De weerbarstige praktijk van interventies in conflictgebieden (4)
De geforceerde transformatie van de security fabric in Irak mient jan faber
54
Elk land heeft een security fabric, waaronder wordt verstaan het raster van zijn formele en informele veiligheidspatronen: de land-, zeeen luchtstrijdkrachten, de politie in al haar afdelingen (verkeer, oproer, buurt, recherche, bewaking, marechaussee et cetera), private veiligheidsdiensten, buurtwachters en wat dies meer zij. In tijden van onderdrukking, oorlog en interventies van buitenaf verandert de security fabric van een land ingrijpend. Formele veiligheidspatronen worden aangevuld met of vervangen door informele patronen waarvan een deel zich na verloop van tijd weet te formaliseren ¬ en omgekeerd. In samenlevingen waar reeds langere tijd een conflict heerst, zijn actoren binnen de formele en informele veiligheidsstructuren vaak concurrenten van elkaar. Het uitgangspunt voor dit artikel is de stelling dat de transformatie van de security fabric een cruciale indicator is voor het verloop van een conflict. Inzicht in het ‘veiligheidsraster’ van een land is een belangrijke voorwaarde voor het onderkennen van en preluderen op de consequenties van een interventie. In dit artikel staan centraal de militaire interventie in Irak in 2003 ¬ door een internationale coalitie onder aanvoering van de vs ¬ en de transformatie Over de auteur Mient Jan Faber is bijzonder hoog leraar ‘Human security in war situations’ aan de Vrije Universiteit te Amsterdam. Noten zie pagina 61 s & d 7 / 8 | 20 0 9
van de security fabric die daarvan het gevolg was. Was deze transformatie (te) voorzien? En hoe is deze transformatie tegemoet getreden door de interveniërende coalitie? Tot slot maak ik een paar opmerkingen over de Nederlandse inbreng ter zake. het oude regime Saddam Hussein was een wrede dictator. Het veiligheidsraster dat hij had opgebouwd was strak en verticaal georganiseerd. Om de staat ¬ dat wil zeggen: Saddam c.s. ¬ te beschermen werden de vrijheden van de Iraakse burgers tot een minimum beperkt. De pers was volledig aan banden gelegd. De krijgsmacht was georganiseerd in verschillende lagen: het reguliere leger diende ter bescherming van het territorium, terwijl de gewone en de speciale Republikeinse Gardes het staatsapparaat moesten beveiligen. De veiligheidsdiensten waren onderverdeeld in de paramilitaire politie, de grensbewaking, de door zoon Qusay gecommandeerde speciale veiligheidsdienst, de Mukhabarat (inlichtingendienst), het project 858 voor het afluisteren van mobiele telefoons, de Vrienden van Saddam (bodyguards), enzovoort. Bovendien waren er troepen in the wing, waartoe onder andere de Fedayeen Saddam (vooral jongelui met een strafblad), de Jeruzalem-brigades, het jeugdleger (stadsverdediging) en de Leeuwen van Saddam (vergelijkbaar met de Hitler Jugend) behoorden.1
De weerbarstige praktijk van interventies M. J. Faber De geforceerde transformatie van de security fabric in Irak Maar dit waren slechts de formele veiligheidsstructuren in Irak. In een dictatuur proberen mensen zich te beveiligen tegen de willekeur van de almachtige staat door ondergrondse en soms zelfs bovengrondse veiligheidsstructuren op te richten, vaak met knooppunten in het buitenland. Toen ik in de late herfst van 2001 in Irak en omgeving was, heb ik een poging gedaan deze informele veiligheidsstructuren in kaart te brengen.
