Motivatie tweede bedrijfswoning
Momenteel behoort bij het bedrijf een totale oppervlakte landbouwgrond van 103 ha., Het gemiddelde bouwplan is als volgt verdeeld: 70 ha. grasland 23 ha. maïsland en 7 ha. suikerbieten. Daarnaast wordt jaarlijks in de buurt bij een graszodenbedrijf 17 ha. snijmais geteeld. De veestapel bestaat in de beoogde bedrijfssituatie uit 275 melkkoeien en 110 stuks vrouwelijk jongvee. Om de continuïteit van het bedrijf te waarborgen is enkele jaren geleden de keuze gemaakt voor een groei van de melkveestapel. Daarnaast is de initiatiefnemer van oordeel dat het bedrijf over voldoende omvang moet beschikken om blijvend te investeren in verbetering van arbeidsomstandigheden, het milieu en dierenwelzijn. Investeringen die enerzijds noodzakelijk en/of wettelijk verplicht zijn en deels ook door de veranderende maatschappij worden verlangd Het rendabel houden van de melkveehouderij vraagt om grote vakkennis, kunde en betrokkenheid. Deze kunnen in de visie van de initiatiefnemer alleen geboden worden indien de bedrijfshoofden zelf woonachtig zijn op het bedrijf. Hieronder wordt nader ingegaan op de dagelijkse werkzaamheden
De dagelijkse taken in de melkveehouderij worden uitgeoefend door de drie leden van de VOF (beide ouders en zoon). De melkkoeien worden in de nieuwe situatie gemolken in een nieuwe grote melkstal van het type swingover. De wachtruimte bevindt zich achter de melkstal. Voor het melken met dit systeem zijn tweemaal daags twee arbeidskrachten noodzakelijk. Het bedrijf past in het weideseizoen beweiding van de melkkoeien toe waarbij de koeien ’s nachts op stal staan. Jongvee en hoogdrachtige koeien worden ’s zomers dag en nacht beweid. Het landwerk wordt veelal in eigen beheer uitgevoerd. De mestaanwending en de oogstwerkzaamheden worden door de plaatselijke loonwerker uitgevoerd. De werkzaamheden ten aanzien van de melkveehouderij stoppen niet bij de dagelijkse werkzaamheden in en rond de stallen. De administratie en aansturing van het bedrijf vraagt steeds meer tijd. Daarnaast zijn er op het bedrijf met deze omvang veel onderhoudswerkzaamheden aan gebouwen, installaties en materieel.
Een belangrijke indicator voor de noodzak van een tweede bedrijfswoning is de arbeidsbehoefte. Deze werd voorheen uitgedrukt in volwaardige arbeidskrachten en bepaald aan de hand van de bedrijfsomvang in NGE (Nederlandse Grootte Eenheden). De volwaardige arbeidskracht is door het LEI (Landbouw Economisch Instituut) als kengetal gebruikt tot 1999. Daarna is deze vervangen door de arbeidsjaareenheden en mensjaren. Het mensjaar geeft van de drie het beste zicht op de totale arbeidsinzet en arbeidsbehoefte op een bedrijf. Inmiddels is het LEI overgestapt naar de Standaardopbrengst (SO) als vervanger van de NGE. De NGE-norm wordt dan ook niet langer jaarlijks geactualiseerd. Een mensjaar is gesteld op 1.700 gewerkte 'volwaardige uren'. Die 1.700 is het aantal uren dat werkelijk gewerkt kan worden bij een normale CAO, rekening houdend met verlof en dergelijke. Als een persoon 3.400 uur werkt, is de arbeidsinzet dus 2 mensjaren. Voor de veehouderij van de initiatiefnemer is op basis van de beoogde omvang een normberekening opgesteld. Deze is hieronder weergegeven.
