verhoudt van 1:7: ... Men behoeft niet te twijfelen aan de fundamentele conclusies van deze twee geleerden: dat Israël al het mogelijke doet om de kloof in stand te houden en zelfs te verbreden. Dit doel is niet alleen essentieel om veiligheidsredenen, maar ook voor de vrede.22 De redenen die aan de israëlische poging om de kloof in stand te houden en te verbreden ten grondslag liggen, kunnen als volgt samengevat worden: 1. Hoe breder de kloof, hoe groter de zekerheid dat Israël elke militaire confrontatie in de toekomst zal winnen. 2. Hoe breder de kloof, hoe kleiner de verliezen bij een militaire confrontatie. 3. Hoe breder de kloof, hoe groter het israëlische economische overwicht op de arabische markt bij een vredesovereenkomst. 4. Hoe moderner de israëlische technologie, hoe groter Israël's vermogen om extra bevolking op te nemen, het nationale inkomen te vergroten en zijn economie te variëren. 5. Hoe breder de kloof, hoe groter Israël's zelfvertrouwen, en westerse bereidheid om Israël's overwicht over de arabische staten te steunen. Drie andere, minder bekende gebieden van Israël's politiek houden ook direct verband met wetenschap en technologie. Zij bestaan uit:
21 22
Davar, 11 april 1971. 13 april 1971. Dit is een ingescande en bewerkte copie van het origineel
19
1. Gebruikmaking van economische, diplomatieke en politieke middelen zowel als publiciteit om wettigheid te verkrijgen in de ogen van de Derdewereldlanden. De israëlische bekwaamheid in wetenschap en technologie staat altijd vooraan in de rij van de argumenten die Israël gebruikt om ergens erkenning te krijgen. 2. Het opblazen van cultuur, wetenschap en vooruitgang om van het westen respect, bewondering en voortdurende steun af te dwingen. 3. De campagne om het aantal joodse immigranten, bekend met moderne technische ambachten, uit de westerse landen en de Sovjet Unie te vergroten. Het is belangwekkend om te zien hoe deze factoren met elkaar in verband staan. Zoals een zionist die een verklaring aflegde over ,,Het Midden-Oosten in de jaren 70" voor een Congres-commissie van de Verenigde Staten het uitdrukte: "De generatie van jonge joden in de vrije en rijke landen heeft een zelfs voor die landen ongekend hoge graad van ontwikkeling en know-how bereikt. Tenzij zij zich aangetrokken voelen tot Israël is er weinig kans op hun emigratie naar of hun medewerking aan de ontwikkeling van Israël. Binnen de afzienbare toekomst zouden er tienduizenden kunnen immigreren in het kader van een ontwikkelingsprogramma, waardoor zij geïntegreerd zouden kunnen worden. Dit zou Israël in staat stellen om zijn andere vitale belangen op het gebied van ontwikkeling en economische onafhankelijkheid en de vooruitgang van de wetenschap veilig te stellen en zijn internationale status te versterken. Zij moeten uitgedaagd worden om deel te nemen aan Israël's ontwikkeling, wat sommigen zal doen besluiten om zich in Israël te vestigen. De samenwerking van de know-how van de jonge generatie, en de medewerking van het kapitaal van de oudere generatie zijn voor een groot deel afhankelijk van Israël's activiteiten en internationale status. Het gelijktijdig gebruik van 'joodse kennis en kapitaal' in de ontwikkeling van Israël zal toenemen als deze ontwikkeling samenvalt met internationale ontwikkeling. De status van Israël wordt in joodse ogen voor een groot deel bepaald door Israël's status in de ogen van niet-Joden. Israël's activiteiten in de wereld, en voornamelijk in de ontwikkelingslanden, behoren tot de belangrijkste voorwaarden om joodse deelname aan Israël's toekomst te doen toenemen. De combinatie van nieuwe ontwikkelingen in Israël met internationale ontwikkelingen zal Israël waarschijnlijk in staat stellen om Joden in de rijke landen te benaderen met economische plannen die een universeel humanitair doel combineren met kansen op economisch voordeel op de lange duur. Het creëren en vormen van de geweldige potentiële markt van de ontwikkelingslanden houdt een inspirerende uitdaging in. De vooruitgang van de wetenschap is van vitaal belang voor de veiligheid, economie en cultuur van Israël, meer dan voor welk ander land, vanwege 20
Dit is een ingescande en bewerkte copie van het origineel