Inzicht in het ‘veiligheidsraster’ van een land is een belangrijke voorwaarde voor het preluderen op de consequenties van een interventie Op de heenreis had ik in Damascus een ontmoeting met de huidige premier van Irak, Nouri al-Maliki, toentertijd leider van de in 1957 door (de latere) ayatollah Baqir al-Sadr opgerichte islamitische politieke partij al-Dawaa (Opwekking). Saddam had Dawaa in de ban gedaan en Maliki zat ondergedoken in Syrië. Hij informeerde mij over de verzetsactiviteiten van zijn ondergrondse beweging in Irak en de hoge prijs in mensenlevens die daarvoor betaald werd. Ook spraken we over de schisma’s binnen de sjiietische moslimbeweging in Irak en ik nam me voor zowel in Irak als in Iran hierover meer te weten te komen. Toen ik eenmaal in Irak was, werd me al snel duidelijk dat de spanning zich vooral voordeed tussen de volgelingen van de tijdens de Irak/Iran-oorlog (1980-’88) naar Teheran uitgeweken ayatollah Mohammed Baqir al-Hakim en zijn evenknie, de in Irak achtergebleven ayatollah Mohammed Sadiq al-Sadr. Laatstgenoemde kreeg in de jaren negentig, toen Irak gebukt ging onder een internationale boycot, van Saddam de ‘zegen’ om op vele plaatsen in s & d 7 / 8 | 20 0 9
het land in de moskee voor te gaan en religieuze scholen op te richten. Een van zijn trouwe volgelingen vertelde me dat ayatollah al-Sadr steevast zijn vrijdagse preken besloot met de woorden ‘Down with Israel, down with America’. Maar tevens kapittelde hij op een subtiele manier de schaduwzijden van het Saddam-regime. Aldus bouwde ayatollah al-Sadr een keten van vrijplaatsen (moskeeën) op, een informele veiligheidsstructuur waarin het verzet tegen Saddam gevoed werd. In 1999 werd hij door het regime vermoord. Zijn jongste zoon Muqtada overleefde de aanslag en zou na de invasie van 2003 de beweging van Sadristen oprichten, voorzien van een militaire vleugel, het Mahdi-leger. 2 In (Iraaks) Koerdistan en enige tijd later in Teheran (Iran) maakte ik nog voor de invasie kennis met aanhangers uit de omgeving van ayatollah al-Hakim en zijn politieke beweging sciri (Supreme Council of the Islamic Revolution in Iraq). De geestelijke die het gezag uitoefende over de militaire vleugel, de Badr-brigade, kwam mij in december 2001 in Den Haag opzoeken voor ‘nader overleg’. De indruk die na de gesprekken bleef hangen was dat niet alleen de kloof tussen de sjiieten en de soennieten, waar Saddam zijn macht op gebouwd had, diep was, maar dat ook de sjiieten onderling gevangen zaten in een politieke strijd. Gelet op de voorgeschiedenis, de breuk die is ontstaan tijdens de Irak/Iran-oorlog, is deze strijd begrijpelijk. De spanning was overal voelbaar: in roerige tijden een recept voor een godsdienstoorlog. Het Koerdische verzet tegen Saddam was slechts gedeeltelijk ondergronds. Een aanzienlijk deel van Koerdistan, in het noorden van Irak, was in 2001, aan het eind van de Golfoorlog, door de vn tot safe area opgewaardeerd. Goed getrainde en goed bewapende peshmerga’s (Koerdische soldaten) waren alom aanwezig en maakten het gebied vrijwel ontoegankelijk voor de veiligheidsdiensten van Saddam. De droom van alle Koerden is een onafhankelijk Koerdistan. De verhouding tussen Koerden en Arabieren staat alleen al om die reden onder
55
De weerbarstige praktijk van interventies M. J. Faber De geforceerde transformatie van de security fabric in Irak permanente druk. In de oude hoofdstad Sulemaniya werd ik een middag lang bijgepraat door het hoofd van de inlichtingendienst over de betrouwbaarheid van het Iraakse leger. ‘Als het er op aankomt, zullen ze niet voor Saddam vechten’, zei hij. Goed gedocumenteerd informeerde hij mij ook over de terroristische groep Ansar al-Islam3, die niet ver van Halabja een basis had ingericht in het onherbergzame gebied aan de grens met Iran en contacten met Al Qaida onderhield. In het gesprek viel de naam van
