1
2
1.INLEIDING De verkoopconcessie is een bijzondere distributietechniek en houdt een nauwe samenwerking in tussen twee partijen die zich in een verschillende fase van het distributieproces bevinden. Kenmerkend voor de verkoopconcessie is het feit dat de partijen tijdens de samenwerking hun juridische zelfstandigheid behouden en dat de samenwerking beide partijen in gelijke mate ten goede moet komen. De concessiehouder beslist in grote mate zelf over de omstandigheden waarin en de voorwaarden waaraan hij de producten op de markt brengt. Wegens mededingingsrechtelijke motieven kan deze onafhankelijkheid hem dikwijls zelfs niet contractueel ontnomen worden. Daarbij wordt de concessiehouder ingeschakeld in het globaal distributiesysteem van de concessiegever, die door beroep te doen op een gespecialiseerde verkoper tracht de verspreiding van zijn producten te optimaliseren. De concessiehouder geniet van bijzondere rechten ten overstaan van de concessiegever ( recht op permanente levering ), maar heeft zelf ook bijzondere plichten heeft ( de verplichting om verder te verkopen ). Op juridisch vlak dient te worden benadrukt dat de verkoopconcessie in de eerste plaats een contract is en dientengevolge in beginsel beheerst wordt door het principe van de wilsautonomie, dit wil zeggen, partijen zijn in beginsel vrij om de inhoud van hun samenwerking in onderling overleg zelf vast te leggen.
3
Zowel de contractsvrijheid als ook de bijzondere rechten dienen echter steeds te worden geplaatst in hun – vooral mededingingsrechtelijke- Europese en nationale context, die de vrijheden van de partijen niet zelden gevoelig inperkt. De wetgever heeft geen regeling gemaakt, die elk onderdeel van een concessieovereenkomst regelt, doch heeft enkel de eenzijdige beëindiging van alleenverkoopovereenkomsten geregeld in de Wet van 27 juli 1961 m.b.t. de beëindiging van de concessie van alleenverkoop ( zie verder ).
4
1.Plicht om te verkopen De concessiegever verbindt zich ertoe om aan zijn concessiehouder de in de overeenkomst omschreven producten te verkopen. 2.Recht om te verkopen De concessiehouder verkoopt de producten steeds in eigen naam en voor eigen rekening. Het recht de producten te verkopen impliceert in hoofde van de licentiehouder ook het recht op permanente en regelmatige leveringen door de concessiegever tijdens de duur van de overeenkomst. 3.In eigen naam en voor eigen rekening Uit het feit dat de licentiehouder zijn handelsactiviteit uitoefent in eigen naam en voor eigen rekening volgt dat hij ook ten volle instaat voor het financiële risico verbonden aan zijn activiteit. Er kan geen sprake zijn van een verkoopconcessie van zodra er een band van ondergeschiktheid bestaat tussen de twee partijen.
5
De benaming die de partijen aan hun overeenkomst geven is niet doorslaggevend bij de kwalificatie ervan. Zo heeft de rechtspraak beslist dat een overeenkomst, gekwalificeerd door de partijen als een verkoopconcessie, in feite een handelsagentuur betrof aangezien de zogezegde concessiehouder commissielonen ontving van zijn leverancier. 4. Verkoop van producten De verkoopconcessie beoogt het op de markt brengen en de verkoop van welbepaalde producten. Of de verkoopconcessie betrekking heeft op één of meer producten doet hierbij niet ter zake. Het staat partijen inderdaad vrij hierover contractueel te beschikken. Indien partijen hierover geen duidelijke afspraken gemaakt hebben, is het soms moeilijk te bepalen of de concessiehouder ook het recht heeft om de nieuwe producten die de concessiegever op de markt brengt te verdelen. De verkoopconcessie beoogt de verkoop van goederen afkomstig van de concessiegever. Het product dat uiteindelijk door de concessiehouder wordt verspreid dient als dusdanig te worden herkend. Daarbij is het van geen belang of de concessiehouder de goederen op zijn beurt nog enigszins bewerkt door het bijvoorbeeld te monteren of te verpakken. Zodra het product echter zodanig wordt omgevormd of geïncorporeerd in een groter systeem dat het niet meer herkenbaar is, zal er geen sprake meer zijn van een verkoopconcessie. 5. Intuitu Personae De verkoopconcessie wordt vaak aangegaan met het oog op de bijzondere vaardigheden, kennis en ervaring van de concessiehouder. Men neemt dus meestal aan dat een concessieovereenkomst intuitu personae wordt aangegaan. Het veralgemenen van het intuitu personae- principe dient echter ook vermeden te worden. Verkoopconcessies kunnen dan ook een ontbindende voorwaarde bevatten gekoppeld aan wisselingen in de persoon van de concessiehouder, aan veranderingen in de raad van bestuur, of in het eigenaarsschap van de onderneming. Men kan ook overwegen om in de licentieovereenkomst een clausule op te nemen die de overdracht van de onderneming aan derden onderwerpt aan de goedkeuring van de concessiegever. Het intuitu personae karakter van de licentieovereenkomst zal slechts zelden gelden ten overstaan van de concessiegever.
6
6. Geen exclusiviteit Hoewel de exclusiviteit geen essentieel kenmerk is van de verkoopconcessie zal deze evenwel vaak bedongen worden. Deze exclusiviteit is van groot belang indien men moet beoordelen of de concessiehouder zich al of niet op de bescherming van de Alleenverkoopwet kan beroepen. ( zie verder ) 7. Checklist van de in een concessieovereenkomst op te nemen bepalingen 1.
Opening
Partijen bij de overeenkomst, adressen; functie en vertegenwoordigingsbevoegdheid van ondertekenaars. 2.
Onderwerp van de overeenkomst
2.1
Wederverkoop op eigen naam en voor eigen risico van de contractsproductenin het contractsgebied.
2.2
Omschrijving contractsproducten, eventueel in bijlage bij de overeenkomst; regeling voor toekomstige wijzigingen productenpakket. Mogelijkheid voor de wederverkoper eventueel ook in de toekomst op te treden voor producten die bij het aangaan van de overeenkomst nog niet gemaakt worden c.q. niet tot de contractsproducten behoren. Indien de producten in een annex zijn opgesomd, kan dit eenvoudig door wijziging c.q. aanvulling van de annex.
2.3
Afbakening contractsgebied. Al dan niet exclusiviteit; lijst van afnemers aan wie de exporteur rechtstreeks mag leveren zonder tussenkomst van de wederverkoper en eventuele vergoeding voor de wederverkoper in dergelijke gevallen.
3.
Duur van de overeenkomst
3.1
Voor onbepaalde tijd of voor een bepaalde (al dan niet automatisch, verlengbare) periode (zie ook 7).
3.2
Datum waarop de overeenkomst in werking treedt.
4
Rechten en plichten van de wederverkoperµ
4.1
Algemene verplichting dat de wederverkoper alles dient te doen wat in zijn vermogen ligt ter behartiging van de belangen van de exporteur en ter promotie van diens producten.
4.2
Verplichting tot geheimhouding van alle vertrouwelijke informatie.
4.3
Verplichting de verkoop zelfstandig / door eigen bedrijf te verrichten en deze niet aan andere ondernemingen uit te besteden.
4.4
Verplichting te leveren aan alle gegadigden binnen contractsgebied (vergelijk echter 2.3).
7
4.5
Behalen van bepaalde minimumomzetten (zie ook 7).
4.6
Regeling omtrent het recht om producten die met de contractsproducten concurreren te verhandelen of te vervaardigen; non-concurrentiebeding voor bepaalde tijd na afloop van de overeenkomst.
4.7
Verbod om de contractsproducten (gedeeltelijk) te wijzigen.
4.8
Aanbieden van de producten in de verpakking en onder de merknaam die de exporteur voorschrijft (zie ook 6).
4.9
Regeling over het recht eigen sub-wederverkopers of agenten voor aparte rayons aan te stellen.
4.10 Voorzien van de exporteur van alle noodzakelijke informatie, onder meer: 1. 2. 3. 4. 5.
verkooprapporten namen van (potentiële) afnemers overheidsmaatregelen die de import van de contractsproducten (kunnen) belemmeren activiteiten van concurrenten en nieuwe concurrerende producten gehanteerde verkoopprijzen voor verkochte producten
4.11 Zorgen voor een voldoende aantrekkelijke uitstalling van de contractsproducten in een showroom. 4.12 Verantwoordelijkheid voor reclame- en promotiecampagnes en andere verkoopbevorderende maatregelen. 4.13 Eis dat de inhoud van bepaalde productfolders door exporteur dient te worden goedgekeurd. 4.14 Afbakening verantwoordelijkheden m.b.t. garantie op geleverde contractsproducten ook na beëindiging overeenkomst. 4.15 Minimale eisen t.a.v. de uitrusting van de wederverkoper om (technische) service te kunnen verlenen. 4.17 Bezit van adequate opslagruimtes. 4.18 Aanhouden van een bepaalde minimale voorraad van de producten (en onderdelen hiervan) om een snelle levering mogelijk te maken. Rechten en plichten van de exporteur 5.1
Levering van de contractsproducten tegen groothandelsprijzen tegen bepaalde leverings- en betalingsvoorwaarden (o.a. transport, douaneformaliteiten, verzekering, eigendomsvoorbehoud, faktureringsvaluta, betalingswijze, betaaltermijn, boeteclausules) die zo mogelijk in een bijlage bij de overeenkomst worden gevoegd . Verwijzing naar de Incoterms van 1980 voor de interpretatie van de leveringscondities als dit niet in de algemene voorwaarden expliciet vermeld staat.
5.2
Recht om aan bepaalde, met name genoemde, afnemers zelf te blijven leveren (vergelijk 2.3 en 4.4).
8
5.3
Overleg met wederverkoper over wijzigingen van contractsproducten.
5.4
Aansprakelijkheidsbeperking wegens te late levering wegens overmacht (opsomming van omstandigheden die onder meer overmacht kunnen inhouden) of wegens redelijkerwijze onvoorziene omstandigheden, voor zover dit niet reeds in de algemene voorwaarden is geregeld (zie 5.1).
5.5
Recht om zelfstandig de prijzen te bepalen en leverings- en betalingsvoorwaarden aan te passen.
5.6
Recht van de exporteur om zelf, of door een vertegenwoordiger, (potentiële) afnemers te bezoeken en om administratie van wederverkoper te onderzoeken.
5.7
Recht om op (bepaalde) gerechtvaardigde gronden sommige orders van de wederverkoper niet of slechts in andere vorm te accepteren.
5.8
Verplichting om zo nodig personeel van de wederverkoper (op diens kosten) een producttraining bij de exporteur te geven.
5.9
Het ter beschikking stellen van productfolders of eventueel van materiaal hiervoor, als de wederverkoper de productfolders zelf samenstelt.
6
Rechten van industriële eigendom
6.1
Regeling over de registratie van de rechten van industriële eigendom van de producent in het land van de wederverkoper op naam van de producent. In sommige landen moet of kan de producent zijn merk (beter) zelf registreren en dient ook de gebruiker van het merk voor dat land geregistreerd te worden.
6.2
Recht en plicht voor wederverkoper om het merk van de producent in ongewijzigde vorm slechts bij de verkoop van de contractsproducten te gebruiken.
6.3
Verplichting tot samenwerking bij de opsporing en gerechtelijke vervolging van derden, die in het afzetgebied inbreuk maken op de industriële eigendomsrechten van de producent.
