Verslag van de vergadering van de Statencommissie Economie en Mobiliteit, gehouden op woensdag 16 januari 2008 van 17.00 uur tot 21.50 uur in de Statenzaal van het Provinciehuis te Groningen. Aanwezige leden: dhr. IJ.J. Rijzebol (voorzitter, CDA), mw. S.M. Beckerman (SP), dhr. D. Bultje (PvdA), dhr. J. Hilverts (ChristenUnie), mw. A.G. van Kleef-Schrör (CDA), dhr. H.J. Kruithof (VVD), dhr. H. Miedema (burgerlid GroenLinks), dhr. J. Oosterhaven (PvhN), dhr. M.L.J. Out (VVD), dhr. R.D. Rijploeg (PvdA), mw. J. Siersema-Venema (GroenLinks), dhr. H. Staghouwer (ChristenUnie), dhr. H.T. Stavenga (PvdA), dhr. L.A.M. Stoop (PvdD), dhr. C. Swagerman (SP), mw. L. van der TuinKuipers (CDA), dhr. P.G. de Vey Mestdagh (D66), dhr. T.J. Zanen (PvhN). Afwezig: mw. A.A.H. Hazekamp (PvdD), dhr. Schroor (burgerlid, D66). Voorts aanwezig: dhr. J.C. Gerritsen (gedeputeerde), dhr. H. Bleker (gedeputeerde), dhr. J.M.C.A. Berkhout (griffier), mw. M. Bosma (plaatsvervangend tijdelijk secretaris), dhr. P.C.J. Muijzert (inspreker), dhr. Th. Poggemeier (verslagbureau Groningen; verslag dhr. E.J.R. ter Veldhuis). 1.
Opening en mededelingen
De voorzitter opent de vergadering en heet iedereen welkom. De commissie heeft zojuist een werkbezoek gebracht aan Groningen Airport Eelde. Dit was een bijzonder interessant werkbezoek. De voorzitter verzoekt de commissieleden om in het vervolg de avond vrij te plannen in de agenda voor deze commissie. Er is bericht van verhindering van dhr. Hollenga. Op 23 januari 2008 stond een bezoek aan het waterbedrijf gepland. Dit is gecancelled. Een nieuwe datum voor een werkbezoek zal worden gepland. Commissieleden die bepaalde vragen hebben aan het waterbedrijf, kunnen deze doorgeven aan de griffie, zodat het waterbedrijf er tijdens de presentatie rekening mee kan houden. Bij de secretaris ligt een nieuwsbrief verkeersveiligheidslabel Groningen, Friesland en Drenthe. Deze ligt ter inzage. Het onderwerp is: ‘Op weg naar een verkeersveilige school’. Op woensdag 20 februari heeft de commissie een optie op een werkbezoek aan het OVconsumentenplatform. In principe is gezegd dat daar ter plekke niet zo gek veel te zien is, reden waarom het consumentenplatform beter een presentatie voor de commissie zou kunnen houden. Getracht wordt om dit te organiseren aan het eind van de middag. Op 5 maart zal Nuon een presentatie houden van 13.00 tot 15.00 uur. 2.
Regeling van werkzaamheden
-
voorstellen vreemd aan de orde van de dag
Er zijn geen voorstellen vreemd aan de orde van de dag. -
vaststellen van de agenda
Agendapunt 16 spreekt over een tweetal brieven. De brief over de tweede meting Arriva heeft de commissieleden niet bereikt, maar een brief van het College over de tweede meting zou wel digitaal bij de commissieleden aangeleverd zijn. De brief wordt nu uitgedeeld. Dhr. Muijzert heeft gevraagd om voor het agendapunt waarin zijn brief aan de orde is, in te spreken. Dhr. Swagerman (SP) vraagt of het niet handig is om het agendapunt van dhr. Muijzert naar voren te halen.
De voorzitter stelt dat de commissie kan overwegen om regelmatig agendapunten te schuiven, maar dat hij probeert om dat te voorkomen als men niet op voorhand kan zien aankomen dat iets dergelijks zal gebeuren, aangezien dit weer voor anderen vervelend kan zijn. Men dient consequent te zijn. Per vergadering krijgt de voorzitter wel drie à vier verzoeken om te schuiven met agendapunten, iets waar hij niet vrolijk van wordt. Dhr. Swagerman (SP) kan zich daarin vinden. Het is dan echter helder om naar mensen die komen inspreken te communiceren wanneer ongeveer hun agendapunt zal plaatsvinden. De voorzitter merkt op dat het dhr. Muijzert bekend was welk nummer zijn agendapunt had. Dhr. Out (VVD) wenst zich aan te sluiten bij dhr. Swagerman. Mw. Van Kleef (CDA) sluit zich hierbij eveneens aan. De gasten van de commissie moeten wel erg lang wachten. De voorzitter stelt het agendapunt van dhr. Muijzert naar voren te zullen halen, aangezien iedereen zich aansluit bij de woorden van dhr. Swagerman. Dhr. Bultje (PvdA) kan zich voorstellen dat agendapunten met een inspreker naar voren gehaald worden, maar in andere gevallen lijkt het hem handiger om de volgorde van de agenda aan te houden. De voorzitter is het eens met dhr. Bultje. Dhr. De Vey Mestdagh (D66) deelt mee dat de D66-fractie brief 8d graag zou willen bespreken, eventueel in de volgende vergadering. De voorzitter geeft aan dat dit ook bij de ingekomen stukken gemeld had kunnen worden. Het is in elk geval alvast gemeld. 3.
Gelegenheid tot spreken voor niet-Statenleden (m.b.t. geagendeerde onderwerpen)
Dhr. Muijzert zal inspreken. 4.
Vaststelling verslag van 28 november 2007
Het verslag wordt ongewijzigd vastgesteld. Er zijn geen opmerkingen naar aanleiding van het verslag. De voorzitter wijst op het gegeven dat er ook nog een vertrouwelijk verslag is van de commissie Bestuur en Financiën en de commissie Economie en Mobiliteit. Men heeft dit verslag inmiddels ontvangen. Dit verslag wordt hier ongewijzigd vastgesteld. De commissie Bestuur en Financiën zal het ook nog vast moeten stellen. Dhr. Rijploeg (PvdA) verklaart dat er nog een tweede verslag is geweest van een besloten commissie. Dat is de vorige keer al behandeld. Dhr. Rijploeg informeert wanneer het vervolg ervan zal komen. Het moet ergens toe leiden. Dhr. Bleker (gedeputeerde) deelt mee dat er ten aanzien van dit onderwerp voortgang is. Het zal echter nog anderhalf à twee maanden duren. Ondanks de ‘geheimtaal’ tussen dhr. Rijploeg en het College weet men waarover het gaat. De voorzitter geeft te kennen het eveneens te begrijpen. 5.
Toezeggingenlijst
Toezegging 1 De voorzitter stelt dat dit een toezegging betreft waarin de commissie geïnformeerd zou worden over de uitkomsten van overleg met minister Van der Hoeve met betrekking tot het regionaal beleid. Die
2
toezegging is al van 9 mei. Het opmerkelijke is dat iedereen weet dat mw. Van der Hoeve minister van Economische Zaken is en dhr. Bleker de toezegging heeft gedaan. Het heeft met regionaal beleid te maken. Dhr. Rijzebol wil weten hoe de commissie daar verder mee om moet gaan, want het is meer dan een half jaar geleden. Toen heeft dhr. Bleker gezegd dat hij wel zou kijken of hij de commissie er de volgende keer mondeling of schriftelijk over zou informeren. Het ging over een gesprek dat het College in juni zou hebben met mw. Van der Hoeve over regionaal beleid. Dhr. Gerritsen (gedeputeerde) legt uit dat het precieze onderwerp ‘hoe om te gaan met de organisatie en de sturing van de economische programma’s’ betrof. Dat is inmiddels duidelijk en ook gecommuniceerd. Het gaat over Pieken in de Delta waar op de onderdelen van de sleutelgebieden energie, water, sensortechnologie en agribusiness de programmacommissie een belangrijke adviesrol heeft, waarbij de minister beslist. De andere route is dat DB SNN beslist, maar dat de bestuurscommissie Economische Zaken daar op adviseert. Die bestuurscommissie is inmiddels ook samengesteld uit wethouders van de vier grote steden. Dat was het onderwerp. Op het punt van organisatie en de sturing is duidelijkheid. Dat is inmiddels gecommuniceerd via allerlei andere kanalen als het SNN, etc. Daar heeft de commissie ook stukken over ontvangen. Daarmee is dit punt duidelijk. De voorzitter constateert dat de commissie de toezegging als voldaan beschouwt. De toezegging kan worden geschrapt. Toezegging 2 De voorzitter stelt dat het de hogesnelheidslijn naar Duitsland betreft. Hier zou rond de jaarwisseling helderheid over komen. Dhr. Bleker (gedeputeerde) geeft aan dat de vraag eruit bestond hoe kansrijk een HST-achtige verbinding is vanaf Noord-Nederland richting Bremen, Hamburg, Berlijn. Het College heeft zich hierover recent nog nauwgezet laten informeren, ook door de Nederlandse ambassade te Berlijn. De uitkomst van die informatieronde is de volgende. Op dit moment zijn er in Duitsland geen plannen voor reistijdverbetering op het traject Groningen-Bremen-Hamburg-Berlijn. Er zijn ook geen politiek geaccordeerde plannen om daartoe over te gaan. De verbinding heeft ook geen prioriteit in het Duitse MIRT. De eerdere opstelling van de Duitse autoriteiten toen er nog werd gesproken over een Zuiderzeelijn, was – en dat is gedaan in een gesprek met de toenmalige minister Peijs – dat pas nadat realisatie van de Zuiderzeelijn in Nederland zeker zou zijn, Duitsland zich zou willen beraden op een mogelijke aansluiting. Daarnaast heeft de ambassade aangegeven dat het opwaarderen van de huidige spoorlijn Groningen-Berlijn naar een ICE-verbinding naar oordeel van de Duitsers te weinig tijdwinst oplevert en niet zou kunnen concurreren met de luchtvaart. Vervolgens blijkt uit informatie die het College heeft gekregen dat de reizigersstromen tussen Groningen en Berlijn te klein zijn voor een snelle verbinding. Er worden op dit moment vier keer per dag ongeveer twintig personen vervoerd op dat traject. Het College heeft ook informatie ingewonnen over het aantal reizigers dat nu de lijn Winschoten-Leer neemt. Het gaat om gemiddeld ongeveer 350 per dag. Het is aannemelijk dat een deel daarvan doorreist vanaf Leer. Ook dat reizigerspotentieel is te laag om een heel grote investering te doen. Op basis van deze gegevens kan men van Duitse zijde geen medewerking verwachten waar het gaat om HST-achtige verbindingen aansluitend vanuit Groningen richting Noord-Duitsland, resp. Berlijn dan wel het fors opwaarderen van de huidige dienstregelingen aldaar. Het College is wel in contact met Arriva om de optie te onderzoeken om de Arriva-treinen die naar Leer gaan incidenteel verder door te laten rijden in Duitsland, bijvoorbeeld naar Oldenburg of Bremen. Daar zijn ook contacten over met de Deutsche Bahn. Die mogelijkheden worden verder onderzocht. Dhr. Bleker kan toezeggen dat hij inmiddels minister Eurlings bereid heeft gevonden om gezamenlijk de autoriteiten in Niedersachsen om de tafel te krijgen om tot beperkte, maar wel interessante verbeteringen op het bestaande spoor meer in de dienstregelingensfeer te geraken. De gedeputeerde verwacht dat het overleg daarover rond de zomer kan plaatsvinden. Dhr. Swagerman (SP) stelt dat nu continu wordt gesproken over passagiers. Dit is begrijpelijk, want het was de oorspronkelijke vraag. Om te kijken of de investering in het verzwaren van de baan, het verdubbelen van de baan, etc. rendabel is, zou men ook vracht mee kunnen nemen, aangezien er nu al een toename is in het vrachtverkeer per spoor naar Duitsland. Dhr. Swagerman informeert of dit meegenomen kan worden of dat dit reeds gebeurt. Dhr. Rijploeg (PvdA) merkt ten aanzien van verdubbeling van de baan op dat in 1943 het omgekeerde is gedaan tussen Zuidbroek en Winschoten. De oosterburen namen het staal mee van de dubbele
3
lijn die er al lag om kanonskogels van te maken. Dit wil dhr. Rijploeg ze nu niet meer kwalijk nemen. In elk geval is er op dat gebied nog ruimte. Dhr. Rijploeg vindt het prettig dat dhr. Bleker toezegt dat er gekeken wordt naar de dienstregeling. Dit is extra hard nodig, want deze week kreeg dhr. Rijploeg een berichtje van iemand die zich afvroeg waarom die dienstregeling zo met sprongen achteruit is gegaan. Als je naar richting Oldenburg/Bremen moet, moet je al lang wachten (ca. 1 uur). Als je terugkomt is dat ook zo, maar dat teruggaan is nu zelfs aanzienlijk langer geworden. Je moet als je terugkomt meer dan anderhalf uur wachten. Dat stimuleert niet bepaald om de trein te nemen. Dan is die bus, die daar ook rijdt, een erg aantrekkelijk alternatief. Wanneer men in de reisplanner kijkt, krijgt men inderdaad een alternatief via de bus te zien wanneer men van Bremen naar Groningen wil. Op zich heeft dhr. Rijploeg daar niets op tegen, maar er valt nog wel wat te doen. Dhr. De Vey Mestdagh (D66) geeft aan dat de geluiden van de PvdA met betrekking tot de dienstregeling die verslechterd schijnt te zijn, hem ook hebben bereikt. Het is derhalve goed dat ernaar gekeken wordt. Het huidige aantal reizigers is circa 350 per dag. Dat hoeft natuurlijk niets over het potentieel te zeggen, gezien de huidige dienstregeling en de huidige staat van de spoorlijn. Op hoeveel reizigers zou het moeten komen te liggen als je zoiets zou willen elektrificeren of er op een andere manier een invulling aan zou willen geven? Dhr. Bleker (gedeputeerde) geeft aan dat het vrachtverkeer over het spoor er niet bij betrokken is. Daarbij dient men wel te bedenken dat het om een zeer beperkt aantal bewegingen per dag en per week gaat waar het gaat om vrachtverkeer. In juni kan nader worden bezien of dat nog een reden te meer zou zijn. Dhr. Bleker kan niet ingaan op de vraag hoeveel reizigers je potentieel moet hebben om daar bijvoorbeeld een frequentere, meer directe verbinding te realiseren. Driehonderd op een dag is ook op andere lijnen onvoldoende. Het moet wel een veelvoud worden. Dhr. De Vey Mestdagh (D66) merkt op dat als men ergens geen weg heeft liggen, er ook geen verkeer is. Dhr. Bleker (gedeputeerde) stelt dat het rond de zomer zal worden bekeken. Hij zegt toe dat – dhr. Eurlings wil daaraan meewerken – het College met de Duitse autoriteiten, zowel waar het gaat om de spoorautoriteiten als de regeringsautoriteiten, wil bezien of verbeteringen op het traject gerealiseerd kunnen worden, eerst in de vorm van de dienstregeling. Of het noopt tot extra investeringen, zal nader bezien moeten worden. Toezegging 3 (toelichting op de vermindering van de BDU-middelen en de financiële gevolgen voor het OV-bureau) De voorzitter merkt op dat hier januari bij staat. Toelichting op de vermindering van de BDU-middelen en de financiële gevolgen voor het OV-bureau. Deze toezegging blijft staan. Toezegging 4 (het display van de zonnepanelen) Dhr. Gerritsen (gedeputeerde) geeft aan dit niet te hebben gecontroleerd. Hij zal het opnieuw bekijken. Dit hoort al gerealiseerd te zijn. Toezegging 5 (het College markeert de vraagpunten en dilemma’s van de commissie ten opzichte van de aanbesteding OV in een brief) De voorzitter geeft aan dat hier nog geen datum voor is afgesproken. De commissie vindt het altijd prettig dat er een streefmoment is. Dan is ook bekend wanneer men het in kan plannen om het volgende gesprek daarover te arrangeren. De voorzitter vraagt dhr. Bleker of hij een moment wil aangeven. Dhr. Bleker (gedeputeerde) verklaart dat het bestuur van het OV-bureau in de eerste helft van februari voldoende ver zal zijn in de discussie om tot een aanvulling te komen op de punten die eerder zijn besproken. In februari krijgt de commissie van het College een brief. De voorzitter stelt dat als de brief redelijk vroeg in februari komt, hij geagendeerd kan worden voor de vergadering in maart. Mw. Beckerman (SP) merkt op dat in het voorstel van het Presidium voor deze vergadering ook de eerdere brief en de brief van het FNV van april vorig jaar stond. De SP zou deze brieven gezamenlijk met het antwoord van het College willen bespreken.
