De felle met de rode baard
Reinaartprenten van Klaas Verplancke
Reinaart de vos Reinaart de vos is een icoon in de cultuurgeschiedenis. Hij is ontelbare keren geïnterpreteerd en in beeld gebracht door kunstenaars uit verschillende tijdperken en stromingen. In januari 2007 verscheen een nieuwe Reinaartuitgave in het jeugdfonds van uitgeverij Manteau. Nieuw, hoewel de tekst van Henri Van Daele in 1996 al in de reeks ‘Averbode klassiekers’ was verschenen. Maar Manteau heeft Van Daeles tekst opnieuw laten illustreren door Klaas Verplancke […]. Ik heb in de Reinaart-iconografie nog maar weinig illustraties gezien die zo sterk en toch zo eigenzinnig het wezen van de middeleeuwse tekst treffen. [...] (Naar Jen de Groeve, in De Leeswelp) De herdruk van Henri Van Daeles moderne vertaling van Reynaerts historie (na 1375) is ‘grappig en dubbelzinnig, knap en eigenzinnig, in de traditie en toch vernieuwend. Een schitterende verrijking voor de Reynaarticonografie. De prenten blinken uit door hun mooie kleuren en knappe invulling. Klaas Verplancke schiep Reinaarts kroonjuwelen.' (Naar Rik Van Daele, op de cover)
De tentoonstelling Deze tentoonstelling belicht het grafisch werk van Klaas Verplancke © en toont de tien prenten uit het boek Reinaart de vos. De felle met de rode baard van Henri Van Daele met prenten van Klaas Verplancke. Dit rondreizend project werd gecoördineerd door cultuurcentrum Ter Vesten in Beveren met de medewerking van illustrator Klaas Verplancke en vormgever Peer De Maeyer. Het sluit nauw aan bij de werking van diverse Wase intergemeentelijke samenwerkingsverbanden (o.a. het Intergemeentelijk Project Het Land van Reynaert en de Erfgoedcel Waasland). Meer info over het Reynaertverhaal o.a. op www.reynaertgenootschap.be www.trickyreynaertenco.be www.literatuurgeschiedenis.nl
2
Klaas Verplancke – de illustrator Klaas Verplancke (°Zwevegem, 1964) studeerde Publicitaire Grafiek en Fotografie aan het Hoger Sint-Lucasinstituut te Gent van 1982 tot 1986. Hij begon zijn professionele carrière als grafisch ontwerper in de reclamebureaus Iotta Communications (Gent) en Artex (Izegem) en schopte het daar tot Art Director. Zijn zelfstandige activiteiten begonnen met illustratief werk voor de tijdschriften van uitgeverij De Goede Pers (nu Averbode). In 1990 werd hij voltijds illustrator en ontwerper. Sindsdien, meer dan 100 boektitels en ontelbare losse bijdragen verder, werkt hij voor de belangrijkste uitgevers van boeken, kranten en tijdschriften in Vlaanderen, voor elk doelpubliek, van peuters tot volwassenen. Zijn werk verscheen intussen in meer dan 30 vertalingen, van China tot Canada en wordt regelmatig tentoongesteld. Hij werkt ook voor buitenlandse uitgevers, onder meer Casterman, La Martinière, Scholastic en Bajazzo Verlag. Sinds de dubbele bekroning met de prestigieuze Bologna Ragazzi Award/Special Mention 2001 voor zijn illustraties en de vormgeving van Ozewiezewoze (Ragazzi Award), een boek met Vlaamse kinderliedjes, en het zelfgeschreven Jot (Special Mention) werd hij ook internationaal bekend. Zijn werk valt de laatste jaren regelmatig in de prijzen. Hij werd genomineerd voor de Cultuurprijs van de Vlaamse Gemeenschap 2004 - Jeugdliteratuur. In 2005 was hij een van de vijf finalisten voor de prestigieuze Hans Christian Andersen Award for Illustration (ook wel de kleine Nobelprijs genoemd) en dit voor zijn hele oeuvre. Hij werkte samen met verschillende auteurs, waaronder Frank Adam, Pieter Aspe, Marc De Bel, Henri van Daele, Kolet Janssen, Dirk Musschoot, Red Zebrafrontman Peter Slabbynck en Marita De Sterck. Creatieve duizendpoot Verplancke is steeds op verschillende fronten actief. In opdracht van Stichting Lezen herwerkte hij voor de Jeugdboekenweek 2004 vier oude kinderliedjes, en eerder schreef hij een liedjestekst voor Vensters, een muzikaal prentenboek. Binnen Klaas Verplanckes oeuvre is er een evolutie in zijn rol als illustrator/(co-)auteur. Zoals blijkt uit interviews wil hij af van het idee dat illustratoren slechts gaatjesvullende tekenaars zijn. En dat illustraties alleen maar kinderen kunnen boeien vindt hij een te beperkende visie: illustratoren zijn in de eerste plaats vertellers. Gefascineerd door wat er niet staat kiest hij voor een duidelijk engagement via een prominente rol. Omdat hij het belangrijk vindt dat jonge en minder jonge illustratoren een forum krijgen, heeft hij in 2000 de VIC opgericht: de Vlaamse Illustratoren Club.
