De Godin en de Draak We zijn het patriarchaat voorbij en we weten tegenwoordig dat die éne, exclusief mannelijke vadergod van jodendom, christendom en islam een tijdelijke, patriarchale afwijking was. Godinnen in volle glorie nemen hun rechtmatige plaats aan de zijde van de mannelijke goden weer in. En de grote godin uit de prehistorie wordt gerehabiliteerd als moeder aller godsbeelden. Ook draken zijn de laatste jaren ongekend populair. Ze verschijnen in fantasy-verhalen, boeken en spelletjes, op talloze websites, in computergames, tatoeages, in de vorm van knuffelbeesten en sieraden. Dat is niet toevallig, stelt ‘mythosofe’ Lisette Thooft. Er is een samenhang; de godin en de draak horen bij elkaar, vallen soms zelfs samen. Waar staat de draak voor en wat is de betekenis van dat mythische dier voor de mens anno 2006? Tekst: Lisette Thooft Een van de oudste drakenmythen gaat over Tiamat, de drakengodin uit het oude Babylonië. Het verhaal is gevonden op kleitabletten die stammen uit 1200 voor Christus. Tiamat betekent waarschijnlijk zoiets als ‘de diepzee’ en Tiamat is de moeder van alle leven. Haar kinderen zijn zo wild dat Apsu, haar man, ze wil vernietigen, om rustig te kunnen slapen. Een van de zonen, Ea, voorziet dit en doodt Apsu. Nu wordt Tiamat woedend en ze schept een horde monsters: een grote worm, een draak, een vrouwelijk monster, en nog een bende griezels, waarmee ze optrekt tegen de zonen. Marduk, de mooiste en sterkste mannelijke god, verslaat uiteindelijk Tiamat met een net waarmee hij haar vangt; met hulp van de wind die door haar gapende muil naar binnen vliegt en haar doet opzwellen; en met een vuurpijl dwars door haar buik, haar darmen en haar baarmoeder. Het is een van de zeer vele mythologische verhalen waarin een moedergodin wordt verslagen door een mannelijke god. Vrijwel elke cultuur heeft mythen waarin een machtige, goddelijke moeder, een gevaarlijk oud wijf of een heksachtig vraatzuchtig monster wordt verslagen door een dappere krijger. Ze ontstonden vanaf het eind van de prehistorie, toen de matriarchale of matrifocale samenlevingen overgingen in patriarchale machtsstructuren en de bijbehorende prehistorische godinnencultussen plaatsmaakten voor mannelijke godenvereringen. En zo kun je die verhalen dan ook duiden: als zelfrechtvaardiging van de nieuwe overheersers, de mannen, die vrouwen de mond snoerden en de moedergodin van haar troon stootten. Dikwijls is de godin gepresenteerd als een slang of een slangachtig monster, zoals Tiamat. Ook het bekende verhaal van Hercules en de Hydra bijvoorbeeld is te lezen als de patriarchale overwinning op de godin. De Hydra was een zeeslang met negen koppen: een ervan was onsterfelijk en de andere groeiden direct terug als ze afgeslagen werden – volgens sommige versies zelfs dubbel. Hercules riep de hulp in van zijn neef, die bij elke afgeslagen kop met een gloeiende toorts de nek dichtschroeide. De onsterfelijke kop begroef Hercules onder de grond, en zo wist hij de Hydra te verslaan. Zijn pijlen doopte hij in het giftige drakenbloed. De slang is nauw verbonden met de moedergodin: het was een van haar mythische dieren, net als de roofvogel. Het is niet moeilijk te zien dat het beeld van een draak gevormd is uit deze twee dieren - een draak is een reusachtige slang met de klauwen, de ogen en de vleugels van een roofvogel. De prehistorische moedergodin verdween dus van het toneel; ze werd verslagen door mannelijke goden. Ze splitste op in verschillende minder belangrijke godinnen en verschool zich tenslotte in het christendom onder de rokken van moeder Maria. Drakenverhalen daarentegen werden nog lange tijd verteld, door de eeuwen heen en in alle culturen. Draken zijn monsters met enorme klauwen en grote bekken met vervaarlijke tanden. Ze spuwen vuur of gif. Ze zien alles en ze kunnen razendsnel overal naar toe vliegen. Vaak wonen ze in een