Op basis van deze berekening bedraagt de Standaardopbrengst van het bedrijf in de beoogde situatie € 954.300,-. Het bedrijf wordt getypeerd als graasdierbedrijf. De bedrijfsomvang in Standaardopbrengst is over bedrijfstypen heen niet sterk gerelateerd met de arbeidsinzet op het resultaat van een bedrijf. Een akkerbouwer houdt van € 100.000,- opbrengsten bijvoorbeeld meer over dan een vleesvarkenshouder. Met het kengetal Standaardverdiencapaciteit (SVC) wordt daarvoor gecorrigeerd. De SVC geeft een beeld van de vergoeding voor de inzet van arbeid en kapitaal (toegevoegde waarde) die op basis van standaarden gemiddeld in een jaar worden behaald met de betreffende agrarische productie. Voor het handiger gebruik van de SVC zijn standaard grootteklassen vastgesteld. De gehanteerde grenzen van die klassen zijn gebaseerd op de gemiddelde verhouding van de SVC per arbeidskracht en dus min of meer bij een gemiddelde efficiënte arbeidsinzet. Een bedrijf met een SVC tussen de € 100.000,- en € 250.000,- wordt aangemerkt als een groot bedrijf. Zowel de huidige als toekomstige bedrijfssituatie valt binnen deze klasse. Voor deze bedrijven geldt dat de omvang dusdanig is dat voor ongeveer 2,5 tot 5 arbeidsjaareenheden een gemiddelde toegevoegde waarde kan worden gerealiseerd. In de bedrijfsopzet van de initiatiefnemer is volgens de Lei – rekenmodule sprake van een SVC van € 252.160,De werkelijke arbeidsbehoefte ligt hoger dan de standaardberekening die het LEI aangeeft. Zo worden alle veldwerkzaamheden, die te maken hebben met het beheer en de teelt van goed ruwvoer, door de ondernemers zelf uitgevoerd. Ook de weidegang brengt minimaal 180 dagen per jaar extra werk met zich mee. De dieren worden dagelijks geweid vanaf half mei tot eind oktober. Extra arbeid is nodig voor controle van de afrastering en de verswatervoorzieningen. Het halen en brengen van de koeien van en naar de weide geeft ook extra werk. De bovenstaande berekening geeft in deze dan ook slechts een benadering van de Standaardopbrenst en Standaardverdiencapaciteit.
Een melkveehouderij geeft gezien de verschillende piektijden qua arbeidsbehoefte, maar ook qua ‘onvoorspelbare’ werkzaamheden (aan-/afvoer vee, voederwinning, geboortes van kalveren, diergezondheidszorg etc.) een op zijn minst lastig te plannen vaste werkvorm. Meerdere werkzaamheden vallen samen (melken en aan/afvoer van vee, voederen van vee, voederwinning en het afkalven van koeien). Dit wordt grotendeels arbeidstechnisch opgelost doordat ondernemers hun werkzaamheden uitwisselen. Daarnaast worden ook werkzaamheden gezamenlijk uitgevoerd. Het afkalven van de koeien gebeurt veelal in de nachtelijke uren. Bij de geboorte van een kalf dient toezicht aanwezig te zijn. Op complicaties bij het kalveren moet snel en adequaat gereageerd te worden. Bij een bedrijf met 275 melkkoeien, moeten hiervoor minimaal twee personen beschikbaar zijn in de directe nabijheid van de stallen. Vooral ’s nachts brengt dit een grote lichamelijke belasting met zich mee. Afwisseling van personen is noodzakelijk om dit lichamelijk vol te kunnen houden. De koeien worden zomers overdag geweid. In Nederland is de discussie omtrent de weidegang volop gaande. Ook in de gemeente Borger Odoorn is dit weiden van oudsher gebruikelijk. De ondernemers willen daarnaast vanuit hun rol laten zien aan burgers dat ze het vee de mogelijkheid geven om te
weiden, waarmee ze zich onderscheiden van een steeds groter aantal collega veehouders dat kiest voor permanent opstallen. Beweiden geeft extra werkzaamheden. Als eerste kan gesteld worden dat het vee rondom de melkbeurten gehaald of gebracht moet worden naar het weiland. Extra controles van de omheiningen en de verstrekking van vers drinkwater zijn dagelijks nodig. De weidepercelen worden doorkruist met sloten, deze sloten kunnen bij een uitbraak van het vee een gevaar zijn voor het vee. Een deel van de werkzaamheden rondom de voederwinning wordt zelf gedaan. Vanwege het beweiding-systeem is het landbouwkundig gezien noodzakelijk dat er tussen de beweiding ook veel gemaaid wordt zodat het vee na een maaisnede weer een fris perceel gras aangeboden kan worden. Door de afhankelijkheid van een loonwerker