4
De voorzitter stelt voor om, als het College gereageerd heeft, het hele pakket mee te nemen naar de eerstvolgende vergadering. Dhr. Rijploeg (PvdA) geeft aan dat de PvdA-fractie in een vergadering een brochure heeft aangeboden over sociaal aanbesteden. Het zou handig zijn om het antwoord van het College hierop bij te betrekken. De voorzitter verklaart dat het College gevraagd kan worden om die nota erbij te betrekken. Misschien is die afspraak al gemaakt. Dhr. Rijploeg (PvdA) stelt dat er op enig moment door het College op gereageerd zou worden. Dhr. Bleker (gedeputeerde) verklaart dat er in die brief op zal worden gereageerd. De voorzitter constateert dat het in maart terug zal komen. De toezeggingenlijst wordt vastgesteld. 6.
Mededelingen
Dhr. Bleker (gedeputeerde) geeft te kennen een mededeling te doen namens dhr. Hollenga. Het College is een paar weken geleden strikt vertrouwelijk geïnformeerd over mogelijke belangwekkende ontwikkelingen bij de twee suikerfabrieken. Vandaag is daar officieel bekendheid over gekomen. Er is ongeveer een uur geleden een persbericht gekomen van de Suikerunie. De kern ervan is dat de fabriek te Groningen gesloten gaat worden en dat de verwerking en productie geheel geconcentreerd gaat worden in de fabriek Vierverlaten te Hoogkerk. Het personeel is daar vanmiddag om 15.30 uur over geïnformeerd. Het bedrijf heeft op zich genomen om alternatief werk te vinden voor de 98 medewerkers die het betreft. Een deel zal uitstromen via ouderenregelingen, anderen zullen worden herplaatst. Dat vindt allemaal plaats binnen het bestaande sociale beleid dat al eerder was afgesproken. De achtergrond van één en ander is de verlaging van de totale suikerproductie in Europa aan de ene kant en de geweldige druk op kostenefficiëntie aan de andere kant. Dat betekent dat de Suikerunie straks nog met twee zeer grote efficiënte fabrieken gaat werken, namelijk te Dinteloord en te Hoogkerk. In beginsel worden de bieten die in Groningen zouden worden verwerkt, straks verwerkt op de locatie Hoogkerk. Dhr. Bleker heeft vanmiddag tegen de woordvoerder, die hem daarover informeerde, gezegd dat het College van GS vanzelfsprekend samen met het College van B&W als het moet morgen bereid is om rond de tafel te gaan om te zien of er nieuwe alternatieve mogelijkheden zijn die meehelpen om de mensen zo veel mogelijk alternatieve industriële activiteiten op de locatie in Hoogkerk te bieden om de mensen zo goed mogelijk aan de slag te houden. Het College zal even afwachten wat de Suikerunie nu doet. Daarnaast ligt er natuurlijk een geweldige locatievraag, want tientallen hectares zullen mogelijkerwijs aan de industriële bestemming worden onttrokken. Met name de stad Groningen zal zich moeten beraden hoe dit moet en hoe daar verdere ontwikkeling gaat plaatsvinden. Dhr. Bultje (PvdA) informeert of er ook iets is gezegd over de termijn waarop dit gaat gebeuren. Dhr. Zanen (PvhN) vraagt hoeveel werknemers er betrokken zijn en die wellicht ook herplaatst kunnen worden in de andere fabriek. Dhr. Bleker (gedeputeerde) geeft aan dat de laatste campagne in Groningen heeft plaatsgevonden. Het gaat om 98 medewerkers in totaliteit van de plant in Groningen, waarvan een deel uitstroomt via de normale fatsoenlijke ouderenregelingen en een ander deel herplaatst kan worden. Er is nu niet een specifiek sociaal plan. Er is ook geen collectief ontslag aangevraagd voor de medewerkers. In die zin doet de Suikerunie het op een nette manier. Dat was ook wel terecht, want er zijn mensen die daar al veertig jaar werken. Dhr. Gerritsen (gedeputeerde) deelt mee dat een proces dat een heel lange geschiedenis heeft, voor de kerstvakantie tot afronding is gekomen. Dit betreft de energie-intensieve industrie, waar in 2006 veel aandacht aan is besteed, ook vanuit de Staten. De olieprijs ging omhoog en in het verlengde daarvan ook de daaraan gekoppelde gasprijzen. Een aantal bedrijven heeft zich toen geconfronteerd
5
gezien met hogere elektriciteitsprijzen. Het gaat concreet in Delfzijl om Aldel en om Kollo. Het was echter een nationaal probleem. Het deed zich ook voor bij Alcan in Zeeland en bij Corus en enkele andere grote bedrijven. De inspanningen van het College in Groningen zijn erop gericht geweest om dat ook in de Kamer aanhangig te maken. Dat is ook gebeurd. Minister Brinkhorst heeft na lang aandringen stappen gezet. Er hebben diverse protesten plaatsgevonden in Delfzijl, maar ook in Den Haag. Uiteindelijk is er een onderhandelaar aan het werk gezet. Er is een consortium gevormd en er is gesproken met energiemaatschappijen. Het is een tergend lang proces geweest. PS en GS hebben daar regelmatig bij de bedrijven aandacht voor gevraagd. Feit is wel dat er nu een contract is rondgekomen met EON en het consortium. Het betekent dat tweederde van de energievoorziening voor deze bedrijven nu via een kostprijsplus-formule geregeld is. Daar is vanuit de bedrijven een summier persbericht over uitgegaan, maar er is wel volledige overeenstemming. Dat is een geweldige stap, zeer belangrijk voor Aldel. Bekend is dat daar sprake is van een overnameproces. Dat kan alleen maar als het punt van de kosten gerealiseerd is. Men kan stellen dat een sociale ramp voor Delfzijl is afgewend. De werkgelegenheid daar is behouden. Het College is hier zeer verheugd over en zal er in de komende maanden nog nader op terugkomen. Als er verder aanleiding voor is en nadere feiten bekend worden, zal het College de commissie daar zeker over informeren. Nuon heeft nu definitief het koopcontract gesloten voor de locatie in de Eemshaven. Daarmee is een heel concreet begin gemaakt met de ontwikkeling van de oostlob. Het College is daar maandag geweest met het bedrijf. Het betekent concreet dat die lege vlakte aan de oostkant ingevuld gaat worden. Bekend zijn de andere plannen die ook steeds concreter worden. Dit is in elk geval een duidelijk en concreet resultaat en een enorm grote stap in de ontwikkeling van de Eemshaven. Seaports is voornemens een verdere investering te doen in het Short Sea Havenbekken. Dat bevindt zich aan de westkant. Daar wordt nu reeds een deel van aangelegd. Het zal in april geopend worden. Seaports ziet zich geconfronteerd met een groot aantal prospects, kansen voor een vervolg van dat havenbekken. Het eerste deel is vol, het voornemen is om het tweede deel aan te leggen en baggerwerk te doen voor het verdere gedeelte. Het eerste gedeelte – dat is een afwijking van de procedure geweest – is ruim vier jaar geleden in de commissie aan de orde geweest, omdat dit één van de eerste grote investeringsprojecten was en er niet echt een kader was binnen Seaports om dat goed af te wegen. Naar aanleiding daarvan is dat er wel gekomen. Verdere grote investeringen zijn in Seaports aan de orde geweest volgens de reguliere procedure, zoals het energiepark, Nuon, het verlengen van de oostlob, het uitdiepen van het Wilhelmina-bekken. De gedeputeerde heeft contact gehad met de vertegenwoordigers in het AB van Seaports namens de Staten om te melden dat dit nu binnen Seaports aan de orde komt. Het is op zichzelf een verheugende ontwikkeling dat ook aan de westkant de ontwikkelingen heel goed gaan als het gaat om het short sea-verkeer. In een periode van vier à vijf jaar is er een enorme kanteling in het beeld van de Eemshaven. Nu wordt er meer gesproken over de kansen die zich voordoen. Het is zelfs zo ver, dat het op een gegeven moment zoeken wordt naar mogelijkheden om kansen te realiseren in de Eemshaven. De capaciteit van de hoogspanningskabel is uitgebreid tot 2400 Megawatt. De verdieping van de vaargeul zal gerealiseerd worden. Dit zijn allemaal flankerende maatregelen, een ander soort problemen dan meer in het defensief te trachten de energie-industrie overeind te houden. De huidige problemen betreffen het realiseren van kansen vanuit een meer offensieve houding. Dhr. Swagerman (SP) acht het prachtig dat die ontwikkeling er zijn. Ontwikkelingen aan de westkant gaan ongetwijfeld gepaard met nieuwe investeringen. Mogelijk is er zicht op hoeveel dat is. Dhr. Swagerman is hierin geïnteresseerd. Hij kan zich voorstellen dat de Staten dan geacht worden er een uitspraak over te doen. Het lijkt dhr. Swagerman handig wanneer de Staten weer eens over de structuur van Seaports gaan praten als er weer een vervolginvestering komt die rond de € 60 miljoen uit gaat vallen. Dhr. Gerritsen (gedeputeerde) geeft aan dat dhr. Swagerman hem hierover ook heeft bevraagd in de commissie Bestuur en Financiën. Berichtgeving volgt als dat echt goed afgerond is. Regulier is het zo dat in het AB van Seaports de afweging wordt gemaakt over de investeringen. Het College is graag bereid om op een gegeven moment een informatiepakket aan te reiken over de stand van zaken. De formele beslissingen zijn echter aan het AB van Seaports. De voorzitter vraagt dhr. Out of met deze mededelingen Seaports behandeld is. Dhr. Out (vertegenwoordiger in GSP) deelt in de richting van dhr. Swagerman mee dat op dit moment de concrete voorstellen nog niet voorliggen. De plannen zijn er en worden uitgewerkt. Het lijkt dhr.
6
Out als afgevaardigde een goede zaak dat de plannen worden uitgewerkt. Er heeft echter nog geen formele besluitvorming over plaatsgevonden. 7.
Rondvraag
Mw. Beckerman (SP) merkt ten aanzien van gratis OV voor 16- en 17-jarige MBO-scholieren op dat zij benieuwd blijft. De gedeputeerde heeft aangegeven dat de plannen er liggen. Vandaag was een kleine preview te zien in het Dagblad van het Noorden. Mw. Beckerman is benieuwd wat de gedeputeerde hierover kan melden. Toen het eerder in de commissie aan de orde werd gesteld, was dhr. Siegers hier die met het plan is gekomen. De gedeputeerde heeft toen aangegeven hem te zullen inlichten. Is dit gebeurd? Mw. Beckerman is verheugd over wat zij in de krant heeft gelezen. Dhr. Bleker (gedeputeerde) geeft te kennen nog geen preview te hebben gezien. Tegenwoordig is het echter ook mogelijk om met een gekraakte chipkaart gratis te reizen, zodat een beetje MBOstudent geen gratis OV nodig heeft van de provincie, oppert dhr. Bleker schertsend. De provincie is er volop mee bezig. Dhr. Bleker denkt dat in januari nog het overleg met dhr. Siegers gaat plaatsvinden. Het College komt met een voorstel dat eerst zal worden voorgelegd aan het bestuur van het OV-bureau of het een Gronings/Drents-voorstel kan worden of een provinciaal Gronings voorstel. Dhr. Bleker wilde graag al in de eerste helft van januari met voorstellen komen, maar de PvdA heeft hem verzocht wat trager te zijn. Het moest wat zorgvuldiger, ook in het kader van de Armoedenota. Daar houdt de gedeputeerde zich aan. Het is in aantocht. Het is heel ingewikkeld. Het kost vreselijk veel geld, het moet slim worden gedaan. De intentie van het College is nog steeds om op een bepaalde wijze aan het initiatief tegemoet te komen, maar het is wel passen en meten. Mw. Beckerman (SP) geeft aan dat in het Dagblad van vandaag staat dat het provinciebestuur begin februari een voorstel met drie financiële varianten aan de commissie opstuurt. Heeft het Dagblad het bij het juiste eind? Dhr. Bleker (gedeputeerde) loopt naar mw. Beckerman om het stuk te lezen en zegt dat de woordvoerder het goed heeft verwoord. Mw. Van Kleef (CDA) merkt op dat afgelopen zaterdag in het Dagblad van het Noorden een artikel stond over de slechtste wegen in Groningen. Het ging onder andere om twee provinciale wegen: de N360 Groningen-Delfzijl. Dit had te maken met het feit dat er geen al te vlotte doorstroming was vanwege rotondes en camera’s; en de N366 viaduct Nieuwe-Pekela, waar zich gaten in het wegdek bevinden. Mw. Van Kleef informeert hoe vrolijk GS van deze nominaties worden. Geeft dit aanleiding om hier extra aandacht aan te schenken? Dhr. Bleker (gedeputeerde) heeft het lijstje gezien. Hij heeft gezien dat er aanzienlijk meer Drentse wegen genomineerd werden dan Groningse wegen. Het was derhalve wel een vrolijke dag. Dhr. Bleker heeft collega Bats gefeliciteerd met het behaalde resultaat. Het zijn twee verschillende zaken. Het is waar dat men niet altijd stevig door kan rijden op de weg Groningen-Delfzijl, maar dat is het gevolg van bewust gekozen maatregelen: gericht verkeerstoezicht en rotondes, zoals de recente rotonde bij Garrelsweer. Maandagochtend had de gedeputeerde overleg met de staf. Toen opperde hij het idee om een rotondestop af te kondigen. De medewerkster die de notulen maakt, zei dat je aan zo’n rotondestop denkt als je veel rotondes moet nemen. Maar als je in Garrelsweer woont en je kunt na veertig jaar die weg op, kijk je er anders tegenaan. Dit was een goede, reflecterende opmerking. Het is gevolg van bewust beleid. De situatie onder de viaduct bij Nieuwe-Pekela, N366, gaat aangepakt worden. Daar wordt ook een rotonde aangelegd. Het is een gevaarlijk punt. De voorzitter sluit de rondvraag af. 8. a. b.