diepe grot waar ze een schat bewaken. En ze eisen mensenoffers. De heilige Joris bijvoorbeeld redt de stad Silene van een draak die elke dag een kind komt verorberen. Als het lot valt op de koningsdochter en zij al klaar staat, vastgebonden aan een rots, komt Joris langs en hij verslaat de draak. Draken met negen koppen, zoals de Hydra, komen vaak voor. Uiteindelijk lukt het de held om de draak te doden, doorgaans door zijn zwaard midden in het hart te stoten. Waar in de oervorm de pijl nog door de baarmoeder moest, is dat in de latere verhalen meestal het hart geworden. Waar staat die draak voor? De draak als psychische kracht Wie mythen wil duiden, moet symbolisch kunnen denken. Mythologie is de kennis van de mythische verhalen, en je zou je een nieuwe academische discipline kunnen voorstellen, de ‘mythosofie’, die zich bezig houdt met kennis van de diepere betekenis van mythen. Want mythen betekenen iets, net zoals dromen vaak iets betekenen. Mythen zijn de collectieve dromen van een cultuur. Het zijn beelden die het collectief onbewuste schept om vorm te geven aan het vormloze, het abstracte, aan psychische werkelijkheden die zichzelf voelbaar maken maar niet gezien kunnen worden, beeldloos zijn, en daarom vragen om een metafoor om uitgedrukt te kunnen worden. Mythen interpreteren is dan ook net zoiets als dromen duiden. Waar komt het mythische beeld van de draak vandaan, waar staat het voor in de menselijke psyche? Stel dat iemand droomt van een wild dier, een leeuw of een tijger, dat hij vangt, bedwingt en temt. Het is vrij eenvoudig dat droombeeld te duiden: het gaat hier om het leren beheersen van de eigen dierlijke krachten, het vitale maar ook gevaarlijke, natuurlijke driftleven in de mens. Een droomleeuw die uit je hand eet, betekent dat je die oerkracht in jezelf onder appèl van je bewuste ‘ik’ hebt gebracht. Zo moeten we ook het collectieve droombeeld van de getemde of verslagen draak verstaan. Dat het een mythisch dier is, ondersteunt die visie. Het gaat niet om het temmen van echte dieren die de mens in de oudheid tegenkwam in het wild, maar om een fictief dier, waarvan de eigenschappen iets zeggen over de psychische kracht die het beeld symboliseert. En de draak is een universeel beeld, een archetype. Zelfs de Inuit (Eskimo’s) kennen een mythische draak, hoewel er in hun woongebied geen slangen voorkomen. Een draak is een verslindend monster. De slang van de moedergodin is hier geen fallisch beeld, zoals we in het post-freudiaanse denken wellicht zouden geloven. De slang staat eerder voor een groot spijsverteringskanaal, zo’n slang met een wijdopen bek met tanden, waarin een prooi in zijn geheel naar binnen schuift. De mythische slang staat voor de vagina dentata, de getande vagina, de vrouwelijke diepte waarin een man dreigt te verdwijnen, vermorzeld en verorberd te worden. De roofvogel voegt daaraan de klauwen toe die grijpen en vasthouden, de ogen die alles zien, de vleugels die overal kunnen komen. Het is niet toevallig dat de draak maagden opeet en door een man verslagen moet worden. De draak staat voor het vrouwelijke libido, de vrouwelijke seksuele lust. Zodra een meisje in de puberteit komt, ontstaat de draak - die de macht overneemt, het onschuldige kind in haar vernietigt en vervolgens tracht een man te pakken te krijgen om hem te verslinden. Het is het eisende, annexerende, dat wat klauwen uitslaat naar de man en niet tevreden is totdat die man bij wijze van spreken volledig in de buik verdwenen is. Dat wat zegt: ‘ik hou van je, dus eet ik je op’. Het is datgene wat de man alleen kan overwinnen door onvervaard zijn vurige pijl, speer of zwaard in de zachte onderbuik te steken, door haar te doen opzwellen, door haar te ontdoen van haar hoofd en haar in haar lichamelijkheid volledig te vervullen. Het vrouwelijk libido, laat dat gezegd zijn, is natuurlijk niet iets dat alleen in vrouwen leeft. Ook de man heeft een vrouwelijk deel in zijn ziel, zijn anima in Jungiaanse terminologie, en de draak staat dan ook evenzeer voor het duistere, wilde deel van de anima als voor de
