Verslag van de vergadering van de Statencommissie Bestuur en Financiën, gehouden op woensdag 04 juni 2008 van 17.45 uur tot 20.20 uur in de Statenzaal van het Provinciehuis te Groningen. Aanwezig: dhr. H. Staghouwer (ChristenUnie, voorzitter), dhr. P.H.R. Brouns (CDA), mw. A.A.H. Hazekamp (PvdD), dhr. M.J. Jager (CDA), dhr. H.J. Kruithof (VVD), dhr. E.J. Luitjens (VVD), mw. W.J. Mansveld (PvdA), dhr. W.J. Moorlag (PvdA), dhr. W. van der Ploeg (GroenLinks), dhr. R. Sangers (SP), dhr. R. Stevens (ChristenUnie), dhr. P.G. de Vey Mestdagh (D66), dhr. T.J. Zanen (PvhN). Afwezig: dhr. C. Swagerman (SP). Voorts aanwezig: dhr. M. J. van den Berg (cdk, voorzitter GS), dhr. M.A.E. Calon (gedeputeerde), dhr. R. Slager (gedeputeerde), mw. Y.J. Hendriks-Mulder (beleidsmedewerker Financiën), mw. C. Pietjouw (Noordelijke Rekenkamer), dhr. G.B. Nijhuis (Noordelijke Rekenkamer), dhr. J.M.C.A. Berkhout (griffier), mw. A.L. Meeske (secretaris), dhr. Th. Poggemeier (Verslagbureau Groningen), dhr. B. Mensema (Verslagbureau Groningen, verslag). 1.
Opening en mededelingen
De voorzitter opent de vergadering. Hij bedankt de studenten Theaterwetenschap van de Rijksuniversiteit Groningen, die voorafgaand aan de vergadering een bewerking van het gelijknamige stuk Philoktetes in de Statenzaal hebben uitgevoerd. Ook dankt hij de belangstellenden voor hun aanwezigheid en gaat over tot de orde van de dag. 2.
Regeling van werkzaamheden
voorstellen vreemd aan de orde van de dag Er zijn geen voorstellen ingediend. vaststellen van de agenda De voorzitter memoreert dat er een aantal vragen gesteld is door het CDA over de brief van de 1 staatssecretaris . Deze vragen zijn beantwoord en het CDA heeft aangegeven dat deze brief in ieder geval niet meer behandeld hoeft te worden. De commissieleden hebben een advies gekregen over de programmabegroting. De voorzitter stelt voor dit als laatste agendapunt te bespreken. Dhr. Kruithof (VVD) stelt dat hij hier tijdens de behandeling van de Rekening ook al aandacht aan heeft besteed. Hij stelt voor de commissie De Bruijne nieuw leven in te blazen en het daar eerst in onder te brengen. Dhr. Kruithof zou namelijk ook graag willen praten over zaken die kunnen worden geschrapt. Hij zou het liever als één geheel zien, en ook daarbij het College en de ambtenaren te betrekken. De voorzitter stelt vast dat alle fracties instemmend knikken. Het is verstandig vanavond in het presidium te bespreken hoe hier verder mee om te gaan. De uitkomst daarvan moet dan aan de commissie worden meegedeeld. Dit punt zal hier nu niet verder worden besproken. Wel dank aan de opstellers van het rapport, want het geeft toch wel inzicht en het heeft ook een stuk verbetering aangebracht. Dhr. Sangers (SP) wijst op punt 11. Er staat dat het geagendeerd is op verzoek van de SP. In de vorige vergadering waar dit punt aan de orde was, is er door dhr. Swagerman een vraag gesteld om nadere informatie. Daar is nog een vraag overheen gekomen. Op basis daarvan heeft dhr. Calon voorgesteld om het in het kader van een goede voorbereiding te agenderen. In die zin is het niet geagendeerd op het verzoek van de SP. 1
De brief van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties van 10 maart 2008 betreffende het Gemeenschappelijk Financieel Toezichtkader.
1
De voorzitter geeft aan dat er in de commissievergadering van gisteren een voorstel is gedaan om te spreken over de vertrouwelijke brief. Dhr. Brouns heeft daarvan gisteren gezegd dat het in twee onderdelen geknipt zou kunnen worden. Er komt een vergadering in verband met het bestuursakkoord. De datum daarvoor wordt vanavond in het presidium bepaald. De voorzitter stelt voor dit onderwerp op diezelfde datum te bespreken, omdat dat ook een vertrouwelijke vergadering is. Een deel van de brief zal vertrouwelijk kunnen worden behandeld en een deel openbaar, zoals gisteren is afgesproken. Dhr. Stevens (ChristenUnie) stelt dat die ene brief in een openbare vergadering behandeld zou worden en dat er uit het vertrouwelijke gedeelte niet geciteerd zou worden. Bij nader inzien lijkt dat dhr. Stevens geen verstandige insteek. Als men een brief in het openbaar wil behandelen, dan moet die brief ook beschikbaar zijn. Als er vertrouwelijke informatie in staat, dan moet dat in een apart stuk beschikbaar worden gesteld. Die twee zaken moeten uit elkaar worden gehaald en in een openbare vergadering als een openbare brief worden behandeld. Dhr. Calon (gedeputeerde) merkt op dat dit procedurevoorstel het College de gelegenheid geeft te doen wat dhr. Stevens vraagt. Als men het openbaar bespreekt, dan moeten de stukken ook openbaar zijn. Er staat vertrouwelijke informatie over instellingen in. Door dat nu naar achteren te plaatsen kan de brief opgedeeld worden in een openbaar deel en waar het vertrouwelijke gegevens van de bedrijven en instellingen betreft kan het vertrouwelijk worden gehouden. De voorzitter stelt vast dat iedereen het hiermee eens is. 3.
Gelegenheid tot spreken voor niet-Statenleden (m.b.t. geagendeerde onderwerpen)
Er hebben zich geen insprekers gemeld. 4.
Vaststelling verslag van 9 april 2008
Dhr. Moorlag (PvdA) heeft twee tekstuele opmerkingen. Op blz. 2 staat ‘horizont’ waar zijns inziens ‘horizon’ zou moeten staan en op blz. 20 staat het woord ‘deel’, maar dat zou ‘heel’ moeten zijn. Met deze aanvullingen wordt het verslag vastgesteld. 5.
Toezeggingenlijst
Toezegging 1. Men heeft hierover een brief ontvangen. De toezegging kan van de lijst af. Toezegging 2. Hierover is 3 juni 2008 een bijeenkomst geweest. Toezegging 3. Dhr. Calon (gedeputeerde) meldt dat de presentatie van het sterrensysteem op 3 september 2008 plaats zal vinden. Toezegging 4. Dhr. Calon (gedeputeerde) heeft hier net over gespreken. De brief zal worden gesplitst. Toezegging 5. Dhr. Calon (gedeputeerde) geeft aan dat het inderdaad anders kan worden weergegeven. Dat zal ook worden gedaan. Hij heeft een proeve voor zich en stelt voor deze ook tijdens het vertrouwelijke deel uit te delen. Dan kunnen de commissieleden zien of het zo ook aan hun vraag beantwoordt. Dat zal bij de integrale bijstelling zijn. Toezegging 6.
2
Dhr. Calon (gedeputeerde) merkt op dat dit punt voor vandaag is geagendeerd. 6.
Mededelingen
Dhr. Van den Berg (cdk, voorzitter GS) meldt dat de provincie aanstaande zaterdag met een advertentie komt voor de stichting Energy Valley voor de werving van een directeur. Dat zal een openbare werving zijn, waarin iedereen die dat wil, kan meedingen. Dhr. Calon (gedeputeerde) deelt mee dat er vanochtend om 11 uur een akkoord is bereikt in het kader van de commissie Lodders, vijf minuten voordat mevrouw Ter Horst het podium besteeg op het VNG congres. De deadline was 10 uur, maar die kon niet worden gehaald. De laatste eindjes zaten bij EZ, het decentraliseren van het regionaal economisch beleid. Daar heeft minister Van der Hoeve vanmorgen uiteindelijk mee ingestemd. De voordracht is nu net gemaakt en getekend. Die gaat vanavond nog uit. Dhr. Slager (gedeputeerde) heeft een korte mededeling over de provinciale rolopvatting. Dat is de laatste maanden regelmatig aan de orde geweest bij allerlei besprekingen. Op dat punt heeft GS even pas op de plaats gemaakt, omdat er ook bestuurskrachtonderzoeken liepen. Dat is nu weer opgepakt, zodat er over enige tijd een notitie over de provinciale rolopvatting zal verschijnen. Waarschijnlijk wordt deze nader gespecificeerd, omdat de provincie op verschillende terreinen een andere rol heeft. Dat komt binnenkort naar de Staten. 7.
Rondvraag
Dhr. Kruithof (VVD) refereert aan de geheime brief die de commissie een paar weken geleden heeft ontvangen van het College. Dat was de uitnodiging voor de bijeenkomst van gisteravond. Na de gevoerde discussie tijdens de Rekening lijkt dit nu bij uitstek een stuk dat niet geheim hoeft te zijn. Er staat werkelijk niets geheim in. Aangezien de commissie aan de geheimhouding verplicht is, zal dhr. Kruithof deze brief niet doorlopen. Maar hij is erg benieuwd wat het dan wel is dat er in die alinea’s staat dat geheim zou moeten zijn. Hij kon het in elk geval niet vinden. Daaraan gekoppeld is er toen ook gesproken over het feit dat Statenleden zich zouden moeten kunnen onttrekken aan de geheimhouding. Dat betekent dat het nooit zo kan zijn dat geheime stukken zomaar zonder discussie vooraf aan de Staten gestuurd worden. Dan men namelijk niet besluiten zich te onttrekken aan geheime informatie. Dat is toch erg van belang. Dhr. De Vey Mestdagh (D66) wil dit met kracht onderschrijven. Dhr. Jager (CDA) stelt voor deze discussie straks in het presidium verder te voeren. De voorzitter neemt dit voorstel over. Dit punt wordt doorgeschoven naar het presidium. 8. a. b. c. d.
Ingekomen stukken(ter kennisneming) Brief van GS van 10 april 2008, nr. 2008-19.383, PP betreffende Afronding Nationaal Actieplan Brief van GS van 22 april 2008, nr. 2008-21.425/17/A.24, CW betreffende Kwartaalrapportage vierde kwartaal 2007 Brief van GS van 25 april 2008, nr. 2008-20.942/17/A.23, CW betreffende JaarRekening Bureau Jeugdzorg 2007 Brief van GS van 13 mei 2008, nr. 2008-24.904/20/A.12, FC betreffende Onderzoeksrapport doelmatigheid en doeltreffendheid van Bodemsanering uit het Programma Schoon/Veilig Groningen
De ingekomen stukken worden voor kennisgeving aangenomen. Bespreekstukken 9.
Voordracht van GS betreffende de Voorjaarsnota 2008 (16/2008), nr. 2008-
22214, FC
3
De voorzitter stelt voor dit in één termijn te bespreken en een eventueel tweede termijn in de Staten te voeren. Mw. Mansveld (PvdA) merkt op dat de Voorjaarsnota wat de PvdA betreft een consistent, behoudend en solide beeld schetst. Er is ruimte in het flexibel budget en de ideeën die de PvdA daarover heeft zullen worden bewaard voor de Statenvergadering. De zorgen die de fractie vorig jaar uitsprak zijn nog niet verdwenen. Hoewel er nu duidelijkheid is over het bestuursakkoord, is dat er nog niet over de herverdeling van het Provinciefonds en over het belastingdomein van de provincie. De punten staan ook opgesomd in het hoofdstuk Onzekerheden en het is belangrijk dat de Staten deze majeure beslissingen tijdig kunnen nemen. De fractie heeft een aantal algemene vragen en opmerkingen. De eerste betreft de cofinanciering SNN. Relatief is er minder cofinanciering voor innovatie besteed. In 2007 is € 1,6 miljoen gereserveerd voor innovatie. Is dit ook daadwerkelijk aangeboord? En hoe kijkt het College aan tegen de magere ontwikkeling van projecten gericht op innovatie? Cofinanciering REP en het vervolg op Kompas. Al eerder is er gesproken over prioritering in de cofinanciering en aansluiting zoeken bij de provinciale economische speerpunten. Vorig jaar gaf de gedeputeerde aan dat hij van mening was dat erover nagedacht moest worden. In de Voorjaarsnota heeft de fractie daar nog geen gedachte over teruggevonden. De vraag is nu wel actueel bij het REP. Er staan twaalf programmalijnen in gemeld. Opgeteld bij de drie programmalijnen in Koers Noord is de vraag hoe het College omgaat met de financiering van al deze programmalijnen in relatie tot onze eigen speerpunten, oftewel ons eigen economisch beleid? Welke lijn wil het College daarin volgen? Voeding ESFI. Vorig jaar heeft de PvdA gemeld dat de stelpost Provinciaal MIT nogal een gat slaat in de ESFI. Inmiddels staat er nu een PM-post regiospecifiek pakket vanaf 2009. Hier gaan natuurlijk bedragen komen te staan. Er zullen uiteindelijk keuzes gemaakt moeten worden. Hoe kijkt het College naar de PM-posten en de toekomstige financiering? Apparaatskosten. Als men kijkt naar de formatieplaatsen, dan is er sprake van een verwarrend beeld. Enerzijds is er een taakstelling tot reductie, anderzijds zijn er intensiveringen van beleid waarvoor er extra fte’s nodig zijn. Dat laatste is begrijpelijk. Extra taken betekent extra werk. Maar er vervallen ook taken voor de provincie, zoals het toetsen van bestemmingsplannen. Waarom leidt dit dan niet tot reductie van de formatie? Als men kijkt naar de bestedingsvoorstellen nieuw beleid, dan betreft dit ook voor een deel uitbreiding van structurele en tijdelijke formatie. Er blijkt dus extra personeel nodig. Men kan dit ook terugzien bij de Jeugdzorg met vier formatieplaatsen. Kan GS aangeven hoe de structurele en tijdelijke uitbreidingen van formatieplaatsen zich verhouden tot de personele taakstelling en hoe dat vorm zou moeten krijgen? Welke formatie is structurele uitbreiding en waar vindt bijvoorbeeld ondersteuning van derden plaats? Het blijft een diffuus beeld, met wat plussen en minnen. Maar de kwaliteitsslag die gemaakt zou worden bij het inkrimpen van de taakstelling vindt de PvdA nog niet terug. Die weerslag zou nu zo langzamerhand moeten komen, maar inmiddels komen er weer nieuwe formatieplaatsen bij. Dhr. Calon (gedeputeerde) vindt het een beetje raar. Deze vraag is vanochtend in de commissie Omgeving & Milieu ook gesteld. Toen is er gevraagd of er voor vanavond, voor Bestuur & Financiën, een overzicht gemaakt worden. Het was al klaar aan het einde van die commissie. De gedeputeerde was in de veronderstelling dat het al uitgereikt was, maar hij begrijpt dat het nu pas gebeurt. Mw. Mansveld (PvdA) stelt de snelheid van dit soort antwoorden zeer op prijs. Huisvesting. Bij de huisvesting zit er spanning tussen ruimtegebrek en de bezettingsgraag. Zo is bijvoorbeeld de onderhuurder Regiovisie weg. In de Voorjaarsnota staat dat de vrijgekomen ruimten niet opnieuw worden verhuurd, vanwege het grote aantal medewerkers dat op dit moment is gehuisvest. Enkele pagina’s verder staat echter dat het oude doel – het verhogen van de bezettingsgraad op redelijk korte termijn – moet worden versneld. Dan zou men toch meer onderhuurders willen binnenhalen, zo lijkt het de fractie. Hoe denkt GS daarmee om te gaan? Metamorfose is gestopt. Onderhoud staat daar nu tegenover, en investeringen in het provinciehuis. Hoe gaan we nu om met de ruimte, met de bezettingsgraad in verhouding met het onderhoud dat er zal moeten komen? Hoe wordt dat geprogrammeerd? Wat zijn de kosten en waar gaan die uit gedekt worden? De PvdA heeft kortom behoefte aan een meerjarenraming en een meerjarenplanning waar het gaat om bezettingsgraadruimte, maar ook om het onderhoud. Nieuw beleid. Bij bedrijfsvoering wordt gesproken over de taakstelling bestuurlijke selectiviteit. De PvdA vindt dat er dan wel heel snel het hoofd wordt gebogen bij het voornemen. Er wordt nu al
4
afgeraamd op 2012. Is het nu juist niet een uitdaging om de aankomende twee jaar toch te gaan kijken of die weerbarstige praktijk niet getackeld kan worden, en de doelstellingen voor 2009 en verder te laten staan en bijvoorbeeld medewerkers in te schakelen voor het meedenken? Die discussie krijgt ook nog een impuls als het advies van de commissie Lodders het daglicht zal zien, want er is op dit punt bij het nieuwe beleid bijvoorbeeld al één fte voor Welzijn afgeraamd, met het oog op het afstoten van welzijnstaken. Dan moet de discussie gevoerd worden wat we wel of niet gaan doen als provincie. Waarom neemt GS nu al het besluit tot aframing? Ondergrens subsidiedrempel van € 2.500. De PvdA heeft al bij de vorige Voorjaarsnota aangegeven bij kleinere bedragen op zoek te willen naar andere mogelijkheden om bureaucratie tegen te gaan. Vorig jaar is er een truc verzonnen waar het gaat om de subsidieverstrekking van een aantal kleine bedragen. Dat is ‘gedelegeerd aan’ de Vereniging van Groninger Dorpen. Van de huidige lijst – die ondermeer in de beantwoording van de vragen van het CDA voorbijkwam – ziet men dat een groot deel binnen het welzijnsgebied valt. Heeft het College ook gezocht naar alternatieven om bijvoorbeeld die kleine bedragen onder te brengen bij een organisatie als het CMO, in plaats van de ondergrens vast te zetten op € 2.500? New Attraction. Er is een aparte brief over gekomen, maar die is al eerder – bij de Voorjaarsnota van vorig jaar – behandeld. Het gaat om € 30.000. Vorig jaar heeft de PvdA ervoor gepleit dit anders op te lossen, aangezien het plafond voor middenevenementen € 12.500 is. Nu wordt de zaak weer op dezelfde wijze als vorig jaar opgelost. Bovendien moet er een nieuwe ronde uitgezet worden, want middenevenementen wordt niet helemaal gebruikt. Kan het College in de nieuwe criteria die 1 januari 2009 opgesteld worden voor middenevenementen rekening houden met dit soort uitzonderingen, zodat niet elk jaar dezelfde uitzondering moet worden bevestigd? Dhr. Sangers (SP) kan relatief kort zijn als het gaat om deze Voorjaarsnota. Het verzoek aan de commissieleden wat betreft de behandeling van de Voorjaarsnota is vooral het accent te leggen op het politieke debat. Nou is dat wat de situatie van deze Voorjaarsnota betreft in zoverre relatief, omdat men de Voorjaarsnota ook kan beschouwen als een soort tussenstation in een reeks van grote debatten die in vrij korte tijd met elkaar worden gevoerd. Zowel de debatten die net geweest zijn, de debatten die nog lopen en de debatten die binnenkort nog komen. Dhr. Sangers verwijst naar de debatten over de Jeugdzorg, over de Zuiderzeelijn, over regiospecifiek pakket, over Lodders, over vermogensafroming. Er volgt nog het debat over de Sociale Agenda, het POP en de Cultuurnota. Dat zijn kortom allemaal zaken die nog op het bordje liggen. In die zin wil dhr. Sangers zich als het gaat om de Voorjaarsnota echt beperken tot een aantal beknopte opmerkingen. Het Koersverhaal. Een centraal thema in het Koersverhaal is het streven naar een goede samenwerking met de gemeenten. Bijna op elke bladzijde komt die zin in varianten terug. Dat is een goede zaak. De SP heeft het op meerdere momenten al naar voren gebracht. In de Voorjaarsnota zelf vindt men het niet terug, maar wel in een latere brief van dhr. De Bruijne met betrekking tot de opzet van de Sociale Agenda, met nadruk op het gebiedsgericht werken en de uitvoeringsregie bij de gemeenten. De SP vindt dat een belangrijke stap in de richting van de door de fractie ingediende maar door de meerderheid helaas afgewezen motie. Daarin ging het om de uitwerking van het gedachtegoed de commissie Lodders, met name met betrekking tot de Sociale Agenda. Dat is een stap in de goede richting. Tegelijkertijd constateert dhr. Sangers – net als mw. Mansveld die er ook al een opmerking over heeft gemaakt – dat het College daarbij ook gebruik maakt van een door het Rijk vaak toegepaste truc, om dan ook maar meteen een selectiviteitwinst van dit soort streven – één fte op het terrein van Welzijn – in te boeken. Is dat niet meten met twee maten? Nieuw beleid. In grote lijnen staat in de Voorjaarsnota dat er prioriteiten worden gelegd bij de bereikbaarheid van Groningen, met name het projectbureau Regiotram, bij Welzijn, Zorg & Cultuur, met name de Jeugdzorg, en energie en onderhoud provinciehuis. De SP kan daarmee instemmen, maar heeft wel een aantal kanttekeningen. Als het gaat om de Jeugdzorg, dan wordt ook in de Voorjaarsnota benadrukt dat er een gat zit tussen enerzijds de beschikbare rijksmiddelen en anderzijds het uit kunnen oefenen van de volledige provinciale verantwoordelijkheid. Er wordt nu extra ingezet via de vier kwartiermakers op het voorliggende veld. Dat is een goede zaak. Maar men moet zich blijven concentreren op het feit dat het College in die spanning tussen de rijksmiddelen en de provinciale verantwoordelijkheid niet kiest voor het uitoefenen van de volledige provinciale verantwoordelijkheid, maar blijft wijzen op het gebrek aan middelen. De consequentie daarvan is dat we met wachtlijsten geconfronteerd blijven worden. Overigens is de fractie van mening dat die problematiek niet een reden zou mogen en moeten zijn voor een eventueel streven naar decentralisatie naar de gemeenten, zoals dhr. Moorlag dat in eerder verband aangaf. Voor de SP zou dat gemotiveerd moeten zijn op inhoudelijke gronden.