Ingekomen stukken (ter kennisneming) Brief van GS van 29 november 2007, nr. 2007-46.079/48/A.14, LGW + bijlage betreffende Convenant Vaarrecreatie Waddenzee; Brief van GS van 27 november 2007, nr. 2007-48.095/48/A.11, BW betreffende Vervanging bruggen te Aduard en Dorkwerd;
7
c. d. e. f.
Brief van GS van 7 november 2007, nr. 2007-43.766/45/A.15, VV betreffende Verlenging concessie busvervoer; Brief van GS van 6 december 2007, nr. 2007-48.342/49/A.21, BW betreffende Wegomlegging Zuidhorn; stand van zaken besluitvorming; Brief van GS van 11 december 2007, nr. 2007-51.036/50/A.13, EZ betreffende Evaluatie proeftuin; Brief van GS van 11 december 2007, nr. 2007-49.125/50/B.9, EZ betreffende Opdrachtverlening toeristische promotie 2008-2011.
Dhr. De Vey Mestdagh (D66) stelt met betrekking tot brief 8d dat het College zich heeft voorgenomen om weer terug te zwalken naar de rondwegvariant rondom Zuidhorn. Hij stelt dat het probleem is dat als hij het voor de volgende vergadering zou willen agenderen, het wel eens te laat zou kunnen zijn om het eventueel in de Staten nog bij te sturen. Dhr. De Vey Mestdagh vraagt de gedeputeerde of PS het College nog kunnen bijsturen op dat gebied. Heeft het nog zin om dat te doen na de Statenvergadering die straks plaatsvindt? Afhankelijk van het antwoord zal D66 het agenderen voor de volgende vergadering dan wel het direct in de Staten aan de orde te brengen. Dhr. Bleker (gedeputeerde) antwoordt dat de Staten niet bijsturen. De Staten beslissen. Er is nu een GS-voornemen op tafel gelegd. Daar is een aanvullende MER-terinzagelegging en inspraak op van toepassing. Het College komt tijdig met een voordracht aan de Staten op basis van dat alles en op basis van het voorgenomen besluit. Die voordracht ligt compleet aan de Staten ter beoordeling en besluitvorming voor. Dat zal in april zijn. Dhr. De Vey Mestdagh (D66) vraagt of er al zodanige zaken in de MER worden ingezet dat er sprake is van een fait accompli. Dhr. Bleker (gedeputeerde) ontkent. Dhr. De Vey Mestdagh (D66) stelt dat er dus helemaal niets gebeurt. Dhr. Bleker (gedeputeerde) geeft aan dat er heel veel gebeurt. De procedureafspraak is dat de mensen bezwaren en zienswijzen kunnen indienen. Dat gebeurt volop. Volgens dhr. Bleker zijn er inmiddels 500 binnen, al zijn dit mogelijk 500 dezelfde. In de tweede plaats heeft het College afgesproken met het gebied dat er een bewonersgroep in werking wordt gesteld die zich gaat buigen over de precieze invulling van de 5b-variant, inclusief de invulling van de Rijksstraatweg die dan niet meer een doorgaande weg zou worden. Dat proces is nu gaande. De uitkomsten van de MER, de bezwaren, de zienswijzen en van de invulling worden allemaal verwerkt in de voordracht. Dan hebben de Staten twee varianten in beeld: de zeer gedetailleerd uitgewerkte 4a3-variant met alle aspecten, de 5b+variant en de keuze van het College. Dat is momenteel de 5b-keuze. Het is vervolgens aan de Staten om er in april een oordeel over te geven welke kant zij uit willen. Het College gaat geen onomkeerbare stappen zetten. Het College durft dit nooit, maar zeker niet bij Zuidhorn-Noordhorn. Dhr. Stavenga (PvdA) begrijpt uit de woorden van de gedeputeerde dat ook nog de 4a3-variant ter discussie staat en er zelfs mogelijk nog een keuze is. Dan zou men deze brief beter kunnen aanhouden om hem samen met de voordracht te behandelen in die betreffende Statenvergadering die overigens ook voorafgegaan wordt door een commissievergadering. De voorzitter verklaart dat deze brief bij de ingekomen stukken is gezet om er kennis van te nemen dat de brief er is. Er wordt dus niets vastgesteld, in deze commissie wordt alleen maar gesignaleerd dat die brief er ligt. Men heeft een planning ontvangen dat rond april besluitvorming zal plaatsvinden aan de hand van de voordracht. De voorzitter ondersteunt het voorstel van dhr. Stavenga om het hele pakket mee te nemen dat inmiddels bij de commissie ligt en dit zijn geheel bij de besluitvorming in april mee te nemen. Dhr. De Vey Mestdagh (D66) zou de brief toch willen bespreken in de volgende commissievergadering. Hij vraagt de gedeputeerde wat de toegevoegde waarde van het voorgenomen besluit in december is, als men net zo goed het besluit met de voordracht van april kan hebben.
8
Dhr. Bleker (gedeputeerde) antwoordt dat dit is omdat er de MER-procedure is. Er moet eerst een besluit worden genomen door GS. Dan gaat het een bepaalde procedure in. Dan wordt uiteindelijk het besluit aan de Staten voorgelegd. Zo hoort dat. Dhr. Out (VVD) wil zich aansluiten bij de procedure zoals dhr. Stavenga die formuleerde. Het is een heel gevoelige beslissing geweest de afgelopen maanden, waarbij er de laatste tijd heel veel aandacht is geweest om het procedureel heel zuiver en goed weg te zetten. Als de commissie nu een los stuk eruit gaat trekken en apart gaat behandelen, wordt er alleen maar weer onduidelijkheid gecreeerd. Het is veel verstandiger om het in één keer aan te pakken. Dhr. Swagerman (SP) ondersteunt de bijdrage van dhr. Stavenga en van dhr. Out. Dhr. Staghouwer (ChristenUnie) eveneens. Dhr. Miedema (GroenLinks) sluit zich hierbij aan. De voorzitter stelt voor om dit voorstel over te nemen. Het hele pakket zal in de uiteindelijke besluitvormende vergadering worden behandeld. Dhr. De Vey Mestdagh (D66) wenst een voorbehoud te maken. Hij wil met zijn fractie overleggen en de mogelijkheid hebben om het de volgende keer op de agenda te zetten. De voorzitter verklaart dat dit genoteerd staat. Dhr. Stavenga (PvdA) stelt met betrekking tot brief 8b dat het de vervanging van de bruggen Aduard en Dorkwerd betreft. Hij stelt voor om dit punt in een volgende commissievergadering aan de orde te stellen, omdat in de planstudie een aantal varianten voorligt waar aanvankelijk leek dat de betrokkenheid van Staten gering zou zijn. In de procedure worden de Staten geïnformeerd. Dhr. Stavenga ziet echter ook dat er een viertal varianten is waar sprake is van een tracéwijziging. Gezien wat er in het verleden over gezegd is, gezien wat er zo rond Noordhorn en Zuidhorn speelt, zou het slim zijn dat de commissie ook op vlieghoogte blijft rond dit onderwerp. Dhr. Zanen (PvhN) geeft aan dat er binnenkort sprake was van nog een inspraakavond. Gaat deze gewoon door? Dhr. Bleker (gedeputeerde) antwoordt dat deze op 30 januari plaatsvindt in het dorpshuis in Aduard, vlakbij de brug. Men is van harte welkom. De voorzitter zou het voorstel van dhr. Stavenga wel willen volgen om het te agenderen voor de volgende commissievergadering. Dan kan men erover van gedachten wisselen. Dhr. Stavenga (PvdA) vraagt of dat dan bijvoorbeeld voorafgegaan kan worden door een wat uitgebreidere voorlichting van de Staten door de betreffende afdeling, wellicht ook met een excursie ter plaatse, zodat men kan kijken wat die varianten precies inhouden en welke impact dat zal hebben op dat gebied. De voorzitter acht dit het proberen waard. Er moet gekeken worden hoe één en ander ingepland kan worden. De besluitvorming duurt nog wel even. Binnen twee maanden zou de commissie het moeten kunnen realiseren. Dhr. Stavenga (PvdA) merkt op dat, daar het gaat om een tracébesluit, ook met de ervaringen van Noord- en Zuidhorn, en de wens om een integrale oplossing voor dat gebied te vinden, het nodig is dat de commissie zich vroegtijdig een oordeel vormt. Als de Staten invloed op het proces wensen uit te oefenen, dan moeten de Staten er nu wel bij zijn, anders krijgt men eenzelfde situatie als in Noorden Zuidhorn is ontstaan. De voorzitter concludeert dat getracht zal worden om op korte termijn een excursie te organiseren naar dit gebied, waar de commissie breed zal worden geïnformeerd. Naar aanleiding van de excursie zal de commissie deze brief bespreken.
9
Dhr. Miedema (GroenLinks) merkt op dat GroenLinks brief e op de discussielijst van de volgende vergadering plaatsen. GroenLinks is het niet eens met de reactie van het College op de aanbevelingen in dat rapport. De voorzitter informeert of dit ondersteuning krijgt. Dhr. Zanen (PvhN) is bereid dit te ondersteunen. Als dit zo leeft, moet dit tot uitdrukking kunnen komen. De voorzitter concludeert dat brief e de volgende keer op de bespreeklijst komt. Bespreekpunten 17.
Brieven van dhr. P.C.J. Muijzert van 19 september 2007, correspondentienummer 35.349 en 6 november 2007, correspondentienummer 44.651, betreffende aanpak N 33
De voorzitter geeft voorafgaand aan de behandeling gelegenheid aan dhr. Muijzert om in te spreken. Zijn betoog wordt hier integraal weergegeven. Dhr. Muijzert (inspreker): “Goedenavond. Mijn brief heb ik verstuurd aan de Staten met de vraag tot verruiming van de opdracht van de N33 met een twee keer twee met vluchtstrook. Ik heb gisteren met het critical review team, Rijkswaterstaat, provinciale waterstaat om de tafel gezeten. Toen kwam er weer nadrukkelijk uit dat Rijkswaterstaat alleen een twee keer twee doet. Zij moeten een reden opgeven waarom zij niet een twee keer één en niet een twee keer twee met vluchtstrook gaan maken. Er is tegen mij gezegd dat de Staten bepalen wat de opdracht wordt. De beslissing van de Staten gaat naar de minister en de minister verandert dan de opdracht richting twee keer twee met vluchtstrook. Ik heb niet gevraagd om meer geld, ik wil alleen verruiming van de opdracht, dat je vanaf het begin direct alle cijfers met een twee keer twee met vluchtstrook kunt verwerken en niet dat je achteraf liever had gewild dat er een twee keer twee met vluchtstrook was gemaakt. Liever de opdracht nu ruim en straks, aan het eind van de rit, een stap terug kunnen doen, dan andersom, want als je het andersom doet, krijg je het nooit en te nimmer meer klaar. Dat is de achtergrond. De uitspraak moet hier door de Staten gedaan worden dat zij graag een verruiming van opdracht willen. Heel kort en krachtig. Ik zit hier nu alleen. Ik heb twee mensen in het critical review team gevraagd om mee te komen. De mensen hebben gisteren alle papieren gekregen en vonden niet dat ze mee konden, omdat ze er te weinig van wisten.” De voorzitter informeert of de commissie technische vragen aan dhr. Muijzert heeft. Dat blijkt niet het geval. Dhr. Zanen (PvhN) geeft aan dat de brieven bij de ingekomen stukken van de Staten stonden. Het leek de PvhN een goede zaak om de mogelijkheid te hebben om over dit onderwerp in deze vergadering van gedachten te kunnen wisselen. Er is al langer een discussie over dit onderwerp. Er is afgelopen zomer een bijeenkomst geweest waarin dit punt heel nadrukkelijk speelde. Er waren, zo bleek, in verhouding tot de voorgestelde keuzen rondom het tracé van de N33, ook een aantal alternatieven, wellicht zodanig dat het daar niet meer zou hoeven te gaan om een autoweg, maar om een autosnelweg, dus twee keer twee met vluchtstrook zoals dat in jargon heet. Dat zou op zichzelf een heel goede zaak zijn. Dhr. Zanen herinnert eraan dat de start van de discussie over de N33 in hoge mate te maken had met verkeersveiligheid. Dat element speelt als je zou moeten kiezen tussen een twee keer twee met vluchtstrook of een autoweg, waar je geen vluchtstrook hebt en er dus moeilijk van af komt als er wat is. Voor de veiligheid zou de keuze voor een autosnelweg een betere zijn. Dat was eigenlijk ook de algemene opinie. Het ging om geld. Er is in de afspraak die is gemaakt tussen het Rijk en provincies onvoldoende ruimte geweest om een autosnelweg te kunnen aanleggen. Zo lag dat toen voor. Er dient zich nu een aantal kansen aan om dat toch te realiseren binnen de financiële verhoudingen zoals die waren. Je zou ook nog kunnen kijken of er wellicht mogelijkheden zijn om de N33 bij te financieren zodat je toch een autosnelweg zou kunnen krijgen. Dat complex is hier nu met de brief aan de orde gekomen. Dhr. Zanen zou er graag de mening van de gedeputeerde en de andere collega’s over willen horen.
