Ministerium der Deutschsprachigen Gemeinschaft Belgiens Abteilung Allgemeine Dienste
PEDAGOGISCH DOSSIER
DE DUITSTALIGE GEMEENSCHAP – ONBEKEND BELGIË? De Duitstalige Gemeenschap vandaag Van harte welkom! De Duitstalige Belgen zijn blij dat u hen wat beter wil leren kennen. De Duitstalige Gemeenschap is een van de drie Belgische gemeenschappen met eigen bevoegdheden op het vlak van persoonsgebonden aangelegenheden, vorming en cultuur. Bovendien oefent ze ook gewestelijke bevoegdheden uit. Het Duitstalige gebied maakt deel uit van de provincie Luik en van het Waalse Gewest. In onze Gemeenschap leven een kleine 74.000 inwoners – dat is minder dan één procent van de Belgische bevolking. Misschien kennen onze landgenoten ons daarom nog niet zo goed. Of ligt het daaraan dat we een grensland zijn? Op de kaart kan men dit goed zien. Of is het misschien omdat we de jongste deelstaat binnen het federaal België zijn?
De kaart toont de negen Duitstalige gemeentes. Vaak spreek man nog over de “Oostkantons” en “Oost-België”. Het begrip “Oostkantons” ontstond in 1920 toen de destijds Pruisische kantons Eupen, Malmedy en St. Vith Belgisch werden. De Oostkantons en de Duitstalige Gemeenschap overlappen elkaar niet helemaal omdat de gemeenten van het kanton Malmedy vandaag bij de Franse Gemeenschap behoren. Tot “Oost-België” behoren naast de negen gemeenten van het Duitse taalgebied ook de naburige Franstalige gemeenten.
Het parlement van de Duitstalige Gemeenschap telt 25 afgevaardigden, die om de vijf jaar rechtstreeks worden verkozen. Deze kiezen dan de regering met vier ministers. Dat de Duitstalige Gemeenschap vandaag een vast bestanddeel is van het federaal België was niet altijd zo vanzelfsprekend. We nodigen u daarom uit voor een kleine uitstap in onze geschiedenis.
1/8
Ministerium der Deutschsprachigen Gemeinschaft Belgiens Abteilung Allgemeine Dienste
GESCHIEDENES 1815 Het Congres van Wenen We beginnen bij het Congres van Wenen. In 1815 werd het grondgebied van de huidige Duitstalige Gemeenschap en van de Waalse regio rond Malmedy aan het koninkrijk Pruisen toegewezen. Sinds 1870 behoren ze tot het Duitse keizerrijk. 1914 De Eerste Wereldoorlog In 1914 begint de Eerste Wereldoorlog. De relaties tussen Duitsland en België worden hierdoor langdurig verstoord: Duitsland schendt de Belgische neutraliteit, fusilleert ongeveer 3000 Belgische gijzelaars, maakt België tot oorlogsgebied en probeert met zijn bezettingspolitiek het land te splitsen. De mannen uit de districten Eupen en Malmedy trekken als Duitse soldaten naar deze oorlog. Duitsland verliest de oorlog. Het vernederd België verlangt schadeloosstelling. Het Verdrag van Versailles schrijft voor dat de Duitse districten Eupen en Malmedy door België pas na een “Volksraadpleging“ geannexeerd mogen worden. Deze volksraadpleging was noch vrij, noch geheim, noch zonder beïnvloeding: de mensen voelden zich bedrogen. In 1929 stemt meer dan 75 procent van de kiezers voor partijen die zich inzetten voor een nieuwe, rechtvaardige volksraadpleging. De jaren 1920 België stelt een overgangsregime in onder luitenant-generaal baron Baltia. Zijn opdracht: geen problemen en zo weinig mogelijk kosten. De politiek van België was in de jaren 20 eerder ongelukkig: in 1926 probeerde België zelfs de kantons Eupen-Malmedy-St. Vith aan Duitsland te verkopen. De Duitse cultuur werd geduld, maar niet actief gestimuleerd. De bevolking werd het oneens. Een deel van de burgers wilde een nieuwe, rechtvaardige volksraadpleging. Het andere deel wilde zich binnen het nieuwe vaderland organiseren. 1933 Toen Hitler in 1933 in Duitsland aan de macht kwam, heeft dit ook gevolgen voor de Oostkantons. Tot op dat ogenblik bepaalde één grondvraag de politieke discussies: was men voor een terugkeer naar een democratisch Duitsland of voor een verder verblijf in een democratisch België? Met de machtsgreep van de nationaalsocialisten stonden de mensen voor een nieuwe hamvraag: kiezen voor de vrije democratische waarden of voor een fascistische dictatuur? Voor ons is deze beslissing vandaag makkelijk omdat we weten hoe mensonterend de nazidictatuur was. In heel Europa lieten zich in de jaren 30 echter vele mensen door de fascistische dictaturen verblinden – ook in de Oostkantons. De beide groepen van zogenaamde pro-Duitse en pro-Belgische mensen waren kort voor de Tweede Wereldoorlog ongeveer even sterk. 