seksuele lust van vrouwen. Dit is een belangrijk gegeven om te begrijpen waarom het hier gaat: een krachtenspel dat zich uiteindelijk in iedere individuele ziel afspeelt. Ook onze hele consumptiemaatschappij als geheel vertoont draakachtige trekken. Maar daarnaast zijn er toch ook aspecten aan het drakenthema die ik moeiteloos in mezelf en andere hedendaagse vrouwen kan herkennen. Daarop kom ik later terug. Het manoffer in de orale fase Het is nu, aan het eind van het patriarchale tijdperk, misschien niet zo eenvoudig om het vrouwelijke libido te zien als gevaarlijk en verslindend, als iets dat getemd en verslagen moet worden. Op het eerste gezicht zou je zeggen: niets liever dan wellustige vrouwen, toch? Veel vrouwen zijn eerder te tam, te frigide, naar onze smaak, dan te geil. Maar in vroegere tijden is dat ongetwijfeld anders geweest. Waarbij we wel moeten bedenken dat seksualiteit an sich in die tijden iets heel anders was dan nu. De hele mens was in de prehistorie anders dan de mens van nu, ongeveer zoals een baby verschilt van een jongeling van twintig. Het is dezelfde persoon, met dezelfde naam en hetzelfde genetische materiaal, en toch een totaal ander wezen. Het belangrijkste verschil: in de baby is er nog maar een vaag, beperkt bewustzijn en het onbewuste deel van de psyche is oppermachtig. In de jonge volwassene is het bewustzijn sterk ontwikkeld en het onbewuste verbannen naar de metaforische kelder van de ziel. Zo was de mensheid in de prehistorie ook een baby-achtig wezen. Uiteraard werden mensen lichamelijk geslachtsrijp en vonden er ‘volwassen’ paringen plaats, maar het bewustzijn waarin dat gebeurde, was eerder baby-achtig, droomachtig en vaag, dan volwassen. Het is aantoonbaar dat er een orale fase is geweest in de ontwikkeling van de mens, net zoals er in de babytijd van elk mens een orale fase plaatsvindt. De oerdrift, het libido, van het kleine kind manifesteert zich in deze fase vooral door de mond: de lust die om bevrediging vraagt, is eetlust en drinklust. Veel van wat we weten uit de vruchtbaarheidscultussen die draaiden om de verering van de grote moedergodin wijst op zo’n orale fase. Concreet: er werden mensenoffers gebracht en die werden aanvankelijk daadwerkelijk opgegeten – door de priesteressen van de godin. De Britse antropoloog James Frazer heeft in zijn beroemde boek The Golden Bough talloze voorbeelden verzameld van traditionele samenlevingen en primitieve culturen waarin dergelijke orale elementen nog volop aanwezig waren, of nog leefden in de herinnering in het begin van de negentiende eeuw, toen hij de verhalen verzamelde. Het ritueel eten en drinken van het lichaam en het bloed van Christus heeft een zeer lange voorgeschiedenis, die reikt tot aan de dageraad van de mensheid. Aanvankelijk werd het manoffer letterlijk opgegeten en gedronken, pas later, toen de orale fase voorbij was, gebeurde dat symbolisch. Dat het brengen van mensenoffers hoorde bij de verering van de moedergodin betwist niemand, ook niet Annine van der Meer die in haar boek Van Venus tot Madonna een geromantiseerd, paradijselijk beeld schetst van de prehistorische matriarchale culturen. “In het begin vervult de koning een puur cyclische functie,” schrijft ze bijvoorbeeld, “elke herfst wordt hij gedood. (…) Hierna offert men in plaats van de koning iedere herfst een jongen.”1 Op Kreta verdwijnt dat koningsoffer pas rond 1600 voor Christus, met de inval van de Achaeërs.2 Over de altaren voor de godin op Malta meldt Van der Meer: “Soms offerde men pasgeboren baby’s en soms jonge mannen van hoge geboorte. Soms waren het de eerstgeborenen. In de tempel van Ggantija worden kinderen verbrand.”3 Zo zijn er vele verwijzingen naar de offers in haar boek. “De symbolische betekenis van het mensenoffer is voor ons moeilijk in te voelen,” schrijft Van der Meer. “Het lijken perversies van oudere wijsheden en gewoonten die niet meer begrepen worden.”4