5
Dhr. Moorlag (PvdA) merkt op dat zijn betoog in één van de vorige commissievergaderingen iets genuanceerder was. Die kanttekening wil hij toch maken bij de iets te beknopte weergave van dhr. Sangers. Dhr. Sangers (SP) neemt daar nota van. Hij mag graag de kern samenvatten. Volgens hem was dit de kern van het betoog van dhr. Moorlag. Cultuur. Daar wordt los van de € 200.000 uit ESFI ook € 200.000 extra vanuit het flexibel budget geraamd. Op zich kan de SP daar ook mee instemmen, maar de fractie is het eens met de kanttekening die die hierover mogelijk nog gemaakt wordt van de zijde van het CDA als het gaat om de precieze inzet van het extra budget. Uiteraard moet eerst het debat over de Cultuurnota worden afgerond, voordat er pas invulling kan worden gegeven aan dat budget. In dat verband wijst dhr. Sangers ook op de knelpunten als het gaat om de regionale musea. Wat er niet in de Voorjaarsnota staat. Voor de SP is het gratis openbaar vervoer voor MBO’ers van 16-17 jaar een belangrijk punt en dat is door de fractie meerdere malen aangekaart. Het College komt daar later op terug. Dat duurt de SP te lang en de fractie zal dan ook in de Statenvergadering met een voorstel komen. In die zin wil de fractie dhr. Bleker nogmaals tot spoed manen als het gaat om het beschikbaar stellen van het onderzoeksmateriaal, zodat het in de voorbereiding goed kan worden meegenomen. Een ander punt waar de SP bij de Statenvergadering op terug zal komen is het punt van de energielasten voor individuele consumenten, met name die met lagere inkomens. Er zijn ontwikkelingen op de energiemarkt waar te nemen die leiden tot aanzienlijke winsten bij de energiebedrijven. Voor de provincie heeft dat als voordeel hoge dividenden. Uit eerdere vergaderingen heeft dhr. Sangers van dhr. Calon begrepen dat het in ieder geval de komende twee jaar meer zou kunnen zijn dan de nu geraamde € 1,5 miljoen. Tegelijkertijd ziet men ook stijgende energielasten bij de individuele consument. De SP zal dan ook met een voorstel komen om vooral die lagere inkomensgroepen te ondersteunen met betrekking tot verlaging van de energielasten. Uitwerking regiospecifiek pakket. Er staat nu dat de voorbereidingskosten daarvoor ten laste worden gebracht van het flexibel budget. Uiteindelijk is het de bedoeling dat ze toegerekend worden naar de projecten. Ze gaan dus deel uitmaken van de hele cofinancieringsconstructie. Vervolgens zullen ze terugvloeien naar de algemene middelen. Waarom deze omweg? Waar dan niet direct ten laste van het ESFI? Een andere daaraan gekoppelde vraag is of dit dan ook niet zou kunnen gelden ten aanzien van andere kosten, zoals de projectorganisatie van de regiotram. Zijn die geheel of gedeeltelijk niet ook te kwalificeren als uitwerking- of voorbereidingskosten wanneer het gaat om het regiospecifiek pakket? Zou dan ook niet hetzelfde traject gevolgd kunnen worden? Accres materiële uitgaven. Het beleid van GS is het bevriezen van het accres op de materiële uitgaven. Wat zijn precies materiële uitgaven? Het accres van nul wordt wel toegepast bij het projectenbudget Welzijn, maar niet als het gaat om subsidiëring in bijvoorbeeld de cultuursector, bij Taal & Cultuur en de Kunstraad. Wanneer is er nu wel sprake van materiële uitgaven en wanneer niet? Taakstelling bestuurlijke drukte. Mw. Mansveld had het ook al over het niet realiseren van de taakstelling bestuurlijke drukte. Het College geeft aan dat het voornamelijk is te wijten aan bestuurlijke keuzes door het College in de Staten. Aan welke keuzes moet dhr. Sangers dan denken? Welke keuzes zijn een belemmering geweest voor het realiseren van die taakstelling? Hij sluit zich aan bij de opmerking van mw. Mansveld als het gaat om het mogelijk vrijvallende budget met betrekking tot de kleinere subsidies. Vaak gaat het om kleinschalige projecten. Zijn er alternatieven overwogen om het elders te beleggen? Dhr. De Vey Mestdagh (D66) heeft één vraag met betrekking tot de versterking van het lokaal bestuur. Daar is € 500.000 voor uitgetrokken. Het blijkt dat er flink wat meer middelen nodig zijn. Toch trekt het College niet meer dan die € 500.000 uit. Verwacht het College dat er minder behoefte aan is? D66 verwacht dat het versterken van het lokaal bestuur wel degelijk iets is dat de komende jaren eerder meer dan minder aandacht nodig heeft. Dhr. Stevens (ChristenUnie) ziet in de Voorjaarsnota ook een degelijk verhaal. Het Koersverhaal sluit aan bij het collegeakkoord, en er wordt invulling gegeven aan de Sociale Agenda, de Economische Agenda en de Kwaliteitsagenda. De bijdrage van € 9,5 miljoen in het kader van het bestuursakkoord lijkt het best halfbare resultaat. Weliswaar € 500.000 meer dan gedacht was. Dat het nu ten laste van het flexibel budget wordt geboekt, lijkt de ChristenUnie goed. Ondanks de bijdrage ziet het meerjarenperspectief er toch weer wat beter uit dan vorig jaar en neemt de gemiddelde begrotingsruimte toe tot € 4,5 miljoen. Toch zijn er ook onzekerheden, zoals de verdeelsleutel van het Provinciefonds. De fractie vertrouwt erop dat de wijze waarop het tot nu toe door het College
6
aangetrokken wordt en de wijze waarop het College hierin participeert goed zal aflopen. De decentralisatie van de taken van de commissie Lodders. De opvatting die het College in de Voorjaarsnota neerschrijft hoe daarmee moet worden omgegaan kan de fractie in grote lijnen delen. De ChristenUnie ondersteunt de vraag van de SP om de informatie die dhr. Bleker heeft toegezegd in het kader van de pilot Gratis Openbaar Vervoer voor MBO-studenten. Hij heeft toegezegd dat het onderzoeksmateriaal voor de Voorjaarsnota beschikbaar is, zodat men daar in de behandeling van de Voorjaarsnota ook mee verder kan. Daar ziet de fractie naar uit. Ondergrens subsidiedrempel van € 2.500. Tot slot een vraag over de subsidiedrempel van € 2.500 om de bestuurlijke selectiviteit te stimuleren. Heeft het ook niet een opdrijvend effect? Zullen subsidies straks niet allemaal met een minimum van € 2.500 worden aangevraagd? Of heeft het juist een dempend effect, in de zin dat bepaalde subsidies straks helemaal niet meer verlengd kunnen worden? Levert het geen verschraling op in de contacten en de manier waarop er gesubsidieerd wordt? Veel grote projecten zijn vroeger immers klein begonnen. Moet hier niet beter naar gekeken worden? Is dit niet een te rigoureus middel? Dhr. Zanen (PvhN) meent dat de Voorjaarsnota zoals die nu voorligt er financieel goed uitziet, in die zin dat er een aantal voorstellen kan worden gedaan met betrekking tot het versterken van de personeelsformatie. Op een aantal punten is er sprake van extra menskracht, en soms ook van extra geld. De provincie heeft blijkbaar in toch wat moeizame tijden – van de discussie over de positie van de provincie tot de onzekerheid van de financiële stromen – toch goed geboerd. Het ziet er redelijk uit. Natuurlijk is er een aantal grote zaken dat nog wel eens heel erg zwaar zou kunnen gaan wegen. Daarbij denkt dhr. Zanen aan de regiotram. Dat kan nog wel eens een heel ingewikkeld verhaal worden op termijn. Bovendien is het in de kern toch vooral een stadstram. Het is goed voor de ontwikkeling van de stad, maar onze ambities gaan veel verder. Het moet vorm gaan krijgen in de hele regio. Jeugdzorg. Toch is er weer sprake van groeiende wachtlijsten. Die verantwoordelijkheid komt steeds vaker en steeds directer bij de provincie te liggen. Dat kan ook financieel tot de nodige belasting leiden van het provinciale budget. Economische ontwikkeling. Het is de vraag of de provincie in staat is voldoende cofinancieringsmiddelen bij elkaar te schrapen om aan allerlei projecten te kunnen cofinancieren, ook projecten vanuit het regiospecifiek pakket. Dat is natuurlijk ook een onzekerheid. Commissie Lodders. De positie van de provincie is aan de orde geweest in het rapport Lodders. De uitkomst daarvan is dhr. Zanen nog niet helemaal duidelijk. Toch zijn het onzekerheden die als achtergrond moeten dienen voor de beoordeling van de Voorjaarsnota. De discussie over de positie van de provincie wordt gevoerd onder de titel ‘Middenbestuur’. Hoe verhoudt het middenbestuur zich tot het Rijk en hoe verhoudt het middenbestuur zich tot de gemeenten? Dat is het debat. Daar is uit weggevallen het idee van de landsdelen discussie wat heel lang nadrukkelijk centraal in de belangstelling heeft gestaan. Nog niet zo heel lang terug heeft men een plotselinge discussie zien ontstaan over de structuur van het Samenwerkingsverband Noord-Nederland, met name bij het Algemeen Bestuur. Nou lijkt dat weer een andere kant op te gaan. In een notitie van het CDA heeft dhr. Zanen gelezen dat de voorstellen toch weer wat anders gaan worden, maar het is tekenend dat op het moment dat de provincie en het middenbestuur worden vereenzelvigd, de boven- en interprovinciale structuren direct gaan wankelen. Daar moeten we erg voor oppassen in Noord-Nederland, want de drie noordelijke provincies kunnen met elkaar soms iets beter bereiken dan alleen. Soms valt dat overigens ook weer tegen. Wat dat laatste betreft denkt dhr. Zanen aan de cultuurgelden. De drie noordelijke provincies hebben – samen met de landsdelen Oost en Zuid – getracht om meer middelen naar het noorden te krijgen. Dat is slechts mondjesmaat gebeurd. Het College heeft zich daar ook over uitgesproken dat het toch zwaar is tegengevallen. Het Rijk heeft het middenbestuur financieel aangepakt met die plotselinge korting van vier keer € 200 miljoen. De eerste fase is daarvan doorgevoerd en door ons ook verwerkt in de financiële situatie. De onderhandelingen van Lodders zijn het gevolgd daarvan voor de komende drie jaar. Maar het is dhr. Zanen niet helemaal duidelijk of men zoveel middelen meekrijgt voor het uitoefenen van de toegeschoven taken minus € 200 miljoen (dus de provincies samen). Het was de doelstelling van de minister om € 800 miljoen binnen te halen. Het komt dhr. Zanen voor dat het op deze manier gebeurd. Het betekent dat men structureel op de taken die men toegeschoven krijgt, geld toe moet leggen, uit andere delen van zijn vermogen. Tot slot onze relatie tot diverse culturele instellingen. Laatst is er een hoorzitting geweest van de Staten. Daar heeft men al die organisaties voorbij zien komen en hun verhalen horen houden. Er is een aantal grote – zoals het Klooster Ter Apel, het rijtuigenmuseum en het Groninger museum – die ook hangen tussen Rijk en de provincie. Daar is nog niet een goed antwoord op. Men kan ze niet
7
alleen met de sterrensystematiek benaderen, maar ook anderszins moet er met het Rijk over gediscussieerd worden hoe het moet. Wat de kleinere instellingen die het vrij moeilijk hebben betreft, zou daar iets meer vanuit de Voorjaarsnota naartoe mogen voortvloeien, uiteraard mits ze aan de criteria voldoen. Mw. Hazekamp (PvdD) heeft twee vragen gebaseerd op het overzicht Mutaties fte’s. Dank dat het zo snel geregeld kon worden. Allereerst de kosten van één fte ten aanzien van akkervogels. In de Voorjaarsnota staat daar een bedrag voor genoemd van € 80.000. Ten opzichte van het totale budget voor het actieprogramma’s Akkervogels vindt de fractie die kosten nogal hoog. Waarom is dat zo’n hoog bedrag? De tweede vraag is de fte ten behoefte van de zware vergunningen NB wet. Gedeputeerde Hollenga heeft vorige week in de commissie Economie & Mobiliteit een toelichting gegeven aan de hand van het voorbeeld van de NB-vergunning voor de NUON centrale. Hij gaf daarbij aan dat het mede de aanleiding was vanwege procedurele gronden bij de provincie – het bevoegd gezag – extra personeel aan te trekken. Dan valt wel op dat het pas in 2009 ingaat. Heeft de beslissing van de Raad van State ten aanzien van de NUON-centrale ook nog gevolgen voor het jaar 2008? Gaat het hier puur om een formele afstemming van die NB-vergunning of ook een inhoudelijke? Dan zou men zich immers kunnen afvragen of één fte wel voldoende is. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) vindt het Koersverhaal helder. De keuzes zijn ook helder. Er is sprake van een duidelijke prioriteitstelling. In deze commissie wil dhr. Van der Ploeg daar geen politiek oordeel over vellen, want dat gebeurt bij de Algemene Beschouwingen. De financiële planning. Wat hem meerdere keren door de programma’s heen opvalt, is dat er een aantal keren wordt voorgesorteerd op nog te nemen besluiten, op evaluaties die nog lopen of besprekingen die nog gaande zijn. Zo moet er voor de regiotram nog een go/no go besluit worden genomen, maar er wordt alvast voor gereserveerd. Cultuurnota. Structureel onderhoud. Zo is er nog een aantal postjes te benoemen. GroenLinks heeft zich daarover in de fractie uitgesproken. Men kwam niet direct tot een eindoordeel, maar men is wel van mening dat dit voorsorteren waarschijnlijk een uitvloeisel is van overschotten. Als men tekorten heeft, dan gebeurt zoiets niet. Dan schuift het vanzelf wel vooruit. Dat is een constatering. Alleen hebben we als Staten wel het budgetrecht. Het is niet inzichtelijk wat de feitelijke kosten zijn voor bijvoorbeeld het onderhoud wat aan de kanalen en wegen plaats moet vinden. Waarom moet het dan € 2 miljoen zijn en geen € 4 miljoen? Ergens komt dat bedrag vandaan, maar ons ontbeert die informatie, terwijl we wel een besluit moeten nemen. De afdelingen van de ambtelijke organisatie lopen intussen wel met die bedragen weg en plannen het alvast in. Dit soort voorsorteergedrag mag geen regel worden. Kan het College verder duidelijk maken op welke specifieke kosten voor de drie genoemde zaken men doelt? Energielasten. Vanmorgen was dhr. Van der Ploeg tijdens de commissievergadering Omgeving & Milieu even de afkorting kwijt van het voorstel dat GroenLinks drie jaar geleden schriftelijk heeft gedaan, maar dat was LLEF: Lage Lasten Energie Fonds. Ook de PvdA kwam vanochtend met een voorstel voor inkomens onder de € 25.000 iets met de woningen te doen. Het voorstel van GroenLinks ging erover om met name voor de grotere investeringsbedragen – zoals voor isolatie – te kijken of er door fondsvorming gezamenlijk met corporaties iets te regelen zou zijn. Vervolgens liepen we tegen het TELI voorstel aan – waar het gaat om kleinere investeringen – die tegelijkertijd van start ging. Toen was het politiek niet opportuun dat voorstel door te zetten. Het is behoorlijk moeilijk om tot een inkomensgericht voorstel te komen. Dhr. Van der Ploeg heeft een pleidooi gehouden om vanuit de PvdA, de SP en GroenLinks gezamenlijk op te treden in dit verhaal, met name ook richting College, zodat er een duidelijke boodschap wordt meegegeven en wij niet worden versnipperd. Dhr. Sangers (SP) vraagt of dhr. Van der Ploeg het met hem eens is dat dit wellicht niet zo’n fijne maar mogelijk wel bruikbare pijl is om te richten op de sociale huurwoningen? Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) antwoordt dat men dan met een hele andere categorisering zit, waarbij men niet afhankelijk is van inkomens. Dat is dus volgens hem een mogelijkheid. Maar er zijn ook andere categorieën denkbaar. Het zou mooi zijn om dat soort aspecten gezamenlijk te bekijken om te zien of we tot een gezamenlijk voorstel kunnen komen. Dhr. Moorlag (PvdA) vraagt of dhr. Van der Ploeg, die maar drie partijen noemt, daarbij bij voorbaat andere partijen uitsluit.