3
Klaas Verplancke over zichzelf 'Humor is bijvoorbeeld altijd iets wat kinderen aanspreekt. Kinderen lachen graag, hebben graag ontspanning en zien boeken dus als ontspanning. Ik zeg dus niet dat je geen emotionele of gevoelige thema's kan aanbrengen. Als je er creatief mee omspringt moet dat daarom niet altijd per se op een humoristische manier gebeuren. De hangbare techniek is wel via humor dingen makkelijker verteerbaar te maken. (...)’ interview in Exit © Antoine Declerck 'Schetsen doe ik in mijn hoofd. Als ik begin te tekenen, zit de tekening al kant-en-klaar te wachten. Wellicht leg ik daardoor mijn binnenkant bloot in mijn werk. Meestal teken ik één op één: ik wil dat een tekening afgedrukt wordt op hetzelfde formaat als ik haar heb getekend. De hapering mag gezien worden. Het blad is de spiegel van de ziel. De onvolmaaktheid mag te zien zijn. Er is niets mis met een beving of een aarzeling van de hand. Als die nog aanwezig zijn in je tekeningen, creëer je een betrokkenheid. Alle mensen kennen momenten van twijfelen, stoppen en herbeginnen. Het zoeken van de tekenaar raakt dat van de lezer. Zoeken is het plezantst voor de mens.(...)' interview in Kerk & Leven © Mark Vandevoorde ‘Illustreren wordt ook wel eens omschreven als ‘verluchten’, alsof ons werk alleen maar licht en luchtig mag zijn en er alleen maar toe dient om teksten makkelijker verteerbaar te maken. Tot die dienende rol wil ik me niet overgeven. Integendeel, inhoudelijk wil ik de lezer nog meer ruimte geven. Ik wil een stap verder gaan, van de lezer meer denkwerk vragen.’ (© ‘Tijdingen’, interview door Wim de Mont dec.2001) ‘Wat is een goede illustratie? Deze vraag is even moeilijk te beantwoorden als pakweg de vraag: wat is voor jou een lekker gerecht?. Op beide kan je namelijk hetzelfde antwoord geven: ik weet het niet. Ik vind het ene gewoon mooier/lekkerder dan het andere. Of: ik voel het gewoon zo aan. Het heeft vooral met gevoel en intuïtie te maken. […] Toch even mijn verlanglijstje dan: 1) een goede illustratie vertelt niet wat op, maar wat tussen de regels staat. Ze voegt toe, vult aan wat de tekst niet vertelt, interpreteert, fantaseert; 2) een goede illustratie heeft oog voor een gevarieerde en uitgekiende mise-en-scène. Kadrering, camerastandpunt, beeldsnit en compositie zoals in de strip- en filmtaal is essentieel. Ik hou van illustraties met een sterk ruimte- en dieptegevoel. Een illustratie moet er 'staan'; 3) mijn derde punt is sfeer door kleurgebruik, contrasten, licht-donkergebruik, en alles wat onder punt 2 valt. Daarom heb ik een voorkeur voor grovere schilder-, pastel- en potloodtechnieken of collage; 4) tenslotte zijn er de toetjes waar ik helemaal voor val: beheersing van de vorm en de anatomie, oog voor details en humor en fantasie.’ (© www.klaas.be)
4
Grensverleggende Reinaartillustraties Het is geen kinderspel wat er allemaal gebeurt in het verhaal van Reynaert. Bedrog, moord, geweldpleging, verkrachting. Het was in oorsprong geen verhaal voor kinderen, maar er zijn in de loop der jaren wel talloze kinderversies van gemaakt. De auteurs van deze uitgaven hebben in verband met het ‘kindonvriendelijke’ karakter van het verhaal een en ander opgelost door weg te laten wat voor een kinderhart al te gortig was, of door er een beetje van af te doen, of het wat omfloerster te zeggen. Vandaar dat Reynaert de moordenaar in veel kinderboeken Reintje de deugniet geworden is. De openingsprent Klaas Verplancke vindt dat hij niet moet tekenen wat er geschreven staat. En precies dat stukje weerbarstigheid zorgt ervoor dat deze Reynaertversie met zijn illustraties stukken boeiender is dan welke jeugdversie ook die eraan vooraf is gegaan. Neem bijvoorbeeld de openingsprent. Traditioneel tekent de illustrator van het Reynaertverhaal altijd de eerste scene: de hofdag van de koning. Elk dier mag zijn grieven komen vertellen en de koning zal recht spreken. Verplancke houdt zich echter niet bezig met het vertellen van het verhaal en