De keizer en de eunuch 1. Inleiding Metaforen In mijn oratie ben ik ingegaan op de vele metaforen die zijn gehanteerd voor de relatie tussen ministers en ambtenaren. De vierde macht, de tangodansers, de tandem, de gijzelaar en de terrorist, maar ik kwam zelf uiteindelijk op het gearrangeerd verstandshuwelijk. Waarin de vonk regelmatig overspringt. Maar er is ook regelmatig relatietherapie nodig…. Een metafoor die ik ben tegengekomen tijdens mijn onderzoek voor mijn recentere publicatie ‘Schaduwpolitici, bontkragen en blokkendozen’ is die van de politicus en de schaduwpoliticus. Dat was een beeld dat opkwam om aan te geven dat de politiek ambtelijke context hijgeriger is geworden. Framing is waar het om draait. De smartphone, Facebook en Twitter zijn dominant. Het aantal kamervragen en moties is nog steeds aan het toenemen. De ambtenaren moeten ook nog meer dan 10 jaar geleden politiek sensitief en sneller opereren. Ik noem dat de Twittterficatie van de politiek ambtelijke context. En dat in combinatie met ‘fact free journalism’ en ‘fact free politics’ levert een spannende situatie op. Een mooi banaal voorbeeld van deze Twitterficatie van de context is wat er gebeurde rond de publicatie van mijn laatste boek. Zoals jullie wellicht weten heb ik onderzoek gedaan tijdens Ruttte I. Een conclusie was dat het aantal bewindslieden tekortschoot om het politieke werk goed te doen. Ze waren te weinig ‘in het land’, ze waren te weinig in het buitenland, en hadden te weinig tijd voor beleid. Een kop in Binnenlands Bestuur luidde: ‘Ministers overspannen’. Dat dekte de lading natuurlijk niet, want overspannenheid was totaal geen issue. Vervolgens nam het AD het 1
zonder eigen check over: ‘Ministers overspannen’. Op de persconferentie bij de Minister-‐President kwam de vraag: ‘Nieuwenkamp zegt dat uw bewindslieden overspannen zijn. Hoe zit dat?’ MP Rutte kon dat natuurlijk alleen maar ontkennen. Ook andere journalisten gingen aan andere ministers vragen: bent u overspannen? Overspannenheid was geen issue. Het ging om het werk goed te kunnen doen. En het ging om Rutte 1, niet om Rutte 2. Een mooie illustratie van de context waarin politici en ambtenaren opereren! Een lesje framing. Maar voor mijn afscheidscollege heb ik een zeer gevoelige en voor mannen pijnlijke metafoor gekozen. De keizer en de eunuch. Ik weet dat het de lading volstrekt niet dekt. Maar het is wel een bruikbare metafoor om duidelijk te maken hoe de hedendaagse vraagstukken van de leerstoel gerelateerd zijn aan de eeuwenoude essentie van de overheidsorganisatie. Het zal u niet verbazen dat vertrouwen en loyaliteit daarbij uiteraard sleutelbegrippen zijn. 2. De essentie van staatsvorming Ik wil u eerst meenemen op een excursie naar de essentie van staatsvorming en wat dit betekent voor integriteit en PAV. Later zal ik de link leggen met hedendaagse vraagstukken waar de Ien Dales leerstoel zich mee bezig houdt. Daarbij kan ik het niet laten om Plato er aan zijn haren bij te sleuren. Plato schetste in zijn ‘De Staat’ een dialoog met Socrates over de rechtvaardige staat1. Hij spreekt over een klasse van Phylakes, Guardians, of de Wachters. Zij worden puur op merites geworven en speciaal getraind voor de publieke dienst. Deze Wachters mogen geen eigendom hebben of verwerven zodat ze niet in de verleiding komen om integriteitsschendingen te begaan of zich in te zetten voor hun eigenbelang of een 1
Plato, De Staat, vertaling Koolschijn, 2009
2
specifiek deelbelang. Maar – en daar zet Socrates er nog een tandje bij zij mogen ook geen eigen vrouwen hebben en moesten de banden met hun gezin breken. Want, volgens Socrates overheerst anders het naar hun huis slepen van spullen van anderen en het bouwen van hun eigen huishouding. En dat gaat ten koste van de algemene orde. Natuurlijk is dit geen reëel beeld, maar wel een interessante denkexercitie die blootlegt wat de essentie is van staatsvorming. Volgens Plato moet een overheid voortdurend ingaan tegen nepotisme en deelbelangen, en zich inzetten voor het algemeen belang. Met andere -‐ hedendaagse – woorden: de overheid moet zich permanent inzetten voor integriteit. De geschiedenis van de staatsvorming en de ontwikkeling van de moderne overheidsorganisatie, worden subliem beschreven door Fukuyama in zijn boek ‘De oorsprong van de politiek’2. Volgens Fukuyama is nepotisme een sociale en biologisch gefundeerde realiteit en een van de meest constante factoren in de politiek. De menselijke neiging om diensten te bewijzen aan vrienden en familie keert steeds terug als zij niet krachtig wordt ontmoedigd. Instituties zijn in zekere zin onnatuurlijk. Als ze niet meer functioneren, dan vallen ze terug in oudere vormen van sociaal gedrag. Afgelopen 2000 jaar is volgens Fukuyama een patroon te herkennen van spanning tussen het ‘algemeen belang’ en deelbelangen van ‘rent seeking’ groepen of individuen. Deze spanning overlapt natuurlijk voor een groot deel met wat we tegenwoordig onder het integriteitsdebat verstaan. De ontwikkeling van een loyale, onpartijdige en integere ambtenarij, benoemd op grond van merites is hierbij van wezenlijk belang. Fukuyama constateert ook door de eeuwen heen een terugval naar nepotisme. Sterke instituties zijn nodig om weerstand te bieden aan deze natuurlijke neiging tot nepotisme.