De onderdrukking van de vrouwelijke lust Ongetwijfeld was het voor de mens in de zeer vroege begintijd van de menselijke historie iets heel anders om geofferd te worden dan later. We moeten er de esoterie bij halen om daar ook maar enigszins een beeld van te krijgen. Esoterisch gezien kun je stellen dat de eerste mensen als het ware een stuk losser in hun lichaam zaten dan wij nu. De materie was minder verdicht, de grens tussen geest en materie, of anders gezegd tussen leven en dood was niet zo sterk. En het werd dan ook waarschijnlijk niet als problematisch ervaren om uit de materie te treden, terug te keren naar de oerbaaierd van het leven, de schoot van de moedergodin vanwaar ook al het nieuwe leven ontsprong. Maar naarmate de materie verdichtte, werd de dood problematischer. Talloze ontstaansmythen bejammeren het feit dat de onsterfelijkheid voor de mens niet is weggelegd. In het Gilgamesj-epos sterft Enkidoe omdat hij de brutaliteit heeft gehad de godin te bestrijden. Gilgamesj rouwt uitzinnig om zijn vriend, vooral ook omdat hij nu beseft dat hij zelf ook zal moeten sterven, en hij trekt er op uit om onsterfelijkheid te vinden. Het lukt hem niet; de enige onsterfelijkheid die hij vindt, is die van de roem. Ook in het Genesis verhaal is de sterfelijkheid een gevolg van ongehoorzaamheid aan de goddelijke wet: Adam en Eva worden uit het paradijs verdreven om te zorgen dat ze niet eten van de boom van het eeuwige leven. Tegen de tijd dat men de mythen ging opschrijven, dat wil zeggen vanaf de uitvinding van het schrift in het derde millennium voor Christus, is de dood dus wel degelijk een probleem geworden. De tijd van de mensenoffers is voorbij, of hoort dat te zijn. Als we ons afvragen waarom de ‘vreedzame’ culturen van de matriarchale prehistorie weggevaagd werden en vervangen door de oorlogszuchtige patriarchale culturen, ligt hier een antwoord. Het menselijke bewustzijn ontwikkelde zich, de baby werd kleuter en kind, en het kind wilde niet langer opgegeten worden ter ere van de moedergodin. Een van de belangrijkste kenmerken van het patriarchaat zou de nimmer aflatende zorg worden voor de inperking en insnoering van het vrouwelijk libido. Zowel mannen als vrouwen werkten hieraan met volle overtuiging - en dat doen ze op vele plaatsen in de wereld nog steeds. Nog altijd is vrouwenbesnijdenis in de gebieden waar het voorkomt een vrouwenzaak, waaraan geen man te pas komt. De vrouw werd en wordt in die culturen als seksueel onverzadigbaar gezien, niet alleen door mannen, ook door de vrouwen zelf. Nog in de middeleeuwen was dat ook in het Westen het gangbare beeld. Pas sinds de ‘genadeslag’ van het Victoriaanse tijdperk lijkt dat een absurd idee. Vrouwen hadden toen de onderdrukking van hun seksuele lust volledig geïnternaliseerd. Vrouwelijke lust en eetlust Hoe ligt het verband precies tussen het vrouwelijke libido en eetlust? Freud beschreef wel de ontwikkeling van het libido van orale via de anale en vroeg-genitale fasen, de latentie periode en de puberteit naar de genitale fase. Maar voor zover ik weet, maakte hij geen onderscheid tussen vrouwelijk en mannelijk libido, anders dan zijn hoogst omstreden ideeën over castratieangst bij jongens en penisnijd bij meisjes. Wat is libido? Vitale energie, levenskracht, het vermogen om nieuw leven te scheppen, dus concrete scheppingskracht. Uitgaande van de biologische functies van man en vrouw is het logisch te veronderstellen dat het libido bij de beide seksen niet hetzelfde is: de functie ervan is bijna tegengesteld. Het vrouwelijke libido zegt als het ware: het moet er in! Het mannelijke libido zegt eerder: het moet eruit. In mijn boek Jezus & Maria Magdalena, een mythe van liefde en vrijheid, ga ik er uitgebreid op in. “Ongeremde vrouwelijke seksuele lust ligt verduiveld dicht bij eetlust. Zoals het eitje in de baarmoeder de spermatozoön in zichzelf opneemt, opeet, zo wil de vrouw in opperste lust haar geliefde helemaal in zichzelf doen verdwijnen. Het is nog altijd zo. Wij zijn duizenden jaren verder in de evolutie en enorm veel beschaafder dan de prehistorische kannibalen. We
