DE INVLOED VAN HET PAARD OP ONZE CULTUUR. Vanwege het feit dat ik geregeld wordt gevraagd voor het houden van “spreekbeurten” ben ik in het najaar van 2002 gekomen tot het samenstellen van deze lezing. Inleiding We weten niet wanneer de mens voor het eerst met het paard in aanraking kwam, ook weten we niet waar en wanneer het paard voor het eerst werd getemd daarom moeten we louter op vermoedens afgaan ook bij de vraag of het getemde paard eerst als trekdier dan wel als rijdier werd gebruikt. Geen dier, uitgezonderd wellicht de hond, staat de mens zo na als het paard. Met geen ander dier is de geschiedenis van de mens zo nauw verbonden als met dit. Van geen ander dier ook straalt zoveel uit in het menselijk leven als van het paard; waar en wanneer ook de mens zijn sporen achterliet op de weg van de barbaarsheid naar de beschaving, vindt men ook het paard en zou het zich in het lange tijdvak der domesticatie, op grond van zijn innerlijke eigenschappen niet zo volledig aan de mens onderworpen hebben, dan zou het thans reeds lang zijn uitgeroeid. Overal ter wereld worden paarden geboren. Hun verspreidingsgebied kent geen politieke grenzen, het wordt geheel bepaald door klimaat en levensomstandigheden. In tal van landen is de rol van het paard als arbeidskracht nauwelijks meer van betekenis, en daar hebben fokdoel en bestemming zich gewijzigd.Tegenwoordig richt de fokkerij zich bovenal met een groot succes op een edel, mooi en doelmatig paard voor het gebruik in recreatie en sport.
OP ZIJN RUG DROEG HET ONZE GESCHIEDENIS. WIJ ZIJN ZIJN ERFGENAMEN. HET ERFGOED EVENWEL IS HETZELFDE, HET PAARD.
Karakter van het paard Het diep in de nek trekken van de oren, het vele wit laten zien van de ogen en een onrustige staart zeggen ons in de omgang al veel van het karakter van het paard. Eigenlijk bestaan er van nature geen boosaardige paarden tenzij door een (verkeerd) fokbeleid hierop invloed is uitgeoefend. Paarden handelen altijd overeenkomstig hun natuur, hun instinct. Paarden die bijten en slaan, die bokken, steigeren, op hol slaan, reageren meestal op invloeden van buiten of op pijn. Met hun fijne zintuigen en hun uitzonderlijk scherp geheugen reageren zij in bepaalde gevallen ook op grond van slechte ervaringen of bij een voorgevoel van dreigend onheil. Meer dan misschien bij andere huisdieren het geval is, is het paard in zijn wezen de spiegel van zijn meester. Uiteraard zijn er ook bij paarden de natuurlijke gaven ongelijk verdeeld. Er is buiten de verschillende lichamelijke bekwaamheden ook verschillen in innerlijke eigenschappen. Er zijn moedige en er zijn vreesachtige paarden, paarden met een goed of een minder goed geheugen. Er is ook luiheid en er is vlijt, er is ook ijdelheid, behaagzucht en onverschilligheid. Deze eigenschappen vergen van de mens in de omgang met paarden evenzeer intelligentie als gevoel. Vooral gevoelsbetrekkingen kunnen zeer intens zijn; een stemverheffing, een schrikreactie van ruiter of koetsier kan het paard plotseling in zijn gedrag doen laten veranderen.