10
Mw. Van Kleef (CDA) merkt op dat dhr. Muijzert een heel betrokken burger uit de provincie is, die graag positief wil meedenken als het gaat om de verdubbeling van de N33. Het CDA bindt het positief dat het College een zogeheten critical review team heeft ingesteld, waar dhr. Muijzert deel van uitmaakt. In zijn brief geeft hij aan dat er mogelijkheden bestaan om de weg te verdubbelen tot twee keer tweebaans met vluchtstroken in plaats van enkel twee keer tweebaans. Het zou kunnen binnen het beschikbare budget. Het CDA is van mening dat er alles aan gelegen is om het hoogste rendement en veiligheid uit het beschikbare budget te halen. Het moet ook niet zo zijn dat men na realisatie van de weg zou kunnen zeggen dat de politiek heeft geslapen. Het CDA wil graag de vinger aan de pols houden en kijken welke mogelijkheden er zijn om de veiligheid en het hoogste rendement eruit te halen. Het CDA is zeer benieuwd naar de reactie van het College, of en zo ja welke mogelijkheden er zijn. Dhr. De Vey Mestdagh (D66) geeft aan dat in de brief van GS van 21 december staat dat het onderzocht moet worden. Het is derhalve zo logisch als wat dat dat de opdracht zou moeten zijn. Dhr. Kruithof (VVD) merkt op dat dhr. Muijzert al enkele malen uitvoerige presentaties heeft gegeven van zijn idee met betrekking tot de N33. Wat helder uit zijn laatste brief naar voren komt, is dat als je het nu niet doet, je eigenlijk de weg afsluit om toch nog ooit te komen tot twee keer twee plus vluchtstrook. Als je nu de opdracht verruimt, zou je uiteindelijk – om wat voor reden dan ook – toch nog terug kunnen gaan naar twee keer twee. De VVD-fractie is van mening dat de opdracht verruimd moet worden naar twee keer twee plus vluchtstrook. Dhr. Staghouwer (ChristenUnie) geeft te kennen dat dit ook de reactie van de ChristenUnie is. Dhr. Miedema (GroenLinks) verklaart dat de GroenLinks-fractie niet direct zit te wachten op een autosnelweg over dat tracé. Dat neemt niet weg dat zij wel vindt dat het College serieus moet kijken naar de brieven van dhr. Muijzert en zijn punten. Dhr. Miedema is benieuwd naar de reactie van het College daarop. Dhr. Swagerman (SP) geeft aan dat de SP eerder heeft gevraagd om totale doorrekening van het plan zoals dhr. Muijzert dat aan de SP-fractie heeft laten zien en in Veendam in een openbare bijeenkomst. Toen was het antwoord dat dit niet de bedoeling was. Dhr. Swagerman merkt op dat er ontzettend veel medestanders zijn om dat wel te gaan doen. De SP is blij met de toezegging die de gedeputeerde straks gaat doen. Dhr. Stavenga (PvdA) verklaart dat de PvdA-fractie ondersteunt wat andere fracties hebben gezegd. In de brief van het College staat echter al dat het in het onderzoek wordt meegenomen. De keuze of het al dan niet wenselijk is, zal dan in een later stadium moeten plaatsvinden. Dhr. Bleker (gedeputeerde) geeft aan dat dhr. De Vey Mestdagh en dhr. Stavenga de brief van december goed gelezen hebben. In april ligt er een keuzedocument op tafel waarin meerdere modaliteiten zijn geschetst, waaronder ook twee keer twee 120 km met vluchtstroken. Een brief aan de minister is niet nodig, het wordt gewoon gedaan. In april/mei zal nader worden afgevinkt waar men verder mee gaat. Het is één van de zaken die nu expliciet gebeurt vanuit de technische adviesgroep. Dhr. Muijzert is ook gevraagd om nog eens kritisch te kijken naar de aansluiting bij Gieten. Daar vindt ook nader onderzoek plaats of dat op een andere manier zou kunnen. Dhr. Miedema moet goed luisteren naar dhr. Muijzert en naar iedere andere burger. Er is een technische adviesgroep. Dhr. Looije is daar voorzitter van. Carla Alma zit erin en dhr. Muijzert zit erin. Het team is als deskundigengroep geformeerd. Daar gaat het College niet zomaar aan voorbij als het goede adviezen zijn. Dit punt wordt nu opgepakt, zoals in de brief van december staat. In tweede termijn Dhr. Zanen (PvhN) stelt dat de vraag is of de discussie rondom de situatie bij Gieten waar vanuit een eerdere fase allerlei plannen waren die op dit moment worden gerealiseerd, haaks staat op wat je eventueel zou kunnen creëren als het gaat om een autosnelweg. Het punt is dat dat niet coûte que coûte doorgezet moet worden, maar dat het met elkaar in verband gebracht moet worden. Als je een verdergaande ontwikkeling wenst, moet die ook mogelijk worden. Het is zonde als men geld verspijkert als het geen zin heeft.
11
Dhr. De Vey Mestdagh (D66) geeft aan dat hij de brief van GS heeft aangehaald, waarin het de bedoeling is dat er nu wel een signaal is dat Rijkswaterstaat het anders opvat. Hij verwacht wel van de gedeputeerde dat hij controleert of dat wel in lijn is met het voornemen van GS. Dhr. Kruithof (VVD) geeft te kennen dat dit ook zijn punt is. Er lijkt een formele blokkade te liggen bij Rijkswaterstaat. Dhr. Bleker (gedeputeerde) ontkent dit. Rijkswaterstaat is als was in de handen van het College. Dhr. Swagerman (SP) merkt op dat het een overbodige bijeenkomst lijkt te zijn. De brief lag er in december, het was dus al besloten. Dhr. Swagerman vindt het vreemd dat die duidelijkheid alleen bij GS bestond, want er waren zeker zes fracties die deze duidelijkheid niet hadden geconstateerd, om over dhr. Muijzert en het critical review team nog maar te zwijgen. Dhr. Stavenga (PvdA) valt het in de discussie op dat Rijkswaterstaat naar voren komt als de partij die dwars zou liggen. Misschien kan de gedeputeerde uitleggen hoe dat precies zit. Dhr. Bleker (gedeputeerde) verklaart dat de regio er circa € 50 miljoen in stopt. Het wordt echt niet geaccepteerd dat deze of gene meneer van Rijkswaterstaat even bepaalt hoe het precies gebeurt. Daarom is er ook een stuurgroep, een Platform N33, waar de gedeputeerde voorzitter van is. Daarom is er ook een technische adviesgroep uit de regio. Aan de andere kant dient men nuchter te zijn. De enige raming die tot nu toe op overheidsniveau geaccordeerd is, is de raming van € 152 miljoen voor een twee keer twee autoweg 100 km. Daar is nog een tekort van € 12 miljoen voor. Men is dus nog niet helemaal bij de autosnelweg, dat moet men nuchter constateren. Dhr. Bleker stelt dat er dan wonderen moeten gebeuren, die hij overigens niet uitsluit. Met betrekking tot Gieten heeft de gedeputeerde in de stuurgroep gezegd dat als er één euro belastinggeld bij Gieten naderhand, omdat de plannen niet goed op elkaar zijn afgestemd, over de balk is gegooid, de politiek een groot probleem heeft. Men is van begin tot eind gewaarschuwd dat het risico zou bestaan. Dhr. Bleker heeft tegen Rijkswaterstaat gezegd dat zij een enorm probleem heeft wanneer dat het geval blijkt. Geld over de balk smijten kan een keer gebeuren, kapitaalvernietiging, maar niet als men er honderd keer van tevoren voor gewaarschuwd is. Dat mag hier absoluut niet gebeuren. Het College zit niet te slapen. De voorzitter vraagt of geconcludeerd mag worden dat het College zich ten volle inzet voor een twee keer twee plus vluchtstrook binnen het budget en dat dit de eerste invalshoek is en de eerste opdracht die het College nastreeft. Dhr. Bleker (gedeputeerde) legt uit dat het College met die € 140 miljoen en de € 12 miljoen die nog ergens gevonden moet worden, een maximaal verkeerskundige oplossing wenst en liever meer dan twee keer twee autoweg. Het zal tot op de bodem worden uitgezocht hoe dit gerealiseerd kan worden. Of het een volledige snelweg wordt of twee keer 120 km, of dat alles in Nederland volgens de standaard moet, als je maar veilig door kunt rijden. De gedeputeerde zou het mooi vinden als het zou lukken dat je gewoon van Assen-Zuid naar Zuidbroek veilig 120 km/u kunt rijden. Dhr. Muijzert (inspreker) legt uit dat de hele weg 120 km niet zal lukken. Hij heeft het voorstel neergelegd bij Gieten. In zijn voorstel zal men in Gieten anderhalve kilometer niet harder kunnen dan 100 km/u. Hij heeft het zo geconstrueerd, getekend en gemeten dat daar de weg zonder vluchtstroken kan komen. Waarom? Dan blijft het bestaande bos – zowel het Zwanemeerbos als de Gieter zijde – volledig intact. Als je de weg daar met vluchtstroken en de normale middenberm die Rijkswaterstaat hanteert, zou aanleggen, dan wil dat niet. Er ligt nog een vraagstuk of bij Rolde eventueel ook een stuk van 100 km/u moet komen. Maar vanaf de voet van de Hondsrug tot aan Zuidbroek zou men zonder problemen 120 km/u kunnen rijden. Dhr. Muijzert wil de zaak onderzoeken. Hij zal van zijn kant uit zijn best doen. Het wegvak Assen-Gieten ligt er nu echter al 37 jaar voor klaar in een twee keer twee met vluchtstrook. Waarom moet je dan vijftien kilometer weggooien? Omdat het zogenaamd twee keer twee moet zijn. Dat is natuurlijk kapitaalvernietiging eerste klas wat daar gebeurt. Dhr. Muijzert heeft Rijkswaterstaat gisteren in het gesprek heel duidelijk horen zeggen dat Rijkswaterstaat alles doet voor een twee keer twee. In de papieren staat heel duidelijk dat beschreven moet worden waarom men geen twee keer één of twee keer twee met vluchtstrook wil. Dit betreft het document dat Rijkswaterstaat gegeven heeft. Dhr. Muijzert blijft hierbij, niet bij wat dhr. Bleker zegt. Het staat zwart op wit. Het critical review team is gevraagd om het allemaal te beoordelen. Dan moet het
12
team advies geven aan de stuurgroep N33. Dat zijn de gemeenten, Rijkswaterstaat, provinciale waterstaat. Het is puur een advies, niet meer. De voorzitter dankt dhr. Muijzert voor zijn bijdrage. De brief zal als C-stuk naar de Statenvergadering worden doorgeleid. De voorzitter geeft aan dat er in de pauze overleg is geweest over het werkbezoek dat de commissie zou brengen aan Aduard/Dorkwerd. Getracht wordt om dat op 13 februari te doen vanaf 13.30 uur ’s middags tot circa 16.00 uur. Dhr. Out (VVD) geeft aan dat er zo-even een ander voorstel voorbij is gekomen om ook op een datum die geen commissiedag is, een werkbezoek te plannen. In een eerdere fase is er in de commissie over gesproken dat getracht zou worden om zo veel mogelijk te clusteren. De voorzitter verzekert dat dit niet lukt. De volgende commissievergadering is er ook een werkbezoek. Men wil het toch met gezwinde spoed gaan doen, want de commissie wil zich informeren. Genoemde datum is overigens alleen nog maar een streefdatum. In principe bestaat de afspraak om de woensdag zo veel mogelijk te reserveren voor de Staten. Mw. Van Kleef (CDA) geeft te kennen dat de CDA-fractie op die datum waarschijnlijk verhinderd is. De voorzitter neemt daar kennis van. Er zal gekeken worden hoe één en ander opgelost wordt. 9.
Brief van GS van 27 november 2007, nr. 2007-20.199/48/A.12, VV betreffende Beleidseffectrapportage Noord Nederland 2006
Dhr. Miedema (GroenLinks) verklaart dat de nota een goed overzicht geeft van wat er aan beleid allemaal gebeurt in de drie noordelijke provincies. Voor een beleidseffectrapportage is het echter mager. Dhr. Miedema ziet niet echt de toegevoegde waarde van zo’n stuk voor de drie noordelijke provincies. Hij zou liever een goede beleidseffectrapportage zien voor alleen de provincie Groningen, zoals ook door de Noordelijke Rekenkamer is aanbevolen in hun onderzoek. Dhr. Swagerman (SP) is het eens met dhr. Miedema. Hij heeft nog een tweetal andere punten over de onderwerpen fiets en OV. Het onderwerp fiets zal verderop in de vergadering nog aan de orde komen. Als men kijkt naar wat in het stuk staat dan wordt bevestigd dat de SP vindt dat het uiteindelijk redelijk matig uitpakt. In het plan gaat het slechts om één extra fietsroute, terwijl er wel een conclusie is dat er dalend fietsgebruik is. Dhr. Swagerman zou verwacht hebben dat er in het vervolgtraject meer intensiviteit zou zitten. OV. De klanttevredenheid over het OV is gelijk gebleven. In de breedte zou het zo kunnen zijn. De SP heeft er toch wat vraagtekens bij. Er staat ook dat het afgelopen jaar de sterke lijnen zijn verbeterd. Dat klopt, maar dat heeft ook geleid tot het schrappen van lijnen die minder sterk waren. Er staan wat positieve zaken in, iets wat te begrijpen is, maar het is niet allemaal zo hosanna als er staat. Het rapport ziet er in de breedte overigens goed uit en is het een goed verslag. Dhr. Staghouwer (ChristenUnie) geeft te kennen dat de fractie van de ChristenUnie het een goed rapport vindt. De conclusies en aanbevelingen onderstreept zij. In reactie op de opmerking van dhr. Miedema over de Noordelijke Rekenkamer merkt dhr. Staghouwer op dat het een rapport uit 2006 is. Toen was er nog geen rapport van de Noordelijke Rekenkamer. Dhr. Miedema (GroenLinks) geeft aan dat het hem om de toekomst gaat, als er weer zo’n rapport gemaakt moet worden. Dat lijkt dhr. Miedema geen goed idee. Dhr. Staghouwer (ChristenUnie) had de indruk dat dhr. Miedema nogal negatief was over die zaak. Dhr. Kruithof (VVD) stelt dat het inmiddels 2008 is, terwijl het gaat om een beleidsevaluatie voor de periode 2000-2005. Het is rijkelijk laat. De VVD-fractie vraagt zich af wat het nut is om zoveel tijd na dato nog over zo’n rapport te spreken. Dhr. De Vey Mestdagh (D66) deelt mee dat de D66-fractie zich aansluit bij de woorden van de SP.