hebben onze oerimpuls om onze geliefde op te eten in zekere mate gesublimeerd. Maar dat lust en eetlust nauw verwant zijn, zie je aan allerlei fenomenen. Eetstoornissen bijvoorbeeld zijn typische vrouwenkwalen. Ze beginnen niet toevallig in de puberteit en hebben te maken met het niet kunnen accepteren van seksualiteit.”5 Ik citeer daar ook een lesbische dichteres waarover een recensente schrijft: “Minnaressen gaan elkaar als beesten te lijf. Ze likken, bijten en grommen en vreten elkaar desnoods met huid en haar op.” Zo staat het in een van de gerecenseerde gedichten: “I/k begin bij je vingertoppen, i/k kauw op de vingerkootjes, i/k verbrijzel de middelhandsbeentjes de handwortelbeentjes, i/k maak je pols nat, i/k ontwricht zogvuldig je ellepijp.”6 Tot zover een citaat uit Jezus & Maria Magdalena. In dat boek ga ik ook uitvoerig in op het mannelijk libido. Hier ontbreekt daarvoor de ruimte; we moeten terug naar de draak en de vraag hoe de draak precies symbool staat voor de vrouwelijke wellust. De draak in de vrouw van nu Het Britse volksverhaal van de draak van Mordiford, voor het eerst opgeschreven rond 1600 maar al veel langer bekend in de orale traditie, illustreert dit gegeven tamelijk nauwkeurig.7 Hoofdpersoon is het meisje Maud, dat in het bos een babydraakje vindt. Lees: in het duistere, ongecultiveerde deel van haar ziel, haar onbewuste, treft ze een ontwakende seksuele lust. Ze neemt het mee naar huis. Haar vader beveelt haar streng om het dier weg te doen, maar ze houdt het in het geheim en brengt het groot op melk. Mythosofisch gezien staat hier: het patriarchaat heeft de vrouw bevolen om haar lust te onderdrukken. Maar vrouwen hebben in het geheim nog een gevaarlijke kracht in zich. Eenmaal volwassen breekt Mauds draak los; het dier keert terug naar het bos. Maud zelf is dan ook de puberteit voorbij en haar libido is in de genitale fase beland. Als de draak eenmaal een jonge herder heeft gegeten, wil het monster niets anders meer dan menselijk vlees. Lees: Maud raakt gefixeerd op het consumptieve bezit van een man, of vele mannen. Een ter dood veroordeelde gevangene, genaamd Garston, redt tenslotte het dorp van de draak. Hij voorziet een ton van grote spijkers aan de buitenkant en gaat er zelf in zitten. De draak ruikt mensenvlees en rolt zich om de ton om die fijn te knijpen. Zo steekt het monster zichzelf tot bloedens toe. De spijkers aan de buitenkant van de ton waarin de man zich bevindt, zijn een late variant op de pijl, speer en zwaard. Ze symboliseren de pin, de penis, waarmee de man de seksuele honger van de vrouw kan stillen. Tenslotte springt Garston uit de ton en brengt hij het monster de genadeslag toe. Daarbij ademt hij de giftige dampen in en sterft. Maar het dorp is gered. Dit is een interessante toevoeging: het zelfoffer van de held. Ook dat is een onderwerp dat ik in Jezus & Maria Magdalena uitgebreid behandel en hier noodgedwongen moet laten liggen. In de zeventiende eeuw geloofde men nog werkelijk in draken. Inmiddels weten we dat ze producten zijn van de menselijke verbeelding. Waarom maakt de draak dan zo’n opvallende come-back in onze cultuur? Dragon geeft bijna evenveel hits op Google als Jesus. Er zijn vele drakenwebsites, er verschijnt een stroom aan fantasy- en kinderboeken waarin draken een rol spelen, en je ziet ook steeds meer sieraden en tatoeages met de draak als thema. Kan het toeval zijn dat er op dit moment ook meer mensen op aarde leven met overgewicht dan dat er ondervoed zijn? Waarbij in alle statistieken de dikke vrouwen overheersen. Vraatzucht is de draak op het onderste, meest basale niveau – het eerste chakra, zou je kunnen zeggen. Op het tweede chakra staat de draak voor seksuele onverzadigbaarheid. Ook hier zien we - sinds de seksuele revolutie – dat er een ware ontketening heeft plaatsgevonden die nog altijd aan de gang is. Vrouwenbladen moedigen vrouwen om het hardst aan hun lust de vrije teugel te geven. De vamp, de man-eating woman, de vrouw met ‘zaadvragende ogen’, de dwangmatige verleidster, de ‘godin van de jacht’ zoals Heleen van Royen beschreef in haar gelijknamige bestseller, is een heldin.
