INHOUD VAN DIT NUMMER
«Reakties... reakties... * -
UIT HEDEN EN VERLEDEN VAN KINROOI Een "Berg" problemen te Kessenich De scheerbank Guido Gezelle bedenkt een Kinrooienaar met een gedicht Een Molenbeerselse dorpsfiguur: JOEP (vervolg) Een soldaat van Napoleon te Ophoven Inbraak in de "Voorderkapel" Brouwers in verzen herdacht Mariadevotie te Kinrooi... alleroudste van onze gouw? Die goeie (?) ouwe tijd.. De oude kerk van Ophoven 18e eeuwse recruten Uit het Bisschoppelijk archief te Luik... (vervolg) Nieuw gekapt Sint-Hubertusbeeld voor de Hoofkapel te Molenbeersel 116. Kaart van Stevensweert
87. 89. 90. 92. 93. 99. 101. 101. 103. 105. 108. 109. 111. 120.
* WAAT MAAG DET IN GODSHIERENAAM BETEIKENE ? - Nog eens "e muulke Frans"
121.
Geschied- en Heemkundige Kring Kinrooi keek terug op 1982 en plande voor 1983
REAKTIES .... REAKTIES
..... REAKTIES .....
Dit tijdschrift wordt gratis toegezonden aan al onze missionarissen, broeders, le kenhelpers en -helpsters, enz.; onze "dorpsgenoten in den vreemde!" Met dank natuurlijk aan al onze leden die, door middel van hun bijdrage, dit initiatief moge lijk maken ! Dat dit initiatief op prijs wordt gesteld blijkt uit de brief van E.Z. Hélène Pee ters. Zij schreef uit Portsmouth op 13 maart 1983.
Eerwaarde Heer Snijders, Het is nu de tweede maal dat ik uw tijdschrift "Dao raostj gét!" ontvangen heb. Er zijn veel namen en personen die ik nog herken, alhoewel ik nu al 45 jaar weg ben uit Limburg en 37 jaar uit België. Ik wilde U laten weten dat ik het tijdschrift heel interessant vind, bijzonder sinds het verhaal van de neergeslagen man op Stockbroekshof en van die "Bokkerijders" waarover ons ook door moeder zaliger werd verteld. We hebben dikwijls bevend in ons bed gelegen na zo'n verhaal over die bende. Moeder was geboren op Janissenhof en woonde daar tot haar ouders verhuisden naar Kraaienboshof. Zo, U ziet dat ik geen hele vreemde ben. Het doet een beetje vreemd aan om na zoveel jaren dat allemaal weer eens geschreven te zien. Ik weet niet juist wie verantwoordelijk is voor het zenden van dit tijdschrift, maar ik dank iedereen die op één of andere manier verantwoordelijk is voor het betalen van bet abonnement en voor het verzenden. Ik woon niet meer in Roseau maar in Portsmouth, de tweede stad -als ge het die naam kunt geven- van het eiland Dominica. In 1946 ben ik hier aangeland en ben sindsdien werkzaam geweest in Dominica, Antigua, St.-Kitts en Montserrat.
Die behoren tot de Antillen of WestIndies, die door Chr. Columbus ontdekt werden tussen de jaren 1492 en 1498. Ze waren oorspronkelijk bewoond door de Caribs en de Arawaks. Die twee stam men zijn verdwenen, behalve nog een groepje "verwaterde" Caribs die in een reservaat wonen in Salibya, een klein dorp aan de andere kant van het eiland Dominica werd onafhankelijk drie jaar geleden. Zes maanden later werd het grondig verwoest door de orkaan David en nu is het stilletjes aan weer op zijn pootjes aan het komen. Armoe is er nog genoeg., waar is er echter geen tegenwoordig ? We hebben hier een lagere school met ongeveer 700 jongens en meisjes tussen 5 en 15 jaar. Dat is geen lachspel tegenwoordig ! Nogmaals dank voor "Dao raostj gét!". Spijtig dat het zolang duurt vooraleer het hier is. Ik wens U Veel sukses en veel lezers. Uw dankbaar genegen, Zr. Hélène PEETERS The Convent PORTSMOUTH Dominica West-Indies
Wij wensen Zuster Peeters ook weer 'n goede ontvangst van dit nummer !
Uit heden en verleden van Kinrooi
EEN
"BERG" PROBLEMEN TE KESSENICH..,.
De "Berg van Kessenich" stond al tijd en staat nog terecht(!) in de belangstelling. Over zijn ouderdom werd vroeger nogal gespeculeerd, doch dankzij de opgravingen in 1966 door A. Claassen (1) en in 1972 door A. Matthijs (2) kon de juiste ouderdom achterhaald worden : archeologisch gezien is de oudste bewoningsfaze van de "Berg van Kessenich" te dateren in de 12e eeuw (3). In dit artikel behandelen we echter een ander, onbekend, doch niet minder belangrijk aspekt.
De "Berg van Kessenich" had in de 19e eeuw een levendige interesse, wat blijkt uit volgend artikel dat op 4 november 1894 verscheen in het weekblad "Maas- en Kempenbode", jaargang 3, nummer 44, dat gedrukt werd door P. Van Venckenray-Roex op de Boschstraat 16 te Maaseik : "Kessenich - Wie kent niet den Kesse- nicher berg? Uren in het rond is hij bekend door de vertelsels, enz. die er aan verbonden zijn. Thans is de bedoelde berg weerom met een bijzonderheid verrijkt. De heer Baron Michiels van Kessenich, wiens familiegrafkelder zich op den top bevindt, heeft er een reusachtig kruis doen plaatsen, hetwelk thans als het ware een wegwijzer is voor den reiziger, want uren en u- ren ver teekent het zich af tegen den blauwen hemel. Naar wij vernemen, zou door genoemden heer Michiels besloten zijn, den berg en zijn omgeving nog meer te verfraaien."
Een jaar later werd op 29 september in nummer 39 van jaargang 4 van hetzelfde weekblad een verslag afgedrukt over een plechtige gebeurtenis, die pas had plaats gevonden; dezelfde korrespon- dent maakt ook melding van het feit dat er binnenkort een nieuwe kerk komt. We citeren:
"Kessenich - Vier lijken, welke sedert tal van jaren alhier begraven lagen op den berg, zijnde de begraafplaats der adelijke familie Michiels van Kessenich, zijn verleden Dinsdag ontgraven, en werden, na opnieuw ingekist te zijn in den nacht van Dinsdag op Woensdag overgebracht naar een nieuwe grafkelder te Herten bij Roermond. -Sedert eenigen tijd is er alhier veel gesproken over het bouwen eener nieuwen kerk. Thans schijnt het heel zeker te zijn, want binnen kort zal men beginnen met leem omsteken, om een mil- lioen brikken te bakken."
Op dit ogenblik zijn er tegen drie wanden van de grafkapel zes grafstenen van de familie Michiels geplaatst. Behalve W.J.H.H. Baron Michiels van Kessenich, die overleed op 16 september 1910, waren de andere vijf leden van deze familie overleden vóór 1895 (datum van het weekbladartikel). Heeft de korrespondent van het Maas- ei ker Weekblad zich vergist toen hij sprak van "vier overgebrachte lijken" of ligt er, anno 1983, nog iemand in de grafkapel op de Berg begraven ? De grafkelder te Herten bij Roermond moest de oplossing brengen... maar bracht ze niet!
Enkele bezoeken terplaatse gaven nog geen oplossing voor dit "probleem" doch we zoeken verder en houden U op de hoogte van het onderzoek. Graag nog enkele bedenkingen bij dit alles. Wat een kontrast tussen de rustplaats van de familie Michiels te Kessenich en deze te Herten! In Herten vonden we alles mooi afgesloten, sereen en zuiver; in Kessenich daarentegen een opengewaaide deur en binnenin vernielde ramen, opgebroken vloeren en., een weggegooid tapijt. Ook de omgeving met een beginnende vuilnishoop is weinig aantrekkelijk;
D E
gelukkig verbergen de rij dennenbomen het één en ander.. Wie redt de kapel ? Wie remt de teloorgang van de berg van Kessenich, want hij gaat., bergaf! HUBERT HEYMANS
(1) A. Claassen, De burcht van Kessenich, in Limburg 16, 1967, blz. 74-89 (2) A. Matthijs, De motte van Kessenich, in Archaeologia Belgica 240, 1981, blz. 1-23 (3) A. Matthijs, o.c., blz. 20
S C H E E R B A N K
Jaren geleden was er in onze dorpen weinig gelegenheid tot ontspanning. De meeste mensen waren boeren op een heel klein boerderijtje en moesten hard werken om aan de kost te komen. Toch waren die mensen levenslustig. Ze maakten van iedere gelegenheid gebruik om de teugels eens los te laten. De vele herbergen die er toen waren zullen er wel een bewijs voor zijn. De smid op een dorp, dat was een heel bealngrijk iemand, maar die had dan ook een herberg. 's Maandags dan had de een of de andere wel een stukje ijzer dat recht gemaakt moest worden. Ondertussen konden ze binnen eventjes wachten. Wanneer dan 's avonds het ijzer goed recht was dan was de man gewoonlijk goed scheef.
Heel populair en een klein beetje intiemer, dat was de "scheerbank", zoals ze dat toen zegden. Daar kwamen de meeste mensen 's zaterdags bijeen om zich te laten scheren. Bij plaatsgebrek stond er een bank waar de mensen gezellig naast elkaar zaten. Er werden dan aardige verhaaltjes verteld, lotgevallen, en wat ze allemaal in de week meegemaakt hadden. Vroeger gingen de mensen naar de scheerbank, later werd het coiffeur -dat klonk moderner- en nu is het al kapper. Of de kapper zelf daar gelukkig om is betwijfel ik sterk. Kapper klinkt niet erg vleiend. Kapper, kapmes, kapmachi- ne.. doet mij aan heel iets anders denken. Het klinkt erg agressief; wat
een kapper over het algemeen niet zal zijn.
Maar in afwachting dat ze misschien weer eens een ander woord hebben uitgevonden houden wij het maar bij kapper. Omdat ik zelf al jaren kapper ben, is het de bedoeling om af en toe eens iets neer te schrijven over hetgeen er zoal is verteld geworden over vroegere jaren.
DE HAAS VAN THIEUKE VAN LAAR Zestig, zeventig jaar geleden leefden de mensen in onze dorpen veel dichter bij elkaar. Aan de Hoogstraat (nu Maasstraat) woonde Ties Muyzers. Een klein boerke met een groot gezin. Ties was een verwoed jager, maar dan zonder pedèrm (1), wel een echt jachtgeweer. Al een paar dagen was Ties aan het loeren naar een haas, ergens in het veld langs de Maas, doch hij had hem nog niet kunnen vinden. Op zekere dag kwam hij Thieuke Van Laar tegen en vroeg: "Thieu, hebt gij soms een haas gezien, daar aan dat stuk van U ?" "Neen Ties, niks gezien", zei Thieuke. "En toch houdt zich daar ergens een haas op" beweerde Ties.