2
Francis Fukuyama in zijn boek ‘De oorsprong van de politiek, 2011
3
Illustraties van de opkomst en verval van sterke instituties kunnen worden gevonden in de geschiedenis van de Chinese overheid aan de ene kant en die van de Mamelukken aan de andere kant. In beide gevallen worden elementen van de Platoonse Wachters opgenomen in reële instituties. China: Weberiaans avant la lettre Twee millennia geleden, tijdens de Han Dynastie, werden de eerste bouwstenen voor de moderne overheidsorganisatie gelegd. In de Zhou periode ontstond een systeem met topfunctionarissen op basis van verdiensten i.p.v. verwantschap. Het ontstond door druk om belastingen te innen om oorlogen te financieren3. Het leger dat oorspronkelijk bestond uit aristocraten moest worden uitgebreid met grote hoeveelheden ‘gewone‘ mensen. Hiervoor waren ook administratieve en logistieke diensten nodig en een bureaucratie die in staat was de belastingen te innen. De Chinezen zetten als eerste een moderne overheidsbureaucratie op, met een examineringssysteem en strikte integriteitsregels, gebaseerd op de leer van Confucius. Dit systeem is nog steeds te herkennen in het Fransen examensysteem, dat ook nog bij de Europese Commissie wordt gehanteerd. De Chinese overheidsorganisatie voldeed als eerste aan de kernprincipes van Webers bureaucratie: beambten die onpersoonlijk en op basis van verdiensten worden geworven, een duidelijke hiërarchie, geen onafhankelijke politieke basis voor de ambtenaren, etc. Steeds meer werden gedurende de Han Dynastie de functionarissen uit de aristocratie vervangen door ambtenaren in Weberiaanse stijl, ver voor de geboorte van Weber.
3
Fukuyama, p 139
4
Maar, in de geschiedenis van Chinese overheidsorganisatie is een slingerbeweging te zien die zich vertaalde naar de overheidsorganisatie. Nu eens overwegend aristocraten, familiebenoemingen en hofbenoemingen. Dan weer meer nadruk op verdiensten en onpersoonlijke ondersteuning. Een bijzondere positie werd ingenomen door de eunuchs. Traditioneel waren dit de bewakers van de vrouwen van de keizers. Maar ze kregen steeds vaker hoge ambtelijke functies. Een mooi voorbeeld van een eunuch met een hoge functie was Zheng He, een eunuch van keizer Yong Le. Zheng He was rond 1400 admiraal van de Chinese vloot en hij domineerde de Aziatische en Oost-‐Afrikaanse zeeën ver voordat Portugal en Nederland actief werden. Deze eunuchs hadden geen kinderen en geen nalatenschap, dus werden ze meer vertrouwd. De vrouwen waren veilig, en ze hadden geen eigen machtsbasis in familieverband. Het beschermde de harem en het beschermde tegen nepotisme. Deze eunuchs zaten dus dicht tegen Plato’s ideaaltypische Wachters aan, maar er was wel castratie voor nodig om ze echt Platoons te krijgen... Arabische en Turkse slaven- ambtenaren Een andere nuttige illustratie is het fenomeen van de militaire slavernij in de islamitische overheden van de 9e t/m de 16e eeuw. Deze slavenambtenaren waren buitenlandse slaven, vaak uit Centraal-‐Azië, die niet werden opgeleid tot klassieke slaaf, maar werden voorbestemd voor een loopbaan als hoge bestuursfunctionaris, officieren of ambtenaar. Ze werden op basis van regels en merites geselecteerd en gepromoveerd. Dit bood in de praktijk een oplossing voor het probleem van staatsvorming in de context van sterk tribale gemeenschappen. Deze gemeenschappen waren erg egalitair en onhandelbaar; en niet in staat om effectief 5
collectief op te treden. In de 9e eeuw zette Kalief al-‐Ma’mun een korps van 4000 Turkse slaven op die bekendstonden als de Mamelukken4. Deze Mamelukken vormden een sterk korps van strijders die eigen opleidingen kregen, en ze mochten geen banden hebben met de lokale bevolking . Alleen loyaliteit aan de kalief gold als belangrijke waarde. Ze mochten geen persoonlijke huishoudens opzetten, waren afgesneden van hun stam en hun familie en daarmee een oplossing van het probleem van nepotisme. Ze mochten ook geen erfenissen nalaten aan hun familie, daarmee sterk lijkend op de Wachters van Plato. Het systeem van militaire slavernij raakte in de eerste twee gevallen in verval omdat in de ‘onafhankelijke’ groepen militairen en ambtenaren, weer eigen vormen van afhankelijkheid aan deelbelangen en verwantschap werden opgebouwd. Mamelukken bouwden ook hun eigen dynastieën op en vormden facties binnen hun groep. Ook zij wilden de positie van hun nazaten en familie