De geschiedenis van het Raadhuis van Sliedrecht 1923 - heden
DE BOUW Op 29 maart 2010 is het 87 jaar geleden dat het Raadhuis van Sliedrecht officieel in gebruik genomen werd. De gemeenteraad besloot rond 1919 tot de bouw van dat nieuwe Raadhuis, omdat het oude Raadhuis: ‘Als eerste gebouw der gemeente zoowel uitwendig als inwendig niet meer voldoet. Het kan bezwaarlijk als representatief beschouwd worden en bovendien heeft het geen ruimte genoeg om in de administratieve behoeften van een zich ontwikkelende en bloeiende gemeente, als Sliedrecht is, te voorzien’, aldus het Geïllustreerd Gemeenteblad.
Het Oude Raadhuis
Een lange aanloop Wordt er tegenwoordig wel eens geklaagd over lange procedures, ook in die periode kon men voor belangrijke beslissingen blijkbaar de tijd nemen. Al halverwege de 19e eeuw ontstond er behoefte aan een volwaardig Raadhuis. Sliedrecht had inmiddels 5.590 inwoners en de gemeenteraad werd uitgebreid tot elf leden. De toenmalige burgemeester Van Hattem maakte zich er sterk voor. In 1852 vond de aanbesteding plaats. Het werk werd voor 9.000 gulden gegund aan Adrianus van der Lind. Het was een bescheiden gebouw; de burgemeester was tegelijkertijd secretaris en hij werkte met één klerk en een jongste bediende. Het pand bevatte daarom slechts één grote zaal (raadszaal, trouwzaal en secretarie tegelijk). Verder waren er nog kamers voor de burgemeester en de latere bode. Onderin het gebouw, tegen de dijk, werd een woning geprojecteerd, waarin het politiebureau gevestigd werd. Maar al snel bleek men er uit te groeien. Ondanks het feit dat er een apart onderkomen voor de politie, dicht bij het Raadhuis, werd gebouwd, bleef het behelpen. De secretarie (ook zij was onderin ondergebracht) verhuisde naar de raadszaal op de begane grond. Voor de raadsvergaderingen, die ’s avonds werden gehouden, gaf dat geen problemen. Maar de zaal was ook trouwzaal en daarom kregen de ambtenaren tijdelijk vrijaf indien er een huwelijk werd gesloten. Burgemeester Van Hattem vond toen al dat de gemeente te zuinig was geweest met de omvang van het Raadhuis. De voorbereidingen In de raadsvergadering van 7 juli 1919 kwam het punt ‘bouw van een nieuw Raadhuis’ opnieuw ter sprake. Burgemeester J.A. Drijber deelde mee, dat het inmiddels aangelegde dr. Langeveldplein hiervoor de meest geschikte locatie was. Nader advies van de bekende architect De Bazel leerde dat het de zuidzijde van het plein moest zijn. De burgemeester zei er over: ‘Een voor het meerendeel nog onbebouwd stuk gronds tusschen den Merwededijk en de nieuwe haven, in welks nabijheid reeds heel wat arbeiders- en middenstandswoningen verrezen zijn en waar zich mettertijd, een geheel nieuw kwartier zal ontwikkelen.’ Men besloot tot een nationale prijsvraag. Als bouwsom werd 170.000 gulden beschikbaar gesteld. Voor de beste ontwerpen werden prijzen van respectievelijk 1.500 gulden, 1.000 gulden en 500 gulden uitgeloofd. Er kwamen 84 ontwerpen binnen. Ze werden in een barak aan de nog onbebouwde Oranjestraat tentoongesteld. De jury verklaarde dat het winnende ontwerp van de ingenieurs G. Friedhof en J.H. Plantenga te ’s-Gravenhage in alle opzichten goed voldeed aan de in het programma gestelde eisen. Het door