De eerste boeren Ongeveer tienduizend jaar geleden heeft men in het oosten van Turkije ontdekt dat korrels van bepaalde graansoorten opnieuw gezaaid konden worden. In korte tijd leverden deze granen genoeg voedsel op om lange tijd van te eten, bijvoorbeeld graanpap. Men hoefde niet meer rond te trekken en werd langzaam boer in plaats van jager-verzamelaar. Vooral tarwe en gerst bleken geschikt. Via Zuid-Europa kwam deze kennis naar ons land. Eerst in Limburg, later in Drenthe en de rest van ons land. Men ontdekte ook dat sommige dieren te temmen waren. De hond werd al gebruikt bij de jacht, maar later temde men ook geiten, schapen, varkens en runderen. Door dit vee in de buurt te houden hoefde men minder te jagen. Aardewerkpot.
Om het graan voor langere tijd te bewaren, werden van klei potten gemaakt en gebakken in vuur. Deze aardewerkpotten versierde men met een mooi patroon van lijnen. Archeologen noemen deze potten Bandkeramiek. Later maakten de boeren hun potten in de vorm van een trechter; Trechterbekers. Nog later werden er potten in de vorm van een klok gemaakt; Klokbekers. De eerste boeren bouwden stevige huizen van hout. Van boomstammen werd eerst een geraamte neergezet. Daarna werd met buigzame takken een muur tussen de stammen gevlochten. Deze werd met leem dichtgesmeerd, zodat als het gedroogd was de wind er niet meer doorheen blies. Dat hield de kou buiten. Op het dak bond men eerst dunne takken die vervolgens bedekt werden met riet. Men woonde met meerdere families in lange huizen. Men at en sliep rond het vuur of men vertelde er verhalen. In een hoek stonden de voorraadpotten. Een deel van het huis was met een hek afgesloten. Daar stond het vee in de winter.
De eerste boeren.
In een nederzetting stonden de huizen bij elkaar. Meestal aan de rand van het bos en bij een meertje of een rivier. Vlakbij lagen de akkers en graasde het vee. In de buurt stond misschien ook een hunebed. Dat was voor de boeren een gewijde plek waar ze hun doden begroeven. Voordat er gezaaid kon worden, kapte men eerst bomen en trok men de stronken uit. Daarna werd de grond losgewoeld met een eenvoudige ploeg; een eergetouw. De akkers waren niet groot. Om de akkers heen legde men een omheining aan, zodat de oogst niet vernield werd. Na twee of drie jaar moest men een nieuwe akker maken, omdat de grond onvruchtbaar geworden was. Op de oude akker liet men gras groeien voor het vee. Langzaam verdween het bos en verscheen er meer grasland.
-1000
8
Blokboek Geschiedenis 6
-500
Boerderij uit de steentijd.
0
500
1. Vul in: tarwe en gerst - Turkije - Limburg en Drenthe - de eerste boeren. had men ontdekt dat graankorrels gezaaid konden worden. In waren de meest geschikte granen. trokken niet rond, maar bleven op één plek wonen. woonden de eerste boeren. In 2. Jager-verzamelaars werden langzaamaan boer. Waarom begon men granen te zaaien? Waarom begon men dieren te temmen? 3.
Schrijf de antwoorden op. Om graan langer te bewaren, maakte men potten van De aardewerkpotten werden versierd met een mooi Archeologen noemen deze potten Later maakten de eerste boeren ook
. . . en
.
4. Hoe bouwden de prehistorische boeren een huis? Zet de zinnen met cijfers in de goede volgorde. Begin met 1. - Dunne takken op het dak binden. - Van boomstammen een geraamte neerzetten. - Leem opsmeren en laten drogen. - Met riet bedekken. - Met buigzame takken de muren vlechten. 5. Je leeft in de tijd van jagers en boeren op een boerderij. Je bent de hele dag bezig. Schrijf op wat je vandaag gedaan hebt. Gebruik deze woorden: geiten - graanpap - eergetouw - koeien - grasland - vuur. 6.
Zet een rondje om het juiste woord. Om een akker / weiland aan te leggen, kapte men eerst bomen. Met een stenen bijl / eergetouw werd de grond losgewoeld. Na een paar jaar was de akker grasland / onvruchtbaar geworden. Er verdween langzaam steeds meer bos / weiland.