Merkwaardig genoeg was ‘regime change’ nauwelijks een punt in het publieke debat dat voorafging aan de interventie
56
al-Zarqawi, de man die later de aanvoerder van Al Qaida in Irak zou worden. Voor de invasie fungeerde Zarqawi als koerier en trok hij in een wijde regio van de ene naar de andere plek; ook in Bagdad was hij gesignaleerd. De baas van de inlichtingendienst liet me foto’s van gevangen genomen terroristen zien en nodigde me uit voor een bezoek aan de gevangenis. Langzaam maar zeker kreeg ik een helderder beeld van de formele en informele security fabric in Irak. Het was een gevarieerd en complex weefsel dat alleen door een sterke staat ¬ en Saddam had zijn versie daarvan geschapen ¬ enigszins in bedwang zou kunnen worden gehouden. Het viel mij op dat velen in Irak zich terdege bewust waren van dit fenomeen en zich zorgen maakten over de situatie na afloop van een invasie. Er bestond weinig twijfel over de bedoelingen van de vs. De invasie was aanstaande, alleen de datum was onbekend. In mijn aantekeningen uit die tijd lees ik: ‘We willen bevrijd worden van Saddam. Maar wie helpt ons aan een nieuwe krachtige staat? We zijn niet voorbereid op deze taak. Wij vertrouwen elkaar niet.’ s & d 7 / 8 | 20 0 9
2003: wisseling van de macht Op 31 oktober 1998 tekende president Clinton de Iraqi Liberation Act. 4 Daarin staat te lezen: ‘The us support efforts to remove the regime headed by Saddam Hussein from power.’ Het vertrouwen in Saddam werd definitief opgezegd. Vanaf dat moment was de officiële politiek van de vs: aansturen op regime change en een transition to democracy. Voor president Bush, de opvolger van Clinton, was de inzet van een eventuele interventie in Irak dan ook zonneklaar. Elk land dat de vs daarbij (politiek) zou steunen wist, met andere woorden, waarop het intekende. Merkwaardig genoeg was regime change nauwelijks een punt in het publieke debat dat voorafging aan de interventie in maart 2003. Dat debat spitste zich vooral toe op de vraag of het internationale recht niet geschonden zou worden als de interventie zou geschieden zonder toestemming van de vn Veiligheidsraad ¬ een belangrijke kwestie, maar niet de hamvraag. De grote vraag zou toch moeten zijn of er een alternatief voor het regime van Saddam beschikbaar was om de rust in het land te handhaven. De vs leken zich hieromtrent weinig zorgen te maken, gezien de vaart waarmee Bush op een interventie aanstuurde. Weliswaar werden honderden Irakezen uit de diaspora opgetrommeld en naar de vs gehaald voor een korte training in het besturen van de centrale instituties in Irak, maar de existentiële veiligheidsvragen werden niet gesteld, laat staan beantwoord: wie handhaaft de orde in Irak vanaf het moment dat het regime van Saddam verslagen is? Hoe zal de (formele en informele) security fabric eruit gaan zien nadat het regime van Saddam verwijderd is? Is het risico niet groot dat met de val van de dictatuur de doos van Pandora opengaat? Wat gaan de duizenden mannen doen die de veiligheidsinstellingen van Saddam bevolken? Gaan ze op eigen houtje verder met vechten? En hoe zit het met de slachtoffers van Saddams regime, zullen er overal rekeningen vereffend worden, zonder dat er een instantie is die dat kan voorkomen of