8
Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) zegt dat absoluut niet te doen, maar dit zijn de drie partijen die met voorstellen zijn gekomen. Reserve ESFI, blz. 30. Er is ook voortschrijdend inzicht bij hemzelf, want vorig jaar had hij al gekeken naar de grote posten die er ineens in de tabel verschenen. De PvdA vroeg hoe het College met die PM-post omging. Dhr. Van der Ploeg is inmiddels tot het inzicht gekomen dat het verstandig is dat, zodra er duidelijkheid is over investeringsprojecten, die dan ook daadwerkelijk benoemd en ingevuld moeten worden. Daarbij moet men vooral niet schrikken van de minnetjes die er op een gegeven moment ontstaan, want al eerder is het in deze commissie in overleg met het College duidelijk geworden waar de financieringsbronnen vandaan zouden moeten komen en dat daar op zich geen problemen hoeven te ontstaan. Wat de tabel zelf betreft wordt er per jaar gepland, maar dhr. Van der Ploeg heeft het gevoel dat het niet echt het kasritme weergeeft. Het is puur een planningsinstrument. Het is verstandig de kwaliteit van de tabel op te hogen, zodat men de kasritmes goed krijgt en dat daar ook specifieke aandacht voor zal zijn. Grote projecten. Dan komt dhr. Van der Ploeg bij de formaties uit. Als het gaat om het regiospecifiek pakket, dan wordt voorgesteld een aantal formatieplaatsen toe te voegen. Ons ontbeert op dit moment inzage in wie nou welke rol speelt bij welk project. Wie heeft bijvoorbeeld de trekkende rol wat de trein naar Heerenveen of de zuidelijke ringweg betreft? Dat heeft nogal wat consequenties voor de werk- en de taakverdeling. Men moet voorkomen dat iedereen die zich er ook maar enigszins mee bemoeit capaciteit aantrekt en vervolgens ziet men dat ze elkaar bezig gaan houden. Dat is versnippering. Men moet echt gezamenlijk gaan optrekken en tot een goede werkverdeling komen. Dhr. Van der Ploeg verzoekt het College daar op de kortst mogelijke termijn inzage in te geven, zodat vervolgens de consequenties voor formatieplaatsen in een volgende fase duidelijk worden. Dhr. De Vey Mestdagh (D66) vraagt toelichting. Wil GroenLinks weten wat de taakopdracht van een individuele ambtenaar wordt? Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) ontkent, maar hij wil wel voorkomen dat Groningse en Friese ambtenaren elkaar bezig gaan houden. Als men in feite dezelfde opdracht heeft, dan is het zaak om tot een goede werk- en taakverdeling te komen tussen de verschillende apparaten. Daar gaat het om. Uiteraard hoeft hoe hij geen inzage te hebben in wat een ambtenaar concreet zoal doet, maar hij wenst wel die taakverdeling te zien. Bovendien wil hij ook zien dat er samengewerkt wordt. Dhr. Luitjens (VVD) stelt een gezamenlijke projectorganisatie voor de uitvoering van die taken voor. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) meent dat zoiets heel goed zou kunnen. Maar het College heeft zelf al gezegd dat er per project een trekker – een coördinator – zou zijn. SNN-bijdrage op blz. 62. Er wordt voorgesteld deze alvast op te hogen. Er worden nu al tekorten voorzien. Een deel daarvan wordt ingevuld via een ophogingvoorstel. Is het niet logischer van het SNN eerst een bezuinigingsvoorstel te vragen hoe met dit soort tekorten om te gaan voor men er geld in gaat pompen. Dhr. Van der Ploeg kan zich toch niet aan de indruk onttrekken dat de totale budgetten waar het SNN mee werkt kleiner zijn in vergelijking met de voorgaande perioden. Nordconnect, blz. 63. In 2008 wordt daar een nieuw voorstel gedaan voor budget en in 2009 komt er een evaluatie. Dat is wat vreemd. Dan kan men dat beter gaan samentrekken. Niet eerst een voorstel in 2008 doen voor 2009, 2010 en later, en vervolgens een jaar later gaan evalueren. Dhr. Luitjens (VVD) zal er geen Algemene Beschouwingen van maken. Vele onderwerpen zijn al aangeroerd. Allereerst wil hij opmerken dat het een helder en duidelijk stuk is, waar men goed uit kan halen wat het College wil. Het spreekt de VVD bijzonder aan dat het hele financiële beeld er behoorlijk positiever uitziet dan een jaar geleden, ondanks het feit dat de provincie zo her en der wat dingen extra moet afdragen. Cofinanciering Kompas. Vorig jaar hebben we hier nogal bij stilgestaan. De PvdA heeft het over prioritering. Dhr. Luitjens heeft een vraag die daaraan voorafgaat. Er zijn toen diverse berekeningen en opmerkingen gemaakt of we in principe wel voldoende in kas hebben om de vereiste bedragen bij het totaal wat we aan middelen zouden kunnen inzetten te doen. Wat is de huidige stand van zaken wat dit betreft? RTV Noord, blz. 57. Hier staat dat wij genoodzaakt zijn RTV Noord een bedrag van € 187.300 extra te geven voor de komende periode. Dhr. Luitjens gaat er vanuit dat die daarna structureel door moet werken. Is dat inderdaad het geval of niet?
9
Dhr. Jager (CDA) heeft vooral wat opmerkingen, aangezien de meeste vragen van het CDA al schriftelijk beantwoord zijn. Waarvoor dank. Er zijn een paar punten blijven liggen, die het CDA graag in de commissie aan de orde wil brengen. Het eerste betreft het aangekondigde en deels in opzet zijnde bestuurskrachtonderzoek van de provincie. Daar wordt heel nadrukkelijk gevraagd naar de betrokkenheid van PS. Dat kwam in de beantwoording niet helemaal naar voren. Het CDA wil graag de toezegging hebben dat PS zowel bij de opzet als de uitvoering van het bestuurskrachtonderzoek betrokken worden. Dat is zover dhr. Jager weet ook door BMC bij de gemeenten zo gedaan. In het kader van het vanochtend gesloten bestuursakkoord zijn daar ook nog wel te zijner tijd interessante opmerkingen bij te plaatsen. Formatie-uitbreiding. In principe is het reeds voldoende besproken, maar wat is precies de motivatie om in sommige gevallen te kiezen voor incidentele uitbreiding en in andere gevallen structurele? En dan ook nog in het ene geval de keuze voor intern en in het andere geval voor extern. Het CDA mist die motivatie in dit stuk. Ook viel op in de beantwoording van één van de vragen van de fractie als het ging om de natuurbeschermingswetgeving en de decentralisatie daarbij dat er nog potentiële dekking van een deel van die kosten in de markt ligt. Geldt dat voor meer taken die betrekking hebben op formatie-uitbreiding? Het CDA zou dat graag willen weten, want het verzacht de pijn voor een deel. SNN. Het CDA sluit zich aan bij de opmerkingen van GroenLinks, met als zijopmerking dat in het AB SNN afgesproken is dat de verhoging van de bijdrage slechts voor 2009 zal gelden en dat het DB SNN nog zal kijken of er nog aanvullende bezuinigingen doorgevoerd kunnen worden. Het lijkt het CDA niet meer dan gebruikelijk niet nu al over te gaan tot een structurele verhoging van de bijdrage, aangezien DB SNN daar op dit moment niet om vraagt. De tekst van de Voorjaarsnota is, voor zover dhr. Jager weet, achterhaald. ESFI. Er is al veel over gesproken. Het CDA maakt zich er ook zorgen over. Het is toch echt essentieel dat de voeding van ESFI ook naar de toekomst toe gegarandeerd blijft. In één van de vele grote debatten waar dhr. Sangers het over heeft, zullen we het er ongetwijfeld nog wel over gaan hebben. New Attraction. Het CDA zit met betrekking tot New Attraction met een pijnpunt. Na de brief van 27 mei met veel interesse te hebben gelezen, valt het de fractie toch op dat er al een concreet voorstel wordt gedaan zonder dat de resultaten van eerdere inspanningen volledig zichtbaar zijn. Het gaat het CDA toch één stap te ver om nu al structureel een subsidierelatie aan te gaan voor de jaren na 2009 omdat er nog inspanningen kunnen komen. Is het bovendien – gezien het doel en het feit dat je de ambitie hebt om een structurele relatie aan te gaan – niet logisch dit eerder onder te brengen bij de Cultuurnota in plaats van bij het budget voor middenevenementen? Als wij er politiek gezien voor zouden kiezen deze structurele relatie aan te gaan, die niet past binnen de criteria voor middenevenementen, dan is het CDA er meer een voorstander voor om richting Cultuurnota te kijken dan te kijken naar aanpassingen van de criteria voor middenevenementen. Daar hebben we immers in het verleden goed over nagedacht. Taakstelling bestuurlijke selectiviteit. Heel specifiek gezien de subsidiedrempel is dit voorstel een probleem wat het CDA de oplossing niet waard is. In het bestuursakkoord dat vanochtend gesloten is wordt afgesproken dat de provincies zullen kijken of zij subsidievorderingen op een zodanige manier kunnen aanpassen dat aanvraag- en verantwoordingslasten omlaag kunnen gaan. Daar ziet de fractie veel eerder de oplossing in dan in het nu schrappen van subsidies waarvan het CDA overtuigd is dat ze zeker bij het maatschappelijk middenveld grote waarde hebben. Het feit dat GS gaat kijken naar andere manieren van subsidietoekenning, zoals VKDG, lijkt de fractie goed, maar het voorstel met het invoeren van die drempel kan ze niet steunen. Dhr. Calon (gedeputeerde) vindt het laatste statement van dhr. Jager zeer interessant. De gedeputeerde zal het laten opzoeken in het coalitieakkoord, want, voor zover hem bekend, staat het erin. Dhr. Jager (CDA) meent van niet, maar anders hoort hij het graag. Dhr. Calon (gedeputeerde) heeft het vaker beleefd dat hij ook aan een collega een regel moest voorlezen, maar hij laat het nu even opzoeken. Bestuurlijke drukte. Mw. Mansveld vroeg naar een paar voorbeelden van het niet door laten gaan van bestuurlijke drukte. De gedeputeerde vindt dat wel vreemd. Aan de ene kant brengen de Staten voor het voetlicht dat GS slap is, omdat ze de bestuurlijke drukte nier vermindert. Dat wordt hier heel veel gezegd. Aan de andere kant hoort de gedeputeerde ook heel veel mensen zeggen niet de subsidiedrempel van € 2.500 te willen. Eén van de voorbeelden van het niet halen van de
10
vermindering van de bestuurlijke drukte is het naar beneden brengen van die drempel van € 5.000 naar € 2.500. Daardoor haalt GS de bezuinigingen niet. Die € 2.500 vindt GS ook al te hoog. Het is een waardevolle suggestie van mw. Mansveld om te kijken of het CMO dat kan doen. Toevallig heeft GS met de Vereniging Groninger Dorpen ook zo’n deal gemaakt. Maar men moet zich wel realiseren dat in die lijst ook subsidieaanvragen zitten van € 100, die de provincie € 380 kosten alleen al aan accountantskosten. Natuurlijk is dit goed en prachtig voor het maatschappelijk draagvlak. Dat zal de gedeputeerde niet bestrijden. Maar dan moet men nooit meer zeggen dat deze organisatie efficiënter moet werken en dat GS de bestuurlijke drukte moet verminderen. Beide dingen kunnen nu eenmaal niet waar zijn. Men moet gewoon kiezen. Dhr. Jager (CDA) heeft alle respect voor de opmerkingen van dhr. Calon, maar dit is gewoon een oplossing voor een probleem dat zeker gedeeld wordt. Alleen deze oplossing wordt niet gesteund. Men kan het ook op een andere manier bekijken. Wat de gedeputeerde met de VKDG heeft afgesproken is een goed voorbeeld hoe men het op een andere manier zou kunnen doen. In de commissie wordt inderdaad voorgesteld dit op meer onderdelen te gaan doen. Het CMO zou een optie kunnen zijn, en wellicht zijn er ook andere, in plaats van het maar gemakshalve even schrappen van dit soort subsidies. Soms zijn die inderdaad heel erg klein. Soms gaat het maar om € 100. Maar voor een vereniging kan het net het verschil maken voor de activiteit die men wil gaan doen. Dhr. Calon (gedeputeerde) beseft dat hier nog lang over kan worden gedebatteerd. GS zullen in ieder geval op dit moment die toezegging niet doen. Daar kan de gedeputeerde heel kort over zijn. GS willen efficiënter werken. Tevens waren GS van plan alle subsidieaanvragen onder € 2.500 niet meer te gaan doen, omdat de kosten niet opwegen tegen de baten. Er is een incident geweest met de Vereniging van Groninger Dorpen om dat zo op te lossen. Nu wordt er een suggestie gedaan om het CMO dat te laten doen. De gedeputeerde wil best toezeggen dat te gaan onderzoeken. Maar hij wil er wel op wijzen dat al die subsidies rechtmatig en doelmatig besteed moeten worden. Ook het CMO zal accountantsverklaringen moeten kunnen overleggen. Het kan niet zo zijn dat de provincie een bak geld aan het CMO geeft, wat een onderzoeksinstituut is en dan een subsidiefabriek wordt, met de opdracht het maar uit te geven, en dat er dan één overall accountantsverklaring komt waar het geld hoe en waarom is uitgegeven. Of die kosten nu bij het CMO of bij de provincie zitten maakt niet veel uit, want de kosten worden namelijk toch gemaakt. De gedeputeerde wil er dus naar kijken, maar hij heeft er niet al te grote verwachtingen van. Mw. Mansveld (PvdA) merkt op dat er een jaar geleden een aantal doelstellingen is gesteld en binnen een jaar wordt de helft daarvan afgeraamd. Mw. Mansveld is blij dat de gedeputeerde er naar gaat kijken en wellicht tot een oplossing komt. Dhr. Calon (gedeputeerde) brengt in herinnering dat één van die doelstellingen de handhaving was van de subsidiedrempel van € 5.000. Mw. Mansveld (PvdA) vraagt of die € 2.500 dan een meevaller is. Dhr. Calon (gedeputeerde) gaat verder. GS willen dit bedrag – gezien de kostenbaten analyse en het maatschappelijk draagvlak – naar beneden te brengen tot € 2.500. Dat heeft te maken met de manpower die daarop moet worden ingezet voor de behandeling van de subsidieaanvraag en de accountantskosten. Nu zegt men dat die € 2.500 nog te hoog is en weg moet. De Staten gaan dus verder dan GS. Een tweede punt is in het sociaal beleid afstand doen van welzijnsgebieden. Zowel de vorige als de huidige betrokken gedeputeerde was daar niet voor. Dhr. Calon weet niet hoe inhoudelijke business er precies uitziet, want daarvoor is hij te weinig op de hoogte van het dossier. Een derde punt is het laten vervallen van vrijwillige MER’s. Dat was ook geraamd op een bepaalde som geld. Als men kijkt hoeveel vrijwillige MER’s men gedaan heeft, nog moet doen en wat het oplevert – de hoeveelheid informatie die men krijgt bij zo’n proces, zoals bij Zuidhorn en nu ook bij Winsum – dan zeggen GS dat dit geen goede zaak is. Men kan daar wel bezuinigen, maar dat weegt niet op tegen de hoeveelheid informatie die men uit zo’n vrijwillige MER verkrijgt. Bovendien kan men in de loop van zo’n proces nog gedwongen worden, wanneer de omstandigheden of de mensen daartoe aanleiding geven, alsnog een verplichte MER uit te voeren. Dan is het maar beter om het aan het begin te doen. Zo geeft de gedeputeerde de commissie drie voorbeelden van bestuurlijke drukte en het ambitieniveau dat is gehaald.
