DC
47
Seksualiteit
1 Inleiding De kans is groot dat je als begeleider op de één of andere manier in je werk te maken krijgt met seksualiteit. Ook mensen met een verstandelijke beperking hebben seksuele behoeften en moeten daarin begeleiding krijgen op hun eigen niveau. Daarom besteden we er in dit thema uitgebreid aandacht aan.
De inhoud van dit thema: 2 Wat is seksualiteit? 3 Seksualiteit bij mensen met een verstandelijke beperking 4 Begeleiding bij de behoefte aan seks 5 Ongewenste intimiteit en seksueel misbruik 6 Hulpmiddelen 7 In de praktijk
1
Dit thema sluit aan op de volgende thema’s in het boek ‘Cliënt en Omgeving; SAW 3 & 4’: • thema 3: De baby; • thema 4: De peuter; • thema 5: Het basisschoolkind; • thema 6: De puber; • thema 7: De adolescent; • thema 23: Slachtoffers van huiselijk geweld. Het thema sluit ook aan op thema 3 (Ontwikkeling van mensen met een verstandelijke beperking) in het boek ‘Maatschappelijke zorg; SAW 3 & 4’.
SAW DC 47 Seksualiteit
1
2 Wat is seksualiteit? Seksualiteit is een breed begrip. Er zijn vier aspecten die belangrijk zijn: contact maken, hechten, intimiteit/geborgenheid en seksualiteit. Seksualiteit is dus niet alleen maar geslachtsgemeenschap. Wanneer je het lijfelijk goed met elkaar hebt, doet dat ook je psyche goed. Bij seks(ualiteit) hoort aanraken, kussen, kijken, strelen en lekker tegen elkaar aanzitten. Dit doen we ook bij vrienden en familie, maar dan is de aard en intentie anders. Daarbij zijn geen seksuele gevoelens aan de orde. Seksualiteit is ook: vrijen met jezelf, met een man of een vrouw en hetero of homo kunnen zijn. Hoewel de vraag wat seksualiteit is een makkelijke vraag lijkt, is het tegelijkertijd ook een moeilijke. Dat komt omdat mensen zeer verschillend denken over seksualiteit. Dat heeft met een aantal zaken te maken, bijvoorbeeld met de opvoeding, normen/waarden en levensbeschouwing. Deze elementen kunnen een grote impact hebben op de ‘kijk’ naar seksualiteit in het algemeen, maar ook naar mensen met een verstandelijke beperking.
Lekker tegen elkaar aanzitten
2
SAW Digitale Content
3 Seksualiteit bij mensen met een verstandelijke beperking Er is niet altijd hetzelfde gedacht over seksualiteit van mensen met een verstandelijke beperking. We gaan even terug in de tijd en behandelen dan een aantal zaken die met de seksualiteit van mensen met een verstandelijke beperking samenhangen. Seksualiteit bij mensen met een verstandelijke beperking: • de omgang met seksualiteit in het verleden
• Stichting Alternatieve Relatiebemiddeling
• verstandelijk beperkt en kinderwens
2
3.1 De omgang met seksualiteit in het verleden
Tot in de jaren zeventig van de vorige eeuw was het uitgesloten dat er over seksuele behoeften van mensen met een verstandelijke beperking werd gesproken. Er rustte een zwaar taboe op. Seksualiteit was alleen voor ‘normale’ mensen. Men wenste er niet mee geconfronteerd te worden. Een enkeling suggereerde zelfs dat mensen met een verstandelijke beperking chemisch gecastreerd of met een injectie gesteriliseerd moesten worden. Dit gebeurde soms ook, zelfs zonder dat de cliënt daar toestemming voor gaf of soms ook zonder dat hij of zij het wist. Mensen met een verstandelijke beperking stonden onder strenge controle om te voorkomen dat er seksuele contacten waren. Gelukkig is daar verandering in gekomen. Aanvankelijk sloeg dat erg door naar het tegenovergestelde. Toen werd van de begeleider vaak actieve hulp gevraagd bij seksuele bevrediging van cliënten. Inmiddels is ook dit achterhaald en wordt deze hulp overgelaten aan een speciale vrijwilligersorganisatie voor mensen met een verstandelijke beperking of in sommige gevallen aan dames en heren die ervoor betaald worden.