6.4
Verval van alle rechten van de wederverkoper op gebruik te maken van de rechten van industriële eigendom van de exporteur / producent, vanaf de datum waarop de laatste deze overeenkomst heeft opgezegd.
7.
Beëindiging van de overeenkomst
7.1
Gronden waarop de overeenkomst met directe ingang door de andere partij schriftelijk mag worden opgezegd, zoals het niet behalen van de minimumomzet, faillissement, ernstige financiële moeilijkheden, ernstige inbreuk op contractsbepalingen, niet langer produceren van de contractsproducten, verandering in de eigendoms- en / of bestuursverhoudingen c.q. verkoop van de onderneming van de wederverkoper of van de exporteur. Regeling van de (hoogte van de) schadevergoeding die bij contractbreuk verschuldigd kan zijn.
7.2
Opzeggingstermijn indien zich geen zwaarwegende reden voordoet (bijv. minimaal zes maanden, plus een extra termijn per verstreken contractjaar).
7.3
Compensatie aan wederverkoper na beëindiging op gronde van 7.2 indien de exporteur aanmerkelijk voordeel heeft van de activiteiten van de wederverkoper en de exporteur na afloop van de overeenkomst nog voordeel heeft van de zakelijke relaties met de verworven afnemers.
9
8.
Rechtskeuze en jurisdictie
8.1
Op de inhoud van de overeenkomst en eventuele geschillen daaruit voortvloeiend is het recht toepasbaar van het land waar de exporteur (of de wederverkoper) is gevestigd, of indien dit anders is, het land waar de wederverkoper zijn activiteiten uitoefent.
8.2
Bevoegde rechter: gewone rechter van de woonplaats van de wederpartij. Belangrijk is een vonnis te verkrijgen dat uitgevoerd kan worden in het land zelf of, middels een executieverdrag, in een ander land, waar de wederverkoper bij fondsen en / of bezittingen heeft.
8.3
In plaats van de rechter een bepaalde arbitrage-instantie.
9.
Slotbepalingen
9.1
Niet overdraagbaarheid van de rechten en plichten van partijen uit deze overeenkomst.
9.2
Afwijken van deze overeenkomst alleen mogelijk met schriftelijke overeenstemming tussen exporteur en wederverkoper.
9.3
Regeling omtrent de geldigheid van de overeenkomst, indien een of meer clausuled ongeldig (c.q. onwettig) blijken te zijn.
9.4
Verklaring dat deze overeenkomst alle eventuele vorige afspraken teniet doet en dat er geen bijkomende afspraken gemaakt zijn.
9.5
Vaststelling authentieke taal.
10
1. Uitzondering op het beginsel van de wilsautonomie Het Belgische recht kent geen algemene wettelijke bepalingen inzake concessieovereenkomsten. De invulling van dergelijke overeenkomsten wordt dus volledig aan de contractspartijen overgelaten. De Belgische wetgever heeft er zich toe beperkt bepalingen uit te vaardigen in verband met één specifiek probleem, namelijk de eenzijdige beëindiging van de voor onbepaalde tijd verleende concessies van alleenverkoop. De bepalingen van deze wet zijn van dwingend recht doch niet van openbare orde, dit wil zeggen dat alle met de wet strijdige overeenkomsten nietig zijn, doch dat de rechter niet ambtshalve zelf de nietigheid kan inroepen. 2. Toepassingsgebied In artikel 1.§ 2 van de Alleenverkoopwet worden de 3 soorten verkoopconcessies aangeduid die onder de bescherming van deze wet vallen.
11
Het gaat om 1) 2) 3)
de concessie van alleenverkoop de verkoopconcessie van quasi-alleenverkoop de verkoopconcessie met belangrijke verplichtingen voor de concessiehouder
Opdat de Alleenveerkoopwet van toepassing zou zijn, dient het bovendien te gaan om de eenzijdige beëindiging van een veerkoopconcessie van onbepaalde duur of om de beëindiging of vernieuwing van een verkoopconcessie van bepaalde duur. Om onder de bescherming van de Wet te vallen dienen bovengenoemde concessieovereenkomsten ten slotte geheel of gedeeltelijk uitwerking te hebben op het Belgisch grondgebied. In de concessie van alleenverkoop kent de concessiegever aan de concessiehouder het recht toe om als enige een bepaald product in eigen naam en voor eigen te verkopen. Meestal zal contractueel bedongen worden dat de concessiehouder het recht op alleenverkoop enkel kan uitoefenen binnen een bepaald territorium. De Belgische rechtsleer is het er niet volledig over eens of de exclusiviteit ook betrekking kan hebben op bepaalde klanten of bepaalde producten. Wel kan men contractueel bedingen dat meerdere concessiehouders samen over een exclusiviteit beschikken. Ook het beding in de overeenkomst van alleenverkoop waarbij de concessiegever zich het recht voorbehoudt om in het concessiegebied zelf dezelfde producten te verkopen, is perfect geldig. Het is van belang op te merken dat voornoemde vormen van exclusiviteit in de overeenkomst van alleenverkoop dienen bedongen te worden. Gelet op het feit dat de exclusiviteit contractueel bedongen dient te worden, kent de Wet door middel van art. 1§1 2° ook bescherming toe aan de feitelijke alleenverkoopconcessies. Dit zal bijvoorbeeld het geval zijn indien een concessiehouder 80 % van het productengamma van de concessiegever verkoopt. Men spreekt in dit geval van de concessie van quasi- alleenverkoop. Een laatste type concessieovereenkomst die onder de Wet van alleenverkoop valt is de verkoopconcessie waarbij aan de concessiehouder belangrijke verplichtingen opgelegd worden.
12
Enkele voorbeelden van dergelijke verplichtingen: -
het opleggen van minimumquota‟s aanwerving van gekwalificeerd personeel een verbod om op te treden buiten het concessiegebied
De aanwezigheid van dergelijke contractueel bedongen verplichtingen volstaat voor de concessiehouder om onder de bescherming van de Wet te vallen. Het is dus niet vereist dat daarenboven van enige exclusiviteit of quasi-exclusiviteit sprake zou zijn. 3 De beëindiging van de concessie van bepaalde duur De Alleenverkoopwet bepaalt de voorwaarden die de partij die een overeenkomst van bepaalde duur wenst te beëindigen moet naleven. De opzegging dient te gebeuren door middel van een aangetekend schrijven ten minste 3 maanden en ten hoogste 6 maanden voor de afloop van de verkoopconcessie. Indien één van de voornoemde voorwaarden niet vervuld werden, worden de partijen geacht te hebben ingestemd met een vernieuwing van het contract. Deze vernieuwing van het contract kan ofwel van onbepaalde duur zijn, ofwel van bepaalde duur indien de partijen zulks contractueel zijn overeengekomen Artikel 3 bis van de Alleenverkoopwet bepaalt verder dat: -
-
wanneer een verkoopconconcessie van bepaalde duur tweemaal werd vernieuwd, ongeacht of de bedingen van het oorspronkelijk contract al dan niet werden gewijzigd of wanneer zij tweemaal stilzwijgend werd verlengd ten gevolge van een beding van het contract.
Elke latere verelenging geacht wordt te zijn toegestaan voor onbepaalde tijd.
13
1. Redelijke opzeggingstermijn Artikel 2 van de Alleenverkoopwet bepaalt dat voor onbepaalde tijd verleende verkoopconcessies, behalve bij grove tekortkoming van één van de partijen aan haar verplichtingen, slechts beëindigd kunnen worden mits redelijke opzeggingstermijn of een billijke schadevergoeding. Het bedrag van deze billijke vergoeding kan door de partijen worden bepaald bij de opzegging van het contract en zal desnoods door de rechter vastgesteld worden, rekening houdende met de gebruiken.
Duur van een vereiste redelijke opzegtermijn De rechter zal eerst nagaan wat de duur is van de in casu vereiste opzegtermijn. De enige uitzondering hierop is de situatie waarin de opzegtermijn al vastgesteld is, hetzij door gemeen akkoord der partijen bij de opzegging, hetzij door een eerdere rechterlijke beslissing. Volgens artikel 2 lid 1 van de Alleenverkoopwet moet de opzegtermijn redelijk zijn. Een redelijke opzegtermijn is een termijn die de opgezegde partij toelaat om in een evenwaardige vervanging te voorzien. De rechter zal bij de bepaling van een redelijke opzegtermijn ondermeer rekening houden met: -
de duur van de verkoopconcessie op het ogenblik van de opzegging 14
-
de uitgestrektheid van het territorium het aandeel van de concessie in verhouding tot de overige activiteiten van de concessiehouder de gerealiseerde omzet het bijzondere karakter van de producten de evolutie in de gerealiseerde omzet en winst de graad van bekendheid en bijzondere voorwaarden opgelegd aan de concessiehouder gedane investeringen
2. De vervangende schadevergoeding In het geval de opzeggende partij geen redelijke opzeggingstermijn in acht genomen heeft, zal de opgezegde partij aanspraak kunnen maken op een vervangende schadevergoeding. De vervangende schadevergoeding kan vastgesteld worden door een gemeenschappelijk akkoord van de partijen op het moment van de opzegging van het contract. Bij gebreke aan een gemeenschappelijk akkoord, zal de vervangende schadevergoeding door de rechter bepaald worden. 2.1. Criteria
2.1.1. Duur van een vereiste redelijke opzegtermijn De bepaling van de duur van de vereiste redelijke opzegtermijn werd eerder reeds besproken.
2.1.2. Gemiddelde semi-bruto winst De vaststelling van de vervangende schadevergoeding gebeurt vervolgens door berekening van de winst die de concessiehouder,- gever gederfd heeft wegens het niet verkrijgen van een redelijke opzegtermijn. Om de winst te bepalen die de concessiehouder,-gever gedurende de opzegtermijn gerealiseerd zou hebben, hanteert de rechter het criterium van de semi-bruto-winst. De gemiddelde semi-bruto winst die de concessiehouder realiseerde dient berekend te worden op een periode die in tijd zo weinig mogelijk verwijderd ligt van de periode van opzeg. Meestal baseert de rechter zich bij de berekening van de semi-bruto winst op de 2 à 3 jaren die de opzegging van het contract voorafgaan. Indien echter de resultaten van de concessiehouder een opvallende opwaartse of neerwaartse tendens vertonen, kan de rechter dit gemiddelde aanpassen.
