TU/e Technische Innovatiewetenschappen
0BT01 - OGO Bachelor eindproject TIW ICT
De functie van achtergrondkleur bij de leesprestatie
Begeleider: dr.ir. R.H. Cuijpers Technische Universiteit Eindhoven Faculteit Industrial Engineering & Innovation Sciences
G. L.P. Dubois (0642724) Eindhoven, augustus 2012.
Inhoudsopgave Hoofdstuk 1:
Introductie ................................................................................................................... 2
1.1
Achtergrond ............................................................................................................................. 2
1.2
Onderzoeksvraag / Hypothese ................................................................................................ 3
1.3
Definities .................................................................................................................................. 3
Hoofdstuk 2:
Methode ...................................................................................................................... 4
2.1
Opzet computer taak ............................................................................................................... 4
2.2
Participanten ........................................................................................................................... 5
2.3
Apparatuur en materialen ....................................................................................................... 5
2.4
Procedure................................................................................................................................. 7
Hoofdstuk 3:
Resultaten.................................................................................................................... 9
3.1
De data .................................................................................................................................... 9
3.2
Deelhypothese: Leessnelheid ................................................................................................. 10
3.3
Deelhypothese: Leesfouten ................................................................................................... 11
3.4
Hoofdhypothese: Leesprestatie ............................................................................................. 12
Hoofdstuk 4:
Discussie .................................................................................................................... 13
Hoofdstuk 5:
Conclusie ................................................................................................................... 15
Referentielijst ........................................................................................................................................ 16 Appendix A ............................................................................................................................................ 17
1
Hoofdstuk 1: Introductie 1.1
Achtergrond
Tegenwoordig zitten we veel vaker achter een computerscherm, waar veelal aan tekstverwerkingen wordt gedaan. Bekend is dat de lichtsterkte en het contrast van het scherm van grote invloed zijn op de leesprestatie. Er is minder bekend over wat het effect van de achtergrondkleur is op de leesprestatie. Als we tegenwoordig op de computer een tekst opzoeken dan krijgen we standaard een witte achtergrond en zwarte letters. Waar we niet stil bij staan is of wit wel een optimale kleur is, als er een effect zou zijn. Op de internationale scholen krijgen dyslectische studenten hun toetsen nu op geel gekleurd papier. Dit zou hun prestatie moeten verbeteren en voor een verbeterde concentratie kunnen zorgen. Wat dit onderzoek probeert te bereiken is het verschaffen van inzicht op de mogelijke effecten van een gekleurde achtergrond in relatie tot de leesprestatie op een LCD-scherm. Ook zal dit onderzoek rekening houden met het mogelijke verschil tussen mensen die wel of niet dyslectisch zijn. De aanleiding voor dit onderzoek is dat er verschillende aanwijzingen zijn dat achtergrondkleuren wel degelijk van invloed zouden zijn op de leesprestatie. Dit valt af te leiden uit de verschillende voorkeuren van mensen, bijvoorbeeld door het gebruik van geel papier (Wang & Tseng & Jeng, 2007). Met de resultaten van dit onderzoek hoopt men meer duidelijkheid te kunnen verschaffen over de validiteit van de claim: de leesprestatie varieert als gevolg van de keuze van de achtergrondkleur. Ook zouden de resultaten een interessante bijdrage kunnen leveren voor bedrijven. Met name bedrijven die veel werken met LCD-schermen of deze produceren. In het volgende stuk worden een paar relevante artikelen voor dit onderzoek beschreven en bediscussieerd. En sluit ik af met een artikel wat belangrijk was voor de opzet van de onderzoeksmethode. In het artikel van Matthews, (1987) wordt beschreven dat achtergrondkleur weinig invloed heeft. In de volgende