DC
24
Gymnastiek
1 Inleiding Als onderwijsassistent kun je worden ingezet ter ondersteuning bij gymnastiek. Zelf zul je geen gymnastiek geven maar je kunt wel een belangrijke rol spelen, bijvoorbeeld op het gebied van veiligheid. Je hebt kennis en inzicht nodig in het reilen en zeilen van gymnastiekonderwijs. Dit thema helpt je daarbij. Om te beginnen merken we op dat je veel bewegingsactiviteiten die je bij spel en bewegen uitvoert, ook tijdens de gymnastiekles kunt tegenkomen. Bij gymnastiek en bij spel en bewegen gaat het om lichamelijke beweging. Bij gymnastiek ligt iets meer het accent op techniek en bij spel en bewegen ligt het accent meer op expressie. Maar die twee aspecten lopen natuurlijk vaak door elkaar. Gymnastiek wordt tegenwoordig gegeven door een vakleerkracht of door een leraar die een speciale aantekening heeft behaald om gymnastiek te mogen geven. Jij zult dus nooit zelfstandig activiteiten aanbieden, maar je kunt wel ondersteunend werken en deelactiviteiten aanbieden in het bijzijn van de (vak)leerkracht. We behandelen daarom enkele onderwerpen die je enig inzicht bieden in het gymnastiekonderwijs.
De inhoud van dit thema: 2 Vergelijking oude en nieuwe kerndoelen 3 Doelen van het gymnastiekonderwijs 4 Algemene principes bij gymnastiek 5 Bronnenmateriaal 6 Hoe om te gaan met competitie 7 Tips voor de praktijk
1
OA DC 24 Gymnastiek
1
2 Vergelijking oude en nieuwe kerndoelen De nieuwe kerndoelen gymnastiek zijn heel algemeen geformuleerd. Nieuwe kerndoelen: 57 De leerlingen leren op een verantwoorde manier deelnemen aan de omringende bewegingscultuur en leren de hoofdbeginselen van de belangrijkste bewegings- en spelvormen ervaren en uitvoeren. 58 De leerlingen leren samen met anderen op een respectvolle manier aan bewegingsactiviteiten deelnemen, afspraken maken over het reguleren daarvan, de eigen bewegingsmogelijkheden inschatten en daarmee bij activiteiten rekening houden.
Als je deze tekst goed leest, zie je een paar elementen. In kerndoel 57: • op verantwoorde manier • deelnemen aan de bewegingscultuur • beginselen van beweging en spel uitvoeren In kerndoel 58: • op respectvolle manier • deelnemen aan beweging • afspraken maken • eigen mogelijkheden inschatten Deze kerndoelen spreken wel van hoe maar niet over wat. De oude kerndoelen gaven aan wat je in grote lijnen moest aanbieden in het basisonderwijs. Oude kerndoelen: A Domein gymnastiek en atletiek 1
De leerlingen kunnen de volgende bewegingsvormen uitvoeren: •
balanceren op stabiele, smalle en labiele grondvlakken en met verschillende
•
materialen;
•
verschillende vormen van springen: vrije sprongen en steunsprongen vanaf en
•
over toestellen;
•
verschillende vormen van rollen en duikelen: voorover en achterover, op, aan en om toestellen;
2
•
klauteren en klimmen op en aan toestellen;
•
zwaaien op en aan toestellen.
OA Digitale Content
Je ziet het verschil. De inhoud van het gymnastiekonderwijs is overgelaten aan de mensen die zich beroepshalve met sport en beweging bezighouden, vakleerkrachten dus. De overheid stelt niet meer concreet vast wat leerlingen moeten presteren.
3 Doelen van het gymnastiekonderwijs De doelen van het gymnastiekonderwijs liggen in het aanleren van een aantal motorische vaardigheden, maar ook in het ontwikkelen van sociale vaardigheden en attitudes (houding). Voorbeelden van sociale vaardigheden en attitudes: • tegen je verlies kunnen • sportiviteit • je aan regels houden • samenspelen • durven • de eer aan een ander laten • je eigen grenzen kennen en die van een ander respecteren 2
Dit zijn dingen die met name tijdens de gym aan bod komen en daar dus ontwikkeld worden.