13
Dhr. Oosterhaven (PvhN) vraagt zich bij ‘algemene beleidsontwikkeling’ af of er sprake is van een Freudiaanse verschrijving. Er wordt gesproken over vraaggericht sturend beleid, de omslag daarvan, naar aanbodgericht volgend beleid. De fractie van de PvhN zou gaarne een toelichting hebben waarom bij de – overigens goede – evaluatie, waarin geconstateerd wordt dat het versterken van de sterke lijnen aan te bevelen is alsmede het optimaliseren van maatwerk in het landelijk gebied… De reactie van GS is dat sterke lijnen zich de afgelopen jaren hebben verbeterd met frequentieverhoging. Dat is heel mooi, daar is de PvhN zeer tevreden over. Er wordt echter helemaal niet aangegeven hoe het College wil aanhaken bij die tweede aanbeveling, het optimaliseren van het maatwerk in het landelijk gebied. Dhr. Oosterhaven zou hier graag iets over horen. Mw. Van Kleef (CDA) geeft te kennen dat het CDA tevreden is. Het is een goed en overzichtelijk geheel. Er is al het nodige gebeurd om de verkeersveiligheid te verbeteren. Met name het aantal verkeersslachtoffers is sterk afgenomen. Dat mag ook wel eens gezegd worden. Het CDA hecht er zeer aan dat het beleid verder gericht gaat worden op de zogeheten doelgroep 18-24-jarigen, om ongevallen van deze groep te beperken. Verder zijn de resultaten van de activiteiten van het overlegplatform niet zo gauw te vinden. Het College geeft aan dat het nu tijd wordt dat de maatregelen van de planfase in de uitvoeringsfase terechtkomen. Het CDA onderstreept dit en kijkt ernaar uit. Dhr. Bleker (gedeputeerde) stelt dat het beschouwingen van algemene aard zijn die hier gewisseld worden, waar het College niet direct standpunten over hoeft in te nemen. Er zijn twee uitzonderingen. Het gaat natuurlijk om de ontwikkeling richting vraaggestuurd OV-beleid en aanbod. Ten aanzien van maatwerk in het landelijk gebied stelt dhr. Bleker dat dit met name de zaken zijn waar de laatste tijd nieuwe initiatieven voor zijn: de servicebussen die in het Oldambt en in Delfzijl en omgeving zijn geïntroduceerd, die een aanzienlijke verbetering voor de bereikbaarheid van de dorpen met zich mee brengen. Het rapport zelf. Het College twijfelt ook of je op het niveau van Noord-Nederland straks weer een rapportage 2005-2010 moet maken om dat vervolgens in 2012 moet behandelen. Het College kan zich ook voorstellen dat men zich meer richt op de rapportage over effecten binnen de grenzen van de provincie op een beperkt aantal issues: op het punt van verkeersveiligheid, OV-gebruik, fietsverkeer, automobiliteit, congestie en files. Dhr. Bleker heeft ook niet echt het idee dat met zo’n rapport nu echt veel geld mee wordt verdiend. Als men er een paar miljoen mee zou kunnen binnenhalen in Den Haag, is men natuurlijk bereid om elk rapport te schrijven. Het kan best zijn de Staten in 2011 ineens niet meer dat rapport zien verschijnen. Dhr. Bleker kan zich voorstellen dat dit niet echt zou opvallen als er vervolgens op de schaal van de provincie wel wordt gerapporteerd. In tweede termijn Dhr. Oosterhaven (PvhN) verklaart het niet met de gedeputeerde eens te kunnen zijn. Verkeer en vervoer is bij uitstek een terrein waar je grensoverschrijdend bezig bent. Dat je het op het niveau van Noord-Nederland als geheel evalueert, lijkt dhr. Oosterhaven vanuit de aard van de problematiek een meer dan vanzelfsprekende zaak. Dhr. Bleker (gedeputeerde) merkt op dat dit op een enkel punt zo zou kunnen zijn. Hij ziet echter niet in wat voor baat men zou kunnen hebben bij inzicht in verkeersveiligheidscijfers op de schaal van Noord-Nederland. Als de gedeputeerde maar weet hoe het in Friesland, Drenthe, Overijssel en Groningen is, vindt hij het wel prima en hoeft hij er geen apart rapport over. Een heleboel zaken zijn binnenprovinciaal. Als men bijvoorbeeld wil kijken hoe het zit met de congestie op de aanvoer, de grote verkeersaders – Joure, Lemmer, Zwolle, Staphorst, Meppel – en men dit een beetje gezamenlijk wil bijhouden, is daar wat voor te zeggen. Dat geldt ook voor de grote OV-lijnen. Dat is dan toegespitst op de schaal van Noord-Nederland. Dit rapport is heel breed, over alle aspecten voor heel NoordNederland. De levensvatbaarheid voor de toekomst hiervan schat de gedeputeerde niet zo hoog in. De voorzitter concludeert dat de brief als C-stuk naar de Staten wordt doorgeleid. 10. Voordracht van 13 november 2007, nr. 2007-43967, VV, betreffende het lijk maken van bushaltes (28/2007 + bijlage)
toeganke-
14
Mw. Beckerman (SP) geeft aan dat in de voordracht wordt aangegeven dat op lokaal niveau is afgewogen welke haltes toegankelijk moeten worden gemaakt en dat daarbij is gekozen voor vooral belangrijke haltes bij openbare voorzieningen, zoals ziekenhuizen. Dat lijkt de SP-fractie niet meer dan logisch. Er worden slechts enkele zinnen in het plan gewijd aan de desbetreffende reizigers en de communicatie richting deze reizigers. Ook wordt in de bijlage slechts in één van de brieven van de gemeentes gesproken over contact met gehandicapten of gehandicaptenorganisaties. De meeste gemeenten spreken alleen over de cijfers en het al dan niet voldoen aan de 46 procent-norm. Ook geeft een aantal gemeenten aan niet te beschikken over gegevens over aantallen in- en uitstappers. Het plan voldoet procentueel aan de belangrijke doelstelling dat ook mensen met een functiebeperking moeten kunnen kiezen voor het reizen met het OV. Mw. Beckerman wil enkele vragen stellen aan de gedeputeerde over de communicatie en de desbetreffende reizigers. In hoeverre wordt niet alleen voldaan aan de norm van 46 procent toegankelijke haltes, maar wordt ook daadwerkelijk voldaan aan het doel van de wet? Is hierover contact geweest met reizigers en gehandicaptenorganisaties? In het stuk worden een aantal malen bussen met een zogenaamde lagevloersinstap genoemd. Er wordt echter geen relatie gelegd tussen de lijnen die gereden worden met de lagevloersbussen en de aan te passen of reeds aangepaste haltes. Het lijkt mw. Beckerman goed om te weten in hoeverre deze op elkaar aansluiten. Ze worden wel genoemd, maar niet in relatie tot elkaar gebracht. Verder wordt in de voordracht beschreven dat het OV-bureau verantwoordelijk is voor de communicatie over de toegankelijk gemaakte haltes. Het lijkt mw. Beckerman inderdaad een belangrijk punt dat reizigers weten dat zij gebruik kunnen maken van het OV. Momenteel is het zo dat je in de reisplanner via internet of telefoon kunt zien waar of wanneer er een lagevloersbus stopt op een bepaalde halte. Mw. Beckerman informeert of de routeplanner niet alleen dat kan aangeven, maar ook de relatie met de toegankelijkheid van bepaalde haltes, dat het mogelijk wordt om een reis toegankelijk goed te plannen. De gemeente Appingedam geeft in haar brief aan dat zij het van belang acht dat een aantal haltes bij scholen niet alleen toegankelijk, maar ook bereikbaar moeten zijn. Het betreft hier onder andere een halte bij het Ommelander College en een nieuw te vestigen vestiging van het Noorderpoortcollege. In lijn van het stuk, dat het belangrijk is dat haltes bij belangrijke voorzieningen als scholen voor iedereen toegankelijk moeten zijn, zou mw. Beckerman graag van de gedeputeerde willen weten of ook de bereikbaarheid van deze haltes kan worden verbeterd. Dhr. Rijploeg (PvdA) informeert wat mw. Beckerman bedoelt met bereikbaarheid. Mw. Beckerman (SP) legt uit dat de gemeente Appingedam aangeeft dat zij een nieuwe vestiging van het Noorderpoortcollege krijgt, maar dat de halte die het dichtst bij deze school gelegen is, op dit moment niet goed bereikbaar is. Nu willen zij deze halte aanpassen voor minder validen. Het lijkt mw. Beckerman van belang dat, aangezien zij aangeven dat er een probleem is met de bereikbaarheid, om te weten of dit daadwerkelijk een probleem is en of leerlingen met een functiebeperking straks daadwerkelijk die school kunnen bezoeken. In het stuk wordt gesteld dat scholen bereikbaar moeten zijn. Dhr. Rijploeg (PvdA) heeft een redelijke waardering voor de aanpak. Er is sprake van een iets hoger percentage dan noodzakelijk. Het is natuurlijk voor mensen die er last van hebben, altijd prettig dat alle haltes zijn aangepast. Het is goed om op deze wijze te werk te gaan. Het is prachtig als je in de bus kunt stappen, maar je wilt er ook weer uit. Het komt nogal eens voor dat mensen uit de bus willen op belangrijke knooppunten. Dat wordt ook genoemd. Wat is het belangrijkste knooppunt in deze provincie? Het Centraal Station in de Stad. Dat voldoet niet aan deze criteria. Het is daar misschien ook wat lastig, maar het komt er niet in voor, iets wat dhr. Rijploeg verbaast. Mw. Van Kleef (CDA) verklaart dat CDA-fractie zich geheel kan vinden in de voordracht. Provinciebreed is te zien dat het OV in de lift zit. Dat de haltes bij de tijd gemaakt worden, is een belangrijke service naar de passagiers toe. Van de 25 gemeenten zijn er vijf die geen halteplan hebben ingediend. Wat doen die overige vijf? De gemeente Appingedam vraagt naar de mogelijkheden om de bereikbaarheid en toegankelijkheid van enkele halteplaatsen te verbeteren. Hoe staat het daarmee? Dhr. Bleker (gedeputeerde) bevestigt dat er contact is geweest met patiënten- en consumentenorganisaties. Mw. Beckerman stelde dat er straks wel toegankelijke haltes zijn, maar dat er niet altijd lagevloerbussen zijn. Met ingang van 2010 rijden er uitsluitend lagevloerbussen. De suggestie van mw. Beckerman over de informatie die in de reisplanner zou moeten, is een goede. Het College wil dit met het OV-bureau opnemen. De provincie zal de gemeente Appingedam nog eens uitnodigen om eens precies aan te geven wat ze nu eigenlijk willen als het gaat om betere situering of bereikbaarheid van
15
de haltes voor die scholen. Dhr. Rijploeg heeft een goed punt waar het gaat om het Centraal Station in Groningen. Het College zal dat met de beheerder van dat gebied (de gemeente Groningen) in eerste aanleg opnemen. Dhr. Bleker zal mw. Dekker hierover benaderen. Inderdaad, men moet ook uit kunnen stappen. Met deze aanpak wordt niet alleen procentueel, maar ook naar letter en geest voldaan aan de wet. Inmiddels hebben alle gemeenten een plan ingediend. De voorzitter constateert dat het stuk als B-stuk naar de Staten gaat. 11.