publicatie van Matthews, (1989) wordt dat aangepast, achtergrondkleur heeft invloed op de leesprestatie bij lagere verlichting. Een punt van kritiek is dat bij deze resultaten, bij het uitvoeren van het onderzoek, geen rekening is gehouden met isoluminantie. Onder isoluminatie verstaat men dat de hoeveelheid licht die het oog waarneemt bij de verschillende kleuren onderling gelijk is. Bij dat onderzoek mochten de participanten, voor de start van het experiment, zelf de helderheid met behulp van lichtsterkte en contrast instellen. Daarentegen laat Lin, (2003) zien dat de contrastratio van de tekst en de achtergrond een redelijke invloed heeft op de visuele prestaties. In Lin, (2005) wordt verder aangetoond dat er een verband is tussen contrastratio en lichtintensiteit op de leesprestatie. De conclusie luidt dat een hogere lichtintensiteit gecombineerd met een lagere contrastratio het beste is voor de leesprestatie. Het geldt ook omgekeerd, een hoge contrastratio levert een betere visuele prestatie bij lagere lichtintensiteit. De conclusie van Lin, (2005) maakt duidelijk dat de contrastratio en de waargenomen lichtsterkte die de achtergrond duidelijke invloed hebben op leesprestatie. Voor dit onderzoek is het dus noodzakelijk contrast gelijk te houden, om verstoringen hierdoor in de resultaten te voorkomen. 2
In het artikel van Wang, et al. (2007) wordt beschreven dat tekst en achtergrondkleurencombinaties een degelijk en significant verschil kunnen leveren. De beste prestaties worden behaald bij een licht gelige achtergrond, in combinatie met goed verlichte omgeving en weinig reflectie van de tekst. Er wordt gesproken van een trend over de invloed van de kleur van de achtergrond. Een belangrijke kanttekening bij dit onderzoek is dat, hoewel hier wordt aangetoond dat er een verschil kan zijn bij kleurencombinaties tekst/achtergrond, dit onderzoek uitgevoerd is op papier. Bij de voorgaande artikelen zijn de onderzoeken op een monitor uitgevoerd. Tot slot beschrijft Roufs & Boschman, (1997) een methode om beter onderzoek te doen naar de leesprestatie. Hierin wordt aangegeven dat het beter is pseudoteksten (Figuur 1) te gebruiken boven leesteksten. Enkele redenen die hier beschreven worden om voor pseudoteksten te kiezen zijn: de tijd die het kost om gewone teksten te lezen is afhankelijk van de moeilijkheid van de tekst. Tijdens het lezen van gewone teksten worden bekende delen overgeslagen zoals bekende woorden of stukken. Ook de redundantie van een leestekst kan nadelige gevolgen kan hebben voor de gevoeligheid van de methode. In dit onderzoek is naar aanleiding van dit artikel er voor gekozen om pseudoteksten te gebruiken. Tevens is de taak die de participant uitvoert van de hierin beschreven methode afgeleid.
1.2
Onderzoeksvraag / Hypothese
Inmiddels zijn er voldoende aanwijzingen gevonden in de onderzoeken van Lin, (2005) en Wang, et al. (2007) om te veronderstellen dat er een trend is. Een trend waarbij de achtergrondkleur invloed heeft op de leesprestatie. Dit onderzoek zal zich richten op de invloed van de achtergrondkleur op de leesprestatie. Aan de hand van een experiment wordt geprobeerd antwoord te geven op de vraag: is de leesprestatie te beïnvloeden door de achtergrondkleur. De hoofdhypothese van dit onderzoek luid: achtergrondkleur is van invloed op de leesprestatie.
1.3
Definities
Dit onderzoek zal zich vooral richten op de leesprestatie, gedefinieerd als de snelheid waarmee een persoon leest en het aantal fouten tijdens het lezen. Overige begrippen welke in het kader van dit onderzoek worden gebruikt zijn inmiddels gedfinieerd.
3
Hoofdstuk 2: 2.1
Methode
Opzet computer taak
In de hypothese (zie Sectie 1.5) hebben we gesteld dat de achtergrondkleur van invloed is op de leesprestatie. Als we willen weten welke kleur de beste prestatie levert kunnen we dat op twee manieren meten, zowel objectief als subjectief. Aan de hand van een directe vraag zijn de participanten gevraagd welke kleur volgens hen de beste prestaties leverde, dat resulteerde in subjectieve antwoorden. Ook hebben we gemeten hoe lang een participant nodig had om een tekst af te ronden, dit levert objectieve resultaten. De gebruikte teksten waren pseudoteksten en in alle gevallen zwarte letters op een gekleurde achtergrond waarvan de kleur willekeurig varieert. De teksten zijn gegenereerd door Pedit, een programma geschreven door M.C. Boschman en beschreven in het artikel over onderzoeksmethode voor leesprestatie (Roufs & Boschman, 1997). Een pseudotekst is een tekst die willekeurig gegenereerd is en bestaat uit letters en cijfers met de structuur van een leestekst. In Figuur 1 staat een voorbeeld van een pseudotekst zoals gebruikt is in het experiment. Elke regel bestaat uit 30 tekens en totaal zijn er 18 regels. Alle teksten bevatten 86 spaties en het aantal A’s varieert willekeurig van 8 tot en met 17.