15
De semi bruto winst zal vervolgens vermenigvuldigd worden met het aantal maanden of jaren die door de rechter worden weerhouden als overeenstemmende met een redelijke opzeggingstermijn. De gemiddelde semi-bruto winst zal bekomen worden door de nettowinst te vermeerderen met de niet variabele ofwel vaste kosten. De rechter zal eerst nagaan wat de gemiddelde netto-winst van de concessiehouder gedurende de jaren voorafgaand aan de opzeg van het contract was. Deze netto-winst zal hij vermeerderen met de kosten die de concessiehouder zal blijven dragen, onverminderd de stopzetting van de activiteiten waarop de concessie betrekking heeft. Uiteraard is het onmogelijk een volledige opsomming te geven van deze kosten aangezien deze verschillend zijn naar gelang van de aard van de onderneming. Desalniettemin gaat men uit van de volgende kosten: -
Huur, verwarming, verlichting Onderhoud van localen Onderhoud van machines Abonnementen op vaktijdschriften Personen en vennootschapsbelasting Verzekeringen Sociale bijdragen Salarissen
2.1.3. Wijze van berekening van de gemiddelde semi-bruto winst De rechter bepaalt het percentage dat de door de concessiegever geleverde goederen vertegenwoordigen in het totale zakencijfer van de concessiehouder en past vervolgens dit percentage toe op de hierbovengenoemde kosten. 3 Billijke bijkomende schadevergoeding 3.1 Toepassingsvoorwaarden Artikel 3 van de Alleenverkoopwet stelt dat onder bepaalde voorwaarden de concessiehouder recht heeft op een billijke bijkomende vergoeding. Allereerst is vereist dat het gaat om een concessieovereenkomst van onbepaalde duur. Tenslotte heeft de concessiehouder slechts in twee gevallen de mogelijkheid om om aanspraak te maken op de bijkomende vergoeding:
16
1. in geval van éénzijdige beëindiging door de concessiegever op andere gronden dan de grove tekortkoming van de concessiehouder. 2. in geval van éénzijdige beëindiging door de concessiehouder wegens grote tekortkoming van de concessiegever. 3.2 Grondslag van de bijkomende schadevergoeding
3.2.1. meerwaarde inzake cliënteel De meerwaarde inzake cliënteel is het belangrijkste bestanddeel van de bijkomende vergoeding. Opdat de concessiehouder aanspraak zou kunnen maken op de bijkomende schadevergoeding, is het noodzakelijk dat: -
de meerwaarde aan cliënteel een ‘bekende’ meerwaarde is, dit wil zeggen dat er op het einde van de contractuele relaties in vergelijking met het begin van de contractuele relaties, een aanzienlijke, belangrijke stijging in het cliënteelbestand waarneembaar is. Om te bepalen of er inderdaad een meerwaarde is zal men rekening houden met de evolutie van de omzet en winst, met de uitbreiding van het klantenbestand en eventueel met het aantal verkochte producten. Eveneens de duur van de concessieovereenkomst kan in aanmerking genomen worden in de mate dat de meerwaarde aan cliënteel veel minder belangrijk wordt geacht indien de concessie reeds zeer lang duurt.
-
het cliënteel aangebracht is door de concessiehouder. Indien beide partijen hebben bijgedragen aan de meerwaarde aan cliënteel, zal enkel die aanbreng die uitsluitend te danken is aan de concessiehouder in aanmerking komen voor vergoeding in aanmerking komen.
-
het aangebrachte cliënteel verblijft ook na de beëindiging van de concessieovereenkomst aan de concessiegever.
Het bedrag van de cliënteelvergoeding wordt meestal bepaald in functie van het behaalde resultaat of van de omzet. Meestal varieert de vergoeding tussen een bedrag dat overeenstemt met 6 maanden tot 2 jaar netto-winst. De rechter kan echter ook uitgaan van een percentage van de omzet of van het resultaat.
3.2.2. Kosten gemaakt door de concessiehouder waar de concessiegever van profiteert
17
De Wet bepaalt dat het dient te gaan om kosten die rechtstreeks verband houden met de exploitatie van de concessie en die aan de concessiegever ook na de de beëindiging van de concessieovereenkomst blijvende voordelen opleveren. In de praktijk zal het vaak niet eenvoudig zijn voor de concessiehouder om deze kosten aan te duiden. Het bewijs van investeringen door de concessiehouder gedaan, levert doorgaans niet veel moelijkheden op, doch vele door de concessiehouder gemaakte kosten zullen ook voor hemzelf een verrijking uitmaken waardoor ze door de rechter meestal (gedeeltelijk) zullen afgewezen worden.
3.2.3. Het rouwgeld Een laatste onderdeel van de bijkomende vergoeding is het rouwgeld dat de concessiehouder verschuldigd is aan het personeel dat hij verplicht is te ontslaan tengevolge van de beëindiging van de verkoopconcessie. De concessiehouder moet wel aantonen dat de ontslagen werknemer tewerkgesteld was in het kader van de uitbating van de concessieovereenkomst. Opdat het door de concessiehouder te betalen rouwgeld in aanmerking zou komen voor vergoeding, is vereist dat de aan het personeel van de concessiehouder verschuldigde opzegtermijn de aan de concessiehouder verleende termijn overschrijdt. Indien de opzeggingsvergoedingen reeds in aanmerking werden genomen met betrekking tot de niet variabele, vaste kosten voor de berekening van de vervangende opzeggingsvergoeding, komen zij uiteraard niet meer in aanmerking voor de bepaling van de bijkomende vergoeding.
18
1. Nationaal recht De Wet op de alleenverkoop bepaalt dat indien de verkoopconcessie geheel of gedeeltelijk in België uitwerking heeft, de benadeelde concessiehouder steeds de ontslaggevende concessiegever kan dagvaarden voor de Belgische rechtbanken. De Belgische rechter zal voorts ook verplicht zijn het Belgische recht toe te passen ook indien de partijen de toepassing van een ander recht waren overeengekomen. 2. Internationaal recht 2.1. Bevoegdheid rechter 2.1.1.Artikel 2 E.E.X-verdrag: algemene regel: De rechter van de woonplaats van verweerder is bevoegd. 2.1.2 Artikel 5, 1° E.E.X.-verdrag: bijzondere bevoegdheid: De eiser kan verweerder ten aanzien van verbintenissen uit overeenkomst ook oproepen voor de gerechten waar de verbintenis die aan de vordering ten grondslag ligt, is uitgevoerd of dient uitgevoerd te worden. 2.1.3 Artikel 17 E.E.X-verdrag:Partijen kunnen, onder bepaalde voorwaarden, zelf een bevoegde rechter aanduiden.
19
2.2 Toepasselijke recht 2.2.1 Artikel 3 Verdrag van Rome van 19 juni 1980 : partijen zijn in beginsel vrij om het recht te kiezen dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst. 2.2.2 Artikel 4 Verdrag van Rome van 19 juni 1980 : in geval van afwezigheid van rechtskeuze zal de overeenkomst onderworpen zijn aan het recht van het land waarmee de overeenkomst de nauwste verbindingen vertoont. Er wordt vermoed dat dit het land is waar de partij die de kenmerkende prestatie moet verrichten haar zetel heeft. 3. Arbitrage De vraag die zich hier stelt is of een rechter voor een vordering die gebaseerd is op de Wet van Alleenverkoop zijn rechtsmacht moeten afwijzen indien de verwerende partij een arbitragebeding inroept ? Een letterlijke interpretatie van de tekst van artikel 4 van de Wet leidt tot de vaststelling dat elke nationale of internationale arbitrage, overeengekomen vóór de beëindiging van een concessieovereenkomst van onbepaalde tijd, uitgesloten is. Rechtspraak en rechtsleer aanvaarden echter een arbitragebeding dat voorziet in de onderwerping van het geschil aan een scheidsgerecht op voorwaarde dat het arbitragebeding leidt tot de toepassing van de Belgische Wet.
20
21
1. Definitie overeenkomst Luidens artikel 1 van de Wet van 13 april 1995 is de handelsagentuurovereenkomst „een
overeenkomst waarbij de ene partij, de handelsagent, door de andere partij, de principaal, zonder dat hij onder diens gezag staat, permanent en tegen vergoeding belast wordt met het bemiddelen en eventueel het afsluiten van zaken in naam en voor rekening van de principaal.‟ 2. Kenmerken agentuurovereenkomst 2.1 De agent is zelfstandig handelaar De handelsagent is een handelaar en zal dientengevolge ook verplicht zijn zich te laten inschrijven in het handelsregister. 2.2 Taak van de agent De taak van de agent bestaat er in zaken „te bemiddelen en eventueel af te sluiten‟ De agent zal dus besprekingen voeren en onderhandelen met potentiële klanten met het oog op het afsluiten van een overeenkomst.
22
Door de toevoeging van het woord „eventueel‟ in de Wet, wordt benadrukt dat de tussenpersoon geen vertegenwoordigingsbevoegdheid hoeft te hebben om als een handelsagent gedefinieerd te worden. Het zijn de partijen die kunnen overeenkomen dat de agent bevoegd zal zijn om de principaal tegenover derden te verbinden, met andere woorden, dat hij vertegenwoordigingsbevoegdheid zal hebben. 2.3 Geen gezagsverhouding In de relatie tussen de principaal en zijn agent is er geen sprake van ondergeschiktheid, hetgeen toelaat de handelsagent te onderscheiden van de handelsvertegenwoordiger. In geval van twijfel omtrent de aard van de overeenkomst tussen de opdrachtgever en de tussenpersoon, zal de tussenpersoon geacht worden handelsvertegenwoordiger te zijn, behoudens tegenbewijs. Elementen die kunnen wijzen op het ontbreken van een gezagsverhouding: - tussenpersoon werkt voor meerdere principalen - tussenpersoon is financieel verantwoordelijk - de kosten van de tussenpersoon worden niet terugbetaald Hoewel deze elementen indicaties kunnen zijn voor het bestaan van een overeenkomt van handelsagent, toch is het aanwezig zijn van één dezer elementen niet voldoende om tot het bestaan van een overeenkomst van handelsagent te besluiten. Ook de kwalificatie die partijen aan hun overeenkomst hebben gegeven, is ter zake niet bindend. De overeenkomst zal steeds in concreto beoordeeld moeten worden. 2.4 Permanentie De band tussen de principaal en de handelsagent dient voldoende stabiel en duurzaam te zijn. Het is echter niet vereist dat de agent zijn hoofdberoep dient te maken van het bemiddelen van overeenkomsten voor rekening van de principaal. 2.5 Vergoeding Opdat er een agentuurovereenkomst zou bestaan, is vereist dat de activiteiten van de agent worden bezoldigd.
23
2.6. In naam en voor rekening van de principaal Bij het bemiddelen en afsluiten van zaken handelt de agent in naam en voor rekening van de principaal. 2.7. Duur van de overeenkomst De handelsagentuurovereenkomst wordt gesloten voor bepaalde tijd of voor onbepaalde tijd. Indien er geen schriftelijke overeenkomst is opgemaakt of indien in de schriftelijke overeenkomst de partijen de duur van de overeenkomst niet bepaald hebben, wordt de overeenkomst geacht van onbepaalde duur te zijn. Een overeenkomst die voor een bepaalde duur is aangegaan en die na afloop van de termijn wordt voortgezet, wordt van bij het afsluiten geacht een overeenkomst van onbepaalde duur te zijn. Partijen kunnen evenwel contractueel bedingen dat zij het recht hebben om de overeenkomst van bepaalde duur tussentijds op te zeggen.
24
De Wet van 13 april 1995 bepaalt dat de vergoeding van de handelsagent bestaat uit ofwel een vast bedrag, ofwel uit commissies, ofwel deels uit een vast bedrag en deels uit commissies. De vergoeding kan ook bestaan uit bijkomende voordelen zoals bijzondere uitkeringen, bonussen, winstdelingen etc.. 1. De vaste vergoeding Over de omvang van de vaste vergoeding is wettelijk niets geregeld zodat de partijen terzake volledig vrij zijn. 2. De Commissie 2.1. Recht op commissie Partijen komen doorgaans overeen dat de agent voor zijn geleverde prestaties vergoed zal worden door betaling van een commissieloon. Voor wat betreft de tijdens de duur van de agentuurovereenkomst afgesloten zaken heeft de handelagent recht op commissieloon wanneer de operatie tot stand komt dankzij zijn bemiddeling. Partijen kunnen het recht op deze „directe commissie‟ contractueel niet uitsluiten of beperken.