SAW DC 47 Seksualiteit
3
3.2 Stichting Alternatieve Relatiebemiddeling
Een voorbeeld van zo’n organisatie is SAR (Stichting Alternatieve Relatiebemiddeling). SAR helpt mensen met een lichamelijke en/of verstandelijke beperking bij het zoeken naar een alternatief voor een seksuele relatie. Dit gebeurt in de vorm van seksuele dienstverlening. Een andere doelstelling van SAR is het geven van voorlichting over problemen rondom de seksualiteitsbeleving van mensen met een beperking. Sinds de jaren negentig is het beleid van de overheid gericht op volwaardig burgerschap. Dat wil zeggen dat mensen met een beperking moeten kunnen deelnemen in de maatschappij en dus integreren in het ‘gewone’ leven. Begeleiding is hierbij essentieel, zeker als het om seksualiteit gaat. In het algemeen kun je stellen dat bij mensen met een verstandelijke beperking de seksuele behoeften vooral op zichzelf gericht zijn. Er zijn echter ook mensen met een lichte beperking die een relatie hebben als ieder ander. Voor de overigen geldt dat de relatie vaak platonisch is: zonder seksueel contact dat ook op de ander gericht is. Ze imiteren daarbij vaak het gedrag van mensen die een relatie hebben, met alle gevaren van dien ….. of niet. Joop en Andrea wonen samen in een leefgroep. Zij hebben sinds kort verkering. Ze uiten dit door elkaar te zoenen en ze zitten hand in hand op de bank. Joop fluistert de begeleider van die dag in dat het vanavond gaat gebeuren. Ze gaan samen naar bed. De begeleider schrikt hiervan en probeert Joop ervan te overtuigen dat dit niet kan. ’s Avonds gaan Joop en Andrea samen naar boven. De begeleider ziet het gebeuren en weet niet zo goed wat hij moet doen. Na een moment aarzelen, gaat hij ook naar boven en klopt op de deur van de slaapkamer van Joop. Hij mag binnenkomen en Joop en Andrea liggen (met kleding aan) hand in hand op bed. Joop zegt:’Fijn hoor, samen naar bed. Echt heel gezellig.’
3.3 Verstandelijk beperkt en kinderwens
De kinderwens van mensen met een verstandelijke beperking is actueel sinds het huidige gehandicaptenbeleid in 1994 werd ingesteld. Het uitgangspunt is dat mensen met een beperking gelijkwaardige burgers zijn en als zodanig moeten worden behandeld. Gevolg is dat mensen met een verstandelijke beperking, voor zover hun beperking dat toelaat, steeds vaker leven zoals ‘gewone’ mensen. Dat betekent ook dat ze steeds vaker samenwonen en kinderen krijgen. Deze kinderwens staat vaak ter discussie. Als mensen met een verstandelijke beperking een kind willen, moet dat kunnen, vindt de Gezondheidsraad. Zij zijn als ouders niet wezenlijk anders dan mensen zonder beperkingen. Ze zijn vooral meer kwetsbare ouders die in sommige gevallen, met de nodige
4
SAW Digitale Content
ondersteuning, adequate opvoeders kunnen zijn. Maar wat weegt zwaarder: het recht van de ouders of het geluk van een kind en de maatschappelijke lasten? Volgens het rapport ‘Samenspel van factoren’ (UvA-AMC) zijn er ongeveer 110.000 mensen met een beperking waarvan 1500 ouders, dat is ongeveer 1,0%. Eén op de drie van deze ouderschappen wordt in het onderzoek gekwalificeerd als zijnde ‘goed genoeg’. Het is onduidelijk wie bepaalt wat goed genoeg is en of het goed genoeg is om voor de kinderen om wie het gaat. Soms gaat het mis. Overwegingen bij anticonceptie voor mensen met een verstandelijke beperking Verplichte anticonceptie is in strijd met de Europese regels. Het middel van de verplichte prikpil is het allerlaatste middel dat ingezet wordt om drama’s bij de opvoeding van kinderen door mensen met een verstandelijke beperking te voorkomen. Velen erkennen dat het beter is als mensen met een verstandelijke beperking geen kinderen krijgen. ‘Maar we kunnen die mensen dat recht niet ontzeggen. We willen dat zij een zo normaal mogelijk leven leiden door ze semi-zelfstandig te laten wonen. Jongens en meisjes wonen door elkaar, ze worden verliefd en willen kinderen, dat is logisch.’ Men meent dat de samenleving meer moeite moet doen om de kans op een succesvol ouderschap te vergroten. Een ontmoedigingsbeleid alleen, is niet voldoende. De zorg voor kinderen van mensen met een beperking drukt zwaar op de jeugdzorg. Voor deze categorie kinderen zouden hulpverleners speciaal opgeleid moeten worden. Volgens een studie blijkt dat tweederde van de mensen met een verstandelijke beperking als ouder faalt. Anderen interpreteren de gegevens zo dat het met de helft best goed gaat. Aantallen zijn echter niet alles. Het is belangrijker dat er iets aan gedaan wordt. Voorstellen om de anticonceptiepil te verplichten bij ouders die niet in staat zijn om kinderen op te voeden, worden door velen principieel afgekeurd: ‘Ik vind dat een onmenselijk middel. Ik denk dat het in strijd is met de Europese regelgeving. Bovendien is het een middel dat tijdelijk werkt. Een zwangerschap voorkomen kun je er niet mee als twee mensen echt een kind willen.’ Het is belangrijker om meer duidelijkheid te scheppen aan ouders met een beperking die eerder hebben gefaald bij de opvoeding van een kind. ‘Zij moeten weten dat een baby in dat geval na de geboorte uit huis wordt geplaatst. Daarmee voorkom je veel drama’s rond kleine
SAW DC 47 Seksualiteit
5
kinderen. We moeten niet wachten tot het weer misgaat. De kinderen verdienen bescherming.’ Soms wordt de Raad voor de kinderbescherming ingeschakeld. Probleem is wel hoe vast te stellen voor welke mensen dit gaat gelden, want een IQ-test is niet bepaald een betrouwbare voorspeller van succesvol ouderschap. Uit onderzoek blijkt dat veel bepalender voor een goede opvoeding de sociale vaardigheden van de ouders zijn. Veel hangt af van het netwerk van hulpverleners, familie en vrienden waarover het stel kan beschikken. Probleem is wel hoe vast te stellen voor welke mensen dit gaat gelden, want een IQ-test is volgens de VVD-politica niet bepaald een betrouwbare voorspeller van succesvol ouderschap. Uit onderzoek blijkt dat veel bepalender voor een goede opvoeding de sociale vaardigheden van de ouders zijn. Veel hangt af van het netwerk van hulpverleners, familie en vrienden waarover het stel kan beschikken.