Figuur 1: Een voorbeeld pseudotekst uit het experiment. De gebruikte kleuren zijn de perceptuele opponentkleuren (blauw, geel) en (groen, rood). Deze opponentkleuren zijn geverifieerd door ze in een fijn gerasterd schaakbord patroon te plaatsen en op een afstand te bekijken. Vervolgens zal de kleur die ontstaat grijs moeten worden. De ontstane kleur is op lichtintensiteit vergeleken met de neutrale conditie. De neutrale conditie is de kleur grijs, met een isoluminante waarde gelijk aan die van de vier andere kleuren. Figuur 2B laat het gebruikte kleurenpalet met AdobeRGB waarden zien. Opponentkleuren zijn kleuren die tegenover elkaar staan in de kleurencirkel (Figuur 2A). In het geval van perceptuele opponentkleuren, staan de kleuren volgens onze perceptuele waarneming tegenover elkaar. Dit hoeft niet overeen te komen met de bevindingen uit de kleuren cirkel. Een voorbeeld om zelf te ervaren wat een perceptuele opponentkleuren zijn. Door eerst lang naar een groen blokje te kijken en vervolgens naar een lege witte achtergrond, zal er tijdelijk een 4
roodpaarsig blokje te zien zijn. Deze roodpaarsige kleur is de perceptuele opponentkleur van de eerder bekeken groene kleur.
Figuur 2A: kleurencirkel.
Figuur 2B: Isoluminant kleurenpalet.
2.2
Participanten
De participanten die aan dit onderzoek hebben meegedaan zijn willekeurig geselecteerd uit de database van proefpersonen van de Technische Universiteit van Eindhoven. De geselecteerde proefpersonen zijn van 18 tot 85 jaar, zijn niet kleurenblind en hebben een goed zichtvermogen. Ze zijn van verschillende opleidingsniveaus, zijn zowel mannen als vrouwen en zij hebben kunnen aangeven of zij wel of niet dyslectisch zijn. De proefpersonen hebben allemaal vrijwillig deelgenomen en hebben een informed consent formulier (zie Appendix A) gelezen en ondertekend. Dit onderzoek voldoet aan de ethische richtlijnen van WMA Declaration of Helsinki (2008).
2.3
Apparatuur en materialen
Om het zicht van de participant te testen zijn een landolt C test kaart (Figuur 4) en een kleurenblind testboek (Figuur 3) van Ishihara, S. (1960) om kleurenblindheid te testen gebruikt.
Figuur 3: testboek kleurenblindheid.
Figuur 4: Landolt C testkaart. 5
Het experiment wordt uitgevoerd in een laboratorium (Figuur 5), het gebruikte scherm op de foto is een 19inch LCD-cherm (Dell 1908FPc). De ruimte werd verlicht door 4 x 70 watt gloeilampen, zo geplaatst dat deze niet in het scherm reflecteren.
