–
De eerste zendingsreis van Paulus
Door: Auke-Willem Kampen
–
Voorwoord Dit is een verslag van de eerste zendingsreis van Paulus. Een nummering die niet door de reiziger, Paulus, noch door de beschrijver, Lucas zijn aangebracht. Strikt gesproken zou men kunnen beargumenteren dat zijn evangeliebediening in Cilicië zijn eerste zendingsreis was geweest. De nummering is later toegevoegd. Toch vormt deze eerste reis, die begint en eindigt in Antiochië in Syrië, wel een duidelijk afgeronde episode. De reis, die ook wel eens de 'zendingsreis naar de Galaten' wordt genoemd, begon ergens tussen het jaar 45 en 47 en duurde vervolgens zo'n twee jaar. Over land moesten Paulus en Barnabas lange afstanden te voet afleggen.
1. Antiochië in Syrië (Handelingen 13: 1-3) De kerk vindt haar begin in Jeruzalem, maar in de tijd van de apostelen werd Antiochië, welke ruim 500 kilometer ten noorden van Jeruzalem lag, belangrijker. Antiochië was een middelpunt van aanhangers van de 'Nieuwe Weg'. Ze werden door de inwoners van deze stad erkend en voor het eerst 'christenen' genoemd (Hand. 11:26).. Op 20 kilometer afstand van de Middellandse zee, bij de groene hellingen van de berg Silpius en aan de zuidelijke oever van de Orontes, ingesloten tussen de uitlopers van de Amanus in het noorden en de Casius in het zuiden, vinden we deze hoofdstad van het rijk der Seleuciden. Het was een stad met ongeveer 300.000 inwoners, wat haar tot de derde stad van het Romeinse rijk maakte. Samen met16 andere steden droeg zij de naam ‘Antiochië’ de naam van de Seleudische vorsten in herinnering brengend. Van west naar oost was een zuilengalerij van vier rijen marmeren pilaren, waartussen drie straatwegen waren aangelegd. Een 2e zuilengalerij begon bij het Orontes-eiland in het noorden en liep naar het zuiden. En zo was de stad verdeeld door een reusachtig witblinkend marmerkruis in vier wijken (zie voor een stadsplattegrond Bijlage 1: Stadskaart van Antiochië). Antiochië was voor de verspreiding van het evangelie een belangrijke stad. In de eerste plaats kende het een etnische diversiteit van Romeinen, Grieken, Syriërs en Joden. Hierdoor kon de veelkleurigheid en het universalisme van het evangelie alle ruimte krijgen. In de tweede plaats werd het de eerste stad van waaruit de kerk zending ging bedrijven. Al Paulus' zendingsreizen begonnen in Antiochië. En hier in Antiochië maakte de Heilige Geest heel goed duidelijk dat Hij het was die Barnabas en Paulus riep en uitkoos uit een groep profeten en leraars. Er werd een duidelijk rangorde neergezet, waarbij Barnabas nadrukkelijk voorop werd gezet. Barnabas was de leider en Paulus de metgezel. Met handlegging en gebed werd het tweetal toegerust. Paulus werd hier, in het boek Handelingen, nog Saulus genoemd.
2. Seleucië (Handelingen 13: 4) Na een korte reis kwamen ze aan in deze havenvesting (ook wel Seleucia-Pieria genoemd) aan de Syrische kust, ten noorden van de monding van de rivier de Orontes. Ze lag op een rotsachtig voorgebergte, uitlopers van het hoogland Pieria, op de lage hellingen van de berg de Musa Dag en was gebouwd door Seleukus I Nikator, de eerste vorst der Seleuciden. Beneden de stad lag de kleine haven al-Mina, welke diende als haven voor Antiochië, dat twintig kilometer verderop aan dezelfde rivier lag. Vanuit Seleucië was de reis van ongeveer 100 kilometer naar Salamis makkelijk te maken.