zijn specifieke geo-politieke situatie: het hele gebied vormt een bedreiging voor Israël's bestaan, houdt het gebruik van zijn natuurlijke afzetgebieden tegen, en dwingt het tot het kweken van een specifiek joodse cultuur, inplaats van een cultuur voor het gehele gebied. Indien Israël de ontwikkeling van een nieuwe, onconventionele wetenschappelijk-industriële economie zou moeten opzetten die, met gebruikmaking van het kapitaal en de know-how van de ontwikkelde wereld niet alleen Israël feitelijk als een export-economie zou dienen maar óók de internationale ontwikkeling, zal dit een positieve combinatie betekenen van sociaal-nationale doelen en economische belangen, die op den duur joods (en niet-joods) kapitaal en know-how voor de Israëlische ontwikkelingsprojecten zal aantrekken. Enig onderscheid tussen de oude en nieuwe economie zal zowel onvermijdelijk als wenselijk zijn. Want we zullen te maken hebben met privé- en gemeenschappelijk kapitaal dat geïnvesteerd zal worden in specifieke projecten. De nieuwe economie zal zekere passende criteria vaststellen voor know-how, administratie, werk en afzetgebied. Tegelijkertijd zal het indirect de gevestigde economie begeleiden bij het verkrijgen van economische onafhankelijkheid door latente werkloosheid op te vangen, door afzetgebieden te vinden en, in zekere zin, door zijn eigen hoge standaard van kennis, leiding geven en arbeid als voorbeeld te stellen. Het econonomisch alternatief dat Israël in de komende tien jaar te wachten staat is een beroep te doen op de Joden van de rijke staten om het van een ernstige sociale en economische crisis te redden - die het faillissement van het Zionisme zou betekenen - of hen gedurende die tijd confronteren met de uitdaging van een nieuwe economie, die gelijke tred houdt met de behoeften en de mogelijkheden van het eind van de 20e eeuw, en dat zou de verjonging van het Zionisme betekenen. De economische en wetenschappelijke vooruitgang van Israël is, zoals bij elk klein land, slechts mogelijk door specialisatie op een gebied waarin het een relatief overwicht heeft op andere landen. Israël heeft twee relatieve potentiële voordelen bij de toepassing en uitvoering van de wetenschappelijke revolutie in de ontwikkelingslanden: het is nauw verbonden met de wetenschappelijke revolutie door middel van de potentiële joodse know-how in de ontwikkelde landen, en het is nauw verbonden met de ontwikkelingsstaten door de reputatie en de status die het door zijn activiteiten aldaar heeft behaald. Tot op heden heeft het deze functie alleen maar vervuld op internationale conferenties. Het moet nu de theorie in laboratoria en industriële projecten in praktijk brengen. Door deze twee potentiële relatieve voordelen te combineren in een zionistisch programma ten dienste van de nieuwe ontwikkeling in Israël kan Israël de wetenschappelijk-industriële pionier worden die een brug kan slaan tussen de ontwikkelde en de onderontwikkelde wereld. Deze functie zal Israël een
Dit is een ingescande en bewerkte copie van het origineel
21
sterk overwicht geven op economisch en wetenschappelijk gebied - en daaruit voortvloeiend ook op politiek gebied - in beide werelden. Wat de internationele status betreft zal een dergelijke politiek Israël bevrijden uit een situatie waarin het wordt gesteund door de ontwikkelde wereld (de amerikaanse economie of de europese markt) om politieke redenen, en de ontwikkelingslanden steunen door middel van een speciaal en beperkt gebruik van zijn buitenlandse politiek. Het zal Israël in een onafhankelijke factor veranderen, verbonden met beide werelden niet om politieke redenen, maar dankzij zijn wetenschappelijke en industriële vermogens en kracht. Israël heeft ook specifieke politieke behoeften. Elke staat versterkt zijn positie in het kader van het gebied waarin het zich bevindt. Door arabische vijandelijkheid in het gebied moet Israël zijn internationale positie d.m.v. supra-regionale banden versterken. Israëlisch-arabische verhoudingen bestaan niet op eigen kracht. Zij zijn ingeweven in het netwerk van internationale verhoudingen van de ontwikkelde wereld - de Verenigde Staten, Europa en de Sovjet Unie - en in het complex van verhoudingen tussen de ontwikkelde en onderontwikkelde landen, waarbij de arabische staten zijn inbegrepen. In dit licht bezien zijn de bemoeienissen van Israël op het gebied van steunverlening aan de ontwikkelingslanden - in aanmerking genomen dat het in zekere zin zowel een ontwikkelde als een onderontwikkelde natie is zeker geen luxe, maar een vitaal en fundamenteel middel van Israël's vermogen om mankracht te investeren, en andere hulpmiddelen - landbouw, veiligheid, samenwerking, gemeentelijk en sociaal werk, enz. - om aan de behoeften van Israël's internationale samenwerking te voldoen: niettegenstaande het grote belang van dit hulpprogramma voor de toekomst zijn er nog twee fundamentele ontwikkelingsgebieden in de komende jaren nog niet aangeboord: wetenschap en industrie. Bovendien zijn deze gebieden in staat om Israël's internationale samenwerking een gezondere basis te geven van een economisch standpunt bezien. Op dit vitale terrein nadert Israël even-eens de tweesprong van een onontkoombare aftocht of een nieuwe stoot."23 De Ambassade van de V.S. in Tel Aviv noemt in een verklaring van 28 november 1970 enkele gebruikelijke verklaringen over het onderwerp en eindigt met de volgende paragraaf: Toekomstverwachtingen en mogelijkheden Israël is een van de weinige landen die in de periode na. de Tweede Wereldoorlog onlosmakelijk verbonden is aan wetenschap en technologie 23
Uit de ongepubliceerde notulen van het Comitè.
