:) De invloed van de moderne beeldcultuur op geluk
Maurik Stomps 2014 0822596
Inhoud Inleiding 5 1
Geluk
6 1.1 Definities 6
2
Vergelijking
7
2.1 Geluk in Nederland 7 2.2 Geluk in internationaal perspectief 7
3
De meetbaarheid van geluk
4
Beeldcultuur 16
10
3.1.1 scp 10 3.1. 2 Continu Onderzoek Burgerperspectieven 10 3.2.1 Veenhoven 10 3.2.2 Four kinds of satisfaction 11 3.2.3 Overheidsbeleid gericht op geluk 13 3.3.1 Maslow 13 3.3.2 De Piramide van Maslow 14
4.1 Inleiding 16 4.2 Definitie 16 4.3 De status van het beeld 16
5
Toepassing van Maslow’s tabel van be hoeften op de moderne beeldcultuur 17
5.1 Veiligheid 17 5.2 Sociaal contact 17 5.3 Waardering 18 5.4 Zelfontplooiing 20
6
Casestudy 22
7 Conclusie 23
Inleiding Het streven naar geluk is de drijfveer van de moderne tijd, schreef Wilhelm Schmid (2013). Dit obsessionele streven naar geluk, zoals Dirk de Wachter dit noemt, gaat hand in hand met de visuele taal van de commercie (NTR Academie, 2013). Geluk wordt gepresenteerd als iets maakbaars, of anders gezegd, ongeluk lijkt voorkomen te kunnen worden (NTR Academie, 2013). Het willen onderdrukken van ongeluk is misschien iets van deze tijd, maar lijkt volgens zowel Schmid als De Wachter geen duurzame oplossing voor het probleem van ongelukkig zijn. Beiden pleiten voor het accepteren van een beetje ongeluk. Ik sluit me aan bij deze filosofie en zal in mijn scriptie verder ingaan op de thema’s geluk en beeldcultuur, uitgaande van De Wachters eerder genoemde uitspraak, dat het streven naar geluk hand in hand gaat met de visuele taal van de commercie. Allereerst zal ik geluk en de meetbaarheid ervan uitgebreid beschrijven aan de hand van verschillende studies. Ik zal mijn bevindingen op dit gebied gebruiken in het tweede deel, waar ik verder inga op de invloed van beeldcultuur op het geluk en welbevinden van de mens.
5
1 Geluk
2 Vergelijking
1.1 Definities Omdat geluk een abstract begrip betreft zijn de definities zeer uiteenlopend. Van der Sijs (2001) definiëert geluk als “voorspoed”. In de Van Dale staat geluk als “De aangename toestand waarin men al zijn (aardse) wensen en verlangens bevredigd ziet” (Boon & Geeraerts, 2005). Hierbij zijn ‘wensen en verlangens’ voor iedereen anders in te vullen. Wilhelm Schmid geeft in ‘Ongelukkig zijn’ (2013) de volgende beschrijving: “Geluk komt van het Duitse ghelucke, wat duidde op de toevallige afloop van een gebeurtenis, gunstig of ongunstig. Tegenwoordig wordt geluk vaak alleen als de gunstige afloop van een gebeurtenis beschouwd”. Ook uitgebreide definities kunnen worden gegeven. Zo heeft het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP) geluk beschreven als een ‘quality of life-index score’ van meer dan 6 uit 10. (Bijl, Boelhouwer, Pommer & Schyns, 2010, p.348). Hierbij wordt gekeken naar de tevredenheid van mensen op verschillende levensdomeinen als, de woning, de opleiding, het werk en het inkomen. Een internationaal veel gebruikte definitie komt van Ruut Veenhoven. Hij noemt het levensvoldoening: ‘de mate waarin een individu voldoening schept in zijn leven als geheel’ (Campen, Bergsma, Boelhouwer, Boerefijn & Bolier, 2012, p.10). In het boek The How of Happiness beschrijft Sonja Lyubomirsky geluk als “the experience of joy, contentment, or positive well-being, combined with a sense that one’s life is good, meaningful, and worthwhile.” (Greater Good, z.d.).