Later begon Thieuke daarover na te denken. Als Ties zegt, daar zit een haas, dan zal het ook wel zo zijn. Thieuke met veel aandacht en gewapend met een eiken stok op speurtocht. En warempel, hij zag de haas liggen. Heel behoedzaam en met een lange bocht sloop hij naderbij. Klop met de stok in zijn nek en de haas was haas geweest. Snel met zijn buit onder de jas naar huis. Zorgvuldig werd de haas het vel afgestroopt, vervolgens met stro opgevuld en op dezelfde plaats teruggebracht vanwaar hij gekomen was. Thieuke ging naar Ties en zei: "Ties, ik heb de haas gezien, hij ligt in zijn koet" (2). Vlug haalde Ties zijn geweer en naar het veld toe. En waarachtig, daar lag de haas. J " t Is een dikke Mathieu". "Ik geloof het ook Ties". "Thieu, de helft is voor U". "Och Ties dat hoeft toch niet, als ik het vel maar heb". Behoedzaam en voldoende afstand genomen, aangelegd en... paf.. Het vel van de haas vloog wel tien . meter hoog, het stro dwarrelde langs alle kanten naar beneden alsof een wervelwind eens goedendag was komen zeggen. Met verwonderde en ongelovige blik in zijn ogen staarde Ties voor zich uit, toen hij zag wat er zich voor hem afspeelde. Het flitste wel door hem heen dat hij beetgenomen was, maar hij liet het zich toch niet aangaan. "Thieuke, zo een heb ik van mijn leven niet geschoten!" Jaren later hebben beiden er nog dikwijls mee kunnen lachen. JOS SMEETS
(1) pedèrm: Fr. "porte d'armes - vergimning. (2) koet: ligplaats van de haas
GUIDO GEZELLE BEDENKT EEN KINROOIENAAR MET EEN GEDICHT
Neen, het staat niet in een of andere bloemlezing. Maar Theodoor Sevens is wel de enige Limburger, die door de grootste Vlaamse dichter van die tijden deze eer te beurt viel. Ge moet al een héél volledige bundeling van Gezelle's gedichten in handen krijgen om het te ontdekken. Maar hier is het dan, geschreven te Kortrijk, 20 augustus 1883. Voor 't goed verstaan: Sevens had een "Hulde aan Hendrik Conscience" geschreven, waarvoor de "VIaamsche Broederbond" van Brugge hem bekroonde, Gezelle's vaderstad. De dichter maak t ook melding van"een hert (hart) uit Limburgs oude stam" die nu daar in Kortrijk, als vreemde, een vuur moet voeden, dat platlag.. "Heer Sevens" was daar een héle figuur ! n cMTinrDc
Heer Th. Sevens Het kunstrijk Brugge stak alhier- alginderwaard de milde handen uit, vol kroonen en lauw'rieren; en blij ben ik, dat Gij, Heer Sevens, gij het waart, dien mijne moederstad mocht kroonen en versieren met lauw'ren! 't Is verdiend; uw kunst en uw beleid, uw willen, uw verstaan, uwe allerhande gaven, gekend van iedereen, en, in een woord gezeid, de schat dien God in u ons leende, zal het staven: Het is verdiend! - Welaan, wij zijn u, medemaat in kunst en vriendelijkheid verbonden; dus wij mogen op de eere die men u met recht geworden laat met recht en reden, als ons toebehoorend bogen. Rijs op dan, Kortrijk; eens was uw vermaarde naam bekend, waar 't kennis gold van kunst en taalgewrochten; bekend, o Kortrijk, was uwe eeuwenoude faam, waar om den lauwertak, door wien ook, wierd gevochten, Rijs op; weerom hervat den strijd! niet uitgestreên, niet afgevochten is de zware kamp; en 't heden kan schoonder worden, wilt gij strijden als 't voorheen, als 't schoonste dat daar was van glorievol verleden! Rijs op! en moet een hert uit Limburgs ouden stam, met 't edel vier gevoed, het VIaamsche herontsteken, het zij zoo, en voortaan eene onverdeelde vlam hersmede ons aan malkaar, om nimmer af te breken. Triomphe, een eersten keer, triomph weergalmend hoor ik honderd stemmen, nu nog ongeboren, loven den naam van hem die eerst, in Kortrijks zangerchoor, gelauwerd en gekroond, Heer Sevens, kraaide boven! Komrijk, 20sten Oest 1883
EEN MOLENBEERSELSE DORPSFIGUUR: J O E P
Joep had voor dat hij naar den troep ging de metselstiel aangeleerd. Die zou hij nu in praktijk gaan brengen. Van toen af is zijn openbaar leven begonnen. * * * *
Zekere dag kwam Joep van zijn woning met een lege kruiwagen de kanaaldijk opgereden. Daar ontmoette hij een vreemde persoon die zich het zweet van zijn aangezicht veegde. Schijnbaar stond hij even uit te rusten.. Naast hem stonden een paar grote koffers. Naar het uitzicht van zijn gewaad en naar Het oordeel van een gewone leek, kon het wel een dominee of rabbijn zijn. Het was een stikhete zomerdag. Die vreemdeling, bij zijn eigen denkende dat die kerel met zijn lege kruiwagen een geschikt middel kon zijn om
!
(VERVOLG)
zijn zware koffers te vervoeren, richtte zich tot Joep met de vraag: "Vriendschap, mag ik weten waar gij naartoe gaat?" "Ja", zei Joep, "als U dat aanbelangt, ik ga naar Weert.." "Zo, dat treft. Zoudt U misschien mijn koffers naar de statie willen rijden? Ik zal uw goed betalen." "Goed betalen", zei Joep, "hoeveel is dat?" "Ik geef U twee gulden. Zijt ge daarmee tevreden?" "Ja", zei Joep, "maar op één voorwaarde... vooruit betalen!" "Ik geef U één gulden voorop en de rest bij aankomst in de statie". "Als het niet anders kan", zei Joep, "nou vooruit dan maar". Joep sjouwde de zware koffers en de heer stapte fier langs hem op. Het zweet droop Joep met beken langs zijn voorhoofd en hijgde naar adem.
"Zet uw kruiwagen maar eens neer" raadde de heer hem aan, "dan kunt ge wat uitrusten". "Ik zal nog kruien tot aan gindse boom", antwoordde Joep, "dan heb ik juist de halve weg afgelegd". Als hij op die bepaalde plaats gekomen was, liet hij zijn voertuig met een smak vallen en ging op de berrie zitten. De heer maakte van die gelegenheid gebruik om een praatje te slaan met Joep. Hij begon met hem te vragen welke godsdienst hij beleed. "Is me dat een vraag!", zei Joep, "wel ik ben katholiek, wat zou ik anders zijn!" "Spijtig", zei de heer, "dan zijn we niet van hetzelfde gedacht.." "Daar heb ik voor geen sikkepit spijt van; wat voor gedacht hebt gij dan? Zijt ge misschien Jood of Protestant, of zoiets?" "Neen man, ik behoor tot de gereformeerde kerk.." "Ge-griffelimeerd", zei Joep, "wat voor een beest is dat? Vreet dat ook hooi?" "Neen man, ik zal me voor U wat duidelijker uitdrukken. Gereformeerd wil zeggen hervormd. Ik ben lid van de gereformeerde kerkgemeenschap." "Ha, nu weet ik genoeg", zei Joep, "zwijg nu maar van hervormen.. Mijn moeder heeft vroeger, toen ik nog een kleine jongen was, dikwijls broeken van mijn vader voor mij., hervormd maar, eerlijk bekend, ik moet U zeggen dat er nooit veel goeds van terecht is gekomen.Nee, nee man, hou maar op met uwe praat want die interesseert mij niks!" "Och ja", ging de heer verder, "wat er ook van zij, ik weet zeker dat later ieder zijn pak zelf zal moeten dragen." "Dat weten mijn klompen ook en dat zijn geen advokaten", antwoordde Joep "maar ik ben zinnens daar niet tot later mee te wachten." "Wat bedoelt ge daarmee?" vroeg de heer. "Dat ieder zijn pak nu maar onmiddellijk zelf zal moeten dragen", zei Joep.
Hij kipte de kruiwagen om en de koffers rolden voor de voeten van de verblufte heer. "Ziezo", zei Joep, "dat is gereformeerd koffervervoer. Nu kunt ge die andere gulden zelf verdienen. Saluut en goeie reis!" En Joep spoedde zich met zijn éénwieler naar de plaats van bestemming....
(tekening naar een oorspronkelijke foto van Joep zaliger-)
Bij Joep in de buurt diende sinds geruime tijd een meid, Siska genaamd, op een boerderij. Joep had al lang haar doening opgemerkt en had voor haar een zekere genegenheid opgevat. Hij had ook opgemerkt dat zij hem hoegenaamd niet onverschillig was. Zekere zondagnamiddag trok hij zijn stoute schoenen aan en ging haar thuis een bezoek brengen. De vriendschap hield aan, zodat hij voortaan geregeld haar gezelschap ging zoeken. De buurmensen mompelden onder mekaar dat hij niet meer op café ging sedert hij aan het verkeren was geraakt.
Zekere dag, als hij bij valavond van zijn werk huiswaarts keerde, kwam hij langs de hoeve waar Siska woonde. Hij zag haar over de koer gaan met aan iedere hand een emmer. Zij ging in de richting van de varkenshokken, terwijl ze zong dat het helmde:
"Siska", zei Joep, "hoor eens hoe de koeien loeien en de varkens knorren, ik ga u niet langer van uw werk houden. Het kon wel eens gebeuren dat de baas of bazin u een uitbrander gaven, en dat wil ik absoluut vermijden.. Dus tot zondag Siska!" en hij ging zijn weg.
Kermiszondag toog hij kerkwaarts. Als de dienst afgelopen was bleef hij langs de foorkramen rondslenteren.Hij ontmoette daar een paar vroegere kameraden die hem meetroonden naar een café.. Er werd gedronken en geklonken op deze en gene gezondheid, zodat Joep ten
"..En alles kost een dubbeltje, mie Juupke is ei snubbelke..!!" "Hola meiske", riep Joep, "ge schijnt nogal lol te hebben!" Ze schrok even, keek achterom en Joep ziende zei ze: "Nou, en of! Waarom zou ik geen plezier hebben? Het is haast kermis en we hebben toch afgesproken dat wij samen zullen geen kermis vieren?" "Inderdaad", zei Joep, "ja Siska, als men week-in, week-uit al maar gewerkt en gewroet heeft, dan mag men er ook wel eens van profiteren". "Ja", beaamde zij, "de boog kan niet altijd gespannen staan.."
laatste al een beetje in kermisstem- ming geraakte. Opeens dacht hij aan zijn afspraak die hij gemaakt had met Siska! Hij verliet het gezelschap en keerde huiswaarts. Zo kwam hij dan op fiet erf van de boerderij waar hij de bazin aantrof.. "Joep", zei de bazin, "Siska is niet hier.." j "Waar is ze dan?" "Ze ging gisterenavond ziek naar bed en heeft een slechte nacht doorgemaakt. Vanmorgen klaagde ze over pijn in het hoofd en in de zijde. Zij wenste bij haar ouders te zijn en dan heeft de baas haar met de sjees naar huis gebracht.."
"Zo, zo", zei Joep in zijn luimige geaardheid, "is me dat een tijd om ziek te worden! Dan had ik liever gewacht tot na de kermis!" "Lach maar niet", zei de bazin, "ze zag er hachelijk uit.." "Ik kan er toch ook niet om gaan wenen", zei Joep, "maar toch wens ik haar een spoedige genezing. Adjuus!" en hij trok af. Als hij zo voort ging peinsde hij: nu moest ik eens getrouwd zijn, dan zat ik al met een zieke vrouw te sukkelen, sjonges, sjonges, dan had ik het spek al aan mijn broek! Joep man, dacht hij, ge speelt met vuur! Uw vrijheid komt in gevaar! Neen neen, besluit hij, dat zal niet gebeuren. Si ska meisje, ik wens u alle geluk, maar ik wil het risico van zo een avontuur niet op me nemen, daarvoor heb ik mijn liberteit te lief. Nu is het amen en uit met mijn verkering. Hij heeft dan ook Amor de rug toegedraaid en op die kermiszondag zich voor goed aan de zijde van Bacchus geschaard. Nooit heeft hij nog het liefdespad bewandeld en hij is zijn heel verder leven vrijgezel gebleven. Zo eindigde deze idylle die maar van korte duur was geweest...
JOEP OP SMOKKELTOCHT ...