De weerbarstige praktijk van interventies M. J. Faber De geforceerde transformatie van de security fabric in Irak in wettige banen leiden? Kortom, wat staat ons te wachten als het veiligheidsraster ingrijpend verandert zonder de sturing van bovenaf die er tot dusverre wel is geweest? Aan de hand van een eenvoudige, theoretische schaal waarop de onderlinge relatie tussen individuele vrijheden en staatsveiligheid tegen elkaar worden afgezet, valt te illustreren wat er in Irak gebeurde (zie figuur 1). Aan de linkerkant van de schaal bevindt zich de natuurstaat van Thomas Hobbes: een land zonder een staat die bij machte is de individuele vrijheden van de burgers voor zover nodig aan banden te leggen. In zo’n land kan iedereen doen en laten wat hij wil, zijn alle beperkingen verdwenen en triomfeert de negatieve vrijheid.5 Volgens Hobbes zal ‘a war of all against all’ het gevolg zijn. 6 Aan de andere kant van de schaal bevindt zich een staat die zichzelf beschouwt als de vertegenwoordiger van de ‘general will’7 en die bijgevolg alle individuele vrijheden buiten de wet verklaart. In de terminologie van Rousseau en Berlin8, zou dit idealiter een situatie van positieve vrijheid moeten opleveren. In de werkelijkheid hebben we veeleer te maken met dictaturen en het alomtegenwoordige oog van heersers van het type Saddam Hussein of Jozef Stalin: niemand mag en kan meer ruimte voor zichzelf reserveren. In zijn boek Nineteen eighty-four typeert George Orwell een dergelijke situatie met de uitdrukking ‘Big Brother is watching you’. 9 In het midden van de schaal, vanaf nu aangeduid als de H(obbes)/O(rwell)-schaal, bevindt zich de liberale democratie die met recht van spreken beweert het juiste evenwicht te representeren tussen staatsveiligheid en individuele vrijheden. Rechts daarvan poseren de autoritaire staten, links de fragiele staten.10 Wat er in het voorjaar van 2003 in Irak plaatsvond, was regime change op de meest
radicale wijze. De Orwelliaanse staat van Saddam Hussein werd door Bush c.s. vernietigd en vervangen door een Hobbesiaanse staat, een oorlog van allen tegen allen. allen tegen allen Hobbes heeft ons ingeprent dat de hoofdtaak van de staat (Leviathan) het handhaven van rust en orde in de samenleving is. Indien de staat niet bij machte is dat te doen of, erger nog, van het toneel verdwijnt, is iedereen vogelvrij. In de nakende Hobbesiaanse oorlog in Irak werd iedereen deel van het probleem. Want zonder gezaghebbende scheidsrechter (staat) is er geen oplossing. In Irak moest de nieuwe staat van de grond af worden opgebouwd. Intussen was er een overal zichtbare tendens om surrogaatstaatjes op te richten, ‘self-organized security zones’11 waarin mensen zich terugtrekken omwille van hun eigen veiligheid. In oktober 2003 was ik in Bagdad aanwezig bij een vergadering van meer dan honderd tribale leiders (stamoudsten) die probeerden een gezamenlijk beleid te formuleren tegenover de Amerikaanse bezettingsmacht ¬ wat mislukte. Ze bleken vooral elkaars concurrenten en voelden zich bij uitstek verantwoordelijk voor het beschermen van hun stamgenoten, met inbegrip van diegenen die vanuit de steden naar hun eigen stamgebied trokken, op zoek naar veiligheid. De volgende dag heb ik me laten rondrijden door Sadr City, een straatarme miljoenenwijk in Bagdad waar de eerder genoemde geestelijk leider Muqtada al-Sadr het centrum van zijn verzet tegen de Amerikaanse bezetters aan het organiseren was. Zonder toestemming waren buitenstaanders niet meer welkom in de wijk. Zijn volgelingen vertelden dat ze in april met bloemen langs de kant van de weg hadden
H(obbes) — - — fragiele staat — - — liberale democratie — - — autoritaire staat — - — O(rwell) Figuur 1 De h/o-schaal
s & d 7 / 8 | 20 0 9
57
