BIAXiaal
58
De Ecologie van de Middeleeuwse Stad Deel 2: Bemonsteringsmethodiek en overzicht van grondsporen met ecologische informatie
H. van Haaster
oktober 1997
BIAX C o n s u l t
Onderzoeks- en Adviesbureau voor Biologische Archeologie en Landschapsreconstructie
Colofon Titel: BIAXiaal 58 De Ecologie van de Middeleeuwse Stad. Deel 2: Bemonsteringsmethodiek en overzicht van grondsporen met ecologische informatie Auteur: H. van Haaster
ISSN: 1568-2285 ©BIAX Consult, Zaandam, 1997 Correspondentie adres: BIAX Consult Hogendijk 134 1506 AL Zaandam tel: 075 – 61 61 010 fax: 075 – 61 49 980 e-mail:
[email protected]
Inhoudsopgave 1. Inleiding 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 1.6 1.7 1.8 1.9
ABA monsters (monsters voor Algemene Biologische Analyse) AFZ monsters (Algemene Fijne Zeefmonsters) AGZ monsters (Algemene Grove Zeefmonsters) SPEC monsters (Speciale monsters) POL monsters (Pollenmonsters) HOUT monsters (hout- en houtskoolmonsters) DENDRO monsters DIV monsters (andere soorten monsters) Handverzameld materiaal
1 1 1 2 2 3 3 3 4 4
2. Overzicht van waardevolle bronnen voor ecologische informatie uit stedelijke context 5 2.1 Ongestoorde veenafzettingen van binnen of buiten de stad. 5 2.2 Beerputten en afvalkuilen 5 2.3 Waterputten 6 2.4 Paalkuilen 6 2.5 Ophogingslagen en aanplempingen 6 2.6 Voorraden 7 2.7 Skeletten 7 2.8 Mest- en hooimonsters 8
BIAXiaal 58
1.
1
Inleiding Bij het verrichten van ecologisch onderzoek op een opgraving is een goed uitgevoerd bemonsteringsbeleid van essentieel belang. Hoewel de strategie van het bemonsteren (welke sporen, welke soorten monsters, hoeveel monsters) per opgraving bepaald kan worden, moet het nemen van de monsters en de verwerking ervan volgens een van te voren vastgestelde gestandaardiseerde methode gebeuren. Het op de juiste wijze classificeren van de verschillende monstertypen is hiervan een belangrijk onderdeel. Hierdoor wordt gegarandeerd dat monsters ten behoeve van verschillende ecologische onderzoeksmethoden op de juiste wijze genomen worden. De hieronder voorgestelde gestandaardiseerde classificatie zal interpretatieproblemen kunnen voorkomen, en zal er toe bijdragen dat administratieve verwerking vereenvoudigd wordt. Een bemonsteringsbeleid dat volgens gestandaardiseerde regels is uitgevoerd maakt tevens op een verantwoorde manier vergelijkingen tussen verschillende sites mogelijk. Die hier voorgestelde drietraps-bemonstering is gebaseerd op internationale richtlijnen, opgesteld door de Association for Environmental Archaeology en voorziet niet alleen in de bemonstering van ecofacten maar ook in de verzameling van archeologische artefacten.
1.1
ABA MONSTERS (MONSTERS VOOR ALGEMENE BIOLOGISCHE ANALYSE) Aard: Monsters voor algemene biologische analyse hebben een volume van 5 tot 10 liter en kunnen van elke herkenbare laag of vulling worden genomen. De herkomst van elk monster moet op vlak- en profieltekeningen worden aangegeven. Uit ABA monsters kunnen submonsters genomen worden voor verschillende ecologische onderzoeksdisciplines. Doel: ABA monsters worden genomen voor de analyse van macroscopische plantenresten, schelpen, vis- en insectenresten en kleine botten. Naast informatie die in direct verband staat met de tijdens de opgraving geformuleerde vraagstellingen, vormen ABA monsters een belangrijke reservebron voor eventuele toekomstige onvoorziene analyses. Opslag en verwerking: Een efficiënte opslagmethode is opslag in plastic emmers die luchtdicht kunnen worden afgesloten. Emmers zijn duurder dan plastic zakken, maar zijn gemakkelijker te vervoeren terwijl de opslag overzichtelijker is. Emmers kunnen bovendien opnieuw worden gebruikt. De monsters kunnen eventueel ook in stevige plastic zakken luchtdicht verpakt worden (dubbel verpakken). Zowel aan de binnenkant als aan de buitenkant een label bevestigen. Indien mogelijk kunststof labels gebruiken en waterproof inkt. Labels van karton, verpakt in Minigrip zakjes voldoen ook goed. Goed verpakt kunnen de monsters enige jaren in een bij voorkeur koele en donkere ruimte worden bewaard. Uit efficiency overwegingen wordt het onderzoek aan ABA monsters bij voorkeur uitgevoerd door een archeobotanicus die de ecofacten die niet tot zijn specialisme behoren op een eenvoudige manier uit kan selecteren of submonsters kan nemen voor de analyse van pollen en darmparasieten.