Op zekere avond trok Joep eens de grens over met een zakje zout, dat hij moest brengen achter Baexem, bij mensen die goede kennissen van hem waren en die hem daarom verzocht hadden. Hij ging door bossen en struiken en o- ver de heide. Alles ging als gesmeerd tot hij eindelijk in Grathem een brug moest passeren waar het nogal tamelijk" gevaarlijk was. Hij had van andere smokkelaars horen zeggen dat er een nieuwe rijksveldwachter was gekomen in Grathem, die erg streng was pp de smokkel aars. Joep legde zijn zak af, verborg hem en ging eens kijken of de brug vrij was. Als hij de brug genaderd was, sprong daar ineens een man in uniform op hem af. "Halt, rijksveldwachter!", riep de beambte. "Nou", zei Joep, "dan hebt ge een mooi baantje!" De veldwachter die zulks voor een belediging hield zegde: "In naam der wet, gij zijt mijn arrestant!" "Maar man", zei Joep, "zijt ge daar wel zeker van? Dat zit nog!" De veldwachter poogde Joep vast te grijpen, maar deze koos ijlings het hazepad.
Joep kwam zonder hindernis op de plaats van bestemming. Daar bleef hij overnachten en 's anderendaags in de voormiddag ving hij de terugtocht aan. Hij nam de kortste weg en ging over een kronkelend voetpad, dwars over een grote heide, die behoorde tot de eigendom van de paters van Exaten. Exaten was vroeger een kasteel dat door de paters Jezuieten was aangekocht geworden en tot klooster ingericht. Midden op de grote heide was een pater aan het hei lappen kappen... Joep bleef daar even mee staan praten om daarna weer zijn weg te vervolgen...
"De Rijksveldwachter"
Chris" Geris(83)
Even stond de veldwachter verbluft te kijken, dan rende hij hem achterna. Joep, die hem wat voor was, sprong o- ver 'n brede gracht en verborg zich in het kreupelhout. "Kom eruit kerel", riep de veldwachter, "of ge verzuipt in de diepe kuilen!" "Wel bedankt voor uw bezorgdheid!", riep Joep terug. Wacht dacht de veldwachter, hier komt hij toch niet over en hij ging terug naar de brug. Joep, die ook niet van gisteren was, dacht bij zijn eigen: hier hoef ik het alvast niet te proberen. Er zit niets' aan op dan maar door de beek te waden!
Hij maakte zich daarvoor gereed en droeg zijn zak zout behoedzaam door de beek. Aan de overkant gekomen ging hij in een andere richting verder en dacht: laat die pakkeman maar rustig staan schilderen, hij zal het wel moe worden!
97.
Als hij de heide ten einde was kwam hij aan een kruispunt van wegen. Daar stond ook een huis met boven de deur een uithangbord "CAFE". Joep stapte binnen en zette zich neer aan een tafel. Hij bestelde een glas bier aan de waardin, zeggende: "ik stik van de dorst!" Zij bracht hem het gevraagde en hij ledigde hem in een teug. "Geef mij nog maar één", zei hij, "want deze nacht, heb ik het huis van Oranje voor enen -rijksdaalder in de nek gezeten!" De waardin begreep dat en zei: "Dan kan er ook een pot vanaf!" Terwijl Joep daar zat uit te rusten zei hij tegen de waardin: "Ik geloof dat gij hier een goeie café hebt, zo goed gelegen en geen andere herberg in de omtrek." "0 ja", zei de waardin, "ge kunt niet geloven hoeveel volk hier op een dag in en uit gaat. Ja, ik vertap hier zeer veel". "En toch kondt gij nog méér vertappen" zei Joep. "Denkt ge dat?", vroeg de vrouw, "en wat zou ik daarvoor moeten doen?" "Dat is heel eenvoudig", zei Joep, "ge moet de glazen beter voldoen!" Hij wierp zijn gelag op tafel en ging lachend de deur uit. Die heb ik haar zaligheid eens goed ingewreven dacht hij bij zijn eigen!
Chris Geris ('83)
"De waardin kan nog meer vertappen"
Joep was eens naar de stad gegaan om inkopen te doen. Het eerste wat hij gekocht had waren enige borrels. Als hij daarvan voorzien was, trad hij een grote winkel binnen. De gedienstige winkelier vroeg heel beleefd: "Wat zal meneer believen?" "Ik moest een bol metseltouw hebben", zei Joep. "Daar kan ik u niet aanhelpen", zei de baas. "Daar heb ik spijt van", zei Joep, "ik had u graag wat laten verdienen!" "Kan ik u soms met iets anders van dienst zijn?" vroeg de winkelier. "Ja", zegt Joep, "geef me maar een pakje B.S.K.!" "Wat is dat? Dat ken ik niet!", zegt de winkelier. "Sjiek-toebak!", zegt Joep. "Neen man, daar handel ik helemaal niet in!", zei de baas bitsig. "Maar alle duivels!" zegt Joep, "waar handelt gij dan in?" "In apen!!" schreeuwt de baas toornig. "Nou man", zegt Joep, "dan moet ik u zeggen dat ge goed verkocht hebt, want ik zie er al maar éne meer!"
De baas wilde hem te lijf maar Joep wipte vlug de deur uit en niet veel te vroeg! Aan een voorbijganger die hem zo zag buitenstormen, zei hij nog terloops: "Hierbinnen is het niet uit te houden, het rookt daar geweldig in huis!"
(vervolgt)
(+) Naartje LAVEAUX
VAN TOEN WIJ
"FRANSEN"
W A R E N ., ,
EEN SOLDAAT VAN NAPOLEON TE OPHOVEN (I)
Ni col aas ("Kla") Paumen woont met zijn zus "Lis" aan het Leugenbrugske te Alden- eik, te midden van veel antiek. Hij weet véél. En hij weet het ook te vertellen als de duiven het hunne hebben gehad.. Onder zijn "schatten" bevindt zich een levensbeschrijving van Trienke Daemen, van de Laak, een "heilige-te-wege": familie. Een ontslagbrief van een soldaat onder Napoleon: Renier Moors van Ophoven, zoon van Cornelis en van Christina Janssen: ook familie (van moederskant). Dergelijke "certificaten" zijn zeker niet zó zeldzaam geweest in onze streken. Het is wél zeldzaam dat er zo nog een bewaard is gebleven. Wij nemen dit stuk dan ook graag op, in afwachting van andere...
SOLDAAT RENIER MOORS VAN OPHOVEN Renier Moors werd geboren te Ophoven op 16 oktober 1787. Van beroep was hij landbouwer, groot 1,69 m. en zoon van Cornelis en Christina Franssen. Hij behoorde tot de lichting van 1807. Bij het samenstellen van het kontin- gent moet hij niet in aktieve dienst, noch in het depot. Blijkbaar is hij achteraf toch opgeroepen voor het 12e regiment dragonders. Hij heeft dit geweigerd, want op 9 april 1807 wordt hij veroordeeld wegens desertie tot vijf jaar dwangarbeid en een boete van 1.500,-fr. Maar op 13 maart 1808 krijgt hij gratie... hij mcig soldaat worden.
Soldaat Moors, aldus het "certificat de service", hoorde tot het 26e Infanterieregiment (linietroepen) en was fuselier (infanterist zouden wij zeggen) in de 3e kompagnie, 5e bataljon. Hij werd soldaat op 26 juli 1808, kwam in het "Armée d'Espagne" op 15 november 1811.
Op 3 maart 1812 kreeg hij zijn ontslag na dus bijna vier jaar dienst ! Hij is in Spanje geweest in de beroerdste periode van die oorlog. In 18071808 brak het daar los. In mei 1808 was er een hevige opstand tegen de Fransen, die trouwens een maand later moesten kapi tul eren. De beroemde spaanse schilder Goya heeft in zijn dramatische etsen over de "desastras de la guerra" een schrijnend beeld opgehangen van de gruwelen en de fusillades., ook toen al! In december 1808 was Napoleon zelf in Madrid. Het hielp even, maar van dan af spreekt men eT^van de "guerilla": een spaans woord dat wij kénnen...: oorlogs-ke, maar soms erger dan een zogenaamde "echte" oorlog..
ANDEREN BLEVEN ACHTER IN SPANJE Onze Moors heeft het, hoe dan ook, overleefd, waar anderen in Spanje "achterbleven".
(vervolg: Een soldaat van Napoleon..) INBRAAK IN DE
Men denke bijvoorbeeld aan die andere Ophovenaren Jasper Gielen, fuselier 8e linieregiment, zwaar gewond in de slag van Talavere en overleden aan de verwondingen te Casas Leyars op 28 juli 1809; Hendrik Dalemans, soldaat 15e regiment lichte infanterie, overleden in het hospitaal van Salamanca op 19 mei 1810. En de Geistingenaar Theodoor Henckens, van het 20e regiment dragonders, overleden in het hospitaal van Carmona bij Sevilla op 20 november 1811. Van "toen wij Fransen waren"... Een merkwaardige periode uit onze dorpse mensen-geschiedenis.. Donaat SNIJDERS
"VOORDERKAPEL "
Op 3 februari 1983 werd door Mathieu VANLAAR, eigenaar van de "Voorderkapel", Wieljesstraat te Geistingen, vastgesteld dat er werd ingebroken in de kapel. Er werden vijf oude bidstoelen meegenomen. Aan de antiekdiefstallen schijnt voorlopig nog geen einde te komen. Onze kleine monumentjes kregen de laatste jaren meermaals ongewenst bezoek. Laatst werd er in de "Narinx- kapel" te Kessenich nog een "bommetje" gegooid. Alle respekt en eerbied voor wat onze ouders en voorouders hebben opgebouwd schijnt bij sommigen totaal verdwenen te zijn. Jammer ! WERNER SMET
(1) Met dank aan lid Matthieu Wieërs voor de verstrekte gegevens.
BROUWERS IN VERZEN HERDACHT
De wed. Stratermans-Aendekerk, Schoorstraat 10 te Kessenich, was zo vriendelijk ons de berijmde tekst te bezorgen van brouwer Jan Vinken van Geistingen, wiens weduwe een Narinx van Kessenich was. In de regels wordt melding gemaakt van de reeds overleden kinderen Nelke en Mathieu. De dichter heet een schoonbroer Lam- berigts te zijn. We geven tevens het berijmde bidprentje weer van deze Mathieu (Renier-Mathieu), die acht jaar vóór zijn vader overleden was. Van dat Nelke hebben we geen prentje ontdekt. En dat van zijn zoon, eveneens brouwer; Christiaan Vinken (1877-1931). Dit gedichtje is van de hand van pastoor Alfons Overman.
MARIADEVOTIE TE KINROOI,.. ALLEROUDSTE VAN ONZE GOUW
?
Toen Kinrooi nog een "uithoek" was van Kessenich, of misschien beter gezegd: van het Kessenicher-land, wordt er vroeg melding gemaakt van O.L. Vrouw: die van Wil- leneer, "Wil-en-eer"? We hopen daarop terug te komen... Het is een interessante zaak ! Voorlopig -even- hier een stukje uit een artikel van pater Hilarion Thans, o.f.m. zaliger: "De Mari a-verering in Limburg", verschenen in de: "Handelingen van het Vlaamsch Maria-Congres te Brussel, 8-11 september 1921, 2e boekdeel: Maria-ver- ering". Daar lezen we op de bladzijden 120 - 124 enkele dingen, die Kinrooi -misschien een beetje tussen de regels door, glorieus in het licht stellen. Wij zijn-mede-een beetje "fier" als wij daar lezen :
"De oudste bedevaartplaatsen waarover oorkonden bestaan, dagtekenen uit de IXe eeuw (Elen, Kinrooi). Meermalen geeft een legende, vaak dezelfde, het ontstaan van een plaatselijke Maria- cultus te kennen. Te Elen en te Stokkem komt een O.L. Vrouwbeeldje over de Maas aangedreven. Te Maaseik wordt het in een moeras, te Bilsen, in de biezen gevonden. De vrome vinders dragen de beeltenis naar de kerk doch 's nachts keert Maria weder naar de vroegere plek: een teken dat de Moeder Gods daar een kapel wil hebben. Sprak ze niet te Lourdes: "Ik wil dat men hier een kapel bouwe"? Ontelbaar zijn de Lieve Vrouwen - van Kortenbos, Genk, Kerkom, Lummen, Zonhoven- aan een eik of beuk, heilige bomen onzer heidense voorvaderen, vereerd. Zij ook willen niet weg van de stam, en men bouwt een kapel ernaast of errond. Bidplaatsen zijn nog ontstaan uit een gedane belofte: door een landman die ziek wordt op de hei (Koersel), e-n aan een gebed tot Maria zijn plotselinge genezing dankt.