1940 Op 10 mei 1940 trekt de Duitse weermacht België binnen. Acht dagen later annexeert Hitler Eupen-Malmedy. Dat ging in tegen het volkenrecht. Toch leefden de bewoners van de Oostkantons voortaan met dezelfde rechten en plichten als de inwoners van het Derde Rijk. De Belgische regering reageert niet – tot in 1944. Ze duldde de annexatie. Vele inwoners van Oost-België verwelkomen de Duitse troepen met open armen. Wie pro-Belgisch ingesteld is, wordt bedreigd met verraad en deportatie. Maar in 1942 kantelde de stemming. De mensen beleefden de realiteit van de mensonterende dictatuur met vervolgingen, permanente bewaking en totale controle. De mannen moeten voor Duitsland de oorlog in trekken. Meer dan 3.000 van de 8.700 soldaten keren niet terug – dat is bijna 40 procent.
2/8
Ministerium der Deutschsprachigen Gemeinschaft Belgiens Abteilung Allgemeine Dienste
1944 In september 1944 bevrijden de geallieerde troepen de Oostkantons. De Belgische staat neemt opnieuw de soevereiniteit over. Korte tijd later, vanaf 16 december 1944, lopen het Belgische Eifelgebied en de Waalse regio rond Malmedy zware averij op tijdens het Ardennenoffensief. De vernielingsgraad wordt voor de stad St. Vith en dorpen als Rocherath, Faymonville, Büllingen of Recht met 100 procent aangeduid. Talrijke burgers komen om het leven. De jaren 1940 en 50 De haat in België tegenover de Duitse bezetters was groot na 1944. Iedereen die met de vijand gecollaboreerd of misdaden tegen de menselijkheid begaan had, moest gestraft worden. Er ontstond een ware zuiveringshysterie. Deze sloeg ook over naar de Oostkantons. De regering nam het standpunt in dat de annexatie volkenrechtelijk ongeldig was. De bewoners van de geannexeerde Oostkantons moesten dus volgens dezelfde criteria veroordeeld worden als de burgers van bezet België. En in deze logica zouden zij als Belgen met de vijand hebben gecollaboreerd. De gevolgen waren zwaar: voor nagenoeg één op twee volwassenen werd een juridisch dossier aangelegd, één op zes volwassenen werd geïnterneerd of gevangengezet, één op twee kiezers werd in 1946 uitgesloten van deelname aan de verkiezingen, één op de twintig inwoners werd aangeklaagd, één op de veertig veroordeeld. De burgers werden zelfs opgeroepen hun medeburgers aan te geven. België sprak tegenover bijna een hele generatie zijn wantrouwen uit. Assimilatie Het wondermiddel moest nu een consequent doorgedreven assimilatie zijn. Vooral de Duitse taal en cultuur werden vaak over een en dezelfde kam geschoren met Duits nationalisme en zelfs met het nationaalsocialisme en moesten dan ook uit het maatschappelijke leven van de Oostkantons verdwijnen. Alleen de Franse taal mocht er nog overheersen. De jaren 1960 en 70 Door de wetten over het taalgebruik in administratieve aangelegenheden van begin de jaren 60 en in het kader van de eerste staatshervorming van de jaren 70 wordt ook het Duitse taalgebied erkend. Maar de herinnering aan de Tweede Wereldoorlog is nog vers. In België is men bang om teveel autonomie te geven aan de Duitstaligen. En ook binnen de Duitstalige Gemeenschap leven er angsten: zal België hen ooit aanvaarden wanneer ze blijven staan op het behoud van de Duitse taal? Dreigt daarmee de eentaligheid van de volgende generaties? Zullen ze zich dan ooit in België kunnen integreren? Zo is de benaming “Duitstalige Gemeenschap” als compromis ontstaan: ter onderscheiding van Duitsland maar zich bekennend tot de Duitse taal en cultuur. 1981 tot vandaag Met de installatie van de eerste regering en de overdracht van de onderwijsbevoegdheid groeit de autonomie – en meteen ook het zelfbesef van de Duitstaligen als Belgische staatsburgers. Tussen 1994 en 2005 draagt het Waalse Gewest aan de Duitstalige Gemeenschap met monumenten- en landschapsbescherming, het tewerkstellingsbeleid en het toezicht op en de financiering van de Duitstalige gemeenten meerdere gewestelijke bevoegdheden over. De Duitstalige Gemeenschap wenst de overdracht van nog meer gewestelijke bevoegdheden. Daartoe behoren onder andere ruimtelijke ordening en woningbouw.