De weerbarstige praktijk van interventies M. J. Faber De geforceerde transformatie van de security fabric in Irak gestaan om de Amerikaanse bevrijders te verwelkomen, maar op hun spandoeken was ook te lezen: ‘Liberation yes, occupation no!’ Inmiddels hadden de Amerikanen en de Britten, onder de druk van de vn, toch de rol van bezetter geaccepteerd.12 Zij waren daartoe gedoemd. Omdat ze voor regime change waren gegaan zonder voor een alternatief regime te zorgen, dienden ze nu zelf die schier onmogelijke taak te gaan vervullen. De Hobbesiaanse oorlog werd aanvankelijk gevoed door het verzet tegen de ‘Amerikanen’ en kwam om voor de hand liggende redenen uit de hoek van terroristen (Al Qaida) van wie velen een safe haven hadden gevonden in de soennitische tribale gebieden, van de Sadristen die zich organiseerden in de arme wijken van grote steden en van verzetsgroepen van (soennitische) oud-Baathisten. Pas toen op 22 februari 2006 soennitische terroristen de sjiietische Gouden Moskee in Samara vernietigden, breidde de oorlog zich razendsnel uit. In Bagdad gingen soennieten en sjiieten elkaar te lijf. De straten vulden zich met lijken; wijken werden gezuiverd van onwelgevallige elementen. De stad veranderde in een hel. De resultaten zijn tot op de dag van vandaag zichtbaar. Toen ik in mei 2009 vier dagen in Bagdad verbleef, stikte het er nog van de afgesloten wijken, slagbomen, wegversperringen en gewapende buurtwachters. Maar het moorden was opgehouden. De graven waren vol. De vermoeidheid en de schok van gruwelijke jaren was op vele gezichten te lezen. 58
fragiele staat Tijdens de jarenlange Hobbesiaanse oorlog is met vallen en opstaan en onder hevige druk en bemoeienis van de vs, wel een nieuwe staat opgebouwd in Irak. Het is een staat die, met ruggensteun van de Amerikaanse troepen, geleidelijk aan meer greep leek te krijgen op de veiligheidssituatie in het land. Van cruciaal belang voor dit proces van staatsvorming onder het aloude motto ‘security first’13 waren s & d 7 / 8 | 20 0 9
de gelegenheidsbondgenootschappen die de Amerikanen sloten met belangrijke voormalige tegenstanders uit soennitische kringen en die gebaseerd waren op een gedeelde afkeer van het Al Qaida-terrorisme. Het was sjeik Satter abu Risha uit Ramadi in de provincie Anbar die het voortouw nam en die eind 2006 soennitische stammen overhaalde de Amerikanen te hulp te roepen om het juk van Al Qaida af te werpen, onder het motto ‘de vijand van mijn vijand is mijn vriend’.14 Ettelijke tienduizenden soennitische rebellen (Zonen van Irak), velen van hen woonachtig in de soennitische wijken van Bagdad, werden officieel of inofficieel toegevoegd aan de politiemacht van Irak. Van de ene op de andere dag werden ze van patrouillerende rebellen patrouillerende politiemannen, veelal in de wijk waar ze woonden. De Amerikanen waren effectieve bemiddelaars geworden.
Onder hevige druk van de vs is in Irak een nieuwe ¬ fragiele ¬ staat opgebouwd Op de h/o-schaal beweegt Irak zich nu naar het midden toe. Of het land daar ooit zal aankomen valt te bezien. Voorlopig is Irak nog een fragiele staat. Misschien wordt het geen liberale democratie, maar springt het over het midden heen en komt het tot stilstand in de gedaante van een autoritaire staat. De huidige premier al-Maliki heeft zich laten ontvallen voorstander te zijn van een sterke staat gestut door een meerderheid in het parlement, als alternatief voor het tijdrovende consensus-systeem dat nu gehanteerd wordt.15 Die opmerking is hem vooral door de Koerden niet in dank afgenomen. Wil hij soms een tweede ‘Saddam’ worden? Onder de Arabieren is zijn populariteit echter groeiende: geen nieuwe Saddam, maar wel een voorstander van een veiligheidsstaat. Eind juni 2009 vergeleek al-Maliki het vertrek van de