1000
1500
2000 Blokboek Geschiedenis 6
9
De Romeinen in ons land De eerste keer dat de bewoners van ons land kennismaakten met de Romeinen, was toen Julius Caesar met zijn legers orde op zaken kwam stellen. Hij kwam vanuit Italië richting het huidige Frankrijk, dat toen Gallia genoemd werd. Verder naar het noorden heette het gebied Belgica. Volgens Julius Caesar woonden hier de dapperste stammen. Binnen een paar jaar had Julius Caesar de stammen in Gallia en Belgica verslagen. De meeste stammen besloten met de Romeinen samen te werken. Toen Julius Caesar klaar was, ging hij terug naar Rome. Hij wilde alleenheerser van het Romeinse Rijk worden. Maar uiteindelijk werd hij door jaloerse en bange senatoren vermoord. De Romeinen versloegen hun vijanden dankzij sterke legers die zij legioenen noemden. Elk legioen bestond uit zesduizend man. Legaten en tribunen hadden de leiding over het legioen. De centurio gaven bevelen aan de legionairs. Verder waren er wachters, vaandeldragers en hoornblazers. Er reisden ook mannen en vrouwen mee die voor het eten zorgden of allerlei reparaties verrichtten. Mannen uit de overwonnen stammen konden als hulpsoldaat te paard dienen. Elk legioen had een nummer en naam. Het legioen X Gemina was lange tijd in Nijmegen gelegerd.
Julius Caesar.
Een legioen verbleef in een legerkamp. In ons land zijn in Nijmegen en Voorburg legerkampen gebouwd. De Romeinen noemden een legerkamp een castra. Een kleiner fort heette een castellum. Ook daarvan zijn in ons land op veel plekken resten gevonden. Na Julius Caesar zijn in ons land nieuwe stammen gekomen: de Bataven, de Cananefaten en de Taxandiërs. Ten noorden van de Rijn woonden de Friezen en de Chauken.
Friezen
zen
Chauken
Frie
zee ord
n te Bataven
Ca
na
ne
fa
Toch lukte het de Romeinen niet om Germania, zoals zij het huidige Duitsland noemden, te veroveren. De rivier de Rijn bleef de grens van het Romeinse Rijk.
Romeinse soldaten.
No
De meeste stammen werkten met het Romeinse leger samen. Die hulp konden de Romeinen goed gebruiken, want ze wilden ook het gebied aan de overkant van de Rijn veroveren. Bataven dienden met hun paarden als hulpsoldaat in het leger. Ze vochten in andere delen van het rijk. Friezen hielpen een legioen langs de noordkust te varen om de Chauken aan te vallen.
Taxandiërs
Nederland rond het jaar 100 n.Chr.
-1000
12
Blokboek Geschiedenis 6
-500
0
500
1. Vul in: senatoren - Julius Caesar - Rome - Belgica kwam naar het noorden om orde op zaken te stellen. de dapperste stammen. Volgens hem woonden in alleenheerser worden. Hij wilde in vermoord. Uiteindelijk werd hij door bange en jaloerse 2.
Zet een rondje om het juiste woord. Het Romeinse leger werd castra / legioen genoemd. De bevelen werden gegeven door de centurion / senator. Een legerfort heette een castellum / legionair. Het lukte het Romeinse leger niet om Gallia / Germania te veroveren.
3. Wie zegt het? Vul bij elke uitspraak de juiste naam in. bataaf Fronto - legionair Pulus - kokkin Mattua - tribuun Antonius : “Gisteren zijn wij teruggekomen van een verkenningstocht.” : “Met mijn paard ben ik helemaal in het land van de Picten geweest.” : “Ons legioen X Gemina is gelegerd in het castra Noviomagus .” : “Vandaag krijgen de mannen soep met brood.” 4. Zet een kruisje voor het juiste antwoord. Het Romeinse leger werkte samen met de veroverde stammen, want: men wilde ook het gebied aan de overkant van de Rijn veroveren. men wilde van de stammen nieuwe technieken leren. De Bataven werkten met het Romeinse leger samen, want: men kon als hulptroepen in het Romeinse leger dienen. men kon zo door het hele Romeinse Rijk heen reizen. 5. Bekijk het kaartje van Nederland rond het jaar 100 n.Chr. Schrijf de juiste antwoorden op. woonden in het noorden en westen van ons land. woonden in het midden, bij de grote rivieren. woonden ten westen van de Bataven woonden op de zuidelijke zandgronden woonden in het noordoosten. 6. Bekijk het maar. Zoek op internet naar afbeeldingen uit de tijd van Grieken en Romeinen. Wat heb je ontdekt? Schrijf het op een blaadje.