2.1 Geluk in Nederland Het SCP geeft elke twee jaar ‘De sociale staat van Nederland’ uit. Dit doet het SCP op verzoek van de Tweede Kamer. ‘De sociale staat van Nederland’ beschrijft en analyseert de leefsituatie van de Nederlandse bevolking in haar geheel en tevens van verschillende bevolkingsgroepen (SCP1, z.d.). Zo is bijvoorbeeld te lezen dat Nederland, samen met de Scandinavische landen, tot de gelukkigste landen van de wereld behoort (Campen, Bergsma, Boelhouwer, Boerefijn & Bolier, 2012, p.18). Volgens Gallup World Poll (Campen et al., 2012, p.18) geven Nederlanders hun leven een 7,5. Vergeleken met andere Europese landen is dat een hoog gemiddelde (zie figuur1.1, Bijl, R., Boelhouwer, J., Cloïn, M. en Pommer, E., 2010, p.354). Opvallend hierin is wel dat de meeste Nederlanders het gevoel hebben dat het de slechte kant opgaat met het land (Campen et al., 2012, p.17). Volgens socioloog Paul Schnabel van het SCP zijn Nederlanders tevreden met hun eigen leven maar ontevreden met de samenleving. Hij noemt de Nederlander ‘realiteitsresistent’; men klaagt ook als het goed gaat met Nederland. Toen in 2008 gevraagd werd hoe het met Nederland ging, dacht tweederde van de ondervraagden zeker te weten dat het slecht ging met het land, terwijl er in dat jaar meer mensen dan ooit een baan hadden en er een behoorlijk overschot op de rijksbegroting werd verwacht. Dit laat duidelijk zien dat objectieve en subjectieve waarnemingen niet op één lijn liggen. Bij subjectieve waarnemingen wordt vaak van een herinnering uitgegaan, en dat schijnt niet de meest betrouwbare bron van informatie te zijn (Campen et al., 2012, p.25). De SCP leefsituatie-index is een meetinstrument waarmee objectief kan worden gemeten hoe het met Nederland gaat. Er wordt gekeken naar de woonsituatie, gezondheid, vrijetijdsbesteding, participatie, mobiliteit en vakanties van Nederlanders. Deze resultaten zijn controleerbaar en daardoor objectief. De subjectieve waarnemingen daarentegen zijn onderhevig aan interpretaties van verschillende mensen. 2.2 Geluk in internationaal perspectief Omdat de SCP leefsituatie-index alleen op Nederland van toepassing is, is vergelijken met andere landen volgens deze index onmogelijk. Om toch tot een vergelijking te komen kan er naar verschillende indexen gekeken worden. Zo kan met de ecologische voetafdruk gekeken worden hoeveel land gemiddeld nodig is om aan de behoeften van de bevolking te voldoen. Met de ‘Corruption Perception Index’ van Transparency International (z.d.) wordt inzichtelijk gemaakt in hoeverre publieke macht misbruikt wordt. Een bekende indicator voor levenstevredenheid is het Gross Domestic Product (GDP) (Bruto binnenlands Product(BBP)). Hiermee wordt de totale geldwaarde van in een land geproduceerde goederen en diensten gemeten. Het BBP zegt dus
6
7
Figuur 1.1
Figuur 1.2
iets over de welvaart in een land. Het SCP heeft drie indicatoren geselecteerd die het meest overeenkomen met in de ‘Sociale staat van Nederland’ gebruikte methoden. Deze indicatoren zijn geschikt als vergelijkingsmateriaal omdat zij de kwaliteit van leven niet alléén aan de hand van economische indicatoren meten maar ook omdat zij informatie bevatten van 27 EU landen (Bijl, Boelhouwer, Pommer & Schyns, 2010, p.353). Allereerst wordt er naar de mate van geluk gekeken. Hoe gelukkig zijn mensen in een land? Nederland behoort tot één van de gelukkigste landen van de wereld. Volgens de World Database of Happiness van Ruut Veenhoven (2009) is Nederland, van de 144 onderzochte landen, het op 12 na gelukkigste land. Binnen Europa staat Nederland op plaats 6. De tweede indicator is de door econoom Amartya Sen ontwikkelde ‘Human Development Index’(HDI) (Bijl et al., 2010, p.353). Deze index geeft de mogelijkheden en kansen van een bevolking aan. Er wordt naar gezondheid, inkomen en onderwijs gekeken. Ook hier scoort Nederland goed. In 2005 stond Nederland op een negende plaats van de 177 onderzochte landen en binnen de 27 EU-landen zelfs op de derde plaats. De laatste index is de ‘Quality of Life Index’ van the Economist Intelligence Unit (Bijl et al., 2010, p.353). Dit is de meest uitgebreide index. Hier wordt naar gezondheid, het gezinsleven, het buurtleven, materieel welzijn, politieke stabiliteit en zekerheid, klimaat, zekerheid van werkgelegenheid en politieke vrijheid. Wederom scoort Nederland hoog. Op een zestiende plaats van de 111 onderzochte landen (achtste binnen de 27 EU-landen). Wanneer geluk en het BBP in een grafiek worden samen gebracht (zie figuur1.1, Bijl et al., 2010, p.354), is duidelijk te zien dat dit geen lineair verband oplevert. Aan de linker kant van de grafiek is een duidelijke toename van geluk te zien naarmate het BBP toeneemt. Hoe groter de toename van het BBP, des te kleiner wordt de toename van geluk. Zo is te zien dat Luxemburg, met verreweg het hoogste BBP, nog onder Denemarken uitkomt. Een interessante vergelijking ontstaat wanneer we figuur 1.1 en figuur 1.2 (Bijl et al., 2010, p.355) naast elkaar zetten. In figuur 1.2 worden geluk en de Human Development Index (HDI) samengebracht. Hierbij is te zien dat in figuur 1.2 een lineair verband is tussen geluk en de HDI.