3/8
Ministerium der Deutschsprachigen Gemeinschaft Belgiens Abteilung Allgemeine Dienste
Het verhaal van grootvader Johann Binten Mijn naam is Jürgen Heck. Ik ben een kleinzoon van Johann Binten. Zijn vrienden en zijn vrouw noemden hem Jang, zijn leerlingen meester Binten. Als u tien minuten wil vrijmaken, vertel ik u het verhaal van mijn grootvader. Het is een spiegelbeeld van de geschiedenis van de Duitstalige Gemeenschap. Mijn grootvader werd nog in de oude eeuw geboren, op 29 augustus 1897. Zijn vader was een dagloner. Zijn moeder zorgde voor het huishouden en de familie. Daartoe behoorde ook haar broer Josef. Die was leraar in Schoppen en vrijgezel. Daarom woonde de familie in de school. Oom Bodarwé herkende het talent van de kleine Jang. Hij betaalde voor zijn lerarenopleiding in Düren en Sinzig aan de Rijn. In de zomer van 1916 legde Johann zijn examen af. Zoals zijn jaargenoten wachtte hij ongeduldig op zijn oproep voor de militaire dienst. De oorlog was al twee jaar eerder begonnen. Op 1 augustus 1916 werd hij door het Duitse leger gemobiliseerd en hij diende in Frankrijk, Rusland en Vlaanderen. Dan was de oorlog voorbij. Mijn opa kwam terug naar huis. Dat was nu in België. Ook opa was nu een Belg. In 1920 trad hij in dienst als leraar in Bütgenbach en hij legde op 21 februari 1923 de eed af als ambtenaar. Ook hij leefde in de leraarswoning in de school. Op 27 augustus 1930 huwde hij Anna, de dochter van een boer uit Rocherath. Opa had altijd een zwak voor landbouw gehad, maar was zijn leven lang niet in staat een koe te melken. In 1932 werd zijn eerste dochter, Agnes, geboren, op 15 januari 1935 zijn tweede dochter, Marie-Louise, mijn moeder. In 1939 begon hij met het bouwen van een groot huis met een stal. Dit kon hij pas langzaam afwerken omdat de bouwvakkers regelmatig naar het leger moesten. De familie verhuisde in 1941. Sinds een jaar was de tweede oorlog aan de gang. Mijn opa bleef aan het werk als leraar. Hij wilde de kinderen blijven onderwijzen. Op 18 mei 1940 had Hitler hem per arrest weer tot een Duitser gemaakt. Sindsdien was hij een Duitse leraar in het Duitse Bütgenbach. De Duitse overheid sommeerde hem de NSDAP bij te treden indien hij leraar wou blijven. Dat deed hij. Maar desondanks lieten de nazi’s hem niet met rust. In 1942 was hij verondersteld het kruis uit de klassen te verwijderen en in plaats daarvan een beeld van de Führer op te hangen. Opa weigerde. Hij was te katholiek. De kinderen van de kleine nazi’s in het dorp gaven hem aan bij hun ouders, en deze bij de grote nazi’s in Aken. Voor de Duitsers was hij niet Duits genoeg. In 1943 werd hij op de leeftijd van 46 jaar als Duits soldaat in de tweede oorlog betrokken. Hij was marconist op een schip in Amsterdam en kwam in geallieerde gevangenschap naar Oostfriesland. In 1944, gedurende het Ardennenoffensief, werd de familie naar Malmedy geëvacueerd. In deze tijd wist niemand iets over het verblijf van mijn grootvader en of hij überhaupt nog leefde. Toen de oorlog op 8 mei 1945 over was