22
Dit is een ingescande en bewerkte copie van het origineel
als voornaamste drijfveer tot sociale en economische vooruitgang. Afgaande op de aangeboren liefde van de Jood voor wetenschap en respect voor de geleerde kan men in de komende jaren een voortdurende nadruk van Israëli's voorspellen op bevordering van onderwijs, en meer specifiek op de vooruitgang van wetenschap en techniek onder een groeiend aantal jongeren. De dynamiek en de verbeeldingskracht van het steeds toenemend aantal wetenschappers en technici in Israël zullen zeker gebruikt worden om zowel de levensstandaard in Israël te verhogen, als er andere, minder bevoordeelde landen van te laten profiteren. Zodra de politieke hinderpalen van het Midden-Oosten uit de weg geruimd zijn, zouden de relatief op veel hoger peil staande israëlische wetenschap en technologie snel naar de arabische landen moeten vloeien tot beider profijt, wat een beter en efficiënter gebruik van de natuurlijke hulpbronnen in het gebied en een toenemende handel tot gevolg zou hebben. Totdat die wenselijke gebeurtenis werkelijkheid wordt, zouden de Israëli's de ontwikkelingslanden in toenemende mate wetenschappelijke en technische diensten kunnen verlenen. Wij doelen hier op Afrika, ten zuiden van de Sahara. De volgende vijftig jaar zal ongetwijfeld de exploitatie laten zien door Afrikanen van de nog niet aangeboorde rijkdom aan natuurlijke hulpbronnen van Donker Afrika. De Afrikanen zelf zullen echter noodgedwongen buiten hun gebied de wetenschappelijke en technische know-how moeten zoeken om deze exploitatie uit te kunnen voeren. Als klein land, tot aan de nek in de wetenschap en tot grote hoogte stijgend in technologie, en zonder koloniaal verleden, [sic!] lijkt Israël in een ideale positie te verkeren om als hoofdadviseur op wetenschappelijk en technologisch gebied in de ontwikkelingslanden van Afrika op te treden. [Cursief van de schrijver.] Als wij de verhouding van Israël met de landen van de Derde Wereld en met de internationale wetenschappelijke gemeenschap bestuderen, zien wij dat deze verklaringen niet slaan op politieke toekomstplannen, maar op activiteiten die al tenminste tien jaar aan de gang zijn. Het huidige belang is niet zozeer om nieuwe programma's te starten, maar om bestaande activiteiten te consolideren en uit te breiden. WETENSCHAP EN TECHNOLOGIE IN HET ARABISCH-ISRAËLISCH CONFLICT: ARABISCHE TOEKOMSTMOGELIJKHEDEN. In de arabische geest en in de arabische wereld heerst er verwarring op het punt van begrip van de relatie tussen de verschillende factoren die de uitslag van militaire confrontaties beïnvloeden. Volgens het ene denkpatroon zijn wetenschap en technologie niet noodzakelijkerwijs relevant voor de uitslag van militaire Dit is een ingescande en bewerkte copie van het origineel
23
confrontaties. Om deze stelling te ondersteunen worden Algerije en Vietnam als voorbeeld aangevoerd. Volgens het andere denkpatroon moeten de arabische staten modern materieel aanschaffen en een modern leger vóór een confrontatie. Elke militaire confrontatie stelt in de eerste plaats het vertrouwen en de wil op proef. Wetenschap en technologie hebben een belangrijke invloed op het vertrouwen en de wil van een natie. Zij zorgen voor het gereedschap dat elke partij in staat stelt om het verlies van mensenlevens te verminderen. Een effectieve militair geneeskundige dienst kan de gevallen met dodelijke afloop geweldig terugbrengen. Zo'n dienst probeert de gewonden met zo weinig mogelijk tijdverlies naar goed ingerichte medische centra te vervoeren. Zo'n operatie vereist een uitstekende eerste hulpdienst, helikoptertransport en veldhospitalen voor spoedgevallen dicht bij het front. Deze hele organisatie, leiding en transport is een product van de technologie. Het gebeurt herhaaldelijk dat de vechtende partijen op