25
Vereist is echter wel dat er een rechtstreekse band bestaat tussen het sluiten van de overeenkomst en de tussenkomst van de handelsagent. De handelsagent zal recht hebben op een ‘indirecte commissie’ wanneer de operatie werd gesloten met een klant die de agent voordien bij de principaal heeft aangebracht voor gelijkaardige transacties. In de rechtsleer is er betwisting over de vraag of partijen het recht van de agent op deze indirecte commissie kunnen beperken. De handelsagent zal tenslotte ook recht hebben op een commissie indien is overeengekomen dat de handelagent alleen zal optreden in een bepaald gebied of bij een bepaalde groep personen en de zaak afgesloten werd met een klant uit dat gebied of die groep. Voor wat betreft zaken die afgesloten werden na het einde van de agentuurovereenkomst, heeft de handelsagent recht hebben op de uitbetaling van een commissie in 2 gevallen: -
-
indien de zaak hoofdzakelijk te danken is aan de activiteiten van de agent tijdens zijn overeenkomst en de zaak is afgesloten binnen de zes maanden na de beëindiging van de agentuurovereenkomst Indien de bestelling van een klant door de principaal of de handelsagent is ontvangen vóór het einde van de agentuurovereenkomst.
2.2. Uitsluiting recht op commissie De Wet bepaalt een aantal gevallen waarin de partijen kunnen overeenkomen dat het recht op commissie vervalt : -
-
indien de derde zijn verbintenissen niet nakomt en wanneer deze nietuitvoering niet te wijten is aan omstandigheden die aan de principaal aangerekend moeten worden indien de uitvoering onmogelijk is geworden zonder dat dit aan de principaal te wijten is. Indien de uitvoering van de overeenkomst redelijkerwijze niet kan geëist worden van de principaal vooral wanneer er door toedoen van de derde gewichtige redenen bestaan die de niet-uitvoering door de principaal rechtvaardigen.
3. Opeisbaarheid van de commissie De commissie van de handelsagent is opeisbaar van zodra en voor zover één van de volgende omstandigheden zich voordoet:
26
a) De principaal heeft de overeenkomst uitgevoerd of had, krachtens de overeenkomst met de derde, zijn contractuele verplichtingen moeten nakomen. ( art. 13 lid 1 van de Wet ) Partijen kunnen van deze bepaling echter contractueel van afwijken. b) De derde is zijn contractuele verplichtingen nagekomen.( art. 13 lid 2 van de Wet) Partijen kunnen hier niet van afwijken ten nadele van de agent. De commissie is dientengevolge uiterlijk opeisbaar wanneer de derde zijn deel van de overeenkomst heeft uitgevoerd of had moeten uitvoeren, indien de principaal zijn deel had uitgevoerd. Bij het vaststellen van het tijdstip waarop de commissie opeisbaar zal zijn, hebben de partijen dus verschillende mogelijkheden, waarvan de ene al gunstiger is voor de agent dan de andere. De meest gunstige clausule voor de handelsagent is vanzelfsprekend deze waarbij de commissie opeisbaar wordt op het ogenblik dat het recht op commissie ontstaat, namelijk bij het afsluiten van de zaak. Het andere uiterste is een clausule waarbij de partijen contractueel overeenkomen dat de opeisbaarheid van de commissie afhankelijk is van de effectieve betaling door de klant. De commissie dient uiterlijk op de laatste dag van de maand volgend op het kwartaal waarin zij opeisbaar is geworden, betaald te worden. Partijen kunnen hier contractueel niet van afwijken tenzij de overeengekomen regeling de handelsagent ten goede komt. lllll kk
27
3. Minimumomzet Partijen kunnen overeenkomen dat op geregelde tijdstippen, bijvoorbeeld jaarlijks, de verkoopsdoelstellingen voor een volgende periode worden vastgelegd. Indien de omstandigheden zodanig gewijzigd zijn dat in de loop van de nieuwe periode duidelijk wordt dat de minimumquota niet langer realistisch zijn, kunnen partijen deze quota in onderling overleg aanpassen. Partijen kunnen in hun overeenkomst ook sancties opnemen indien de minimumquota niet bereikt worden. De meest verregaande sanctie is de beëindiging van de overeenkomst. Minder verregaand is het verlies van exclusiviteit. 4. Het concurrentiebeding 4.1. Geldigheid Een concurrentiebeding tussen een handelsagent en zijn principaal is geldig, voor zover het: -
schriftelijk werd bedongen betrekking heeft op zaken waarmee de handelsagent belast was beperkt blijft tot het geografisch gebied of de groep personen die aan de handelsagent waren toevertrouwd in de tijd niet verder rijkt dan zes maanden na de beëindiging van de agentuurovereenkomst.
Het niet respecteren van deze voorwaarden leidt tot de nietigheid van het concurrentiebeding. Het concurrentiebeding zal geen uitwerking hebben indien de principaal de agentuurovereenkomst beëindigt zonder dat er sprake is van een grove tekortkoming van de agent of zonder dat er uitzonderlijke omstandigheden aanwezig zijn die elke verdere professionele samenwerking onmogelijk maken. Het concurrentiebeding zal eveneens geen uitwerking hebben indien de handelsagent de overeenkomst beëindigt op grond van een grove tekortkoming van de principaal of omwille van uitzonderlijke omstandigheden die elke verdere samenwerking onmogelijk maken.
28
4.2. Forfaitaire vergoeding De forfaitaire vergoeding waarin de overeenkomst voorziet in het geval het concurrentiebeding geschonden zou worden, mag niet hoger zijn dan het bedrag van één jaar vergoeding, berekend op basis van het gemiddelde van de vijf voorafgaande jaren of op basis van de gemiddelde vergoeding indien de overeenkomst minder dan vijf jaar geduurd heeft. 5.Het Delcrederebeding 5.1. Uitbreiding aansprakelijkheid De handelsagent kan op grond van het gemene recht contractueel aansprakelijk gesteld worden t.a.v. de principaal wanneer hij zaken afsluit met klanten die duidelijk insolvabel zijn. Indien hij dit doet, begaat hij een zware fout die een onmiddellijke beëindiging zonder vergoeding rechtvaardigt. Het opnemen van een delcrederebeding in de overeenkomst van handelsagent, zal leiden tot een uitbreiding van de aansprakelijkheid van de agent. Hij zal nu niet enkel meer aansprakelijk gesteld kunnen worden voor het kennelijk onvermogen, maar ook voor het niet in het oog springend en zelfs toekomstige onvermogen. 5.1. Voorwaarden 5.1.1 Het beding moet schriftelijk overeengekomen zijn 5.2.2 Handelsagent is door het delcrederebeding slechts aansprakelijk voor de gegoedheid van de klanten en niet voor diens andere contractuele tekortkomingen, tenzij anders schriftelijk is overeengekomen 5.2.3 De handelsagent moet persoonlijk zijn opgetreden 5.2.4 De leverings-of betalingsvoorwaarden mogen door de principaal niet zonder instemming van de handelsagent zijn gewijzigd. 5.2.4 De aansprakelijkheid van de handelsagent voor een eventuele insolvabiliteit van een klant, zal beperkt blijven tot de overeengekomen commissie. De Wet bepaalt echter dat in twee gevallen de aansprakelijkheid uitgebreid wordt en dat de agent zelfs onbeperkt aansprakelijk kan zijn: -
indien het delcrederebeding betrekking heeft op een bepaalde zaak
29
-
indien het delcrederebeding betrekking heeft op zaken die de handelsagent in naam en voor rekening van de principaal afsluit. De principaal zal dan immers verbonden zijn zonder dat hij de solvabiliteit van de klant heeft kunnen controleren.
30
1. Gemeenrechtelijke beëindigingswijzen In de artikelen 18 en 19 van de Wet op de Handelsagentuur worden de beëindigingsmodaliteiten van de agentuurovereenkomst geregeld. Art.18 voorziet de beëindiging van de overeenkomst van onbepaalde duur of bepaalde duur met de mogelijkheid van vroegtijdige beïndiging door het geven van een opzeggingstermjn. Art. 19 handelt over de beëindiging van elke overeenkomst op grond van een ernstige tekortkoming of uitzonderlijke omstandigheid die elke verdere professionele samenwerking definitief onmogelijk maakt. Algemeen wordt er van uitgegaan dat de Wet niet limitatief de wijzen van beëindiging heeft geregeld. Andere wijzen van beëindiging blijven dan ook mogelijk conform het gemeen verbintenissenrecht. De overeenkomst kan derhalve ook beëindigd worden met wederzijdse toestemming, omwille van het overlijden of faillisement van een partij, door het aflopen van een termijn, door overmacht, wegens caduciteit of door gerechtelijke ontbinding.