–
3. Salamis (Handelingen 13: 5) Salamis lag op de oostkust van het eiland Cyprus, het vaderland van Barnabas (Handelingen 4: 36). Het eiland stond onder Romeins bestuur. De naam betekent zoveel als 'vredestad' of 'heilstad'. In deze stad was een aanzienlijke joodse gemeenschap. Bijgestaan door Johannes Marcus, bleven Barnabas en Paulus hier voorlopig binnen de joodse kring.
4. Pafos (Handelingen 13: 6-12) Na een reis in westelijke richting over het eiland, kwam het drietal aan bij de zuidwestkust. Volgens Plinius hebben ze tijdens deze trip in vijftien andere bevolkingscentra onderweg vertoefd. Met dit Pafos wordt het nieuwe Pafos bedoeld, dat op vijftien kilometer afstand lag van de oude stad, die was verwoest door een aardbeving in 15 voor Christus en welke het middelpunt was geweest van de eredienst voor Venus of Aphrodite (haar beruchte heiligdom stond boven op de hoogte van Amathus), met haar vele zedeloze uitspattingen. Het werd ook wel eens Sebaste of Augusta genoemd. Sinds keizer Augustus was het de zetel van de Romeinse stadhouder die de titel proconsul voerde. De stad Pafos was dus in politiek en in godsdienstig opzicht een middelpunt. In Pafos ontmoetten ze de Joodse magiër Barjezus (strikt genomen spreekt dat elkaar tegen, net als een 'christelijke dief', aangezien tovenarij officieel uitgebannen was door het Judaïsme), welke behoorde tot de kring van de stadhouder (pro-consul), Sergius Paulus. Deze wordt een verstandig man genoemd. Hij wilde op de hoogte worden gebracht van de prediking van Barnabas en Paulus. Wellicht stond hij open voor Joodse ideeën. Vooral met zo'n grote Joodse bevolking onder zijn gezag, zal hij zich wel bewust zijn geweest van hun onderwijs en gewoonten. Toen het tweetal dit wilde uitleggen, werden ze door Barjezus (Elymas) behoorlijk tegengewerkt. (Het woord 'Elymas' betekent volgens Lucas zoveel als 'tovenaar'. De naam kan een Arabische (ālīm: de wijze) of Aramese (alīma: de machtige) achtergrond hebben.) Hij probeerde de stadhouder van het geloof af te houden. Paulus werd kwaad op hem en de magiër werd gestraft met tijdelijke blindheid die ogenblikkelijk intrad. Deze actie leidde ertoe dat de stadhouder tot geloof kwam (volgens de katholieke kerk is hij later bisschop van Narbonne geworden). Let wel: hij was verbaasd door het 'onderwijs', niet over het wonder. Tekenen van het bovennatuurlijke schijnen niet ongebruikelijk geweest te zijn in de oude wereld; helder onderwijs zonder compromissen was zeldzamer. Hier, in Pafos werd Saulus voor het eerst met de naam Paulus beschreven. Paulus was geboren als Romeins burger en had naast zijn Hebreeuwse naam, Saulus (Hebreeuws: 'gevraagde' of 'begeerde'), naar alle waarschijnlijkheid ook een Latijnse familienaam: Paulus (Latijn: 'de kleine'). Het is wel denkbaar dat hij die is gaan gebruiken toen hij zich met zijn verkondiging definitief in de Grieks-Romeinse wereld begaf. Eerst de Jood en dan ook de Griek (Romeinen 1: 16).