kwam opa weer als Belg terug, maar deze keer niet naar Bütgenbach, maar naar Vilvoorde in de gevangenis. Mijn oma werd ervan door het Rode Kruis verwittigd. Zij kon zelf niet naar Vilvoorde; de rit zou drie dagen hebben geduurd en sowieso zou zij hem niet mogen zien hebben. Zo stuurde zij brieven en eetpakketten mee met een vrouw uit het dorp die soms als tolk in Vilvoorde ingezet werd. Mijn oma zorgde voor de kinderen, het vee en het doorzeefde huis. In november 1945 kwam opa naar huis. Hij was nu geen leraar meer; hij had helemaal geen beroep meer. Voor de Belgen was hij niet Belgisch genoeg. In de ogen van de overheid had hij met de vijand gecollaboreerd en was hij een verrader. Men nam hem zijn burgerrechten af. In 1946 vond hij werk bij een grossier in voedingswaren uit Malmedy. Daarmee en met de kleine boerderij kon hij zijn familie verzorgen. Hij was enkel op zondag thuis. Gedurende de week bewaakte hij ‘s nachts het pakhuis waar hij overdag werkte. ‘s Avonds nam zijn baas hem mee naar huis. Daar kreeg hij een warme maaltijd en boterhammen voor de volgende dag. In ruil hielp hij de kinderen van zijn baas bij het huiswerk. Later mocht hij dan als begeleider op de vrachtwagen die de waren aan de kleine dorpswinkels in de buurt bezorgde. In 1955 kreeg hij zijn burgerrechten terug. Hij had zelf al lang de moed opgegeven. Van een vriend die destijds samen met hem leraar in Bütgenbach geweest was en goede connecties met invloedrijke politici onderhield, kreeg hij hulp. Een nieuwe aanstelling als leraar was nu weer mogelijk. Maar opa wilde niet meer. In 1962 kreeg hij zijn pensioen. Op 24 juni 1963 werd ik als zijn tweede kleinzoon geboren, op zijn naamdag. In 1985 overleed mijn oma. Toen begon opa de laatste dingen te regelen en sloot hij zijn leven af. Zijn koffers waren gepakt. Hij wachtte. Hij bad God hem te komen halen. Die deed dat dan ook op 23 april 1990, op mijn naamdag.
4/8
Ministerium der Deutschsprachigen Gemeinschaft Belgiens Abteilung Allgemeine Dienste
Economie en tewerkstelling Vroeger was de grensligging van het gebied een nadeel. Vandaag is deze een troef: vanuit de Duitstalige Gemeenschap bereikt men in slechts vier vrachtwagenuren meer dan 40 miljoen consumenten. Dit komt overeen met ongeveer 20% van de Europese koopkracht binnen de uitgebreide Europese Unie.
Vandaag worden de grensregio’s als één gemeenschappelijke economische ruimte beschouwd. Zo maakt de Duitstalige Gemeenschap deel uit van de Grote Regio Saar-Lor-Lux en van de Euregio Maas-Rijn. In de Euregio Maas-Rijn heeft men in de voorbije jaren via een politieke belangenvertegenwoordiging vele administratieve vereenvoudigingen voor grensarbeiders weten te bekomen. Zo wordt een uitwisseling van vaklui over de grenzen heen veel makkelijker. Met hun meertaligheid brengen de Duitstalige Belgen ook een multiculturele bagage mee. Men zou ook kunnen zeggen dat ze “Pruisisch werken en Frans leven“. De Duitstaligen gelden als geëngageerde werklui die van aanpakken weten – maar ook goed kunnen feesten.