11
Dhr. Brouns (CDA) interrumpeert. De gedeputeerde heeft het over drie voorbeelden van bestuurlijke drukte. Het gekke is dat als men naar de daartoe getroffen maatregelen in de Voorjaarsnota kijkt, zoals het instellen van die drempel, er vervolgens direct bij gezegd wordt dat daarmee geen formatiereductie bereikt wordt. Dhr. Brouns concludeert daaruit dat de bestuurlijke drukte afneemt, maar dat daar verder in het ambtenarenapparaat niets van te merken is. Dat is een rare relatie. Dhr. Calon (gedeputeerde) stelt dat het niet zo is dat één ambtenaar in dit huis alle subsidieaanvragen behandelt. Als dat zo was, dan zou men een X aantal subsidieaanvragen eruit kunnen gooien en die ene ambtenaar mag iets anders gaan doen. Zo werkt het niet. Die zitten verdeeld over diverse afdelingen, zoals men weet. Op termijn leidt het tot bezuiniging, maar die valt niet direct zichtbaar te maken. Het zit ‘m vooral in de accountantskosten. Cofinanciering. Een zorg die dhr. Luitjens uitspreekt is er of er genoeg geld is voor cofinanciering. Dhr. Calon kan hier geen ‘ja’ of ‘nee’ op zeggen. Hij kan nu eenmaal niet in de toekomst kijken. Als GS aanleiding hadden gezien dat de uitgaven groter zouden zijn dan de voeding, dan was daar in deze Voorjaarsnota wel op teruggekomen. De inschatting van het College op dit moment is dat er geen zorgen zijn. Maar de gedeputeerde weet ook dat het in de vorige periode op een gegeven moment harder ging lopen en GS meer uit de pot ging halen, dat er meer manpower moest worden ingezet en dat er bij moest worden geraamd. Het is altijd zo dat het in het begin van zo’n periode wat langzaam op gang komt en dan houdt men wat over. Vervolgens op driekwart van die periode gaat men zich dan toch afvragen hoe men uitkomt. Dan wordt het gevaarlijk om voor vier of vijf jaar op dat punt vooruit te kijken. RTV Noord. Het accres voor RTV Noord werkt inderdaad structureel door. Dat heeft te maken met een vervelend vuiltje. Men ziet het steeds terugkomen in de Voorjaarsnota, maar het is in deze commissie ook al eens aan de orde geweest. Een deel van de gelden voor regionale omroepen liep via het Provinciefonds en een deel van die middelen liep via het ministerie van OCW in Den Haag. Drie jaar geleden is er zelfs een geweldig conflict geweest tussen de regionale omroepen, het IPO en het OCW. Daarbij ging het wat erbij moest en de accressen die erop moesten. De gedeputeerde weet het nog goed, omdat hijzelf het conflict moest oplossen. Ze kwamen er op centraal niveau namelijk niet uit. Er is toen een bepaalde indexering afgesproken die lager was dan wat de omroepen voorstelden, maar hoger dan wat men tot dan toe gewend was. Men moest die accressen bijplussen en dat werkt structureel door. Het is dus veroorzaakt door de afspraak die toen ook hier uitvoerig bediscussieerd is en gemaakt is en nu vindt men het dus terug in de Voorjaarsnota. Dhr. Luitjens (VVD) vraagt of het daarna dan ook klaar is. Dhr. Calon (gedeputeerde) geeft toe dat het normaal gesproken dan klaar zou moeten zijn. Maar hij heeft zelf die onderhandelingen mogen voeren. Toen is ook afgesproken dat het over enige tijd geëvalueerd zou worden. Is de kans groot dat er dan bijgeplust moet worden? De gedeputeerde gelooft van niet, want er is destijds behoorlijk over geknokt. Maar de kans is ook niet nul. Uit zo’n evaluatie op enig moment – er is nu nog niet op aangedrongen door de omroepen – zou kunnen komen dat we te laag zaten. De gedeputeerde vond toen en nu nog steeds dat we te hoog zaten. De kans is niet nul, maar de kans is ook niet groot. De gedeputeerde verwacht niet dat er problemen van gaan komen. New Attraction. Dhr. Calon zit hier niet echt in. Het is meer iets voor zijn collega dhr. De Bruijne. Dhr. Calon heeft inmiddels drie verschillende antwoorden hoe het zit. Mw. Mansveld heeft gelijk als ze zegt dat je niet elk jaar een uitzondering moet maken. Volgens de gedeputeerde is het zo dat er eenmalig nog een uitzondering gemaakt gaat worden voor het ene jaar en daarna wordt er een structurele subsidierelatie aangegaan door middel van het beschikbaar stellen van deze gelden bij de Voorjaarsnota. Dan is het een goede suggestie van het CDA dat tegelijk via de Cultuurnota te doen. Daar zou het in de ogen van dhr. Calon ook thuis moeten horen. Als men het daar om inhoudelijke redenen niet mee eens is, dan moet door de gedeputeerde voor Cultuur worden behandeld, want Cultuur is niet het sterkste punt van de gedeputeerde voor Financiën. Dat geld ook voor de zorg. Maar de portefeuillehouder Financiën verdedigt hier wel het collegebeleid. GS vinden dit een hele goede besteding, een hele goede oplossing en gaan hiervoor. Dhr. Jager (CDA) merkt op dat het niet zozeer om de inhoud van New Attraction ging, maar om de discussie die hier eerder is gevoerd, namelijk dat er in de financiering gezocht moest worden naar andere bronnen. Daarvan wordt geconstateerd dat er een aantal acties is uitgezet, waarvan de resultaten maar deels bekend zijn. Toch wordt in één adem door in de brief gezegd dat er desondanks nu al besloten wordt dit voorstel aan de Staten voor te leggen. Daarvan zegt het CDA dat
12
ze graag de resultaten wil zien van die inspanning. Dan zou het misschien wel eens zo kunnen zijn dat € 30.000 wel genoeg blijkt te zijn en dat er meer uit de markt zou kunnen. Dhr. Calon (gedeputeerde) begrijpt dit. In de brief staat voldoende betoogd dat het op dit moment niet logisch is te verwachten dat New Attraction voldoende sponsors kan aantrekken zodat ze zelfstandig kan worden. Dit is dus voorlopig. Het is ook niet te verwachten dat het nu zo is dat dit in 2010, 2011 wel zo zou zijn. Maar men heeft gelijk. Die acties zijn nog niet allemaal afgerond. Aangezien GS een structurele subsidierelatie wil aangaan, is het ook wel logisch de Staten te informeren over wat er uit die acties komt. Als daaruit naar voren komt dat er in voldoende mate geld naar binnen komt om die € 30.000 naar beneden te brengen, dan moet daar weer over worden gepraat in het kader van die structurele subsidierelatie. Dhr. Jager (CDA) vraagt of dit nu ook betekent dat de gedeputeerden Calon en De Bruijne gaan kijken of het in het kader van de Cultuurnota kan worden opgenomen in plaats van bij middenevenementen. Dhr. Calon (gedeputeerde) heeft dat impliciet al toegezegd. Mw. Mansveld heeft gelijk dat men niet elk jaar de criteria voor middenevenementen moet oprekken. Het is niet goed om dat zo te doen. Incidenteel geef je € 30.000 voor dit jaar. Vervolgens ga je een structurele subsidierelatie aan in de orde van grootte van € 30.000. De suggestie van het CDA om dat bij de Cultuurnota onder te brengen zal zeer serieus worden meegenomen. Dat is niet 100% ja, maar de gedeputeerde ziet geen reden waarom dat niet zou kunnen. Ook zal de gedeputeerde voor Cultuur de Staten op de hoogte brengen van de resultaten van de onderzoeksacties van New Attraction. Als het resultaat dusdanig is dat het veel meer geld oplevert en dat er in feite minder geld nodig is, dan maakt dat onderdeel uit van de structurele subsidierelatie met New Attraction in het kader van de nieuwe Cultuurnota. De financiële planning. Dhr. Van der Ploeg zei dat GS hier reserveert, maar vroeg zich af of de Staten budgetrecht hebben. Natuurlijk hebben de Staten budgetrecht. Dat is ook precies waarom de Staten de Voorjaarsnota vaststellen of amenderen. Wil GS daar ook verandering in aanbrengen? Er staat bijvoorbeeld € 500.000 geraamd voor het managementcontract Beheer Wegen en Kanalen, er staat € 200.000 bijgeplust voor de Cultuurnota en er was nog een voorbeeld. Het is natuurlijk volstrekt logisch dat de Staten het besluit moeten nemen op het moment dat die € 500.000 uitgegeven zou worden voor het managementcontract Beheer Wegen en Kanalen. Het is een reservering in de Voorjaarsnota, maar het zou ook raar zijn als GS een Voorjaarsnota maken en die zaak op nul ramen. Men moet alle potentiële claims uit verschillende sectoren tegen elkaar afwegen. Daartoe dient ook zo’n Voorjaarsnota. Het is een politiek debat. Dhr. Van der Ploeg heeft gezegd bij de Algemene Beschouwingen een politiek oordeel te geven over hoe die afweging gemaakt is. Het is toch raar om er niets voor te ramen, als er na een half jaar een claim van € 500.000, € 700.000 of € 1,2 miljoen uit het nieuwe managementcontract kan komen, omdat de wegen en de kanalen moeten worden onderhouden. GS proberen dat zo goed mogelijk van tevoren te ramen. Natuurlijk heeft hij gelijk inzake het budgetrecht. Daarom stellen de Staten de Voorjaarsnota vast. Sterker nog: men moet nog een besluit nemen met betrekking tot BWK. Dat geldt ook voor de Cultuurnota. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) merkt op dat wanneer er geld wordt gereserveerd de informatie die aan de hoogte van het bedrag ten grondslag ligt ook aan de Staten ter beschikking moet worden gesteld. Dat was zijn stelling. Dhr. Calon (gedeputeerde) antwoordt dat, toen GS de Voorjaarsnota vaststelden, bekend was dat het managementcontract BWK minimaal € 500.000 zou kosten. Maar het managementcontract is er nog niet. Dat kan GS ook nog niet aan de Staten geven, want de ambtenaren zijn er nog niet uit. Het komt op z’n vroegst in de herfst. Van de Cultuurnota kan de gedeputeerde een redelijk uitgebreid overzicht geven, want de betreffende portefeuillehouder wist aardig goed op welke posten hij wat nodig had. Alleen het debat wordt natuurlijk gevoerd bij de Cultuurnota. Zo zijn er nog meer voorbeelden. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) gaat er vanuit dat het College wat het politieke debat over de hoogte betreft de vrijheid voor de Staten ziet om dat debat te voeren. Dhr. Calon (gedeputeerde) vindt dit vanzelfsprekend. Als men het debat voert over de Cultuurnota, dan gaan de Staten er over of die € 200.000 er wel of niet bijkomt, of dat misschien € 400.000 wordt. Zo simpel is het. Dat geldt voor het managementcontract BWK ook. Die brief is volgens de gedeputeerde gisteren uitgegaan. Als men naar die staatjes kijkt, dan ziet men dat op dit moment de
13
inschatting van GS is dat die € 500.000 een minimum is. Gaat het naar € 1,2 miljoen of naar € 1,8 miljoen? Daarvan heeft GS gezegd dat het politiek onacceptabel is. Ga maar aan het werk, maar het moet minder. Het managementcontract komt 26 juni in GS. Dat ziet men dus terug na de zomervakantie. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) stelt dat het College nu zegt dat dit in feite een minimum raming is. Die informatie is de Staten niet bekend en wordt nu dus mondeling meegedeeld. Dhr. Calon (gedeputeerde) geeft aan dat er gisteren in GS een stuk is vastgesteld, waarin de evaluatie staat en waarin ook een overzicht wordt gegeven van de kunstwerken. Die zullen de Staten nog niet hebben, maar daar kan men in zien wat voor een ellende er op ons afkomt. Het staat daarin precies omschreven. Maar ook dat neemt niet weg dat de Staten er straks bij de bespreking van het management erover gaan of het geld wel of niet, hoger of lager, beschikbaar wordt gesteld. Maar GS is ervoor verantwoordelijk bij het opstellen van de Voorjaarsnota in te schatten welke claims er komen, die tegen elkaar af te wegen, daar politieke keuzes in te maken en ze in evenwicht te ramen. Anders krijgt men volgtijdig in de loop van het jaar al die aparte claims. Dat moet je niet hebben. Formatie. Naar aanleiding van de vragen van vanmorgen heeft GS een A-viertje gemaakt. Gezien de tijd zal de gedeputeerde hier heel beperkt op ingaan. Wat intern en extern is, en wat structureel, kan men teruglezen in het A-viertje. Daar kan men wel zien dat er een enorme hausse aan bestemmingsplannen is binnengekomen net voor de invoering van de WRO. Dit is dus een enorme berg werk. Men ziet ook dat er voor 2008-2009 extra geraamd is, ook voor de WRO. Dat is een tijdelijk iets. Sommigen hebben gezegd te kiezen voor bereikbaarheid, cultuur en welzijn. Daar gaan de bakken met geld heen. Het gebeurt echt in de infrastructuur. Wat ziet men nu? Ook in de infrastructuur wordt nu extra bijgeplust. Twee structureel en voor RSP wordt het geld gebruikt dat gereserveerd was voor de Zuiderzeelijn. Dat is tijdelijk geld. Als men zo door die formatietabellen heen kijkt, dan kan men ook zien hoe het werkt. Er is één nuance. Dat heeft de gedeputeerde vanmorgen ook gezegd. Het CDA vroeg of er ook inkomsten tegenover stonden. Als het bijvoorbeeld gaat over de WABO, dan is er nog een knokpartij gaande over die inkomsten met het Rijk. Dat doen we samen met het VNG. Mochten wij die knokpartij winnen, dan krijgen wij een bom duiten. Maar die gaan niet sectoraal hierheen, maar die vindt men terug in een hogere uitkering Provinciefonds en bij ons in een hogere algemene uitkering. Nu maakt men dus de keuze daar extra effort op in te zetten. De gedeputeerde draait er verder niet omheen: er wordt behoorlijk bijgeplust in de formatie. Maar dat gebeurt wel in een situatie – zoals men ook in de begroting van vorig jaar kan zien – dat er 40 afgingen. Dat is een normale bezuinigingsoperatie. Die vindt men hier niet meer terug. Die moeten gerealiseerd worden. Het lijkt alleen maar of deze organisatie aanjongt. Dat is niet waar. Er zit een normaal bezuinigingsritme in. Dus minder fte’s. Maar men krijgt extra taken. Tien fte’s, we gaan bezuinigen naar acht en op een gegeven moment zijn er dertien. Dan kan men zeggen dat we niet bezuinigd hebben. Als dat bij hetzelfde taakveld zou zijn, dan is er inderdaad niet bezuinigd. Maar als we van tien naar acht gaan en er vijf fte taken bij krijgen, dan zijn er wel degelijk twee bezuinigd. Welke dingen doe je extra, en rechtvaardigen die extra inzet van fte’s? Dhr. Luitjens (VVD) meent dat dit ook de discussie is geweest bij vele voorgaande Rekeningen. Laat nou eens goed zien hoe het in elkaar zit. Het is altijd hartstikke moeilijk geweest voor het College om daar een goed overzicht van te verstrekken. Als de Staten een goed overzicht krijgen, dan kunnen ze daar ook over oordelen. Dhr. Calon (gedeputeerde) heeft er bij de laatste Rekening geen commentaar over gehoord. Ook bij de vorige Rekening hebben de Staten zich uitgesproken dat het buitengewoon goede overzichten waren. Dhr. Luitjens (VVD) heeft gedeputeerde Slager horen zeggen dat hij nog een keer de oefening aan moest om die formatieplaatsen goed in beeld te brengen. Dhr. Stevens (ChristenUnie) heeft op dit punt bij de Dag van de Verantwoording gevraagd om het onderscheid tussen aan de ene kant de bezuinigingen en aan de andere kant de uitbreiding van taken in beeld te brengen. Toen er een paar jaar geleden een meerjarenperspectief is geschetst met betrekking tot de ontwikkeling van de formatie van de provincie was er sprake van een neerwaartse trend. Bij wellicht een uitbreiding van taken ook in de komende jaren mag er op dit punt op zijn minst een nieuw meerjarenperspectief worden gevraagd.
14
Dhr. Calon (gedeputeerde) antwoordt dat te gaan doen. Herverdeling Provinciefonds en belastinggebied. Mw. Mansveld heeft ernaar gevraagd en dhr. Stevens heeft hierover gezegd dat het bij dit College wel goed zit. Dhr. Calon weet dat nog zo niet. Als men naar het bestuursakkoord kijkt, dat men nu uitgereikt heeft gekregen met de Voordracht erbij, dan zal men zien dat op enige pagina artikel 2 van de Financiële Verhoudingswet door het kabinet heilig wordt verklaard. In normaal Nederlands betekent het dat een taak wordt overgedragen en dat het geld volgt. Het CDA bracht ook in er geen zin in te hebben om taken over te nemen en daar dan zelf voor te betalen. Dhr. Zanen had het er ook over. In principe geldt dat er geld bij komt, als er extra taken worden toegewezen. Daar komt nog wel een debat over. Bij de herverdeling Provinciefonds was de strategie om eerst een afspraak te maken over het belastinggebied en daarna te knokken over de herverdeling Provinciefonds. Zoals men weet zit een aantal provincies klem. Die willen nu eerst herverdeling Provinciefonds en met name willen zij de eigen vermogens daarin hebben. Daar is vorige week op een reis naar Madrid – waar de gedeputeerde helaas niet bij kon zijn – stevig over gediscussieerd. In het bestuursakkoord wordt voorgesteld om de bestuurlijke correctie te laten vervallen. Dat betekent voor ons € - 3 miljoen per jaar met directe ingang. Daar hebben we een compromisvoorstel voor gemaakt dat uitkwam op € -1,5 miljoen, zodat Drenthe, Flevoland en Zuid-Holland daarmee geholpen konden worden. Dat heeft niet geleid tot resultaat. Het is eerder in een gelijkspel geëindigd. Donderdag gaat de discussie verder. Vanmiddag heeft de gedeputeerde er net een nieuw voorstel over gekregen en het nieuwe voorstel is van het IPO om toch een tussentijdse oplossing te verzinnen. De gedeputeerde is daar inmiddels op tegen, want als men naar het bestuursakkoord kijkt, dan ziet men dat we samen met het Rijk een onderzoek gaan doen naar het nieuwe belastinggebied. Dat moet in 2010 afgerond zijn. De IPO-strategie was dat op de lange baan te schuiven. De motorrijtuigenbelasting zou immers pas in 2018 afgelopen zijn. Dat wil het kabinet niet. Dat heeft het IPO uit het bestuursakkoord kunnen houden. Zij willen dat wel, maar de provincies hebben het niet ondertekend. Maar dat onderzoek komt naar voren en ook het onderzoek naar de financiële verhouding in de brede zin staat er in de tekst (= Provinciefonds) zal in 2008 worden afgerond. De gedeputeerde heeft er geen zin in om dan tussentijdse oplossingen te maken die hem eventueel nog € 1,5 miljoen gaan kosten. Dat gevecht gaat donderdag verder. De gedeputeerde weet niet wat eruit komt. Het is een vervelend gevecht onder elkaar. PM van het RSP. De gedeputeerde is het met dhr. Van der Ploeg eens. Als men naar de kasritmes kijkt, dan ziet men de voeding daar op € 15 miljoen staan. Over drie jaar zou men dat kunnen ramen op € 20 miljoen, met de dividenden van Essent. Maar niemand weet wat in de toekomst het dividend is. Essent wil het voor drie jaar afspreken, maar men weet niet eens hoe lang Essent nog bestaat. Voor elk investeringsbesluit dat een beslag legt op dat fonds, moeten de Staten een besluit nemen. De raming is weliswaar negatief, maar we gaan natuurlijk geen besluiten nemen als we onder nul komen. In die raming van de PM-posten zitten ook bepaalde bedragen van de regiotram. Ook daar heeft dhr. Van der Ploeg en dhr. Sangers wel een punt, als men vraagt of het niet mogelijk is de kosten van het projectbureau Regiotram onderdeel te maken van de investeringskosten. Dat kan. Daar is zelfs al een debat over geweest vorig jaar. Toen GS tot en met 2009 die kosten hadden geraamd en er een debat over was gevoerd in deze zaal, hebben de Staten het voorstel van GS onderschreven het uit de algemene middelen te halen, want ESFI loopt al onder nul. Dhr. Van der Ploeg heeft gelijk als hij zegt dat je anticipeert door weliswaar nu te adresseren terwijl er nog een go/no go moment is, maar ook voor na die tijd moeten die kosten worden gereserveerd. Het is een politieke keuze van het College. GS achten het een dermate belangrijk project, dat er in ieder geval voor gereserveerd wordt. GS hebben liever dat het bedrag vrijvalt als het fout loopt, dan dat er een go-besluit valt en GS alsnog op zoek moeten naar het bedrag. Vandaar dat ook in de ESFI tabel de reserveringen ervoor staan opgenomen. Men kan het uiteraard oneens zijn met die politieke keuzen van het College. De gedeputeerde respecteert dat. Materiële uitgaven. Dat zijn geen budgetsubsidies. Het zijn uitgaven voor de aankoop van goederen en diensten, waaronder de uitvoer van opdrachten, onderdelen, inhuur van uitzendkrachten. Dat kunnen dus ook mensen zijn. Maar het zijn geen auto’s of computers. Ze zijn op nul gesteld om de zaak af te knijpen. Dat lukt aardig goed. In 2003 is dat zowel voor de materiële als de immateriële uitgaven gedaan, maar de immateriële uitgaven en ook de subsidies liepen wat vast, omdat de accressen daarvoor ook op nul waren gezet. Mensen met er een subsidierelatie was met een nul accres liepen vast. Materieel heeft GS dat vast gehouden om de zaak enigszins af te knijpen. Dhr. Sangers (SP) vraagt of de gedeputeerde het dan met hem eens is dat de definitie van projectenbudget Welzijn iets anders is dan de definitie van materiële uitgaven die de gedeputeerde geeft.