31
2. Beëindiging door middel van een opzeggingstermijn
Indien de handelsagentuurovereenkomst gesloten is voor onbepaalde tijd of voor bepaalde tijd met de mogelijkheid vroegtijdig op te zeggen, dan heeft ieder der partijen het recht om die te beëindigen met inachtneming van een opzeggingstermijn ( art 18 §1 van de Wet) 2.1. Duur Artikel 18 § 1 van de Wet voorziet tevens dat de opzeggingstermijn 1 maand bedraagt gedurende het eerste jaar van de overeenkomst en vervolgens na het eerste jaar wordt vermeerderd met 1 maand voor elk begonen jaar en dit totdat aldus een opzeggingstermijn van 6 maanden is bekomen. Deze minimumtermijnen worden dwingend door de Wet opgelegd, partijen kunnen hier dus niet van afwijken door contractueel kortere opzeggingstermijnen te bedingen. Daarnaast kunnen partijen wel langere termijen overeenkomen. Dergelijk contractueel zal geldig zijn op voorwaarde dat de door de principaal in acht te nemen termijn niet korter is dan die waartoe de handelsagent gehouden is. 2..2. Kennisgeving van de opzegging De kennisgeving van de opzegging kan op 3 manieren gebeuren: 1. Door afgifte van een geschrift waarin het begin en de duur van de opzeggingstermijn worden aangegeven. 2. Door een aangetekende brief waarin het begin en de duur van de opzeggingstermijn worden aangegeven. 3. door gerechtsdeurwaardersexploot waarin het begin en de duur van de opzeggingstermijn worden aangegeven. 3. De opzeggingsvergoeding 3.1 Toepassingsgebied De opzeggingsvergoeding zal verschuldigd zijn in 2 gevallen: -
-
in geval van onmiddellijke beëindiging zonder dat er sprake is van een grove tekortkoming of een ompstandigheid die verdere professionele samenwerking onmogelijk maakt indien er geen of een te korte opzeggingstermijn werd toegekend
32
2.2. Berekening van de opzeggingsvergoeding Uitgangspunt voor de berekening van de opzeggingsvergoeding is de gebruikelijke vergoeding die de handelsagent zou ontvangen hebben gedurende de duur van de opzeggingstermijn of gedurende het resterende deel van de opzeggingstermijn indien een te korte opzeggingsteremijn zou gegeven zijn. Indien de vergoeding van de handelsagent geheel of gedeeltelijk bestaat uit commissies wordt de opzeggingsvergoeding berekend op basis van het gemiddelde van de verworven commissies ( zonder dat met de opeisbaarheid rekening wordt gehouden ) gedurende de 12 maanden die aan de beëindiging van de overeenkomst voorafgaan of in voorkomend geval gedurende de maanden die de beëindiging van de overeenkomst voorafgaan De vergoeding zal berekend worden op het bruto-bedrag van deze commissies, dus exclusief B.T.W en zonder aftrek van de sociale bijdragen. Indien de vergoeding van de handelsagent geheel of gedeeltelijk uit een vast bedrag bestaat, zal hier voor de berekening van de opzeggingsvergoeding ook rekening mee worden gehouden. Als basis zal het vast bedrag genomen worden dat aan de handelsagent verschuldigd is gedurende de maand voorafgaand aan de beëindiging van de overeenkomst 3. Ernstige tekortkoming / Uitzonderlijke omstandigheden
Elke partij kan, onverminderd alle schadeloosstellingen, de overeenkomst zonder opzegging of voor het verstrijken van de termijn beëindigen, wanneer uitzonderlijke omstandigheden elke professionele samenwerking tussen de principaal en de handelsagent definitief onmogelijk maken of wanneer de andere partij ernstig tekort komt in haar verplichtingen. ( art. 19 lid 1 van de Wet ) 3.1. Ernstige tekortkoming De ernst van de tekortkoming zal in de eerste plaats door de rechtbanken moeten beoordeeld worden. De tekortkoming moet zo ernstig zijn dat de contractuele relatie niet meer tijdelijk kan voortgezet worden, zelfs niet tot het einde van de opzeggingstermijn of de voorziene einddatum van de overeenkomst van bepaalde duur. Enkele voorbeelden: in hoofde van de agent
33
-
aanvaarden van steekpenningen schenden van commerciële geheimen laattijdige betaling die de principaal een aanzienlijk nadeel berokkent overtreden van contractuele bepalingen die de agent verbieden transacties te sluiten voor eigen rekening of handelen voor concurrerende firma's
in hoofde van de principaal -
het schenden van de exclusiviteit het niet vergoeden van de agent het niet bezorgen aan de agent van de noodzakelijke informatie, stalen, …
3.2 Uitzonderlijke omstandigheden Enkele voorbeelden: -
duurzame en ernstige onenigheid tussen de partijen welke elke verdere ontwikkeling van de agentuurrelatie verlamt. overname van de agent door een rechtstreekse concurrent van de principaal familiale omstandigheden welke de agent beletten zijn activiteit verder te zetten
3.3. Voorwaarden De Wet bepaalt dat enkel de uitzonderlijke omstandigheden of de ernstige tekortkomingen waarvan kennis is gegeven ofwel door een deurwaardersexploot ofwel door een aangetekende brief verzonden binnen 7 dagen na de beëindiging aangevoerd kunnen worden ter rechtvaardiging van de beëindiging zonder opzegging ( overeenkomsten van onbepaalde duur ) of voor het verstrijken van de termijn ( overeenkomsten van bepaalde duur ) 4. Uitwinningsvergoeding 4.1 Voorwaarden De uitwinnings- of cliënteelvergoeding is ongetwijfeld één van de belangrijkste innovaties die de Wet in het Belgisch recht heeft geïntroduceerd. De agent heeft na de beëindiging van de agentuurovereenkomst recht op een uitwinnings-of cliënteelvergoeding indien hij de principaal nieuwe klanten heeft aangebracht of wanneer hij de zaken met de bestaande klanten aanzienlijk heeft uitgebreid, en voor zovervdit de principaal nog aanzienlijke voordelen kan opleveren.
34
Opdat de agent aanspraak zou kunnen maken op deze vergoeding dienen de volgende voorwaarden cumulatief vervuld te zijn:
4.1.1. De agentuurovereenkomst dient beëindigd te zijn. Niet elke beëindiging geeft echter recht op een cliënteelvergoeding. De Wet voorziet in een aantal gevallen waarin de agent geen aanspraak kan maken op een dergelijke vergoeding: -
-
de overeenkomst eindigt ten gevolge van een aan de agent toe te wijten ernstige tekortkoming de agent beëindigt de overeenkomst, tenzij deze beëindiging toe te wijten is aan een aan de principaal toe wijten reden of het gevolg is van leeftijd, invaliditeit of ziekte van de handelsagent. overdracht van de agentuurovereenkomst beëindiging van de agentuurovereenkomst overeenkomstig het gemeen recht
4.1.2. De aanbreng van nieuwe klanten of een aanzienlijke uitbreiding van de omzet met de bestaande klanten 4.1.3. De aanbreng van cliënteel is te danken aan de activiteiten van de agent 4.1.4. De aangebrachte klanten of de gerealiseerde uitbreiding van de omzet met de bestaande klanten moeten de principaal nog voordelen kunnen opleveren, na de beëindiging van de overeenkomst. 4.1.5. Deze voordelen voor de principaal dienen aanzienlijk te zijn. 4.2. Het bedrag van de uitwinningsvergoeding De Wet bepaalt dat het bedrag van de uitwinningsvergoeding niet meer mag bedragen dan het bedrag van een jaar vergoeding berekend op basis van het gemiddelde van de vijf voorafgaande jaren of op basis van de gemiddelde vergoeding indien de overeenkomst minder dan vijf jaar heeft geduurd.
35
deD ffffdd 5
36
1. Inleiding Het statuut van de handelsvertegenwoordiger Arbeidsovereenkomstenwet van 3 juli 1978.
wordt
geregeld
door
de
De Wet defineert de arbeidsovereenkomst voor handelsvertegenwoordigers als volgt: “De
arbeidsovereenkomst voor handelsvertegenwoordigers is de overeenkomst waarbij een werknemer, de handelsvertegenwoordiger, zich verbindt tegen loon een cliëntele op te sporen en te bezoeken met het oog op het onderhandelen over en het sluiten van zaken, verzekeringen uitgezonderd, onder het gezag, voor rekening en in naam van één of meerdere opdrachtgevers.” De handelsvertegenwoordiger is dus een werknemer die werkt onder het gezag van zijn opdrachtgever. Om zich op de bijzondere voorschriften van de arbeidsovereenkomst voor handelsvertegenwoordigers te kunnen beroepen, vereist de Wet bovendien dat de
37
handelsvertegenwoordiger zijn werk ( als handelsvertegenwoordiger ) op bestendige wijze dient uit te oefenen. Aangenomen worden als handelsvertegenwoordiger doch gedurende het merendeel van zijn werktijd belast worden met bijkomstig werk van andere aard volstaat dus niet om onder de door de Wet gedefineerde arbeidsovereenkomst voor handelsvertegenwoordigers te vallen. Zoals de handelsagent zal de handelsvertegenwoordiger in zijn hoedanigheid van tussenpersoon belast worden met het opsporen en bezoeken van cliënteel met het oog op het onderhandelen en het afsluiten van zaken. Daar waar de handelsagent deze opdracht echter als een zelfstandige ondernemer zal uitvoeren, zal de handelsvertegenwoordiger deze opdracht in een band van ondergeschiktheid uitvoeren.
1. Het opsporen en bezoeken van nieuw cliënteel Om onder de bepalingen van de arbeidsovereenkomst voor handelsvertegenwoordigers te vallen is het noodzakelijk dat het opsporen en bezoeken van cliënteel gezamenlijk gebeurt. Met andere woorden, de bediende die zich beperkt tot hetzij het opsporen van cliënteel via een marktstudie, hetzij alleen cliënteel bezoekt om facturen te innen, valt niet onder de wettelijke definitie. De wetgever verstaat onder „bezoeken‟ een persoonlijk contact met het cliënteel buiten het bedrijf van de werkgever. Het zal bijgevolg de handelsvertegenwoordiger moeten
38
zijn die het cliënteel bezoekt en niet omgekeerd. Een bediende die zich uitsluitend bezighoudt met met toonzaalverkopen zal dus niet onder het statuut van de handelsvertegenwoordiger vallen. Om de al of niet hoedanigheid van handelsvertegenwoordiger te onderzoeken zullen de rechtbanken uitgaan van de werkelijke verrichte arbeid en niet van de benaming en omschrijving die aan de activiteit in de arbeidsovereenkomst werd gegeven. 2. Voor rekening en in naam van één of meer opdrachtgevers. Een persoon die in eigen naam bestelt en rechtstreeks contracten afsluit met cliënteel en eveneens rechtstreeks betalingen ontvangt, is geen handelsvertegenwoordiger. Het is mogelijk dat een handelsvertegenwoordiger voor verschillende werkgevers werkt. 3. De uitvoering van het beroep op bestendige wijze. Het is niet vereist dat de handelsvertegenwoordiger zijn beroep voltijds uitoefent. Wel is vereist dat de arbeidsovereenkomst de handelsvertegenwoordiging als voornaamste voorwerp moet hebben.
Enkele aandachtspunten : Proeftijd : -
-
het beding inhoudende de proeftijd dient schriftelijk en individueel te zijn opgesteld. Het proefbeding opgenomen in een arbeidsreglement volstaat dus niet. De duur van de proefperiode bedraagt minimum 1 maand. De proefperiode bedraagt maximum zes maanden indien het bruto jaarloon lager is dan BEF 1.186.000 en maximum twaalf maanden indien het bruto jaarloon hoger is dan BEF 1.186.000.
39
-
-
-
-
Wanneer de uitvoering van de arbeidsovereenkomst tijdens de proeftijd wordt geschorst, wordt de proeftijd met een periode gelijk aan die van de schorsing verlengd. De werkgever en de werknemer kunnen na de eerste maand van de proeftijd en voor zolang deze duurt opzegging betekenen met een opzegtermijn van 7 kalenderdagen; Tijdens de eerste maand van de proeftijd bedraagt de opzegtermijn ook 7 dagen, doch deze heeft slechts uitwerking ten vroegste op de laatste dag van de betrokken maand; De arbeidsovereenkomst kan tijdens de proeftijd ook verbroken worden mits betaling aan de andere partij van een verbrekingsvergoeding gelijk aan 7 dagen loon.
Overeenkomsten voor bepaalde tijd / onbepaalde tijd: Naar gelang van de duur waarvoor de arbeidsovereenkomst wordt gesloten, kan men een onderscheid maken tussen overeenkomsten voor bepaalde tijd en overeenkomsten voor onbepaalde tijd. In het raam van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd wordt geen tijdslimiet vooropgesteld. Beide partijen kunnen de overeenkomst in principe op elk ogenblik beëindigen, met inachtneming van de wettelijke voorschriften. De essentie van de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd bestaat erin dat de partijen vooraf de duur van de arbeidsovereenkomst vastleggen. Deze loopt automatisch af op de vervaldag, i.e. de datum of de dag van de gebeurtenis die door de partijen op het ogenblik van het sluiten van de overeenkomst werd gespecificeerd. In principe kan noch de werknemer, noch de werkgever aan de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd eenzijdig een einde maken vóór het verstrijken van de vooropgestelde termijn. Wanneer partijen verschillende opeenvolgende arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd hebben afgesloten, zonder dat er een onderbreking is toe te schrijven aan de werknemer, worden zij verondersteld hun overeenkomst voor onbepaalde tijd te hebben aangegaan, behalve wanneer de werkgever het bewijs levert dat deze overeenkomsten gerechtvaardigd waren wegens de aard van het werk of wegens een andere wettige reden. Deze bepaling houdt m.a.w. een weerlegbaar vermoeden in dat verscheidene opeenvolgende arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd in feite een overeenkomst voor onbepaalde tijd uitmaken. Het vermoeden werkt echter niet in twee gevallen, nl.:
40
-
Wanneer er een onderbreking of onderbrekingen zijn die kan of kunnen worden toegeschreven aan de werknemer zelf;
-
In zoverre de werkgever het bewijs levert dat het sluiten van verscheidene overeenkomsten van bepaalde tijd zijn rechtvaardiging vindt in de aard van het werk of enige andere wettige reden.