5. Perge in Pamfylië (Handelingen 13: 13) Nadat ze per schip van Pafos de reis van ongeveer 275 kilometer hadden gemaakt, kwamen ze weer aan bij het vaste land, in Klein Azië. Perge lag dertien kilometer ten noorden van de havenplaats Attalia, waar ze vanuit Cyprus mogelijk geland zullen zijn. Al is het ook mogelijk dat ze via de rivier de Kestros (Cestus) rechtstreeks naar Perge zijn gereisd. Perge was een stad op een heuvel of acropolis. Een typisch Hellenistische-Aziatische stad en hoofdstad van Pamfylië. De trots van de stad was het heiligdom van Artemis, de koningin van de stad, de godin die in het gedicht van Callimachus belijdt dat zij Perge liefheeft boven alle andere steden.
– De leiderschapsrol werd hier nu omgedraaid. Waar eerst Barnabas de leider van het gezelschap was, werd het nu Paulus. Vanaf hier keerde Johannes Marcus terug naar Jeruzalem, waar zijn moeder woonde. Lucas vermeldt niet waarom. Toch lijkt iets ernstigs dit vertrek te hebben veroorzaakt, want het was niet bepaald een reis om zonder goede reden te maken: meer dan 1600 kilometer over land terug naar Jeruzalem, of 965 kilometer over zee via Cyprus. Misschien was Marcus bezorgd dat Saulus steeds vaker zijn Romeinse naam Paulus gebruikte en werkte onder heidenen; het kan zijn dat hij bezwaar had dat Paulus de leiding van de groep had overgenomen van zijn neef Barnabas. Paulus zag Marcus' vertrek echter eenvoudig als deserteren, een verzaken van zijn plicht. Dit vertrek van Johannes Marcus zou later, in Handelingen 15: 37-38 een twistpunt worden tussen Paulus en Barnabas, toen ze opnieuw een reis wilden ondernemen, al zien we in Kolossenzen 4: 10 en 2 Timotheüs 4: 11 dat het ook weer in orde is gekomen, want als Paulus daar in Rome gevangen zit, is Marcus bij hem. Het is niet ondenkbaar dat er een groter gezelschap is overgebleven dan Paulus en Barnabas, aangezien er sprake is van 'het gezelschap van Paulus' (hoi peri Paulon). Misschien mensen die samen met de stadhouder tot geloof zijn gekomen en die zich vervolgens bij Paulus en Barnabas hebben aangesloten. De keuze van Paulus om naar het hoogland te vertrekken, wordt wel eens toegewezen aan het idee dat Paulus leed aan een aanval van malaria, die hij in het moeras van Tarsus had opgedaan en die nu weer begon in het afmattende klimaat van de kustvlakte. Ook wordt wel gedacht dat zijn gezichtsvermogen werd beschadigd in de moerassen van Pamfylië. Dit is gebaseerd op Galaten 4: 13-15. Maar deze zaken zijn moeilijk met zekerheid te zeggen. Om de volgende stad, Antiochië, te bereiken, moesten Paulus en Barnabas een hoogvlakte bestijgen, die meer dan duizend meter boven de zeespiegel lag. Sommige onderzoekers menen dat de weg ten noorden van Perge in de Romeinse tijd onbegaanbaar was en het zou de reizigers ook erg ver naar het westen hebben gevoerd. Een reis tussen twee meren door over een afstand van ongeveer 160 kilometer over ruw terrein wordt algemeen aangenomen. Naar deze reis zou Paulus dan ook verwijzen in 2 Corinthe 11: 26 en 27. Het is ook mogelijk dat zij naar het oosten gereisd zijn, langs de grote hoofdweg die Efeze en Tarsus verbond, tot aan Side, een grote handelshaven, en vandaar naar het noorden via de oude straatweg over de Taurus, die door Akseki en ten oosten van het Beysehir-meer loopt.