8
9
3 De meetbaarheid van geluk 3.1.1 SCP Het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP) heeft verschillende onderzoeken gedaan naar de levenstevredenheid van de Nederlandse bevolking. Aangezien geluk een subjectief gegeven is (SCP2, z.d.), kan geluk moeilijk exact gemeten worden. Geluksmetingen bestaan uit het vragen naar het subjectief gevoel van welbevinden. Een veel voorkomende vraag is: ‘alles bij elkaar genomen, hoe tevreden bent u met het leven als geheel?’. Hier kan men dan met een cijfer aangeven in hoeverre men tevreden is over het leven (SCP2, z.d.). Kritiek op deze methode is echter dat degene die meedoen aan het onderzoek, zelf het onderzoek verrichten. Een objectieve controle van het meetinstrument en van de ‘vertaling’ van hun geluksgevoel naar het meetinstrument, kan derhalve niet plaatsvinden (van Campen, Bergsma, Boelhouwer, Boerefijn & Bolier, 2012, p.25). Daarnaast vormt het selectieve geheugen van mensen een probleem als het gaat om de betrouwbaarheid van het meten van geluk (van Campen et al. 2012, p.25). Van veel gebeurtenissen wordt alleen de afloop onthouden, en niet de gebeurtenis in haar geheel. De meeste mensen blijken maar moeilijk in staat zich ‘voldoende bewust’ te blijven van goede en slechte ervaringen uit het verleden (van Campen et al., 2012, p.26). Kahneman et al. (van Campen et al., 2012, p.26) benadrukken dat mensen zich vooral hoogte- en dieptepunten herinneren en dat daarmee de ‘standaard geluksmeting’ onbetrouwbaar is (van Campen et al., 2012, p.26). 3.1. 2 Continu Onderzoek Burgerperspectieven Een meer uitgebreide manier van geluksmeting is het opmaken een balans tussen positieve en negatieve ervaringen. Of zoals bij het Continu Onderzoek Burgerperspectieven (COB) waar het SCP de tevredenheid van de bevolking meet aan de hand van meerdere vragen over de zorgen en wensen die onder de bevolking leven. Bijvoorbeeld: “In welke mate maakt u zich zorgen over de gevolgen van de geplande bezuinigingen van dit kabinet voor uw persoonlijke financiële situatie?” (Dekker, den Ridder & van Houwelingen, 2013). De enquête wordt steekproefsgewijs aan een groep van ruim duizend Nederlanders van achttien jaar en ouder voorgelegd. De vragenlijst bestaat uit vijf onderdelen: de persoonlijke situatie van de ondervraagde, de samenleving, politiek en overheid, overige kwesties en het mediagebruik. 3.2.1 Veenhoven Geluksprofessor Ruut Veenhoven onderscheidt in zijn lezing bij Google@ Thought (2010) ‘geluk’ en ‘kwaliteit van leven’. De kwaliteit van leven zegt vaak wel iets over de mate van geluk maar volgens Veenhoven moeten deze be10
grippen toch los van elkaar worden gezien. In de tabel ‘Four qualities of life’ (figuur3.1, Veenhoven, 2010) beschrijft Veenhoven, op de verticale as, de mogelijkheden en de uitkomsten. Op de horizontale as verdeeld hij over externe (omgevingsfactoren) en interne (persoonsgebonden) factoren. Dat levert vier vormen van kwaliteit van leven op(zie figuur3.1, Veenhoven, 2010). De ‘livability’, de leefbaarheid, zegt iets over de kansen die de omgeving biedt. De ‘life-ability’, innerlijke mogelijkheden, zegt iets over de kans die iemand in zich heeft om geluk te bereiken. wanneer de externe kansen (liveability) goed worden gebruikt, zal in relatie tot de omgeving (external) het leven een nuttig leven zijn (utility); het leven heeft wat voor de omgeving betekend. Wanneer de innerlijke kansen (life-ability) goed worden benut ondstaat een subjectieve voldoening, die kan leiden tot geluk. Beleidsmakers en ruimtelijke vormgevers richten zich volgens Veenhoven vooral op de leefbaarheid van de omgeving. Zij stimuleren dus de ‘liveability’. De psychologie en het onderweis ligt de focus met name op de mate waarin een mens (zelf) in staat is zelfstandig te leven. Life-ability wordt dus vanuit onderweis en psychologie gestimuleerd. Vanuit maatschappelijke organisaties en vooral ook vanuit gereformeerd perspectief, zal het nut van het leven centraal staan en worden gestimuleerd. Deze drie onderdelen van de ‘Four qualitys of life’ worden door instituties ondersteund. De enige kqaliteit die volgens Veenhoven niet wordt ondersteund is het begrip ‘voldoening’, terwijl de mate van voldoening het meest bepalend is voor geluk.Maar wat is voldoening? Hiervoor bedacht Veenhoven een aparte tabel, ‘Four kinds of satisfaction’ (figuur 3.2, Veenhoven, 2010). 3.2.2 Four kinds of satisfaction Veenhoven bedacht een vergelijkbare tabel (zie tabel 3.4) waar hij voldoening opdeelde in voldoening over een onderdeel van het leven en voldoening over het leven als geheel (verticale as), en tijdelijke voldoening en voortdurende of blijvende voldoening (op de horizontale as). Dit levert de volgende soorten voldoening op. Plezier, bijvoorbeeld het drinken van een glas wijn, is het tijdelijk bevredigen van gedeeltelijke behoefte. Domein voldoening, bijvoorbeeld het hebben van aangenaam werk, is een langdurige voldoening van een deel van het leven. De top ervaring, waar Veenhoven een euforisch gevoel van welbevinden mee bedoelt, is het tijdelijke gevoel waarin alle behoeftes lijken te zijn bevredigd. Met de laatste soort van voldoening, levenstevredenheid, doelt Veenhoven op het permanent en op alle gebieden voorzien zijn in alle behoeften. Met deze vorm van tevredenheid definieert Veenhoven het begrip geluk. 11
figuur 3.1
figuur 3.2
Four qualities of life external
internal
Chances
Livability
Life-ability
Outcomes