OA DC 24 Gymnastiek
3
4 Algemene principes bij gymnastiek Bij bewegingslessen en gymnastiek maak je vaak gebruik van toestellen. Hierbij past een aantal kanttekeningen. Bewegingsonderwijs is een gespecialiseerd vakgebied. Het is niet voor niets zo, dat alleen een vakleerkracht gymnastieklessen mag geven, of een leraar met speciale bevoegdheid. Jij mag nooit ofte nimmer alleen een gymles geven en al helemaal niet alleen met toestellen werken. Toch kan je wel ingezet worden voor ondersteuning bij kleine groepjes. Ook voor begeleiding bij een toestel, maar de verantwoordelijkheid ligt altijd bij de docent, die ook altijd aanwezig moet zijn. Help je bij een gymles, houd daarbij dan wat belangrijke punten in de gaten. Punten om in de gaten te houden bij de gymnastiekles: • ga nooit verder dan waar je jezelf veilig bij voelt; • laat leerlingen geen dingen doen die je zelf niet zou durven; • stop waaghalzerij direct; • toestellen zijn niet altijd een garantie voor goed onderwijs. • hoe om te gaan met competitie. 3
4.1 Ga niet verder dan wat je zelf durft
Gymnastiekoefeningen doe je vaak voor. Als je zelf een oefening niet kunt of durft voordoen, kun je niet verwachten dat je effectief instructie kunt geven. Je kent de beweging niet, weet niet waar de moeilijkheden liggen. 4.2 Laat geen dingen toe die je zelf niet zou durven
Kinderen zijn soepel en durven veel. Maar jij bent de verantwoordelijke volwassene in de ondersteuning. Jij bent de baas. Als de leerlingen roepen dat ze het best kunnen en durven, en jij vindt het niet verantwoord, verbied je het. Simpel. Leerlingen die de les daardoor saai vinden, zullen moeten wachten tot de gymjuf of –meester er weer is.
4
OA Digitale Content
4.3 Stop waaghalzerij
Gymnastiek is voor sommige leerlingen een enorme uitdaging. Ze gaan net even verder dan jij hebt aangegeven, net een sport hoger in het klimrek, ze klimmen in de touwen in een mum naar het plafond. Laat een leerling rustig terugklimmen, zeg niets tot hij weer op de grond staat en zet hem dan aan de kant. Een paar minuten, of alleen voor deze activiteit. De volgende activiteit mag hij weer meedoen. Hoog klimmen kan dan wel knap zijn, maar je aan de instructies houden is ook knap en dat kan hij kennelijk nog niet. 4.4 Toestellen zijn geen garantie voor goed onderwijs
Toestellen zoals de brug of de kast kunnen, als je er weinig ervaring mee hebt, gevaarlijk zijn. Zorg altijd voor voldoende matten aan alle kanten, zodat de leerlingen, als ze vallen, zo min mogelijk risico lopen. Maar beter nog, oefen zelf met zulke toestellen, net zo lang tot je je er vertrouwd mee voelt. Gebruik ze liever helemaal niet dan dat je de leerlingen aan risico’s blootstelt. Er zijn legio lichamelijke activiteiten te bedenken zonder toestellen. De leerlingen oefenen een sprong de kast op. Er staat een lage springplank voor de kast, en aan alle kanten liggen matten. Onderwijsassistent Harald heeft de sprong voorgedaan, en ook laten zien hoe je weer van de kast afkomt. Het gaat goed, de opdracht lijkt niet te hoog gegrepen. Dan is Jouke aan de beurt. Jouke zet zijn handen niet plat op de kast, maar als knuisten. Daardoor heeft hij geen evenwicht en hij duikelt, hoofd vooruit, zijdelings de kast af. Hij komt akelig neer en klaagt de rest van de dag over hoofdpijn.
OA DC 24 Gymnastiek
5
5 Bronnenmateriaal Elke school heeft een gymnastiekmap of -boek, waarin de activiteiten staan gerangschikt op leeftijd. Bestudeer dat en je kiest vanzelf activiteiten die aansluiten bij het ontwikkelingsniveau van je groep. Aan het eind van deze paragraaf zie je een aantal spelvormen dat je zonder gevaar of problemen kunt geven.