Ook gedegen voorlichting vooraf en een goede begeleiding zijn erg belangrijk. De omvang van het sociale netwerk van mensen met een beperking blijkt in de praktijk beperkt. De opvoeding verloopt in de praktijk vaak niet goed. De meeste kinderen van ouders met een verstandelijke beperking komen sociaal-emotioneel tekort, worden verwaarloosd en uiteindelijk uit huis geplaatst. Alleen als er betrokken familie in de buurt is, wil het nog wel eens lukken. Soms wordt het kind meteen na de geboorte bij de moeder weggehaald. De Kinderbescherming is dan voordat de baby geboren is ingeschakeld. Gedwongen anticonceptie komt niet voor. Dit ondanks het advies van de Gezondheidsraad om dit wel mogelijk te maken als de cliënt terzake wilsonbekwaam zou zijn; dus de gevolgen van het krijgen van kinderen niet zou kunnen overzien. Verder vindt de Raad dat mensen met een verstandelijke beperking niet zomaar het recht op ouderschap kan worden ontzegd. Ook niet als ze daarvoor hulp van familie en professionele zorgverleners nodig hebben. Wel stelt de Raad dat in sommige gevallen het ouderschap ‘te zwaar is’, bijvoorbeeld bij mensen met een IQ van 60 of lager. Deze mensen zouden niet goed tot opvoeden in staat zijn.
Soms wordt de Raad voor de kinderbescherming ingeschakeld
6
SAW Digitale Content
De vraag of de kinderwens van mensen met een beperking wel of niet gehonoreerd moet worden houdt zowel begeleiders als buitenstaanders bezig. Dit blijkt ook uit de citaten uit een krantenartikel hieronder. Verstandelijk beperkten/eindelijk vrij Vroeger werden jongens en meisjes in instellingen voor verstandelijk beperkten strikt gescheiden en hoefde niemand zich zorgen te maken over anticonceptie. Maar nu staan ze veelal midden in de samenleving en willen ze kinderen, ‘hun toegangskaartje voor een normaal bestaan’. Hulpverleners proberen door de roze wolk heen te prikken. Even verderop, wijst maatschappelijk werkster Ineke Verdonk, is een internaat. Daar verblijven jongeren met een verstandelijke beperking omdat het thuis niet meer gaat, bijvoorbeeld omdat hun ouders ook zwakbegaafd zijn. Op hun achttiende mogen ze weg en dat doen ze ook. Ze slaan de deur met een luide klap achter zich dicht en willen niets meer met de hulpverlening te maken hebben: eindelijk vrij. Een paar jaar later kloppen zij -of meestal hun naaste familieaan bij MEE Gelderse Poort, werkplek van Verdonk. Pas dan ziet zij ze: de jonge moeders met een paar kinderen en torenhoge schulden, al dan niet met een man die kampt met overmatig drankgebruik of een eigen instituutsverleden. ‘Drama’s’, zegt Verdonk, ‘en we kunnen er heel weinig aan doen. Een trend die zich voortzet’, voorspelt Verdonk. ‘Ze willen meedoen, ze willen vriendjes en verkering. En een kind: dat zien ze als hun toegangskaartje voor een normaal bestaan. Daarbij zijn hun verwachtingen weinig realistisch.’ De roze wolk, daar proberen de hulpverleners bij MEE Gelderse Poort doorheen te prikken. Daar wordt al vroeg mee begonnen, rond de puberteit. Veel verstandelijk beperkte jongens hebben geen idee hoe ze zelfs maar met een meisje aan de praat kunnen komen. Dergelijke sociale vaardigheden kunnen ze aanleren bij MEE. En de hulpverleners leggen meisjes uit dat ze nee kunnen zeggen: als één van de twee geen seks wil, gaat het niet door. In de meisjesgroepen is de vraag of de deelneemsters ‘een goeie jongen’ te pakken hebben, allesoverheersend. Terugkerend thema in de stellengroepen is het wel of niet kinderen krijgen. Vooral bij zwakbegaafden die zelf emotioneel verwaarloosd zijn, blijkt de kinderwens heel sterk. ‘Zij hebben een grote behoefte om liefde te ontvangen’, verklaart Verdonk. ‘Die wens is heel begrijpelijk. Maar ze beseffen niet dat je een kind vooral liefde moet géven.’ Verbieden kan ze niets. Wel poogt ze duidelijk te maken wat het krijgen van kinderen inhoudt. Hulpmiddel daarbij is een pop met daarin een computer. Die registreert of het namaakkind wordt getroost als het huilt, en of er niet mee wordt gegooid. Deze pop krijgen aspirant-ouders soms mee naar huis, met instructies
SAW DC 47 Seksualiteit
7