6. Antiochië in Pisidië (Handelingen 13: 14-52) Er waren, zoals al eerder genoemd, veel steden die de naam Antiochië droegen. Eigenlijk is de benaming 'in Pisidië' niet helemaal correct. De stad lag namelijk niet in het Pisidische, maar in het Frygische gebied. Correcter zou zijn: Het Antiochië dat tegen Pisidië lag. Voor de Romeinen lag Antiochië in het zuidelijke deel van de provincie Galatië, tussen Yalvac en Aksehir in aan de voet van de Sultan Dagh. Het was een kolonie (Colonia Caesarea), die onder rechtstreeks Romeins bestuur stond. Het was een heilige stad, gewijd aan de dienst van een inheemse mannelijke godheid der Lydiërs, genaamd Menes of Lunus. Boven de stadspoort stond het beeld van die godheid. Het was een afgelegen stad, waardoor de komst van twee vreemdelingen waarschijnlijk ook niet onopgemerkt bleef. Uit inscripties blijkt dat er in de 1ste en 2de eeuw na Christus verschillende Sergii Pauli in deze stad hebben gewoond. Misschien is de stad door de stadhouder van Cyprus, die dezelfde familienaam droeg, als reisdoel gesuggereerd. Maar in de stad bevond zich ook een joodse gemeenschap. Dus gingen Barnabas en Paulus op sabbat naar de synagoge, waar ze uitgenodigd werden om te spreken. Hier hield Paulus een in handelingen breed uitgemeten toespraak.
– – Van de verkiezing van de vaderen tot Saul en van David naar de Heer Jezus. Via een korte samenvatting vanaf Egypte, via onder andere de richters, David en Johannes de Doper komt Paulus uit bij Jezus, als Gods Messias, de Redder. De eerste fase van zijn prediking ging over de werkzaamheid van God in de voorziening van het land. Een land waar ze vandaan werden gehouden in Egypte. – De Heer Jezus, Zijn veroordeling, dood en opwekking. Het tweede deel van de prediking gaat over Gods Zoon, zoals wij Hem leren kennen in het Nieuwe Testament. Paulus laat hier ook zien niet alleen de inhoud van de Joodse wet en geschiedenis te kennen, maar dat hij ook wijsheid en inzicht van God had ontvangen om die kennis toe te passen, wat nog wel eens ontbrak bij de meeste wetgeleerden. – De verkondiging van de belofte. De preek eindigde met een vriendelijke oproep: 'Broeders, alleen door Jezus kunnen iemands zonden vergeven worden'. 'Een ieder die gelooft', was een opmerkelijke uitspraak in een Joodse synagoge; hierdoor ging plotseling de deur open voor andere bewoners van de aarde dan van één enkel volk. – Tot slot een waarschuwing. Het vorige deel zou een mooie afsluiting zijn geweest. Maar Paulus heeft rondgekeken en verwacht een reactie op zijn toespraak. Hij besluit daarom zijn toespraak met een ernstige vermaning uit het Woord voor iedereen die het aanbod van genade afwijst. Want als ze dit afwijzen, zal het woord van de profeet Habakuk aan hen vervuld worden (Habakuk 1: 5). Dit vers verkondigt de situatie aan van de ondergang van de staat Israël. Zo zal het ook met hen kunnen gaan. Vrijwel al deze punten, zoals ze uit Handelingen 13 tot ons komen, weerklinken ook in de brief aan de Galaten. Christus wordt voorgesteld als Degene Die geleden heeft en gekruisigd is (Galaten 3:1). Uitgaande van de Zuid-Galatië theorie, die aangeeft dat de brief aan de Galaten bestemd is voor de gemeentes die Paulus en Barnabas tijdens deze eerste zendingsreis aandeden, kunnen we alvast een blik in de toekomst werpen. Paulus schrijft hierin namelijk