De weerbarstige praktijk van interventies M. J. Faber De geforceerde transformatie van de security fabric in Irak Amerikanen met de beëindiging van de Britse bezetting in 1920.16 Ook toen gebeurde dat onder druk van een rebellerende bevolking. Toch heb ik deze zomer in Bagdad veelvuldig de bezorgde vraag gehoord of het vertrek van de Amerikanen, om te beginnen uit de steden, niet te vroeg komt. Nieuwe aanslagen in enkele ‘kritieke’ steden (Bagdad, Mosul, Kirkuk), vlak na een gedeeltelijke terugtrekking van de Amerikanen, zijn een teken aan de wand. Ook de houdbaarheidsdatum van de verhoudingen tussen de sjiieten en de soennieten lijkt afhankelijk van de Amerikaanse aanwezigheid. Voormalige soennitische militanten worden hier en daar weer even snel uit de politie verwijderd als zij erin zijn opgenomen. Of Irak nu een fragiele staat blijft of een autoritaire staat wordt, de liberale democratie ligt er in ieder geval ver achter de horizon. wie valt wat te verwijten? De vs valt veel te verwijten, heel in het bijzonder dat zij in Irak aan een regime change zijn begonnen zonder zich te realiseren wat de voorspelbare Hobbesiaanse gevolgen daarvan zouden zijn. Datzelfde verwijt is van toepassing op al die landen die de invasie militair en/of politiek gesteund hebben. Ofschoon de verleiding om naar huis te gaan nu en dan groot was ¬ ‘mission accomplished!’ ¬ hebben de Amerikanen (en de Britten) zich niet voortijdig teruggetrokken uit Irak en de troep de troep gelaten. Dat er veel fouten zijn gemaakt doet daar niets aan af. Andere landen die aanvankelijk actieve steun leverden aan de invasie zijn onder druk van hun bevolking wel voor hun verantwoordelijkheid weggelopen, Spanje en Italië voorop. De oorlog werd daar inzet van de parlementsverkiezingen en toen de oppositie won verlieten de troepen het strijdtoneel. De nieuwe regering had geen enkele boodschap aan toezeggingen gedaan door haar voorganger. Ze schrapte de aangegane verplichtingen in Irak en loochende daarmee de complexiteit van het Hobbesiaanse drama. s & d 7 / 8 | 20 0 9
Het tijdens de campagnes gebezigde argument dat het vertrek van de buitenlandse troepen de vrede in Irak juist zou bespoedigen, was een gotspe waar een weldenkende politicus zich voor zou moeten schamen.
Het doel van Bush om via ‘regime change’ een democratie te vestigen was een wensdroom Waren er andere opties voorhanden om langs de weg van militaire interventie niet alleen regime change te bewerkstelligen, maar ook een liberale democratie te vestigen? De h/o-schaal laat zien dat de opties beperkt zijn. Democratie is meer dan een verzameling spelregels waarlangs de besluitvorming zich voltrekt; zij veronderstelt ook een nationaal bewustzijn en burgerschapszin. Deze kwaliteiten zijn niet aangeboren, maar moeten ontwikkeld worden. Ze kunnen ook niet van buitenaf worden opgelegd. Het wezen van een democratie ontwikkelt zich binnenin een samenleving en komt onder meer tot uiting, via verkiezingen, in een representatieve volksvertegenwoordiging. Indien Irak in eerdere tijden, voordat Saddam aan de macht kwam en een dictatuur vestigde, een functionerende democratie had gekend, dan was één voorwaarde om via regime change opnieuw een democratie in te voeren ¬ collectief geheugen ¬ wellicht nog aanwezig geweest. Maar Irak kende een andere voorgeschiedenis, met als gevolg dat een interventie van buitenaf het land hetzij links dan wel rechts van het midden op de h/o-schaal zou achterlaten. In fragiele staten kan de liberale democratie niet aarden omdat zeer velen de soevereiniteit van de staat niet erkennen. In autoritaire staten kan de liberale democratie niet aarden omdat de soevereiniteit van de burger niet wordt erkend. Het doel van de regering-Bush om via regime change een democratie te vestigen in Irak was een wensdroom. Een ander Amerikaans ideaal,
59
De weerbarstige praktijk van interventies M. J. Faber De geforceerde transformatie van de security fabric in Irak
60