Hoewel exacte gegevens ontbreken staat wel vast dat er thans in de wereld tussen de 15 en 20 miljoen paarden zijn waarvan alleen al in de Verenigde staten méér dan 7 miljoen. In feite is het paard een enorm veelzijdig dier; neem alleen al het aantal takken van sport dat met een paard kan worden beoefend: het rennen en draven, het springen, de dressuur, de military, de jacht, het lange afstandsrijden (zgn. Endurance), Western-riding, polo. Maar ook het aangespannen rijden voor rijtuigen voor sport, plezier, voor rouw en trouw.En natuurlijk zorgen paarden en de door hen voortgetrokken, soms eeuwenoude, koninklijke rijtuigen nog steeds voor pracht en praal aan met name vorstelijke hoven in West Europa. Het gebruik van het paard in oorlogen mag dan voorbij zijn, dat wil niet zeggen dat het niet meer wordt ingezet in gewelddadige situaties.De bereden cavalerie is dan wel opgeheven, veel landen kennen eenheden van de bereden politie. Intelligentie van het paard Over de intelligentie van het paard lopen de meningen sterk uiteen. Terwijl velen hun geloof aan de grote intelligentie van hun vierbenige vrienden trachten te verklaren met talrijke voorbeelden van schijnbaar door overleg ingegeven handelingen, houden anderen paarden voor onbetwistbaar dom. Vermoedelijk is geen van deze standpunten juist omdat hier weer eens een dier wordt gemeten naar menselijke maatstaven: In waarheid bezitten paarden enige gaven welke die van de mens in vele opzichten overtreffen. Daartoe behoren de zintuigen (reuk, gehoor, gevoel, smaak en gezichtsvermogen), de gave der concentratie en het geheugen. De opperste verfijning van het contact tussen mens en paard komt doordat het paard de fiere bereidheid heeft tot dienen zonder het eigen karakter te verliezen. Deze toewijding kan slechts berusten op een vertrouwensbasis die uit wederkerigheid wordt geboren. Natuurlijk is er een verschil in leervermogen; er zijn paarden die traag van begrip zijn, die zouden in hun natuurlijke kuddeverband slechts achter anderen aanlopen. De meer intelligentere paarden tonen ook vaak in dienst van de mens een ijver en een natuurlijke bereidheid tot dienen. In de africhting is geweld altijd contraproductief. Met geweld roep je alleen zijn vluchtinstinct op. Geef het paard de gelegenheid om te doe wat jij graag wilt. Men is vaak geneigd om bij de training een negatieve instelling te gebruiken: wachten tot het paard iets fout doet en hem dan bestraffen. Naar mijn mening kun je beter wachten tot het paard iets goed doet en hem daar dan voor belonen (niet het vele is goed, maar het goede is veel). Bij mensen werkt ook niet: ”Je moet,of krijgt een tik”. Beloning is altijd een prikkel tot ijver. Wil de mens in het paard een knecht hebben, dan zal hij spoedig een weerbarstige knecht hebben. Erkent hij zijn paard als een wezen met gevoelens en bekwaamheden, dan zal hij een trouwe metgezel verwerven. Paardenleed Veel mensen mogen dan het paard hun beste vriend noemen, vast staat tegelijkertijd dat er paarden te over zijn geweest die een minder vriendelijke bejegening hebben moeten ondergaan. En dan verwijs ik niet alleen naar de oorlogsjaren (zelfs in de Tweede Wereldoorlog sneuvelden er in Polen nog enkele miljoenen paarden puur als kanonnenvoer), maar ook naar het gebruik van het paard in landen als Pakistan en India waar zij nog steeds vaak letterlijk sterven onder de last die zij moeten meetorsen en waarvoor het Brooke Hospital probeert hun lijden wat te verlichten. Maar ook in de sport worden paarden soms wreed behandeld door de enorme belangen die met de sport met de weddenschappen gemoeid zijn en tellen soms klaarblijkelijk zwaarder dan het welzijn van het paard (derhalve is bij de
sportfederaties o.a. de K.N.H.S. duidelijk in de reglementen het welzijn van het paard omschreven). Werkgelegenheid Hoewel niemand exacte totaalgegevens heeft, staat vast dat het paard in al zijn facetten een enorm stuk directe en indirecte werkgelegenheid representeert, te schatten op tenminste 2 miljoen banen, waarvan volgens officiële cijfers 1,2 miljoen in de Verenigde Staten.
Spreuken en onderdelen ten allen tijde in te voegen Koran: Toen God het paard geschapen had, Sprak Hij tot het prachtige schepsel: “Zoals ik jou heb gemaakt, kan niets je evenaren. Alle schatten dezer aarde Weerspiegelen in je ogen”. Bedoeïnen (bewoners van de Arabische woestijn): “Toen God het paard wilde scheppen,sprak Hij tot de Zuiderwind: ”Verdicht je, ik wil uit jouw een nieuw wezen scheppen, ter ere mijner heiligen en ter vernedering mijner vijanden”. De Zuiderwind sprak: ”Schep het o Heer!”. Toen nam God een hand vol zuidenwind,beroerde het met zijn adem en schiep het paard. “Vader”Cats: Een peert,een sweert,een lieve vrouw Leent niemand uyt als met berou. Wie soeckt peert of wijf zonder gebreecken Die magh het werk wel laten steecken. Twente: De vrouw en de zeise köj nich oetleen’want ie kriegt ze beije dik wear. Nederlandse zegwijzen en uitdrukkingen: ▪ Paarden die de haver verdienen krijgen ze niet; ▪ Jong te paard oud te voet; ▪ Iemand over het paard tillen; ▪ Ook het beste paard struikelt wel eens; ▪ Het komt te paard en gaat te voet; ▪ Een dood paard aan de boom binden; ▪ Op de magerste paarden bijten de dazen (horzels) het hardst; ▪ Men wordt eerder door een mestkar overreden dan door de gouden koets; ▪ Gaan stappen; ▪ Iemand op stang jagen; ▪ In het gareel lopen; ▪ Iemand of iets “beteugelen”; ▪ Het hooi moet het paard niet volgen ▪ Paardenmiddelen gebruiken; ▪ Dat is een duur paard om te strooien; ▪ Paarden die de haver verdienen krijgen het niet; ▪ “Het beste peerd van stal vergeten”; ▪ Porselein rijden
▪ Ze hebben het Trojaanse paard binnengehaald; ▪ De beste paarden moeten op stal gezocht worden.