Figuur 5: Opstelling in de labruimte. Tijdens het maken van de achtergrondkleuren is er gebruik gemaakt van een spectroradiometer (Jeti specbos 1201). Dit is om er voor te zorgen dat de achtergrondkleuren isoluminant zijn. Om zeker te weten dat er de kleuren even veel licht uitstralen tijdens het experiment zijn de kleuren gemaakt op de de experiment ruimte onder de zelfde condities waarin de participanten zich bevinden. Ook is er tussen de experimenten door gemeten of er een verloop was in de lichtintensiteit, dit was niet het geval. Voor de leesbaarheid van de teksten is er gekozen voor onverzadigde kleuren, dit is gedaan omdat de verzadigde kleuren te donker waren om te lezen. Door kleuren onverzadigd te maken is het ook mogelijk deze beter gelijk te krijgen wat intensiteit betreft en ze goed leesbaar te maken. Het is noodzakelijk dat alle kleuren even veel lux uitstralen om zo het contrast ten opzichte van de zwarte tekst constant te houden, zoals bleek uit de conclusie van Lin, (2005) in de introductie. De gebruikte spectroradiometer is zo opgesteld dat deze een cirkel met een diameter van 10 cm meet op het beeldscherm. De AdobeRGB waardes van de kleuren met de bijbehorende luminantiemeting bij het gekalibreerde scherm zijn in tabel 1 weergegeven. Tabel 1: Kleuren tabel met lichtintensiteit Kleur Grijs Blauw Groen Geel Rood
( R, G, B ) (218,217,217) (100,235,245) (161,235,161) (238,220, 80) (255,201,214)
Lichtintensiteit [cd/m2] 31,43 31,41 31,42 31,41 31,45
6
De computer en het scherm zijn als combinatie gekalibreerd met een spider 3 Elite van Datacolor. Deze kalibratie zorgt voor de kleurechtheid. Ofwel dat de weergegeven kleur overeenstemt met de gewenste te simuleren kleur. Figuur 6 hieronder laat de kalibratie van het scherm zien in het kleurvlak. Ook is in figuur 6 te zien hoe de waardes van AdobeRGB zijn ten opzichte van de gebruikte monitor.
Figuur 6: Beeldscherm kalibratie van de Spyder 3 elite.
2.4
Procedure
Een participant wordt eerst getest op kleurenblindheid en of hij/zij goed zicht heeft. Dit gebeurt met behulp van een kleurenblind testboek (Figuur 3) en de landolt C test (Figuur 4). Vervolgens wordt nog genoteerd of men bril of lenzen draagt en wat diens sterkte is. Na deze screening gaan de participanten achter de computer zitten met het gekalibreerde scherm. Op de computer krijgt de participant een 35-tal pseudoteksten (Figuur 1) waarvan de eerste vijf oefenteksten zijn. De teksten zijn opgedeeld in zeven blokken van vijf teksten. Dit maakt het mogelijk om elk van de achtergrondkleuren per blok één keer langs te laten komen. Na elk blok krijgt de participant twee vragen in het scherm, welke met de muis beantwoord worden. De hoofdtaak die de participant krijgt is om de pseudo teksten zo accuraat en snel mogelijk te lezen. Tijdens het lezen zal de participant een aantal keer een ‘A’ tegen komen. Elke keer dat de participant een ‘A’ vindt drukt deze op spatie. Tijdens het lezen zal opgelet moeten worden aangezien de ‘4’ typografisch gezien erg op de ‘A’ lijkt. Deze taak is een combinatie van de gebruikte methode uit Wang, et al. (2007) en uit Roufs & Boschman, (1997). 7
Het verschil tussen de methode is dat er in Wang, et al. (2007) specifieke woorden geteld worden in een leestekst en in dit onderzoek de letter ‘A’ in een pseudotekst. Het verschil in methode met Roufs & Boschman, (1997) is dat er hier wordt gekeken naar het aantal gemiste ‘A’ en de totale tijd per tekst en niet naar de tijd tussen de aanslagen. Zodra de participant de tekst één keer volledig gelezen heeft drukt deze op een toets. Deze invoer zorgt dat de tijd die een participant nodig had voor het lezen van de tekst wordt opgeslagen. Voordat de proefleider de ruimte verlaat verzekert hij zichzelf ervan dat de participant begrijpt dat de tekst slechts één keer gelezen dient te worden en verlaat vervolgens de ruimte.