Een omstandigheid die de verering tot een Mariabeelld doet groeien, is dat een schenner dood valt nadat hij op 't beeld heeft geschoten (Dilsen), of dat geen duizend beeldstormen het kunnen verbrijzelen (Donk) Te Munsterbi1 zen staat O.L. Vrouw in half-verheven beeldhouwwerk aan de torenmuur: de Sanskulotten hebben wel rondom, niet óp het beeld hun kogels kunnen afvuren. Inbrekers die Maria's kleinoden willen roven blijven als versteend in het o- pen venster zitten (Hasselt, Zutendaal en Sint-Trui den). In deze laatste stad zoals ook te Peer, staat Maria in de torenmuur omdat ze de stad redde van pest en hongersnood. Als men de "titels" nagaat waarbij de Moeder Gods aangeroepen wordt, bevindt men dat heel de volksdevotie berust op de spreuke, boven zoveel veldkapelle- tjes herhaald: Nood zoekt troost. Het volk denkt er zozeer niet aan Maria te huldigen in haar heerlijke voorrechten, het doet enkel beroep op üaar moederlijke barmhartigheid. Meest geliefd is het beeld harer VII Weeën; men noemt haarO.L. Vrouw in
den nood, O.L. Vrouw van Bijstand, van Rust, van Goede Raad, van de Blijde Vrede, men prijst haar: Moeder van Barmhartigheid, Gezondheid der Zieken Behoudenis der Kranken, Troosteres der Bedrukten, Hulp der Christenen. We kennen de Oorzaak onzer blijdschap te Tongeren, een O.L. Vrouw van Remedie te Gerdingen, een O.L. Vrouw ter Koorts te Hasselt. Twee bidplaatsen heten naar O.L.Vrouw van Loretto en nieuwe grotten van Lourdes, als monument voor gesneuvelden bedoeld, werden onlangs gebouwd te Vroenhoven, Boorsem en Uikhoven. Het is dus vooral heil in lichamelijke kwalen wat Limburg van Maria verhoopt. Te Kortenbos, Dilsen, Genk, Lummen en Zutendaal smeken haar de koortslijders. Te Donk bidden nieuwe of onvruchtbare huwelijken de zegen af der Maagd die baren mocht. Te Maaseik betrouwen op Maria de vrouwen in barensnood. Te Heppeneert en Kermt vragen geplaagde moeders, aan de zittende Vrouwe, rust voor haar schreiende of slapeloze kleinen. Ook zenuwzieken en gewetensengen bidden er om kalmte naar lichaam en geest.
Te Vreven en ook wel te Rekem legde men, in eeuwen van diep geloof, doodgeboren kindertjes op Maria's altaar. In meer dan twintig, door talrijke getuigen bevestigde gevallen, gaven de wichtjes genoegzame tekenen van leven om het H. Doopsel te mogen ontvangen . Gebroken kinderen en volwassenen bekomen hulp te Hendrieken, te Montenaken en te Opitter. Te Zonhoven wordt Maria "Ter Eyckenen" ook door vrouwen in barensnood gebeden doch met deze bijzonderheid dat de beegang 's nachts gebeurt. In dit verband moet ik nog even wijzen op terugkerende eigenaardigheden in de wijze waarop Maria wordt aanroepen, 't Getal zeven en negen, denkelijk uit Schriftuurherinneringen heilig, speelt er een voorname rol in. Te Bil zen, Dilsen en Montenaken o.a. moeten negen bloedverwanten of geburen, liefst negen meisjes, op negen achtereenvolgende dagen, de kapel bezoeken. Te Kinrooi moeten het zeven meisjes zijn; te Peer gaan ze met zeven de staties der VII Weeën na. (Ingezonden door E.H. D. Snijders)
DIE GOEIE (?) OUWE TIJD... (1913...1922)
Vóór 1920-1922 kenden we geen ander speelgoed dan wat jaren en jaren, misschien een eeuw lang in voege was geweest. De spelletjes waren dezelfde gebleven als die welke onze ouders en grootouders vermaakt hadden. Wij kenden geen radio. De T.V. kwam pas na wereldoorlog II. Wij wisten niets af van voetbal, hadden geen benul van korfbal... Van al de moderne sportaktiviteiten die nu furore maken, hadden we nooit gehoord. Onze ouders lazen geen dagbladen, 's Zaterdags bracht de post de twee weekbladen uit Maaseik, met bijna uitsluitend plaatselijk nieuws.
Wat bracht Sinterklaas ? Bij de min of meer gegoede burgerij verraste de brave man de jongens met een paar dozijn knikkers, een draaitol, een primitieve blokfluit, een trommel..., de meisjes met een popje en kleedjes voor de pop, een bal ("prik- kebal"), een nieuwe voorschoot.. Vele kinderen kregen niets tenzij een handvol noten, wat appelen, kastanjes, een potlood, een griffel.. "Zondagsgeld" was nog niet in de mode. Met kermis kreeg je enkele centen., en peter en meter, die op bezoek kwamen, stopten je eveneens wat centjes toe. Welteverstaan., koperen centen.. Ja, 's avonds werd er bij petroleumlicht met de kaarten gespeeld, maar de kinderen moesten vroeg naar bed en kolen, brandhout en petrol waren kostbaar. . Ons tevreden stellen met de middelen die we hadden: dat was de boodschap. Er moet rekening gehouden worden met het feit dat in augustus 1914 de oorlog uitbrak. Dit zette de "klok" gedurende jaren terug. De toen nog zeer zeldzame fietsen moesten noodgedwongen ergens verstopt worden. Er heerste "op den buiten" precies geen hongersnood, maar er was gebrek aan kleding, schoeisel en aan zoveel andere dingen. De vijand legde beslag op alles en nog wat. Het kon- takt met de nabijgelegen stadjes Maaseik en Bree was zo goed als uitgesloten. We woonden in de grenszone, waar de "bezettende macht" bijzonder streng optrad, op velerlei gebied.
Ach., wij -jongens- trokken ons daar niet te veel van aan en we speelden de spelletjes die we van groteren geleerd hadden en het materiaal dat we daarvoor nodig hadden, zochten en vonden we wel. Natuurlijk proefden we ruimschoots van het jolijt in bos en veld, langs beken en grachten. Kortom, we waren op onze manier wellicht, even gelukkig als de hedendaagse jeugd. We hadden de draaitol, de priktol, het "stekske stelen", de klakkebus, de "flitsboog", enz. De meisjes speelden met de pop, met de "prikkebal".. Daarover moeten de oudere dames maar eens uitvoerig uitwijden want men bedenke dat de "scheiding" tussen jongens en meisjes met de grootste angstvalligheid in acht werd genomen. Ja., serieuze verloofden mochten gearmd naar de kermis en zelfs naar de herberg. Eenmaal getrouwd was van die intimiteit niets meer te zien. Man en vrouw gingen naar de mis of het lof, de ene achter de andere of een halve meter van elkaar verwijderd. In de kerk zelf zaten de vrouwen links en de mannen rechts. Men begrijpt dus, dat de jongeren nauwgezet op de schéüding der geslachten moesten letten. Alleen in de "bewaarschool" zaten meisjes en jongens in dezelfde klas en speelden ze samen op de speelplaats, maar zuster Fran- goise keek bestendig toe dat er niets onwelvoeglijks voorviel. ; Eens zeven jaar en op de "grote" school van Oud-Kevelaer (Molenbeersel), trokken we ons van het zwakke geslacht niets meer aan.
Wij, jongens, vermaakten ons met de "popperel", "den dop", de "reip" ..... We maakten pret op de boerderijen, in bos en beek. En we versleten veel tijd bij de smid, de timmerman, de schoenmaker.. en we leerden duizend dingen, die de stadskinderen ons mochten benijden.
beneden geleid en -vanaf de inplanting van de pin- naar boven gewikkeld Dat moest heel zorgvuldig geschieden. Niet te vast ("te strang") en evenmin te slap.
Ik wil gaarne een paar kinderspelen beschrijven, die zeer waarschijnlijk niet meer gekend zijn. Er is zoveel veranderd in onze samenleving. De ouderen denken ongetwijfeld nog eens terug aan "die goeie ouwe tijd". Roz. Loveling schreef eens : "Wat in de kinderjaren het harte boeit en tooit, Blijft immer in 't geheugen en men vergeet het nooit." Mijn eerste bijdrage gaat over de draaitol (popperel) en de priktol (den dop) .
D E
P R I K T O L
( D E N DOP)
Enkele jaren geleden heb ik nog gezien hoe een jongentje probeerde zo'n tol aan het draaien te krijgen. Het lukte hem niet. De koord die hij gebruikte deugde helemaal niet en het ventje wist niet hoe 't wel moest. Nu was het destijds ook niet zo eenvoudig een priktol echt "in gang" te krijgen. Je moest er eigenlijk een speciale koord voor hebben: beginnend als een dunne draad en tamelijk dik eindigend, met een lus er aan of een soldatenknoop. Dat koordje rond de "dop" winden was een truuk die je moest leren. Je klemde de tol in de linkerhand, de ijzeren pin naar boven gericht. Het fijne uiteinde van het touwtje werd op de dikke bolvormige top van het speelgoed vastgehouden onder je duim, werd dan naar
Overdreef je op de ene of andere manier, dan glipte het rolletje touw naar beneden. Wij noemden dat: "de boks viltj em aaf". Was je er echter toch in geslaagd het touw goed gereed te maken voor het spel, dan verhuisde de tol naar je rechterhand. De lus werd over een vinger geschoven of de knoop stevig vastgehouden. Met een vlugge, krachtige zwaai werd de "dop" weggeworpen. Had je dat knap gedaan, dan draaide de tol op zijn ijzeren pinnetje, dat het een lust was. Het viel voor dat de tol op zijn zijde terecht kwam. Wat een mislukking ! In een wilde beweging maakte hij een gekke sprong. We noemden dat -met een platte uitdrukking- "hè zeijkt". Maar een goed gelanceerde tol snorde plezierig in een kleine kring of bleef ter plekke ronddraaien. Soms staken we onze uitgespreide vingers tot net tegen de pin, wipten de dop even omhoog en lieten hem in de handpalm zijn vaart uitlopen.
Zijn bolle bovenkant versierden we met kleurkrijt of met duimspijkers. In het volle seizoen hadden de meeste jongens zo'n priktol. Werd je dan uitgedaagd om aan een soort gevecht deel te nemen, dan mocht je dat niet weigeren. Waarin bestond zulk "tornooi"? Met het zakmes ("de kniep") werd op de grond een kring getekend van zowat 40 centimeter diameter. Om de beurt moest je je tol in die cirkel laten draaien. De anderen trachtten met hun "dop" de jouwe te treffen om hem uit de kring te stuwen, of zelfs in tweeën te klieven. Als je dergelijk ongeluk overkwam moest je thuis om een nieuwe gaan bedelen. Of vader of moeder je zo maar centen gaven... dat was lang niet zeker. .
D E
D R A A I T O L
(POPPEREL)
De "popperel" bestond uit twee delen: het ene "horizontale" deel was rond en vrij plat, het "vertikale" was er als een stok middenin geplant. Het had praktisch dezelfde afmetingen als het bovenstuk. Onderaan dit vertikale, stomp eindigend deel, stak een dikkoppig nageltje. Daarop kon de tol draaien.