aan een groep kerken in Galatië (Galaten 1: 2) nadat zij het Evangelie hebben ontvangen en ook weer hebben verlaten (Galaten 1: 6). Het nieuwe evangelie dat zij hebben omhelsd, is in het geheel geen Evangelie (Galaten 1: 7). Het ware Evangelie is het Evangelie van Christus, dat door Paulus tot hen gekomen is en dat zij hebben omhelsd (Galaten 1: 12). Toen ze na afloop naar buiten liepen, werd er bij hen op aan gedrongen dat zij de volgende sabbat weer verder zouden spreken. De week daarop kwam bijna de hele stad samen. Maar de leiders werden jaloers en begonnen tegen de boodschap in te gaan. Ze liepen het risico dat ze hun status en invloed kwijt zouden raken. Ondanks Paulus' waarschuwing voor zulk gedrag werden beledigingen naar hem geroepen en werd zijn onderwijs bespot. Paulus en Barnabas reageerden op deze aanval door erop te wijzen dat ze, wanneer de Joden het goede nieuws niet aan wilden nemen, direct naar de heidenen zouden gaan. God gebruikte Jesaja 49: 6 om hen te roepen voor de heidenen en ze wilden niet ongehoorzaam zijn. Deze uitspraken werden een werkmethode voor Paulus en zijn zendingsteam: eerst naar de Joden, dan naar de heidenen. Hij volgde deze strategie in alle plaatsen die hij bezocht. Ze bleven dan ook het evangelie in Antiochië verkondigen. En met effect. Het Woord van God verspreidde zich over het hele gebied. Helaas leidde het wel tot een breuk met de synagoge. Maar het Woord van God werd door de heidenen met blijdschap ontvangen. Uiteindelijk moesten Paulus en Barnabas toch vluchten voor de vervolging. Ze werden uit het gebied van Antiochië gezet. Ze wilden vervolgens ook niets meer te maken hebben met die stad en schudden het stof van hun voeten. Maar God bleef en de leerlingen die in Antiochië waren gemaakt werden met vreugde en heilige bezieling vervuld.
– Het is goed mogelijk dat de brief van Paulus aan de Galaten ook voor de christenen van Antiochié en de steden Ikonium, Lystre en Derbe bestemd is geweest.
7. Ikonium (Handelingen 14: 1-7) Via de grote heirweg (Via Sebaste, de Keizerstraat), die Klein-Azië van oost naar west doorsneed, kwamen ze terecht in Ikonium. Een belangrijke handelsstad, gelegen op een knooppunt van vijf wegen, midden tussen boomgaarden. Dit belangrijke handelscentrum, dat zowel door joden als heidenen druk bezocht werd, lag ongeveer 140 kilometer ten zuidoosten van Antiochië. Het is niet helemaal duidelijk of het nou tot Frygië of Lykaonië behoorde. De mannen van Ikonium waren trots op de geschiedenis van hun stad: zij bestond reeds voor de zondvloed en werd daarna weer opgebouwd. Prometheus zou in plaats van de verdronken mensen weer nieuwe uit leem gemaakt hebben. Daarom meenden de Ikoniërs dat de naam van hun stad was afgeleid van het woord eikōn = beeld. Keizer Claudius had deze stad aan romeinse veteranen gegeven; daarom noemden zij de stad Claudikonium, maar een kolonie was zij waarschijnlijk pas sinds Hadrianus, dus in de tweede eeuw. De bevolking bestond uit gehelleniseerde Galaten, Romeinse beambten en veteranen, en uit Joden. Er was ook in deze stad een joodse gemeenschap. De stad was een middelpunt van wolweverij. Hierbij kon Paulus met zijn werkzaamheden als tentenmaker gemakkelijk aansluiting vinden en wellicht onderdak en werk. In Ikonium gebeurde ongeveer hetzelfde als in Antiochië. Ze preekten in de synagoge