1.2
AFZ MONSTERS (ALGEMENE FIJNE ZEEFMONSTERS) Aard: Nadat de ABA monsters genomen zijn worden AFZ monsters genomen. De optimale grootte van de monsters is afhankelijk van de grootte van de site en de laag of vulling, maar ligt tussen de 30 en 50 liter. Contexten van geringere omvang kunnen minder materiaal opleveren. Wanneer grotere hoeveelheden bemonsterd moeten worden,
BIAXiaal 58
2
worden verschillende monsters genomen. De herkomst van de monsters moet op de vlaken profieltekeningen ingetekend worden. Doel: AFZ monsters worden genomen om een indruk te krijgen van de grovere component van een bepaalde laag of vulling. Doel is om kleinere archeologische artefacten te verzamelen en grote plantenresten, grote insecten, schelpen en kleine botten (vissen, vogels, reptielen, amfibieën en kleine zoogdieren). Opslag en verwerking: Onbewerkte monsters zijn te groot voor efficiënte opslag. Zeven op de opgraving geniet daarom de voorkeur. De monsters worden met water over een zeef van 2 mm gespoeld. Sommige vraagstellingen kunnen echter een kleinere maaswijdte noodzakelijk maken. De residuen worden bij voorkeur in plastic emmers opgeslagen. Op de vondstkaartjes moet de maaswijdte van de gebruikte zeef vermeld worden. Afhankelijk van de aard van het uitgezeefde materiaal (en de mogelijkheid van drogen op grote schaal!) worden de monsters droog of nat opgeslagen. Gedroogd materiaal kan bijna overal worden opgeslagen. Tijdens het drogen mag het materiaal niet aan grote temperatuurschommelingen blootgesteld worden (niet in de felle zon). Organische resten en metalen in natte residuen worden snel aangetast mits de monsters in een koele en donkere omgeving opgeslagen worden. In het algemeen is de houdbaarheid van AFZ monsters geringer dan die van ABA monsters. Analyse van de monsters zal in het algemeen door wetenschappelijke specialisten geschieden. Voorsortering door ervaren leken kan tot de mogelijkheden behoren.
1.3
AGZ MONSTERS (ALGEMENE GROVE ZEEFMONSTERS) Aard: Nadat de hierboven beschreven bemonsteringsprocedures zijn afgesloten wordt het restant van de laag of vulling met een krachtige waterstraal over een grove zeef gespoeld (maaswijdte 10-12 mm). De hoeveelheid te zeven materiaal is afhankelijk van de situatie op de opgraving. Meestal moeten meerdere monsters genomen worden (10-50 emmers?). Elk monster wordt apart genummerd en de herkomst wordt nauwkeurig geadministreerd. Hierdoor kan in de uitwerkingsfase ruimtelijke variatie in het betreffende vlak zichtbaar gemaakt worden. Doel: AGZ monsters worden genomen om middelgrote archeologische artefacten te verzamelen en het grootste deel van het botmateriaal. Opslag en verwerking: AGZ monsters worden in het algemeen geheel op de opgraving verwerkt. De residuen bestaan uit gedroogde artefacten en botten. Tijdens het drogen mag het materiaal niet aan grote temperatuurschommelingen blootgesteld worden (niet in de felle zon). Opslag bij voorkeur in een koele droge omgeving. Voorsortering van het materiaal (aardewerk, glas, leer, botten) kan door leken geschieden. Analyse van het botmateriaal door een archeozoöloog.