Het paard in de kunst: Ondanks het feit dat onze kunstgeschiedenis een enorm aantal uitstekende en tot ver over onze grenzen beroemde schilders kent, is het aantal kunstenaars dat zich met het uitbeelden van paarden heeft beziggehouden opvallend klein, maar zij zijn er wel degelijk en ook zij genieten internationale faam.Vooraan staat de 17 e eeuwer Wouwermans, na hem volgen uit dezelfde tijd Lingelbach en van Hillegaert. De 18e eeuw bracht weinig paardenschilders voort,dit in tegenstelling tot de 19e eeuw, waarin het vooral Eerelman was die zich met grote passie op het uitbeelden van paarden en honden heeft toegelegd. Ook Breitner en de graficus Dupont kozen het paard dikwijls als motief, tevens hebben de militaire schilders Hoynck, van Papendrecht en Staring bij het schilderen van bereden wapens aandacht aan het paard besteed. Ook Wouter Verschuur mag in deze rij niet vergeten worden. Het paard dat door velen bezongen, door meerderen beschreven en door meesters geschilderd en gebeeldhouwd, dat paard begon men vooral in de jaren ’60 van de 20e eeuw te missen en werd weer voor het toen nog resterende materiaal gespannen en werd er menig rijtuig- en arrensleevereniging opgericht. Volkscultuur: Het ringrijden dat overal in Nederland en ook in Duitsland en de Scandinavische landen te plattelande en in de provinciestadjes graag werd beoefend, vindt men ongetwijfeld elementen van het vroegere riddertoernooi terug. Nog steeds wordt op Walcheren met ongezadelde zware trekpaarden ringgestoken die in de baan vanuit stilstand in galop moeten aanspringen. Later werden de ringrijderijen vooral gehouden vanuit de tweewielige rijtuigjes (tilburies en sjezen) welke op vrijwel elke boerderij te vinden waren. Nog tot ver in deze eeuw kon men zich op het platteland geen feestprogramma voorstellen zonder een ringstekerij. En in Friesland staan ze nog altijd hoog in ere. Een ander typisch Noord-Nederlands vermaak was het harddraven dat óf voor de sjees plaatsvond óf onder de deken (te paard). Bekend zijn vooral geworden de wedstrijden om de gouden of zilveren zwepen, dikwijls uitgeloofd door leden van het vorstenhuis. Vooral in Friesland was het bezit van snel dravende paarden iets waar menig boer naar streefde en het winnen van een gouden zweep was wel eens belangrijker dan het bovenaanstaan met een goede stal vee. In het Fries museum te Leeuwarden hangen 44 gouden en zilveren zwepen, alle door één Friese stal tussen 1800 en 1840 gewonnen. Bij strenge winters werden er met de arrenslee vanuit Friesland ook “huzarenstukjes” uitgehaald en gleed men over de dichtgevroren toenmalige Zuiderzee en kocht men als bewijs aan de overkant (Noord Holland) een zilveren lepeltje. Veel verhalen zijn nog bekend van deze barre tochten.
Inleiding naar verhalen over rijtuigen: Paardengerei:Het soort paardengerei om mee op bezoek te gaan, ter kerke te rijden, om mee te gaan trouwen of te begraven, ter markt te gaan of ten doop, was natuurlijk afhankelijk van de welstand van de boer.Ook hing het ten nauwste samen met wat de streek aan voertuigen bood. Toen de families op buitenplaatsen of in de steden een deel van hun rijtuigen afschaften en er een, toen nog, zeldzame automobiel voor in de plaats namen, kochten de boeren die rijtuigen graag tweedehands en konden dan ook “deftig”rijden. Sommige herenstallen staken nog liever de rijtuigen in brand dan dat er een ander mee kon gaan rijden.