versterken. In Egypte namen de Mamelukken zelfs de leiding over de staat over. Fukuyama noemt dit ‘hertribalisering’. Nieuwe ‘stammen’ werden gevormd binnen de groep van Mamelukken. Niet per se gebaseerd op familie relaties maar ze hadden wel te maken met een diepgewortelde menselijke drang om de belangen van nazaten, vrienden en cliënten te bevorderen en te beschermen tegen de belangen van een onpersoonlijk sociaal systeem. In andere woorden, niet integer gedrag is de mens helaas eigen, ook bestuurders en ambtenaren. Het is een sociale en biologische realiteit. Dit niet integere gedrag dient door middel van krachtige instituties te worden ontmoedigd. Dat is terug te vinden in allerlei discussie en codes over nevenwerkzaamheiden, belangenverstrengeling van wethouders met familieleden of bevriende instellingen en aanbestedingen aan 44
Fukuyama, p. 233
6
bevriende partijen. Maar ook partijpolitieke benoemingen – de partijen zijn dan de nieuwe ‘stammen’ en het gebruik van publieke middelen voor privé doeleinden, de bonnetjes. En laten we het onderwerp partijfinanciering niet vergeten. 3. Integriteit Wat betekent dit nu voor de huidige tijd? Ien Dales deed een soortgelijk appèl voor krachtige instituties in haar beroemde rede uit 1992 voor de jaarvergadering van de Vereniging Nederlandse Gemeenten5. Integriteit en het tegengaan van machtsbederf stonden centraal in haar speech. Minister Dales sprak over machtsbederf als een sluipend virus dat zich in de structuur van de overheid kon nestelen. Dit vormt een voedingsbodem voor ambtsmisbruik. “De bestrijding daarvan vraagt meer dan een incidentenpolitiek. Het vraagt om permanente waakzaamheid van de politieke en ambtelijke top, zowel bij het rijk als lokale overheden”. Twee artikelen zijn verplichte literatuur in het vak ‘de overheid als arbeidsorganisatie’ aan de Universiteit van Amsterdam: ‘Het ongelijk van Ien Dales’ van professor Bovens6 en ‘Het gelijk van Ien Dales’ van Karssing en Hoekstra7. Bestudering van beide artikelen brengen mij tot de conclusie dat de waarheid -‐ zoals vaker het geval is -‐ in het midden ligt: Ien Dales had gelijk én ongelijk. Als aandachtstrekkers doen de titels het natuurlijk goed, maar ze zijn ongenuanceerd: Ien Dales had opvattingen over meerdere elementen van integriteit. De vraag is dan natuurlijk: waarin precies had de voormalig minister dan gelijk of ongelijk? Twee elementen licht ik uit. 5
Toespraak van de minister van Binnenlandse Zaken, drs C.I. Dales, op het congres van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, 12-‐13 juni 1992 te Apeldoorn 6 Bovens, M., Het ongelijk van Ien Dales, Bestuurskunde 2006-‐1 7 Karssing, E., Hoekstra, A., Het gelijk van Ien Dales, in Kok en Van der Maas, Zuiver op de graat, 2006
7
3.1
Een beetje integer kan niet
De woorden waarmee Dales de speech afsloot luidden: “De overheid is óf wel óf niet integer. Een beetje integer kan niet.” Twintig jaar na dato is de overheersende opvatting dat deze stelling niet met succes stand kan houden. Allereerst is integriteit tegenwoordig een veelomvattend begrip. Waar het in het verleden vooral ging om corruptie en fraude, tegenwoordig gaat het ook om verschillende soorten plichtsverzuim en hoge restaurant rekeningen – de bonnetjes-‐ , nevenfuncties, aanbestedingen, etc. Daarnaast is tegenwoordig nauwelijks omstreden dat integriteit afhankelijk is van tijd, plaats en persoon. Een aantal jaar geleden waren nevenactiviteiten geen groot integriteitsissue, nu wel. Hetzelfde geldt voor de bonnetjes en netjes aanbesteden. Wat in Nederland niet integer is kan in andere landen volstrekt geaccepteerd zijn. Wat wij nepotisme noemen is in sommige landen gewoon integer zorgen voor je eigen familie. In Nederland is het bestuurders en ambtenaren niet toegestaan grote zakelijke belangen onder controle te hebben, terwijl er ook landen zijn waarin het uitzonderlijk is als bestuurders of ambtenaren er géén grote zakelijke belangen op nahouden. Dit toont duidelijk aan dat het begrip integriteit veel elastischer is dan werd gesuggereerd door Dales. Het afhankelijk is van tijd, plaat, persoon en verschilt tussen privaat en publiek domein. De binaire opvatting over integriteit zoals die in de speech van minister Dales naar voren kwam ligt ver af van de realiteit. Maar dit is niet het hoofdthema van dit college.
3.2
Permanente waakzaamheid – systematische corrumpering?