Een dun touwtje aan een stokje van ongeveer 40 cm., diende als "drijver". Het koordje was zo lang als het stokje. Een knoopje aan het uiteinde, voorkwam het uitrafelen. Om de "popperel" in de gewenste beweging te brengen, was er een zekere behendigheid vereist. Je moest het touwtje stevig rond het vertikale stuk winden, de tol in de linkerhand nemen en met het nageltje op de grond zetten en met een snedige ruk aan de koord de tol "aan de gang" krijgen. Verder bestond de kunst er in het zweepje handig maar kordaat te gebruiken om de "popperel" in beweging te houden... tot hij ergens in een putje terecht kwam, of tegen een muurtje, of tegen een wortelstronk. Het moest mooi weer zijn en de grond n-iet te slijkerig, anders kon je niet spelen met de draaitol. In huis mocht het beslist niet, want bet gebeurde wel eens dat de tol aan het zweepje bleef haperen en met een zwaai wegvloog... door de ruit bijvoorbeeld ! Een ramp, natuurlijk.. Neen, bij droog weer, buiten, op tamelijk harde grond kon er mee gespeeld worden. Een gezelschapsspel was het alleszins" niet, tenzij je een weddenschap aanging met een kameraadje om de "popperel" het langst aan het bollen te houden. (vervolgt)
MAARTEN JOZEF BOON
Ü
DE OUDE KERK VAN OPHOVEN (I)
In het vorig nummer van dit tijdschrift publiceerde Matthieu Wieërs een interessant artikel over de kerk van Ophoven. Alhoewel terecht opgemerkt werd dat het (nog) niet te achterhalen is wanneer de oudste kerk gebouwd werd, kunnen toch een aantal markante dingen uit het grondplan en foto's afgeleid worden.
Het grondplan vertoont merkelijke verschillen met en is beduidend ouder dan de foto op bladzijde 68. Terwijl op het grondplan voor de kerk een massieve toren kan opgemerkt worden en de ingang zich bevindt in het zuidelijke portaal, is er op de foto een kerk merkbaar met ingang langs de toren en aan weerszijden van deze toren een "zijkapel". Opmerkelijk is eveneens een "venstertje", vlak achter de eerste steunbeer van de zuidelijke muur. Terwijl het grondplan dateert van 16. 06.1783, kan de foto dankzij de tekst op de foto, het grafkruis westelijk vóór de kerk en de spoorstaven, mooi gedateerd worden. Westelijk voor de kerk zien we op de foto dus een grafkruis. Op het ogenblik staan er op het kerkhof, vlak bij elkaar, twee gelijkende grafkruisen met de volgende teksten: "Aux pieds de Jesus prions pour l'ame de Ml 1 Anne Broin nee a Neuss, Prusse Rhenane, Morte le- 8Bre 1861 au pentionnat a Maeseyck a l'age de XXI ans; Andre Husson A la mémoire de sa nièce Melle Anne Leburton Husson nee a Othee Pee de Liege le 7 9Bre 1833 en reli- gion Mere Mrie Julienne décédée au couvent des Ursulinnes a Maeseyck le 5 Janvier 1863 RIP".
mei 1900 moet deze foto genomen zijn tussen 1900 en 1905 ! De foto op bladzijde 72 bovenaan werd genomen tussen 1906 en 1910/1911. De algemene vorm van het grondplan (ronde zuilen, twee zijbeuken, steunberen) doet gotisch aan. Dit gegeven vindt zijn bevestiging in het feit dat de architekten toegeven dat het dak van de zijbeuken oorspronkelijk lager was en dat de vensters van de middenbeuk toen boven het dak uitstaken, zodat door middel van deze vensters het licht naar binnen viel. Alhoewel waarschijnlijk nog een oudere faze voorhanden is geweest, verwijst het grondplan naar de 14e/15e eeuw. De vorm van de absis doet enigszins vreemd aan in zijn veelhoekige vorm; indien de tekenaar werkelijk waarheids getrouw deze absis getekend heeft, dateert deze vorm uit de barok-perio- de, namelijk de 17e-18e eeuw. In de twee zijbeuken staan er altaren, die in 1833 zeker toegewijd waren aan Maria en Hubertus; op het o- genbl.ik van de planopname is dat mogelijk reeds het geval geweest. HUBERT HEYMANS
De foto zou dus dateren tussen 1861/ 1863 en 1905. Dankzij de spoorstaven hebben we echter nog een juistere datum voor de foto: daar de eerste tram reed op'1
(1) Met dank aan U. Lobbedey, Munster Matthieu Wieërs, Geistingen en E. Vandebril, Maaseik
18E
EEUWSE RECRUTEN
E E N S I M P E L V E R H A A L U I T D E O U D E T I J D / N I E T O V E R K O N I N C E N O F V E L D H E R E N / MAAR O V E R SOLDATEN EN BOEREN
Luitenant de Wal ter van het Pruisisch infanterieregiment de Stechon had te Luik op 15 februari 1770 twee recruten geworven. Zij beweerden Jozef Parta- chon en Jozef Hepsia te heten: had de luitenant geweten dat de naam van de laatste eigenlijk Jozef Warnand was, dan zou hij dat zeker en vast als een slecht voorteken beschouwd hebben. Als ervaren officier had hij nochtans de nodige voorzorgen genomen: de mannen moesten onmiddellijk naar de stad Gelder vertrekken en zouden eerst te Maaseik hun werfgeld, zijnde 4 Louis of 20 schilden, ontvangen. Omdat zijn onderofficieren reeds op weg waren, moest hij zelf zijn nieuwe manschappen begeleiden. Zij reisden zo vlug dat zij op 17 februari omstreeks de middag te Maaseik aankwamen en er de twee onderofficieren aantroffen. Het hele gezelschap ging in de herberg "De Molen" dineren. En -waar het hart van vol is, loopt de mond van over- toen vroegen de recruten het beloofde handgeld. "Zijt U nog steeds bereid, de koning, mijn meester, trouw te dienen? Zo niet dan blijft ge vrij en moogt ge naar huis gaan", sprak de luitenant. In de aanwezigheid van de molenaarherbergier, een schoenmaker en tien andere personen antwoordden de twee Walen: "Wij willen de koning, uw meester, dienen en uw recruten zijn." Zij kregen het geld en staken het blij- gemoed op zak. Toch achtte de officier het noodzakelijk bij dat sommetje een waarschuwing te voegen. "Nu ge uw geld hebt opgetrokken, moeten wij U varr dichtbij bewaken inneemt het ons niet kwalijk, de gewoonte wil het zo."
Doch aan verder trekken viel er wegens het slechte weer niet te denken. De nieuwe soldaten schenen zeer tevreden, dronken een glaasje en maakten plezier; van deze goede stemming maakte Jozef Partachon gebruik om het hazenpad te kiezen. Het zal wel onnodig zijn de gevoelens van de Pruisische luitenant te beschrij ven. Stande pede werd besloten te vertrekken en Jozef Warnand bekende rouwmoedig dat zij alleen ter wille van het geld, het lieve geld, dienst genomen hadden, maar dat zijn kameraad oorzaak van alles was geweest. Hij, Warnand, wilde zich bij het regiment vervoegen. Al die mooie woorden ten spijt trok de man na een half uurtje gaans zijn schoenen uit, gaf een der onderofficieren een slag in het aangezicht en - meende het voorbeeld van zijn kameraad te volgen. Hij werd echter gevat, stevig gebonden en... deerlijk afgeranseld. Natuurlijk weigerde hij nog een enkele stap verder te zetten en de luitenant moest de kar van Jan Verstappen, die bij de molen te Maaseik woonde, huren om zijn onwillige recruut op te laden. Rijden is altijd beter dan gaan, maar het was zo geweldig donker dat het nobele gezelschap op een half uur afstand van Maaseik moest vernachten. Warnand beloofde heel braaf te zijn en zou gaan waar men wilde. Voorzichtigheid bleef nochtans geboden, 's Anderendaags, zondag 18 februari, trok de karavaan op weg naar Neeritter; de luitenant reed te paard nevens de kar, waarop Warnand los en vrij van banden tussen de twee onderofficieren zat of lag.
Een inwoner van Neeritter, Peter, zoon van Dirk Dirkx, had, ik weet niet hoe, van deze zaak gehoord of gezien en verspreidde het nieuws in het dorp. Toen nu de boeren van Neeritter vernamen dat Pruisische militairen een arme jongen met geweld dwongen in dienst te treden, begon hun bloed te koken en toen de kar in het dorp aankwam werd ze door vele met stokken, rieken, houwelen en andere instrumenten gewapende mannen -3 a 400 zegde men later- omsingeld. De dappere Neerittenaren trokken de luitenant (met de haren a.u.b.) van zijn paard, smeten met alles wat naam had en deelden de Pruisen zoveel slagen uit dat luitenant en onderofficieren er over praatten zich over te ge" ven. Naar het schijnt zouden stemmen van vrouwen en zelfs die van een geestelijke de opgewonden menigte met de volgende woorden opgezweept hebben: "Breekt ze de hals. Slaat die Pruis sische honden dood." De drie militairen zouden er heel zeker het leven bij ingeschoten hebben, als ze niet op de vlucht waren geslagen. Ondertussen was de kar door Peter Theunissen en zijn broeder uitgespannen en de recruiit in veiligheid gebracht, d. w.z. Joanna Porters, huisvrouw van Mathijs Houben en een boer leidden, sleepten of droegen hem naar de herberg van Andries Lenssen. 's Anderendaags -en zulks bewijst wel dat de Pruisen hem "kwalijk getrakteerd" hadden- bracht de kar van de herbergier onze man naar Kessenich. Van hier uit zullen alle wegen wel naar huis, d.w.z. naar Luik, geleid hebben.
Maar daarmede was de zaak niet ten einde. Het kapittel van St.-Lambrecht te Luik dat te Neeritter de heerlijke rechten uitoefende, gaf zijn meier, J.C. Reynders bevel een rechterlijk onderzoek in tte stellen. Getuigen werden verhoord, namen genoemd, beschuldigingen opgesteld, verweerschriften ingediend. Het werd een heel ernstige zaak, die een jaar later nog haar beslag niet gekregen had. Zo werd een der beschuldigden, namelijk Peter Theunissen, in het huis van schepen Jan van de Winckel in hechtenis geplaatst. Hij wist op zondag 10 maart 1771 te ontsnappen en dat dank zij de slechte wil of de nalatigheid der wachters Hendrik Moors en Laurens Eijckheuvels. Ik weet niet wanneer het proces werd uitgesproken en hoe het vonnis luidde. Wij kunnen raden wat er verder gebeurde: heel het geval zal op wat geldboeten zijn uitgelopen. Dat komt er van als men een goed en moedig hart heeft. Die deserteurszaak heeft tenslotte heel wat geld gekost. DR. M. BUSSELS Met dank aan de auteur. Het verhaal verscheen voor het eerst in "Spiegel van Limburg", 2e deel, 1952.
UIT HET BISSCHOPPELIJK ARCHIEF TE LUIK...
(vervolg)
PAROCHIALE GEGEVENS UIT HET TWEEDE KWART VAN DE NEGENTIENDE EEUW MET BETREKKING TOT GEISTINGEN/ KESSENICH, KINROOI/ MOLENBEERSEL EN OPHOVEN
In deze tweede bijdrage gaan we nader in op de korrespondentie van de parochies Kinrooi, Molenbeersel en Ophoven. U verneemt ook meer over de afstanden van de verschillende gehuchten tot de moederkerk en over het aantal inwoners per dorp en per gehucht.