hen ontworpen gebouw zou een voor Sliedrecht alleszins passend Raadhuis zijn. En dat was een groot compliment. Want niet alleen de ligging van het terrein, maar ook de onaantrekkelijke situering van de hoofdgevel op het noorden was een probleem. Verder staat over de buitenkant van het pand geschreven: ‘Het was in verband met de hygiënische eischen en de verwarmingskosten dan ook rationeel om de kleineren en grootere vertrekken, die geregeld in gebruik zijn, aan de achterzijde van het gebouw te leggen. Zij hebben echter tevens zorg gedragen, dat er in den naar het plein gekeerden gevel eenige factoren werden
2
aangebracht, uit welke het representatief-monumentale karakter van het gebouw spreekt. Hun ontwerp is gedacht in Hollandsch materiaal, roode baksteen, zonder aanwending van natuursteen. Het heeft een gevelbreedte van 46 meter en een hoogte van plm. 12 meter. Boven het midden van het gebouw rijst een klein torentje op, dat met roode leipannetjes bekleed, aan het geheel een gelukkig accent geeft. Het dak wordt overigens gedekt met roode Hollandsche pannen. De stijl van het ontwerp vertoont een streven naar horizontalisme, waardoor het Raadhuis niet al te veel zal afsteken bij de omliggende lagere bebouwing van het plein. De algemene indruk van het gebouw is waardig en toch strikt eenvoudig. In de steigers Na het raadsbesluit van 1919 was men op het plein inmiddels begonnen met een weekmarkt. Waarschijnlijk vanwege de perifere ligging sloeg dat niet echt aan bij de Sliedrechtse bevolking. Op den duur kwijnde de markt zelfs helemaal weg. Op 22 maart 1921 besloot de raad het bekroonde plan te laten uitvoeren. Met een bedrag van 180.135 gulden werd de bouw gegund aan G. de Haan uit Dordrecht, de laagste inschrijver. Maandag 7 november 1921 legde burgemeester J.A. Drijber de eerste steen. De fundering van modern gewapend beton werd uitgevoerd door de N.V. Sliedrechtse Betonfabriek v.h. P. Volker F. Hzn. Zo verrees in de loop van 1922 het nieuwe Raadhuis. De opening Op 29 maart 1923 riep burgemeester J.A. Drijber de raad voor een speciale vergadering bijeen, waarin het gereedkomen van het nieuwe Raadhuis officieel zou worden meegedeeld. Tal van prominente genodigden woonden deze plechtige bijeenkomst bij. Tot teleurstelling van velen had de Commissaris der Koningin, zeer tot zijn spijt, geen gevolg kunnen geven aan de uitnodiging. Burgemeester J.A. Drijber nam de honneurs waar en verwelkomde in het bijzonder de gasten, waaronder een aantal oud-raadsleden. Hij benadrukte dat de samenwerking tussen de architect, de aannemer en opzichter Van Holst uitstekend was verlopen. Het gemeentebestuur had: ‘geen onaangenaam oogenblik gehad, waarvoor ik allen die bij dezen bouw betrokken waren, onze besten dank uitspreek.’ De verhuizing kon beginnen, zodra ook de inrichting aanwezig was. En ook daarin was voorzien, zo grapte de burgemeester, door de vele cadeaus die het gemeentebestuur mocht ontvangen. Zo schonk de vereniging ‘Sliedrecht vooruit’ het uurwerk voor de toren (‘Dit uurwerk zou niet alleen het publiek te land, maar ook te water, zelfs des avonds, zeker goede diensten bewijzen’), de Oranjevereniging schonk een geschilderd portret van koningin Wilhelmina en notaris van Bockel een elektrische lamp voor de kamer van de burgemeester. Van de heer L. van Splunder, bankdirecteur en oud-raadslid, nam de burgemeester een gebeeldhouwde stoel voor de ambtenaar van de burgerlijke stand in ontvangst. Al de gevers worden zonder onderscheid bedankt, voordat de burgemeester namens de raad van de gemeente Sliedrecht het nieuwe Raadhuis voor geopend verklaart. Wanneer deze rede met applaus wordt beantwoord, gaan de gangdeuren open en speelt de muziekvereniging ‘Crescendo’ die voor het Raadhuis was opgesteld een tweetal coupletten van het Wilhelmus. De Merwebode van 31 maart 1923 meldt dat: ‘allen van hun zitplaatsen verrijzen en onder stille aandacht naar die aloude melodie luisteren. Dit was een plechtig moment.’ Vervolgens wordt een foto geschoten van alle genodigden op het bordes. De belangstelling voor dit plechtig statieportret was zo groot dat: ‘een groot aantal personen door de politie op een behoorlijken afstand moest worden gehouden.’ Op dinsdag 3 april vond de eerste huwelijksvoltrekking plaats tussen Cornelis de Kluiver uit Bleskensgraaf en Dirkje Prins uit Sliedrecht. Heb vrede met uw huis Dat waren de poëtische woorden waarmee burgemeester J.A. Drijber zijn openingstoespraak op die gedenkwaardige 29 maart besloot. Ook de inwoners van Sliedrecht waren nieuwsgierig naar het Raadhuis. Daar speelde het gemeentebestuur ruimhartig op in. Gedurende de
3
week van 9-14 april konden belangstellenden, tegen een entree van 25 cent per persoon, van 18.00-20.30 uur het nieuwe Raadhuis bezichtigen. De firma G. Reumann jr. brengt ‘ter herinnering aan het nieuwe Raadhuis’ zelfs een ‘prima 10 cents sigaar’ in de handel. Op 23 mei 1923 werd het nieuwe Raadhuis officieel in gebruik genomen. De Merwebode trekt een tweetal pagina’s uit om het interieur voor haar lezers te beschrijven. ‘Feitelijk bestaat het gebouw uit één verdieping, doch de zoldering is van dien aard, dat van twee verdiepingen kan worden gesproken. Rechts en links van den vleugel bevindt zich een aanbouw, namelijk rechts een loggia en links een kantoor. Voor den hoofdingang is een stenen trap van basaltiava aangebracht. De hoofddeur, gemaakt van blank teakhout, is versierd met fraai smeedwerk, dat door den heer A. Klein alhier is vervaardigd. In den achtergevel zijn eenige groote ramen van gekleurd glas in lood aangebracht. De entree bestaat uit een ruime hal met een breede steenen trap van verglaasde steen. De trouwzaal is een ruim en ‘gewichtig’ vertrek met een flinke ruimte voor belangstellenden. De kamer van de burgemeester is een licht en zonnig vertrek. De monumentale bordestrap leidt naar de bovenhal. In de linkervleugel is de raadzaal gesitueerd, die wel de mooiste en best verzorgde kamer is te noemen. Aan de binnenzijde van de dubbele deur is het scheepsbouw en grondwerkersbedrijf weergegeven. In deze bedrijfstakken vinden zovele dorpsgenoten hun bestaan. In het rechterdeel van de bovenverdieping bevindt zich de kamer der hoofdboekhouder die met glazen deuren is afgescheiden van de werkkamer van het personeel. Ook op mogelijk illuminatie van het Raadhuis is gerekend, want nabij de hoofddeur bevindt zich een ‘zwaar stopcontact die berekend is voor honderden lichtjes.’