Euregio Maas-Rijn De Euregio Maas-Rijn die in 1976 als werkgroep werd opgericht vormt één van de oudste grensoverschrijdende samenwerkingsverbanden. In 1991 heeft de Euregio Maas-Rijn een juridisch statuut gekregen in de vorm van een Stichting naar Nederlands recht. De vijf partnerregio’s van de Euregio Maas-Rijn liggen in drie landen : België, Duitsland en Nederland, rond de steden Aken, Luik, Hasselt, Eupen en Maastricht. In de Euregio leven er ca. 3,9 miljoen inwoners op een oppervlakte van ca. 11 000 km². De leden van de Stichting zijn de Regio Aachen, de provincies Belgisch- en Nederlands-Limburg, Luik en de Duitstalige Gemeenschap van België. De Stichting zetelt sinds 1 januari 2007 in het gebouw van het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap in Eupen
Grote Regio Saar-Lor-Lux De Europese Grote Regio Saar-Lor-Lux strekt zich uit tussen Rijn, Mosel, Saar en Maas op een oppervlakte van meer dan 65 401 km², 11,2 miljoen mensen leven in deze Grote Regio. De leden zijn Saarland, Lotharingen, het Groothertogdom Luxemburg, Rijnland-Palts, het Waals Gewest, de Franstalige Gemeenschap en de Duitstalige Gemeenschap van België. Overheden en instellingen werken grensoverschrijdend samen om de economische, culturele, toeristische en sociale ontwikkeling van de regio te bevorderen.
5/8
Ministerium der Deutschsprachigen Gemeinschaft Belgiens Abteilung Allgemeine Dienste
GEBRUIKEN Carnaval Culturele tradities die in de Duitstalige Gemeenschap van België in ere worden gehouden, zijn nauwelijks beïnvloed door het naburige Wallonië of Vlaanderen, maar veelleer door het Rijnland. Het beste en meest bekende voorbeeld is Carnaval. Carnaval wordt gevierd zoals in Keulen en Düsseldorf – en er worden ook dezelfde liederen gezongen. Zingen hoort nu eenmaal bij carnaval zoals confetti en zoetigheden. Carnaval begint officieel op 11/11 om 11.11 uur. Het hoogtepunt is echter het straatcarnaval dat wordt ingeleid op een donderdag in de maand februari met de mars van de “oude wijven”. De vrouwen, gekleed als “oude wijven”, bestormen om 11 uur 11 de gemeentehuizen en krijgen van de burgemeester de sleutels van de macht. Want tot aan de volgende Aswoensdag is Prins Carnaval de baas. Het hoogtepunt van carnaval zijn de grote stoeten en de vele uitgelaten dansfeesten. De meinacht Eretekens in de vorm van bomen of versierde takken voor mooie vrouwen bestaan al sinds de middeleeuwen. Daaruit ontstond in de Oostkantons een uniek gebruik: de meinacht. In de nacht van 30 april op 1 mei trekken de vrijgezellen erop uit om voor de meisjes het lied van de meinacht te zingen. Daarbij worden kleine, met bontgekleurd crêpepapier versierde berkentakken aan de huizen van de meisjes aangebracht. Overigens proberen de vrijgezellen soms ook om anderen de meitak afhanden te nemen. Het meilied is gebaseerd op het Waalse lied “Lu Nut du May“ dat in 1868 door de heimatdichter Florent Lebierre uit Malmedy werd geschreven. Dertig jaar later werd de tekst door zijn broer Olivier Lebierre op muziek gezet. Rond 1900 vertaalde dan de echtgenote van de districtscommissaris van Malmedy, barones Von der Heydt, het aan haar opgedragen Waalse lied met drie strofen in het Duits. Sint-Maarten Ook katholieke feestdagen behoren tot de gebruiken. Op Sint-Maarten op 11 november trekken kinderen als teken van herdenking aan de Heilige Maarten, bisschop van Tours, met lantaarns doorheen de straten. Ze volgen daarbij een als Romeins soldaat verklede ruiter op een schimmel. Deze stelt met een rode mantel de heilige voor. Tijdens de stoet worden St.-Maartensliederen gezongen. De lantaarns worden vooraf in de klassen van de basis- en kleuterscholen in elkaar geknutseld. Ter afsluiting van de stoet wordt de manteldeling uitgebeeld en wordt het St.-Maartensvuur aangestoken. De Sint-Maartenstraditie draagt de christelijke boodschap uit volgens dewelke hij die deelt, wint. De lantaarns symboliseren het christelijke geloof. Ratelen met Pasen Ook het ratelen tussen Goede Vrijdag en de Paasviering is een zaak van kinderen. Tijdens de stille dagen zwijgen de klokken van de kerken. Ter vervanging worden ratels, rammelaars en gelijkaardige houten instrumenten gebruikt om de gelovigen aan de gebeds- en kerkdiensten te herinneren. De kerkklokken waren vroeger voor veel mensen de belangrijkste tijdsaangever.