verschillend wetenschappelijk en technologisch niveau staan. Een verstandige natie zal al z'n wetenschappelijke en technologische mogelijkheden mobiliseren om met de minste verliezen te winnen. De achterblijvende partij heeft de volgende keus: (1) betalen voor de wetenschappelijke achterstand door grotere inspanning en opoffering; (2) overgave; (3) een wetenschappelijke en technologische bekwaamheid ,,opbouwen" en de dag van confrontatie uitstellen. In het geval van Vietnam zien we dat het vietnamese volk gekozen heeft voor het betalen van hun achterstand door grotere opoffering en door effectief gebruik van wetenschap en technologie op hun niveau van ontwikkeling en handelen. Op deze wijze hebben zij getracht hun verliezen te beperken. De V.S. heeft ruw geschat $ 30 miljard per jaar uit een B.N.P. van $ 1000 miljard (3 procent van de nationale besteding) gebruikt om oorlog te voeren in een klein, verafgelegen land. De Noordvietnamezen moesten hun gehele nationale inkomen besteden om de strijd voort te zetten. Deze natie toonde grote dapperheid en wilskracht; desondanks zijn de verliezen buitengewoon groot geweest, en het uiteindelijke effect van de amerikaanse bombardementen, ontbladering en verwoesting zal eerst vele jaren na de beëindiging van de vijandelijkheden bekend worden. In Algerije ging de strijd om nationale bevrijding ook tussen een achtergebleven verdrukt volk en een ontwikkelde natie. Ook hier maakten de Fran-sen op grote schaal gebruik van wetenschap en technologie, en de algerijnse verliezen waren dan ook zeer groot. De Algerijnen bereikten hun doel door hun discipline en bereidheid tot het brengen van offers. Dit offer betekende niet minder dan de dood voor een groot deel van de strijdende bevolking, een jaarlijkse en voortdurende aanvulling van nieuwe manschappen en een verhoudingsgewijs hoog percentage mannen dat aan het gevecht deelnam. Naast deze mobilisatie van militaire mankracht is ook een economische mobilisatie een vereiste voor een land om een oorlog vol te houden - hogere belastingen, boycot, beperking van luxe goederen en gebruiksartikelen.
24
Dit is een ingescande en bewerkte copie van het origineel
Als we nu het arabisch-israëlisch conflict bekijken vinden we hier niet de vereiste graad van mobilisatie en offerbereidheid: beide factoren wijzen op gebrek aan vertrouwen en wilskracht. Met andere woorden, de Arabieren zijn niet bereid mensenlevens te ruilen voor hun technische achterstand. De Palestijnse verzetsbeweging heeft duidelijk gemaakt dat hun strategie erop gericht is om de arabische technologische achterstand ten opzichte van Israël te overbruggen. De meeste arabische regimes hebben echter verklaard dat de weg naar de bevrijding een andere is. Maar aangezien deze staten een type oorlog hebben gekozen die voor de volle 100% afhankelijk is van onderzoek in wetenschap en technologie, en aangezien de kwantiteit en de kwaliteit van de arabische wetenschap en techniek ver beneden die van Israël staan, zoals wij gezien hebben, is het zeer onwaarschijnlijk dat arabische staten ooit een confrontatie tussen gewone legers kunnen winnen, tenzij en totdat de arabische staten een redelijk deel van hun nationale inkomen aan onderzoek in wetenschap en techniek besteden. Om elk misverstand te voorkomen moet met nadruk gezegd worden dat deze uitgave aan wetenschap en techniek niet inhoudt dat het vertrouwen of de wilskracht minder zouden moeten zijn: deze uitgave zou slechts een bijdrage betekenen om de kosten te drukken in termen van mensenoffers, en de kansen van militair succes te vergroten. We hebben uiteengezet dat er geen aanwijzing bestaat dat ook maar één arabische staat een politiek aanhangt die onderzoek in wetenschap en techniek steunt. Ofschoon er geen veranderingen in de huidige politiek in zicht zijn, is het toch nuttig