Bouw voltooid
4
DE BEWONERS Alhoewel het Raadhuis in vele dorpen en steden ook wel gemeentehuis of stadhuis genoemd wordt, geeft het woord Raadhuis direct aan wie de hoofdbewoner van het pand is. De gemeenteraad is tenslotte het hoogste bestuursorgaan van de gemeente en dus de ‘huisbaas’ van het gebouw! Maar ook in 1923 had het Raadhuis al vele bewoners. Uiteraard hadden de raadsleden er hun zetel. Dat waren er zestien destijds, waarvan twee wethouders. Naast de Vrijheidsbond, ARP en CHU was er toen ook al een locale partij – ‘Sliedrechts Belang’ – vertegenwoordigd. Wethouders zijn leden van de gemeenteraad die zijn uitgekozen om het dagelijks bestuur te vormen, samen met de burgemeester. Zij vormen het college van burgemeester en wethouders. Burgemeester was J.A. Drijber, gemeentesecretaris H. de Haas van Dorsser, wethouders A.P. Volker van de Vrijheidsbond en P. Rijsdijk, ARP. Alleen heren, dames kwamen toen nog niet in het politieke spel voor. Tegenwoordig is het vanzelfsprekend dat vele ambtenaren bijdragen aan de voorbereiding en uitvoering van het gemeentelijk beleid. In 1923 daarentegen werd het college nog maar bijgestaan door 12 ambtenaren. Natuurlijk werkten deze nijvere commiezen, schrijvers en klerken zes dagen per week erg hard, maar een meer plausibele verklaring kan worden gevonden in het feit dat het takenpakket van de gemeente enorm is toegenomen. Eén van de ambtenaren, te weten gemeentebode H. van de Ven, werd benoemd onder de voorwaarde dat hij in het Raadhuis moest wonen. Volgens de begroting van 1923 lag zijn wedde op nog geen duizend gulden per jaar, dus was kost en inwoning natuurlijk om die reden al een goede zaak, maar dat was toch niet de aanleiding. Het betrof hier een dienstinstructie. Met andere woorden, men beschouwde zijn beschikbaarheid voor zeven dagen en nachten per week als vanzelfsprekend horend bij zijn functie. Het Raadhuis kende nog een aantal markante bewoners. Op 12 april 1923 vergaderde de brandweer voor het eerst in het nieuwe gebouw. Daarvoor kwam men nog bijeen in het oude Raadhuis op de dijk.
Het oude Raadhuis op de dijk (dit is het huidige Sliedrechtse Museum op de Kerkbuurt)
De burgemeester, verantwoordelijk voor openbare orde, veiligheid en brandweerzaken, kreeg al zijn ‘onderdanen’ binnen handbereik, want ook de plaatselijke politie vond onderdak in het Raadhuis, evenals de daarbij behorende ‘gevangenis’. En om de zaak helemaal sluitend te exploiteren kregen ook de belastingen een plek in het Raadhuis. Geen wonder dat die begroting van 1923 sloot als een bus! Overigens had het Raadhuis niet alleen vaste bewoners, ook toen kende men al vertrouwde gasten als bruidsparen en trotse vaders die aangifte van een geboorte kwamen doen. Het nieuwe Raadhuis was geheel berekend op dit veelzijdige gebruik. Maar, de gemeenteraad is en blijft de spil waar alles om draait.