en zowel joden als heidense sympathisanten kwamen tot geloof. Het verzet van de joodse leiders herhaalde zich hier en de stadsbevolking werd tegen de gelovigen opgehitst. De stadsbevolking raakte verdeeld tussen aanhangers van de joden en aanhangers van Paulus en Barnabas. Voor het eerst werd hier voor het tweetal de titel 'apostelen' gebruikt. Een titel die Paulus voor zichzelf opeiste, maar die hem niet door iedereen werd toegekend. In 2 Korinthe 11 beroept Paulus zich op alles wat hem is overkomen aan gevaren en vervolgingen en tegenstand om zijn apostelschap te bewijzen. Ook beroept Paulus zich op de 'tekenen van een apostel' die hij te Korinthe verricht heeft (2 Korinthe 12: 12). Er waren in Ikonium, net als in Antiochië, invloedrijke personen betrokken bij het verzet tegen Paulus' prediking. Ze wilden Paulus en Barnabas stenigen. Maar dit plan lekte uit en het tweetal vluchtte weg, wat als gevolg had dat de evangelieverkondiging in een nog groter gebied plaats vond. In een weergave uit de tweede eeuw van een vroeger document, dat bekend is als De Handelingen van Paulus en Thekla, vinden we een verslag van het uiterlijk van Paulus. Dit verhaal zou zich afspelen tijdens het verblijf van Paulus en Barnabas in Ikonium. Hierin wordt Paulus beschreven als: 'Een man van klein postuur, kaal, met kromme benen, aan elkaar gegroeide wenkbrauwen, een tamelijk grote neus, en vol goedertierenheid.'
8. Lystra (Handelingen 14: 8-20) Nog steeds volgde het tweetal de grote heirweg, nu zuidwaarts. De weg liep eerst door een vlakte en daarna steeg hij al hoger tegen de hellingen van het Taurusgeberte. Zo kwamen ze na veertig kilometer aan bij de kleine ommuurde stad, aan twee kanten door een riviertje ingesloten. De stad lag in de landstreek Lykaonië, in het zuidelijke deel van de Romeinse provincie Galatië. Onder Augustus was deze stad een Romeinse kolonie geworden. Maar een eeuw eerder, toen Cicero over Cilicië regeerde, was het een toevlucht voor rovers geweest. Voor de stadspoort, bij de rivier, was een grote tempel, gewijd aan Zeus, de koning der goden. Echte heidense grond. Geen synagoges! In Lystra werd een kreupele man door Paulus genezen. Vanaf zijn geboorte had hij niet kunnen lopen. Hierdoor raakte de massa mensen helemaal van hun stuk. Ze zagen in Paulus en Barnabas respectievelijk
– de goden Hermes en Zeus. Hermes was de boodschapper van Zeus, de oppergod. Aangezien Paulus het woord voerde, werd in hem de boodschapper Hermes gezien en in de zwijgzame Barnabas werd Zeus gezien. De Romeinse dichter Publius Ovidius Naso, die rond het begin van de jaartelling schreef, vertelde van een bezoek dat Mercurius (de Latijnse naam voor Hermes) en Jupiter (Latijnse naam voor Zeus) aan de landstreek Frygië in Klein-Azië brachten en allerlei tekenen deden. Misschien dat dit verhaal of een dergelijk verhaal ook in Lystra bekend was. Het is in ieder geval opgevallend dat men in Barnabas en Paulus hetzelfde godenpaar herkende. Er werden stieren en kransen gebracht en de priester van Zeus wilde, samen met de massa, offers brengen. Het duurde even voor Paulus en Barnabas doorkregen wat het plan was, omdat de massa een spreekkoor vormde in het Lykaonisch, een taal die het tweetal niet kende. Maar toen ze het door kregen, raakten ze door deze verering overstuur en scheurden hun kleren. Met moeite