6/8
Ministerium der Deutschsprachigen Gemeinschaft Belgiens Abteilung Allgemeine Dienste
De schuttersfeesten Schuttersfeesten zijn volksfeesten die afstammen uit de regelmatige ontmoetingen van katholieke en andere schuttersgilden. In de Middeleeuwen beschermden schuttersgilden de stad tegen plunderaars. Tijdens het feest wordt meestal in een schutterswedstrijd bepaald wie de beste schutter is: hij of zij wordt dan schutterskoning of –koningin. Bij het schuttersfeest hoort een feestelijke optocht van de schuttersgilden. De kermis Vroeger was dit het onbetwiste hoogtepunt van het jaar. Vandaag is het een feest zoals vele andere: de kermis. Hij ontstond als kerkwijdingfeest of als feest van de patroonheilige van de parochie. Bij de kermis hoort nog altijd het gans- en haankloppen. De vrijgezellen proberen geblinddoekt de kop van de dode gans af te houwen. Gehuwden doen hetzelfde met een haan. Dit alles tot groot jolijt van de aanwezigen.
TAAL Goethe, Heine, Schiller, Hegel, Kafka – het Duits geldt als de taal van dichters en denkers. Ook economisch kan Duits spreken heel wat voordelen brengen. Duitsland is een heel belangrijke handelspartner van België. Het Duits is de meest gesproken moedertaal binnen Europa. Naast Engels is Duits in de nieuwe Europese lidstaten de eerste vreemde taal. Ook op het vlak van onderzoek of toerisme geldt Duits als de tweede taal na het Engels. En tot slot: Duits is een van de drie landstalen van België. De decreten van het Waalse Gewest worden systematisch samen met een Duitse vertaling gepubliceerd. Voor federale wetteksten bestaat deze verplichting nog niet, maar er bestaat een speciale procedure voor vertalingen, waardoor alsmaar meer wetten ook in het Duits worden vertaald.
De dichter Wilhelm Busch geldt met zijn satirische beeldverhalen in versvorm als de verre voorvader van het stripverhaal. Het zal niemand verbazen dat hij het tekenen onder andere in Antwerpen leerde. En zo begint het verhaal van de kwajongens Max en Maurits, wiens avonturen slecht aflopen. Ze belanden in de molen, worden tot meel verwerkt en door een gans opgepikt.
Ach, wat hoort men vaak van kindren, Die hun medemenschen hind'ren! Max en Maurits op de prent Stonden ook daarvoor bekend. Als hun ouders hen beknorden En vermaanden braaf te worden, Riepen ze bij dit vermaan Lachend: ‘wat gaat ons dat aan?’
7/8
Ministerium der Deutschsprachigen Gemeinschaft Belgiens Abteilung Allgemeine Dienste
TOERISME Oost-België is een groene regio: 40 procent van het oppervlak is bebost. De Duitstalige Gemeenschap maakt deel uit van het natuurpark Hoge Venen-Eifel. Daar kan men pas echt gezonde lucht scheppen! Wanneer er in de winter sneeuw ligt, lokken de afdalingspistes en langlaufloipen. In de zomer biedt vooral het meer in Bütgenbach mooie watersportmogelijkheden. Het hele jaar door liggen er meer dan 600 km wandelwegen en 850 km fietsroutes op u te wachten voor een actieve vakantie, alle uitstekend aangegeven. Heel interessant voor fietsers is de RAVEL-fietsroute. Deze leidt langs het oude spoorwegnetwerk doorheen de Venen – zo blijven de hoogteverschillen beperkt. De Duitstalige Gemeenschap is ook een ideaal vertrekpunt voor daguitstappen naar Duitsland, Luxemburg of Nederland. Geboren in België, thuis in Europa – dat kan u als onze gast ook.
8/8