15
Mw. Hendriks-Mulder (beleidsmedewerker Financiën) antwoordt dat zolang er geen budgetsubsidierelatie is, valt het onder dezelfde definitie vraagt en krijgt men 0% accres, behalve als het op nul wordt gesteld en het apart wordt voorgelegd. Als een organisatie daardoor in de problemen komt, dan krijg je knelpunten bij het aanvaard beleid en dan krijg je de vraag van hoe of wat. Dhr. Calon (gedeputeerde) stelt voor dit op een A-viertje uit te werken, ook voor niet-techneuten. Hij vervolgt. Dhr. Zanen vroeg zich af of GS met die € 200 miljoen projecten doet. Dat is niet waar. Als provincies leveren wij vier keer € 200 miljoen. Die eerste € 200 miljoen is vorig jaar geleverd waaraan Groningen € 9 miljoen heeft bijgedragen. Wat de gedeputeerde betreft betalen de provincies die laatste drie keer € 200 miljoen. De Randstad wil er projecten voor terug. Wat Groningen ervoor terug wil, is platte decentralisatie. Die decentralisatie wil de provincie onder artikel 2 van de Financiële Verhoudingswet. Daar moet het geld de taak volgen en daar willen we niet op inleveren. Wat we daarvoor terugkrijgen kan men lezen in het bestuursakkoord dat GS voornemens is te sluiten als de Staten daarmee instemmen. Dhr. Zanen (PvhN) begrijpt dat er over het geld nog een gevecht gaande is. Dhr. Calon (gedeputeerde) ontkent dit. Het staat ook in het coalitieakkoord. Het is gewoon drie keer € 9,5 miljoen voor Groningen. Als men kijkt naar het staatje, dan komt dat er aardig goedig uit. NB-wet en de NUON-vergunning. Dat is een vraag van mw. Hazekamp met een open zenuw. De gedeputeerde kan er een heel college over geven, maar hij zegt nu alleen even wat hij kwijt wil. GS hebben namelijk ook een keuze gemaakt. Door de ellende met de NUON-vergunning, waar men in betwist gebied zat en het de vraag was wie hier bevoegd gezag was – GS of LNV –, heeft GS de volgende bestuurlijke keuze gemaakt: wij gaan hier niet beleven dat andere grote bedrijven of belanghebbenden in Groningen een vergunning aanvragen en dan blijkt dat ze bij het verkeerde bevoegd gezag waren. Met al die partijen die zo’n vergunningaanvraag ingediend hebben gaat GS nu dezelfde procedure volgen. Dat betekent dat er mensen moet worden ingehuurd en dat er extra capaciteit op moet worden gezet. GS gaat een nulrisico daar lopen. Dat gaat extra geld kosten. Hoeveel is nog niet bekend. GS zal proberen het binnen het AKP te dekken. Als dat niet lukt, dan zal men dat bij de integrale bijstelling terugvinden. Tot zover het incident in de Eemshaven. De EZ-kwestie en de speerpunten. De betreffende portefeuillehouder zit daar beter in dan dhr. Calon, maar deze is er niet. Hij stelt voor deze vraag bij het verslag te beantwoorden. Mw. Mansveld (PvdA) vraagt nog om een meerjarenplan of meerjarenraming waar het gaat om onderhoudskosten. Dhr. Van den Berg (cdk, voorzitter GS) begint met de vraag over SNN of dat niet anders is beslist in het AB. Het antwoord luidt ‘nee’. Het voorstel van het DB van SNN ging om de volgende kwestie. Zonder iets te veranderen in de taken heeft EZ gezegd dat men een bepaald stukje niet meer op die manier mag toedekken. Bij dezelfde taken moet er daarom meer geld komen, tenzij die taken worden geschrapt. Het DB heeft gezegd dat het niet goed is de provincie daarmee te overvallen. Het heeft voorgesteld het toch maar weer een keer uit de reserves doen. Dat is een beetje oneigenlijk maar het is toch gedaan. Voor de latere jaren moet dat zelf opgebracht worden, met de opdracht erbij om na te gaan of er kan worden bezuinigd in taken. Maar eerlijkheidshalve moet er bij worden gezegd dat niemand in die vergadering weet waarop daadwerkelijk kan worden bezuinigd. Wij vinden dat je dat eerst moet aangeven voordat je dat bedrag weg mag halen. We hebben dus een opdracht, maar als veiligheid hebben we dat bedrag nu gereserveerd in deze voorziening. Die opdracht is in het AB nog een keer versterkt weer teruggekomen. De voorzitter heeft toen gezegd het serieus te gaan proberen. Tot nog toe heeft niemand iets kunnen vinden. Dhr. Van der Berg zelf ziet vanuit zijn rol in het DB SNN feitelijk dat men de taken van het SNN aanzienlijk verzwaart terwijl er ondertussen tegen iedereen wordt gezegd dat het wel goedkoper moet. Ook daar is een spanning waarvan het interessant is te zien hoe daarmee om zal worden gegaan. Dhr. Jager (CDA) refereert aan het formele besluit van AB SNN om in te stemmen met de begroting van 2009, zonder bij het meerjarenperspectief naar 2010 nu al te zeggen dat die verhoging structureel doorgevoerd zou worden. Als dat het formele besluit is, dan is het logisch dat wij daar Rekening mee houden in onze eigen begroting, totdat er een verandering plaatsvindt in het AB SNN.
16
Dhr. Van den Berg (cdk, voorzitter GS) antwoordt dat de uitgaven staan zoals ze er staan. Voor de korte termijn worden die uit de reserve. Vervolgens is er gezegd iets te bezuinigen in de taak, maar dat is nog niet gevonden. Ondertussen is er wel de verplichting om die uitgave te dekken, zolang er geen bezuiniging is, anders ben je jezelf rijk aan het rekenen. Dat zou niet fair zijn te opzichte van het SNN. Dan moet men ook met elkaar zeggen dat je dat hebt gevonden en dat je dat gaat doen. Het is gewoon een veiligheidspunt. Daarmee verplicht je je nog niet ook die uitgave op dat moment te doen. Dat komt in 2010. Maar je dekt je gewoon veiligheidshalve in. Dhr. Calon (gedeputeerde) merkt op dat het besluit van SNN niet geweest is om er niet mee akkoord te gaan, maar om te proberen voor de eerste jaren het uit de reserves te halen en af te knijpen. In GS is het debat ook aan de orde geweest. Het zal de eerste jaren wel lukken. Maar als men het niet raamt, en die begroting is geaccordeerd, en dan gaat die organisatie los, dan blijkt men het niet in de begroting te hebben. Dat kan niet. En men kan het ook niet op PM ramen. Voor de eerste jaren komt het dus uit de reserves, en in de jaren daarna raamt men het gewoon in. Als de reserves dan leeg zijn en het SNN geen zin heeft om dat bij te betalen, dan valt deze vrij. Je moet het wel eerst ramen, want anders kan men later geen kant op. Dhr. Slager (gedeputeerde) begint bij de beantwoording van de overige vragen met het groot onderhoud van het provinciehuis. Metamorfose is afgeblazen. Daar komt groot onderhoud voor in de plaats. Op dit moment wordt er hard aan gewerkt om die plannen samen te stellen. Het ziet er namelijk heel anders uit dan bij Metamorfose. Wel probeert GS om wat er inmiddels aan Metamorfose is gedaan en uitgegeven aan externe deskundigheid en dergelijke, zo goed mogelijk hier in mee te nemen. De hiermee gemoeide bedragen vindt men terug op blz. 65, Achterstallig onderhoud provincie. Dat is zoals GS er nu tegenaan kijken. Men vindt er ook het bedrag van het gebouw aan de St. Jansstraat 4, dat de provincie per 1 december 2010 over zal kunnen nemen van het ABP. De plannen worden dus verder uitgewerkt en zodra het helder is hoe ze er uitzien, zullen ze uiteraard aan de Staten worden voorgelegd. De middelen moeten daar namelijk nog echt beschikbaar voor worden gesteld. Versterking lokaal bestuur. GS hebben geconstateerd dat er meer is uitgegeven dan wat er was. Dat kon niet in de tijd gespreid worden. Het zit met name vast op het bestuurskrachtonderzoek bij de gemeenten. In 21 van de 25 gemeenten heeft dat gelijktijdig plaatsgevonden. Dat is de ene kant van de zaak. De andere kant is dat Loppersum artikel 12 status heeft aangevraagd. Om dat in goede banen te leiden heeft het College gemeend de financiële positie en de ambtelijke aanwezigheid van mensen van de gemeente Loppersum te moeten versterken, omdat de aanvraag bij het ministerie aan een groot aantal vereisten moet voldoen en men in Loppersum daar de mogelijkheden niet voor zag. De provincie heeft gezegd daar graag aan mee te werken om er een goede invulling aan te geven. Het gevolg daarvan is dat er dus meer uitgegeven is dan dat er was. GS hebben dat opgelost door de middelen voor de komende jaren naar voren te halen. Komt men daar dan de komende jaren niet door in problemen? GS denken het op deze manier op te kunnen lossen en hoopt geen andere artikel 12 gemeente te krijgen. Ook het bestuurskrachtonderzoek waar de provincie voor de gemeenten aan heeft bijgedragen is natuurlijk ook een eenmalige zaak. GS zijn van mening dat dit verantwoord is. Bestuurskrachtonderzoek. Worden de Provinciale Staten ook betrokken bij het onderzoek? GS heeft het bestuurskrachtonderzoek van de provincie in drieën gedeeld. Eén deel is inmiddels opgestart. Kleiner en beter. In totaal loopt het anderhalf jaar. Dat is de ambtelijke kant van de zaak. Daarnaast gaat het ook om de metingen van de bestuurskracht van GS en PS. Uiteraard gaan GS dat over PS niet doen zonder PS. Daar wordt PS dus vast bij betrokken, want zonder de inbreng van de Statenleden is het immers niet te doen. Mw. Mansveld (PvdA) herhaalt haar vraag over het ruimtegebrek wat er blijkt te zijn in het gebouw. Andere onderhuurders zijn immers niet mogelijk nu de Regiovisie weg is, want er zitten heel veel medewerkers in het gebouw. Even verder staat dat de bezettingsgraad omhoog moet, want er is veel leegstand in het gebouw. Dat heeft mw. Mansveld gekoppeld aan het stukje over de derving van huurinkomsten. Kan de gedeputeerde daar nog een toelichting op geven? Het klopt verder dat er bedragen staan voor wat betreft het onderhoud, maar de vraag was wat er binnen en buiten geïnvesteerd gaat worden. Hoe wordt dat geprogrammeerd, wat zijn de kosten en hoe worden deze dan gedekt?
17
Dhr. Slager (gedeputeerde) antwoordt wat de laatste vraag van mw. Mansveld betreft dat de plannen nog verder moeten worden uitgewerkt. Op dit moment heeft de gedeputeerde nog geen overzicht welke bedragen daarmee gemoeid zijn. Dat gaat uiteraard naar de Staten. Bezettingsgraad. De gedeputeerde heeft de genoemde zinnen over de bezettingsgraad van het provinciehuis niet paraat. Het lijkt hem in elk geval tegenstrijdig, enerzijds een bezetting die ruimte nodig heeft en anderzijds leegstand. Deze tegenstrijdigheid kan dhr. Slager niet zomaar even oplossen. Hij moet er eerst even goed naar kijken. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) reageert op het bestuurskrachtonderzoek naar GS en PS. De verhoudingen zijn natuurlijk zodanig dat als de Staten onderzoek doen naar de bestuurskracht van GS, de Staten GS naar huis kunnen sturen als het slecht zou zijn. Als er een bestuurskrachtonderzoek naar de Staten zelf gedaan wordt, dan kan dat ook niet zonder PS. Laat dat heel duidelijk zijn. Gelukkig gaf de gedeputeerde in zijn betoog al aan het niet zonder de Staten te willen doen, maar dhr. Van der Ploeg is van mening dat PS daar zelf de regie in moet voeren, en niet GS. Verder had dhr. Van der Ploeg nog een vraag gesteld over Nordconnect (blz. 63), waarop hij nog geen antwoord gekregen heeft. Dhr. Calon (gedeputeerde) stelt dat dhr. Van der Ploeg gezegd had dat men niet de middelen beschikbaar kan stellen als men de evaluatie nog niet gedaan heeft. Er staat dat de provincie het voor het eerste jaar doet, dan volgt de evaluatie en het beschikbaar stellen voor de volgende jaren wordt afhankelijk gemaakt van die evaluatie. Dat is de essentie van wat er staat. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) geeft aan dat het zelfs in drieën is geknipt. 2008 is al goedgekeurd via SNN, voor 2009 komt nog een voorstel in 2008 en in 2009 komt een evaluatie. Dat is wat vreemd. Dhr. Calon (gedeputeerde) merkt op dat de middelen voor 2010 en 2011 ook geraamd staan. Daar staat bij dat de beschikbaarheidstelling van die bedragen afhangt van de evaluatie. Dhr. Luitjens (VVD) wil toch nog even ingaan op het bestuurskrachtonderzoek. Het is een aardige suggestie van GS, maar het zou ook zinvol zijn om er hier in de commissie nog eens over te spreken wat er nu eigenlijk staat te gebeuren. Men leest het nu, maar that’s it. De voorzitter neemt aan dat dhr. Slager dat ongetwijfeld meeneemt en met een voorstel komt. De voorzitter stelt voor dit punt te beëindigen. Uiteraard zal hierover verder in de Staten worden gesproken. Het gaat dan ook als A-stuk naar de Staten. De voorzitter heet mw. Pietjouw en dhr. Nijhuis van de Noordelijke Rekenkamer intussen welkom. 10.