in dit boek dan ook geen prent van de hofdag. De eerste prent is een beeld waarop simultaan (naar middeleeuws gebruik) een aantal van Reinaarts vuige praktijken zijn afgebeeld: hij heeft zich aan de vrouw van Isengrijn de wolf vergrepen - hoewel zij bijzonder welwillend was -, Reinaart heeft de jongen van Isengrijn op hun kop gepist en daardoor blind gemaakt, Cuwaart de haas bijna de keel overgebeten en Coppe de kip heeft hij effectief onthoofd. Diezelfde Reinaart zit devoot geknield in een priesterkleed en hij heeft een mijter op zijn hoofd. Een mijter met tandjes. Allemaal op die eerste prent, nog voor je met het verhaal begonnen bent. Wat je hier ziet volgt niet zozeer de gebeurtenissen in dit verhaal. Verplancke gaat recht op zijn doel af: hij tekent waar het hier in essentie om gaat: schijnheiligheid en bedrog in alle sectoren van de maatschappij. Hij doet dat in erg visuele symbolen, bijvoorbeeld die mijter. Je kunt je afvragen: verstaat een kind dit? Jazeker. Als volwassene ga je die prent analytisch, beschouwend bekijken en ga je op zoek naar de symboliek. Dat is niet de manier waarop een kind leest en kijkt. Kinderen vatten niet noodzakelijk de betekenis van een beeld, maar ze pikken meestal wel heel precies de sfeer ervan op, dus het dreigende en het bedrieglijke van de situatie zullen ze herkennen. En daarmee hebben ze wel de essentie van het beeld gevat. […] Verplanckes illustraties tonen veel Bosch-referenties maar in de meeste is de inspiratie een stuk minder direct en hij doet ook veel meer dan zomaar een beeld of 5
een tafereel ‘citeren’. Hij speelt met symbolen die Bosch gebruikte (bv. de uil), hij plaatst de oude symbolen in een nieuw kader of, andersom, brengt moderne elementen in een middeleeuwse context. Dat maakt dat zijn prenten vaak iets dubbelzinnigs hebben. Net als Bosch schildert hij zeer concrete uitbeeldingen van symbolische zaken, een bijzonder efficiënte manier om de achterliggende betekenissen van wat er uitgebeeld wordt aan het publiek mee te geven. In Bosch’ tijd was het merendeel van de mensen nog analfabeet, dus schilderde hij ‘verhalen’. Klaas Verplancke visualiseert op een soortgelijke manier het geschreven verhaal voor jonge tieners, die nog niet de leeservaring van de volwassene hebben. Daarbij heeft hij met Jeroen Bosch gemeen dat hij in zijn bijzonder concrete beelden toch altijd aan de anekdotiek voorbijgaat en het wezen van de mens in beeld brengt. Naar: Jen de Groeve, in Tiecelijn, 20 (2007). Henri Van Daele – de auteur Henri Van Daele (Zele 1946 – Kalken 2010) studeerde aan de Rijksuniversiteit Gent diplomatieke wetenschappen en pers- en communicatiewetenschappen. Hij begon al vroeg met het schrijven van cursiefjes (in totaal zo'n 900!), die werden gepubliceerd in een vijftiental kranten, weekbladen en tijdschriften in Vlaanderen en Nederland. Als schrijver voor de jeugd debuteerde hij in de reeks Vlaamse Filmkens, waarvoor hij een vijftiental nummers schreef. Hij was daarnaast ook bedrijvig als scenarioschrijver voor strips, als vertaler, copywriter en journalist. Zijn boeken voor de jeugd werden opmerkelijk vaak bekroond, o.a. in 1983 met de Driejaarlijkse Staatsprijs voor Jeugdliteratuur. Ze werden vertaald in het Duits, Frans, Engels, Deens, Noors, Spaans en Estlands. Henri Van Daele is erevoorzitter van het Nationaal Centrum voor Jeugdliteratuur, lid van de Vlaamse Vereniging van Letterkundigen, de PEN (internationale vereniging van schrijvers) en de Vereniging van Schrijvers voor de Jeugd en is vennoot van SABAM. Hij werkt fulltime als auteur sinds 1993. Op 2 november 2007 ontving Henri Van Daele het ereteken van Ridder in de Kroonorde. In 1996 publiceerde hij bij Altiora/Averbode (Averbode Klassiekers) een prozabewerking van de zogenaamde tweede Reynaert of Reynaerts historie. In 2007 werd dezelfde tekst uitgegeven met de prachtige illustraties van Klaas Verplancke in een vormgeving van Peer De Maeyer. Recent werd deze publicatie in het Chinees vertaald.