om het vermogen tot het volgen van een andere politiek van arabische staten te analyseren. De bevolking van de arabische wereld wordt geschat op 123 miljoen (1971). De arabische wereld heeft een nationaal inkomen van $ 34 miljard (1970), ongeveer 600.000 afgestudeerden, 400.000 studenten aan een universiteit thuis en 40.000 studenten in het buitenland. Bovendien bezit de arabische wereld enorme financiële en natuurlijke hulpbronnen. Op het individuele vlak hebben de Arabieren het redelijk goed gedaan. Maar op het institutionele vlak hebben ze gefaald. De arabische universiteiten zijn in het algemeen verstoken van onderzoeksactiviteiten van enige betekenis. Om de lezer een kwantitatief voorbeeld te geven merken we op dat in de meeste - zo niet alle erkende instituten voor hoger onderwijs in ontwikkelde landen de verhouding studenten-docenten ligt tussen de 4 en 12 studenten per docent, met een gemiddelde van 10. Bovendien publiceert elk lid van een universitaire faculteit gemiddeld twee publicaties per jaar. De 400.000 arabische studenten zouden dus zo'n 40.000 docenten moeten hebben, die 80.000 artikelen en boeken per jaar publiceren in alle disciplines. Grof geschat zou eenderde tot de helft van deze publicaties een natuurwetenschappelijk
Dit is een ingescande en bewerkte copie van het origineel
25
onderwerp moeten hebben. Met 600 publicaties per jaar is de arabische wereld nog ver van dat punt verwijderd (zie Tabel 1).24 Het aanzienlijke aantal afgestudeerden in aanmerking genomen, is het overduidelijk dat de bestanddelen voor de oprichting van arabische wetenschap en technologie aanwezig zijn. Wat mankeert is het politieke begrip en de politieke wil. De verwezenlijking van het soort wetenschap en technologie dat noodzakelijk en mogelijk is zou waarschijnlijk de grootste en meest productieve investering zijn in de moderne geschiedenis van de arabische wereld. Maar de arabische wereld mag niet verwachten dat dit allemaal vanzelf gaat. Elke intelligente beweging zou beginnen met de kwaliteit en de kwantiteit van onderwijs in wetenschap en technologie op alle niveaux te verbeteren. Deze hervormingen moeten gevolgd worden door steun aan onderzoeksactiviteiten in de buurt van 3,5% van het nationale inkomen. Als aanmoediging zouden de regeringen een groot aantal prijzen en onder-scheidingen beschikbaar moeten stellen om wetenschappelijk en technisch vernuft te belonen. Deze prijzen en onderscheidingen zouden bedoeld moeten zijn voor studenten, technici, onderzoekers, docenten en uitvinders. Met een beetje voorstellingsvermogen en verdraaid hard werken zou de huidige stand van zaken radicaal veranderd kunnen worden, en zou de arabische wereld in minder dan tien jaar de vruchten van zo'n programma beginnen te plukken. Het is goed te bedenken dat onderzoek gepaard gaat met vallen en opstaan. Geleerden voeren meer experimenten uit die mislukken dan die slagen. De proeven die slagen vergoeden degene die mislukken. De ontwikkeling van de israëlische wetenschappelijke positie werd uitgevoerd over een periode van vijftig jaar. Er is niets abnormaals aan de groei van deze positie, die te maken had met alle gewone problemen van wetenschappelijke ontwikkeling die zij overwinnen moest. Door bij een rationele aanpak te volharden hebben de zionisten het spel correct gespeeld en hebben ze de vruchten van hun inspanning geplukt.25
Zie ook, bijvoorbeeld, A. B. Zahlan, ,,Science in the Arab Middle East", Minerva, VIII (1970), pp. 8-39. 25 ,,The Acquisition of Scientific and Technological Capabilities by Arab Countries," A. B. Zahlan, Bulletin of the Atomic Scientists, XXV (1969), pp. 7-10. 24
26
Dit is een ingescande en bewerkte copie van het origineel
Dit is een ingescande en bewerkte copie van het origineel
27
28
Dit is een ingescande en bewerkte copie van het origineel