Utility
Satisfaction
Four kinds of satisfaction
Part
Whole
12
Passing
Enduring
Pleasure
Domain Satisfaction
Top experience
Life Satisfaction (Happiness)
3.2.3 Overheidsbeleid gericht op geluk Tijdens Google@Thought (2010) heeft Veenhoven het ook over de maatschappelijke waarde van geluk. Zo zouden gelukkige mensen gezonder zijn, het verschil tussen gelukkige en ongelukkige mensen is vergelijkbaar met wel of niet roken (Veenhoven, 2010). Volgens Veenhoven is dit verband niet het resultaat van geluk, maar is geluk een indicator dat men zich in alle behoeften bevredigd ziet, en dus gezonder is. Ook zouden gelukkige mensen ‘betere’ burgers zijn (Veenhoven, 2010). Gelukkige mensen zouden vaker op tijd belasting betalen, meer gaan stemmen en minder hard rijden. Ondanks deze bevindingen blijft geluk afwezig op de politieke agenda van Nederland. Dit in tegenstelling tot Frankrijk, Duitsland en Engeland (van Campen, Bergsma, Boelhouwer, Boerefijn & Bolier, 2012, p.9). In deze landen wordt vanuit de regering onderzoek gedaan naar het geluk van burgers. Ook de Himalaya staat Bhutan heeft geluk op de politieke agenda staan. Bhutan hanteert tegenwoordig het Bruto Nationaal Geluk (BNG) in plaats van het Bruto Nationaal Product (BNP). De Verenigde Naties hebben dit idee deels overgenomen in een motie waarin wordt opgeroepen om naast het BNP ook een BNG te hanteren (Kooistra, 2011). Minister president Mark Rutte deelde in een toespraak mee dat de regering de ‘geluksmachine’ uit ging zetten. Met andere woorden, de regering is niet verantwoordelijk voor het individuele geluk van haar bevolking (Vendrik, 2010). Of dit verstrekkende gevolgen heeft voor de Nederlandse bevolking lijkt onwaarschijnlijk gezien het feit dat Nederland ook zonder geluksbeleid tot de gelukkigste landen van de wereld behoort (van Campen et al. 2012, p.9). 3.3.1 Maslow Hoewel de geluksbeleving voor iedereen op een andere manier verkregen wordt zijn er basisvoorwaarden voor het welzijn. Zo bedacht Abraham Maslow een tabel waarin de behoeften van de mens gerangschikt worden (zie figuur 3.3, Wikipedia, 2013). Van essentiële behoeftes als eten en slaap, tot randvoorwaarden als creativiteit en spontaniteit. Hiermee onderscheidt Maslow een aantal basis behoeften die op ieder mens van toepassing zijn. Wanneer in deze behoeften niet wordt voorzien zal de mens in actie komen (PsycheTruth, 2011). In zijn onderzoek richtte Maslow zich op de ‘gezonde mens’ daar hij van mening was dat het onderzoek naar geesteszieke en ongezonde mensen tot een ongezonde psychologie en filosofie zou leiden (Maslow, 1954). Maslow’s onderverdeling bestaat uit vijf lagen: 1–Organische of lichamelijke behoeften, 2–behoefte aan veiligheid en zekerheid, 3–behoefte aan saamhorigheid, vriendschap en liefde, 4–behoefte aan waardering, erkenning en zelfrespect en 4–zelfverwerkelijking.
13
3.3.2 De Piramide van Maslow Maslow’s tabel van behoeften wordt vaak als een piramide afgebeeld, hoewel Maslow zelf deze vorm nooit heeft gebruikt. In de vorm van de piramide is de onderste laag, de meest noodzakelijke voor het menselijk bestaan. Dit zijn de organische of lichamelijke behoeften. Wanneer deze behoeften niet verwezenlijkt kunnen worden is leven onmogelijk en zijn verdere lagen uit de tabel dus overbodig. Onder deze behoeften vallen onder andere lucht, water en voeding. Wanneer in de eerste behoefte voorzien is zal de focus van de mens verschuiven naar de volgende basisbehoefte, veiligheid. Dit kan verschillende dingen betekenen en is aan interpretaties onderhevig. Zo zou veiligheid in Nederland eerder met financiële zekerheid te maken hebben terwijl in een oorlogsgebied veiligheid van het lichaam eerder aan de orde is. Onder veiligheid wordt persoonlijke veiligheid, financiële zekerheid en gezondheid verstaan. Wanneer deze behoefte vervuld is zal de mens aandacht hebben voor saamhorigheid, vriendschap en liefde. De mens heeft behoefte aan positief sociaal contact. Hieronder vallen vriendschap, familie en intieme relaties. De volgende laag is de behoefte aan waardering en beschrijft de waarde die mensen hechten aan acceptatie door hun omgeving. Maslow onderscheidt twee verschillende behoeften van waardering. De eerste noemt Maslow ‘de lage’ vorm van waardering. Deze bestaat uit de behoefte aan respect van anderen. Dit kan de behoefte aan status, erkenning, prestige en aandacht zijn. De tweede noemt hij ‘de hogere’ vorm van waardering, waar zelfrespect mee bedoeld wordt. Dit kan behoefte aan kracht, competentie, meesterschap, zelfvertrouwen, onafhankelijkheid en vrijheid zijn. In de laatste laag beschrijft Maslow zelfverwezenlijking. De behoefte aan persoonlijke groei, bijvoorbeeld op sportieve, artistieke, literaire en dergelijke gebieden.
figuur 3.3
Opvallend bij deze laatste laag in de piramide van Maslow is de aanwezigheid van de moraal. Maslow stelde dat de mens in principe handelt naar een maatschappelijk geaccepteerde moraal. Echter, wanneer niet in alle behoeften voorzien kan worden zal de mens niet in staat zijn zich volgens deze moraal te gedragen. Wanneer iemand honger lijdt zal hij stelen. Hierbij is te zien dat de lagen niet los van elkaar staan maar met elkaar in verband staan. Pas wanneer bijvoorbeeld de eerste laag, organische behoeften, voorzien is kan de volgende laag, veiligheid, aan de orde komen. Wanneer men zich in deze laag voorzien ziet kan saamhorigheid, vriendschap en liefde plaats vinden. Enzovoort.