1.4
SPEC MONSTERS (SPECIALE MONSTERS) Aard: SPEC monsters worden genomen van ongewoon of interessant materiaal dat tijdens de opgraving gevonden wordt. Het kan gaan om gehele of partiële skeletten, bijzondere concentraties plantenresten zoals potvullingen en andere voorraden of zeer slecht geconserveerd materiaal dat met de hand verzameld moet worden. Doel: SPEC monsters kunnen voor zeer uiteenlopende doeleinden genomen worden. Ze worden echter nooit in plaats van andere monsters genomen. Opslag en verwerking: SPEC monsters vertegenwoordigen vaak zeer kwetsbaar materiaal. In sommige gevallen (gehele skeletten of slecht geconserveerd materiaal) moeten specialisten reeds op de opgraving geraadpleegd worden. Kaakfragmenten moeten samen met de (eruit gevallen) gebitselementen verpakt worden.
BIAXiaal 58
1.5
3
POL MONSTERS (POLLENMONSTERS) Aard: Pollenonderzoek kan verricht worden aan submonsters die uit ABA of SPEC monsters genomen zijn. Ook kunnen op de opgraving uit profielwanden of d.m.v. boringen series pollenmonsters worden genomen. Doel: Analyse van stuifmeel, en andere microfossielen zoals darmparasieten. Stratigrafische genomen POL monsters bieden de mogelijkheid tot reconstructie van lokale en regionale milieuveranderingen (zie 2.1). Opslag en verwerking: Bemonstering met behulp van een speciale boor of d.m.v. metalen bakken die in een profielwand geslagen worden. De voorkeur gaat uit naar de laatste methode omdat het sediment dan goed bestudeerd kan worden. De profielwand dient getekend en gefotografeerd te worden. Eventueel waar te nemen stratigrafie op de achterkant van de bakken aantekenen met waterproof inkt (onder en bovenkant aangeven!). Bemonstering met een "kop" op de bakken verdient de voorkeur. Door het afsnijden van de kop kan in het laboratorium op een eenvoudige manier een vers profiel worden blootgelegd, hetgeen een nauwkeurige sub-bemonstering mogelijk maakt. De monsters moeten goed tegen uitdrogen beschermd worden. Verpakken in folie of dichtgesealde plastic zakken. Koel en donker bewaren. Monstername bij voorkeur na consultatie van een specialist. Subbemonstering en analyse uitsluitend door palynoloog.
1.6
HOUT MONSTERS (HOUT- EN HOUTSKOOLMONSTERS) Aard: HOUT monsters kunnen wat aard en omvang betreft nogal variëren. Kleine fragmenten als takjes, houtsnippers, houtskool en kleine gebruiksvoorwerpen kunnen uit gezeefde ABA, AFZ, en AGZ monsters tevoorschijn komen. Grotere artefacten die als HOUT monsters geadministreerd moeten worden zijn bouw- en constructiehout, waterputten, gebruiksvoorwerpen, vlechtwerkwanden, vlonders etc. Van vlechtwerkwanden kunnen SPEC monsters genomen worden om d.m.v. insectenonderzoek informatie over de leefomstandigheden in een gebouw te verkrijgen. Doel: HOUT monsters kunnen om uiteenlopende redenen genomen worden. Voorbeelden zijn het verkrijgen van inzicht in bepaalde productieprocessen waarbij hout een rol speelt, het verkrijgen van inzicht in bosmanagement, of de determinatie van ter plaatse gegroeide bomen of struiken. Opslag en verwerking: De opslag en verwerking van hout vereist in de meeste gevallen bijzondere aandacht. Hout dat in vochtige sedimenten, in afwezigheid van zuurstof uitstekend bewaard kan blijven, vergaat zeer snel wanneer na het opgraven niet snel de juiste maatregelen genomen worden. Hout dat niet onmiddellijk geanalyseerd kan worden, moet zo snel mogelijk luchtdicht verpakt worden. De beste methode is het hout ongewassen zeer strak met plastic folie te omwikkelen en vervolgens het pakket met vondstkaartje in een plastic zak te sealen, waarbij zoveel mogelijk lucht wordt weggeperst. De aldus verpakte monsters in een koele en donkere ruimte opslaan. Analyse en eventuele conservering geschiedt door specialisten. Conserveren van hout kan organisatorische problemen opleveren wanneer grote hoeveelheden ter conservering aangeboden worden. Dit kan speciale eisen stellen aan de planning van de opgraving!