Sinds de wetswijziging van 30 maart 1994, laat de wet toe vier opeenvolgende overeenkomsten voor bepaalde tijd te sluiten, mits voldaan wordt aan een dubbele voorwaarde. Enerzijds mag de duur van elk van de overeenkomsten niet minder dan drie maanden bedragen en anderzijds mag de gezamenlijke duur van de opeenvolgende overeenkomsten de twee jaar niet overschrijden. De tweede uitzondering laat toe dat, mits voorafgaandelijke toestemming van de Inspectie van de Sociale Wetten, opeenvolgende overeenkomten voor bepaalde tijd kunnen worden gesloten met telkens een minimale duur van zes maanden, op voorwaarde dat de gezamenlijke duur van de opeenvolgende overeenkomsten de drie jaar niet overschrijdt. Opzegging overeenkomst – duur van de opzeggingstermijn a.
Opzeggingstermijn voor handelsvertegenwoordiger met een jaarloon tot BEF 988.000:
In geval van opzegging door de werkgever moet minstens een opzegtermijn van drie maanden in acht genomen worden. De opzeggingstermijn wordt met drie maanden verlengd per begonnen periode van vijf jaar anciënniteit; zo lang de handelsvertegenwoordiger geen vijf jaar anciënniteit tel, moet hij een opzeggingstermijn van anderhalve maand in acht nemen. Heeft hij meer dan vijf jaar anciënniteit dan moet hij een opzegtermijn van drie maanden in acht nemen. Het is toegelaten in de individuele arbeidsovereenkomst of bij CAO in langere opzeggingstermijnen voor de werkgevers te voorzien. De handelsvertegenwoordiger van zijn kant kan over de opzeggingstermijn eerst een akkoord met de werkgever sluiten (en ook afstand van zijn rechten doen) zodra hij van de opzegging kennis heeft gekregen. b.
Opzeggingstermijn voor handelsvertegenwoordigers met een jaarloon hoger dan BEF 947.000:
De opzeggingstermijn die hetzij de werkgever, hetzij de handelsvertegenwoordiger in acht moet nemen wordt in principe bepaald in een overeenkomst tussen de partijen. Die overeenkomst mag echter ten vroegste op het ogenblik waarop de opzegging wordt gegeven worden gesloten.
41
Een overeenkomst gesloten in een CAO, de individuele arbeidsovereenkomst of welke overeenkomst dan ook die aan de opzegging voorafgaat, is nietig. Komen de partijen niet tot een akkoord, dan bepaalt de rechter de opzeggingstermijn. c.
Opzeggingstermijn voor handelsvertegenwoordigers met een jaarloon hoger dan BEF 1.893.000 bij de indiensttreding:
Voor deze groep handelsvertegenwoordigers is een belangrijke afwijking op de gewone regels ten gunste van de werkgever mogelijk. Het jaarloon bij de indiensttreding, niet dat bij de kennisgeving van de opzegging, is van belang. Een daling resp.stijging van het loon beneden resp. boven de loongrens in de loop van de tewerkstelling heeft aldus geen belang meer. Voor deze handelsvertegenwoordiger kan op het ogenblik van de indiensttreding een overeenkomst over de duur van de opzeggingsterijn die de werkgever (niet de handelsvertegenwoordiger!) in acht zal moeten nemen, gesloten worden, waarbij als enige restrictie geldt dat de minimumopzeggingstermijn moet gerespecteerd worden. Uiteraard heeft een dergelijke overeenkomst alleen maar zin zo de erin bepaalde opzeggingstermijn lager is dan deze die de rechter zou vaststellen. Uitwinningsvergoeding: De uitwinningsvergoeding is de vergoeding voor nadeel dat voortvloeit, hetzij uit het verlies van het door de handelsvertegenwoordiger aangebracht cliënteel dat door hem wordt geleden ingevolge de beëindiging van de arbeidsovereenkomst, hetzij uit het verlies van de winst die de handelsvertegenwoordiger in de toekomst had kunnen halen uit dit cliënteel, indien zijn arbeidsovereenkomst was blijven bestaan. De handelsvertegenwoordiger moet bewijzen dat hij een cliënteel heeft aangebracht, tot stand gebracht of uitgebreid, wat met alle wettelijke middelen kan gebeuren. Ingevolge artikel 105 van de Arbeidsovereenkomstenwet, vormt een met de handesvertegenwoordiger overeengekomen concurrentiebeding ten gunste van de handelsvertegenwoordiger een vermoeden dat hij een cliënteel heeft aangebracht, maar de werkgever mag eventueel het tegenbewijs leveren. De loutere aanwezigheid van het concurrentiebeding volstaat. Het is niet vereist dat het beding ook als bestaande moet worden aangezien, geldig is of uitwerking heeft.
42
1. Wettelijke regeling In overeenkomsten waarin het jaarlijks loon (988.000 BEF/ 24.491,88 EUR ) niet te boven gaat, wordt het concurrentiebeding als onbestaande beschouwd. ( art 104 van de Wet op de Arbeidsovereenkomsten ) Artikel 104 van de Wet op de arbeidsovereenkomsten legt bovendien een drievoudige voorwaarde op voor de geldigheid van een concurrentiebeding in overeenkomsten waar het loon hoger is dan 988.000 BEF / 24.491,88 EUR. In de eerste plaats dient het concurrentiebeding betrekking te hebben op soortgelijke activiteiten ( zie verder ) , het mag niet verder reiken dan 12 maanden en tenslotte beperkt te blijven tot het gebied waarin de handelsvertegenwoordiger zijn activiteit uitoefent. In geval van beëindiging van de arbeidsovereenkomst, hetzij gedurende de proeftijd, hetzij na de proeftijd, door de werkgever zonder dringende reden of door handelsvertegenwoordiger om een dringende reden, heeft het concurrentiebeding geen uitwerking. Het concurrentiebeding moet op straffe van nietigheid schriftelijk worden vastgesteld.
43
2 Geldigheid- en vormvereisten a / schrifelijk Zoals hierboven reeds gesteld dient het concurrentiebeding schriftelijk te zijn vastgesteld. De verwijzing naar een bepaling in het arbeidsreglement volstaat dus niet. b / soortgelijke functies Opdat het concurrentiebeding uitwerking zou hebben, is het noodzakelijk dat de handelsvertegenwoordiger in de concurrerende onderneming een identieke functie bekleedt. De voorwaarde van soortgelijke functies heeft zowel betrekking op de functies van de werkenemer als op de soortgelijkheid van de activiteiten van de werkgever. Indien concurrentieverbod niet preciseert om welke gelijksoortige activiteiten het verbod betrekking heeft, zal nietig verklaard kunnen worden. c / duur Het concurrentiebeding mag slechts betrekking hebben op een periode van maximaal 12 maanden. d / sector Het beding mag slechts uitwerking hebben in het gebied waar de handelsvertegenwoordiger actief was. Het is dus niet mogelijk een concurrentiebeding in de overeenkomst op te nemen waarbij het aan de handelsvertegenwoordiger verboden wordt te werken op het ganse grondgebied terwijl deze slechts in een gedeelte daarvan werkte. Dergelijk concurrentiebeding zal volledig nietig zijn. Het is raadzaam om bij de arbeidsovereenkomst een bijlage te voegen met een kaart die de regio aanduidt waar de waar de handelsvertegenwoordiger tewerkgesteld wordt. 3. Toepasselijkheid van het concurrentiebeding Het concurrentiebeding is NIET van toepassing bij
44
-
-
-
verbreking van de arbeidsovereenkomst tijdens de proeftijd of na de proeftijd door de werkgever zonder dringende reden of door de werknemer met een dringende reden. Tijdens de proeftijd heeft het concurrentiebeding sowieso geen uitwerking. bij ontslag met opzeggingstermijn gegeven door de werkgever bij verbreking van de arbeidsovereenkomst met uitbetaling door de werkgever van een verbrekingsvergoeding. bij ontslag wegens dringende reden gegeven door de werkgever waarvan de reden niet dringend geacht wordt zodat een opzeggingsvergoeding verschuldigd is. bij vaststelling op verzoek van de handelsvertegenwoordiger dat de werkgever de arbeidsovereenkomst onrechtmatig beëindigde.
Het concurrentiebeding is WEL van toepassing arbeidsovereenkomst na het verstrijken van de proeftijd: -
bij
beëindiging
van
de
met wederzijdse toestemming met opzegging gegeven door de handelsvertegenwoordiger bij verbreking door de handelsvertegenwoordiger door ontslag wegens dringende reden gegeven door de werkgever door het verstrijken van de tijd bij een arbeidsovereenkomst van bepaalde tijd
4. Overtreding van het concurrentieverbod De forfaitaire vergoeding waarin de overeenkomst voorziet in geval van schending van het concurrentiebeding mag niet hoger zijn dan de som van 3 maanden loon. Indien de werkgever het bestaan en de omvang van een nadeel bewijst, kan hij een hogere vergoeding eisen. Belangrijk is wel dat indien de werkgever een vordering instelt tot vergoeding van het werkelijk geleden nadeel, hij geen aanspraak meer kan maken op de forfaitaire vergoeding voorzien in de arbeidsovereenkomst. Als basis voor de berekening van de vergoeding zullen zowel het vast loon, het commissieloon als de voordelen uit de arbeidsovereenkomst ( vakantiegeld, eindejaarspremie,... ) in aanmerking komen.
45
1.Loonbestanddelen Het loon van de handelsvertegenwoordiger kan bestaan uit : -
hetzij een vast loon hetzij een commissieloon hetzij gedeeltelijk een vast loon en gedeeltelijk een commissieloon premies die toegekend worden bij het behalen van een verkoopresultaat eindejaarspremie loon voor overuren / arbeidsduurverminderingsdagen groepsverzekering voordelen in natura firmawagen gebruikt voor privé-doeleinden
bepaald
De handelsvertegenwoordiger dient echter steeds het minimumloon dat in de CAO‟s gewaarborgd is te ontvangen.
46
2. Commissieloon
a/ rechtstreeks en onrechtstreeks De commissielonen die de handelsvertegenwoordiger verkrijgt op orders die hijzelf genoteerd heeft en doorgegeven aan zijn werkgever zijn rechtstreekse commissielonen. Opdat de handelsvertegenwoordiger recht zou commissielonen dienen 2 voorwaarden vervuld te zijn: 1°
2°
hebben
op
onrechtstreekse
de individuele arbeidsovereenkomst dient aan de handelsvertegenwoordiger een bepaalde sector of een bepaald cliënteel toe te wijzen. Deze toewijzing moet blijken uit de overeenkomst, of eventueel de uitvoering ervan, zij wordt niet vermoed. de handelsvertegenwoordiger dient het genot te hebben van de exclusiviteit in deze sector of van dit cliënteel.