kan er op elk moment van de dag ingekuild worden, waarna de kuilbult in eigen beheer snel en vakkundig moet worden afgedekt om de kwaliteit van het ruwvoer te behouden. Bij een omvang van 275 melkkoeien en een vervanging van 25-30% (landelijk gemiddelde is 35%) zijn er alleen al wekelijks aan- en afvoerbewegingen van volwassen vee. Dit kan niet door de transporteur alleen gedaan worden. Hierbij is ook hulp nodig van de veehouder. Naast de fysieke hulp moet de veehouder vervolgens meerdere administratieve handelingen uitvoeren (o.a. af- en aanmelden in het I en R systeem). Daarnaast is het inplannen van exacte tijdstippen omtrent dit transport erg moeilijk omdat de veehouder afhankelijk is van de transporteur/veehandelaar. Gesteld kan worden dat gezien de omvang van het bedrijf en de beschikbare arbeid het productieproces maximaal geoptimaliseerd is. Objectief beschouwd is het bedrijf ruim onderbezet qua arbeid, maar kan onder andere vanwege de directe beschikbaarheid en hoge productiviteit van de aanwezige arbeid snel geschakeld worden, waardoor het geheel draaiende gehouden wordt. Belangrijk om te vermelden is dat de ondernemers een zorgplicht hebben naar het levende vee toe. Met andere woorden; in de melkveehouderij hebben de ondernemers de wettelijke plicht om de verzorging in de breedste zin (o.a. verzorging op gebied van diergezondheid, verzorging op het gebied van het verstrekken van voeding en water, hulp bij geboorte van een kalf) naar behoren uit te voeren. Het benodigde toezicht en de arbeid op ook onregelmatige werktijden (aan- en afvoer vee, geboortes van kalveren, ruwvoerwinning) vergen veel energie naast de dagelijkse werkzaamheden. Vanuit sociaal oogpunt is het wenselijk dat deze werkzaamheden uitwisselbaar zijn, met name waar het gaat om de arbeidsbezetting tijdens de weekenden. Flexibele inzet van de ondernemers, ook op zogenaamde ‘oncourante uren’ is essentieel. De arbeidsinzet moet op een veehouderij met een dergelijke aard en omvang verdeeld worden over meerdere ondernemers. Juist werkzaamheden als de begeleiding van de geboorte van kalveren en het reageren op afwijkingen (in gezondheid, klimaat, etc.), vragen om een grote deskundigheid. Dit kan bij een dergelijke omvang niet door één enkele persoon uitgevoerd worden. Daarom is ook de permanente aanwezigheid van twee bedrijfshoofden noodzakelijk. De ervaring leert dat indien één van beide bedrijfshoofden elders in de bebouwde kom zou gaan wonen dit uiteindelijk zal leiden tot een onevenwichtige verdeling van de onregelmatige arbeid. Het herhaaldelijk op en neer moeten rijden vanuit de bebouwde kom van bijvoorbeeld Borger betekent
toch al gauw dat iemand voor een korte controle veel meer tijd kwijt is dan iemand die bij de stallen woont. Door de aanwezigheid van de tweede bedrijfswoning kan de arbeid optimaal worden verdeeld. Zeker op de langere termijn is dit een waarborg voor de continuïteit van de bedrijfsvoering. Zorgpunt bij een tweede bedrijfswoning is het gebruik ervan op langere termijn als bedrijfswoning. In een aantal gevallen maakt een tweede bedrijfswoning, mede uit financiële overwegingen, bij de overname van het bedrijf geen deel uit van deze overname en ontstaat op die wijze op termijn feitelijk een burgerwoning in het buitengebied die voor het naastgelegen agrarisch bedrijf milieutechnisch de bedrijfsontwikkeling kan gaan blokkeren. In de bedrijfssituatie van de initiatiefnemer is dit echter niet te verwachten. Het bedrijf heeft een bedrijfsomvang van meer dan 5 arbeidskrachten. De aard en omvang van het melkveebedrijf maakt permanent toezicht noodzakelijk. Gezien de omvang van het totale bedrijf en de melkveehouderij in het bijzonder ontstaat een onwerkbare situatie als één bedrijfshoofd verantwoordelijk is voor het toezicht buiten de reguliere werktijden. Dit is ingegeven door het feit dat het melksysteem is ingericht op twee medewerkers en dat er in de nachtelijke uren snel iemand ter plaatse moet zijn als er een koe moet afkalven of bij controle en behandeling van zieke dieren. Met de realisatie van een tweede bedrijfswoning kan het agrarisch erf vanaf de zijde van de openbare weg een ruimtelijke kwaliteitsslag maken.