K I N R O O I
De kerk van Kinrooi, die voordien afhankelijk was van de succursaalkerk van Kessenich, wordt in 1833 vermeld als zijnde burgerlijk en geestelijk onafhankelijk geworden van Kessenich (1). Toch duurt het nog tot 25 januari 1834 vooraleer er door de provincie goedkeuring wordt verleend aan deze scheiding van goederen. (2) Op 21 augustus 1834 benoemde de bisschop van Luik Corneille Van Esser, Gerard Renette en Godefroid Joosten tot leden van de kerkfabriek van de "Kapel van Kinrooi onder Kessenich" (3). Op 9 september 1834 komen daar nog twee leden bij, namelijk Severin Thybers en Jacques Bruynen (4). Op 10 oktober vindt er dan de kiezing plaats van het bestuur en leden van het kerkfabriek en de kerkmeesters-kamer. Alle leden van deze twee organen, behalve de pastoor, zijn vermeld als landbouwers. Van de kerkfabriek zijn lid: Jakob Creemers (pastoor), Jan Baptiste Jans- sens (burgemeester), Cornelis Van Esser (president), Severijn Theybers (ontvanger), Godefridus Joosten (lid), Gerardus Renette (lid), Jakob Bruynen (secretaris).
Van de kerkmeesters-kamer maken deel uit: Jakob Creemers(pastoor), Cornelis Van Esser (president), Severijn Theybers (ontvanger) en Jacob Bruynen (secretaris) . Deze brief wordt ondertekend door alle leden van "den fabrieks-raad" en door burgemeester en "Assessoren" te Kessenich, namelijk J.B. Janssens en M. Lamberigts. (5) In het voorjaar van 1839 schijnen de grenzen tussen Holland en België nog steeds niet definitief vast te liggen, want dan schrijft pastoor Jacobus Creemers, rektor in Kinrooi een bezorgde brief naar de Bisschop. Deze geven we hier in extense weer. (6) Hooggeëerde en zeer eerwaardigde Bisschop ! Omdat Kinroye na verloop van tijd ofwel kan vermindereri of zelfs kan aangroeien is het waard hieraan veel te doen, want de nieuwe hollandse grens zou haar loop krijgen langs de gehuchten Bergerrot, Stramproy en hetzelfde langs Beersel over Neeritter naar de Maas in Stevensweerd. Ten eerste: indien het waar zou zijn, dat het grootste deel het kleinere in zich opneemt, dan zullen heel Stramproy, zelfs heel Beersel en Neeritter
onderworpen worden aan de zogenaamde Hollanders en dan verliest Uw zeer nederige bediende 16 huizen, namelijk het gehucht Boomerstraat, dat hoort onder de gemeente Neeritter, maar noch- thans onder onze kerk. Eenmaal onderworpen, zou onze Hoogge- eerde in de toekomst van die delen geen bisschop meer zijn. Indien de grensstenen van Linze (1api- des lineales de Linze) of de paalstenen boven de rechte grens zoals hierboven beschreven, zouden geplaatst woeden, in dat geval kan Kinroye aangroeien, want dat deel werd nu gegeven, onder de kerk van Neeritter, bij ons deel België, dat genoemd wordt Manestraat; dit is bij geen enkele (andere) kerk beter en gemakkelijker. Ten tweede: ik oordeel nochthans dat de Hooggeëerde en zeer eerwaardige Bisschop deze regeling en inspanning tegenover ons kan bijtreden of goed keuren, want deze wijk is ongeveer een leuga van Beersel verwijderd en op nog kleinere afstand van onze moederkerk Kessenich, namelijk een halve leuga. Trouwens de parochianen komen nu het liefst op zonen feestdagen naar onze kerk om de Heilige Diensten bij te wonen. Dit alles wil ik U bekend maken omdat ik oordeel dat dit alles mijn plicht is. Het volgende is waar: ofwel verliezen of winnen, ofwel groeien of verminderen, want Kinroye heeft nu 654 inwoners en of die nu verminderen met 116 of meer of krachtig aangroeien, dat hangt af van de overeenkomst tussen Belgen en de Hollanders, etc. etc. Indien zoals hierboven beschreven onze kerk zou groeien, dan hopen we in de Heer dat Kinroye een succursale kerk zal worden door tussenkomst van onze Hooggeëerde en zeer eerwaardige Bisschop, want er is bekend dat gij veel, ja zelfs het maximum kunt bereiken bij de wereldlijke overheid !
Ik besluit met blijdschap omdat door nu te schrijven en op een eenvoudige wijze mijn aandachten weer te geven, gij mijn toelating tot de geestelijke diensten aanneemt.
Ik die ben Uw nederigste en meest gehoorzame dienaar in de Heer. Jacobus Cremers, rector in Kinroye.
M O L E N B E E R S E L
De kerk van Molenbeersel was hulpkerk van de succursaalkerk Neeritter. Op 25 januari 1834 wordt door de provincie goedkeuring verleend aan de scheiding van goederen tussen de kerken van Beersel en Neeritter.(7) Op 21 augustus 1834 benoemde de bisschop van Luik Jean Mathieu Creemers, Gaspard Christis en Lambert Truyen als leden van de kerkfabriek te Beersel. Daar komen nog twee leden bij op 9 september, namelijk Jean Tulkens en Mathieu Smeets. (8)
Op 16 oktober 1834 wordt overgegaan tot kiezing van het bestuur van de kerkfabriek en van de kerkmeesters. De kerkfabriek is samengesteld uit : Frans Andries Linssen (burgemeester sinds 4 mei 1831} koopman), Andries Severijns (asservant, koopman), Jan Matthys Cremers (president, landbouwer), Jan Tulkens (secretaris, landbouwer), Jan Smeets (lid, landbouwer), Jasper Kristus (lid, landbouwer), Lam- bert Truyen (lid, landbouwer). Van de kerkmeesters maken deel uit : Andries Severijns (desservant), Jan Matthijs Cremers (president), Jan Tulkens (secretaris) en Jan Smeets (ontvanger) . Deze brief wordt ondertekend door alle leden van de kerkfabriek en door de burgemeester en assessoren der gemeente Neeritter. In 1841 heeft de pastoor van Molenbeersel problemen met grensverleggingen en omschrijvingen van territoria, hetgeen blijkt uit volgende brief (9) aan de Bisschop. Zeer Eerwaardige Heer, Uit de uitvoerende brieven van de apostolische nuntius Antonucci, gegeven in Den Haag op 18 december 1840 bljjkt dat : "alle vermelde steden tesamen en afzonderlijk, gronden, versterkingen of gemeenschappen, parochies (succursale of geannexeerde), afzonderlijk en tesamen met territoria hangen van een en dezelfde Kerk af, die in deze Limburgse provincie onder de vernoemde zeer doorluchtige Belgische Koning nu bestaan of bestonden. Ze maken deze nieuwe grens- beschrijving van het Rijk volledig en ze zijn los en afgescheiden van het Luiker diocees en van de verorderingen van deze bisschop. Ze zijn verlost en bevrijd van de voordien bestaande jurisdictie, macht en heerschappij." Daar mijn parochie reeds uit verscheidene gemeenschappen is samengesteld en onderworpen is aan verschillende burgemeesters, er bestaan in mijn gebied bijvoorbeeld 14 huizen onder de gemeen
te Kessenich onderworpen aan de Koning der Belgen, twijfel ik vandaar of deze huizen door deze nieuwe verordening nog wel onder mijn jurisdictie horen. Vooral omdat andere huizen, die ook behoren aan de zeer doorluchtige Koning der Belgen, onderworpen zijn aan de jurisdictie en superioriteit van de Luikse bisschop, neem ik mijn toevlucht tot Uw zeer verlichte persoon; uw zeer nederige dienaar vraagt dat zijn superieuren hem in deze zaak zouden willen helpen door een antwoord te geven voor een normbeschrijving om te handelen in mijn werk, vooral wat betreft deze huizen in de gemeenschap Kessenich, want deze kunnen dankzij een minieme afstand door mijn parochie bestuurd worden indien ze onder de jurisdictie van de pastoor in Beersel behoren, want ze zijn nauwelijks een kwart uur van mijn kerk verwijderd en van die van Kessenich een uur. Ik verwacht het antwoord van uw zeer geliefde heer met grootste eerbied en onderdanighei d. Beersel, 15 januari 1841 Uw zeer nederige en zeer gehoorzame Stokmans, "pastor de Beersel"
0
P H
0
V E N
Over de kerk van Ophoven kon U al meer lezen onder de rubriek Geistingen, omdat die twee jarenlang willens nillens (vooral langs de zijde van Geistingen) aan mekaar gebonden waren. Op 7 oktober 1823 wordt er de aanwezigheid van een vicaris vermeld. (10) In de verdere korrespondentie komen meestal schenkingen aan bod. Door Gerard Stalmans wordt op 12 oktober 1832 bij notaris Quisthoudt aan de kerk van Ophoven een stuk grond geschonken (11). Bij Koninklijk Besluit van 16 februari 1833 en door de Provincie op 27 februari 1833 werd deze grondafstand goedgekeurd.
In het Koninklijk Besluit lezen we dat het stuk lag in Ophoven op de plaats genaamd "In de Ophoven Ohe"; de jaarlijkse opbrengst van deze ongeveer 79 aren, 86 ellen bedroeg 9 f1., te gebruiken voor een "messe aniversaire ( 1 2 ) . Na het Koninklijk Besluit van 31 juli 1833 wordt op 14 augustus 1833 door de Provincie Limburg aan het kerkfabriek van Ophoven de toelating verleend om de gift van Chretien Thomas Op 't Eyndt te ontvangen; de toelating hiervoor was aangevraagd op 6 juli. (13) Bij notaris Schoolmeesters wordt er op 13 juli 1839 een grondafstand beschreven door Theodoor Gielen aan de kerk van Ophoven (14); later blijkt er echter betwisting te bestaan over dit testament (15). In 1844 geven Leonard Joosten en Gertrude Meyers de som van 200,-fr. aan de kerk van Ophoven. (16)
Alleen de pastoor van Molenbeersel maakt geen enkele rekenfout in de tabel: noch langs vertikale weg, noch langs horizontale weg ! Hadden de andere pastoors geen juiste inlichtingen of hadden ze moeilijkheden om tabellen te maken?? Waren er andere redenen? Deze bedenkingen doen ons dan oök besluiten om zeer voorzichtig te zijn met het gebruiken van deze gegevens. Opmerkelijk is bijvoorbeeld dat nergens inwijkelingen vernoemd worden en dat het aantal knechten en meiden in streken met minder vruchtbare landbouwgronden (Hees, Göiijenhoek, Beekershoek, Winkel derhoeven, Leeu, Raam), beduidend lager ligt dan op andere plaatsen. Ook het aantal inwoners geeft bedenkingen, zoals reeds vroeger opgemerkt door D. Snijders en J. Geerkens (17); het totaal aantal inwoners zou bijvoorbeeld voor Ophoven-Geistingen vanaf 1837 tot 1840 gestegen zijn van 936 tot 1140..?? (vervolgt)
In 1837 wordt er, in opdracht van de Bisschop van Luik, door de verschillende pastoors een telling gehouden van het aantal inwoners per dorp en per gehucht. Bijzonder interessant is hun verdeling in gehuwden, weduwnaars, weduwen, zonen, dochters, knechten en meiden, inwijkelingen, kommunikanten, kinderen of zij, die niet kommuniceren en de afstand van het gehucht tot de moederkerk (uitgedrukt in leugae). Interessant zei ik, maar., de tellingen zijn zeer verscheiden in aard en waarde. De pastoor van Molenbeersel rekent het totaal aantal inwoners steeds als het werkelijke totaal in de laatste kolom. De pastoor van Ophoven daarentegen doet dit één keer (bij Ophovën zelf), doch de andere keer (bijvoorbeeld het Leu) blijft hij voor het totaal aantal inwoners bij het aantal kommunikanèen "steken". Het aantal gehuwden blijkt bij de pastoor van Kessenich vrijwel steeds ( uitzondering Dooien?) verdubbeld te moeten worden.
