De keuzes
Na tien jaar vrede in Bosnië
Over de keuze. Tegen deze achtergrond een serie korte verhalen, over getuigen van de oorlog in Bosnië-Herzegovina. Tien jaar nadat de vrede werd getekend in het land op de Balkan. Portretten van zowel Bosniërs in Nederland als hun achtergebleven familieleden. Over hun leven nu: als een gevolg van een keuze die ze ooit maakten tussen familie, geboortegrond, veiligheid en een ongewisse toekomst. Over dat ene moment, als een draaipunt, met een schaduw van consequenties. Waar ze geen van allen om hebben gevraagd. Tekst Ruud Linssen Foto’s Peter Wijnands
Biografisch De fotograaf Peter Wijnands is de bedenker van deze reportage. Hij is sinds het begin van de oorlog in de Balkan tienmaal naar het gebied gereisd. Zijn beeldverslagen werden gepubliceerd in diverse nationale kranten, tijdschriften en boeken. Deze reportage over voormalige vluchtelingen en hun achtergebleven familieleden is een soort afsluiting van vijftien jaar fotografie in de Balkan. Wijnands verwierf dit jaar aandacht in de nationale media met zijn project ’t Veld Zelfportret. Bewoners van de Roermondse achterstandswijk konden zichzelf fotograferen in de studio van Wijnands, waarna een selectie van de foto’s werden uitvergroot tot billboardformaat en in de wijk tentoongesteld. Het project was in september onderdeel van de fotomanifestatie Noorderlicht in Groningen. www.peterwijnandsphotography.nl
Ruud Linssen heeft de afgelopen zes jaar gewerkt voor Dagblad de Limburger. Hij is deze zomer begonnen als freelance journalist. Momenteel werkt hij aan diverse grotere journalistieke projecten. www.ruudlinssen.nl
Tien portretten
(in volgorde van de reportage)
Mediha moslim, vrouw. Getraumatiseerd door de oorlog, werkt als schoonmaakster, haar man als conciërge op een basisschool. Goran Serviër, man. Schrijver, docent, werkt nu als bibliothecaris. Vrouw werkt bij de studentenadministratie. Broer van Mediha Kennad, moslim, man. Heeft samen met zijn broer een transportbedrijfje in de buurt Tuzla. Woont samen met twaalf andere familieleden. Maja moslim, vrouw. Kwam op 11-jarige leeftijd met haar moeder naar Nederland, werkt als producent van documentaires. Verdiept zich steeds meer in de Islam. Maria Kroatische, vrouw. Kwam met haar man Iwan naar Nederland. Is werkloos, verzorgt haar twee kinderen. Haar man geeft tekenles, heeft deels een uitkering.
Zus van Faruk moslim, vrouw. Woont in Sarajevo met haar vader en dochter en haar echtgenoot, de bekendste documentairemaker van Bosnië. Hoeft niet te werken dankzij salaris van haar man. Faruk moslim, man. Was de eerste fluitist van het symfonieorkest van Sarajevo. Hij is nu huisman, zijn vrouw is gemeenteambtenaar. De vader van Maria Kroaat, man, staalarbeider, gepensioneerd. Verkoopt met zijn vrouw zelfgeteelde bloemen op de markt, als noodzakelijke aanvulling op het inkomen. De moeder van Goran Servische, vrouw. Klein pensioen, wat haar kinderen aanvullen. Leest veel boeken, wacht tot haar kinderen thuiskomen. De oom van Maja Moslim, man. Anesthesist in ziekenhuis. Zijn gezin kan nauwelijks leven van het inkomen. Ernstig getraumatiseerd. Was eerste hulp in de frontlinie.