te weten individuele vrijheid, werd wel gerealiseerd, maar in de vorm van negatieve vrijheid, zonder de benodigde beperkingen. Wellicht zou een Hobbesiaanse oorlog zijn voorkomen als voorafgaand aan de interventie meer tijd was genomen om met het verzet uit Irak een werkbare overgangsregering te vormen. Dan had een lokale regime change terstond na de val van Saddam kunnen plaatsvinden en niet pas na ruim een jaar van officiële (Amerikaans-Britse) bezetting. Maar die tijd gunde de regering-Bush zich niet, waarschijnlijk omdat het risico te groot was dat het momentum verloren zou gaan en Saddam van unmovic 17 een voldoende zou krijgen voor wat betreft het openbaren en vernietigen van zijn voorraden massavernietigingswapens. Een andere optie, namelijk volledige Amerikaanse bezetting van het land, teneinde alle opstand bij voorbaat de kop in te drukken, was niet reëel omdat de weerzin daartegen veel te groot was ¬ niet alleen in Irak, maar ook in de vs en elders. Geen van mijn gesprekspartners heeft ooit die optie gesuggereerd of voor wenselijk gehouden. De grootste gemene deler van alle krachten tegen Saddam was ‘vrijheid’. Bezetting stond gelijk aan onderdrukking en daar had men in Irak al genoeg van gehad. In Nederland heeft een door de regering ingestelde onafhankelijke commissie de opdracht gekregen om onderzoek te doen naar ‘de voorbereiding en besluitvorming in de periode zomer 2002 tot zomer 2003 over de politieke steun van Nederland aan de inval in Irak in het algemeen en over aspecten van volkenrechtelijke aard, aspecten van de inlichtingen- en informatievoorziening en aspecten van vermeende militaire betrokkenheid in het bijzonder’.18 Om zicht te krijgen op de politieke steun van Nederland aan de inval in Irak dient een onderscheid te worden gemaakt tussen twee vormen van steun. De eerste vorm is van politiek-juridische aard en betreft het aandragen van volkenrechtelijke elementen die een inval rechtvaardigen. In feite gaat daar nu al jarenlang de discussie over in ons land. Een- en andermaal s & d 7 / 8 | 20 0 9
heeft de regering gesteld dat het niet nakomen door Saddam van een reeks resoluties van de vn Veiligheidsraad inzake ontwapening (met daarin termen als material breach) voldoende was om de legitimiteit van een militair optreden te rechtvaardigen.19 De Tweede Kamer heeft deze argumentatie bezegeld. De tweede vorm van steun is van politieke aard. Was de regering op de hoogte van de politieke doelstelling van de militaire operatie ¬ regime change ¬ en op welke gronden meende zij daaraan politieke steun te moeten geven? Daarover zijn nimmer vragen gesteld en ook de regering zelf heeft zich ter zake niet uitgelaten. Overigens was de regering wel degelijk doordrongen van de inzet van de operatie. Kort na mijn bezoek aan Irak van eind november en begin december 2001 heb ik op het ministerie van
De politieke steun van Nederland voor de inval had weinig te maken met de situatie in Irak. Het was slechts een gebaar richting de vs Buitenlandse Zaken een ontmoeting gehad met staatssecretaris Dick Benschop (kabinet-Kok ii), waarin ik hem uitvoerig informeerde over mijn bevindingen. 20 Bij die gelegenheid heb ik hem een vraag van mijn gesprekspartners uit Irak voorgelegd: is Nederland bereid om in euverband het initiatief te nemen tot een rondetafelconferentie ten bate van de Iraakse oppositie, teneinde haar te helpen bij het formuleren van een alternatief regime dat na een geslaagde re gime change de macht moet overnemen in Irak? De volgende dag belde Benschop mij op met de mededeling dat hij gesproken had met minister Van Aartsen en dat zij beiden positief tegenover het verzoek stonden. Hij had zijn ambtenaren verzocht met mij contact te onderhouden. Het duurde ruim een maand eer ik een telefoontje