HUBERT HEYMANS
NOTEN
( 1) ( 2) ( 3) ( 4) ( 5) ( 6) ( 7) ( 8) ( 9) (10) (11) (12) (13) (14) (15) (16) (17)
Van Bommel, 277 Van Bommel, 285 Van Bommel, 285 Van Bommel, 285 Van Bommel, 287 Van Bommel, 253 Van Bommel, 285 Van Bommel, 285 Van Bommel, 277 . Van Bommel, 235 Korrespondentie 1833, nr. 23 Korrespondentie 1833, nr. 23 Van Bommel, 283 Korrespondentie 1840-41, p^ 182 Korrespondentie 1840, p. 335 Korrespondentie 1844, p. 461 Ophoven-Geistingen door de eeuwen heen, p. 12
N.B. In deze bijdrage is verschillende malen sprake van "leuga" : één leuga is onegveer 2.200 meter
54
AANTAL
Afstand tot moederkerk
i -------------------------Ki nderen of nietkommunicerenden
Kommunikanten
Inwijke- 1 ingen
Mei den
Knechten
Dochters
Zonen |
Weduwen
Weduwnaars
Gehuwden Succursaal Kessenich
TOTAAL
15
11
37
42
20
19
0
252
97
349
—
in het gehucht Dooien
7
1
5
6
5
20
12
0
56
24
82
3/4
in het gehucht Hees
19
4
5
11
16
13
7
0
94
42
136
1/2
TOTAAL AANTAL
80
20
21
54
63
68
38
0
174
163
567
—
Auxiliaar Kinroye
176
14
21
63
63
42
61
440
196
636
—
Succursaal Beersel "pays cédé"
168
5
23
139
133
29
24
0
355
166
521
—
in het gehucht Guijenhoek
40
3
1
43
26
3
6
0
88
34
122
1/2
in het gehucht Beekershoek in het gehucht Winkel derhoeven
14
1
2
12
12
4
3
0
40
8
48
1/2
6
0
2
12
5
4
6
0
31
4
35
1/4
TOTAAL AANTAL
228
9
28
206
176
40
39
0
514
212
726
—
Succursaal Ophoven
70
4
8
28
24
21
20
0
125
51
176
—
in het gehucht Leeu
94
6
9
24
46
8
9
0
196
88
284
1/4
in het gehucht Raam
14
1
0
5
3
6
3
0
34
17
51
1
TOTAAL AANTAL
178
11
17
57
73
37
32
0
405
156
561
—
Auxiliaar Geystingen
114
10
6
98 •
78
32
37
0
263
112
375
—
—
NIEUW GEKAPT SINT-HUBERTUSBEELD VOOR DE HOOFKAPEL TE MOLENBEERSEL
Zondag 7 november 1982 was weer één van de hoogdagen in het zevenjarig bestaan van onze kring. Op die dag kreeg de Hoofkapel, gelegen op het kruispunt van de Winkelen de Hoofstraat te Molenbeersel, een nieuw gekapt Sint-Hubertusbeeld. Over deze Sint-Hubertuskapel of Hoofkapel is meer te lezen in ons boek "Waar men gaat langs onze wegen", bladzijde 82. Dat dit nieuwe beeld er is gekomen is vooral te danken aan beeldensnijder én lid van onze kring, Chris Geris van Molenbeersel.
RESULTAAT DOOR PRACHTIGE SAMENWERKING Verschillende maanden vóór de plechtigheid op 7 november, werd door onze kring kontakt gezocht met onder andere de Schutterij Sint-Hubertus van de Manestraat te Molenbeersel en Jagersbond Molenbeersel (de H. Hubertus is de patroon van de jagers). Dit resulteerde in enkele voorbereidende vergaderingen. Hierbij werden ook nog de eigenaar van de kapel betrokken, beeldhouwer Chris Geris, dhr. Antoine Houben die zich het lot van deze kapel steeds heeft aangetrokken en E.H. Pastoor Mathieu Coenen. Er kon met al deze groepen en individuele personen op prachtige wijze samengewerkt worden, waarvoor ook langs deze weg nogmaals hartelijk dank !
GROOTSE PLECHTIGHEID OP 7 NOVEMBER Die zondag 7 november 1982 werd om 10 uur in de Sint-Leonarduskerk een plechtige eucharistieviering gehouden. Pastoor Coenen werd aan het altaar bijgestaan door Kruisheer Donaat Snijders, voorzitter van onze kring en door een pater van de Gerkenberg-Bree. De leden van de organiserende verenigingen hadden vooraan in de kerk plaatsgenomen. Ook het nieuw-gekapte Sint- Hubertusbeel d had voor in de kerk een plaats gekregen.
Deze zondag 7 november betekende in Molenbeersel ook de viering van de patroonheilige: Sint-Leonardus. Pastoor Mathieu Coenen benadrukte dit ook in zijn homilie. "Bij het vieren van de Heilige Leonar- dus als patroon van de parochie, heeft het een bijzondere betekenis om naast hem de Heilige Hubertus op het voorplan te brengen. Het zijn treffende voorbeelden, waarnaar ook de kristenen uit deze tijd -onderweg naar de eeuwige bestemming- hun leven kunnen richten". Na de eucharistieviering, die stemmig werd opgeluisterd door het gemengd zangkoor "Sint-Leendert", onder leiding van Chris Geris (ja, dezelfde van het beeld!), werd in de Oudekerkstraat een stoet gevormd. Voorop de Koninklijke Fanfare Sint-Isidorus, dan de leden van de Geschieden Heemkundige Kring Kinrooi, de leden van de Jagersbond, het nieuwe beeld dat gedragen werd door twee leden van de Jagersbond en twee leden van de schutterij, de Sint-Hubertusschutterij Manestraat met trommel korps en nog heel wat belangstellenden. In stoet ging het dan over bijna twee kilometer naar de Hoofkapel. Daar stonden nog heel wat mensen de stoet op te wachten. Het beeld werd in de kapel geplaatst door de maker er van, Chris Geris.
DE WIJDING VAN HET BEELD EN EEN OPGEMERKTE TOESPRAAK...
mens, die zelf in doodsangst ging gillen boven het gegrom en gebtaf van de honden uit.
Toen het beeld in de kapel was geplaatst nam voorzitter Snijders het woord voor een zeer opgemerkte toespraak. Op verzoek van velen drukken we ze hierna integraal af.
Zó zag God Hubertus hartstochtelijk jagen in de Ardeense bossen. En Hij wist dat er voor dit felle karakter geen maat of regel meer bestond; alleen maar de wilde jacht. En dat Hubertus niet wist hoe hij zelf gedrevene was en vervolgde. En hoe hij onbewust joeg achter het onbereikbare, het grote, het nimmer geziene...
Wellicht past het hier en nu voor U een kleine lezing te houden rond
DE LOTGEVALLEN VAN HUBERTUS, DE HEILIGE ARDEENSE JAGERS.... Schrik vooral niet, want wij zijn in de 8e eeuw: het is lang geleden. Zó lang dat veel van wat verhaald wordt lieflijke legende moet heten. Maar wê.t dan nóg ? De herfst rijdt weer vurig door de lanen, de eiken vlammen rood. Het is weer Allerzielen geweest. Het wordt waziger en vroeger donker. Veraf of dichtbij valt het geluid van de jacht. Wie nooit de hartstocht van het jagen leerde kennen kan niet weten of begrijpen hoe mensen er zich met hart en. ziel aan kunnen overgeven. Zoals de jonge Hubertus die het avontuurden het gevaar van de jacht tot zijn geloof en begeerte had gemaakt. Hij was een jager in een tijd toen dat een gevaarxaii; mannelijk bedrijf was. Men moest de ever en de wolf te lijf met pijl en spies. En menigmaal gebeurde het dat het woedende dier in doodsnood de honden afschudde die aan zijn borstels hingen en de vreselijke slagtanden plantte in de onderbuik van een
De geschiedenis van dat heilig jachtavontuur is duizendmaal verteld. Hoe hij de jachtstoet verliet om een groot hert na te zétten. En hoe hij de sporen van het grote dier bleef volgen, tot diep in het woud. En hoe daar opeens de stem en het licht van God d&èr waren in de straling van een kruis tussen het fiere hertengewei. Het was dezelfde God, die Paulus van zijn paard sloeg op de weg naar Damas- cus, dié Jonas deed uitspuwen uit de grote vis, die altijd de Jager is die de beste buit begeert. Hubertus kwam tot inkeer. De stilte kwam in zijn leven nadat het wild bedrijf voor hem gedaan had. Hij werd nu zelf een hond, een trouw gezel van de Grote Jager, op het spoor van diens voetstappen. Hij trekt naar Lambertus, de bisschop van Maastricht. En die zendt hem terug naar het woud, naar de stilte. En daar bindt hij de strijd aan tegen zijn onstuimige natuur. Nachten en dagen worden gevuld met studie en gebed. Hij legt alle waardig-
Bij de foto's op bladzijde 118: - links boven: beeldensnijder Chris Geris aan zijn werkstuk (Sint-Hubertus) tijdens de natuurmarkt van Velt-Kinrooi. (foto Werner Smet) - Rechts boven:twee schutten en twee jagers dragen het nieuwe beeld naar de Hoof kapel. (foto Mathieu Kunnen) - Links onder: het nieuwe beeld in de kapel, samen met de "schepper" er van. (fo to: Mathieu Kunnen) - Rechts onder:voorzitter E.H. Donaat Snijders spreekt de wijdingsgebeden, (foto: Mathieu Kunnen)
heden af en als de dood van zijn vader hem een heel hertogdom doet erven, vermaakt hij alles aan zijn broer. Wat hem rest aan persoonlijke bezittingen verdeelt hij onder de armen. En als de twee jaar om zijn snijdt hij zich een pelgrimsstaf om op weg te gaan naar de Eeuwige Stad. Tijdens zijn verblijf in Rome sterft Lambertus. En dan -zo wordt ons ver- teld- zendt God een engel paar paus Sergins om hem dit te berichten. Ring en staf houdt de engel in de hand en hij brengt de boodschap dat Hubertus hem moet opvolgen. Terug in zijn land verplaatst hij de zetel naar Luik en hij begint er een zegenrijk herdersambt. De wilde edelman, die zijn horigen niet telde, beijvert zich nu om rechtvaardigheid voor de kleinen en geringen. Hij stelt maten en gewichten vast voor brood en wijn, bestrijdt alle woeker en hij die harteloos toezag als een drijver voor het vermaak van zijn heer, zijn werk moest bekopen met dood of verminking, hij zorgt voor zieken en ouden van dagen. Hij bouwt kerken. De weinige keren dat hij zich terugtrekt uit zijn werk, is dat om het graf van Lambertus te bezoeken, zijn goede engel.
En bij een van die bezoeken blijft hij heel lang bidden, om daarna in een zijbeuk te passen en te meten als een bouwmeester. Er staan er stil en eerbiedig rondom en dan zegt hij: "Hier is de plaats waar ik weldra zal rusten". Niet lang daarna gaat hij een nieuwe kerk wijden, maar op de terugweg ontmoet hij de dood en hij neemt zijn intrek in een hoeve te Tervuren. De dag daarna brengt het einde. De onstuimige jager sterft eigenlijk aan een ongeval bij het... vissen! Ze zouden netten spannen tussen palen en de behulpzame oude man hield in het ondiepe water een paal vast, waaraan men zo'n net zou vastmaken. Per ongeluk kreeg hij van een zware hamer een slag op hand en vingers. Het kwam zó hard aan, dat hij met hoge koorts te bed moest. De mond die zo gaarne de lippen getuit heeft aan de jachthoorn, prevelt alleen nog maar het "Onze Vader die in de hemelen zijt". Dat geschiedde in 727, de laatste dag van de meimaand. Zoals de Engelsman Francis Thompson, in zijn beroemd gedicht "The Hound of Heaven" het uitdrukte: de grote Jager, die hem een levenlang achtervolgde, kreeg hem te pakken. Hij, Hubertus, had Hem lang gemeden. Hij had zich naderhand overgegeven. Zo was het goed ! Hubertus'relieken zijn later beland in de stad die zijn naam ging dragen: in "Saint Hubert". Daar staat tèr zijner eer een prachtige kerk, gebouwd in de 16e eeuw. Wij doen het hier met wat minder. Met een kape] die ongeveer 90 jaar oud is en toen opgericht door Jan en Odilia Stals. Het is hier rustig. Men kan hier bidden...