Goran De meeste mensen in het Bosnische Konjic zijn moslims, ook ten tijde van de oorlog. De omringende heuvels waren toen drie jaar lang bezit van de Serviërs. Het grootste deel van die tijd woonde Goran Saric in zijn geboorteplaats, tussen de moslims. Goran Saric is een Serviër. Familieleden van zijn vader behoorden tot de soldaten die met hun kanonnen op de heuvels stonden. Gewelddadigheid is hem wezensvreemd, zegt Goran. Hij is een schrijver. Over zijn leven tijdens de oorlog: ‘Voor een niet-Moslim was het gevaarlijk in de stad tussen de Moslims. De meesten bleven vriendelijk, maar je moest oppassen voor degenen die van buiten kwamen. Ja, toch ben ik gebleven. Ik dacht toen: als ik weg ben, is alles weg.’ Met ‘alles’ bedoelt Goran zijn geboortehuis waar hij woonde met zijn eveneens Servische moeder. Zijn vrouw en kinderen vluchtten naar Kroatië bij het uitbreken van de oorlog. Na drie jaar in een belegerde stad lieten ook Goran en zijn moeder het huis achter zich, eind 1994. ‘Maar toen we eenmaal in Kroatië waren, is mijn moeder teruggegaan. Ik vond het verschrikkelijk, dat ze weer terechtkwam in die dagelijkse loterij: dood of niet dood.’ Via familie kwam Goran met vrouw en kinderen in Nederland terecht. De eerste jaren in het Arnhemse asielzoekerscentrum waren voor hem erger dan het oorlogsgeweld. ‘Oorlog betekent dat je per dag leeft, je hebt geen tijd om na te denken. In zo’n centrum heb je alleen maar tijd om na te denken. Mijn vrouw is econoom, ik ben
docent literatuur. Maar toen waren we opeens nutteloos.’ Ze kregen een huis in Arnhem, en een baan die de eerste jaren door de overheid werd gesubsidieerd. Zij als medewerkster op de studentenadministratie van de hogeschool in Arnhem, hij als bibliothecaris bij de universiteit in Nijmegen. ‘In Joegoslavië heb ik ook lange tijd in een bibliotheek gewerkt. Boeken vormen niet alleen mijn werk maar in zekere zin ook mijn wereld.’ In Joegoslavië had hij enkele boeken geschreven, hier heeft hij ServoKroatische vertalingen gemaakt van het werk van Kader Abdollah en Annie M.G. Schmidt. Een mogelijke terugkeer blijft hem bezighouden. Vooralsnog alleen emotioneel en niet praktisch, waarvoor hij goede redenen heeft. ‘Nog steeds zou ik niet in Bosnië willen wonen, ook al is het tien jaar na Dayton. Bijna dezelfde nationalistische partijen als indertijd hebben de macht.’ Maar dat diepe gevoel van zijn geboorteplek laat niet los: ‘Ik weet dat mijn stadje lelijk is. Een urbanistische sfeer, grauw. Maar toch: op elke hoek van dat stadje heb ik herinneringen. En die maken het mooi. Het is de beste plaats om te wonen. Twintig kilometer buiten Konjic heb ik nog een huisje. Dat is mijn plek: bos, bergachtig. Daar wil ik ooit mijn oude dagen doorbrengen.’
De oom van Maja
Naar het buitenland, voorgoed weg. Devad Suhonjic speelde voor de oorlog al met de gedachte. Hij is anesthesist en die werden uitermate slecht betaald in het Bosnië van eind jaren tachtig. Hij deed het niet. ‘Als ik was weggegaan, zou ik nu niet zo met deze vingers trommelen.’ Zijn vingers trommelen op de leuning van de bank waarop hij zit. In het kamertje van het ziekenhuis in Travnik waar al twee weken lang wordt gestaakt voor betere salarissen. Er is nog weinig veranderd voor de medici in dit land, zo zij er niet op achteruit zijn gegaan. Devad verdient anno 2005 in dit ziekenhuis, waar hij dertig jaar werkt, 150 euro per maand. Het is niet of nauwelijks genoeg voor hem en zijn gezin om van te leven, voor de studie van zijn kinderen. Zijn zus in Nederland - de moeder van Maja geeft hem soms wat geld. ‘En deze trui, deze jas komen ook uit Nederland.’ Maar goed, terug naar de vingers van zijn rechterhand die ongecontroleerd trommelen op de leuning. Het is de oorlog. Nuchter, alsof hij een analyse van zichzelf stelt: ‘Het gaat psychisch niet goed met me.’ Devad was een van de laatste dokters in dit ziekenhuis ten tijde van de oorlog, terwijl buiten in Travnik de soldaten vochten. Hij is gebleven, terwijl de meeste andere dokters en verpleegkundigen gingen. Eerst alle Serviërs, daarna de Kroaten en uiteindelijk ook veel moslims. ‘In de oorlog sliep ik hier, ik at hier, ik leefde hier.’ Om de gewonden te verzorgen, om de dood te constateren. Hetzelfde deed hij in de frontlinie waar hij eerste hulp was. Alles bij elkaar maakt het dat zijn vingers nu trommelen op de leuning. ‘Ik heb de dood gezien. Vernietigde lichamen, zonder hoofden, zonder armen. Het was geen droom, het was het echte leven. Hoe ik het overleefd heb? Als ik mijn ogen dicht deed, zag ik mijn kinderen. Ik heb op mijn manier voor hen gevochten.’ Bestaat er zoiets als spijt: over het besluit om te blijven? ‘Ja, heel veel. Toch heb ik het gedaan. Dit is mijn land, ik ben hier geboren. Mijn vader heeft me opgevoed in liefde voor mijn land. En het is dit medische uniform, het was mijn plicht om te blijven. Sindsdien slaap ik nooit meer goed. Overleven, dat is een nieuwe oorlog voor mij. Ik ben nu te oud om weg te gaan, om een nieuwe taal te leren.’ Bij het afscheid zegt hij: ‘Ik wens mooie dromen voor de volgende generaties.’
Contact Ruud Linssen Ridderspoor 68 6542 HE Nijmegen (024) 3554319 06 537 10152
[email protected] Peter Wijnands (0475) 60 04 44
[email protected]