wisten ze de massa er van te weerhouden om aan hen te offeren en maakten ze duidelijk namens Wie ze deze wondertekenen konden doen. Ze namen de gelegenheid te baat hen het evangelie te verkondigen. Bij deze gelegenheid citeerde Paulus niet uit het Oude Testament, wat hij wel deed als hij tot Joden sprak. Maar hier sprak hij tot heidenen. Daarom begon hij met de Schepper en de schepping, een thema dat de heidenen zeer interesseerde. Paulus paste de boodschap bij de achtergrond van zijn hoorders en hun begripsvermogen aan. Deze uitleg verschilde dan ook heel sterk van de op de Schrift gebaseerde preken die hij in de synagogen hield. Maar Paulus en Barnabas waren door joden uit Antiochië en Ikonium achtervolgd naar Lystra. Deze joden probeerden de menigte tegen Paulus en Barnabas op te jutten. Paulus werd gegrepen. Even hadden ze gedacht dat hij een god was, maar nu had hij hun godsdienstige voorstellingswereld radicaal afgewezen. Een zware teleurstelling, die ze met het gooien van stenen op hem uitleefden. Na de steniging dachten ze dat hij dood was en sleepten ze zijn lichaam de stad uit. De leerlingen uit Lystra zochten zijn lichaam op, met het plan hem te begraven. Maar zijn toestand bleek mee te vallen en hij stond op en ging de stad weer in. Blijkbaar waren de achtervolgers inmiddels weer vertrokken, in de veronderstelling dat Paulus, de drijvende kracht achter de uitbreiding van de christelijke gemeente, dood was. De volgende dag vertrokken ze uit Lystra, maar ook hier lieten ze een gemeente achter (in Handelingen 16: 2 wordt gesproken over de 'broederen te Lystra).
9. Derbe (Handelingen 14: 21) Men neemt aan dat Derbe op de plaats van het huidige Kerti Hüyük lag. Dat lag zo'n 100 kilometer ten zuidoosten van Lystra. Waarschijnlijk lag dit in de provincie Galatië. Het lag aan de grote weg van Efeze naar Syrië. Het heette officieel: Claudio (naar keizer Claudius) Derbe. Het was de meest oostelijk gelegen stad, die tijdens deze reis werd bezocht. De stad lag in woest bergland. In deze stad verkondigden ze ook het evangelie, al waren ook hier geen Joden, en kregen ze veel leerlingen. Uit Derbe was ook Gajus afkomstig, de latere medewerker van Paulus (Handelingen 20: 4). Vermoedelijk is in deze omgeving en tijdens dit bezoek Timotheüs door Paulus tot de Heer gebracht (Handelingen 16: 1; 1 Timotheüs 1: 2; 2 Timotheüs 1:2).
10. Terugreis (Handelingen 22: 27) Het tweetal ging terug naar waar ze vandaan kwamen: Antiochië in Syrië. Vanuit Derbe zou het voor de beide reizigers gemakkelijker geweest zijn om naar Tarsus terug te keren door de Cilicische Poort, de historische pas door het Taurusgebergte, een afstand van ongeveer tachtig kilometer, en van daaruit naar het Syrische Antiochië, waar zij hun reis begonnen waren. Maar ze gingen weer via veel van de plaatsen waarlangs ze waren gekomen op de heenreis: Lystra, Ikonium en Antiochië, waar ze de gelovigen nog een