hoe ze ermee om moeten gaan. Op die manier leren ze dat ze niet zomaar de deur uit kunnen lopen, en dat ‘s nachts een van tweeën het bed uit moet als de ‘baby’ begint te huilen. Wat het allemaal oplevert? Verdonk: ‘Sommigen zien zelf na een grote innerlijke strijd van kinderen af, omdat ze aan den lijve hebben ondervonden wat het betekent als je vader en moeder niet in staat zijn je goed op te voeden.’ MEE probeert om een zo goed mogelijk netwerk op te zetten rond de jonge ouders of alleenstaande moeder. Zo wordt gepoogd de -soms verstoorde- relatie met opa en oma te versterken en broers en zussen erbij te betrekken. Voor de moeders is er wekelijks een speciale groep bij MEE, waarin het draait om heel alledaagse thema’s: hoe vier je een verjaardag, hoe ga je om met een puberend kind. Uiteindelijk staat het belang van het kind voorop. Komt de ontwikkeling van het opgroeiende kind te zeer in het gedrang, dan schakelen de hulpverleners -alleen in het uiterste geval- de Raad voor de Kinderbescherming in. Het komt zelden voor, aldus Verdonk, dat ouders en kind uit elkaar worden gehaald. (Bron: Dagblad Trouw, Wybo Algra)
Stichting MEE helpt
8
SAW Digitale Content
4 Begeleiding bij de behoefte aan seks Mensen met een verstandelijke beperking hebben net als ieder mens seksuele gevoelens en zij willen deze gevoelens uiten. Begeleiding bij de behoefte aan seks:
• op zoek naar de eigen seksualiteit
• voorlichting
• protocollen
3
4.1 Op zoek naar de eigen seksualiteit
Wanneer mensen met een verstandelijke beperking op zoek zijn naar hun eigen seksuele identiteit hebben zij veel vragen over seks. Maar, seks is nog steeds een taboe en omgeven door schaamte, ondanks dat het praten erover de laatste tijd makkelijker gaat dan vroeger. Het bespreekbaar maken van seksualiteit is een belangrijke eerste stap naar goede voorlichting. Een uitdaging voor de hulpverlener kan zijn om het taboe weg te nemen. Cliënten moeten weten dat ze met hun begeleiders kunnen praten over seks. Soms krijg je als begeleider te maken met een cliënt die verliefd op jou is. Dit kan variëren van een cliënt die de hele dag naar jou zit te staren tot iemand die zichzelf in jouw bijzijn bevredigt terwijl hij je aankijkt. Mijn collega (een leuke jonge, slanke meid) belt mij op, helemaal overstuur. ‘Ik kan echt niet komen werken. Niet zolang Erik daar ook is.’ Ik begrijp niet wat er aan de hand is en vraag mijn collega om uitleg. De dag ervoor had ze gewerkt en één van de cliënten had haar de hele dag achtervolgd en haar erg indringend aangekeken. Ze vond het gewoon eng! Ze vertelde: ‘Aan het einde van de dag zat hij me aan te kijken met zijn hand in zijn broek! Ik voelde en voel me erg geïntimideerd hierdoor. Ik durf eigenlijk niet meer naar mijn werk te komen.’ Er is een gesprek geweest met Erik. Dat dit gedrag niet kan in de groep. Dat hij dit thuis of op het toilet kan doen, maar niet in ruimten waar anderen het kunnen zien. Mijn collega? Die is niet meer teruggekomen. Ze heeft ervoor gekozen om op een andere groep te gaan werken.
SAW DC 47 Seksualiteit
9
4.2 Voorlichting
Sommige cliënten zullen seksueel moeten worden voorgelicht. Soms moet je aan cliënten uitleggen hoe ze met anticonceptie om moeten gaan. Dit laatste doe je in overleg met de cliënten zelf, het (multidisciplinair) team en de ouders of verzorgers. Cliënten moeten (leren) grenzen te stellen, maar ook voor begeleiders zelf zijn er natuurlijk grenzen: hoe ver ga je met seksuele voorlichting en met lijfelijk contact tussen jou en bewoners? Mensen met een verstandelijke beperking zijn vaak meer dan anderen gericht op lichamelijk contact. Dingen die wij als seksueel gericht ervaren, hoeven dat daarom helemaal niet te zijn. Ik (Agnes) ga elke week zwemmen met Arnold. Dit gebeurt één op één. Arnold moet geholpen worden met aan- en uitkleden. Als begeleider heb ik ervoor gekozen om samen met hem een kleedhokje te delen (in verband met zijn wegloopgedrag). Ik kleed hem eerst om, en daarna kleed ik mezelf om. Ik sta dan in mijn blootje bij hem in het hokje. Dit vond ik in het begin echt vreemd. Ik had wel ingeschat dat Arnold geen reactie zou geven op mijn lichaam, maar was dit ook echt zo? Ik had dit gebaseerd op mijn ervaring en zijn ontwikkelingsleeftijd (1 jaar). Ik had het goed. Arnold wilde alleen maar heel graag naar het zwembad, en had totaal geen oog voor mij.’