Brief van GS Europaproof
van
11
maart
2008,
nr. 2008-11.516/11/A.16,
ABJ
betreffende
Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) stelt vast dat het onderwerp van de brief van het College zich op het project Europaproof richt. Dhr. Van der Ploeg had al aangekondigd dat zijn bijdrage zich niet primair daarop zou richten, maar met name op de andere bijlage, namelijk het maatschappelijk verantwoord aanbesteden, in relatie tot hoe dat hier in het huis gaat. Die notitie is veel eerder al aan het College ter beschikking gesteld, zoals dhr. Rijploeg dat vorig jaar nog aangegeven heeft. Er is ook gevraagd om een reactie. In de brief van het College wordt er maar één alinea aan besteed. GroenLinks is daar erg teleurgesteld over, ook omdat de inhoud van het werkstuk – het is iets meer dan een brochure – inhoudelijk interessant is en ook een aantal aanknopingspunten heeft, waarmee men inhoudelijk beleid kan voeren. Het College heeft daar eigenlijk niet op gereageerd. Dat is teleurstellend. Dhr. Van der Ploeg brengt in herinnering één van de eerste moties die hijzelf in de Staten heeft ingediend. Dat ging over de aanbesteding van grote infrastructurele projecten. Met dhr. Calon – die op dat moment nog niet zo lang gedeputeerde was, zoals dhr. Van der Ploeg op dat moment ook nog niet zo lang Statenlid was – heeft hij nog over een aantal woorden gediscussieerd, want de Blauwe Stad moest eruit geschrapt worden. Waar het om ging was het inschakelen van Groninger werklozen bij infrastructurele projecten. Dat is toen aangenomen en van een aantal projecten weet dhr. Van der Ploeg dat er toen ook wel naar gekeken is, laatstelijk nog met het kanaal van het
18
Zuidlaardermeer richting Oost-Groningen. Daarin zouden opleidingstrajecten gekoppeld worden. Maar hij weet niet in hoeverre het integraal is opgepakt. Die informatie ontbreekt hem. Hij had verwacht in de brief daar meer inzage in te krijgen. In feite gaat het over werken en in hoeverre je daar vanuit je sociale, economische en arbeidsmarkttechnische beleid een invulling aan kunt geven. Dhr. Van der Ploeg vraagt het College de Staten integraal te informeren hoe de stand van zaken op dat punt is. De notabrochure van Europarlementariërs geeft aan dat er binnen de regels behoorlijk wat mogelijkheden zijn. Dat was al bekend, maar het geeft gedetailleerd aan hoe dat zou kunnen, ook ten aanzien van milieutechnische voorwaarden. Daar wil dhr. Van der Ploeg niet al te gedetailleerd op ingaan, want het College is aan zet om de Staten te informeren hoe het nu loopt met de aanbestedingen. Er is een hele serie aanbestedingen die vanuit het huis gaat. Hij wil wel aandringen op transparantie en inzichtelijkheid van al die aanbestedingen, ook naar de buitenwacht toe. Formeel moet men dat soort zaken allemaal aanmelden bij Europa. Dat gebeurt ook allemaal, zo neemt dhr. Van der Ploeg aan, want we zijn Europaproof. Maar als het gaat om Groninger ondernemers die zich willen inschrijven, dan is het niet op een website van de provincie zelf. Ook is er geen overzicht van de opdracht die de provincie weggeeft, waar de ondernemers ook informatie over zou kunnen krijgen. Die inzichtelijkheid is wel handig, met name naar de MKB bedrijven, die niet gewoon zijn om Europese aanbestedingen te volgen. Een concreet geval waartegen dhr. Van der Ploeg is aangelopen is de catering. De provincie heeft een cateraar. Er is een aanbesteding geweest. Vervolgens is er een andere cateraar. Op een gegeven moment komt dhr. Van der Ploeg een bedrijf tegen, dat onderleverancier was van die cateraar. Die was niet geïnformeerd dat er een aanbesteding liep. Die wist dat niet. Ook na de gunningdatum is hij gewoon door blijven leveren, want de bestellingen kwamen nog steeds binnen. Alleen werden de rekeningen niet meer betaald. Toen er aan de bel werd getrokken bleek dat er een andere leverancier was. Zo ging dat bij dat bedrijf. Nog weer later zijn ze overigens door de nieuwe cateraar eruit gezet. Waar het om gaat, is dat als je maatschappelijk verantwoord gaat aanbesteden, je ook een verantwoordelijkheid hebt naar dergelijke onderleveranciers. Nou is dit een concreet voorbeeld dat niet gedetailleerd hoeft te worden uitgewerkt, maar men moet er wel voor zorgen – in feite is het een zorgplicht naar leveranciers, zeker daar waar er vaste relaties liggen – dat men geïnformeerd is, zodat men er ook tijdig iets mee zou kunnen, door contacten te leggen of zelf in de aanbesteding mee te doen. Dhr. Moorlag (PvdA) dankt allereerst GroenLinks die hier optreedt als hoeder van het punt dat door de PvdA bij de algemene beschouwingen van vorig jaar over het voetlicht is gebracht. De PvdA hinkt op twee gedachten. Dhr. Moorlag heeft nog niet alle apocriefe en canonieke geschriften van het afgelopen jaar kunnen raadplegen, maar bij hem staat wel op het netvlies dat er in één of meerdere debatten min of meer terloops, min of meer expliciet is toegezegd dat er een notitie zou komen. Hij gaat er vanuit dat het College dat zal doen. Deze passage zet de Staten toch enigszins op het verkeerde been, omdat aan deze passage de suggestie kleeft dat het hiermee verder afgedaan is. Hij gaat er vanuit dat het een misverstand is. Inhoudelijk onderschrijft hij de punten die dhr. Van der Ploeg noemt. Die heeft hij vorig jaar bij de algemene beschouwingen ook genoemd. De PvdA hecht aan maatschappelijk verantwoord en op een sociale wijze aanbesteden. Dat hoeft niet per se duurder te zijn. Dat blijkt ook uit de brochure. Dhr. Moorlag is kortom benieuwd naar de reactie van het College. Dhr. Brouns (CDA) hoorde in de bijdrage van dhr. Van der Ploeg een punt, waarvan hij – toen dit door GroenLinks geagendeerd werd – ook aangaf dat hij het College nadrukkelijk zou willen vragen het bij de behandeling vandaag te betrekken. Dat is de toezegging die de Staten bij de behandeling van de Jaarrekening van 2005 gekregen hebben, dat er gekeken zou worden naar de mogelijkheden om de aanbestedingen die de provincie doet op haar website overzichtelijk te publiceren. Dat is een toezegging, waarvan in ieder geval tot heden de invulling niet teruggekoppeld is. Wellicht kan het College daar kort op ingaan. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) vraagt of hij nu ook al de hoeder is van het CDA gedachtegoed. De voorzitter geeft het woord aan het College. Dhr. Slager (gedeputeerde) heeft op zijn bureau een briefje liggen. Daar staat het volgende op: evaluatie aanbesteden maken. Vrij kort nadat de notitie door de PvdA was aangeboden – bij de behandeling van de Voorjaarsnota 2007 – heeft de gedeputeerde dat als aandachtspunt daar
19
neergelegd. Dat briefje ligt er nog en wel omdat de gedeputeerde van mening is dat dit actiepunt nog niet is afgehandeld. Daarom ligt dat briefje er nog steeds. GS zijn daar namelijk mee bezig gegaan en heeft de notitie van de PvdA gebruikt bij het aanbestedingsbeleid, onder andere bij het bekende geval dat landelijk aandacht heeft getrokken, de aanbesteding van de onze drankenautomaten, de koffie en theevoorzieningen en dergelijke. De provincie heeft een kort geding van Douwe Egberts aan de broek gekregen, omdat die van mening was dat de provincie niet mocht eisen Max Havelaar koffie en thee in de organisatie in gebruik te willen nemen. Dat heeft de beantwoording van de notitie van destijds vertraagd, want GS wilde er meer ervaring mee opdoen. Men had de PvdA een bedankbriefje kunnen sturen, maar de gedeputeerde had in zijn hoofd ook van de ervaringen daarvan te vertellen, omdat dit over maatschappelijk verantwoord aanbesteden gaat. Dat is wat anders dan een simpel dankjewel. Vandaar dat het briefje nog steeds op het bureau ligt. Vervolgens kwam dhr. Slager deze brief over Europaproof tegen, wat iets heel anders is. Dat heeft natuurlijk ook met Europa te maken, net als Europees aanbesteden, maar dit is een evaluatieverslag van een grote activiteit die er bij de provincie is geweest. Daar wordt dan de zin aan toegevoegd: ‘voor deze gelegenheid maken wij graag gebruik om een toezegging in te lossen met betrekking tot de brochure enzovoort’. Uit de gekozen bewoordingen begrijpt men al dat de kans door de schrijver van dit stuk geboden is om daar even wat opmerkingen over te maken. Maar de gedeputeerde had echt het plan om uitvoeriger op het punt in te gaan, om ook de PvdA recht te doen met het indienen van deze notitie. Dat ter verklaring. Als dhr. Van der Ploeg de vorige keer niet alleen had gezegd dat het punt op de agenda moest worden gezet, maar ook dat het wat uitgebreider aan de orde moest komen dan nu het geval is, dan was het vanavond opgelost. Maar de gedeputeerde kan de commissie toezeggen daar graag iets meer over te willen vertellen hoe het gegaan is, en dat ook wat breder te trekken naar andere terreinen van aanbesteden. Het is immers een heel belangrijk onderdeel, waar een accountant ook altijd als één van de eerste dingen naar kijkt. Is de overheid, gemeente of provincie wel op de juiste manier aan het aanbesteden? Zo niet, dan worden daar vervelende opmerkingen over gemaakt. De website. Er staat inderdaad op dit moment geen vermelding van de aanbestedingen van de provincie. Die aanbestedingen worden door de provincie ingediend op de website www.aanbestedingskalender.nl. Niet alleen de provincie doet dat, maar het wordt breed gedaan. Daar worden alle aanbestedingen verzameld. Daarnaast kunnen ze natuurlijk ook op de eigen website worden gezet en het dan dubbelop doen. Dat is ook een mogelijkheid, maar de gedeputeerde hoort wel van de Staten wat men daarvan vindt. Anders is het wellicht mogelijk dat de provincie een link naar die betreffende website op de eigen website plaatsen en daar aangeven op welke website alle aanbestedingen van de provincie worden vermeld. Dat werkt gemakkelijker in de praktijk, omdat er veel wordt aanbesteed en omdat daar ook veelvuldig wijzigingen in zitten. Als men daarnaar verwijst, dan zit je altijd goed. Anders heb je weer de bekende situatie dat er iets opstaat van een tijdje geleden. De gedeputeerde stelt voor het niet op een aparte plek op de eigen website te zetten, want dan moet dat ook weer allemaal worden bijgehouden, maar te werken met een link naar de plek war iedereen zijn aanbestedingen neerzet. Over dit onderwerp zal er op korte termijn nadere informatie naar de Staten toe komen. Dhr. Calon (gedeputeerde) geeft aan dat de vraag van dhr. Moorlag terecht is. Die notitie gaat daarover en wordt voor de vakantie door GS vastgesteld. Dhr. Van den Berg (cdk, voorzitter GS) heeft nog een heel algemeen punt. Als men wil aanbesteden, en men weet dat men Europees moet aanbesteden omdat men de markt op moet, dan mag men inderdaad die sociale, economische en andere criteria hanteren – dat bleek ook uit de brochure die een aantal Europarlementariërs heeft geschreven – mits er een algemeen vastgesteld beleid is van de betrokken provincie. Anders loopt men klem. Het is dus ook nodig dat die notitie als voordracht in de Staten tijdig wordt behandeld en vastgesteld. Dhr. Brouns (CDA) stelt dat de commissie een concrete toezegging heeft gekregen bij de behandeling van de Jaarrekening. In de loop der tijd is men daar met name in de commissie Economie en Mobiliteit wel eens op teruggekomen. De vakgedeputeerde is toen gevraagd hoe het er voor stond met het zetten van de informatie op de website. Om het onderwerp dan nu af te doen zoals door het College wordt voorgesteld is voor het CDA wat onbevredigend. Dhr. Calon (gedeputeerde) antwoordt dat men niet mag denken dat GS zich er nu met een Jantje van Leiden vanaf wil maken. Er is een notitie waarin deze vragen worden beantwoord, waarin ingegaan wordt op deze zaken, ook op de toezegging. Die zal in GS worden vastgesteld. De gedeputeerde zal
20
er op toezien dat er hoe dan ook op de toezegging wordt ingegaan. Dat brengen GS naar de Staten en dan zal eindelijk kunnen worden beoordeeld of GS voldaan hebben aan wat dhr. Van der Ploeg gevraagd heeft. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) gaat er vanuit dat na de notitie pas het echte werk begint. De voorzitter constateert dat dit nu punt helder is. Deze brief gaat als C-stuk naar de Staten en de notitie zal volgen. 11.
Brief van GS van 25 maart 2008, nr. 2008-12.079/10/A.16, EZ, betreffende Motie inzake de opzet van een investeringsfonds t.b.v. concrete investeringsprojecten op het gebied van energie
De voorzitter geeft aan dat de gedeputeerde de vragen van de vorige keer gaat beantwoorden. Dhr. Calon (gedeputeerde) begint zijn antwoorden over de uren en de percentages. Een derde deel bestaat uit provinciale SNN gelden, tweederde deel bestaat voor het merendeel uit overig publiek geld – gemeenten. De totale verdeling van de totale projectkosten is ongeveer € 12 miljoen. Provincie en SNN gelden dus 33%, bedrijfsleven 19% en overig semipubliek 48%. Wat verstaat men onder overig semipubliek? Andere provincies die ook meedoen, gemeenten en nationale middelen anders dan Kompas, middelen van andere semioverheden, waaronder NOM. De tweede vraag. Dhr. Zanen refereert aan blz. 2 van de brief. Hij is benieuwd of er middelen uit het FES-fonds aangewend kunnen worden voor energiebeleid. Het antwoord is ‘ja’. Er is op dit moment iets uitgebreider naar de toekomst gevraagd een project in voorbereiding waarin een beroep wordt gedaan op FES-middelen. Het is niet toegezegd, maar er wordt een beroep gedaan op FESmiddelen. Overigens wordt daarover wel gediscussieerd met het ministerie van EZ. Dat is met al die FES-middelen zo. Verder wordt een gedeelte van de FES-middelen ook ingezet voor nationale energieregelingen, zoals de Unieke Kansen-regeling, zoals in de brief aan PS is gesteld, waarvan de stichting Energy Valley ruim gebruik maakt. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) is de indiener van de motie die unaniem is aangenomen en die na een aantal jaren heeft geleid tot deze brief met een overzicht van projecten. Toen was het de intentie van de Staten om een investeringsfonds te starten, omdat er heel veel projecten op de Staten af zouden komen en het de Staten een reële optie leek. Het College stelt voor dat niet te doen en komt vervolgens met een heel palet aan projecten zoals die voorbij zijn gekomen. Dhr. Van der Ploeg kan zich vanuit dat overzicht wel iets voorstellen bij de gedachte dat niet via een apart investeringsfonds te doen. Deze projecten zijn op een gegeven moment ook gefinancierd en er zijn wat landelijke regelingen. Waarom dan nog een apart fonds? Kennelijk is daar geen behoefte aan. Prima. Maar dhr. Van der Ploeg heeft bij het overzicht zelf nog wel een paar opmerkingen. Dat is natuurlijk ook één van de hoofdthema’s van het collegebeleid: energie. Het is een heel palet van die projecten waarbij totale kosten, subsidie en committering staan, maar de resultaten en de achtergrond worden niet gegeven, terwijl het voor de inzichtelijkheid van de Staten heel zinvol is te kijken wat nu de effectiviteit hiervan is geweest. Hoe wil het College de Staten hierover gaan informeren? Verder signaleert dhr. Van der Ploeg dat er een mogelijke versnippering in de informatievoorziening is. Die zit nu in verschillende bronnen waar men als Statenlid informatie uit kan halen. Dat kan een Rekening of een brief aan één van de commissies zijn. Aangezien dit een hoofdpunt is pleit hij ervoor hier een jaarlijkse rapportage van te maken. Het gaat dan om de resultaten en de voortgang van de projecten. Dat kan bij de Jaarrekening. Dit soort projecten heeft expliciet de aandacht van GroenLinks en de fractie is daar niet de enige in. Dhr. De Vey Mestdagh (D66) stelt vast dat er € 12 miljoen is besteed aan energiegerelateerde projecten. Hij ondersteunt de vraag van GroenLinks met betrekking tot de overzichtelijkheid in de toekomst en het jaarlijks inzichtelijk te maken. Inmiddels zit in Energy Valley ook de mogelijkheid om een project onder eigen vlag uit te voeren, maar als we nou al deze financieringbronnen op een rijtje zetten, kan het College dan ook een verwachting geven hoeveel we nu gaan besteden? Ook in de toekomst is nu heel slecht te doorzien hoeveel geld er wordt gestopt in de energiegerelateerde projecten.
21
Dhr. Zanen (PvhN) meent dat het Waddenfonds daar ook nog een aparte rol in speelt. Dhr. Calon (gedeputeerde) geeft aan dat het enigszins verwarrend is, want de portefeuillehouder is er nu niet. Toch heeft de gedeputeerde wel een oplossing. Hij gaat niet direct bevestigend antwoorden op de vraag of het College de resultaten kan laten zien, omdat daar nog heel veel werk achter weg zou kunnen komen. Maar hij wil wel een tipje van de sluier oplichten. In het voorontwerp POP staat een hoofdstuk over Energiek Groningen. De Staten hebben in het verleden vastgesteld dat de begroting gekoppeld moet zijn aan het POP, zoals het tot nog toe ook is. GS is voornemens om Energiek Groningen als apart thema in het POP op te nemen, en ook als apart programma in de begroting, omdat de begroting gekoppeld is aan het POP. Dat zou een oplossing kunnen zijn voor de vraag die gesteld wordt over de overzichtelijkheid van gelden die in die sector worden weggezet. Maar dat is pas aan de orde als het POP definitief vastgesteld is. Dat zal op zijn vroegst in april of mei 2009 zijn. Dat geldt dan ook pas voor de begroting daarna. Ook wil de gedeputeerde kijken of het mogelijk is de suggestie van dhr. Van der Ploeg te volgen of bij de Jaarrekening vanaf nu al daar specifiek over te rapporteren. De gedeputeerde zegt niet dat hij dat gaat doen, maar neemt die suggestie heel erg serieus. Als het niet teveel geld en tijd kost, dan zal hij dat doen, op een dusdanige manier dat men daar ook in de tussentijd een fatsoenlijk inzicht in krijgt, zodat men kan oordelen of het zin heeft of niet. Dhr. Brouns (CDA) kan zich naar aanleiding van die toezegging en in de wetenschap dat er hierna ook nog een bijeenkomst is van het presidium is, waar het onderwerp ook op de agenda staat, voorstellen dat in het kader van de verbeterslag die gemaakt wordt met de programmabegroting en daaraan gekoppeld de jaarrekeningsystematiek, er breder gekeken wordt naar de mogelijkheid om in beiden de projectresultaten op te nemen. In de projectresultaten wordt namelijk heel erg snel gesproken in termen van gerealiseerde arbeidsplaatsen, gegenereerde investeringen, het randvoorwaardelijk beleid dat ertoe leidt dat er centrales komen ter orde van de investering et cetera. Als er breder gekeken dan wat hier min of meer toegezegd wordt ten aanzien van energie, dan valt daar volgens dhr. Brouns hele essentiële sturingsinformatie uit te halen. Dat kan er dan er ook gemakkelijk toe leiden dat een andere verantwoordingsystematiek en tussentijdse rapportages kunnen vervallen, waardoor er weer tijd vrij gespeeld wordt voor het ambtelijke apparaat. Dat moet immers nadrukkelijk dan wel de bedoeling zijn. Hij zou het in ieder geval als suggestie willen meegeven om dat dan wat breder in die discussie te trekken en niet alleen te focussen op dit ene onderwerp dat nu aan de orde is. Dhr. Calon (gedeputeerde) vindt dit een goede, algemene suggestie. Goede suggesties probeert GS altijd te verwezenlijken. De voorzitter constateert dat ook dit punt door de commissie is behandeld en dat dit stuk voor kennisgeving kan worden aangenomen. 12.
Brief van het IPO van 16 april 2008 betreffende vergadering AV op 26 juni 2008 te Utrecht en bijlagen IPO-jaarverslag 2007, IPO-jaarRekening 2007 en de accountantsverklaring. Hierbij wordt betrokken de brief van GS van 6 mei 2008, nr. 2008-23.197/19/A.14, ABJ betreffende Jaarstukken IPO.
Mw. Mansveld (PvdA) geeft aan dat van de agenda van die vergadering nog niets binnen is, maar de vergadering vindt plaats na de Statenvergadering. Mochten er nog punten zijn, dan kunnen die als de agenda binnen is, besproken worden. De voorzitter stelt vast dat ook dit punt is afgehandeld en als C-stuk naar de Staten gaat. 13.
Brief van de Noordelijke Rekenkamer van 22 april 2008, kenmerk PS004, betreffende ontwerpbegroting 2009 Noordelijke Rekenkamer Hierbij wordt betrokken de brief van het presidium van 16 mei 2008 betreffende de brief van de Noordelijke Rekenkamer van 2 april 2008.