8
Hoofdstuk 3: 3.1
Resultaten De data
Allereerst zal hier besproken worden hoe de ruwe data zijn opgebouwd en de welke bewerkingen zijn toegepast. Vervolgens zullen er aan de hand van kolomdiagrammen en ANOVA modellen resultaten worden getoond. Tijdens het onderzoek is er ook rekening gehouden met mogelijke effecten van dyslexie. Er zijn in totaal 40 participanten waarvan 4 met dyslexie. De data zijn per gelezen tekst gestructureerd, dit houdt in dat er per participant 35 regels met data zijn. Een dataregel bevat vervolgens het participantnummer, welke tekst en de eigenschappen van de tekst (aantal A’s, achtergrondkleur enz.), de gemeten waardes en persoonseigenschappen van de participant (geslacht, dyslectisch, oogtest landolt C enz.). Om de ruwe data bruikbaar te maken zijn alle data in één dataset samengevoegd. Direct erna zijn de participanten die de taak verkeerd uitgevoerd hebben uit deze dataset verwijderd. De nu overgebleven dataset is opgeschoond door via explore in SPSS 18 de outliers op te zoeken. De verwijderde outliers waren die situaties waarbij een tekst te snel was doorgedrukt of een tekst met een dubbel of hoger aantal aanslagen met een te lange tijd. Dit is een tijd die ruim twee keer de gemiddelde leestijd van de proefpersoon is. Nu de data opgeschoond zijn, is de figuur 7A te zien dat de metingen een positive skew hebben. Met behulp van figuren 7B,C en figuren 8B,C is te zien dat een natuurlijke logaritmische transformatie een verbetering oplevert. Dit is ook terug te zien aan figuur 8A, die geen skew meer heeft. Histogram en normality plots van de tijd zonder transformatie
Figuur 7A: histogram leestijd
Figuur 7B: normality plot leestijd
Figuur 7C
Histogram en normality plots van de tijd met een natuurlijke log transformatie.
Figuur 8A: histogram LN(leestijd)
Figuur 8B: normality plot LN(leestijd)
Figuur 8C
In de eerder gestelde definitie van leesprestatie worden twee onderdelen genoemd. Het aantal leesfouten en de leessnelheid. Hierdoor ontstaan er nu twee deelhypotheses, welke apart bekeken 9
dienen te worden. Om die reden zal er eerst naar beide onderdelen apart gekeken worden en vervolgens tezamen.
3.2
Deelhypothese: Leessnelheid
De eerste deelhypothese is: de achtergrondkleur is van invloed op de leessnelheid. In onderstaande kolomdiagrammen is de leestijd uitgezet tegen de achtergrondkleur. In figuur 9A is dit te zien over de hele dataset en in figuur 9B is er een clustering toegevoegd met leeftijd.
Figuur 9A: gemiddelde leestijd tegen kleur
Figuur 9B: gemiddelde leestijd tegen kleur met leeftijdschaal.
In het eerste geval is er weinig variatie tussen de kleuren, bij de opsplitsing in leeftijd ontstaat er wel wat variatie. De deelhypothese leessnelheid wordt getest met een UNIANOVA (univariate ANOVA). In tabel 2 is het resultaat van de UNIANOVA te zien en ook dat kleur en dyslectie geen significante P waarde hebben. Dyslectie speelde bij deze leestaak voor de tijd geen rol. Block nummer (Blocknr) is significant wat aanduid dat leessnelheid word beïnvloed naarmate het experiment langer duurt. Tabel 2: Tests of Between-Subjects Effects Dependent Variable: log_tijd Source Corrected Model Intercept Landolt_C leeftijd Dyslectie Blocknr Strain comp.tijd Kleur Error Total Corrected Total
Type III Sum of Squares a 79,937 79,622 ,459 25,106 ,000 2,025 5,887 2,465 ,042 129,048 12883,683 208,984
df 10 1 1 1 1 1 1 1 4 1185 1196 1195
Mean Square 7,994 79,622 ,459 25,106 ,000 2,025 5,887 2,465 ,010 ,109
F 73,403 731,138 4,216 230,537 ,001 18,592 54,060 22,638 ,096
Sig. ,000 ,000 ,040 ,000 ,974 ,000 ,000 ,000 ,984
a. R Squared = ,382 (Adjusted R Squared = ,377)
Doordat kleur niet significant is, wordt de eerste deelhypothese leessnelheid gefalsificeerd. In dit deelonderzoek is dus geen verband gevonden tussen leessnelheid en achtergrondkleur. 10
3.3
Deelhypothese: Leesfouten
De tweede deelhypothese is: de achtergrondkleur is van invloed op het aantal leesfouten. In onderstaande kolomdiagrammen is het aantal leesfouten uitgezet tegen de achtergrond kleur. Deze kunnen ook negatief worden als er te veel A’s aangeslagen zijn. Dit komt doordat de 4 af en toe als A aangezien wordt. In figuur 10A is dit te zien over de hele dataset en in figuur 10B is er een clustering toegevoegd met leeftijdsgoepen.