De officiële wapenverklaring
5
DE VERANDERINGEN ‘De belangrijkste gevaren in dit leven zijn mensen die alles willen veranderen en mensen die niets willen veranderen.’ Het Raadhuis van Sliedrecht heeft deze wijsheid van Nancy Astor, zo goed en zo kwaad als dit ging, in praktijk gebracht. Het markante gebouw behield zijn krachtige vorm en sober plechtige uitstraling en de voorspelling dat de locatiekeuze van strategische aard zou blijken, kwam ontegenzeggelijk uit. In 1923 nog gebouwd in de periferie, thans trots middenin het kloppend hart van een bloeiende gemeente. Maar ook het interieur van dit Raadhuis kon niet zonder aanpassingen als gevolg van de eisen van de tijd. Wie had kunnen voorzien dat de dienstverlening van het gemeentelijk apparaat zich zo zou verbreden en verdiepen? In 1954 vertrok de brandweer naar een eigen onderkomen aan het Middeldiep. De eerste veranderingen dienden zich, hoe kan het ook anders, aan in de jaren zestig. De afdeling Interne Zaken berichtte in 1965 dat: ‘door de indiensttreding van mejuffrouw Blanke aan de afdeling Financiën, het aantal in het Raadhuis werkzame dames is gestegen tot tien. Het tijdstip lijkt aangebroken voor hen een apart toilet te bestemmen.’ In 1966 schrijven burgemeester en wethouders aan de raad dat er huisvestingsproblemen zijn in het Raadhuis. Men is van mening dat er géén externe verbouwing moet plaatsvinden, maar dat een nieuw administratiekantoor gebouwd moet worden. Desondanks stelt men de raad voor een krediet beschikbaar te stellen voor de meest noodzakelijke aanpassingen. De politie is inmiddels vertrokken naar een eigen pand aan de Oranjestraat. In datzelfde jaar wordt nog eens 24.000 gulden uitgetrokken voor de verbouwing van de loggia tot kantoorruimte en van de vertrekken van de boekhouding op de bovenverdieping. In 1967 komt de nieuwe tijd in zicht. Twee loketten, waarvan één van kogelvrij glas, worden aangeschaft. De klant wordt koning, maar soms is-ie agressief! De gemeentebode, van oudsher bewoner van het Raadhuis, vertrekt in 1967 naar een ander pand. Een paar maanden later wordt 125.000 gulden gevoteerd voor het verbouwen van de conciërgewoning en het vernieuwen van het meubilair. In 1969 begint het communicatietijdperk, want er verschijnt een telefooninstallatie van 8 lijnen en 45 toestellen! In datzelfde jaar vindt nog een verbouwing plaats die 200.000 gulden kost en dat is al meer dan de gehele nieuwbouw in 1923! Begin jaren zeventig wordt er gedacht aan een ingrijpende uitbreiding van het Raadhuis. Daartoe wordt één van de oorspronkelijke ontwerpers, ir. Friedhof, om advies gevraagd. Hij stelt voor, een administratiekantoor te bouwen op de plaats waar toen de jachthaven was geprojecteerd. De beide gebouwen zouden dan via een bovenstraatse sluis met elkaar verbonden worden. Deze plannen konden geen genade vinden in de ogen van het gemeentebestuur, waardoor uiteindelijk gekozen werd voor nieuwbouw aan de Oranjestraat en aanpassing van het bestaande pand Dr. Langeveldplein 4 t/m 6. Hierin zouden grote delen van het gemeentelijk apparaat worden gehuisvest. Dit ondanks de bezwaren ‘voor de onderlinge samenwerking en de service die aan de bevolking moet worden geboden’, aldus de mening van de pers uit die tijd. Het gouden jubileum In 1973 wordt met een tentoonstelling het 50-jarig bestaan van het Raadhuis gevierd. Daarmee benadrukt het gebouw zijn cultureel representatieve functie. In de openbare ruimten rond het Raadhuis worden kunstwerken tentoongesteld. Alle inwoners worden persoonlijk uitgenodigd. In het kader van een voorzichtig ontluikende bestuurlijke vernieuwing worden bezoekers door raadsleden rondgeleid. Deze uitnodiging heeft een extra attractieve waarde
6