1.7
DENDRO MONSTERS Aard: DENDRO monsters zijn houtmonsters die voor jaarringenonderzoek worden genomen. Voor dit type onderzoek is de totale doorsnede van een paal, boom of balk nodig. Hiertoe worden plakken van ca. 5-7 cm dikte afgezaagd. In sommige gevallen kan ook jaarringenonderzoek aan houten tonnen worden uitgevoerd. In die gevallen worden alle duigen van de ton verzameld.
BIAXiaal 58
4
Doel: Met behulp van jaarringenonderzoek kan de ouderdom van een constructie bepaald worden. Ook kan een indruk worden verkregen van de herkomst van het hout. Opslag en verwerking: De monsters moeten genomen worden op plaatsen met de meeste jaarringen, daar waar het hout zo weinig mogelijk is beschadigd. Plaatsen waar vergroeiingen in het jaarringenpatroon zijn te verwachten, bijvoorbeeld bij zijtakken, dienen te worden vermeden. Voor dateringen is de aanwezigheid van de buitenste jaarringen van essentieel belang. Voor verpakken en opslag van DENDRO monsters gelden dezelfde regels als voor HOUT monsters. Het is aan te bevelen om na het nemen van DENDRO monsters zo snel mogelijk contact op te nemen met een dendrochronoloog.
1.8
DIV MONSTERS (ANDERE SOORTEN MONSTERS) Binnen deze categorie kunnen meerdere soorten monsters vallen; te denken valt aan stratigrafische monsters uit bodemprofielen of beerputten of monsters voor sedimentologisch of micromorfologisch onderzoek.
1.9
HANDVERZAMELD MATERIAAL Hoewel dit altijd de belangrijkste methode was om grotere botten (en andere artefacten) te verzamelen is het resultaat te sterk afhankelijk van oncontroleerbare factoren als weersomstandigheden en de ervaring van de verzamelaar. Ook objectieve gegevens over de hoeveelheid van het verzamelde materiaal in een bepaalde laag ontbreken. Als standaardmethode moet het met de hand verzamelen dan ook worden afgewezen. Wanneer de vondst van gehele of partiële skeletten verzamelen met de hand noodzakelijk maakt moeten SPEC monsters genomen worden. Ook slecht geconserveerd materiaal kan op deze wijze bemonsterd worden. Voor het verzamelen van groot botmateriaal is het nemen van AGZ monsters de aangewezen methode. Met de hand verzamelde houtmonsters dienen als HOUT monster geadministreerd te worden.
BIAXiaal 58
2.
Overzicht van waardevolle bronnen voor ecologische informatie uit stedelijke context
2.1
ONGESTOORDE VEENAFZETTINGEN VAN BINNEN OF BUITEN DE STAD.
2.1.1
Mogelijkheden
2.1.2
5
Reconstructie van lokale en regionale vegetatieontwikkelingen. Welke mogelijkheden bood het landschap aan exploitatie door de mens en hoe veranderde dit in de tijd? Reconstructie bewoningsgeschiedenis, nederzettingsvoorwaarden. Reconstructie van regionale agrarische ontwikkelingen zoals: - Opkomst eeuwige roggeteelt, boekweitteelt en teelt handelsgewassen. - Uitbreiding heide (opkomst schapenhouderij) - Ontginning beekdalen (broekbos hooiland weiland)
Bemonstering Bemonstering met behulp van een speciale boor of d.m.v. metalen bakken die in een profielwand geslagen worden. De voorkeur gaat uit naar de laatste methoden omdat het sediment dan goed bestudeerd kan worden. De profielwand dient getekend en gefotografeerd te worden. Eventuele waar te nemen stratigrafie op de achterkant van de bakken aantekenen met waterproof inkt (onder- en bovenkant aangeven!). Bemonstering met een "kop" op de bakken verdient de voorkeur. Door het afsnijden van de kop kan in het laboratorium op een eenvoudige manier een vers profiel worden blootgelegd, hetgeen een nauwkeurige sub-bemonstering mogelijk maakt. Monstername bij voorkeur na consultatie van een specialist. Administratieve verwerking van de monsters als POL monster. Subbemonstering en analyse uitsluitend door palynoloog. De boorkernen of monsterbakken moeten in stevige plastic zakken luchtdicht verpakt worden. Zowel binnen als buiten een label aanbrengen. Bij voorkeur kunststof labels en watervaste inkt gebruiken. Labels van karton verpakt in Minigrip zakjes voldoen ook goed. In een koele donkere ruimte kunnen de monsters op deze manier enige jaren bewaard worden.