Figuur 10A: aantal gemiste ‘A’ tegen kleur
Figuur 10B: aantal gemiste ‘A’ tegen kleur met leeftijdschaal.
In Figuren 10 A&B is er variatie waar te nemen tussen de kleuren, bij de opsplitsing in leeftijd wordt de variatie tussen de kleuren sterker. Dit zou mogelijk kunnen duiden op een trend. De deelhypothese leesfouten wordt getest met een UNIANOVA (univariate ANOVA). In tabel 3 is het resultaat van de UNIANOVA te zien en ook dat kleur en bloknummer geen significante P waarde hebben. Omdat Blocknr niet significant is heeft de duur van het experiment geen invloed op het aantal A’s dat gemist wordt. Dyslectie speel weldegelijk een rol op het aantal fouten. Bij het weglaten van dyslecten ontstaat er alleen een kleinere standaard deviatie. Om die reden zijn toch opgenomen in de UNIANOVA. Tabel 3: Tests of Between-Subjects Effects Dependent Variable:log_AA Source Corrected Model Intercept Landolt_C leeftijd Dyslectie Blocknr Strain comp.tijd Kleur Error Total Corrected Total
Type III Sum of Squares a ,913 ,602 ,037 ,013 ,515 ,002 ,067 ,171 ,010 3,686 8,850 4,599
df 10 1 1 1 1 1 1 1 4 1185 1196 1195
Mean Square ,091 ,602 ,037 ,013 ,515 ,002 ,067 ,171 ,003 ,003
F 29,344 193,528 11,846 4,027 165,726 ,737 21,468 54,900 ,807
Sig. ,000 ,000 ,001 ,045 ,000 ,391 ,000 ,000 ,520
a. R Squared = ,198 (Adjusted R Squared = ,192)
Doordat kleur niet significant is, wordt de tweede deelhypothese leesfouten gefalsificeerd. In dit deelonderzoek is dus geen verband gevonden tussen het aantal leesfouten en achtergrondkleur. 11
Dit model is ook uitgevoerd per participant. Dan blijkt dat als er op individueel niveau wordt gekeken de significantie van kleur toe kan nemen tot 0,077. Uiteraard is dit nog steeds niet significant en blijft deze dus ook op individueel niveau gefalsificeerd.
3.4
Hoofdhypothese: Leesprestatie
Omdat beide deelhypotheses gefalsificeerd zijn zal de hoofdhypothese ook gefalsificeerd worden. De Multivariate ANOVA (tabellen 4 en 5) laat zien dat de hoofdhypothese gefalsificeerd wordt. In tabel 4 zijn de niet relevante variabelen verwijderd, wel zijn ze in de analyse betrokken geweest. Tabel 4: Multivariate Testsc Effect Kleur
Pillai's Trace Wilks' Lambda Hotelling's Trace Roy's Largest Root
Value ,002 ,998 ,002 ,002
F ,358 a ,358 ,358 b ,677
Hypothesis df 8,000 8,000 8,000 4,000
Error df 2370,000 2368,000 2366,000 1185,000
Sig. ,942 ,942 ,942 ,608
a. Exact statistic b. The statistic is an upper bound on F that yields a lower bound on the significance level. c. Design: Intercept + Landolt_C + leeftijd + Dyslectie + Blocknr + Strain + comp.tijd + Kleur
Tabel 5: Tests of Between-Subjects Effects Source Corrected Model Intercept Landolt_C leeftijd Dyslectie Blocknr Strain comp.tijd Kleur Error Total Corrected Total
Dependent Variable dimension1 dimension1 dimension1 dimension1 dimension1 dimension1 dimension1 dimension1 dimension1 dimension1 dimension1 dimension1
log_tijd AA log_tijd AA log_tijd AA log_tijd AA log_tijd AA log_tijd AA log_tijd AA log_tijd AA log_tijd AA log_tijd AA log_tijd AA log_tijd AA
a. R Squared = ,382 (Adjusted R Squared = ,377)
Type III Sum of Squares a 79,937 b 5,757 79,622 3,634 ,459 ,258 25,106 ,096 ,000 3,257 2,025 ,006 5,887 ,470 2,465 1,041 ,042 ,047 129,048 20,658 12883,683 48,404 208,984 26,415
df 10 a10 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 4 4 1185 1185 1196 1196 1195 1195
Mean Square 7,994 ,576 79,622 3,634 ,459 ,258 25,106 ,096 ,000 3,257 2,025 ,006 5,887 ,470 2,465 1,041 ,010 ,012 ,109 ,017
F 73,403 33,022 731,138 208,476 4,216 14,817 230,537 5,503 ,001 186,803 18,592 ,349 54,060 26,943 22,638 59,741 ,096 ,673
Sig. ,000 ,000 ,000 ,000 ,040 ,000 ,000 ,019 ,974 ,000 ,000 ,555 ,000 ,000 ,000 ,000 ,984 ,611