Ook op hogere chakra’s vertoont de draak zich in hedendaagse vrouwen. We zien hem in de vrouwen die de macht proberen te grijpen in relaties en hun partners, kinderen en andere geliefden knechten met emotionele manipulatie. We zien hem in vrouwen die voortdurend de mensen in hun omgeving alles uit handen nemen, die constant en eindeloos iedereen verzorgen, betuttelen en bedillen, die zich overal verantwoordelijk voor voelen. We zien hem in de vrouwen die praten, praten, praten, die niet kunnen luisteren maar iedereen omver praten. Draakachtig zijn ook de vrouwen die alles zien, alles opmerken, alles noteren en nooit iets vergeten, de betweetsters, de eeuwige correctrices. Om eerlijk te zijn: ik herken al die draken in mijzelf. Het is geen wonder dat er meer vrouwen dan mannen burn-out raken. De draak in hen, het vrouwelijk libido dat zich manifesteert op het emotionele en mentale niveau, jaagt hen voort. Maar overal waar mannen annexerend, inperkend en bevoogdend gedrag vertonen, is dat óók de draak. Er is een krijger voor nodig om die draak te verslaan, een mannelijk zwaard dat zich plant in de onderbuik, of in het hart. Mythes zijn visualisaties van een innerlijk proces. In onze psyche moet een ridder zonder vrees of blaam opstaan, een mannelijke bevrijder, die met ware doodsverachting strijdt en die de fysieke, emotionele en mentale vraatzucht van de innerlijke draak weet te temmen. Pas dan kan de stralende, goddelijke kant van de godin in ons werkelijk ontwaken. Literatuur: Armstrong, Karen, Mythen, een beknopte geschiedenis, De Bezige Bij, Amsterdam, 2005. Campbell, Joseph, De held met de duizend gezichten, Olympus, 1999. Campbell, Joseph, Wat mythen ons vertellen, Mirananda, Den Haag, 1991. Daalder, D.L., Mythen en sagen uit het oude Europa, Het Spectrum, Utrecht, 1963. Davidson, H.R. Ellis, Goden en mythen van Noord-Europa, Het Spectrum, Utrecht, 1967. Feyter, Theo de, Het Gilgamesj-epos, Ambo, Amsterdam, 2001. Frazer, Sir James, The Golden Bough, Wordsworth Reference Books, London, 1922. Gilst, Aat van, De eeuwige ordening, Mythologie en religie in het oude Noord-Europa, Aspekt, Soesterberg, 2004. Gimbutas, Marija, The Language of the Goddess, Harper, San Francisco, 1989. Meer, Annine van der, Van Venus tot Madonna, Synthese, Den Haag, 2006. Passes, David, Dragons, Truth, Myth and Legend, Bennett Books, St. Albans, 1993. Thooft, Lisette, Jezus & Maria Magdalena, een mythe van liefde en vrijheid, Balans, Amsterdam, 2006. Thooft, Lisette, De kikkerkus, misverstanden over seks, liefde en emancipatie, Balans, Amsterdam, 2002. Vilsteren, V.T. van, red., 100.000 Jaar sex, Waanders Uitgevers, Zwolle, 2003. Drs. Lisette Thooft (1953) studeerde Engelse taal- en letterkunde, en culturele antropologie. Ze werkte al ruim drieëntwintig jaar als free lance journalist en is daarnaast sinds 2004 redacteur van het levensbeschouwelijke opinieblad VolZin. Ze is auteur van een tiental boeken en houdt regelmatig lezingen. De spiritualisering van de seksualiteit is haar voornaamste onderzoeksterrein.
Noten: 1 Meer, Annine van der, Van Venus tot Madonna, p. 30. 2 id., p. 318. 3 id., p. 57. 4 id., p. 416.
5
Thooft, Lisette, Jezus & Maria Magdalena, p. 143. Luis, Janet over Het lesbisch lichaam van Monique Wittig, in NRC-Handelsblad van 23-12-2005. 7 Passes, David, Dragons, Truth, Myth and Legend, p. 30. 6