8
Belangrijker zijn de oproepen – zoals minister Dales en Fukuyama deden -‐ tot permanente waakzaamheid op het gebied van integriteit. Die van alle tijden. Ook al is er weinig reden om te veronderstellen dat het in Nederland bergafwaarts gaat met integriteit, de geschiedenis leert ons dat het niet van zelf spreekt dat dit ook het geval zal blijven. Terugval is mogelijk. Zoals eerder gezegd: er is een diepgewortelde menselijke drang om de belangen van nazaten, vrienden en cliënten en het eigenbelang te bevorderen. Zijn er bewijzen voor hoger risico van systematische corrumpering? Ik heb ze niet waargenomen. Maar tweeëntwintig jaar na de waarschuwing van minister Dales heeft deze nog steeds een grote actualiteit. Zolang er ambtenaren worden veroordeeld voor corruptie of rechters oordelen dat een klokkenluider door een departement werd uitgeschakeld, is die waakzaamheid geboden. Ook al staat Nederland achtste in de lijst van Transparency International als een van de minst corrupte landen ter wereld8, op dit terrein kunnen we niet achterover leunen. Ik zie geen systematische corrumpering, maar wel een voortdurende stroom van integriteitsincidenten die erg schadelijk zijn voor het beeld van de overheid: de vele integriteit incidenten van wethouders, de NZA, de kwestie van het COA, Vestia, de Schiedamse burgemeester, een vml staatssecretaris van Defensie die zijn eigen gedragscode over relaties op het werk schond. Dat zou een eunuch niet zo snel overkomen! Zo kan ik nog wel even doorgaan. Elk incident is er een te veel. Bovendien zijn er aanwijzingen dat in tijden van grote bezuinigingen, reorganisaties en economische recessie de integriteit onder druk kan komen te staan9. Het is dus 8
Transparency International, Corruption Perceptions Index, 2013. Nederland staat op 8e plaats van minst corrupte landen. 9 Bureau Integriteitsbevordering Openbare Sector & CAOP Research, Invloed van de bezuinigingen op integriteitsbeleid, Een verkennend onderzoek binnen de (semi-‐) publieke sector drs. A. Hoekstra, drs. Y. Hoogeveen, mr. M. Zweegers
9
vanuit historisch én hedendaags perspectief van belang dat integriteit permanent hoog op de agenda van bestuurders en ambtenaren staat.
3.3 Integriteit in de praktijk Wat is er afgelopen jaren na de oproep van Dales op dit terrein gebeurd? Erg veel: gedragscodes, klokkenluidersregelingen, vertrouwenspersonen, Commissie Integriteit Overheid, Onderzoeksraad Integriteit Overheid, het Adviespunt Klokkenluiders, het voorstel voor een huis voor de klokkenluiders en ontelbare seminars. Het integriteitsbeleid is zeer breed. Een van de elementen – hoe om te gaan met klokkenluiders – wil ik desalniettemin uitlichten vanwege de actualiteit. Het blijkt dat een goede klokkenluidersregeling een niet-‐voldoende, maar wel noodzakelijke voorwaarde is voor een integere overheid10. De ervaringen die we hebben met klokkenluiders is, een ontmoeting met de donkere kant van de overheidsorganisatie. Het is een gebied vol dilemma’s tussen loyaliteit en integriteit. De kapotte landmijnen, de fraude bij de Europese Commissie, de bouwfraude, de verkeerde veroordeling in de Schiedammer Parkmoordzaak waren nooit aan het licht gekomen zonder klokkenluiders. De uitspraak van het Centrale Raad van Beroep van 23 december 2010 over de zaak Spijkers geeft geen fraai beeld van hoe de overheid omgaat met klokkenluiders11.. Ik schaar me dan ook aan de zijde van de vele praktijkmensen en wetenschappers die pleiten voor een sterkere klokkenluidersregeling in Nederland. We moeten klokkenluiders koesteren! Er is inmiddels een aantal stevige stappen in de goede richting gezet. De klokkenluidersregeling is sinds 2010 verbeterd. De instelling van de Onderzoeksraad 10
Nadruk op regels en procedures zijn niet toereikend. Een cultuur van integriteit is niet alleen met behulp van regels te verkrijgen. 11 Centrale Raad van Beroep, 23 december 2010, 09/5689 AW en 09/5999 AW
10
Integriteit Overheid en het Adviespunt Klokkenluiders zijn daarnaast goede aanvullingen. Het wordt wel tijd nu snel door te pakken met het voorstel van kamerlid Van Raak e.a. voor het oprichten van een ‘Huis voor klokkenluiders’. 12 Het vermengen van het private domein en het publieke domein is daarbij onverstandig om juridische redenen, maar ook omdat integriteit in de private sector iets heel anders is dan integriteit in de publieke sector.