b. R Squared = ,218 (Adjusted R Squared = ,211)
De Multivariate ANOVA laat zien dat de hoofdhypothese, achtergrondkleur is van invloed op de leesprestatie, gefalsificeerd is. Alle modellen zijn ook op individueel niveau bekeken. Bij een enkeling werd één deelhypothese significant. Bij de individuele Multivariate ANOVA werd kleur in geen enkel geval significant. 12
Hoofdstuk 4:
Discussie
Dit onderzoek heeft de hypothese onderzocht dat achtergrondkleur invloed heeft op de leesprestatie bij gezonden en dyslectische personen. Hierbij zijn onderzocht leessnelheid en leesfouten in 35 aangeboden pseudoteksten waarbij achtergrondkleuren wisselden. De resultaten die uit het onderzoek zijn voortgekomen bevestigen niet de hypothese ( Sectie 1.2 ): achtergrondkleur heeft invloed op de leesprestatie. De hypothese stelde dat leessnelheid en accuraatheid te beïnvloeden zijn door het veranderen van de achtergrondkleur achter een tekst op een computerscherm. In dit onderzoek is geen enkel verband gevonden tussen leesprestatie en achtergrondkleur. Op individueel niveau is er bij een enkeling een trend te vinden. Waar er in Wang, et al. (2007) nog wordt gesproken van een trend, waarbij lichtgeel een betere prestatie geeft dan andere kleuren, laat dit onderzoek zien dat er, gekeken naar alle proefpersonen tezamen, geen invloed is van de kleur. Een mogelijke verklaring voor het verschil kan zijn, dat er op papier weldegelijk invloed is en niet bij een beeldscherm. Dit zou mogelijk kunnen omdat een beeldscherm de kleuren maakt door het adaptief mengen van drie kleuren. Een tweede verklaring van het verschil kan zijn dat de hoeveelheid reflectie van licht dat het oog waarneemt per kleur verschilde. Hierdoor is er een verschil in contrast en is deze niet isoluminant. In Lin, (2005) wordt aangegeven dat dit contrastverschil een significante invloed zou kunnen hebben. Bij papier is het tevens ook erg moeilijk om alle kleuren isoluminant te krijgen, dit is veel gemakkelijker bij een beeldscherm. In Matthews, (1989) wordt geschreven dat kleur wel degelijk een significante invloed heeft bij lagere verlichting. Het verschil tussen onze resultaten kan voortkomen uit het feit dat er in zijn onderzoek geen rekening gehouden is met isoluminantie. Dat er geen rekening mee gehouden is leid ik af uit zijn procedure. Daarin wordt beschreven dat de participanten de lichtsterkte en het contrast zelf mochten instellen. Er is hierdoor een verschil zowel tussen de participanten. Ook kan er een verschil optreden tussen de lichtintensiteit van de verschillende kleuren. Bij het lichter of donkerder afstellen van het scherm veranderen de verschillende kleuren op een andere manier van lichtsterkte bij wat het oog waarneemt. Hierdoor treedt er verschil op in luminantie per kleur en is er geen sprake meer isoluminantie. Dit onderzoek toonde wel een verschil bij leeftijdstratificatie. In de literatuur wordt op verschillend niveau verschil gevonden met perceptie en vorderen van de leeftijd: Faubert, (2002) beschrijft effecten van leeftijd op visuele perceptie mn ten aanzien van “perceptual processing” en “working memory”. Hij concludeert: “ there are a number of perceptual abilities that diminish with age”. Owsley, (2010) Geeft in haar review een overzicht van het onderzoek over de effecten van leeftijd op zicht. Zij concludeert dat er weliswaar een te verwachten “progressive dysfunction” kan optreden met het vorderen van de leeftijd, echter meerdere “confounding factors” : “life style, genetic predisposition enviromental exposition”, beïnvloedden de verrichte onderzoeken, zij concludeert: “For this reason, there is little theoretical basis for assuming that a visual processing deficit demonstrated in a handful of older adults is in fact universal” Een leeftijdstratificering wordt daarbij niet gegeven en is in deze studie arbitrair gekozen. 13