Voordracht van 20 november 2007, nr. 2007-21.171, WB, betreffende overdracht wegvak N986 Ruischerbrug-Klein Harkstede aan de gemeente Groningen (29/2007)
Dhr. Out (VVD) merkt op dat de voordracht over een wegvak gaat. Vervolgens wordt steeds over een ‘wegvakje’ gesproken. Dhr. Out is vanmiddag bij het vliegveld geweest. Daar werd 750 meter als een ‘vakje’ weggezet. Hij zou ‘wegvakje’ zelf niet gebruiken. Dhr. Bleker (gedeputeerde) is het met dhr. Out eens. Verkleinwoorden dienen systematisch te worden verwijderd uit provinciale stukken. Het zijn tenslotte geen stukken van het ‘provincietje’ maar van het provinciebestuur. En geen ‘stukjes’! De voorzitter stelt voor om de voordracht als B-stuk naar de Staten te sturen. 12. Voordracht 27 november 2007, nr. 2007-55809, BW, betreffende project binding Oldambtmeer-Beerta (31/2007)
vaarver-
Dhr. Bultje (PvdA) geeft te kennen dat de PvdA-fractie niet alleen content was dat de voordracht de woorden ‘peddel- en pedaalstation’ bevatte – iets wat een bijzondere aanvulling op de Nederlandse taal gaat worden en zo snel mogelijk moet worden opgenomen in de Van Dale –, dhr. Bultje was bovendien enigszins gefascineerd door de opzet van het stuk. Er staat in dat er veel besluiten zijn genomen, dat men met de voorbereidingen is gestart, dat de financiering rond is. Eigenlijk is het een soort samenvatting van het hele verhaal. Op de laatste bladzijde wordt echter verzocht om een krediet ter beschikking te stellen van € 7 miljoen, terwijl daar in het stuk niet op wordt terug gekomen. Er worden wel bedragen genoemd, uiteindelijk komt dhr. Bultje wel op dit bedrag uit, maar er komt niet in het stuk naar voren dat men geacht wordt in eerste instantie garant te staan voor dat bedrag en dat het geld op een andere manier weer terugkomt. Dhr. Bultje neemt aan dat dit de opzet is, maar het staat volgens hem niet in het stuk. Het had iets anders gekund. Daarnaast vroeg dhr. Bultje zich af of er bij de werkzaamheden gekeken wordt naar de timing, dat de werkzaamheden dus zo worden uitgevoerd dat er bijvoorbeeld geen alternatieve routes hoeven worden ingevoerd. Dhr. Bultje wenst te vernemen of dit gebeurt of niet, aangezien het niet in het stuk staat. Voorts informeert hij waar de besparing van € 250.000 bij het Beersterdiep in zit. Dhr. Staghouwer (ChristenUnie) verklaart dat de ChristenUnie content is met deze voordracht en met de mogelijkheden die deze voor dat gebied met zich meebrengt. In het stuk wordt gesproken over doortrekking richting Dollard. Dhr. Staghouwer vraagt of hier meer over te zeggen valt. Enkele maanden geleden zijn de risico’s en de financiële situatie bij het Zuidlaardermeer aan de orde geweest. Daar is nogal wat ontglipt. Dhr. Staghouwer wenst te vernemen of hier ook risico’s aan zitten en of deze ook in kaart zijn gebracht. Wanneer is met betrekking tot de peilproblematiek duidelijk wat de situatie is? Dhr. Gerritsen (gedeputeerde) stelt dat dhr. Bultje terecht concludeert dat dit een samenvatting is van een door anderen genomen besluit, maar ook door de provincie of het SNN genomen besluiten. De enige uitzondering is het bedrag van € 75.000 van het ESFI-budget recreatieve vaarroutes. Dat is een nieuw besluit dat het hele verhaal rond maakt. Het klopt dat dit een formele stap is, dat op basis van toezeggingen en andere besluiten deze middelen beschikbaar zullen worden gesteld. Het had best even uitgelegd kunnen worden hoe dat technisch allemaal werkt. Hoe zit het met de timing om overlast etc. te voorkomen? De gedeputeerde zal hier aandacht voor vragen bij de Dienst. De besparingen bij het Beersterdiep van € 250.000 hebben te maken met de financiering van een eventuele sluis. Er vindt op dit moment onderzoek plaats over hoe het allemaal moet gebeuren: of er een sluis moet komen, hoe die er dan moet komen. Er is een voorziening voor de financiering getroffen, onder
16
andere de bezuinigingen op de werkzaamheden van het Beersterdiep. Wat dat precies is, kan de ge1 deputeerde nu niet zeggen. Hij zal dit via het verslag melden. Het doortrekken naar de Dollard is in de planvorming wel bekeken, maar daar wordt nu niet in voorzien. Het gaat voorlopig niet gebeuren, want het is heel duur. Het gaat nu echt vooral om ervoor te zorgen dat Beerta aan het water komt, er een jachthaven gerealiseerd wordt, een brug en vervolgens de aansluiting op de Blauwe Stad. Het is heel waardevol voor het dorp Beerta om daarmee ook te profiteren van het toerisme en de toegenomen vaarrecreatie op de Blauwe Stad, zodat ook Beerta in de ring van de Blauwe Stad beter gaat profiteren van de Blauwe Stad. Dhr. Staghouwer (ChristenUnie) heeft een aanvullende vraag. In de tekst staat duidelijk dat er met de uitwerking rekening wordt gehouden met het doortrekken. Betekent dit dat die zin niet in het stuk thuishoort? Dhr. Gerritsen (gedeputeerde) acht dit inderdaad een te premature formulering. Het is op dit moment nog niet aan de orde. Het is wel bekeken, maar is voorlopig nog niet aan de orde. Risico’s. De gedeputeerde zal het controleren en indien nodig aanvullen. Bij de vaarverbinding Zuidlaardermeer-Oost-Groningen had je het traject naar Veendam, waar het gaat om grondverwerving. Volgens dhr. Gerritsen doen die risico’s zich niet voor in dit traject. Hij zegt dit echter onder voorbehoud. Als het anders is, zal hij dit via het verslag melden. In tweede termijn Dhr. Bultje (PvdA) verklaart dat de PvdA akkoord gaat met de voordracht. De gedeputeerde stelt dat € 75.000 nieuw is. Het moet ter beschikking worden gesteld op basis van een proces dat al gaande is. Het is nog niet bekend wat gedaan zal worden, dat moet nog overlegd worden. Waarom is er juist op dit moment voor gekozen om dit nu aan de orde te stellen, terwijl feitelijk al die andere besluiten al genomen zijn? Waarom was het op dit moment, terwijl het nog niet uitgekristalliseerd was, nodig om voor die extra € 75.000 vanuit Groningen te vragen? Dhr. Gerritsen (gedeputeerde) legt uit dat dit komt omdat die € 75.000 eerst ten laste van een ander budget is gebracht. Het bleek dat dit budget uitgeput was, dus moet hier aanvullend een besluit genomen worden dat die € 75.000 op deze manier besteed wordt en vervolgens ook ter beschikking wordt gesteld. Dhr. Bultje (PvdA) stelt dat zijn punt is dat het besluit moet worden genomen op het moment dat nog niet duidelijk is wat er nu feitelijk gedaan zal worden, waar het voor ter beschikking wordt gesteld. Dhr. Gerritsen (gedeputeerde) stelt dat het in zijn ogen volstrekt duidelijk is wat er hier gaat gebeuren. Dhr. Bultje (PvdA) merkt op dat dit op dat punt niet het geval is. Er gaat overlegd worden over dat peilverschil. Dhr. Gerritsen (gedeputeerde) beaamt dit. Het punt van de sluis is gemarkeerd, maar er is ook in de bijlage aangegeven hoe daar mee omgegaan wordt. Op dat punt is voorzien in de financiering als die sluis gaat gebeuren. De voorzitter concludeert dat het stuk als B-stuk naar de Staten kan. 13.
Brief van GS van 4 december 2007, nr. 2007-48.664/49/A.10, VV betreffende Aanvullende reactie rapport Noordelijke Rekenkamer + rapport Mobiliteit in Noord Nederland
Dhr. Swagerman (SP) geeft aan dat hij specifieke vragen gesteld had, derhalve veronderstelt hij er zijn reactie op te mogen geven. Hij wil de vragen één voor één bij langs gaan. Blz. 4. Dhr. Swagerman had geconstateerd dat er nogal wat samenhang was tussen het wel of niet realiseren van de HSL en de overige mobiliteitsvragen. Die verwevenheid was ontzettend groot. De vraag van dhr. Swagerman was – ook al realiseerde hij zich dat het nog wat vroeg was – of 1
Het antwoord is achteraan dit verslag gevoegd.
17
het College al enige gedachtegangen daarover had, want binnen twee weken zou die besluitvorming plaatsvinden. De reactie is: het nieuwe POP is in voorbereiding, de provinciale inzet voor wat de snelle treinverbinding met de Randstad laat niets aan onduidelijkheid over. Het College acht een reactie derhalve niet aan de orde. Volgens dhr. Swagerman is dat niet het antwoord op de vraag die hij heeft gesteld. Het College zegt niet te hebben nagedacht, maar dat gelooft dhr. Swagerman niet. Het College wist toen ook al – en dat is te zien aan de latere discussie – dat de kans op het doorgaan van HSL op dat moment ook al niet zo heel groot was. Het belangrijkste is dat dhr. Swagerman geen antwoord heeft gekregen op de vraag. Hij zou dat alsnog willen, zeker nu, misschien niet naar aanleiding van deze rapportage, maar hij wil gaarne vernemen van het College hoe zij denken om te gaan met het feit dat de HSL nu alsnog niet doorgaat en wat de invloed daarvan is op al die mobiliteitsstukken zoals die hier behandeld zijn, want het heeft nogal wat impact, bijvoorbeeld op de stellingname voor wat betreft het POP. De volgende vraag is beantwoord met “in onze brief zijn wij ingegaan”. Dhr. Swagerman spreekt zijn dank hiervoor uit. Het klopt dat het College hier op is ingegaan. Er zijn voorstellen tot verbetering ingevoerd. De volgende vraag van dhr. Swagerman ging over de beoogde resultaten dan wel behaalde resultaten. Er was een toegevoegde vraag of het College mogelijk nieuw inzicht heeft in eventuele andere onderzoeken of afgelopen onderzoeken. De reactie is: het gaat hier om beoogde resultaten. Het is niet verbazingwekkend dat de reactie van dhr. Swagerman net zo is als de vorige keer: hij heeft niets aan beoogde resultaten. Daar heeft hij iets aan op het moment dat men iets wil bereiken. Dhr. Swagerman zou ook graag de behaalde resultaten straks teruggekoppeld willen hebben, want dat was bij het vorige Rekenkameronderzoek ook niet toegezegd en dhr. Swagerman zou het hier graag willen indien dat mogelijk is. Het antwoord op vraag 3 op blz. 5 is: “Het lijkt ons de moeite waard te kijken”. Dhr. Swagerman beschouwt dit als een fantastische uitspraak, die hij ook gezegd zou kunnen hebben. Maar als het College het de moeite waard lijkt, kan het College het ook gewoon doen. Dhr. Swagerman zou de zin veranderd willen zien in: “Wij gaan kijken of wij in de kwartaalrap…” Dhr. Bleker (gedeputeerde) (microfoon staat uit) interrumpeert en geeft aan dat het College gaat kijken, omdat het College het de moeite waard lijkt. Dhr. Swagerman (SP) stelt dat het een niet logischerwijs het gevolg is van het ander. De volgende beantwoording. De bereidheid om hier verder aan te blijven werken staat ook in de brief. Dat is ook heel goed. Vraag vijf is ook prima beantwoord. Vraag zes eigenlijk ook. Dhr. Bleker (gedeputeerde) (microfoon staat uit) stelt dat het dus eigenlijk toch wel een voldoende is. Dhr. Swagerman (SP) noemt het tot dusverre een zes min en vervolgt met de reactie op vraag zeven. Dhr. Swagerman vindt het redelijk kwalijk wat daar gezegd wordt, hij vraagt zich af of de gedeputeerde dat gelezen heeft. Er staat: “Wij hebben deze voordrachten er niet op nagelezen, maar kunnen ons niet voorstellen, etc.” Als dhr. Swagerman vraagt om een reactie, dan verwacht hij op zijn minst dat er moeite wordt gedaan om de vraag te beantwoorden. Daarvoor was het noodzakelijk geweest om ook te lezen wat er staat. Dat kan dhr. Swagerman zich eventueel persoonlijk aantrekken. Hij wil er ook de aandacht op vestigen – en dat acht hij nog kwalijker – dat het College daarmee ook de Noordelijke Rekenkamer diskwalificeert, want die stelt dat letterlijk. De Noordelijke Rekenkamer stelt in het verslag dat het een feitelijke constatering is, waarbij hoor en wederhoor heeft plaatsgevonden. Als de gedeputeerde nu zegt dat hij het niet heeft laten lezen en dat hij zich niet kan voorstellen dat Provinciale Staten etc., lijkt de dhr. Swagerman dat heel sterk, want de eigen ambtenaren hebben feitelijk medegedeeld aan de Noordelijke Rekenkamer dat hier zaken gebeurd zijn. Dhr. Swagerman wil derhalve die vraag heel graag normaal beantwoord hebben, aangezien dit niet strookt met wat er in het onderzoek is gebeurd. Dhr. Miedema (GroenLinks) stelt dat er al uitgebreid is gesproken over het rapport van de Rekenkamer, derhalve gaat hij alleen in op de aanvullende reactie die het College nu nog gegeven heeft. Belangrijkste wijziging is dat het College nu voorstelt om een tienjareninvesteringsplan op te gaan stellen. GroenLinks vindt dit positief, omdat dit het hele verkeersbeleid helderder en overzichtelijker maakt. Ook wil men na realisatie van het project rapporteren over de effecten van die maatregel. Dat is eveneens positief, maar het is wel de vraag of dit voldoende is om echt de effectiviteit van het beleid te kunnen bepalen. Wellicht is er toch een aparte effectstudie voor het provinciale verkeersbeleid
18
voor nodig. Dat zou in de plaats kunnen komen van de noordelijke beleidseffectstudie. Wat nog overblijft, is de vraag of het verkeersbeleid wel voldoende onderbouwd is, met name in het POP, en of daar wel voldoende naar wordt verwezen. GS blijven hier kritisch op de aanbevelingen van de Rekenkamer. Dhr. Miedema vindt dit jammer. Hij heeft erover nagedacht wat hieraan gedaan zou kunnen worden. In Friesland en Drenthe stelt men nog wel een eigen provinciaal verkeers- en vervoersplan op. Dhr. Miedema heeft het idee dat in het POP het verkeersbeleid wat ondersneeuwt bij het ruimtelijk ordeningsbeleid. Wellicht dat Groningen ook nog een eigen provinciaal verkeers- en vervoersplan zou moeten opstellen, zodat je daar een goede onderbouwing van het hele beleid krijgt. Dhr. Miedema is benieuwd hoe de gedeputeerde hierover denkt. GroenLinks zou dit graag als discussiestuk naar de Staten willen, zodat de Staten het hele dossier kunnen afhandelen. Dhr. Staghouwer (ChristenUnie) geeft te kennen de stukken met veel plezier te hebben gelezen. Hij ziet in het stuk een lerend College verschijnen. Er is wat kritiek geweest op de eerste reactie van het College ten aanzien van het rapport van de Noordelijke Rekenkamer. Hier is duidelijk sprake van een andere houding, namelijk dat men leert van de kritieken die men heeft ontvangen. Dat verdient waardering. Dhr. Kruithof (VVD) stelt dat dhr. Miedema het zo-even had over de kritische reactie van het College op een bepaald onderdeel van het rapport van de Rekenkamer, namelijk de samenhang in beleid. De VVD is net als het College kritisch op de Rekenkamer op dat punt. Dhr. De Vey Mestdagh (D66) geeft aan in de trant van de ChristenUnie zou wil reageren dat het College het niet eens is met de Rekenkamer, maar wel een aantal maatregelen voorstelt die feitelijk tegemoet komen aan in elk geval een belangrijk deel van de kritiek zoals die door de Rekenkamer is gesteld. Als het over de jaarlijkse bijstelling van het tienjarenplan gaat, kan daar dan eventueel de terugkoppeling naar ambitie in zitten? Dhr. Oosterhaven (PvhN) merkt op dat drie keer scheepsrecht is. Ook hij heeft vastgesteld dat GS heel kritisch zijn over de conclusies van het rapport, maar wel de aanbevelingen volgen. De Staten kunnen daar heel blij mee zijn. Geconstateerd kan worden dat de Rekenkamer een uitstekend instrument voor de Staten is om te helpen bij de controle van het College. Met dhr. Swagerman heeft dhr. Oosterhaven problemen met de reactie van de gedeputeerde zo-even. Hij zou graag willen dat er meer zou gebeuren dan kijken. Het zou gewoon in de kwartaalrapportages moeten komen. Dhr. Oosterhaven ziet niet in waarom dat niet zou kunnen. Hij zou met name een serieus antwoord op vraag 7 van de SP horen, want de PvhN had exact dezelfde vraag. Dhr. Stavenga (PvdA) geeft aan zich ook te zullen beperken tot die aanvullende reactie. De toezeggingen die daarin gedaan worden zijn volgens de PvdA-fractie voldoende. De belangrijkste aanbevelingen van het rapport van de Rekenkamer zijn overgenomen. Ten aanzien van de kwartaalrapportage en de daarin opgenomen effectrapportage ziet de PvdA de nadere uitwerking – om via een groeitraject te komen tot verbetering van die rapportage – die daar wordt gesteld, graag tegemoet. Daar waar het gaat om de gezamenlijke inspanningen van provincies met gemeenten en/of met de andere provincies zal die rapportage ook daar wel in moeten voorzien, maar alleen wanneer de provincie Groningen daar een rol in speelt. De PvdA onderschrijft de stelling van GS daarin. Dhr. Bleker (gedeputeerde) merkt op dat als je veel complimenten krijgt voor het feit dat je geleerd hebt, dit een beetje een compliment is met een dubbele bodem. Het College neemt die complimenten toch volgaarne aan, want het is gewoon zo. Dat is overigens niet alleen dankzij de Rekenkamer, maar ook dankzij de manier waarop de Staten daarover destijds in de commissievergadering gesproken hebben. Dat is voor het College reden geweest om die reactie van 4 december te maken. 2 De vraag onder punt 7 zal de gedeputeerde via het verslag beantwoorden. De gedeputeerde erkent dat de beantwoording niet duidelijk is. Het College heeft alle voordrachten op het vlak van verkeer en vervoer vanaf 2000 aan de Noordelijke Rekenkamer verstrekt. Dat was een hele stapel. De Noordelijke Rekenkamer heeft zich uiteindelijk beperkt tot die van de periode 2004-2006. Het College zal er nog even specifiek naar kijken hoe het zit op dit punt, middels een annex aan het verslag. De passage in de brief van het College van 4 december over de snelle treinverbinding moet men natuurlijk wel zien in de historische situatie van dat moment, namelijk dat er nog volop werd gevochten voor de snelle treinverbinding. Als men daar nog volop voor aan het vechten is, is het niet zo 2
Het antwoord is achteraan dit verslag gevoegd.