14
15
4 Beeldcultuur 4.1 Inleiding In de vorige hoofdstukken heb ik met behulp Van Schmid, het SCP, Veenhoven en Maslow getracht om het abstracte begrip”Geluk”wat objectiever in beeld te brengen. Uitgaande van Veenhovens uitspraak:”...If you feel happy, that is because your needs are gratified...” (of te wel als aan alle behoeften voldaan is kan geluk bereikt worden) zal ik met behulp van de behoeften hiërarchie van Maslow, de invloed beschrijven van de moderne beeldcultuur op het begrip geluk. Omdat de behoeften van de eerste laag van Maslow niet beinvloed worden door de moderne beeldcultuur heb ik die laag weggelaten in mijn scriptie. 4.2 Definitie Een eenduidige definitie van ‘de moderne beeldcultuur’ bestaat niet. Een beeldcultuur is een terrein in beweging, met tegenstellingen, overlappingen en diverse subculturen. Zoals fotografie, televisie en tegenwoordig digitale beeldvorming. Maar met de komst van verschillende technische ontwikkelingen zijn over de gehele linie van de, verschillende, beeldculturen vergelijkbare trends te zien (Driel, van, 2004, p.12). Onder ‘beeldcultuur’ versta ik in mijn scriptie een cultuur waarbij beelden een prominente rol spelen. Met ‘modern’ bedoel ik, van af 1940 aangezien massamedia van af dat moment de aanzet tot de huidige status van het beeld gaven (Randle, 2001). 4.3 De status van het beeld Het beeld heeft de afgelopen decennia een opmars gemaakt ten opzichte van het geschreven woord (Bruinsma, 2006). Nog steeds wint het geschreven woord het als het gaat om de beschrijving van abstracte begrippen (gedachten, ideeën, argumenten, redeneringen), maar het beeld raakt steeds meer verankerd in onze manier van communiceren. Nog nooit is de honger naar beelden zo groot geweest als nu, zoals Bruinsma omschrijft (2006). Niet alleen als illustratie of weerspiegeling van de werkelijkheid maar vooral als interpretatieruimte. Hiermee bedoelt Bruinsma dat mensen, niet alleen professionele beeldmakers, hun gedachte, idee, mening of argument steeds vaker uitdrukken in beelden. Deze beelden kunnen, mede door de massa media, eenvoudig gekopieerd, bewerkt en gerecycled worden. Dit heeft echter als gevolg dat de betrouwbaarheid van het beeld niet meer te garanderen is (Driel, van, 2004, p.24).
16
5 Maslow’s tabel in relatie tot de moderne beeldcultuur 5.1 Veiligheid (laag 2) In het onderzoek Television Violece, Victimization, and Power van Gerbner, Gross, Signorielli & Morgan (1980), wordt de invloed van geweld op televisie beschreven. Hierin definiëren zij geweld als “...the overt expression of physical force compelling action against one’s will on pain of being hurt or killed, or actually hurting or killing”. Volgens Gerbner et al. hebben gemiddeld 80% van de televisiepersonen tijdens ‘prime time’ en 60% van de televisiepersonen tijdens middagprogramma’s in het weekend te maken met geweld; dat ligt vele malen hoger dan de gemiddelde mens in het dagelijks leven kan verwachten. Deze (relatief) grote vertegenwoordiging van geweld op televisie is volgens Gerber et al. te verklaren door de commerciële belangen van de zender. Zoals Gerbner (1982, p.68) stelt “The culture that advertising-supported mass media produces is a lively one. Its products are audiences, sold to advertisers”. Waarbij het dus van belang is de aandacht van zoveel mogelijk kijkers te trekken. Het tonen van gewelddadige beelden is een effectief middel om dit te bereiken (Boyd, 2009). Uit het onderzoek van Gerbner et al. (1980) blijkt dat het overmatige geweld op televisie een gevoel van gevaar en wantrouwen bij de kijkers teweeg brengt. Zo hebben frequente kijkers (kijken 4 uur of meer televisie per dag) een significant hogere verwachting slachtoffer van geweld te worden dan niet frequente kijker (kijken 2 uur of minder televisie per dag). Ook zouden frequente kijkers eerder geneigd zijn te geloven dat de meeste mensen enkel aan zich zelf denken, misbruik maken van anderen en niet te vertrouwen zijn (Gerbner et al., 1980). Dit onderzoek laat zien dat televisie geen bijdrage levert aan het gevoel van veiligheid en zelfs eerder een gevoel van onveiligheid zou opwekken. 5.2 Sociaal contact (laag 3) In het artikel Facebook Use Predicts Declines in Subjective Well-Being in Young Adults doen Kross et al. (2013) onderzoek naar de invloed van Facebookgebruik op het welbevinden van de gebruiker. Op het eerste gezicht zou men kunnen vermoeden dat Facebook voorziet in Maslow’s derde laag in de tabel van behoeften, sociaal contact. Facebook biedt zijn gebruikers immers op elk gewenst moment de mogelijkheid tot sociaal contact. Het onderzoek van Kross et al.voorspelt echter, een daling van het welbevinden als gevolg van het gebruik van Facebook. In het onderzoek werden gedurende twee weken, volgens ‘experience-sampling’, 82 jongvolwassenen (de meest voorkomende Facebookgebruiker) gevolgd. Experience-sampling is een onderzoeksmethode waarbij de deelnemer gevraagd wordt meerdere keren per 17