2.2
BEERPUTTEN EN AFVALKUILEN
2.2.1
Mogelijkheden Beerputten en afvalkuilen kunnen interessante informatie opleveren over zaken die met de voedingseconomie of het lokale milieu te maken hebben zoals: Voedingsgewoonten, sociaal-economische status (met grote voorzichtigheid), gezondheidstoestand van de voormalige gebruikers. Verkrijgen van informatie over de introductie van geïmporteerde gewassen. Verkrijgen van inzicht in bepaalde productieprocessen door analyse van kuilen met leerlooiersafval, slachtafval, dorsafval, mest, hooi, etc. Analyse van tuinafval uit kuilen kan in sommige gevallen informatie over lokale milieuomstandigheden, zoals de aard en intensiteit van het grondgebruik, opleveren.
2.2.2
Bemonstering De nadruk dient gelegd te worden op goed gedateerde, gesloten vondstcomplexen (buiten gebruik gesteld door brand, instorting etc.).
BIAXiaal 58
6
Van verschillende herkenbare vullingen moeten ABA monsters genomen worden. Wanneer een duidelijke gelaagdheid waar te nemen valt, moet een stratigrafisch monster genomen worden. Stratigrafische bemonstering van de beer (onder en bovenkant aangeven!) biedt de mogelijkheid inzicht in de seizoenaliteit van de voedingsgewoonten te verkrijgen (beschikbaarheid van voedingsmiddelen gedurende het jaar, indirecte aanwijzingen voor conservering van voedingsmiddelen). Indien de hoeveelheid materiaal het toelaat kan een AFZ monster genomen worden. Restant van de vulling als AGZ verwerken. Botten die in anatomisch verband gevonden worden, dienen als zodanig bemonsterd en geadministreerd te worden (SPEC monsters). Het is van belang kaken (kaakfragmenten) apart met de bijbehorende gebitselementen te verpakken. Bij de vondst van complete skeletten of van grote concentraties botten bijvoorkeur een specialist raadplegen (zie onder 2.7).
2.3
WATERPUTTEN
2.3.1
Mogelijkheden Waterputten blijken vaak als valkuil te hebben gefungeerd voor allerlei lokale faunaelementen (kleine zoogdieren, reptielen, amfibieën, vogels, insecten, slakken). Analyse van een dergelijke assemblage kan een uniek beeld van de lokale (tuin)fauna opleveren. In veel gevallen blijkt dat waterputten, na als waterbron buiten gebruik te zijn geraakt, als beerput zijn gebruikt.
2.3.2
Bemonstering In verband met de unieke mogelijkheid voor de reconstructie van een lokale fauna is het van belang de onderste laag in een waterput te bemonsteren (indien mogelijk). Bemonstering als onder 2.2. Wanneer er sprake is van één of meer boven elkaar ingegraven houten tonnen, kunnen deze met behulp van jaarringenonderzoek aan de duigen gedateerd worden. Ook kan het herkomstgebied van de tonnen hiermee bepaald worden. Per ton dienen alle duigen te worden verzameld (DENDRO monsters).
2.4
PAALKUILEN
2.4.1
Mogelijkheden In vroeg- en pré-stedelijke context zijn paalkuilen belangrijke bronnen voor ecologische informatie. Zij bieden, bij gebrek aan andere belangrijke sporen, de mogelijkheid informatie over voeding, agrarische activiteiten en milieu te verkrijgen.
2.4.2
Bemonstering De dichtheid van het ecologische materiaal is vergeleken met de hierboven beschreven sporen meestal laag. Alle paalgaten waarvan in het veld vastgesteld kan worden dat zij tot een gebouw behoren dienen daarom bemonsterd te worden. Uit elk paalgat een ABA monster nemen. Het restant van de vulling als AFZ of AGZ verwerken.