Bij seksuele voorlichting is het belangrijk dat een begeleider ook zijn eigen grenzen kent. Het is belangrijk dat medewerkers met elkaar van gedachten wisselen over vragen als ‘hoe dicht kom ik bij een cliënt en hoe hanteer ik grenzen?’ Omdat iedereen zijn eigen normen en grenzen heeft, zou het goed zijn als er in het team over seksualiteit gepraat wordt. Collega’s moeten van elkaar weten hoe ze over dingen denken en waar voor ieder de grenzen liggen. Ook de visie van de instelling hierop is van belang. Ik werk op een groep met gedragsmoeilijke mensen. Onze psycholoog denkt dat één van hen erge last heeft van zijn seksuele driften. Het zou goed voor hem zijn als hij seksualiteit zou kunnen beleven. De psycholoog heeft voorgesteld dat wij op zoek gaan naar een ‘seksdienstverleenster’, een soort prostituee speciaal voor gehandicapten. Ik heb daar een probleem mee vanwege mijn geloof. Ik ben gereformeerd opgevoed, en wij mogen geen seks buiten het huwelijk hebben. Ik heb er dus erg veel moeite mee, dat deze bewoner (25 jaar) wel buitenechtelijke contacten zou mogen hebben. Iedereen praat over normalisatie: als verstandelijk gehandicapten genormaliseerd moeten leven, kunnen ze zich toch ook aan de richtlijnen houden? Ik wil er helemaal niets mee te maken hebben. Maar straks vraagt de psycholoog dit ook voor een bewoner van wie ik eerst verantwoordelijke ben! Kan ik mijn hoofd vragen om zulke taken niet te hoeven uitoefenen?
10
SAW Digitale Content
Als je gaat kijken naar de lichamelijke seksuele ontwikkeling die er over het algemeen is -als er geen specifieke syndromen of neurologische afwijkingen zijn-, dan is deze net zo ontwikkeld als bij mensen zonder een beperking. Onder cliënten is veel seksuele nood. Het niet kunnen hanteren van seksuele driften resulteert niet zelden in grensoverschrijdend gedrag (misbruik) en zelfbeschadiging. Zeventig procent van de mannen met een verstandelijke beperking weet niet goed hoe ze moeten masturberen (wat kan leiden tot zelfbeschadiging door ondermeer knijpgedrag) en vrouwen met een verstandelijke beperking komen er op dat punt nog slechter vanaf. Seksuele voorlichting betekent voor deze mensen dat ze leren deze behoefte, die er bij velen van hen daadwerkelijk is, op een normale manier te kanaliseren, zodat zij zichzelf niet meer beschadigen. Maar seksuele voorlichting is meer dan ‘hoe leer je vrijen met elkaar en hoe masturbeer je?’ Voorlichting is ook dat je mensen leert netjes te zijn op hun eigen lichaam en dat je leert wat hoort en niet hoort. Het is de kunst seksuele voorlichting altijd aan te passen aan de belevingswereld, het niveau en de vragen van de cliënt. Leer hem ook zijn grenzen aan te geven. Binnen onze woning hebben we huisregels gemaakt. Dit zijn regels over hoe wij met elkaar om willen gaan. Hierin staat bijvoorbeeld dat wij elkaar niet zoenen, alleen als dit is gevraagd en als het mag. Ook staat hierin dat wij elkaar niet aanraken. Een cliënte van ons was ’s avonds een puzzel aan het maken. Een mannelijke collega stond achter haar en legde een hand op haar schouder, en zei dat ze het heel goed deed. De cliënte sprong op en beschuldigde mijn collega van ongewenste intimiteiten. Hij had haar aangeraakt, en dit wilde zij niet!
De huisregels waren te hoog gegrepen voor deze cliënt. Nadat we ze hadden aangepast aan haar ontwikkelingsniveau en ze nogmaals hadden doorgesproken, kwam ze er zelf achter dat het voorval van de puzzel niet helemaal klopte. Als je te maken krijgt met seksuele voorlichting is het belangrijk dat je het instellingenbeleid en de protocollen over dit onderwerp kent, voorlichtingsmateriaal gebruikt dat is afgestemd op het niveau van de cliënt en dat je zorgt voor onderlinge afstemming met de ouders of verzorgers. In bibliotheken en meestal ook in de instellingen zelf, kun je veel voorlichtingsmateriaal vinden dat is afgestemd op de taal en het bevattingsvermogen van de doelgroep. Daarnaast is het belangrijk dat je binnen de beleidskaders van de instelling afspraken maakt over wie, wat, hoe en wanneer. Je kunt niet op je eigen houtje voorlichting gaan geven als de ouders of andere opvoeders daartegen zijn.
SAW DC 47 Seksualiteit
11
4.3 Protocollen
Instellingen hebben protocollen over de begeleiding van seksualiteit. Er staat ook in hoe ver relaties kunnen gaan en hoe ver de rol van begeleiders mag gaan bij hulp op het gebied van seksualiteit. Hieronder geven we als voorbeeld de uitgangspunten in het protocol seksueel misbruik van een grote zorginstelling. Uitgangspunten met betrekking tot seksualiteit •
Dat cliënten het welzijn en welbevinden van anderen respecteren.
•
Dat een relatie tussen cliënten door beiden gewenst is.
•
Dat er geen sprake is van dwang.
•
Dat de privacy van de cliënt gewaarborgd is.
•
Dat het gedrag van de cliënt niet storend is voor anderen.
•
Begeleiders dienen zich nadrukkelijk te onthouden van het opleggen van hun eigen waarden en normen maar gaan samen met de cliënt op zoek naar dat wat voor hem/haar belangrijk is, uitgaande van zowel professionele standaarden als van wat algemeen als maatschappelijk acceptabel wordt beschouwd en wat binnen de wettelijke grenzen past.