– keer opzochten en een hart onder de riem staken. Ook stelden ze ambten in en lieten de gemeenten dus niet onverzorgd achter. Dit geeft aan dat er, sinds hun vorige bezoek, al een rijk geestelijk leven was ontstaan. Zo rijk, dat er al mannen waren die het herderlijke ambt konden vervullen. Deze oudsten werden op dezelfde manier aangesteld als Paulus en Barnabas voor hun zendingswerk: in een context van gebed en vasten. Wat de vereisten van een oudste (of 'opziener') zijn, heeft Paulus in zijn eerste brief aan Timotheüs en in zijn brief aan Titus geschreven (1 Timotheüs 3: 1-7; Titus 1: 5-9). Dat ze zich heel goed bewust waren van wat hen bij het eerste bezoek is overkomen, zien we wel bij Paulus. Als hij aan het eind van zijn leven zijn afscheidsbrief aan Timotheüs schrijft, verwijst hij nog een keer naar alles wat hem in deze drie plaatsen aan lijden is overkomen (2 Timotheüs 3: 11). Lucas noteert twee aspecten van apostolisch onderwijs in deze omstandigheden: bemoediging om te volharden en een waarschuwing om verdrukking te verwachten. Ze doortrokken Pisidië en Pamfylië en evangeliseerden nog in Perge. Het is niet duidelijk of hun prediking hier ook vrucht heeft gedragen, zoals in de andere steden die ze hadden aangedaan. We lezen niets van gemeentestichting of zelfs ook maar één bekeerling. Vanuit Perge daalden ze dertien kilometer af naar de havenplaats Attalia, gelegen aan de rivier de Cataractes. Daar scheepten ze in om over de Middellandse Zee terug te reizen naar Antiochië in Syrië, waar ze veilig aankwamen. Daar aangekomen werd de gemeente bijeen geroepen en vertelde het tweetal wat voor geweldige dingen God tijdens hun reis had gedaan. Ze verbleven vervolgens voor een lange periode in Antiochië, alvorens een andere reis werd aangevangen. Waarschijnlijk was de reis afgerond tussen het jaar 47 en 49 (voor een afbeelding van deze reis zie Bijlage 2: De eerste zendingsreis van Paulus).
–
Literatuur Dr. John van Eck. 2003. Handelingen. Commentaar op het nieuwe Testament. Kampen. Uitgeverij Kok Stewart Perowne. z.j. De reizen van de apostel Paulus. Helmond: Drukkerij/Uitgeverij Helmond B.V. Dr. F.W. Grosheide. z.j. De handelingen der apostelen (eerste deel). Korte verklaring der heilige schrift. Kampen: Uitgeversmij Kok – Kampen. Ds. J.J. Van Eckeveld. 2004. De apostel der heidenen (De zendingsreizen van Paulus). Houten: Den Hertog B.V. Stephen Gaukroger. 1993. Handelingen ontdekken. Filippus Bijbelgids. Arnhem: Koninklijke Wöhrmann. Ger de Koning. 2009. Zie een volk. Toelichting op Handelingen. Amerongen: Johannes Multimedia. Walter A. Elwell & Robert W. Yarbrough. 2000. In ontmoeting met het Nieuwe Testament. Heerenveen: Uitgeverij Groen. G. van den Brink, J.C. Bette en A.W. Zwiep. 1990. De Handelingen van de apostelen. Studiebijbel Nieuwe Testament. Zaltbommel: Van de Garde. Prof. dr. W.H. Gispen. 1975. Bijbelse Encyclopedie. Kampen: Uitgeverij Kok. Mary Batchelor. 1997. De Bijbel gaat open. Amsterdam: Vereeniging tot Verspreiding der Heilige Schrift / Bijbel Kiosk Vereniging. John Strange. 1988. Bijbelatlas. Kampen: Uitgeverij Kok. Dr. A. van Deursen. 1965. De Bijbelse landen in kaart en beeld. Groningen: J.B. Wolters. Simon Jenkins. 1985. Bijbelse atlas. Kampen: Uitgeversmaatschappij J.H. Kok. Dr. Tim Dowley. 1998. Het leven in de tijd van de Bijbel. Heerenveen: Uitgeverij Groen. Dr. Tim Dowley. 2004. Bijbelse feiten en cijfers. Heerenveen: Uitgeverij Groen. Dr. Tim Dowley. 1990. Studie-atlas bij de Bijbel. Leiden: Uitgeverij J.J. Groen en Dr. Tim Dowley. 2004. De Bijbel in kaart. Heerenveen: Uitgeverij Groen. Zoon. Dr. David F. Payne. Van Abraham tot Paulus. Leiden: Uitgeverij J.J. Groen en Zoon BV.
– BIJLAGE 1: Stadskaart van Antiochië
– BIJLAGE 2: De eerste zendingsreis van Paulus