3.4 Samenvatting en conclusie
Samenvattend: Ien Dales had mijns inziens geen gelijk in haar binaire opvatting over integriteit, maar dat interpreteer ik als een rhetorische aardigheid, om de achterliggende boodschap kracht bij te zetten. Duidelijk is dat integriteit sterk afhankelijk is van tijd, plaats en persoon. Een systematische corrumpering herken ik gelukkig niet. Ien Dales had wél gelijk met haar oproep tot permanente waakzaamheid op het terrein van integriteit. In de geschiedenis van staatsvorming zijn veel gevallen bekend van terugval naar een niet integere overheid. Ook in de huidige overheidsorganisaties komen nog steeds te veel integriteitschendingen voor. Dit rechtvaardigt een permanente alertheid op dit terrein en het blijven agenderen van het onderwerp alsmede het investeren in sterke instituties. De stappen die afgelopen 22 jaar zijn gezet, nu culminerend in versterking van de instituties die zich richten op klokkenluiders, waren noodzakelijk. Een oud Chinees gezegde luidt: elke lange reis begint met een eerste stap. Het is de grote verdienste van voormalig minister Dales dat zij 22 jaar geleden deze eerste stap heeft gezet. 12
Voorstel van wet van de leden Van Raak, Heijnen, Schouw, Van Gent, Ortega-‐Martijn en Ouwehand, houdende de oprichting van een Huis voor klokkenluiders (Wet Huis voor klokkenluiders), Tweede Kamer der Staten-‐Generaal, 2012
11
Maar het is afgelopen jaren echter ook duidelijk geworden dat je er niet komt met alleen structuur maatregelen en regels. Ook de zgn zachte –cultuur -‐ kant is van belang en dat betekent: communiceren! Dat is er bij veel overheidsorganisaties ingeschoten afgelopen tijd. Ik heb daar begrip voor gezien de relatief beperkte omvang van het probleem en de andere prioriteiten zoals bezuinigingen, reorganisaties etc, Maar er is wel onderhoud nodig. De tijd breekt nu wel weer aan om er een stevige communicatie impuls aan te geven. 4. Politiek ambtelijke verhoudingen Dan het tweede blok van het college. De leerstoel behandelde ook de politiek ambtelijke verhoudingen. ‘De Keizer en de eunuch’ hanteren als metafoor hiervoor is natuurlijk oneerbiedig. Het punt dat ik er echter mee wil maken is dat vertrouwen en loyaliteit een prijs hebben. Bepaalde essentiële lichaamsdelen werden destijds bij de eunuchs weggehaald om maximale loyaliteit en vertrouwen te kunnen genereren. Het hedendaagse ambtenarenrecht kent gelukkig veel geciviliseerdere equivalenten. Bijvoorbeeld de inperking van de vrijheid van meningsuiting. Ik kom hier later op terug. Ik pak op dit terrrein een paar thema’s op waar de studenten de meeste interesse in toonden. 4.1 Algemeen Mijn belangrijkste bevindingen op het terrein van PAV die ik afgelopen jaren heb opgedaan bevatten goed en slecht nieuws. Het slechte nieuws is dat er op macroniveau – tussen het politieke domein en het ambtelijke domein in algemene zin-‐ sprake is van een afnemend wederzijds vertrouwen en tanende loyaliteit maar 12
vooral een afnemend wederzijds respect. Het ‘bureaucrat bashen’ blijft onverminderd in de mode. Politici die zich respectloos uitlaten over ambtenaren, ondermijnen de samenwerking tussen beide domeinen, ze ondermijnen de positie van de overheid op de arbeidsmarkt en tasten daarmee het vertrouwen in de overheid aan. Hetzelfde geldt voor ambtenaren die zich respectloos uitlaten over politici. Meer inlevingsvermogen aan ambtelijke kant is ook wenselijk. Het goede nieuws is dat de verhoudingen tussen de ministers en de ambtenaren licht verbeterd zijn als je het vergelijkt met 14 jaar geleden, toen ik onderzoek deed voor mijn dissertatie. De sterk negatieve tendens die ik destijds in mijn proefschrift signaleerde, is nu niet of nauwelijks meer te vinden is. In die tijd sprak men regelmatig over de indekcultuur, ambtenaren die werden geslachtofferd, het overmatig drukken op het politieke primaat, met alle negatieve gevolgen van dien. Het wederzijds vertrouwen en de wederzijdse loyaliteit zijn in het algemeen goed te noemen, al zijn er altijd incidenten en uitzonderingen. Het is niet altijd koek en ei. Ook zijn de verhoudingen rond contacten van ambtenaren met Kamerleden wat versoepeld. Er is sprake van een hoge mate van complementariteit. De politiek-‐ ambtelijke verhoudingen kennen uiteraard veel variatie, afhankelijk van de personen in kwestie en natuurlijk zijn er uitzonderingen en incidenten, maar de variatie lijkt zich af te spelen binnen een gezonde bandbreedte. Dus verwacht geen grootse visies en meeslepende aanbevelingen. Het gaat redelijk goed. Zeker in internationaal vergelijkend perspectief. Fine tuning hier en daar is nodig. Natuurlijk, er zijn hier en daar incidenten, maar iha is het onderling vertrouwen groot. De loyaliteit is immens.