Wanneer we kijken naar de verdeling van de kegeltjes van het oog zouden we verwachten dat we prestatieverschillen kunnen waarnemen bij rood en blauw. Dit omdat de verdeling van de 3 soorten kegeltjes ‘S’ ’M’ en ’L’ over het netvlies varieert alsook het aantal van elke soort. Zo kan rood bijvoorbeeld beter waargenomen worden door het oog. Met dat in gedachten, kijkend naar de data, valt op dat er bij rood en blauw een neiging is tot minder leesfouten. Dit blijkt verder niet significant te zijn. Maar of dit komt doordat het daadwerkelijk niet van significante invloed is of omdat er te onverzadigde kleuren zijn gebruikt is niet te zeggen. Er is in dit onderzoek namelijk geen rekening gehouden met de mogelijke invloed van de verzadiging van de kleur. Er is slechts gemeten met maar één intensiteit van onverzadigde kleuren. Of er een groter verschil kan ontstaan naarmate een kleur meer of minder verzadigd is, is nog niet bekend. Dit zou onderzocht kunnen worden met een vervolgonderzoek waar een meer verzadigd kleurpalet wordt gebruikt. Kijkend naar de deelresultaten op individueel niveau kan er gesteld worden dat er een enkeling is met een trend. Om zeker te weten dat er een trend is of dat deze onsignificant blijft zouden de participanten nog meer teksten moeten lezen om de meting betrouwbaarder te maken. Dit kan door de participant twee maal te laten komen.
14
Hoofdstuk 5:
Conclusie
Uit dit onderzoek kan geconcludeerd worden dat de hypothese, achtergrondkleur is van significante invloed is op de leesprestatie, verworpen kan worden. Daarnaast heeft dit onderzoek laten zien dat er op individueel niveau bij een enkeling in de deelhypothese een trend ontstaat van de invloed van achtergrondkleur. Omdat er in geen enkel geval in de Multivariate ANOVA een significant effect van kleur gevonden wordt, kan geconcludeerd worden dat achtergrondkleur op een LCD-scherm niet van invloed is op de leesprestatie bij de onderzochte groep.
15
Referentielijst Faubert, J. (2002). Visual perception and aging. Canadian journal of experimental psychology. Sep;56(3):164-76. Ishihara, S. (1960). Test for Colour-Blindness. 15e complete edition with 38 plates. H.K. Lewis Co. Ltd., London. Lin, C.-C. (2003). Effects of contrast ratio and text color on visual performance with TFT-LCD. International Journal of Industrial Ergonomics, 31, 65-72. Lin, C.-C. (2005). Effects of screen luminance combination and text color on visual performance with TFT-LCD. International Journal of Industrial Ergonomics, 35, 229-235. Matthews, M.L. (1987). The influence of colour on CRT reading performance and subjective comfort under operational conditions. Applied Ergonomics, 18.4, 323-328. Matthews, M.L. (1989). Visual performance with coloured CRT displays: research update. Applied Ergonomics, 20.1, 58. Owsley, C. (2010). Aging and vision. Vision Research. 2011 Jul 1;51(13):1610-22. Roufs, J.A.J. , Boschman, M.C. (1997). Text quality metrics for visual display units: 1. Methodological aspects. Displays, 18, 37-43. Wang, A.-H., Tseng, C.-C., Jeng, S.-C. (2007). Effects of bending curvature and text/background colorcombinations of e-paper on subjects’ visual performance and subjective preferences under various ambient illuminance conditions. Displays, 28, 161-166. Working committee World Medical Association (WMA), Declaration of Helsinki (2008). Ethical Principles for Medical Research Involving Human Subjects. Retrieved From: http://www.wma.net/en/30publications/10policies/b3/index.html.pdf
16
Appendix A
17