Wanneer deze 2 voorwaarden vervuld zijn, zal de handelsvertegenwoordiger recht hebben op de commissies voor de zaken die de werkgever zonder de tussenkomst van de handelsvertegenwoordiger met die cliënteel of in die sector sluit.
b/ ontstaan van het recht op commissieloon Wat het rechtstreeks commissieloon betreft, hier heeft de handelsvertegenwoordigeer recht op voor iedere order die de werkgever heeft aanvaard, zelfs indien geen uitvoering van die order volgt, behalve wanneer de nietuitvoering van die order het gevolg is van de schuld van de handelsvertegenwoordiger. Eventuele contractuele bedingen die het recht op commissie op de door de werkgever aanvaardde orders beperken, zijn nietig. Wat het onrechtstreeks commissieloon betreft, hier heeft de handelsvertegenwoordiger recht op indien de eerder vermelde voorwaarden vervuld zijn.
c/ Berekening van het commissieloon De partijen zijn vrij om in de arbeidsovereenkomst de wijze van berekening van het commissieloon te bepalen. Indien de partijen nalaten dit te doen, voorziet de Wet op de arbeidsovereenkomsten in een hiërarchie: 1) In eerste instantie zal het commissieloon berekend worden op de prijs die voorkomt op de bestelbon of in de door de werkgever aanvaardde order.
47
2) 3)
Bij gebreke daarvan op de prijscourant, - tarieven of schalen. Bij gebreke daarvan op de gemaakte prijs
Het contractueel beding waarbij bepaald wordt dat het commissieloon slechts op een deel van de waarde van de orders zal berekend worden, is ongeldig
d/ Tijdstip van betaling van het loon De partijen zijn vrij om in de arbeidsovereenkomst het tijdstip van betaling van het commissieloon te bepalen. De betaling van het commissieloon mag echter niet gekoppeld worden aan de uitvoering van de bestelling. Evenmin mag de werkgever de betaling van het commissieloon afhankelijk maken van het vervuld zijn van bepaalde voorwaarden ( levering van de goederen, facturatie of betaling door de klant. Bij belangrijke bestellingen waarvan de uitvoering en de betaling ver in de tijd liggen of bij gespreide leveringen is het wenselijk dat partijen een regeling treffen.
48
49
3. Definitie overeenkomst Luidens artikel 1 van de Wet van 13 april 1995 is de handelsagentuurovereenkomst „een
overeenkomst waarbij de ene partij, de handelsagent, door de andere partij, de principaal, zonder dat hij onder diens gezag staat, permanent en tegen vergoeding belast wordt met het bemiddelen en eventueel het afsluiten van zaken in naam en voor rekening van de principaal.‟ 4. Kenmerken agentuurovereenkomst 2.1 De agent is zelfstandig handelaar 50
De handelsagent is een handelaar en zal dientengevolge ook verplicht zijn zich te laten inschrijven in het handelsregister. 2.2 Taak van de agent De taak van de agent bestaat er in zaken „te bemiddelen en eventueel af te sluiten‟ De agent zal dus besprekingen voeren en onderhandelen met potentiële klanten met het oog op het afsluiten van een overeenkomst. Door de toevoeging van het woord „eventueel‟ in de Wet, wordt benadrukt dat de tussenpersoon geen vertegenwoordigingsbevoegdheid hoeft te hebben om als een handelsagent gedefinieerd te worden. Het zijn de partijen die kunnen overeenkomen dat de agent bevoegd zal zijn om de principaal tegenover derden te verbinden, met andere woorden, dat hij vertegenwoordigingsbevoegdheid zal hebben. 2.3 Geen gezagsverhouding In de relatie tussen de principaal en zijn agent is er geen sprake van ondergeschiktheid, hetgeen toelaat de handelsagent te onderscheiden van de handelsvertegenwoordiger. In geval van twijfel omtrent de aard van de overeenkomst tussen de opdrachtgever en de tussenpersoon, zal de tussenpersoon geacht worden handelsvertegenwoordiger te zijn, behoudens tegenbewijs. Elementen die kunnen wijzen op het ontbreken van een gezagsverhouding: - tussenpersoon werkt voor meerdere principalen - tussenpersoon is financieel verantwoordelijk - de kosten van de tussenpersoon worden niet terugbetaald Hoewel deze elementen indicaties kunnen zijn voor het bestaan van een overeenkomt van handelsagent, toch is het aanwezig zijn van één dezer elementen niet voldoende om tot het bestaan van een overeenkomst van handelsagent te besluiten. Ook de kwalificatie die partijen aan hun overeenkomst hebben gegeven, is ter zake niet bindend. De overeenkomst zal steeds in concreto beoordeeld moeten worden. 2.4 Permanentie De band tussen de principaal en de handelsagent dient voldoende stabiel en duurzaam te zijn. Het is echter niet vereist dat de agent zijn hoofdberoep dient te maken van het bemiddelen van overeenkomsten voor rekening van de principaal.
51
2.5 Vergoeding Opdat er een agentuurovereenkomst zou bestaan, is vereist dat de activiteiten van de agent worden bezoldigd.
2.6. In naam en voor rekening van de principaal Bij het bemiddelen en afsluiten van zaken handelt de agent in naam en voor rekening van de principaal. 2.7. Duur van de overeenkomst De handelsagentuurovereenkomst wordt gesloten voor bepaalde tijd of voor onbepaalde tijd. Indien er geen schriftelijke overeenkomst is opgemaakt of indien in de schriftelijke overeenkomst de partijen de duur van de overeenkomst niet bepaald hebben, wordt de overeenkomst geacht van onbepaalde duur te zijn. Een overeenkomst die voor een bepaalde duur is aangegaan en die na afloop van de termijn wordt voortgezet, wordt van bij het afsluiten geacht een overeenkomst van onbepaalde duur te zijn. Partijen kunnen evenwel contractueel bedingen dat zij het recht hebben om de overeenkomst van bepaalde duur tussentijds op te zeggen.
52
De Wet van 13 april 1995 bepaalt dat de vergoeding van de handelsagent bestaat uit ofwel een vast bedrag, ofwel uit commissies, ofwel deels uit een vast bedrag en deels uit commissies. De vergoeding kan ook bestaan uit bijkomende voordelen zoals bijzondere uitkeringen, bonussen, winstdelingen etc.. 4. De vaste vergoeding Over de omvang van de vaste vergoeding is wettelijk niets geregeld zodat de partijen terzake volledig vrij zijn. 5. De Commissie 53
2.1. Recht op commissie Partijen komen doorgaans overeen dat de agent voor zijn geleverde prestaties vergoed zal worden door betaling van een commissieloon. Voor wat betreft de tijdens de duur van de agentuurovereenkomst afgesloten zaken heeft de handelagent recht op commissieloon wanneer de operatie tot stand komt dankzij zijn bemiddeling. Partijen kunnen het recht op deze „directe commissie‟ contractueel niet uitsluiten of beperken. Vereist is echter wel dat er een rechtstreekse band bestaat tussen het sluiten van de overeenkomst en de tussenkomst van de handelsagent. De handelsagent zal recht hebben op een ‘indirecte commissie’ wanneer de operatie werd gesloten met een klant die de agent voordien bij de principaal heeft aangebracht voor gelijkaardige transacties. In de rechtsleer is er betwisting over de vraag of partijen het recht van de agent op deze indirecte commissie kunnen beperken. De handelsagent zal tenslotte ook recht hebben op een commissie indien is overeengekomen dat de handelagent alleen zal optreden in een bepaald gebied of bij een bepaalde groep personen en de zaak afgesloten werd met een klant uit dat gebied of die groep. Voor wat betreft zaken die afgesloten werden na het einde van de agentuurovereenkomst, heeft de handelsagent recht hebben op de uitbetaling van een commissie in 2 gevallen: -
-
indien de zaak hoofdzakelijk te danken is aan de activiteiten van de agent tijdens zijn overeenkomst en de zaak is afgesloten binnen de zes maanden na de beëindiging van de agentuurovereenkomst Indien de bestelling van een klant door de principaal of de handelsagent is ontvangen vóór het einde van de agentuurovereenkomst.
2.2. Uitsluiting recht op commissie De Wet bepaalt een aantal gevallen waarin de partijen kunnen overeenkomen dat het recht op commissie vervalt : -
-
indien de derde zijn verbintenissen niet nakomt en wanneer deze nietuitvoering niet te wijten is aan omstandigheden die aan de principaal aangerekend moeten worden indien de uitvoering onmogelijk is geworden zonder dat dit aan de principaal te wijten is. Indien de uitvoering van de overeenkomst redelijkerwijze niet kan geëist worden van de principaal vooral wanneer er door toedoen van de derde
54
gewichtige redenen bestaan die de niet-uitvoering door de principaal rechtvaardigen. 6. Opeisbaarheid van de commissie De commissie van de handelsagent is opeisbaar van zodra en voor zover één van de volgende omstandigheden zich voordoet: a) De principaal heeft de overeenkomst uitgevoerd of had, krachtens de overeenkomst met de derde, zijn contractuele verplichtingen moeten nakomen. ( art. 13 lid 1 van de Wet ) Partijen kunnen van deze bepaling echter contractueel van afwijken. b) De derde is zijn contractuele verplichtingen nagekomen.( art. 13 lid 2 van de Wet) Partijen kunnen hier niet van afwijken ten nadele van de agent. De commissie is dientengevolge uiterlijk opeisbaar wanneer de derde zijn deel van de overeenkomst heeft uitgevoerd of had moeten uitvoeren, indien de principaal zijn deel had uitgevoerd. Bij het vaststellen van het tijdstip waarop de commissie opeisbaar zal zijn, hebben de partijen dus verschillende mogelijkheden, waarvan de ene al gunstiger is voor de agent dan de andere. De meest gunstige clausule voor de handelsagent is vanzelfsprekend deze waarbij de commissie opeisbaar wordt op het ogenblik dat het recht op commissie ontstaat, namelijk bij het afsluiten van de zaak. Het andere uiterste is een clausule waarbij de partijen contractueel overeenkomen dat de opeisbaarheid van de commissie afhankelijk is van de effectieve betaling door de klant. De commissie dient uiterlijk op de laatste dag van de maand volgend op het kwartaal waarin zij opeisbaar is geworden, betaald te worden. Partijen kunnen hier contractueel niet van afwijken tenzij de overeengekomen regeling de handelsagent ten goede komt. lllll kk
55
3. Minimumomzet Partijen kunnen overeenkomen dat op geregelde tijdstippen, bijvoorbeeld jaarlijks, de verkoopsdoelstellingen voor een volgende periode worden vastgelegd. Indien de omstandigheden zodanig gewijzigd zijn dat in de loop van de nieuwe periode duidelijk wordt dat de minimumquota niet langer realistisch zijn, kunnen partijen deze quota in onderling overleg aanpassen. Partijen kunnen in hun overeenkomst ook sancties opnemen indien de minimumquota niet bereikt worden. De meest verregaande sanctie is de beëindiging van de overeenkomst. Minder verregaand is het verlies van exclusiviteit. 4. Het concurrentiebeding 4.1. Geldigheid Een concurrentiebeding tussen een handelsagent en zijn principaal is geldig, voor zover het: -
schriftelijk werd bedongen betrekking heeft op zaken waarmee de handelsagent belast was beperkt blijft tot het geografisch gebied of de groep personen die aan de handelsagent waren toevertrouwd in de tijd niet verder rijkt dan zes maanden na de beëindiging van de agentuurovereenkomst.
Het niet respecteren van deze voorwaarden leidt tot de nietigheid van het concurrentiebeding. Het concurrentiebeding zal geen uitwerking hebben indien de principaal de agentuurovereenkomst beëindigt zonder dat er sprake is van een grove tekortkoming van de agent of zonder dat er uitzonderlijke omstandigheden aanwezig zijn die elke verdere professionele samenwerking onmogelijk maken.