19
verstandig om in enig provinciaal stuk al in te gaan op de situatie dat de snelle treinverbinding er niet zou komen. Het is niet waarschijnlijk dat Den Haag en minister Eurlings zo’n brief van 4 december van het College zou lezen, maar je weet maar nooit. Als het College in de brief had gezegd al na te hebben gedacht over het niet doorgaan van de snelle treinverbinding, dan was er ongetwijfeld een slim en alert Statenlid geweest dat opmerkt dat het College de snelle treinverbinding al heeft opgegeven. Dan waren de rapen ook gaar geweest. Heeft het consequenties dat de snelle treinverbinding niet doorgaat? Vanzelfsprekend. In de eerste plaats beoogde de snelle treinverbinding ook voor de lange termijn een bepaalde demografische ontwikkeling – aantallen mensen die hier zouden gaan wonen. Dat zou ook weer tot mobiliteit in het gebied leiden. Daarnaast is het spoorverbinding met een bepaalde betekenis in het stedelijk netwerk Groningen-Assen. Het heeft betekenis dat is waar. Daar zal men op de een of andere manier in het POP en in de plannen rond Kolibri rekening mee gehouden moeten worden. Die consequentie had het College toen al wel in zijn hoofd, maar wilde deze nog niet aan de buitenwereld prijsgeven. Dhr. Swagerman (SP) begrijpt dit, want het College heeft het ook niet opgenomen in het analysedocument voor het POP, waarschijnlijk om dezelfde reden. Misschien komt het in het kader van de POP-discussie. Dhr. Bleker (gedeputeerde) stelt in de richting van dhr. Miedema dat je effecten op het niveau van afzonderlijke investeringen kunt bezien. De rotonde bij Garrelsweer leidt, als je over vijf jaar kijkt, ongetwijfeld tot een lager ongevallencijfer dan de situatie daarvoor. Uiteindelijk is het College natuurlijk niet in afzonderlijke maatregelen geïnteresseerd in de vraag of het door het nemen van een systematische reeks van maatregelen veiliger wordt, of de congestie achteruitloopt, of het OV beter wordt benut, etc. Dat type van informatie, op dat abstractieniveau, moet het College wel periodiek via de eigen verkeers- en vervoersmonitor kenbaar maken. De gedeputeerde denkt niet dat de provincie toe moet naar een eigen provinciaal verkeer- en vervoerplan. Het kan beter in het POP worden gedaan. Vervolgens kan in het tienjarenplan een onderbouwing worden gegeven waarom het College deze projecten voor de komende tien jaar op het terrein van wegeninfrastructuur, fietspaden, OV-infrastructuur wil doen, met welk doel, gerelateerd aan het POP. Dat lijkt dhr. Bleker beter dan dat er een meerjarenprogramma is, een provinciaal verkeer- en vervoerplan en het POP. Dhr. Miedema (GroenLinks) vraagt of de gedeputeerde het niet met hem eens is dat in het POP het verkeersbeleid wat ondersneeuwt bij het ruimtelijk ordeningsbeleid en dat het daardoor een heel globaal niveau krijgt. Dhr. Bleker (gedeputeerde) geeft te kennen dat hij wel eens tegen gedeputeerde Calon zegt: “Jij maakt de plannen en ik zorg dat er asfalt en wegen en sporen lopen”. Het is niet erg dat er niet zo veel over verkeer en vervoer in het POP staat, als er maar genoeg geld is om de goede dingen te doen. Dhr. Hilverts (ChristenUnie) vult aan dat de Staten bovendien zelf bij het opstellen van het POP betrokken zijn. Dhr. Bleker (gedeputeerde) vindt het POP belangrijk, maar soms denkt hij wel eens dat er mensen zijn die het POP belangrijker vinden dat hijzelf. Men moet er geen half heilig boek van maken, dat interactief wordt gemaakt. Dat is trouwens niet uniek, want de Bijbel is ook interactief tot stand gekomen, dat blijkt uit de verschillende schrijvers, die weer op elkaar reageren. Het was eigenlijk het eerste interactieve boek. Dhr. Bleker vertelt dat hij momenteel het boek van de huidige paus leest. Deze heeft een boek geschreven over de Jezus-figuur in de Bijbel en in andere geschriften. Daarin is het interactieve proces heel aardig in geschetst, zonder dat hij het er trouwens over heeft. Dhr. Oosterhaven (PvhN) merkt op dat dhr. Bleker vraag 3 van de SP niet heeft beantwoord. Daar was de gedeputeerde in de eerste ronde ook al zo vrolijk over, dus het zou mooi zijn als hij nu een keer serieus zou kunnen zijn. Dhr. Bleker (gedeputeerde) geeft aan dat hij die vraag wel heeft beantwoord. Het College zal in die kwartaalrapportages ook waar mogelijk informatie geven over wat er aan effecten heeft opgetreden, ook nadat het project is afgesloten.
20
Dhr. Oosterhaven (PvhN) geeft aan dat de vraag betrekking had op de verwijzing naar de begroting. Dit lijkt dhr. Oosterhaven wel zo belangrijk als de effecten, al zijn effecten ook niet onbelangrijk. Het gaat om de koppeling begroting-kwartaalrapportages. Dhr. Bleker (gedeputeerde) geeft te kennen dat het College dit gaat doen. Dhr. De Vey Mestdagh (D66) is zeer verbaasd over de opmerking van de gedeputeerde met betrekking tot het verkeers- en vervoersplan. Als de Staten zichzelf serieus nemen, is het wel degelijk van belang dat hier de uitgangspunten en de visie voorbijkomen die ten grondslag liggen aan het totale verkeers- en vervoerssysteem zoals dit in Groningen wordt gewenst. In reactie op de opstelling dat dhr. Bleker alleen maar uitvoert, stelt dhr. De Vey Mestdagh dat hij hoopt dat dhr. Bleker meer doet dan alleen maar ambtenaar zijn en dat hij de Staten deelgenoot wil maken van de visie die daarbij hoort. Hij had het beter gevonden als de gedeputeerde had gezegd dat in het POP de algemene zaken worden vastgelegd. Dat hij dat aan zijn collega overlaat, vindt dhr. De Vey Mestdagh tot daar aan toe, maar er dient met name op gewezen te worden dat het op zijn minst geconcretiseerd wordt in het tienjareninvesteringsplan. Dhr. Bleker (gedeputeerde) geeft aan dat hij het zo had willen zeggen. Volgens hem heeft hij het ook zo gezegd, alleen een beetje cryptisch en kort door de bocht. In het POP staan ook waar het gaat om verkeer en vervoer de grote lijnen en in het tienjarenplan wordt dit op een systematische manier onderbouwd vanuit het perspectief van verkeer en vervoer. Als die twee zaken er zijn, heeft de gedeputeerde geen behoefte aan een separaat verkeer- en vervoerdocument. Dhr. Stavenga (PvdA) stelt dat het maar net is welke naam je aan het beestje geeft. Als je het vervolgens helemaal uit gaat werken in plannen, heb je het toch in wezen over een verkeers- en vervoersplan? Dhr. Bleker (gedeputeerde) merkt op dat men ervan uit ging dat er een POP was. Nu is het verkeeren vervoerplan geïntegreerd in het POP. Er komt een tienjarenprogramma, waarin ook die link wordt gelegd. Vervolgens wordt hier vanuit de commissie gezegd dat er nog iets anders moet komen, namelijk een provinciaal verkeer- en vervoerplan. Dhr. Bleker zit dit niet zitten. Dhr. De Vey Mestdagh (D66) stelt dat het wel degelijk noodzakelijk is om op basis van visie die zaken te ontwikkelen. Het kan een grapje van de gedeputeerde geweest zijn. Dhr. De Vey Mestdagh is blij dat dhr. Bleker dat in elk geval recht trekt. De voorzitter constateert dat er al heel vroegtijdig een gedachte lag van dhr. Miedema om het als bespreekpunt naar de Staten te sturen. Dat was nog voordat er ook maar een enkele reactie van de gedeputeerde was. De voorzitter vraagt de commissieleden of zij ook vinden dat dit als bespreekpunt moet worden doorgeleid, terwijl er geen reden blijkt voor een tweede termijn. Kan het als C-stuk naar de Staten? Dhr. Miedema (GroenLinks) vindt dat het als A-stuk naar de Staten moet. Dit is een belangrijk onderzoek. Het dient in de Staten besproken te worden. Dhr. Staghouwer (ChristenUnie) constateert dat de meerderheid van de commissie heel duidelijk is in haar stellingname. Hij zou dit graag zien als stelling van deze commissie. De voorzitter neemt dit over. Hij hoort links en rechts dat het als C-stuk naar de Staten gaat. Dit wordt als zodanig besloten. Dhr. De Vey Mestdagh (D66) werpt tegen dat dit niet kan. Als er één partij het als A-stuk in de Staten wil bespreken, moet het geagendeerd worden. De voorzitter ontkent. Het is een gewoonte die er in is geslopen. Het reglement van orde is bekeken. Dhr. De Vey Mestdagh (D66) wil het bij dezen dan in elk geval ondersteunen.
21
Dhr. Swagerman (SP) wil het dan ook ondersteunen. Dan zal besloten moeten worden om deze gewoonte formeel niet meer toe te staan. De commissie kan ook afspreken dat alleen GroenLinks het woord voert in zo’n geval, dan is het ook snel klaar. De voorzitter legt uit dat de voorzitters van de commissie bij elkaar hebben gezeten om te evalueren hoe de zaken in de commissies gingen. Daar is ook een begeleider van het debat bij geweest. Toen heeft men zich afgevraagd of het nu zinnig is om de gewoonte die er zo hier en daar is ingeslopen, te handhaven, dat als feitelijk de discussie geluwd is en alle ins and outs behandeld zijn, of het dan de goede weg is als op verzoek van één fractie het in de Staten als bespreekpunt behandeld zal worden. Toen is gezamenlijk besloten dat de Staten dit bepalen. Als er maar één is die dat ondersteunt en de rest ondersteunt het niet, kan ook de vraag aan de commissie worden voorgelegd of men het meent dat men het niet in de volle breedte ondersteunt. Men wil proberen om het dan toch als C-stuk naar de Staten te brengen. Dat is de discussie geweest. Dat heeft de voorzitter ertoe gebracht om op dit moment aan te geven dat er al in eerste termijn, terwijl er nog geen enkele discussie geweest was, door dhr. Miedema gevraagd om het sowieso te bespreken en het dus als A-stuk naar de Staten door te geleiden. Daarom stelt dhr. Rijzebol de vraag of daar nu nog aanleiding toe is. Toen kreeg hij links en rechts te horen dat die aanleiding er in principe niet is. Nu verandert dat gedurende de rit. De voorzitter wil erop wijzen dat het de vraag is of het efficiënt handelen in het kader van de Staten is om één vraag altijd te honoreren. Nu is het verzoek ondersteund door dhr. De Vey Mestdagh, dhr. Swagerman en dhr. Oosterhaven om het wel te doen. Dhr. Oosterhaven (PvhN) vraagt dhr. Miedema of hij het nu echt serieus, nadat het rapport van de Rekenkamer en de reacties erop door GS in vorige vergaderingen en nu opnieuw uitvoerig aan de orde geweest zijn, in de Staten wenst te behandelen. Dhr. Oosterhaven vraagt dhr. Miedema zijn verzoek te heroverwegen. Er is geen redelijke grond om dat nu weer opnieuw in de Staten te bespreken. De voorzitter vraagt of dhr. Miedema als doel heeft om een motie in de Staten in te dienen. Dhr. Miedema (GroenLinks) geeft te kennen hier nog over na te denken. Dhr. Staghouwer (ChristenUnie) wenst een aanvulling van dhr. Miedema. Wat is het punt in het rapport waarover dhr. Miedema verder wil discussiëren? Dhr. Miedema (GroenLinks) stelt dat het gaat over de vraag of de onderbouwing van het beleid op dit moment wel goed geregeld is, of dat in het POP goed gaat. Dat is ook één van de fundamentele kritiek punten van de Noordelijke Rekenkamer. Dhr. Miedema is er nog niet tevreden over hoe dat nu door de gedeputeerde wordt verwoord. Dhr. Staghouwer (ChristenUnie) werpt tegen dat de discussie in het POP nog uitgebreid aan de orde zal komen. Dhr. Miedema (GroenLinks) geeft aan dat het gaat om de vraag of het POP daarvoor voldoende is of dat je daar niet toch zo’n provinciaal verkeer- en vervoerplan voor zou moeten hebben. Dhr. Swagerman (SP) vraagt of het aan de voorzitters van de commissies – die een training krijgen in debatteren – is om… De voorzitter geeft aan dat het aan de Staten is. Dhr. Swagerman (SP) stelt voor om het op 23 januari op de agenda van het Presidium te zetten. Als het Presidium met net zo’n grote meerderheid besluit om deze gewoonte af te schaffen, kan het in stemming worden gebracht bij de Staten. Als die het vervolgens besluiten, is het besloten. Dhr. Kruithof (VVD) verklaart dat het reglement van orde op dit punt glashelder is. De Staten stellen hun eigen agenda vast. Als de Staten in meerderheid besluiten om een onderwerp niet op de agenda te zetten, komt het gewoon niet op de agenda. Daar hoeft geen apart besluit over genomen te worden. Dhr. Swagerman (SP) geeft aan dat als het in de afgelopen vijf jaar dat hij Statenlid is altijd is gebeurd, hij het correct en net vindt dat je niet verwijst naar het reglement dat dit uitsluit op een moment
22
dat dit iedereen uitkomt, maar dat nu dan ook formeel wordt besloten dat het reglement van nu af aan c.q. vanaf de volgende zitting straks zal worden gehandhaafd. Dit biedt namelijk ook mogelijkheden tot blokvorming waardoor andere fracties totaal niet meer aan bod komen. Dat is ook een risico voor elke oppositiepartij. De voorzitter stelt dat het absoluut niet de bedoeling is om tot blokvorming te komen. Het is de bedoeling om te vervolgen zoals het in het verleden ook altijd gegaan is, dat de discussie in de Staten een doel moet dienen. Tot nu toe bleef een bepaald punt niet helder of was een fractie voornemens om iets te doen of een bepaald punt nadrukkelijk te agenderen om haar punt binnen te halen. Dat is hier nog niet geproefd. Als dit wordt geproefd en dhr. Miedema aangeeft waarschijnlijk voornemens is om een motie in te dienen, dan is het helder. Dan moet het verder besproken worden. Hier is niemand die het gaat blokkeren om het in de Staten te bespreken. Men moet wel met elkaar proberen om zo efficiënt mogelijk te vergaderen. Dat kan heel duidelijk worden door als hier de discussie geluwd is, de discussie helder is – zelfs al is men het er niet mee eens. Als je verder geen punt meer te maken hebt in de Staten, zou het als C-stuk naar de Staten doorgeleid dienen te worden. Het moet iets toevoegen. Dat is voor een vruchtbare discussie erg belangrijk. Dhr. De Vey Mestdagh (D66) wil onderschrijven wat de SP naar voren bracht. Het risico bestaat namelijk ook dat men vervolgens binnen de commissie de mond houdt om in de Staten voldoende toe te kunnen voegen. Zoals de voorzitter het nu voorstelt, zitten er allerlei haken en ogen aan. Dhr. Staghouwer (ChristenUnie) geeft aan dat de commissie heel duidelijk is om enkele technische zaken en inhoudelijke zaken te bespreken. De uiteindelijke politieke afweging wordt in de Staten gemaakt. Dhr. De Vey Mestdagh (D66) merkt op dat GroenLinks aangeeft dat zij de politieke afweging wil maken in de Staten met betrekking tot het verkeer- en vervoerplan en overweegt om daarover een motie in te dienen. Daarmee lijkt het rijp om in de Staten te bespreken. De voorzitter geeft te kennen dat deze discussie wordt opgeschreven. Er zal aan het Presidium worden gevraagd om daar iets van te vinden. In dit geval, omdat het iets breder is dan alleen de fractie van GroenLinks, gaat dit punt wel als bespreekpunt naar de Staten. De voorzitter kan zich voorstellen dat er dan ook een zienswijze of een motie of wat dan ook, aan wordt toegevoegd en dat er dan een vruchtbare discussie gaat plaatsvinden. Daarmee is de discussie even geparkeerd. Men komt erop terug. Aldus wordt besloten. 14. a. b. c.