De weerbarstige praktijk van interventies M. J. Faber De geforceerde transformatie van de security fabric in Irak kreeg van de directeur Politieke Zaken. Die deelde mij mee dat men er na rijp beraad toch maar van afzag en dat mijn informatie was doorgegeven aan de Amerikaanse ambassade. De regering-Kok was zich, kortom, bewust van de concrete inzet van een interventie, maar besloot op advies van de ambtelijke top er haar vingers niet aan te branden. Toen de aanval werd ingezet, ruim een jaar later, gaf een nieuwe regering onder leiding van premier Balkenende politieke steun aan de inval, zonder zich serieus te hebben afgevraagd welke gevolgen die voor de Iraakse bevolking zou kunnen hebben. Mij dunkt dat hier wat op te helderen valt. Waarom deinsde de regering-Kok ervoor terug om zich deze kwestie aan te trekken, na aanvankelijke instemming? Een argument dat ik later op bz hoorde was dat de diplomatieke
Noten 1 Anthony H. Cordesman, Iraqi intelligence and security forces and capabilities for popular warfare, Washington, dc: csis, 16 januari 2003. 2 Patrick Cockburn, Muqtada, New York: Scribner, 2008. 3 Scott Peterson, ‘The rise and fall of Ansar al-Islam’, in: Christian Science Monitor, 16 oktober 2003. 4 Iraqi Liberation Act of 1998, Library of Congress, hr 4655. 5 Isaiah Berlin, ‘Two concepts of freedom’ (1958), in: Isaiah Berlin, Four essays on liberty, Oxford: Oxford University Press, 1969. 6 Thomas Hobbes / C.B. MacPherson (red.), Leviathan, Middlesex: Penguin, 1968 (1651). 7 Rousseau betoogt dat (positieve) vrijheid het resultaat is van ‘participation in the process
mores niet toestaan dat je een bijeenkomst initieert over regime change met betrekking tot een land waarmee je op dat moment normale relaties onderhoudt. Saddam was een bevriend staatshoofd! Mijn gemoedsstemming op dat moment is niet relevant, wel mijn uiteindelijke conclusie. Die luidt dat de politieke steun van Nederland voor de inval in Irak weinig tot niets te maken had met de situatie in Irak. Het was slechts een gebaar richting de vs. In de opdracht aan de onafhankelijke onderzoekscommissie staat geen woord over de doelstelling van de inval, regime change, terwijl die doelstelling juist een cruciaal onderdeel van het afwegingsproces had behoren te zijn. Wellicht kan de commissie dit aspect alsnog toevoegen aan haar onderzoek, ook al valt het helaas buiten de categorie ‘in het bijzonder’.
whereby one’s community excesses collective control over its own affairs in accordance with the general will’. Zie: Social con tract, deel iv. 8 Berlin was zich er wel van bewust dat deze situatie zou kunnen leiden tot een totalitair regime. Zie: Isaiah Berlin, ibid. 9 George Orwell, Nineteen eightyfour, Middlesex: Penguin, 1990 (1948). 10 M. Dekker en M.J. Faber, ‘Human security from below in a Hobbesian society’, in: Security and Human Rights, 19/1, januari 2008, Leiden: Brill, p. 37-44. 11 Ibid.. 12 vn-Veiligheidsraadresolutie 1483 (2003). 13 Amitai Etzioni, Security first. For a muscular, moral foreign policy, New Haven/London: Yale University Press, 2007.
14 Dick Couch, The sheriff of Ra madi, Annapolis, md: Naval Institute Press, 2008. 15 Al-Maliki, Amerikaans-Arabisch televisiestation al Hurra,12 mei 2009. 16 International Herald Tribune, 26 juni 2009, p.1. 17 unmovic staat voor United Nations Monitoring, Verification and Inspection Commission. vn-Veiligheidsraadresolutie 1284, 17 december 1999. 18 Instellingsbesluit commissie van onderzoek besluitvorming Irak (commissie-Davids), nr. 3075101 (6 maart 2009), artikel 1. 19 Kamerbrief inzake Irak, Den Haag: Ministerie van Buitenlandse Zaken, 2 april 2007. 20 Dit gesprek vond plaats op 20 december 2001, om 17.00 uur ’s middags.
Noot van de redactie — Binnenkort in s&d: een reactie op bovenstaande artikelen van Bert Koenders, minister voor Ontwikkelingssamenwerking. s & d 7 / 8 | 20 0 9
61