•
Begeleiders die cliënten lichamelijk verzorgen zullen dit altijd met respect en op terughoudende wijze doen en de aanraking van het lichaam, met name borsten en geslachtsdelen zuiver functioneel hanteren.
•
Het is de verantwoordelijkheid van de begeleiders om met elkaar afspraken te maken over wat zij als grensoverschrijdend ervaren en dit aan cliënten duidelijk te maken.
•
Indien de begeleider seksuele gevoelens signaleert bij de cliënt of bij zichzelf maakt hij dit bespreekbaar bij zijn leidinggevende.
Ook heel belangrijk bij seksuele voorlichting is, dat mensen met een verstandelijke beperking leren hun eigen grenzen aan te geven. Heel veel cliënten hebben een sociaal-emotioneel niveau dat geringer is dan dat van een drie- of vierjarige. Die vinden het moeilijk om grenzen aan te geven, waardoor zij heel gemakkelijk te misbruiken zijn.
12
SAW Digitale Content
Wat mag wel, en wat niet?
5 Ongewenste intimiteit en seksueel misbruik Er is heel veel misbruik in Nederland, zestig procent van de mensen met een verstandelijke beperking is of wordt misbruikt. Voorlichting kan seksueel misbruik voorkomen. Veel cliënten zijn ideale slachtoffers van seksueel misbruik. Het gaat vaak om seksuele contacten vanuit een ongelijkwaardige machtspositie. De daders zijn vooral andere mensen met een verstandelijke beperking, mensen uit de thuissituatie van het slachtoffer en in mindere mate professioneel personeel. Een vierde groep daders wordt gevormd door mensen uit de woonomgeving. Ongewenste intimiteiten kunnen betrekking hebben op lichamelijk en op geestelijk gebied. Er hoeft dus niet altijd direct sprake te zijn van seksuele handelingen. Arduin, een grote zorginstelling in Zeeland, beschrijft vormen van seksueel misbruik. Vormen van seksueel misbruik •
seksueel getinte opmerkingen en insinuaties;
•
vragen stellen -vaak in detail- over het seksleven van de cliënt, bijvoorbeeld over masturbatie, frequentie en vormen van vrijen;
•
een seksueel/erotisch geladen sfeer scheppen;
•
zonder aanwijsbare noodzaak de cliënt vragen zich (geheel) te ontkleden;
•
de cliënt op een niet-functionele manier bekijken waarbij de ogen vooral gericht zijn op de geslachtskenmerken;
•
seksuele toenadering zoeken, de cliënt voorstellen een seksueel contact aan te gaan;
•
ongewenste aanrakingen, bijvoorbeeld betasten of strelen van de borsten en/of geslachtsorganen, de cliënt zoenen;
•
initiatief nemen tot geslachtsgemeenschap;
•
met seksueel gedrag ingaan op verliefde gevoelens, seksuele verlangens of fantasieën van de cliënt;
•
een seksuele relatie met een cliënt aangaan;
•
aanranding;
•
verkrachting, bijvoorbeeld onder verdoving of onder hypnose;
•
oraal genitaal contact afdwingen;
•
masturberen in bijzijn van de cliënt of de cliënt dwingen tot masturbatie.
SAW DC 47 Seksualiteit
13
Intimiteit is ongewenst als de cliënt dat zo ervaart. Dit wil zeggen dat de intimiteit niet mag plaatsvinden of onmiddellijk moet ophouden als de cliënt dat aangeeft. Het probleem bij mensen met een beperking is dat ze normen en grenzen vaak niet kennen en zich er dus niet van bewust zijn of iets ongewenst is. Vaak zijn ze ook niet assertief genoeg en missen ze de sociale vaardigheid om op een effectieve manier hun eigen grenzen aan te geven. Met behulp van een signalenlijst kun je analyseren of een cliënt mogelijk seksueel misbruikt wordt. De hiervoor genoemde stichting Arduin gebruikt een ‘signalenlijst seksueel misbruik’. Signalenlijst seksueel misbruik Lichamelijke signalen: •
veelvuldige blaasontstekingen
•
urineweg-infecties
•
vaginale infecties met afscheiding
•
verwondingen bij anus, vagina, borsten, binnenkant van de bovenbenen
•
geslachtsziekte in anus, vagina, keel
•
zwangerschap
•
sperma-sporen
Psycho-somatische signalen:
14
•
pijn in de onderbuik
•
eetproblemen (te veel of te weinig eten)
•
braken
•
aanhoudende hoofdpijn
•
problemen met plassen en ontlasting, bedplassen, broekpoepen
•
misselijkheid
•
hyperventilatie
•
houterige motoriek
SAW Digitale Content
Psychosociale signalen: •
angst voor Iichamelijk contact (in elkaar krimpen)
•
angst bij aan- en uitkleden, douchen, baden
•
(bij vrouwen) extreme angst voor mannen
•
zichzelf vies vinden
•
slaapproblemen (inslaapproblemen, nachtmerries)
•
(meestal bij vrouwen) angst om op de rug te liggen
•
geen plezier in bewegen
•
frequent tonen van geslachtsdelen
•
seksueel agressief/wervend gedrag
•
veel losse seksuele contacten
•
herhaaldelijk slachtoffer van seksueel geweld
•
plotseling optredende gedragsproblemen
Psychische signalen: •
negatief zelfbeeld (jezelf slecht vinden)
•
negatief lichaamsbeeld (boos zijn op het eigen lijf )
•
automutilatie (zelfbeschadiging)
•
regressief gedrag
•
teruggetrokken gedrag
•
splitsen van verstand en gevoel
•
sterke, snelle stemmingswisselingen
•
depressie
•
zelfmoordpogingen
•
hyperactiviteit
•
angsten en fobieën
•
zeer meegaand gedrag
•
ergens per se niet heen willen
Bij ongewenste intimiteiten moet jij als begeleider direct ingrijpen. Je referentiekader daarbij is wat wettelijk is geregeld of wat algemeen als onaanvaardbaar wordt beschouwd. Bij ongewenste intimiteiten is het verstandig deze te melden bij je leidinggevende en te overleggen over de aanpak. De meeste instellingen hebben protocollen waarin staat hoe je moet handelen bij ongewenste intimiteiten en seksueel misbruik.