22
Dhr. Nijhuis (Noordelijke Rekenkamer) meldt twee bijzonderheden bij deze begroting. In de eerste plaats het gekozen model en in de tweede plaats de voorziening voor de ontslagzaak. Eerst het model. De Noordelijke Rekenkamer heeft het model destijds meegekregen van de stuurgroep die ten grondslag heeft gelegen aan de komst van deze Rekenkamer. Die begroting heeft de Rekenkamer altijd opgehoogd met het percentage, zoals die in Drenthe – de thuisprovincie van de Noordelijke Rekenkamer – gebruikelijk is. Dat had de Rekenkamer voor de begroting ook dit keer weer kunnen doen. Dat was ook de weg van de minste weerstand geweest. Maar daarnaast heeft de Rekenkamer ook het model bekeken op basis van de ervaringen van drie jaar. Er is gekeken naar de werkelijke kosten en die zijn geëxtrapoleerd naar een begroting. Uiteindelijk heeft de Noordelijke Rekenkamer die gekozen om twee redenen. Hij is ten eerste het meest realistisch, want hij is op realiteitsbasis gewaardeerd. Hij is ten tweede ook de goedkoopste. De Rekenkamer is het aan zijn stand verplicht de provincie de goedkoopste voor te leggen. Dat is heel simpel het keuzepunt. De tweede bijzonderheid ligt iets ingewikkelder. Dat is de ontslagzaak. Daarbij twee opmerkingen vooraf. Als kleine organisatie ben je heel kwetsbaar. Als je dan iemand hebt die niet goed functioneert, dan kun je niet anders doen dan ingrijpen, hoe naar het ook is voor beide partijen. Het tweede is de arbeidsmarkt. Daarmee loop je een extra risico. Toen de Noordelijke Rekenkamer er kwam, was de Rekenkamer niet alleen de concurrent van andere provinciale Rekenkamers, maar ook nog eens van 400 gemeentelijke Rekenkamers, die allemaal ongeveer in dezelfde periode op die arbeidsmarkt kwamen. De Rijksoverheid had daar geen rekening mee gehouden, maar voor de Noordelijke Rekenkamer was het een fors probleem om er hele goede mensen uit te halen. Dat is op één punt helaas niet goed gelukt en dus heeft de Rekenkamer gezegd van die persoon afscheid te moeten nemen. De Rekenkamer heeft zich daarbij laten bijstaan door de P&O afdeling van de provincie Drenthe, simpelweg omdat het personeel van de Noordelijke Rekenkamer formeel in dienst is van de provincie Drenthe. Het ontslagbesluit is dan ook genomen door het College van Drenthe. Uiteraard is het door de Rekenkamer voorgesteld, maar het besluit is door het College van Drenthe genomen. Bij het adviseren van de kant van de provincie Drenthe is uiteindelijk ook een financieel plaatje op tafel gekomen. Dat was een stevig plaatje. Zit daar ten eerste ook de WW in? Ook al heet het WW tegenwoordig, de provincie krijgt wel de rekening. Die moet wel betaald worden. Het bedrag is dus altijd relatief hoog. Ten tweede is er ook gekozen voor outplacement en uiteraard heeft de Noordelijke Rekenkamer als onderdeel daarvan moeten kijken naar de bovenwettelijke uitkeringen en de bovenwettelijke regelingen zoals die staan in de arbeidsvoorwaarden. Dat bedrag is het maximumbedrag dat zich zou kunnen voordoen in het slechtst denkbare scenario, wanneer de persoon niet meer aan de slag komt en dus langdurig werkeloos zal zijn. De Noordelijke Rekenkamer doet er alles aan om hem – via het outplacementtraject – weer aan werk te helpen, zodat daarmee de Rekening in ieder geval lager uitkomt dan het bedrag wat als voorziening in deze begroting is opgenomen. De Rekenkamer gaat er vanuit dat het ook zal lukken. De reden waarom het zo gegaan is, is heel simpel. Het is een rekening die niet alleen bij de provincie Drenthe mag komen te liggen, maar uiteraard bij de drie provincies. Ook is er nadrukkelijk gekozen voor absolute en maximale transparantie. Op geen enkele wijze heeft de kamer het willen wegwerken, ook niet in een eventueel overschot, of door het eerdere model met de hogere begroting te nemen. Nee, de Noordelijke Rekenkamer heeft de absolute transparantie gekozen, zodat men precies weet wat er speelt. Dhr. Van den Berg (cdk, voorzitter GS) heeft nog één punt. Op blz. 2 van de brief van het presidium staat dat de controlerende accountant van de provincie erover nog geen deelverklaring heeft afgegeven. Daar moet staan dat de controlerende accountant een deelverklaring heeft afgegeven, in positieve zin. Dhr. Moorlag (PvdA) heeft met instemming kennis genomen van het jaarverslag van de Rekenkamer. De begroting zoals die voorligt en de Rekening kan de goedkeuring van de fractie wegdragen. Het gaat om de ontslagzaak. De Rekenkamer is in feite ook een organisatie met operationele problemen. De PvdA heeft weinig behoefte zich een oordeel over het operationele aan te matigen of daar verder in te treden. Dhr. Brouns (CDA) kan ook instemmen met de begroting voor 2009. Hij complimenteert de Rekenkamer ook met de wijze waarop de Jaarrekening 2007 gepresenteerd is. In het voorstel van het presidium wordt nadrukkelijk voorgesteld gezien de kwetsbaarheid van de organisatie, waar de Rekenkamer zelf ook over spreekt, toch te komen tot een vorm van reservevorming. Dat is een gedachte die het CDA kan ondersteunen. Dat wil niet zeggen dat het een hele grote reserve moet zijn. In de startpositie van destijds was er Rekening gehouden met een reservepositie van € 25.000.
23
Daar is nu fors op ingeteerd en als men kijkt naar de begroting die voorligt, dan blijft er eigenlijk niet zo heel veel meer van over. Ieder volgend stootje zal onherroepelijk leiden tot iets niet te doen wat voorgenomen is, hetzij deze en de andere Staten vragen om een iets hogere bijdrage toe te kennen. Dan kan men beter voor zijn, door wel een dergelijke reservepositie te gaan vormen. Het voorstel van het CDA is om dat in de vorm van een gedragslijn te doen, door bijvoorbeeld vast te stellen dat indien er positieve Rekeningsaldi zijn daaruit sowieso eerst de reserve aan te vullen tot een bepaald minimum, voordat er vrijval naar de provincies toe plaatsvindt, anderzijds in de volgende begroting die aan de Staten wordt gepresenteerd dan ook mee te nemen dat de eerste aanvulling plaatsvindt. Als dat niet uit vrijval kan, dan beseft de fractie terdege dat er dan wellicht een iets hogere bijdrage vanuit de provincies gevraagd wordt, maar dat men in ieder geval weer een aanvulling krijgt van de reservepositie die er aan het begin van de Rekenkamer was. De voorzitter vraagt of het voorstel van het CDA wordt ondersteund. Dhr. Moorlag (PvdA) is benieuwd wat de opvatting in deze van de Rekenkamer is. Hij stelt het op prijs om te zien of dit een werkbare oplossing is. Bovendien zit men met de afstemmingsproblemen met Friesland en Drenthe. Dhr. Nijhuis (Noordelijke Rekenkamer) geeft aan dat de Noordelijke Rekenkamer een reserve had van € 25.000. Dat zal kunnen terugkeren. Hij zal het advies van dhr. Brouns met heel veel genoegen meenemen naar de vergadering voor de volgende begroting. De voorzitter constateert dat het stuk duidelijk is en dankt de vertegenwoordigers van de Noordelijke Rekenkamer hartelijk voor hun komst. 14.
Sluiting
De voorzitter sluit de vergadering om 20.20 uur.
24
Toezeggingenlijst commissie B&F (bijgewerkt t/m commissievergadering op 4 juni 2008)
1.
Datum toezegging 05/03/08 (p. 7 verslag)
2.
09/04/08 (p.7 verslag)
3.
04/06/08 (p.11 verslag)
4.
04/06/08 (p.13)
5.
04/06/08 (p.21)
6.
04/06/08 (p.15)
Onderwerp
Streefdatum
Portefeuillehouder
Professionalisering subsidie-relaties: het sterrensysteem. D.m.v. een presentatie of twee uitgewerkte voorbeelden wordt inzicht gegeven in de methodiek van het sterrensysteem het sterrensysteem: er zal worden gekeken of het mogelijk is dat het risico wordt uitgedrukt in omvang van subsidiebudgetten. (nu: risicoomvang in aantallen subsidieontvangers) Subsidiedrempel: er zal worden onderzocht of de subsidieaanvragen onder 2.500 euro kunnen worden uitbesteed aan bijvoorbeeld CMO Subsidie New Attraction: er wordt onderzocht of New Attraction bij de Cultuurnota kan worden ondergebracht. Aanbestedingen; er komt op korte termijn een notitie over aanbesteden. Hierin wordt onder meer ingegaan op het maatschappelijk verantwoord aanbesteden. Ontwikkeling van de formatie; er wordt onderscheid gemaakt tussen bezuinigingen en uitbreiding van taken
(09/04/08) De instellingen kunnen tot 1 juni de jaarrekening indienen. De beoordelingen hiervan zullen aan de cie worden gepresenteerd op 3 september.
Calon
04/06/08 De gedeputeerde geeft aan dat het anders kan worden weergegeven en dat dat ook wordt gedaan.
Calon
Calon
Calon/Gerritsen
Slager
Calon
25
Bijlage
1. Materiële uitgaven Blz. 57 van de VJN2008, par. 1.7.1.1.: Materiële uitgaven zijn uitgaven voor de aankoop van goederen of de inkoop van diensten. De aankoop van goederen betreft bijvoorbeeld de aanschaf van meetapparatuur of de aanschaf van kantoorbenodigheden. De inkoop van diensten betreft: het laten uitvoeren van opdrachten en onderzoeken door derden of bijvoorbeeld het inhuren van uitzendkrachten. Projectbudgetten worden gerekend tot de materiele uitgaven en krijgt derhalve in de jaren 2009, 2010 en 2011 geen accres. Structurele subsidierelatie behoren niet tot de materiele uitgaven. Loon- en prijsstijgingen die optreden bij de uitvoering van het takenpakket van deze organisatie worden gecompenseerd.
26
Aanvulling op het verslag van de vergadering van de Statencommissie Bestuur en Financiën gehouden op 4 juni 2008. Tijdens de vergadering van de Statencommissie Bestuur en Financiën gehouden op 4 juni is enkele malen aangegeven dat het antwoord bij het verslag zou worden gevoegd. Het verslag van deze vergadering is spoedshalve verzonden zonder dat alle bijlagen waren ontvangen. De toevoegingen bij het verslag zouden worden nagezonden. Hierbij ontvangt u daarom met betrekking tot de volgende onderwerpen de bijlagen bij het verslag: 1. Verwachte ontwikkeling in de formatie (zie pagina 15 van het verslag) 2. Economische speerpunten (zie pagina 16 van het verslag) 3. Bezettingsgraad (zie pagina 18 van het verslag)
27
Verwachte ontwikkelingen in de formatie voor de periode 2008 tot 2012 Onderstaand zijn de verwachte ontwikkelingen in de personeelsformatie voor de periode 2008 to 2012 in beeld gebracht. Hierbij is rekening gehouden met de thans bekende gegevens in het kader van de formatiereductie (oud), de formatiereductie Kleiner en Beter, de formatiereductie Bestuurlijke drukte, de kwaliteitsimpuls, alsmede de gevolgen van nieuw beleid. Geconcludeerd kan worden, dat er sprake is van een afname van het aantal fte's.
basisgegevens stand 01-01-08 inschatting verwachte ontwikkelingen formatiereductie (oud) *1 formatiereductie Kleiner en Beter *2 formatiereductie Bestuurl drukte *3 niet gerealiseerde bestuurl drukte *4 kwaliteitsimpuls *5 nieuw beleid *6
891,51 4,00 895,51 -5,94 -7,00 -3,50 2,34 9,00 10,83 5,73
stand 31-12-08
stand 01-01-10 verwachte mutaties per 2010 formatiereductie (oud) formatiereductie Kleiner en Beter *2 formatiereductie Bestuurl drukte *3 niet gerealiseerde bestuurl drukte *4 nieuw beleid *9 stand 31-12-10
0,00 -7,00 -3,50 0,83 -3,65 -13,32
stand 01-01-09 verwachte mutaties per 2009 formatiereductie (oud) *7 formatiereductie Kleiner en Beter *2 formatiereductie Bestuurl drukte *3 niet gerealiseerde bestuurl drukte *4 nieuw beleid *8
5,73 901,24
stand 31-12-09
894,05 -2,84 891,21
stand 01-01-11 verwachte mutaties per 2011 formatiereductie (oud) formatiereductie Kleiner en Beter *2 formatiereductie Bestuurl drukte *3 niet gerealiseerde bestuurl drukte *4 nieuw beleid *9
-13,32 877,89
stand 31-12-11
*1 omgerekend naar fte op basis van FS9 > € 333804/56224,34=5,94fte *2 28fte in 4 jaar > per jaar 7fte *3 14fte in 4 jaar > per jaar 3,5fte *4 conform afspraak tegenboeking niet volledig realiseren bestuurlijke drukte (zie VJN2008, bijlage 2) *5 uitbreiding in kader van Kwaliteitsimpuls is 11fte, in 2007 zijn al 2fte tlv Kwaliteitsimpuls ingevuld, voor 2008 resteert 9fte. *6 verwachte realisatie in 2008 *7 dit is een inschatting *8 ingepland voor 2009 *9 verwachtingen voor 2010 en 2011
28
-2 -7 -3 2 7 -2
0 -7 -3 1 -2 -11
Voorjaarsnota 2008 Nieuw Beleid (Bijlage 2)
In principe zijn alle fte's t/m 2012 structureel muv Jeug programma t/m 2012 loopt. Wel hebben we voor dit on opgenomen voor het geval dat beloten wordt dit onder continueren.
Mutaties FTE's
Aantal fte's op jaarbasis Programma Wonen 1a extra werkzaamheden RO en wonen (3 fte gedurende 1 jaar) totaal Wonen
Absoluut
2008
2009
2010
2011
2012
3,00
2,25
0,75
3,00
2,25
0,75
0
0
0
1,00
1,00
1,00
1,00
0,40
Karakteristiek Groningen 1 zware vergunningen ( 1 fte)
1,00
3
Extra middelen landschap (0,8 fte 3 jaar)
0,80
0,40
0,80
0,80
4b
Akkervogels programmakosten ( 1 fte) totaal € 60.000 sectorale middelen
1,00
1,00
1,00
1,00
5
Omvormin progr. Beheer (1 fte 2 jaar)
1,00
1,00
1,00
Totaal Karakteristiek Groningen
3,80
1,40
3,80
3,80
1,40
1,00
2,00
2,00
2,00
Bereikbaar Groningen 5
Verkeer en vervoer ( 2 fte)
2,00
1,00
2,00
6
Uitwerking Regiospecifiek Pakket ZZL
2,00
1,00
2,00
4,00
2,00
4,00
2,00
2,00
2,00
3,00
3,00
3,00
3,00
Totaal Bereikbaar Groningen Schoon/veilig Groningen 2b. Wabo (3 fte)
3,00
3a
Energieakoord: formatie (herprioritering binnen AKP: + 0,9 fte)
0,90
0,90
0,90
0,90
0,90
0,90
3b
formatie (+ 2,6 fte)
2,60
1,80
2,60
2,60
2,60
2,60
4
Bodemsanering (0,6 fp 4 jr)
0,60
0,6
0,6
0,6
0,6
5
Veiligheid (- 1,8 fte)
-0,90
-1,80
-1,80
-1,80
6,20
5,30
5,30
4,70
Totaal Schoon/veilig Groningen
-1,80 5,30
3,30
Welzijn, sociaal beleid en cultuur
29
2b 2c
Jeugdzorg 2009-2012 a. Continuering extra formatieve inzet b. Intensivering extra formatieve inzet
1,50 2,50
Totaal Welzijn, soc. beleid en cultuur
1,88
1,50 2,50
1,50 2,50
1,50 2,50
1,50 2,50
4,00
1,88
4,00
4,00
4,00
4,00
7,35
2,34
4,68
5,51
7,35
7,35
Totaal Bedrijfsvoering
7,35
2,34
4,68
5,51
7,35
7,35
Totaal waarvan tlv flex
27,45 24,15
13,16 11,26
23,43 20,13
20,61 17,31
20,05 18,15
19,05 18,15
Bedrijfsvoering 1
niet volledig realiseren bestuurlijke drukte
N.B. In de kolom absoluut is aangegeven hoeveel fte is toegekend. Aangezien de invulling pas na 1 jul a.s. is hiermee bij de berekening rekening gehouden. Voorbeeld Verkeer en vervoer wel 2 fte's voor 2008 doch gedurende een halfjaar
30
Economische speerpunten Met de grote subsidieprogramma's EFRO, Pieken in de Delta en het Ruimtelijk economisch pakket van de ZZL kunnen alle provinciale economische speerpunten (energie, ict, life science,scheepsbouw, agribusiness en chemie) goed worden bediend. Ook onze cofinancieringsmiddelen kunnen op deze thema's worden ingezet. De lijn die het college wil volgen voor wat betreft de inzet van de cofinancieringsmiddelen staat duidelijk verwoord in de brief aan Provinciale Staten van 7 november 2007. Deze brief is als bijlage toegevoegd. Daarnaast is er gevraagd naar de inzet van 1,6 miljoen op innovatieve projecten. Binnen de grote programma's als hierboven genoemd moeten projecten worden ontwikkeld die gaan zorgen voor een transitie naar een kenniseconomie. Innovatie zal derhalve bij veel van deze projecten aan de orde zijn en dan gaat het over vele tientallen miljoenen. De 1,6 miljoen waar hier naar wordt verwezen is de provinciale bijdrage in het innovatieve actieprogramma 20072010. Met behulp van dit relatief kleine programma proberen we risicovolle innovatieve projecten met een beperkte omvang te stimuleren.