dag, zijn bezigheden te onderbreken om de ervaring van dat moment te noteren. Het probleem dat de meeste mensen maar moeilijk in staat zijn zich ‘voldoende bewust’ te blijven van goede en slechte ervaringen uit het verleden (van Campen et al., 2012, p.26) wordt hiermee ondervangen. Hierdoor kunnen ervaringen zeer accuraat vastgelegd worden. In het geval van het onderzoek naar Facebookgebruik werd deelnemers, vijf maal per dag, op willekeurige momenten per sms gevraagd de volgende vragen te beantwoorden. 1–How do you feel right now? 2–How worried are you right now? 3–How lonely do you feel right now? 4–How much have you used Facebook since the last time we asked? 5–How much have you interacted with other people “directly” since the last time we asked? Uit het onderzoek bleek dat hoe vaker mensen op Facebook zaten, hoe minder gelukkig zij zich voelden. Off-line contact daarentegen, bleek een positieve uitwerking op het geluksniveau te hebben. Dus, hoewel Faceboek ruimschoots voorziet in de mogelijkheid tot sociaal contact, draagt het niet bij tot het welbevinden en kan zelfs het tegenovergestelde effect hebben. 5.3 Waardering (laag 4) In The real truth about beauty onderzoeken Etcoff, Orbach, Scott & D’Agostino (2004) de perceptie van schoonheid bij vrouwen. Dove, onderdeel van Unilever, initieerde het onderzoek om meer te weten te komen over de relatie tussen schoonheid en welbevinden bij vrouwen, daar zij zich zorgen maakten over de huidige beeldvorming van vrouwelijke schoonheid in de populaire cultuur; een cultuur waarbij vrouwelijke schoonheid hoog in het vaandel staat, wat invloed zou kunnen hebben op het welbevinden, geluk en zelf vertrouwen van de vrouw (Etcoff et al., 2004, p.2). Als we naar figuur 5.1 (Etcoff et al., 2004, p.24) kijken, zien we dat schoonheid weliswaar niet de belangrijkste voorwaarde voor geluk is, maar wel degelijk een rol speelt bij de ondervraagden. Bij de stelling “When I feel less beautiful, I feel worse about myself in general”, was 48% het ‘zeer eens’. Hier wordt de impact van schoonheid op het zelfvertrouwen beschreven. Figuur 5.2 (Etcoff et al., 2004, p.25) geeft een verklaring voor de sociale druk die vrouwen voelen om aantrekkelijk gevonden te worden. Hier is te zien dat 60% van de ondervraagde vrouwen het eens is met de stelling: “Society expects women to enhance their physical attractiveness”. Ook denkt een groot deel van de vrouwen (45%), dat knappere vrouwen betere kansen hebben in het leven. Opmerkelijk is te noemen dat slecht 2% van de ondervraagde vrouwen zichzelf als knap omschrijft (Etcoff et al., 2004, p.9). Het grootste gedeel18
figuur 5.1
figuur 5.2
19
te van de ondervraagde vrouwen (58%) zijn maar gedeeltelijk tevreden over hun schoonheid. Dit ‘gedeeltelijk tevreden’ impliceert dat deze groep vrouwen mogelijk meer tevreden zouden kunnen zijn met hun schoonheid. Het is dan ook aannemelijk dat deze groep vrouwen het meest ontvankelijk is voor het schoonheidsideaal dat in de populaire cultuur verbeeld wordt. Want, ondanks het feit dat zij voldoening halen uit hun schoonheid, bestaat de groep ‘gedeeltelijk tevredenen’ uit vrouwen die gelukkiger denken te kunnen worden met hun schoonheid (Etcoff et al., 2004, p.19). Dit levert dus ook geen positieve bijdrage aan geluk. Dove kwam naar aanleiding van dit onderzoek met het campagnefilmpje Evolution, waarin een vrouw, met lichte imperfecties, middels make-up en Photoshop tot een billboard-waardig medel wordt getransformeerd (Macleod, 2006). Afsluitend met de zin “No wonder our perception of beauty is distorted” en een referentie naar het Dove Selfesteem Fund. Met dit filmpje laat Dove zien dat het in de populaire cultuur weergegeven beeld van schoonheid een onrealistisch en on-realiseerbaar beeld is. 5.4 Zelfontplooiing (laag 5) Reclames spelen een rol in het koopgedrag van consumenten (Brusseau, 2011); het zou behoeftes creëren die we zonder reclames niet gehad zouden hebben. Brusseau geeft het voorbeeld van Old Spice body wash, een product dat tot een paar jaar geleden nog vrij onbekend was in Amerika. Old Spice body wash onderscheidt zich als zeep niet zozeer van het bestaande maar is door een succesvolle reclamecampagne een hit in Amerika geworden. Zoals Tim Kasser (2003) zegt: “A lot of commercial advertising would have us believe we need newer and better material possessions to be happy”. Volgens Brusseau zijn producten meer dan alleen dingen die men bezit, “They are us; they incarnate the way we think and act”(2011). Men identificeert zich tegenwoordig met de producten die men koopt. Met deze gedachte komt Brusseau tot de volgende uitspraak: “If we are what we buy, then we need to buy in order to be” (2011). De beeldvorming van reclames draagt dus bij aan een materialistische maatschappij. In het boek The High Price of Materialism legt Tim Kasser (2003) een verband tussen materialisme en welbevinden. Dit verband legt hij aan de hand van twee vragen lijsten. In de eerste wordt het algemeen welbevinden van de ondervraagde getoetst. Dit doet Kassel onder andere door naar de mate van zelfontplooiing te kijken. Mensen met een hoge mate van zelfontplooiing hechten veel waarde aan persoonlijke groei, betekenis en schoonheid. Mensen met een mindere mate van zelfontplooiing zouden eerder geneigd zijn zich aan te passen aan de verwachtingen van anderen (Kas20