56
Het concurrentiebeding zal eveneens geen uitwerking hebben indien de handelsagent de overeenkomst beëindigt op grond van een grove tekortkoming van de principaal of omwille van uitzonderlijke omstandigheden die elke verdere samenwerking onmogelijk maken.
4.2. Forfaitaire vergoeding De forfaitaire vergoeding waarin de overeenkomst voorziet in het geval het concurrentiebeding geschonden zou worden, mag niet hoger zijn dan het bedrag van één jaar vergoeding, berekend op basis van het gemiddelde van de vijf voorafgaande jaren of op basis van de gemiddelde vergoeding indien de overeenkomst minder dan vijf jaar geduurd heeft. 5.Het Delcrederebeding 5.1. Uitbreiding aansprakelijkheid De handelsagent kan op grond van het gemene recht contractueel aansprakelijk gesteld worden t.a.v. de principaal wanneer hij zaken afsluit met klanten die duidelijk insolvabel zijn. Indien hij dit doet, begaat hij een zware fout die een onmiddellijke beëindiging zonder vergoeding rechtvaardigt. Het opnemen van een delcrederebeding in de overeenkomst van handelsagent, zal leiden tot een uitbreiding van de aansprakelijkheid van de agent. Hij zal nu niet enkel meer aansprakelijk gesteld kunnen worden voor het kennelijk onvermogen, maar ook voor het niet in het oog springend en zelfs toekomstige onvermogen. 5.1. Voorwaarden 5.1.1 Het beding moet schriftelijk overeengekomen zijn 5.2.2 Handelsagent is door het delcrederebeding slechts aansprakelijk voor de gegoedheid van de klanten en niet voor diens andere contractuele tekortkomingen, tenzij anders schriftelijk is overeengekomen 5.2.3 De handelsagent moet persoonlijk zijn opgetreden
57
5.2.4 De leverings-of betalingsvoorwaarden mogen door de principaal niet zonder instemming van de handelsagent zijn gewijzigd. 5.2.5 De aansprakelijkheid van de handelsagent voor een eventuele insolvabiliteit van een klant, zal beperkt blijven tot de overeengekomen commissie. De Wet bepaalt echter dat in twee gevallen de aansprakelijkheid uitgebreid wordt en dat de agent zelfs onbeperkt aansprakelijk kan zijn: -
indien het delcrederebeding betrekking heeft op een bepaalde zaak indien het delcrederebeding betrekking heeft op zaken die de handelsagent in naam en voor rekening van de principaal afsluit. De principaal zal dan immers verbonden zijn zonder dat hij de solvabiliteit van de klant heeft kunnen controleren.
deD ffffdd 5
58
1. Gemeenrechtelijke beëindigingswijzen In de artikelen 18 en 19 van de Wet op de Handelsagentuur worden de beëindigingsmodaliteiten van de agentuurovereenkomst geregeld. Art.18 voorziet de beëindiging van de overeenkomst van onbepaalde duur of bepaalde duur met de mogelijkheid van vroegtijdige beïndiging door het geven van een opzeggingstermjn. Art. 19 handelt over de beëindiging van elke overeenkomst op grond van een ernstige tekortkoming of uitzonderlijke omstandigheid die elke verdere professionele samenwerking definitief onmogelijk maakt. Algemeen wordt er van uitgegaan dat de Wet niet limitatief de wijzen van beëindiging heeft geregeld. Andere wijzen van beëindiging blijven dan ook mogelijk conform het gemeen verbintenissenrecht.
59
De overeenkomst kan derhalve ook beëindigd worden met wederzijdse toestemming, omwille van het overlijden of faillisement van een partij, door het aflopen van een termijn, door overmacht, wegens caduciteit of door gerechtelijke ontbinding.
2. Beëindiging door middel van een opzeggingstermijn
Indien de handelsagentuurovereenkomst gesloten is voor onbepaalde tijd of voor bepaalde tijd met de mogelijkheid vroegtijdig op te zeggen, dan heeft ieder der partijen het recht om die te beëindigen met inachtneming van een opzeggingstermijn ( art 18 §1 van de Wet) 2.1. Duur Artikel 18 § 1 van de Wet voorziet tevens dat de opzeggingstermijn 1 maand bedraagt gedurende het eerste jaar van de overeenkomst en vervolgens na het eerste jaar wordt vermeerderd met 1 maand voor elk begonen jaar en dit totdat aldus een opzeggingstermijn van 6 maanden is bekomen. Deze minimumtermijnen worden dwingend door de Wet opgelegd, partijen kunnen hier dus niet van afwijken door contractueel kortere opzeggingstermijnen te bedingen. Daarnaast kunnen partijen wel langere termijen overeenkomen. Dergelijk contractueel zal geldig zijn op voorwaarde dat de door de principaal in acht te nemen termijn niet korter is dan die waartoe de handelsagent gehouden is. 2..2. Kennisgeving van de opzegging De kennisgeving van de opzegging kan op 3 manieren gebeuren: 4. Door afgifte van een geschrift waarin het begin en de duur van de opzeggingstermijn worden aangegeven. 5. Door een aangetekende brief waarin het begin en de duur van de opzeggingstermijn worden aangegeven. 6. door gerechtsdeurwaardersexploot waarin het begin en de duur van de opzeggingstermijn worden aangegeven. 3. De opzeggingsvergoeding 3.1 Toepassingsgebied
60
De opzeggingsvergoeding zal verschuldigd zijn in 2 gevallen: -
-
in geval van onmiddellijke beëindiging zonder dat er sprake is van een grove tekortkoming of een ompstandigheid die verdere professionele samenwerking onmogelijk maakt indien er geen of een te korte opzeggingstermijn werd toegekend
2.2. Berekening van de opzeggingsvergoeding Uitgangspunt voor de berekening van de opzeggingsvergoeding is de gebruikelijke vergoeding die de handelsagent zou ontvangen hebben gedurende de duur van de opzeggingstermijn of gedurende het resterende deel van de opzeggingstermijn indien een te korte opzeggingsteremijn zou gegeven zijn. Indien de vergoeding van de handelsagent geheel of gedeeltelijk bestaat uit commissies wordt de opzeggingsvergoeding berekend op basis van het gemiddelde van de verworven commissies ( zonder dat met de opeisbaarheid rekening wordt gehouden ) gedurende de 12 maanden die aan de beëindiging van de overeenkomst voorafgaan of in voorkomend geval gedurende de maanden die de beëindiging van de overeenkomst voorafgaan De vergoeding zal berekend worden op het bruto-bedrag van deze commissies, dus exclusief B.T.W en zonder aftrek van de sociale bijdragen. Indien de vergoeding van de handelsagent geheel of gedeeltelijk uit een vast bedrag bestaat, zal hier voor de berekening van de opzeggingsvergoeding ook rekening mee worden gehouden. Als basis zal het vast bedrag genomen worden dat aan de handelsagent verschuldigd is gedurende de maand voorafgaand aan de beëindiging van de overeenkomst 3. Ernstige tekortkoming / Uitzonderlijke omstandigheden
Elke partij kan, onverminderd alle schadeloosstellingen, de overeenkomst zonder opzegging of voor het verstrijken van de termijn beëindigen, wanneer uitzonderlijke omstandigheden elke professionele samenwerking tussen de principaal en de handelsagent definitief onmogelijk maken of wanneer de andere partij ernstig tekort komt in haar verplichtingen. ( art. 19 lid 1 van de Wet ) 3.1. Ernstige tekortkoming
61
De ernst van de tekortkoming zal in de eerste plaats door de rechtbanken moeten beoordeeld worden. De tekortkoming moet zo ernstig zijn dat de contractuele relatie niet meer tijdelijk kan voortgezet worden, zelfs niet tot het einde van de opzeggingstermijn of de voorziene einddatum van de overeenkomst van bepaalde duur. Enkele voorbeelden: in hoofde van de agent -
aanvaarden van steekpenningen schenden van commerciële geheimen laattijdige betaling die de principaal een aanzienlijk nadeel berokkent overtreden van contractuele bepalingen die de agent verbieden transacties te sluiten voor eigen rekening of handelen voor concurrerende firma's
in hoofde van de principaal -
het schenden van de exclusiviteit het niet vergoeden van de agent het niet bezorgen aan de agent van de noodzakelijke informatie, stalen, …
3.2 Uitzonderlijke omstandigheden Enkele voorbeelden: -
duurzame en ernstige onenigheid tussen de partijen welke elke verdere ontwikkeling van de agentuurrelatie verlamt. overname van de agent door een rechtstreekse concurrent van de principaal familiale omstandigheden welke de agent beletten zijn activiteit verder te zetten
3.3. Voorwaarden De Wet bepaalt dat enkel de uitzonderlijke omstandigheden of de ernstige tekortkomingen waarvan kennis is gegeven ofwel door een deurwaardersexploot ofwel door een aangetekende brief verzonden binnen 7 dagen na de beëindiging aangevoerd kunnen worden ter rechtvaardiging van de beëindiging zonder opzegging ( overeenkomsten van onbepaalde duur ) of voor het verstrijken van de termijn ( overeenkomsten van bepaalde duur ) 4. Uitwinningsvergoeding
62
4.1 Voorwaarden De uitwinnings- of cliënteelvergoeding is ongetwijfeld één van de belangrijkste innovaties die de Wet in het Belgisch recht heeft geïntroduceerd. De agent heeft na de beëindiging van de agentuurovereenkomst recht op een uitwinnings-of cliënteelvergoeding indien hij de principaal nieuwe klanten heeft aangebracht of wanneer hij de zaken met de bestaande klanten aanzienlijk heeft uitgebreid, en voor zovervdit de principaal nog aanzienlijke voordelen kan opleveren. Opdat de agent aanspraak zou kunnen maken op deze vergoeding dienen de volgende voorwaarden cumulatief vervuld te zijn:
4.1.1. De agentuurovereenkomst dient beëindigd te zijn. Niet elke beëindiging geeft echter recht op een cliënteelvergoeding. De Wet voorziet in een aantal gevallen waarin de agent geen aanspraak kan maken op een dergelijke vergoeding: -
-
de overeenkomst eindigt ten gevolge van een aan de agent toe te wijten ernstige tekortkoming de agent beëindigt de overeenkomst, tenzij deze beëindiging toe te wijten is aan een aan de principaal toe wijten reden of het gevolg is van leeftijd, invaliditeit of ziekte van de handelsagent. overdracht van de agentuurovereenkomst beëindiging van de agentuurovereenkomst overeenkomstig het gemeen recht
4.1.2. De aanbreng van nieuwe klanten of een aanzienlijke uitbreiding van de omzet met de bestaande klanten 4.1.3. De aanbreng van cliënteel is te danken aan de activiteiten van de agent 4.1.4. De aangebrachte klanten of de gerealiseerde uitbreiding van de omzet met de bestaande klanten moeten de principaal nog voordelen kunnen opleveren, na de beëindiging van de overeenkomst. 4.1.5. Deze voordelen voor de principaal dienen aanzienlijk te zijn. 4.2. Het bedrag van de uitwinningsvergoeding De Wet bepaalt dat het bedrag van de uitwinningsvergoeding niet meer mag bedragen dan het bedrag van een jaar vergoeding berekend op basis van het gemiddelde van de vijf voorafgaande jaren of op basis van de gemiddelde vergoeding indien de overeenkomst minder dan vijf jaar heeft geduurd.
63
64