omdat drie prijswinnaars zullen worden getrokken, die een reproductie van een schilderstuk van de kunstenaar Jits Bakker zullen ontvangen. Alle inwoners krijgen bovendien een verjaarskalender thuisgestuurd. Om het aangename met het nuttige te verenigen staat er ook op vermeld wat te doen bij eventuele calamiteiten! Ook in 1973 had de jeugd de toekomst, want tussen 9 en 13 april werden scholen uitgenodigd om de expositie te bezoeken en kennis te maken met de gemeentelijke activiteiten. Dit vanwege het thema ‘open Raadhuis’. Tenslotte kregen alle raadsleden hetzelfde kunstwerkje van Jits Bakker in een houder van glasplaten. Nog meer veranderingen Nog een trend ontwaren we in 1974. Plots was er gebrek aan vergaderruimten. Op de zolder worden twee kamers voor dat doel ingericht. En in 1984 is er zelfs al een ‘stuurgroep verbouw gemeentehuis’ ingesteld om al die vergaderruimten optimaal te benutten. Desondanks blijft het ruimtegebrek voor de ambtenaren zo nijpend dat op 27 september 1985 de dependance ‘De Zetsteen’ voor een aantal dienstverlenende functies werd geopend. Het Raadhuis wordt toegankelijk gemaakt voor invaliden, zowel op het buitenbordes als via een liftinstallatie. In 1997 overweegt het bestuur opnieuw om de gemeentebehuizing fors uit te breiden. Diverse studies konden echter geen genade vinden bij de raadsleden waarop werd besloten het Raadhuis in tact te laten en ‘De Zetsteen’ met een toren uit te breiden. Maar wat er ook veranderde, het Raadhuis bleef van de gemeenteraad, zij het met een grotere nadruk op een gastvrije ontvangst van zijn klanten. De zijvleugels
Uitzicht vanaf de toren
7
VANDAAG DE DAG Het Raadhuis bestaat nu 87 jaar. Hoe staat het nu met ons glorievolle Raadhuis? De raadszaal van het Raadhuis wordt nog steeds gebruikt voor onder meer raads- en commissievergaderingen. De sfeervolle Burgerzaal wordt gebruikt voor onder meer huwelijksvoltrekkingen. In de linkervleugel zijn de fractiekamers van de politieke partijen te vinden. In de rechtervleugel vinden we tegenwoordig de studio’s van MerweRadio en MerweTV en op de zolder treffen we nog een paar vergaderzalen. Het fraaie carillon boven de klok zorgt voor de nodige sfeer. Kortom, het Raadhuis is en blijft het huis van de Raad en de democratie.
De trouwzaal met prachtige glas-in-loodramen
Gemeentekantoor Daarnaast is er sinds 17 december 2004 een nieuw gemeentekantoor aan de Industrieweg 11 geopend. Hierin zetelt de ambtelijke organisatie van het college van B&W. Op de begane grond treffen we onder andere de afdeling Publiekszaken. Het Sliedrechtse gemeentekantoor is één van de sporadische overheidsgebouwen in Nederland waar geen vezeltje vloerbedekking in terecht is gekomen. Zoals alle vertrekken in het gebouw zijn ook de kamers van de bestuurders sober en doelmatig ingericht. Verder wordt het gebouw getypeerd door de uitgebreide toepassing van glas, waardoor daglicht in hoge mate kunstlicht vervangt en zorgt voor een transparant karakter. Dat laatste vormde dan ook de leidraad in het ontwerp van Klunder Architecten (Cor Berg).
Het gemeentekantoor
8
TENSLOTTE Het Raadhuis van Sliedrecht vierde op 29 maart 1998 zijn 75e verjaardag. Maar het gebouw is nog lang niet oud! Inmiddels zijn we weer 12 jaar verder en staat het nog steeds als een huis midden in de moderne samenleving. De democratie functioneert misschien wel het best op lokaal niveau. Hier kan snel ingespeeld worden op wensen en klachten van de inwoners en die inwoners kunnen van dichtbij zien wat de raad beslist en hoe die beslissingen worden uitgevoerd. Het Raadhuis is meer dan een optelsom van vergaderruimten. Het is een moderne werkplek, het heeft een representatieve functie en er zijn allerlei contacten met de plaatselijke bevolking. Sliedrecht is trots op zijn huis. En dat mag, want na al die jaren vormt het Raadhuis al het gezicht van de gemeente. Statig, maar toch eenvoudig. Fraai, maar niet opzichtig. Bescheiden, maar stevig; net zoals de inwoners van Sliedrecht.
9