sel, 2003, p.7). Ook kijkt Kassel naar de mate van vitaliteit, hetgeen psychologische groei en zelfexpressie omvat. In de tweede vragenlijst gebruikt Kassel de ‘Aspiration index’. Een index om de mate van streven naar bepaalde zaken vast te legen. In dit geval betreft dat bezittingen, sociale status en financieel succes (zie figuur 5.3). De resultaten van het onderzoek, wezen het volgende uit: de personen die meer waarde hechtten aan financieel succes bleken een lagere mate van zelfverwezelijking en vitaliteit te vertonen. De resultaten van het onderzoek beaamden de prognose die Kassel stelde, namelijk dat materialisme slecht is voor de mentale gezondheid en de geluks beleving van de mens. In hoofdstuk 2.2 behandelde ik twee grafieken (zie figuur 1.1 en 1.2). Hierin is af te lezen dat de mate van geluk niet in verhouding stijgt met het BBP. Daarentegen zijn geluk en menselijke ontwikkeling lineair met elkaar verbonden. Dit ondersteund Kassels bevinding.
figuur 5.3
21
6 case-study
7 Conclusie
Voor mijn case-study zal ik The Happy show van Stefan Sagmeister (z.d.) vergelijken met een eigen project, ‘1KM2 Geluk’. Hierbij moet gezegd worden dat dit eigen project slechts een concept is, en zal blijven. In mijn project wilde ik een serie video portretten maken van mensen uit een bepaald gebied, een vierkante kilometer. Hierbij wilde ik door middel van een interview, afgewisseld met beelden van hun dagelijks leven, een beeld schetsen van ieders visie op geluk. Ik hoopte uiteindelijk een serie uiteenlopende visies op geluk te hebben om die vervolgens in een video installatie samen te brengen. De Happy Show is een expositie van Stefan Sagmeister in het ICA Philadelphia, in de Design Exchange, Toronto, en in het MOCA Los Angeles. In de Happy Show verbeeldt Sagmeister een grote verzameling feiten over geluk op een zeer inzichtelijke, hedendaagse en humoristische manier.
Uitgaande van Schmid (Geluk is de drijfveer van de moderne tijd) en De Wachter(het streven naar geluk gaat hand in hand met de visuele taal van de commercie) heb ik een litteratuur onderzoek gedaan naar geluk in relatie tot de moderne beeldcultuur. Bij dit onderzoek heb ik allereerst getracht om het abstracte en subjectieve begrip “geluk” wat meer te objectiveren en meetbaar te maken en vond dat uiteindelijk het beste terug bij Maslow en piramide van behoeftenhiërarchie. Nadat ik verschillende onderdelen van de moderne beeldcultuur naast deze piramide had gezet, kwam ik tot de conclusie, dat de moderne beeldcultuur wel streeft naar stimulering van geluk, maar dat zij vaak het tegendeel bewerkstelligt en dat dit streven naar geluk lang niet altijd leidt tot het beleven van geluk
De keus voor het thema geluk kwam voort uit het boek Ongelukkig zijn van Wilhelm Schmid. Dit boek bestaat uit een filosofische uiteenzetting over het streven naar geluk waarna Schmid tot de conclusie komt dat ongeluk een onmisbaar gegeven is in het leven. Deze gedachte verklaart het filosofische karakter van mijn project. Bij het onderzoek voor mijn scriptie kwam ik het project van Sagmeister tegen. Wat mij hierin opviel was dat Sagmeister een meer feitelijke insteek had dan ik. De ‘Happy Show’ bestaat uit een verzameling feiten over geluk, waar mijn concept een meer filosofische insteek had. Door ook de feitelijke kant van geluk te behandelen had ik de interviews meer structuur kunnen geven. De interviews bleven nog te onsamenhangend. Aangezien mijn project niet is uitgevoerd en maar in geringe mate is vormgegeven heeft mijn onderzoek weinig invloed gehad op de vormgeving. Wel wist ik na het bestuderen van de Happy Show, dat mijn project zich niet leende voor een vergelijkbare uitwerking omdat ik niet het doel had een overzicht van geluk te maken maar een portret van iemands persoonlijke geluk. En dat had ik met feiten en grafieken niet kunnen bewerkstelligen. Als ik de kennis uit mijn onderzoek in de interviews zou hebben verwerkt, zou dat vooral in de structuur van de interviews merkbaar zijn geweest. Ik had alle personen dezelfde vragen kunnen stellen zoals: “alles bij elkaar genomen, hoe tevreden bent u met het leven als geheel?”(SCP2, z.d.). Ook had ik de vragen kunnen koppelen aan de piramide van Maslow. Zo had ik eerst naar hun basis behoeften kunnen vragen, dan hun mate van veiligheid, etc. Dit had een duidelijkere structuur aan de interviews gegeven. Ook had het voor de toeschouwer mogelijk gemaakt de verschillende personen onderling te vergelijken.