En de honds-dolheid, die gevreesde ziekte, moge dan voor wat de mensen betreft, hier bij ons zo goed als bezworden zijn, het., is wellicht zó, dat andersoortige "dolheid" een groot gevaar is geworden. Nóg groeiend en niet bezworen...
PI. H U B E R T U S
Wij zijn blij met dit nieuwe, stoere beeld van een van onze modellen -want dat zijn heiligen toch- en wij danken de beeldhouwer... diè voorèl..!! Maar ook U allen die deze kleine plechtigheid betekenis geeft... De fanfare van Molenbeersel, stèèds bereid..., de schutters, de jagers, de buren, de Beersel-laren. Gij geeft bezinning aan dit rustieke hoekje van dit schóne dorp.
Heb dank da£ Gij mijn weemoed uiijdit en zegen ook zijn vAuckten. Een ganzendAiehoek in de luch£en; nu komt de win£eAXijd. Ik hooft U dooA mijn hanX. en doofi de zioJLm zuchten. Ik ben betetd. Dat wij, met z'n allen, "bereid" zouden blijven: tot alle goed werk !!
Mag ik besluiten met een mijn, inziens -hièr.ven nü- toepasselijk gedichtje van Felix Timmermans, uit zijn laatste levensdagen :
"£>e keAfat blaa&£ op den hoAcn, en '£ wie.Aook£ -in hn£ hou£; de vAuchten g-toien. Vc i>£JJX
en ^fiambozzhout, en -iicfiLijk UIZQA veAdwijne.n... Pe schoonheid dAoomt van boom £o£ boom, doch. aULt schoonheid zat veAdmijnen, want alle schoonheid ij> slecktA dAoom, maaA Gij zij£ d' Eeuwigheid !
Na deze toespraak -die door applaus werd gevolgd- sprak de voorzitter nog de wijdingsgebeden en zegende tevens -op zijn manier- de aanwezige honden. Met een aangepast muziekstuk door de Koninklijke Fanfare Sint-Isidorus en het bezichtigen van het nieuwe beeld, werd deze betekenisvolle plechtigheid afgesloten. Een daad van "heemschut" zoals er hopenlijk nog meerdere mogen volgen in onze gemeente ! Mathieu Kunnen
KAART VAN STEVENSWEERT
In het Rijksarchief te Maastricht bevindt zich een interessante kaart met als titel: "Stephanowerta ab Hispanis munita 1633". Deze kaart uit 1633 is anoniem, uitgave door Joan Blaeu, kopergravure 39 x 53 cm., schaal 1/14.000. Ze beschrijft het door de Spanjaarden veroverde Stevensweert met de omliggende vestingswerken. Ook in 1702 waren er militaire akties in Stevensweert. Zie hiervoor de kaarten van C. ALLARD en P. SCHENK. R.A.L. - kaartenverzameling nr 264-1 Werner Smet
Waat maag dét in godshiêrenaam beteikene
Enkelen hebben filologus mondeling laten weten dat er nog wel heel wat meer Frans in "oos taal" zit.. Waarop filologus alleen instemmend kan knikken. Een LEVENDE taal verandert steeds. Gelukkig maar ! Het is GEEN "verdienste" van bijvoorbeeld het LATIJN dat alles zo "vastgelegd" is: het is DAAROM ook: een DODE taal... Ik ga nog éne keer in op dat "muulke Frans". Ge kunt dan aan taalPURISME doen: op alle slakken zout leggen: op woorden als : beschuit, sigaret, cigarillo, sigaar, konséér, floer, gazet, directeur, persessie café en noem maar op.. Er komt een tijd dat iets zo ingeburgerd is, dat men op geen manieren nog merkt dat het eigenlijk iets "vreemds" is., geweest.. Het zal U misschien verbazen te vernemen dat zolder, kelder, venster EIGENLIJK LATIJN zijn (geweest): solarium, caldarium, fenestra.. U spreekt "latijn" zonder 't te weten. Daarom nog eens wat Frans (F) DOORLEZEN !
* Karrosserie = koetswerk: F carrosserie: 1 t menselijk skelet - ook en vooral: dat van een vrouwmens, waar meer "losse stukken" aan zitten voor een goed-uitgebouwde carrosserie. * Kasserol: kookpan: F casserolle. * Zjertél: kouseband: F jarretelle. * Perfors: met alle geweld: F par force * Plastron: strikdas * Krevat: das: F cravatte * Bottien: kleine laars: F bottine * Gesjappeerd zijn: aan de dood ontsnapt zijn: F être échappé. * Soetjien: bustehouder: F soutien: "ophouder". * Beroo: ofwel het kantoor ofwel het schrijfmeubel: oppe beroo mótte komme; 't ligtj op miêne beroo: F bureau. * Bulletin: in de betekenis van school rapport. * Den deputee: afgevaardigde: F député * In déé peijie: F pays: de Walepeijie * Boezjeren: bewegen: F bouger * e kréémke, ene kréémglas: een ijsje, ijsroom: F crème; crème al la glacé * Petatfrit, frit: patate en frites (schijfjes)
* Bedóng: drinkbus: F bidon: métte be dóng gaon: werkman zijn. * Saluu: F salut: heil: wees gegroet; saluu enne kost..: doe kóns mich de rög op ! * Modest: fatsoenlijk: F modeste: zeet modest: houd (nederig) uw manieren.. * De meneezjie: paardendorsmachine: F manége * Asseransie, verassereren: verzekering, verzekeren: F assurer * Ene tember: postzegel: F timbre * "e bitje viet!": snel: F vite * en kemissie doon: ofwel boodschappen doen ofwel naar 't W.C. moeten: F commission * Malet: boekentas: F mal lette * ene kalebas: boodschappentas:F cabas * De metris: de baarmoeder: F la ma- tri ce * e etékske: bloedsopdrang: F attaque * 'n airke: ofwel: een wijsje ofwel: aanstellerig gedoe: F un air * avanseren: F avancer * in retaar zeen: te laat: F en retard
* Liber: vrij: F libre: is diej plaats nog liber?
* Killemetrik: kilometerteller: F kilométrique
« geine mejéng: met geen mogelijkheid: F moyen
* Koekdenang: F couque de Dinant: een nogal taai baksel in de vorm van een "menneke" en bestaande uit bloem, honing en al kali.
* trikkoo: trui: F tricot * melot: zware ploeg; naar de franse merknaam Melotte * e retoerkéértje: F retour * Asstrant, enen asstranterik: F astrant: opdringerig, ongegeneerd * Ambetant, enen ambetanterik: F embêtant: hinderend
* In passant: F en passant * Kol jee: haslssnoer:.F collier * Kommers, kommersen, kommersant: commerce, commerganti handel drijven
* Spikkeleren, spikkelant: F spéculer, speculant
* ene mersjang: koopman: F marchant: ook in samenstellingen: voddemersjang, enz.
* Konzjee: F congé
* Sjakosj: handtas: F sacoche
* Kotee: F coté
* Zich rappeleren: F se rappeler
* Kamelot: slechte waar: F camelote
* Ene boekee: F bouquet * Ene volontêér: vrijwilliger of vrijwilligster: F volontaire
* Kontabel: boekhouder: F comptable
* e battement: redelijk groot gebouw: F batiment
* Kontrèér, au contréér: F contraire
* Triporteur: bakfiets: F triporteur » Naf: benzine: F naphte * Arranzjeren: F arranger
* Pasjiensie: F patience
* Affèèr: F affaire
* Sjans: goed geluk: F chance
* Alert: noodsein: F alerte
* In déé rei jon: in dat genre: F rayon * Sjammeteren: goochelen, te voorschijn "toveren": F escamoter: goochelen
* Kernis: kroonlijst: F corniche
* Boezjie: kaars: F bougie * Kadee: rare vent ofwel: straffe waar: F cadet * Krek: juist, precies: F correct * Kenaalje: F canaille * Karaktéér: F caractére * Kertósj: patroon: F cartouche * Korvee: karwei: F corvee * Kastaar: geweldenaar, belgisch frans castar * Kalleren: vastzetten: F caller * Késkezjevoe: F qu'est que je vous: iemand die flauwe kompl i men ten verkoopt
F
* Basj: dekzeil: F bache * Pikeur: delfhamer: F marteau piqueur * Demi: glas bier, oorspronkelijk van een halve liter: F demi * Sjebrang: deurlijst: F chambranle * Rezjim: dieet: F régime * Serveus: dienster: F serveuse * Dommesil: woonplaats: F domicile * Bóffen, bóf (speulen): gelijk; Waals bouf * Ambras (maken) (méèker): F embarras * Antree: toegangsprijs of de toegang zelf: F entréé * Meterie: etter Waals matiére * Per eksempel: F par example * Fesaad: voorgevel: F fagade, fesaadstein
* Fars: gra|6: F farce * Sokket: fitting; belgisch frans: socket * e sjapitter: hoofdstuk: F chapittre i Toezgoer-aan: F toujours * Heure kavaljee: cavalier: F cavalier eigenlijk: ruiter * Ene gamin: jongske, aankomeling : F gamin * Zene pèère zeen: het erg hebben, letterlijk F: zijn vader zien * Sjemol: griesmeel: F semoule.. * Voilé!: F ziedaar!
Maar wanhoop niet: wij hebben enorm veel heel origineel "germaans". En dat komt wel eens aan de beurt: "kal" in plaats van "geparleer". Vele volkeren -denk er eens aan- hebben "van alles" meegemaakt: onze voorvaderen zijn officieel ook ooit "Fransen" geweest., geen wonder dat er één en ander van is overgebleven. Zelfs met "les Fourons" waar Limburgers, zoals wij wonen.. Maar hier is "de Voer(streek)" veel ouder en echter, want hier hebben ze van ONS overgenomen; dus: in omgekeerde richting. FILOLOGUS
» Tenee!: F pak vast! «Allee!:
F vooruit
Dét is toch waal enen hiêle boekee.. Misschien zijt U niet zo heel kentént (F content), of tevreden, als U dat zo ziet, want het is nog maar weer eens een greep.
W I S T
U
.
.
.
?
- dat onlangs een "V.V.V.-Infodienst Kinrooi"
- school in de Hees.
werd opgericht met als dynamische voorzitter onze bibliothekaris Werner Smet ?
Andermaal een goed voorbeeld voor anderen ... een voorbeeld van hoe het kan en moet !
- dat deze V.V.V.-Infodienst op 11 september
- dat vroeger, op de plaats waar nu de woonwijk Zielderveld/Natterveld te vinden is in Kinrooi, een kapelletje stond? Ook de aktieve wijkraad Zielderveld/ Natterveld heeft dit ontdekt en -wat een verheugende mededeling was voor ons- wil er ook wat aan doen. Men onderzoekt namelijk op dit ogenblik de mogelijkheden om een nieuwe kapel op te richten op deze wijk. Voorwaar een prachtig initiatief dat zeker zal kunnen rekenen op onze medewerking en steun !
1983 een eerste eigen en grotere aktiviteit zal organiseren in Kinrooi ? Het zal een grote wandel-, fiets- en autozoektocht worden waaraan ook onze kring medewerking zal verlenen. Meer bepaald zullen wij trachten een "ka- pellenroute" uit te stippelen in (oud) Kinrooi. U hoort er ongetwijfeld nog meer van !
- dat ze in de Hees te Kessenich ook aan "heemschut" doen? Proficiat mensen van de Hees voor het herstellen, het plaatsen van een nieuw beeld en het verfraaien van het -.kapelletje aan de
SNUFFELAAR