1000
1500
2000 Blokboek Geschiedenis 6
13
Een nieuw geloof In ons land waren er eerst nog geen kerken, maar rond het jaar 380 was in Tongeren ene Servatius bisschop. Er wordt verteld dat Servatius in een visioen zag dat zijn stad verwoest zou worden. Hij moest naar Maastricht gaan om daar bisschop te worden. In Maastricht overleed hij al na een paar jaar en werd buiten de stad begraven. Al snel vonden er wonderen plaats. Servatius werd daarom heilig verklaard en boven zijn graf bouwde men de Sint-Servaaskerk. Deze staat er nog steeds. Naast kerken kwamen er kloosters. Hier woonden monniken of nonnen. In de kapel van het klooster baden zij elke dag een paar keer tot God. Daarnaast werkten ze voor de gemeenschap. Ze verzorgden zieken en hielpen arme mensen. Bij een klooster kon je altijd terecht voor hulp. Kloosters bewaarden ook oude Romeinse geschriften en christelijke boeken. Monniken schreven deze over, zodat andere kloosters of kerken ze ook konden bezitten om kennis uit te halen.
Sint Servaas kerk in Maastricht.
De Friezen, die nog steeds in het noorden van ons land woonden, geloofden in de oude Germaanse goden als Wodan, Donar, Tyr en Freya. Rond het jaar 700 kwamen monniken uit Engeland naar hen toe om over het christelijke geloof te vertellen. In het jaar 690 kwam de monnik Willibrord als bisschop van de Friezen, met een aantal helpers naar Utrecht. Willibrord liet op de plek van de huidige Dom een kerk bouwen en werkte samen met de Friese koningen. Toch lukte het hem niet om ze te bekeren. De monnik Bonifatius was door de paus aangesteld als missionaris en reisde door het gebied van de Friezen. Ook hij had grote moeite om de Friezen te bekeren. In 754 werd hij zelfs door hen vermoord. Inmiddels was ten zuiden van het Frankische rijk een leger van Arabische strijders gekomen. Zij waren moslims die hun geloof, de islam, kwamen brengen. Deze opdracht hadden zij meegekregen van de profeet Mohammed. Hij leefde rond het jaar 610 in de stad Mekka.
Bonifatius.
Als profeet vertelde Mohammed de boodschap van Allah. Steeds meer mensen werden moslim. Ook lukte het Mohammed om vrede te stichten tussen de verschillende stammen in Arabië. Toen hij stierf zette zijn opvolgers zijn werk voort. In korte tijd veroverden de moslims een groot deel van het MiddenOosten en Noord-Afrika om zo de islam te verspreiden. Ze kwamen in het jaar 711 naar Europa, maar het is ze niet gelukt om het Frankische leger te verslaan. Ze bleven wel nog eeuwenlang in Spanje en stichtten daar een koninkrijk.
-1000
22
Blokboek Geschiedenis 6
-500
0
Een Arabische strijder.
500
1. Wat gebeurde er in het heilige leven van Servatius? Zet de zinnen met cijfers in de goede volgorde. Begin met 1. - Servatius gaat naar Maastricht om daar bisschop te worden. - Servatius is bisschop van Tongeren. - Servatius wordt heilig verklaard, omdat er wonderen boven zijn graf plaatsvinden. - Servatius overlijdt na een paar jaar en wordt buiten de stad begraven. - Servatius krijgt een visioen dat Tongeren verwoest wordt. 2. Vul in: in een klooster - monniken - in de kapel - nonnen. woonden monniken of nonnen. baden ze daar dagelijks tot God. verzorgden zieken of hielpen de armen. schreven oude Romeinse geschriften over. 3.
Zaterdag is vernoemd naar de Romeinse god Saturnus. Welke Germaanse goden zijn naar de andere dagen vernoemd? Trek een lijn. Wodan • • Donderdag Freya • • Dinsdag Tyr • • Vrijdag Donar • • Woensdag
4. De Friezen geloofden nog in oude Germaanse goden. Waar kwamen de monniken vandaan om hen te bekeren? Wie waren de monniken die hen kwamen bekeren? 5.
Zet een rondje om het juiste woord. Ten zuiden van het Frankische rijk waren Friese / Arabische strijders gekomen. Het waren moslims / christenen die hun geloof kwamen brengen. Deze opdracht hadden ze gekregen van de profeet Mohammed / Bonifatius. Hij leefde in het jaar 610 in de stad Jeruzalem / Mekka.