22
23
Literatuur Bijl, R., Boelhouwer, J., Cloïn, M. en Pommer, E. (2010). The social state of the Netherlands. Translation: Julian Ross, Carlisle, England. SCP, DenHaag
Kooistra, M. (23 november 2011). Geluksonderzoek Erasmus Universiteit steunt sturing op geluk. geraadpleegd op 14 oktober 2013, via http:// www.eur.nl/fsw/actueel/nieuwsdetail/article/32038/
Bijl, R., Boelhouwer, J., Pommer, E. & Schyns, P. (2010). The social state of the Netherlands 2009. SCP, DenHaag
Kross E, Verduyn P, Demiralp E, Park J, Lee DS, et al. (2013) Facebook Use Predicts Declines in Subjective Well-Being in Young Adults. http:// www.eur.nl/fsw/actueel/nieuwsdetail/article/32038/
Boon, T. den & Geeraerts, D. (2005). Van Dale: Groot Woordenboek der Nederlandse Taal: 3 Dl. (14e dr.). Utrecht: Van Dale Lexicografie. Bruinsma, M. (2006). Form = Function. geraadpleegd op 7 januarie 2014, via http://maxbruinsma.nl/index1.html Brusseau, J. (2011). Buisiness ethics. geraadpleegd op 10 januarie 2014, via http://2012books.lardbucket.org/books/business-ethics/s1603-we-buy-therefore-we-are-consum.html Campen, C. van, Bergsma, A., Boelhouwer, J., Boerefijn, J. & Bolier, L. (mei 2012). Sturen op geluk. SCP, DenHaag Dekker, P., Ridder, J. den Houwelingen, P. van (2013). Burgerperspectieven 2013 | 4. SCP, DenHaag Driel, H. van, (2004). Beeldcultuur. Boom, Amsterdam Etcoff, N., Orbach, S., Scott, J. & D’Agostino, H. (2004). The real truth about beauty: a global report. In opdracht van Dove. geraadpleegd op 13 december 2013, via http://www.clubofamsterdam.com/contentarticles/52%20Beauty/dove_white_paper_final.pdf Gerbner, G., Gross, L., Signorielli, N. & Morgan, M. (1980). Television Violence, Victimization, and Power. American Behavioral Scientist. 23 (5), 705 - 716. geraadpleegd op 8 januarie 2014, via http://www.asc. upenn.edu/gerbner/Asset.aspx?assetID=374 Greater Good (z.d.). What Is Happiness? geraadpleegd op 12 januarie, 2013, via http://greatergood.berkeley.edu/topic/happiness/definition Kasser, T. (2003) The High Price of Materialism. A Bradford Book, Londen.
24
Macleod, D. (2006). Dove Evolution in Campaign For Real Beauty. geraadpleegd op 9 januarie 2014, via http://theinspirationroom.com/ daily/2006/dove-evolution/ Maslow, A (1954). Motivation and personality. New York, NY: Harper. p. 236. NTR Academie (2013). Dirk de Wachter: Pleidooi voor een beetje ongelukkig zijn. geraadpleegd op 13 september 2013, via http://www.uitzendinggemist.nl/afleveringen/1356595#0 PsycheTruth (2011) Expanded Maslow’s Hierarchy of Needs, Human Needs, Self Actualization, Humanistic Psychology. geraadpleegd op 1 oktober 2013, via http://www.simplypsychology.org/maslow.html Randle, Q. (2001). A historical overview of the effects of new mass media. geraadpleegd op 11 januarie 2014, via http://firstmonday.org/article/view/885/794 Sagmeister, S. (z.d). The Happy Show. geraadpleegd op 26 september 2013, via http://www.sagmeisterwalsh.com/work/project/the-happyshow/ Schmid, W. (2013). Ongelukkig zijn. vertaling, Willem Visser. Ambo Anthos, Amsterdam SCP1 (z.d.). De sociale staat van Nederland. verkregen op 9 september, 2013, via http://www.scp.nl/Publicaties/Terugkerende_monitors_ en_reeksen/De_sociale_staat_van_Nederland SCP2 (z.d.). Geluk. geraadpleegd op 9 september, 2013, via http://www. scp.nl/Geluk
25
Sijs, v.d. N. (2001). Chronologisch Woordenboek. Verkregen op 12 oktober, 2013, via http://www.etymologiebank.nl/trefwoord/geluk Transparency International (z.d.). Corruption Perception Index. verkregen op 5 januarie, 2014, via http://www.transparency.org/research/cpi/ overview Veenhoven, R. (2009). Average happiness in 144 nations 2000-2008. In: World database of happiness, RankReport 2009-1c. geraadpleegd op 14 oktober 2013, via http://worlddatabaseofhappiness.eur.nl. Veenhoven, R. (2010). Google@Thought: Ruut Veenhoven. geraadpleegd op 15 september 2013, via http://www.youtube.com/watch?v=JsmRw7a_1fM Vendrik, K. (2010). Ongelukig. geraadpleegd op 7 januarie 2014, via http:// www.groene.nl/artikel/ongelukkig Wikipedia, (2013). An interpretation of Maslow’s hierarchy of needs, represented as a pyramid with the more basic needs at the bottom. geraadpleegd op 12 december, 2013, via http://en.wikipedia.org/ wiki/Maslow’s_hierarchy_of_needs
26
27