6 Hoe om te gaan met competitie Gymnastische vaardigheden leiden snel tot sterke competitie. Dat is niet te vermijden. Het risico is er dan wel dat leerlingen die niet supersterk zijn in die vaardigheid, afhaken. Je ziet dat gebeuren bij kinderactiviteiten, zoals ballen, knikkeren, touwtje springen. Binnen de context van school kun je daar wel op inspelen, op straat heb je er geen greep op. Leerlingen die heel fanatiek zijn, hebben je begeleiding tot presteren niet nodig. Die jutten elkaar op om steeds verder te komen. Ze hebben wel je aanmoediging nodig trouwens, maar dat kan ook na de activiteit. Maar de leerlingen die wel (nog) plezier hebben in de activiteit, maar niet kunnen tippen aan de echte sterken, die hebben je wel nodig. Jij kunt met die leerlingen meedoen, bijvoorbeeld het ballen tegen de muur met drie ballen. De goede leerlingen gebruiken er misschien al vier, sommige leerlingen kunnen het nog maar met twee. Jij doet mee, stimuleert, jut de leerlingen op hun eigen niveau op om het nog beter te kunnen. Zo blijven ze hun behendigheid ontwikkelen. Ook bij een bewegingsspel als touwtjespringen speelt dit. Er zijn leerlingen (vooral jongens) die allerlei moeilijke sprongen kunnen. Ze kunnen zo al springend behoorlijk atletisch worden. Die leerlingen hebben jouw begeleiding niet nodig. Het zou veel te langzaam voor ze gaan. Jij begeleidt de gewone presteerders met spelletjes als: • volgen, hoe lang gaat het goed zonder onderbreking? • de hoge (het touw snel draaien en twee keer onder je door laten gaan terwijl je springt), hoe vaak kun jij het al?
6
OA Digitale Content
7 Tips voor de praktijk Een paar suggesties voor balspelen waarbij veel bewogen wordt. 1
Fopbal, vanaf groep 3 of 4, ook mogelijk in groep 8. De leerlingen staan in een kring, jij staat in het midden. Je hebt een bal in de hand, formaat volleybal. Bij kleine kinderen is de kring kleiner en de bal zacht. Je gooit steeds de bal naar een leerling toe. (Je mag twee keer naar hetzelfde kind, niet vaker). De leerling die de bal niet opvangt, is af en gaat zitten. Verzwaring1: eerst klappen voor je de bal vangt. Wie klapt terwijl de bal niet naar hem toe is gegooid, is af. Of wie niet klapt als de hij bal krijgt, is ook af. Verzwaring 2: handen op de heupen houden, of handen over elkaar houden.
2
Tikbal, groep 7, 8 of voortgezet onderwijs. De leerlingen staan verspreid door het gymlokaal en er zijn 6 of 7 ballen aanwezig. Een leerling is tikker. Hij mag een leerling die een bal heeft, tikken. De leerlingen werpen de ballen intussen van de een naar de ander. Wie een bal niet vangt, is af. Zo zijn er steeds minder leerlingen en toch zijn er 7 ballen. Hoe loopt dit af??? Variatie: de leerlingen staan in een kring, waar jij de maximale grootte van aangeeft. De tikker loopt buiten om de kring heen. Het aantal ballen bepaal jij aan de hand van het aantal leerlingen en het formaat van de kring. Het moet lastig zijn voor de tikker, maar het moet wel mogelijk zijn om een leerling te tikken.
3
Trefbal, vanaf groep 4 De zaal is verdeeld in twee velden. De witte lijnen zijn de grens. De middenlijn is ook een grens. Er zijn twee partijen, die jij aanwijst. Partij een krijgt een lint om en is Rood. Partij 2 is Wit. Je moet met de bal iemand van de tegenpartij afgooien. Je mag niet in het veld van de andere partij komen. De bal is een foambal (zachte bal) of een iets hardere bal, maar geen volleybal. Als je geraakt bent door iemand van de tegenpartij, ben je af. (Duidelijk afspreken, waar je iemand mag raken). Variatie: Als iemand afgegooid wordt, moet hij achter de achterlijn gaan staan, aan de kant van de tegenpartij. De spelers achter de achterlijn proberen ook iemand van de tegenpartij af te gooien. Als dat lukt, mogen ze terug naar het speelveld. De partij die hele tegenpartij heeft uitgeschakeld, heeft gewonnen.
OA DC 24 Gymnastiek
7
4
Je kunt ook lesactiviteiten ontwikkelen die sport als onderwerp hebben. Op www.spreekbeurten.malmberg.nl staat onderaan een link: Rubrieken. Daaronder vind je de link Sport. De informatie kan dienen om een spreekbeurt over Sport te maken. Maar je kunt er ook lesactiviteiten mee ontwikkelen. Bijvoorbeeld, je verzamelt de informatie in een boekje en ontwikkelt er vragen en opdrachten bij.
8
OA Digitale Content