31
Aan de leden van PS
Datum Briefnummer Zaaknummer Behandeld door Telefoonnumm er Antwoord op Bijlage
: : : : :
Onderwerp
: Reactie op motie PS inzake inzet provinciale cofinancieringsmiddelen
2007-43644/45/A.18, PP 34859 Berg J.A.H. van den (050) 3164183
: :
Geachte dames en heren,
Op 27 juni jl. heeft u een motie aangenomen, waarin u uitspreekt dat (1) de besluitvorming over de aanwending van de co-financieringsmiddelen in de PS dient plaats te vinden en dat (2) bij de toekenning van co-financieringsmiddelen het te verwachten rendement van projecten een nadrukkelijk criterium moet vormen. Uw verzoek hiertoe was o.a. gebaseerd op de inschatting dat er de komende periode mogelijk sprake zal zijn van een toenemende cofinancieringsbehoefte, die tot een grotere selectiviteit noopt. 1
Betrokkenheid PS bij de toekenning van co-financieringsmiddelen aan projecten in het kader van de reserve co-financiering Kompas Allereerst een reactie op uw wens om het debat en de besluitvorming over de toekenning van middelen in PS te laten plaatsvinden. Naar onze mening bestaat die mogelijkheid in het kader van de reserve co-financiering Kompas in feite nu al. Het 'piepsysteem' waarmee nu wordt gewerkt, biedt u de mogelijkheid om binnen 3 weken te reageren op ons principebesluit tot concrete subsidietoekenning. Alles afwegende zijn wij van mening dat deze werkwijze behoorlijk adequaat heeft gefunctioneerd. Langs deze weg kunt u een oordeel geven over de provinciale cofinanciering voordat er met de daadwerkelijke uitvoering van een project wordt gestart. Wij stellen dan ook voor om deze praktijk (vooralsnog) te continueren. Maar de invloed van uw Staten op de toekenning van middelen reikt aanzienlijk verder dan het ‘piepsysteem’. Aan ‘de voorkant’ heeft u via de criteria, die zijn gekoppeld aan de reserve co-financiering Kompas, bepaald op welk type projecten de provinciale middelen moeten worden ingezet. Ook is het een noodzakelijke (maar geen voldoende) voorwaarde dat de inzet van deze provinciale middelen wordt gekoppeld aan externe subsidieprogramma’s, waarvan de provincie de doelstellingen, actielijnen en prioritaire thema’s heeft onderschreven (zoals bv. Kompas, Interreg en Leader). Daarmee passen deze projecten inhoudelijk nagenoeg altijd binnen het provinciaal beleid. 32
In de Voorjaarsnota (VJN) 2007 is verder aangegeven dat er boven op de € 3.98 mln. die de komende jaren (netto) beschikbaar is in het kader van reserve Cofinanciering Kompas, nog eens € 3 mln. extra beschikbaar wordt gesteld (t/m 2013) "breed in te zetten op de cofinanciering van structuurversterkende projecten die passen binnen onze prioritaire thema's" (blz. 25). Daartoe wordt in de VJN ook een aantal thema's benoemd. Wij hebben dat daar als volgt samengevat: “Wij geven daarbij voorrang aan projecten met een aantoonbare spin-off richting het regionale MKB, de regionale kennisinfrastructuur en de vitaliteit van het platteland. Daarnaast moet het gaan om projecten die substantieel worden gecofinancierd door andere partijen. Bijvoorbeeld door rijksoverheid (Fonds Economische Structuurversterking/ILG etc.), de gemeenten of maatschappelijke organisaties zoals de kennisinstellingen.” Daarnaast hebben wij in onze brief van 21 september 2007 voorgesteld om voor de cofinanciering een additioneel bedrag van € 1 mln. in 2008, oplopend tot € 4 mln. in 2011, beschikbaar te stellen. In totaal komt er hiermee een bedrag beschikbaar van krap € 8 mln. in 2008 oplopend tot € 11 mln. in 2011 voor projecten die moeten voldoen aan een aantal strenge criteria en die moeten passen binnen benoemde prioritaire provinciale thema’s. Wij komen hierop verderop terug. Hoe zouden uw Staten nog sterker kunnen worden betrokken bij de inzet van middelen op projecten? In principe is het denkbaar om een bepaalde vorm van tenderen te introduceren, waarbij u enkele malen per jaar (bv. 2 maal) voor een deel van het budget een keuze kunt maken uit de dan voorliggende (besluitvormingsgerede) projecten. Alvorens onze opvattingen te geven over zo’n tendersysteem, maken wij enkele opmerkingen over de wijze waarop het proces om te komen tot provinciale meefinanciering nu veelal plaatsvindt. Het overleg met de initiatiefnemers van projecten is vaak een langdurig en complex proces. In de meeste gevallen adviseren wij over de wijze waarop een project moet worden opgezet om voor financiering uit een van de externe subsidiekaders in aanmerking te komen en begeleiden wij initiatiefnemers in de procedures. Ook komt in een aantal gevallen de vraag naar provinciale meefinanciering aan de orde. Omdat wij als provincie veelal als 'restfinancier' optreden, wordt pas in de laatste fase van de procesgang van een project, als de projectopzet- en uitwerking er voldoende gedegen uitzien en de andere financieringsbronnen kansrijk lijken, definitief bepaald of en voor welk bedrag wij als provincie mee willen doen. En als we dan meedoen, willen wij, in het belang van de klant, via korte besluitvormingsprocedures zo snel mogelijk kunnen handelen. In het begin van het overleg- en ontwikkelingstraject geven wij de initiatiefnemer hooguit indicaties van onze mogelijke bereidheid mee te financieren. Dit maakt het lastig om uw Staten al in de beginfase van het project de cofinancieringvraag voor te leggen (want dan leggen wij ons richting initiatiefnemer te veel vast). Hoe verdraagt deze werkwijze zich met een tendersysteem? Niet zo goed, naar onze mening. Het tendersysteem heeft als voordeel dat je een afweging kunt maken in een situatie waarin een groep projecten allemaal voldoen aan de criteria, maar opgeteld meer vragen dan je beschikbaar hebt. Een tendersysteem verdraagt zich naar onze mening echter niet goed met onze werkwijze waarbij wij initiatiefnemers, die vaak al een lang traject hebben moeten doorlopen, snel duidelijkheid willen geven als wij eenmaal hebben vastgesteld dat een provinciale bijdrage goed te verdedigen is. Want snelheid is er niet het sterkste punt van een tendersysteem. Bij een systeem met 2 tenders per jaar bestaat de kans dat indieners vele maanden moeten wachten tot hun projecten eindelijk worden beoordeeld. En dan nog kan het project, ook als het voldoet aan alle criteria, afvallen, wanneer andere projecten als ‘beter’
33
worden beoordeeld. Daaraan kan nog het volgende nadeel worden toegevoegd. Een tenderregeling zal, zeker als het een formele (te publiceren) regeling wordt, tot relatief veel aanvragen leiden (‘niet geschoten altijd mis’), waarvan de meeste volstrekt kansloos zullen zijn. Het administratief, bestuurlijk en juridisch gedegen afhandelen van deze aanvragen, zal veel extra ambtelijk inzet vragen (Inzet die we op dit moment niet beschikbaar hebben). Tot slot: wij komen in een wat lastige positie terecht ten opzichte van de andere provincies, die zonder tendersysteem de financiering van hun projecten sneller voor elkaar hebben en daardoor sneller en (dus) in grotere mate een beroep kunnen doen op externe financieringsbronnen (die werken volgens het principe ‘wie het eerst komt die het eerst maalt’). Om bovenstaande redenen vinden wij een tendersysteem niet wenselijk. Wij stellen dan ook voor om niet te besluiten tot een ander systeem van besluitvorming over de provinciale inzet op projecten. Wij zullen wel (zoals gebruikelijk) strak monitoren hoe de voorraad aan projecten zich ontwikkeld en tot welke co-financieringsbehoeften dit kan leiden. 2 De criteria waarop projecten worden getoetst Vervolgens uw tweede wens om bij de toekenning van provinciale co-financieringsmiddelen het te verwachten rendement van projecten nadrukkelijker als criterium te hanteren. Onze reactie hierop plaatsen wij hieronder in een wat breder perspectief dan het criterium 'rendement' alleen. Wat betreft het toekennen van provinciale middelen in het kader van de reserve Cofinanciering Kompas is door u in 2000 en 2002 een aantal basiscriteria vastgesteld. Nu de programmaperiode van Kompas bijna is afgelopen en een aantal nieuwe programma's wordt opgestart, doet zich de vraag voor of dit consequenties zou moeten hebben voor deze criteria. In de VJN 2007 is aangegeven dat wij hierover onze gedachten nader zullen bepalen. Naar onze mening is er bij nader inzien geen aanleiding om de basiscriteria die u in 2002 heeft vastgesteld fors te wijzingen. Wel stellen wij voor: • om bepaalde criteria wat nader te expliciteren (zie bijlage 1), • om de externe subsidieprogramma’s die aan de reserve cofinanciering zijn gekoppeld aan te passen aan nieuwe situatie (de nieuwe programma’s). • om binnen het beschikbare cofinancieringbudget van ca € 8 mln. in 2008 oplopend tot € 11 mln. in 2011 te gaan werken met enkele compartimenten en daarbij mede uit te gaan van de programma’s en thema’s die in de VJN 2007 zijn genoemd. • om tussen die compartimenten flexibele schotten te plaatsen, in die zin dat jaarlijks wordt bekeken of de middelen per compartiment toereikend zijn en of er aanleiding is om tot een verschuiving te komen • verder stellen wij voor om de naam reserve Cofinanciering Kompas met ingang van 1 januari 2008 te vervangen door reserve Cofinanciering ruimtelijkeconomische programma's. In de bijlage is de aangepaste set criteria voor deze nieuwe reserve opgenomen. Allereerst een aantal opmerkingen over de criteria waarmee de projecten worden beoordeeld. Projecten die een beroep doen op provinciale meefinanciering moeten in ieder geval voldoen aan de (hoge) eisen die er vanuit de verschillende externe subsidiebronnen worden gesteld. Hoewel de in de bijlage opgenomen criteria in essentie maar in beperkte mate afwijken van de criteria die uw Staten in 2002 hebben vastgesteld, is het wel de verwachting dat in het 34
Piekenprogramma en het OP EFRO er op een aantal criteria veel 'strenger' zal worden getoets dan in het Kompasprogramma het geval was. Bijvoorbeeld op de criteria legitimiteit, effecten en efficiency. Bij dit laatste criterium gaat het in essentie om de "value for money", dus om de verhouding tussen de effecten en de kosten. In feite betreft het hier de vraag naar het rendement. Tot slot willen wij bij dit onderdeel benadrukken dat ook als een project aan alle relevante criteria voldoet, het geen automatisme is dat een project ook door ons wordt meegefinancierd. Er zijn heel wat Kompas- en andere projecten geweest die wel aan de criteria voldeden, maar door ons niet zijn meegefinancierd, omdat het project zich uiteindelijk ook zonder provinciale bijdrage kon redden (dat is altijd onze inzet). Naarmate de beschikbare middelen minder toereikend zijn, zullen wij binnen onze projectenvoorraad strenger (moeten) selecteren. Daarbij is het rendement van een project, de ‘value for money’, uiteraard een zeer belangrijke toetssteen, naast het bestuurlijk belang dat wij aan een project toekennen en de risico's die er aan verbonden zijn. Hoewel wij van mening zijn dat alle projecten waaraan wij provinciale cofinanciering toekennen, in ieder geval streng getoetst moeten worden op de criteria van de onderscheiden externe subsidiekaders (en voor die toets ook moeten slagen), moet bij de rendementsvraag van projecten wel een aantal relativerende kanttekeningen worden geplaatst. Allereerst is het vaak uitermate lastig om het rendement vast te stellen (en dat vervolgens te beoordelen) van projecten waarmee bv. beoogd wordt de kennisinfrastructuur of het innovatief vermogen van bedrijven te versterken. Ten tweede is de rendementsvraag vaak nog moeilijker te beantwoorden voor projecten die meegefinancierd worden uit de externe subsidieprogramma’s, die niet zozeer gericht zijn op majeure kennisprojecten of economisch structuurverstekende projecten, maar zich vooral richten op projecten die beogen grensoverschrijdende samenwerking te stimuleren of de sociaal-economische vitaliteit van het platteland te versterken. Het betreft hier vaak kleinschalige projecten, die meestal om een relatief geringe provinciale cofinanciering vragen. Maar deze provinciale bijdragen zijn wel essentieel om ook de middelen van deze programma’s optimaal te kunnen benutten voor Groningse projecten. Overigens moet ook bij deze projecten de vraag gesteld worden: “krijgen wij voldoende waar voor ons geld?” 3
Compartimenten met flexibele schotten binnen de reserve cofinanciering
Hiervoor is aangegeven dat wij een voorstel willen uitwerken dat kort samengevat op het volgende neerkomt: het beschikbare cofinancieringbudget van ca € 8 mln. in 2008 oplopend tot € 11 mln. in 2011 wordt verdeeld over een viertal compartimenten (programma’s/thema’s). Tussen die compartimenten worden flexibele schotten geplaatst. D.w.z. dat jaarlijks wordt bekeken of de middelen per compartiment toereikend zijn en/of er aanleiding is om tot een verschuiving te komen. Wij stellen voor om te starten met de volgende indeling en inzet van middelen: A Structuurversterkende projecten met name gekoppeld aan de externe financieringsbronnen als Pieken in de Delta, het OP EFRO, het Fonds Economische Structuurversterking (FES) en eventueel nieuwe programma’s waaruit majeure projecten kunnen worden gefinancierd; het gaat hier m.n. om projecten op het terrein van innovatie, versterking van de regionale kennisinfrastructuur, energie en versterking van het MKB in den brede.
35
Jaarbudget: € 6.0 mln. in 2008 oplopend tot € 8 mln. in 2011. B Projecten gekoppeld aan externe financieringsbronnen als de Interregprogramma’s, het Waddenprogramma en het ILG/onderdeel Leader en EU POP en het Europese Visserijprogramma; het gaat hier met name om de wat kleinschaliger projecten gekoppeld aan prioritaire provinciale thema’s (kennis, water, energie) en om de sociaaleconomische vitalisering van het platteland (waaronder versterking MKB, toerisme en recreatie in relatie tot cultuur/natuur) Jaarbudget: € 1.0 mln. oplopend tot € 2 mln. in 2011. C Projecten die niet aan een van de hiervoor genoemde externe subsidiebronnen kunnen worden gekoppeld, maar wel aantoonbare spin-off richting het regionale MKB, de regionale kennisinfrastructuur en de vitaliteit van het platteland hebben. Het moet hier wel gaan om projecten waaraan een voldoende bestuurlijk belang wordt toegekend, die aantoonbaar zonder provinciale meefinanciering niet van de grond komen en die voldoende scoren op de criteria genoemd onder E in de bijlage. Jaarbudget: 0.7 mln. D Procesgeld voor haalbaarheidsonderzoeken en (m.n.) het inhuren van externe expertise om veelbelovende projectideeën uit te werken tot concrete (besluitvormingsrijpe) projectvoorstellen ten behoeve van een van de genoemde externe subsidiekaders. Verwacht wordt dat deze inzet met name nodig is voor het Fonds Economische Structuurversterking en het Waddenprogramma. Jaarbudget: € 0.3 mln. In bijlage 1 presenteren wij de aangepaste set criteria voor de reserve meefinanciering ruimtelijk-economische programma’s. Wij gaan ervan uit dat wij met bovenstaande aanpak in voldoende mate tegemoet komen aan hetgeen u in de motie hebt gevraagd. Tevens vragen wij uw oordeel over onze voorstellen inzake de verdeling van de provinciale co-financieringsmiddelen over de 4 compartimenten en met de criteria zoals ze in bijlage 1 zijn opgenomen. Hoogachtend, Gedeputeerde Staten van Groningen:
, voorzitter.
, secretaris.
36
Bijlage : toetsingscriteria reserve Cofinanciering ruimtelijk-economische programma's A • • • • • • •
Het moet in beginsel gaan om projecten die ook uit een van de volgende subsidiekaders wordt gefinancierd (en dus passen binnen/voldoen aan doelstellingen/criteria die voor een belangrijk deel ook door ons zijn onderschreven) het Piekenprogramma/het OP EFRO de Interregprogramma's het Waddenprogramma het Investeringsprogramma Landelijk Gebied (onderdeel EU POP/Leader) het Europese Visserijprogramma het FES eventuele nieuwe ruimtelijk-economisch relevante subsidieprogramma's
B
Bij projecten die gekoppeld worden aan de programma’s Pieken in de Delta, het OP EFRO en het FES moet in beginsel gaan om structuurversterkende projecten die passen binnen de prioritaire provinciale thema's. Deze projecten moeten goed scoren op de criteria effectiviteit, efficiency, risico's en legitimiteit. Legitimiteit: Is de inzet van overheidsmiddelen legitiem en het meest geëigend voor dit project? Zijn andere maatregelen overwogen? Overheidsingrijpen ter bevordering van innovatie is economisch gezien legitiem, indien de markt maatschappelijk wenselijke ontwikkelingen niet of te traag tot stand brengt. Effectiviteit: Hoe effectief is het project? In hoeverre draagt het bij aan de provinciale doelen? Efficiëntie:Hoe staat het met de kostenefficiëntie van het project? Ook kan hierbij gelet worden op de relatie tussen private investeringen en publieke uitgaven. Deze laatste verhouding zegt iets over de mate waarin met publieke middelen investeringen in de markt uitgelokt kunnen worden en zegt tevens iets over de bereidheid en acceptatie van projecten in de markt. Risico’s: Wat zijn de risico’s van het project? Hier wordt gelet op de mogelijke afbreukrisico’s van het project. Dit om te voorkomen dat wordt geïnvesteerd in een project waar later niets uitkomt.
C
Projecten die gekoppeld worden aan de externe financieringskaders zoals de Interregprogramma’s, het Waddenprogramma en het ILG (onderdeel UO POP/Leader) moeten vanzelfsprekend de toets van deze programma’s goed doorstaan, alvorens zij in aanmerking kunnen komen voor provinciale meefinanciering.
D
Voor alle projecten waaraan op zich voldoende bestuurlijk belang wordt toegekend, geldt dat goed onderbouwd moet worden dat zonder provinciale bijdrage de financiering niet rond kunnen komen. De provinciale bijdrage moet tevens in een evenwichtige verhouding staan met de bijdrage van andere partijen
E
Verder gelden de volgende criteria het project (of tot een programma geclusterde projecten) moet uitvoeringsgereed zijn de totale projectkosten bedragen in totaal minimaal € 100.000 (m.u.v. de Interreg- en Leaderprojecten).
• •
37
•
de voorkeursvolgorde voor de financiering van projecten is: eerst de externe financieringsbronnen, vervolgens de provinciale sectorale middelen en daarna de middelen uit de reserve Cofinanciering ruimtelijk-economische programma's.
Procedure Voorstellen tot cofinanciering van projecten uit de reserve meefinanciering kunnen gedurende het hele jaar worden ingediend. Het college van GS zal haar principebesluit tot subsidietoekenning aan PS voorleggen, met het verzoek daar binnen 3 weken op te reageren.
38
Bezettinggraad: In het huidige huisvestingconcept van de provincie, d.w.z. vaste werkplekken voor iedere medewerker zonder rekening te houden met de aard van het werk of omvang van het dienstverband, is er sprake van een vol gebouw omdat alle beschikbare kamers/ werkplekken bezet zijn door medewerkers. Als gekeken wordt naar hoeveel de medewerkers ook daadwerkelijk gebruik maken van hun (vaste) werkplekken dan is sprake van een bezetting van iedere werkplek die gemiddeld rond de 50% uitkomt. Dit wordt veroorzaakt door het feit dat medewerkers als gevolg van dienstreizen, verlof, ziekte, parttime dienstverband, vergaderingen etc. slechts een deel van de tijd gebruik maken van hun werkplek. Het project Metamorfose had als doelstelling de bezettinggraad van het gebouw te verhogen door invoering van een ander huisvestingconcept, namelijk “flexibele werkplekken” waarbij niemand meer een eigen werkplek heeft maar de werkplekken worden gedeeld. Hierdoor zou de bezettinggraad per werkplek toenemen. Het gevolg is dat dan minder werkplekken nodig zijn waardoor er ruimte in het gebouw gaat ontstaan. Het niet doorgaan van Metamorfose heeft tot gevolg dat er op dit moment nog sprake is van huisvestingconcept met vaste werkplekken. Iedere werkplek is bezet en daarom is er, op dit moment, geen mogelijkheid om nieuwe onderhuurders een plek te geven. Na stopzetting van het project Metamorfose heeft de afdeling Facilitaire Zaken de opdracht gekregen om in een renovatieprogramma (wegwerken achterstallig onderhoud provinciehuis) ook te werken aan mogelijkheden om de bezettingsgraad van de werkplek en daarmee het gebouw te verhogen. Dit project moet formeel nog van start gaan, de uitvoering is voorzien in de jaren 2009 t/m 2011. Bezien moet worden of en in welke mate het, binnen de gegeven kaders, mogelijk zal zijn ook daadwerkelijk de bezetting per werkplek te verhogen. Ergo, op dit moment is er als gevolg van het vaste werkplekconcept sprake van ruimtegebrek. De plannen die eventueel een betere bezettinggraad kunnen gaan opleveren worden gerealiseerd in de jaren 2009 t/m 2011 en leveren dus pas op termijn ruimtewinst op. Die ruimtewinst zal in eerste instantie nodig zijn voor de toepassing van nieuwe werkvormen (projectkamers, concentratiewerkplekken) en de noodzakelijke uitbreiding van overlegruimtes. Het is op dit moment nog niet duidelijk of in welke mate dit ook betekent dat er (weer) ruimte beschikbaar is voor onderhuur
39