13
Het meest plausibele scenario in mijn ogen is dat het algemene politiek-‐ambtelijke klimaat ruiger zal worden, met meer spanning en hectiek onder invloed van een hectischer combinatie van (sociale) media en parlement. ‘Bureaucrat bashing’ zal eerder toenemen dan afnemen. Ik verwacht meer pogingen om partijpolitieke benoemingen te doen, zeker als er meer ‘nieuwkomers’ in de regering komen. Ik verwacht hiervan weinig effect, vanwege de vele matigende factoren, zoals ABD procedures en het coalitiesysteem. Een incrementele gang naar kabinetsvorming is plausibel. De nadruk op (partij)politiek, responsiviteit en media aandacht is zo groot dat dit in een behoefte kan voorzien. Net als de politieke assistent eerder op grote weerstand stuitte verwacht ik dat de vorming van kleine kabinetten op weerstand zal stuiten, maar uiteindelijk zijn plek in het systeem kan legitimeren, zonder dat dit een aanslag op de complementariteit is. Daarbij is dan wel van groot belang dat de kabinetten klein blijven, weinig partijpolitiek bemenst worden en geen zware beleidsrol zullen hebben. Ik verwacht dat er weer meer bewindslieden zullen komen, al is het een beperkt aantal. De kans is immers groot dat er in de toekomst weer meer dan twee partijen nodig zullen zijn in een coalitie. Dit verandert de numerieke situatie zodanig dat er meer ‘poppetjes’ te verdelen zullen zijn. Mijn verwachting is een combinatie van meer ministers ‘voor’ en meer staatssecretarissen. Mijn inschatting is dat de meest plausibele ontwikkeling is dat we -‐ ondanks het ruigere klimaat -‐ een relatief rustige toekomst tegemoet gaan binnen acceptabele bandbreedtes. De complementariteit in het systeem blijft hoog net als het wederzijds vertrouwen en loyaliteit. Uiteraard zullen er altijd vreemde uitschieters zijn en politiek-‐ambtelijke incidenten. 14
Toch is een meer ingrijpend scenario niet uit te sluiten, waarin bijvoorbeeld onder druk van een groot politiek-‐ambtelijk incident en/of een bepaalde constellatie van partijen, een mix van ontvlambare karakters, wat onbesuisde politieke en ambtelijk reacties een revival ontstaat van de roep om het herstel van het politiek primaat. De onstuimige ontwikkeling in het Verenigd Koninkrijk is daar een voorbeeld van. Dit kan tot gevolg hebben dat partijpolitieke benoemingen meer zullen voorkomen, het afspiegelingsprincipe onderdeel wordt van het systeem van benoemingen, de kabinetten zwaarder en groter worden etc. In een dergelijk scenario zou de complementariteit in het politiek ambtelijk systeem fors kunnen verminderen, met alle gevolgen van dien. 4.2 Partijpolitieke benoemingen. ‘Hertribalisering’?. Tijdens de historische excursie liepen we aan tegen het fenomeen ‘hertribalisering’. Een term voor de slingerbeweging die bij overheden soms optreedt van benoemingen obv merites naar benoemingen op basis van vrienden, familieverbanden etc. Het moderne equivalent hiervan zou zijn de benoemingen ogv partijlidmaatschap, de partijen zijn immers politieke ‘tribes’. Er is een instinctieve reactie die bijv heeft geleid tot het huidige Amerikaanse spoils systeem of tot de partijpolitieke benoemingen in andere landen. Het beeld dat uit het onderzoek t.t.v. Rutte 1 plaatsvond voren komt is het volgende. De meeste gesprekspartners zien de partijpolitieke beïnvloeding bij ambtelijke topbenoemingen als een fenomeen van alle tijden. Al zijn het nog steeds uitzonderingen. Er werd vaak gerefereerd aan een cyclus. De interesse in benoemingen van de politiek neemt toe als er een partij aan de coalitie deelneemt
15
die lange tijd niet aan de macht is geweest. Op dat moment zagen velen dat we in een fase zitten van intensievere partijpolitieke bemoeienis met benoemingen, een ‘eruptie’. Sommigen herkenden dat beeld overigens niet of geven aan dat het écht uitzonderingen zijn. Althans, ze zien het niet in hun omgeving. Een behoorlijk aantal heeft echter deze intensievere bemoeienis van dichtbij meegemaakt. Opvallend was met name de nieuwe opstelling van de VVD in dit domein. Waar het in positie brengen van partijgenoten voor topfuncties voorheen meer een gezelschapsspel voor CDA en PvdA was, roerde nu ook de VVD zich nadrukkelijk in dit spel. Vroeger stonden de VVD-‐bewindslieden erom bekend dat ze zich verre hielden van partijpolitieke benoemingen. Bijvoorbeeld Wiegel en Zalm waren daar erg geprononceerd in. Nu viel tijdens veel gesprekken op dat de VVD met een zogenaamde inhaalslag bezig is. Voor de VVD is er echter een extra complicatie: er zijn maar weinig VVD’ers ambtenaar, dat maakt de vijver om in te vissen een stuk kleiner. Nota bene: dit onderzoek was tijdens Rutte 1. Rutte 2 heb ik niet onderzocht, maar als je het NRC gelooft speelt het nog steeds. Bij deze beïnvloeding zijn veel gradaties mogelijk. De beïnvloeding varieert van het in positie brengen van kandidaten tot het doordrukken van kandidaten met de juiste partijkleur. Sterke aanwijzingen zijn er voor het in beeld brengen van kandidaten. Daar is niets op tegen. Er zijn geen aanwijzingen voor de benoeming van kwalitatief minder goede kandidaten. Ik heb echter wel aanwijzingen aangetroffen voor het oneigenlijk beïnvloeden van de benoemingsprocedure. Gelukkig blijven dit incidenten en zijn er ook recent genoeg top mensen benoemd die geen partij hebben of een andere kleur dan die van de minister. De gevolgen van partijpolitieke benoemingen voor het gedrag van topambtenaren moeten niet worden overschat: er is geen enkele indicatie dat topambtenaren die met wat hulp zijn benoemd, zich partijpolitieker gaan opstellen. De breed gedeelde 16
waarden van onafhankelijk en professioneel adviseurschap staan voorop. Dit matigt ook de zorg over dit fenomeen, zolang het zich binnen deze bandbreedten afspeelt. Er zijn weliswaar geen aanwijzingen dat partijpolitiek de overhand krijgt boven merites, maar de beweging vergt wel alertheid van de politiek en de ambtelijke top en zelfbeheersing van de regeringspartijen. Voorsorteren van kwaliteit is prima, maar ga niet verder dan dat. Regeringspartijen hebben zelf ook een langetermijnbelang hebben bij een onafhankelijke, onpartijdige en competente ambtelijke dienst. De benoemingsprocedures en de rol van de ABD zijn in dit verband van belang. In Fukuyama’s termen zouden dit de instituties moeten zijn die ‘hertribalisering’ moderne stijl sterk ontmoedigen. 4.3 Vrijheid van meningsuiting. De twitterambtenaar.