2.5
OPHOGINGSLAGEN EN AANPLEMPINGEN
2.5.1
Mogelijkheden In havensteden of steden die met stijgende waterstand te maken hebben gehad komen vaak aanplempings- en ophogingslagen voor. Deze lagen kunnen een zeer heterogene samenstelling hebben, maar meestal vormt afval afkomstig uit de gehele stad een belangrijke component. Ophogingslagen en aanplempingen vormen hierdoor een globale afspiegeling van de stedelijke samenleving uit een bepaalde periode. Analyse ervan kan
BIAXiaal 58
7
tegen relatief weinig kosten een algemeen beeld van de voedingseconomie van de stad opleveren.
2.5.2
Bemonstering De bemonstering van ophogingslagen en aanplempingen is alleen zinvol als de afzettingen gedateerd kunnen worden. Vaak bieden houten beschoeiingen (tussen aanplempingsfasen) en vlonders (tussen ophogingslagen) de mogelijkheid om door middel van jaarringenonderzoek verschillende fasen te dateren. Bemonstering en verwerking van het materiaal d.m.v. ABA, AFZ en AGZ. Palen voor jaarringenonderzoek als DENDRO. Van overig hout kunnen HOUT monsters worden genomen.
2.6
VOORRADEN
2.6.1
Mogelijkheden Voorraadvondsten zijn zeer belangrijke bronnen van informatie. Zij bieden de mogelijkheid om meer te weten te komen over de herkomst van het gewas, het landbouwstelsel dat in gebruik was en de toegepaste agrarische technieken. Ook kan informatie over opslagcondities en kwaliteit (verontreiniging, aantasting door insecten, knaagdieren) worden verkregen.
2.6.2
Bemonstering Voorraadvondsten moeten zeer zorgvuldig behandeld worden om vervuilende invloeden zoveel mogelijk te weren. Voorraden die niet van hun directe omgeving zijn afgeschermd door een of ander vat moeten voor zover mogelijk bemonsterd worden zonder de overgangslaag. Bij grote en bijzondere voorraadvondsten is het raadzaam een specialist te raadplegen om voor de bemonstering zorg te dragen. Monsters verwerken als SPEC monsters.
2.7
SKELETTEN
2.7.1
Mogelijkheden Complete (of partiële) skeletten zijn waardevolle vondsten. Op de eerste plaats bieden zij de mogelijkheid om gegevens te verkrijgen over de verhoudingen (postuur) en de grootte van het betreffende dier. Deze informatie kan door de archeozoöloog later gebruikt worden om ook uit individuele skelet-elementen een idee te krijgen over de verhoudingen en de grootte van de dieren, in plaats van daarvoor aan de actualiteit ontleende omrekeningsfactoren te gebruiken. Gegevens over afmetingen en verhoudingen zijn belangrijk wanneer het er om gaat inzicht in de kwaliteit van economisch gezien belangrijke dieren te verkrijgen. Complete skeletten brengen soms ook culturele aspecten van de samenleving aan het licht (begravingen, rituele deposities). In sommige gevallen leveren zij het bewijs dat bepaalde dieren gebruikt werden voor het leveren van bont.
2.7.2
Bemonstering Bij de vondst van complete skeletten is het raadzaam een specialist te raadplegen. Bij de vondst van kaakfragmenten is het van belang om deze tezamen met de er bij behorende gebitselementen te verwerken.
BIAXiaal 58
2.8
MEST- EN HOOIMONSTERS
2.8.1
Mogelijkheden
8
Mest en hooi bieden niet alleen de mogelijkheid veel te weten te komen over de voeding van de betreffende dieren. De botanische samenstelling van het hooi kan informatie opleveren over de herkomst van het hooi en de manier waarop het hooiland geëxploiteerd werd. Uit de analyse van de mest kan blijken of de dieren voornamelijk op stal werden gehouden, of vrij rond liepen. Combinatie van deze gegevens met gegevens uit verkoolde graanvoorraden en beerputten kan soms gedetailleerde informatie over het agrarische systeem opleveren.
2.8.2
Bemonstering Mest en hooimonsters kunnen in verschillende contexten gevonden worden en zijn niet altijd als zodanig herkenbaar. Materiaal dat tijdens de opgraving als mest of hooi herkend wordt kan als SPEC monster verwerkt worden.