SAW DC 47 Seksualiteit
15
Richtlijnen voor het handelen van een grote zorginstelling •
Medewerkers hebben een meldplicht als zij het vermoeden hebben dat een cliënt seksueel misbruikt wordt.
•
Als er sprake is van (een vermoeden) van seksueel misbruik dan moet alles in het werk gesteld worden om het misbruik te stoppen.
•
Wij gaan uit van het hoor en wederhoor principe. Een aangeklaagde is onschuldig tot het tegendeel wordt bewezen.
•
Wij doen niet zelf aan waarheidsvinding. Het interne onderzoek beperkt zich tot het onderzoek naar de aannemelijkheid van de klacht.
•
Bij het signaleren van acuut misbruik wordt onmiddellijk de politie ingeschakeld en worden afspraken met de politie gemaakt over het sporenonderzoek. De cliënt kan zelf beslissen over medewerking aan het medisch forensisch onderzoek.
•
Met uitzondering van acuut misbruik wordt altijd een deskundige van het Consultatie en Adviesteam ingeschakeld om een bijdrage te leveren aan het interne onderzoek naar de aannemelijkheid van de klacht.
•
Het interne onderzoek vindt plaats door de operationeel manager, de gedragskundige van de locatie, een lid van het Consultatie en Adviesteam en zo mogelijk de persoonlijk begeleider.
•
Indien de klacht aannemelijk wordt geacht vindt melding aan de politie plaats.
•
Per casus benoemt de regiomanager een probleemmanager, niet zijnde de betrokken manager, die leiding geeft aan het proces dat na een melding aan de politie plaats moet vinden.
•
De cliënt of diens vertegenwoordiger wordt gestimuleerd om, indien er sprake is van een vermoeden van een strafbaar feit, zelf aangifte te doen bij de politie. Indien dit voor de cliënt bezwaarlijk is, kunnen wij besluiten zelf aangifte te doen. Indien het een medewerker betreft doen wij in beginsel aangifte.
•
Het kan tijdens het onderzoek door de politie noodzakelijk zijn tijdelijke maatregelen te treffen ten aanzien van de aangeklaagde, zonder dat er sprake is van schuld. Dit gebeurt in nauw overleg met de politie.
•
Wij zullen er zorg voor dragen dat een klager tijdens het onderzoek veilig kan wonen of werken en dat de klager geen nadeel ondervindt van het feit dat hij/zij heeft geklaagd.
•
Indien de bewezen dader een medewerker is, wordt deze ontslagen.
•
Er wordt altijd onderzoek gedaan naar achterliggende motieven voor valse beschuldigingen.
16
SAW Digitale Content
In het beleidsprotocol binnen een organisatie moet altijd vermeld staan wat er wordt gedaan aan preventie van misbruik én wat er moet gebeuren als misbruik wordt geconstateerd of vermoed. Het bestaan van zo’n protocol kan ook een valkuil zijn. Het kan namelijk leiden tot de gedachte dat alles wat niet in het protocol geregeld is, ook niet echt een ongewenste intimiteit is. Dat is een groot misverstand. Kijk maar eens wie bepaalt of iets ongewenst is. Dat is dus niet een leidinggevende of een protocol, maar de cliënt zelf of degene die hem of haar begeleidt. Ook als begeleider loop je de kans ongewenste intimiteiten te begaan. Dit kan ook zonder dat jij je daarvan bewust bent, vaak vanuit een zekere gedrevenheid in je werk. Ik werk al jaren met Niels. Niels heeft een vrij laag ontwikkelingsniveau. Ik geef Niels vaak een vriendschappelijke tik tegen zijn billen. Laatst werd ik aangesproken op mijn gedrag. Wat als mijn collega mij elke dag een vriendschappelijke tik tegen mijn billen zou geven? Zou ik dit als prettig ervaren? Hier ben ik serieus over na gaan denken. Nee! Ik zou het verschrikkelijk vinden. Ik zou het zelfs betitelen als ongewenste intimiteit. Ik ben er bij Niels ook mee op gehouden. Ik had niet het idee dat hij het als ongewenste intimiteit zou ervaren, maar je weet nooit!