Het volgende onderwerp sprak erg tot de verbeelding van mijn studenten. Dat gaat over twitterambtenaren en de vrijheid van meningsuiting. Dit is nou weer een mooi voorbeeld van een recht dat sterk is beperkt voor ambtenaren. Iedereen herinnert zich nog wel dat de Gemeente Groningen een medewerker van het stembureau heeft geschorst, omdat deze medewerker op Twitter had gezegd dat ze er moeite voor moest doen om geen PVV-‐stemmen te laten verdwijnen. Ook politiechef Dijksman kwam in opspraak door negatieve uitlatingen over de PVV en andere ongenuanceerde uitlatingen. De druppel die de emmer deed overlopen was dat Huisman twitterde na de dood van een stel uit Meppel dat het vast een geval van huiselijk geweld was, terwijl het ging om een koolmonoxide vergiftiging. Dit leidde tot voorwaardelijk ontslag. Zeer recent werd Veiligheid & Justitie ambtenaar Yasmina Haifi geschorst na een Tweet over ISIS. 17
Deze voorbeelden hebben het karakter van forse stommiteiten in de omgang met sociale media. Het belangrijkste terugkerende element hierbij is een onervarenheid met het karakter van de sociale media. Ambtenaren en bestuurders hebben de indruk dat ze een gesprek ‘en petit comité’ voeren, terwijl ze in werkelijkheid een massamedium hanteren, waarbij potentieel de hele wereld meekijkt. En waarvan de informatie ook niet meer verdwijnt. Ook vervagen in toenemende mate de grenzen tussen werk en privé. Hoe hiermee om te gaan? De regels zijn in wezen niet anders voor de fysieke wereld dan voor de virtuele wereld. Waar je vroeger als ambtenaar niet geacht werd om op de TV het kabinetsbeleid te bekritiseren, zo wordt er ook verwacht dat je niet op je blog het kabinetsbeleid aanvalt. Dus eigenlijk zijn de regels niet anders, maar onervarenheid met de unieke combinatie van kenmerken van sociale media – snelheid, massaliteit en toegang, diversiteit in vormen en onderlinge verbondenheid -‐ zet de regels wel op scherp. Wat zijn dan die regels? In het algemeen zijn deze samen te vatten met de mooie integriteitsregel ‘Don’t be stupid!’. In minder tot de verbeelding sprekende termen: ‘goed ambtenaarschap’. Centraal daarbij staat artikel 125a van de Ambtenarenwet: ‘De ambtenaar dient zich te onthouden van het openbaren van gedachten of gevoelens of van de uitoefening van het recht tot vereniging, tot vergadering en tot betoging, indien door de uitoefening van deze rechten de goede vervulling van zijn functie of de goede functionering van de openbare dienst, voor zover deze in verband staat met zijn functievervulling, niet in redelijkheid zou zijn verzekerd.’ 18
In de jurisprudentie is een aantal criteria ontwikkeld die nuttig zijn in dit verband. Die zijn Inmiddels opgenomen in Aanwijzing no 15. Allereerst is de vraag hoe ver je als ambtenaar van het beleid afstaat. Een ambtenaar van het ministerie van Defensie kan best Twitteren over het verkeersbeleid in zijn gemeente, maar zijn privé mening spuien over de een Missie in Afghanistan is duidelijk de gevarenzone betreden. Hoe dichter je bij de minister staat of hoe dichter op ’het dossier’ des te risicovoller het wordt. Ten tweede is de volgende vraag van belang: Hoe politiek gevoelig is een issue? Twitteren dat je net een interessant congres hebt bijgewoond is niet zo gevaarlijk, maar op Facebook zetten dat ISIS een zionistisch complot is, is niet handig. Ook speelt de vraag of eventuele schadelijkheid ten tijde van de uitspraken te voorzien was geweest. En relevant zijn de ernst en duur van de problemen voor de dienstverlening van de ambtenaar of de openbare dienst. De toonzetting is van belang: hoe ‘assertief’ is iets gemaild of getwitterd? Ook speelt de timing een rol. Vlak voor een debat in de Tweede Kamer nog even een bericht op Twitter zetten die veel politieke dynamiek teweeg brengt is niet handig. Tenslotte is het gekozen medium een belangrijk criterium. Kies je voor een ingezonden stuk in het NRC of kies je voor een technische verhandeling voor insiders in een vakblad? Een handig overzicht van caveats en hulpmiddel voor ambtenaren voor online activiteiten is de publicatie ‘Uitgangspunten online communicatie Rijksambtenaren13.’ Deze factoren zijn in de jurisprudentie redelijk uitgekristalliseerd voor de tijd van de ‘krant en de typemachine’. Niet op alle fronten is het duidelijk wat dit nu betekent 13
‘Uitgangspunten online communicatie Rijksambtenaren, Voorlichtingsraad, Ministerie van Algemene Zaken, 2010
19