6
Peer De Maeyer – de vormgever Toen Peer De Maeyer ontdekte dat het onderwijsvak niet voor hem was weggelegd, werd hij door zijn vader Gregie op ambachtelijke wijze opgeleid tot boekenarchitect. Van vader op zoon. Dit ambacht beviel hem zo dat hij op 1 augustus 1996 zijn firma Peer bvba boven de doopvont hield. In de loop der jaren bekwaamde Peer zich autodidactisch in de kunst der typografie. In 2007 won hij de prestigieuze Plantin-Moretusprijs voor jeugdliteratuur met het boek Reinaart de Vos. ‘Het is vooral de zoektocht naar die ene perfecte letter, en de voldoening als je ze gevonden hebt. Het genot om dan met al die perfecte letters te kunnen spelen en er als het ware een letterschilderij mee te componeren dat andere mensen mooi vinden. Juist dat trekt me aan in dit vak.’ Plantin-Moretusprijs 2007 Het Plantin Genootschap en de Vlaamse Uitgevers Vereniging bekronen jaarlijks de best verzorgde boeken in Vlaanderen, met name die boeken die zich onderscheiden door hun verzorgde vormgeving, illustratie en grafisch-technische productie. De jury loofde het werk van illustrator Klaas Verplancke en vormgever Peer De Maeyer als volgt: ‘De grens tussen jeugd- en volwassenliteratuur lijkt soms te vervagen. Ook deze uitgave van het verhaal van de vos Reinaart is een boek tussen twee polen. Een frisse hertaling (van de twee Reinaartverhalen) van Henri van Daele in een even frisse (of net pseudo-archaïsche?) vormgeving maken van dit boek een klein monument. Klassieke zetspiegel, rijkelijke ornamentjes boven en onderaan de bladzijde, gedempte pastelkleuren voor de prenten van meesterlijk tekenaar Klaas Verplancke, zwarte band met goudopdruk, stofomslag met olijk nostalgisch patroon en gouden bandje… het zijn de ingrediënten van een oerdegelijk product. […] Een boek met een hoog ‘kulderzipkengehalte’, wat surreëel maar toch met de voeten op de Vlaamse bodem.’
7
Het Reinaartverhaal (volgens Klaas Verplancke) 1. Koning Nobel roept zijn hof bijeen De klacht van Isengrijn Cuwaart leert het credo Het pleidooi van Grimbeert De moord op Coppe 2. De boodschap van Bruun [Slecht bekomt het hem!] 3. De boodschap van Tybeert [En de pastoor pijnlijk in het kruis getast] 4. Reinaarts biecht aan Grimbeert, de das 5. Reinaart moet hangen Het complot tegen Nobel De schat van koning Ermenrike 6. Reinaart vertrekt op pelgrimstocht naar Rome [Dat zegt hij toch!] Bruun levert een stuk van zijn rug in Isengrijn en Hersinde moeten elk een paar schoenen uittrekken 7. Cuwaart, de haas, en Belijn, de ram doen Reinaart uitgeleide naar Malpertuus De moord op Cuwaart Een vreemde brief voor koning Nobel 8. Lapeel, het konijn, ontmoet een vreemde pelgrim Scerpenhebbe vermoord Nobel dreigt naar Malpertuus op te rukken De tweede biecht aan Grimbeert 9. Reinaart verschijnt voor de tweede keer voor het hof Waar zijn de drie juwelen? Het pleidooi van tante Rukenau 10. Het tweegevecht met Isengrijn
8