6. In Spanje stichtten de Arabische strijders een koninkrijk. Waar kwamen ze vandaan? Waarom kwamen ze naar Spanje?
1000
1500
2000 Blokboek Geschiedenis 6
23
Overal komen er steden In het graafschap Vlaanderen ontstonden in de 12e eeuw rond de kastelen van Gent en Brugge belangrijke steden met markten. Boeren uit de omgeving hielden schapen, omdat het land niet geschikt was voor graan. Graan kwam uit een ander gebied. In ruil voor graan verhandelde men wol en laken. Laken is een stof uit wol waar warme kleding van gemaakt werd. Brugge werd in korte tijd een grote stad. Het lag goed bereikbaar voor zeeschepen, zodat het laken makkelijk naar Italië vervoerd kon worden. In Italië waren veel meer steden en handelaren daar hadden wel interesse in deze mooie stof. Italiaanse kooplieden kwamen zelfs in Brugge wonen om hun zaken te regelen. Ook Duitse handelaren kwamen naar Brugge. In Vlaanderen moest namelijk steeds meer graan ingevoerd worden en dit kwam uit Noord-Duitsland en het Oostzeegebied. De wol voor het laken kwam voortaan uit Engeland. Dat was goedkopere en betere wol.
Middeleeuwse huizen in Brugge.
Rijke inwoners van steden in Vlaanderen, Brabant en Holland wilden meer te zeggen hebben over hun eigen stad. De graaf of hertog was de baas, maar deze kon niet overal aanwezig zijn. Daarnaast had elke stad haar eigen belangrijke zaken en problemen die de inwoners zelf wilden oplossen. In ruil voor geld kregen de stedelingen, in die tijd poorters genoemd, stadsrechten van de graaf of hertog. Stadsrechten worden ook wel privileges genoemd. De poorters mochten voortaan een eigen stadsbestuur hebben. Men mocht in plaats van de graaf of hertog rechtspreken over de inwoners. En om zich te beschermen kon men een stadsmuur bouwen. Ook mocht men tol of belasting heffen.
Een oorkonde met privileges.
Een stad werd bestuurd door de schout en de schepenen. Zij bepaalden de stadswetten, de keuren. Ook spraken ze recht over ruzies en misdaden. De schout werd door de graaf of hertog als zijn plaatsvervanger aangesteld. De rijke inwoners van de stad kozen uit hun midden de schepenen. Later kregen gewone stedelingen ook invloed op het stadsbestuur. Vertegenwoordigers van hen zaten in de vroedschap, een soort gemeenteraad. Een middeleeuwse stad kende ook een burgemeester, soms wel twee of drie. De burgemeesters moesten, anders dan nu, zorgen voor het onderhoud van het stadhuis, de stadsmuur, de poorten en de burcht. Zij beheerden daarom de geldkist van de stad. Poorters.
-1000
28
Blokboek Geschiedenis 6
-500
0
500
1. In de 12e eeuw ontstonden in Vlaanderen twee belangrijke steden. Welke twee steden waren dat? Welke goederen werden er vooral verhandeld? 2.
Schrijf de antwoorden op. Brugge lag goed bereikbaar voor Het laken kon zo makkelijk naar Italiaanse kooplieden kwamen in Duitse handelaren verkochten er
. vervoerd worden. wonen. en Engelsen leverden
.
3. Noem vier stadsrechten die een stad kon krijgen. 1. 2. 3. 4. 4. Vul in: Privileges - Keuren - Schout - Vroedschap. : een ander woord voor stadsrechten. : een soort gemeenteraad van de middeleeuwse stad. : de plaatsvervanger van de graaf of hertog. : stadswetten. 5. Zet een kruisje voor het juiste antwoord. Rijke poorters wilden meer over hun eigen stad te zeggen hebben, want: elke stad had haar eigen belangrijke zaken of problemen. de graaf of hertog woonde niet in hun stad. De graaf of hertog gaf de poorters stadsrechten, want: hij kreeg er geld voor en dat had hij nodig. hij kon toch niet overal aanwezig zijn. 6.
Een burgemeester in een middeleeuwse stad had andere taken dan de burgemeester tegenwoordig. Kun jij een paar taken noemen? Burgemeester in de middeleeuwse stad:
Burgemeester in de stad van de 21e eeuw:
1000
1500
2000 Blokboek Geschiedenis 6
29