Houd afstand, maar wees wel betrokken
SAW DC 47 Seksualiteit
17
Dat het soms moeilijk is om ongewenste intimiteiten te voorkomen, maakt onderstaand voorbeeld duidelijk. José heeft hulp bij de ADL. Zij vindt het prettig om ’s morgens onder de douche te gaan en dan fris in de kleren. José vindt het niet prettig als we haar omkleden, waar iemand anders bij is of zo dat iemand anders haar kan zien. Hier houden we rekening mee door de deur van de badkamer te sluiten, en het douchegordijn dicht te trekken. Als we Josés schaamstreek wassen, dan geeft ze door middel van geluid, spanning in de bovenbenen en het bij elkaar knijpen van de billen aan dat ze dit niet prettig vindt. Dit zijn voor haar eigenlijk ongewenste intimiteiten, die helaas voor haar noodzakelijk zijn. Wij zorgen ervoor dat dit voor haar altijd zo ontspannen en zo snel mogelijk gebeurt.
Om ongewenste intimiteiten te voorkomen heb je invoelingsvermogen nodig, respect en veel tact.
En soms mag een arm om een schouder best wel
18
SAW Digitale Content
6 Hulpmiddelen Het niveau en de mogelijkheden voor de beleving van seksualiteit zijn afhankelijk van de aard van de beperking. Soms hebben mensen met een beperking hulpmiddelen nodig om seksueel bevredigd te kunnen worden. Voor jongens en mannen bestaan er kunstvagina’s. Ook zijn er opblaaspoppen in allerlei vormen en maten. Ook de penisring met vibratie is een eenvoudig hulpmiddel voor masturbatie bij mannen. Als de erectie niet zo goed is, kan een van rubber gemaakte ‘elektrische ring’ over de penis en de testikels worden geschoven. Door geringe elektriciteit worden kleine bloedvaatjes in de penis verwijd waardoor de erectie tot stand komt. Een steuncondoom is een stevige kunststof koker die wordt gebruikt tijdens het vrijen als de penis niet stijf blijft. Er zijn ook verschillende soorten vibrerende penissen of kunstpenissen waarin een holle buis met bol zit die warme vloeistof kan spuiten. Zo wordt een zaadlozing nagebootst. Ook zijn sommige snoezelmaterialen heel geschikt. Bijvoorbeeld een slang die kan trillen, of trilkussentjes. Die leg je op het lichaam. Trilmatrassen leg je in een stoel. Het trillen kan een orgasme bevorderen, zowel bij jongens als bij meisjes. Voor meisjes en vrouwen is het meest gebruikelijke hulpmiddel de vibrator. Een glijmiddel kan het vrijen met en zonder hulpmiddelen een stuk aangenamer maken. Natuurlijk moet je bij het aanraden van hulpmiddelen wel rekening houden met de eventuele lichamelijke beperkingen van de cliënt. Dennis heeft ‘last’ van seksuele driften. Hij schuift de hele dag op zijn stoel heen en weer, en hij rijdt tegen de bank. Voor Dennis zijn we op zoek gegaan naar een hulpmiddel. Hij heeft een zogenaamd rijkussen gekregen. Dit is een schuimrubberen kussen met een afneembare kunststof buitenkant. Hier is een uitsparing in gemaakt waar hij met zijn geslachtsdeel in kan liggen. Hij kan hier op rijen. Hij kan dit nu ongestoord op zijn kamer doen.
SAW DC 47 Seksualiteit
19
7 In de praktijk Hieronder geven we enkele praktische tips bij het begeleiden van seksueel gedrag.
Tip 1 Begeleid op de juiste manier •
Ga uit van je beroepshouding.
•
Ken je eigen grenzen en stel deze vast.
•
Zorg ervoor dat je op de hoogte bent van het instellingsbeleid en ken de protocollen.
•
Observeer en signaleer de begeleidingsbehoefte.
•
Stem onderling af met ouders of andere verzorgers.
•
Ondersteun de cliënten en adviseer ze op hun niveau.
•
Kies bij probleemsituaties voor een methodische benadering.
•
Respecteer de privacy van de cliënt.
Tip 2: Spelletje doen? Er zijn speciale spellen die je met cliënten kunt spelen. Door middel van dit spel komen ze in aanraking met seksualiteit en wat dat inhoudt. Een voorbeeld hiervan is ‘Totale communicatie: Lichaam & Seksualiteit’. De samenstellers werken bij de Effatha Guyot groep voor onderwijs, diagnostiek, zorg en dienstverlening.
Tip 3: Taboe? Seksualiteit is geen taboe meer! Vaak leggen wij de cliënten ons taboe op. Wij vinden het raar als cliënten over seksualiteit willen praten. Blijf als begeleider open over dit onderwerp en maak het bespreekbaar!
Tip 4: Blijf kijken Sluit seksualiteit niet bij voorbaat uit. Onderzoek dit goed. Ook mensen met een laag ontwikkelingsniveau kunnen seksuele behoeften hebben. Deze uiten zich vaak anders, maar de behoeften zijn zeker aanwezig.
Tip 5: Handel bewust Wees je bewust van je eigen handelen. Dit geldt natuurlijk altijd, maar zeker op het gebied van seksualiteit. Bedenk hoe het voor de cliënt is als je bepaalde handelingen moet uitvoeren. Denk hierbij aan wassen, rectaal toedienen van medicatie, aantrekken van een beha, enzovoort.
20
SAW Digitale Content