voor ambtenaren die actief zijn op sociale media. De dynamiek rond sociale media is nl. anders dan de dynamiek van een goed gesprek onder vrienden. Dat vond ook de rechter in de een aantal uitspraken. ’t Hoff geeft daar in haar afstudeerscriptie ‘Geen betere censuur dan zelfcensuur’ een mooi overzicht van14. In de zaak Blogspot concludeert het Hof Amsterdam dat door gebruik te maken van het internet doelbewust wordt gekozen voor een medium met een groot potentieel publieksbereik, vergelijkbaar met televisie. Een andere interessante zaak staat bekend als ‘Hyves is geen huiskamer’. De politierechter concludeerde dat een afgeschermd blog op Hyves niet te vergelijken is met een opmerking in een huiskamer. Het Hof Leeuwarden en de Hoge Raad deden uitspraak in deze smaadzaak. Degene die de opmerkingen op Hyves had geplaatst had haar contacten moeten vertellen dat ze geheimhouding verwachtte en dat de geblogde informatie niet verder verspreid mocht worden. Zoals ’t Hoff15 stelt is online (tele)communicatie een nieuwe methode waarvan de gebruikers wel voordelen (snel en gemakkelijk) kennen, maar niet de nadelen (eeuwig en niet echt privé) Online communicatie via sociale media kenmerkt zich door de vluchtigheid van een gevoel of gedachte. Meningen zijn dan vaak minder weloverwogen en feitelijk geuit zonder uitgebreid stil te staan bij het idee dat het voor de eeuwigheid vastligt en soms door iedereen kan worden gezien. Dit kan impact hebben op de factoren die worden genoemd in Aanwijzing 15. Met andere woorden, online communicatie kent nogal wat eigenaardigheden die zich soms zo snel ontwikkelen dat het moeilijk bij te houden is. De stelling dat de kaders helder zijn gaat schuiven vanwege deze eigenaardigheden. De komende jaren zijn meer fascinerende incidenten te verwachten. En we kunnen interessante uitspraken 14
’t Hoff, 2011 t Hoff, Geen betere censuur dan zelfcensuur. Vrijheid van meningsuiting in sociale media voor privémeningen van ambtenaren, scriptie Staats-‐en bestuursrecht Universiteit Leiden, 2011 , pag. 49
15
20
verwachten in de jurisprudentie die het snijvlak privé en werk gerelateerd aan online communicatie en vrijheid van meningsuiting verder zullen inkaderen. Goede omgang met sociale media dient een standaard onderdeel te worden van professioneel ambtelijk vakmanschap en daarop zou de overheid veel meer dan nu met een gericht cursusaanbod op in moeten spelen. Het tempo van de ontwikkeling vereist immers verhoogde ambtelijke alertheid zowel op de bedreigingen als op de vele kansen. Daarnaast staan alle regels wel ergens op papier, bijv in de Aanwijzingen en de ‘Uitgangspunten Online communicatie’ van Algemene Zaken, maar dit is veel te low profile. De laatste casus van de V&J ambtenaar is mooie aanleiding om het document te upgraden naar een gedragscode en er hoger profiel aan te geven. En communiceer! 5 Samenvatting en conclusies Mensen die hadden gehoopt op een spektakulair afscheid met sweeping statements zullen teleurgesteld zijn. Er is geen grote urgentie voor grootse en meeslepende aanpassingen. Finetuning zou ik hooguit zeggen. Mijn belangrijkste boodschap is dat er een biologische neiging is tot nepotisme en ander niet integer gedrag. Dat dus sterke instituties nodig zijn om dat tegen te gaan. Ik ben het dan ook met Fukuyama en Dales eens: corrumpering ligt altijd op de loer. Dus ook als er nu geen groot probleem is met integriteit dan mogen we nooit als vanzelfsprekend ervaren. Dat geldt ook voor de politiek ambtelijke verhoudingen. ‘Hertribalisering’ ligt altijd op de loer. Er moet aan gewerkt worden. Onderhoud is nodig. Dat is dan ook de belangrijkste strekking van een paar aanbevelingen: Aan de politiek: wees alert op partijpolitieke benoemingen. Hou merites als basis. Het is nu geen groot probleem maar sterke aanwijzingen dat het broeit. 21
Koester de klokkenluider. Zij hebben helaas een belangrijke rol te spelen. Politiek: pak door op klokkenluidersdossier. Ambtelijke leiding overheidsorganisaties, op alle niveau’s: communiceer! Waar het gaar om vrijheid van meningsuiting en de twitterambtenaar: verhoog het profiel van de handreiking naar een gedragscode en vooral communiceer hier nog meer over! Ambtenaren moeten het werken met sociale media in hun DNA krijgen, zowel de voordelen als de risico’s. Besef wel dat we over een generatie misschien wel 80.000 twitterende ambtenaren hebben! Gelukkig wil ik afsluiten met de algemene conclusie: dat er nog steeds veel wederzijds vertrouwen en loyaliteit in ons systeem is. Dus ik zie geen reden om van de ambtenaren weer eunuchs te maken. Dankwoord Geachte aanwezigen. Het was een grote eer om de Ien Dales leerstoel te bezetten. Ik heb er van genoten. Uiteraard wil ik de UvA, de Stichting Ien Dales Leerstoel bedanken. Evenals de sponsoren ABP en Loyalis. Maar vooral ook het CAOP en met name Loes Spaans voor alle goede zorgen en fantastische facilitatie van de leerstoel. Alexander de Becker voor de uitstekende samenwerking in deze duobaan! En de studenten waar ik vel van geleerd heb!
22