Energie Brief van GS van 9 oktober 2007, nr. 2007-37611/40, CK, betreffende energieakkoord rijk en Noord-Nederland Brief van GS van 27 november 2007, nr.2007-47.174/48/A.16, MB betreffende Actieplan energie in de Gebouwde Omgeving en Energieakkoord Brief van GS van 13 december 2007, nr. 2007-52.202/50/A.26, OMB/PB + bijlage betreffende Programmadocument energie
De voorzitter verklaart dat de commissieleden via dit huis een postpakket hebben gekregen waarin nog enkele stukken zaten: het verslag van Leeuwarden, Noord-Nederland op weg naar een klimaatbestendige regio. Dat hier nu al drie brieven op de agenda stonden, komt omdat de brieven op een vorige vergadering vooruit geschoven werden, aangezien er een vervolgbrief op zou komen. Toen is besloten om het de volgende keer te bespreken. Toen heeft de SNN-vergadering in Leeuwarden plaatsgevonden. Daar is op enig moment afgesproken dat het vervolgtraject in de Staten besproken moest worden. Niemand had in de gaten dat die brief er nu al zou liggen. De brief komt één dag voor deze vergadering. Feitelijk zijn de drie stukken nu aan de orde die aan de orde gesteld kunnen worden, die de commissieleden vroegtijdig bereikt hebben. De voorzitter vraagt dhr. Bleker wat nu exact de status is van de toegevoegde stukken die de commissie gisteren via de post heeft ontvangen en in hoeverre die een meerwaarde hebben of afgetikt moeten worden in de Staten. Dat is niet helder. Als je op het allerlaatste moment nog toegevoegde elementen krijgt, moet wel bekend zijn hoe men daarmee om moet gaan.
23
Dhr. Bleker (gedeputeerde) verklaart dat de commissie gewoon het energieprogrammadocument kan behandelen. De zaken die zijn toegevoegd, zijn eigenlijk lopende activiteiten. De voorzitter concludeert dat die voorlopig terzijde worden gelegd. Wat daar in het vervolgtraject mee gebeurt, zal worden bezien. Dhr. Oosterhaven (PvhN) informeert wat ‘lopende activiteiten’ in dit verband betekent. Dhr. Bleker (gedeputeerde) legt uit dat dit zaken zijn die in het bestaande beleid al ter hand zijn genomen, waar geen nieuw groot beleid aan ten grondslag ligt, wat uitvloeisel is van bestaand beleid. De voorzitter stelt dat het feitelijk betekent dat die eerst een status moeten hebben voordat ze hier in deze commissie worden behandeld. Dhr. Bleker (gedeputeerde) beaamt dit. De commissie krijgt ze op een andere manier terug. De commissie kan zich nu concentreren op het programmadocument Energie, want het is belangrijk voor het College te weten of de richtingen die het College aanduidt, gedeeld worden. Mw. Van der Tuin (CDA) geeft aan dat de doelstelling van het energieakkoord tweeledig is: het helpen realiseren van de kabinetdoelstellingen op het gebied van klimaat en energie en de energiegerelateerde en innovatieve activiteiten in Noord-Nederland, deze te versterken en bevorderen, waardoor een bijdrage wordt geleverd aan de economische ontwikkeling van Noord-Nederland. Uit het energieakkoord en uit het programmadocument Energie blijkt dat Noord-Nederland – en in dit geval de provincie – wil inzetten op vijf pijlers: de energie-besparing in de gebouwde omgeving, etc. , duurzame energie, biobrandstoffen en duurzame mobiliteit, schone fossiele energie en het stimuleren van onderzoek en innovatie voor energie. De CDA-fractie kan instemmen met de door GS geformuleerde ambities, in het bijzonder het actieplan Energie in de gebouwde omgeving. Niet alleen wordt de energieprestatie voor nieuwbouw aangescherpt, ook worden er afspraken gemaakt over verbetering van de energieprestatie van bestaande woningen. Dhr. Out (VVD) interrumpeert, gezien de hele agendering van een drietal brieven en dhr. Bleker gaf al aan dat in twee van de brieven iets wordt aangekondigd wat al gaande is, als het gaat over het akkoord dat bereikt is. De doelstelling moet geïmplementeerd moet worden, de commissie zal hier nog over geïnformeerd worden. Het andere belangrijke punt dat er in staat, is dat de commissie het actieplan Energie van de bebouwde omgeving – en mw. Van der Tuin begint daar nu over – in maart/april ter vaststelling in de commissie krijgt. Mw. Van der Tuin refereert aan iets wat de Staten nog moeten vaststellen. Mw. Van der Tuin (CDA) vervolgt haar betoog. Het segment van de bestaande woningbouw is altijd nog groter dan nieuwbouw. Het CDA denkt dat hier veel energiewinst is te behalen. In het energieakkoord en het programmadocument wordt gesproken over een aanscherping van de huidige EPCnorm. Hoe moet dit worden gezien in het licht van het actieplan, waarin gesproken wordt over een nieuwe methodiek? De in het energieakkoord genoemde energiethema’s op het gebied van kennis en innovatie zijn één op één terug te vinden in het programmadocument Energie. De CDA-fractie heeft dan ook een grote verwachting van de oprichting van kennis- en innovatiecentra die inspelen op regionale kansen, maar tevens kunnen uitgroeien tot centra van nationale en misschien wel internationale betekenis. Dat levert een grote bijdrage aan de kennisontwikkeling in de provincie Groningen en Noord-Nederland. Er zijn en worden dan ook een heel aantal initiatieven op dit gebied ontplooit. Door de oprichting van een Energy Valorizer kunnen vervolgens die kennis en innovatie worden uitgewerkt in concrete producten en diensten. De CDA-fractie verwacht dan ook op termijn toch een toename van de werkgelegenheid in dezen. De knelpunten bij deze ambities zijn dat extra inzet van menskracht en extra financiële middelen nodig zijn. In principe wordt uitgegaan van 7 fte, het eerste jaar 1 fte en € 600.000 per jaar voor de periode 2008-2011. Wat het CDA betreft wordt vandaag een debat gevoerd op hoofdlijnen zonder een uitspraak te doen over de financiële consequenties en worden voorstellen van GS afgewacht omtrent herprioritering en knelpunten bij de Voorjaarsnota. Zoals in het programmadocument staat: niet alles doen wat kan, maar kiezen voor datgene wat echt kansrijk is. Mw. Van der Tuin denkt hiermee ook de vraag van de VVD te hebben beantwoord: het CDA gaat in hoofdlijnen akkoord met wat er voorgesteld wordt, maar wacht de Voorjaarsnota af of er herprioritering is en of het CDA akkoord kan gaan met de knelpunten die daar worden gemeld.
24
Dhr. De Vey Mestdagh (D66) geeft te kennen dat D66 in hoofdlijnen de voorliggende stukken onderschrijft. Het gaat om het versterken van de energiecluster en als tweede de klimaatsdoelstelling, waarbij inmiddels ook duidelijk aandacht is voor energiebesparende industrie. D66 heeft er in de verkiezingstijd uitgebreid op gewezen dat de projecten daar op dit moment niet in zitten. Er moet worden afgewacht, want er komt een actieplan 2008-2009 op dat gebied. D66 juicht dit toe. Ten aanzien van de versnellingen die de provincie wil inzetten met betrekking tot kennis, energie, klimaat, transitie naar duurzame energie en regionale marktcreatie… De duurzame economische ontwikkeling onderschrijft D66 ten zeerste. De nieuwe methodiek die GS willen gaan ontwikkelen naast de EPC om tot een meer directe relatie te komen tot een totale CO2-reductie – D66 juicht het zeer toe om het in totale samenhang te bezien, want het zal niet de eerste keer zijn dat je aan de ene kant de zaak vermeerdert en aan de andere kant vermindert –… Dhr. De Vey Mestdagh las ergens dat het College van plan is om dit onder meer te doen door EPL op wijkniveau te bekijken. D66 kan zich ook voorstellen dat je een dergelijke systematiek op industrieterreinniveau toepast. De D66-fractie wenst te vernemen of de gedeputeerde dit buiten het gebouwde gedeelte een goede suggestie zou vinden. D66 heeft een vraag met betrekking tot groen gas, waar de VAGRON met name genoemd wordt. Er is natuurlijk nog veel meer afval in deze provincie. Is het idee om dat ook uit te breiden tot de overige gemeenten binnen de provincie? Ook dat zou D66 toejuichen. D66 is bijzonder blij met datgene wat er staat over windenergie. Er zal natuurlijk afgewacht moeten worden wat het feitelijk betekent. Tot nu toe werd ervaren dat het wat het provinciaal bestuur betreft vooral ‘nee, tenzij’ was, maar als dhr. De Vey Mestdagh nu leest dat actief in Groningen gezocht zal worden naar meer mogelijkheden, gaat hij ervan uit dat het in elk geval dankzij dit akkoord omgedraaid wordt in een ‘ja, mits’. De off shore moet daar dan natuurlijk uiteindelijk de grootste bijdrage in leveren. Ook daar is D66 het mee eens, hoewel dat in de tekst precies verkeerd om staat, namelijk dat het meest op het land zal worden gerealiseerd. Dhr. Rijploeg (PvdA) interrumpeert en vraagt of dhr. De Vey Mestdagh het er niet mee eens is. Dhr. De Vey Mestdagh (D66) geeft aan dat er 2000 Megawatt op land en 450 Megawatt op zee staat. Hij neemt aan dat het andersom moet zijn. Dhr. Rijploeg (PvdA) beaamt dat dit het kabinetsbeleid is. Vindt dhr. De Vey Mestdagh dat dit andersom moet op deze termijn? Dhr. De Vey Mestdagh (D66) ontkent. Hij gaat ervan uit dat het een verschrijving is. Dhr. Rijploeg (PvdA) denkt dat dit niet het geval is. Dhr. De Vey Mestdagh (D66) geeft aan dat als er ‘respectievelijk’ staat, je meestal wat je het eerst noemt, als eerste vermeldt. Schoon fossiel. Dit is een belangrijk onderwerp. Het gaat met name over de CO2-opslag. Wat D66 betreft is de doelstelling zoals die hier geformuleerd is – namelijk het faciliteren van CO2-opslag – onder de maat. D66 zou het faciliteren van CO2-opslag nog wel als middel willen zien, maar de doelstelling zou moeten zijn het opslaan van CO2 en in elk geval alle CO2 wat uit de grote nieuwe centrales komt. Het is namelijk zo dat met dit energieakkoord getracht wordt om 4,5 Megaton CO2-uitstoot te voorkomen. Na 2011, als dit akkoord feitelijk daar is, zou men door middel van die centrales 12 Megaton de lucht inblazen. Dat zou betekenen dat je daarmee alle moeite feitelijk om zeep helpt. D66 vindt dat die doelstelling veel nadrukkelijker zou moeten staan in deze documenten. Dhr. Swagerman (SP) vindt het op zich een goede opmerking, want ook hij vindt dat er onvoldoende eisen en kaders zijn gesteld. Er moet maar worden afgewacht of het allemaal gaat kunnen. Het is zeker dat een paar jaar lang veel te veel de lucht gaat, omdat die opslag helemaal niet mogelijk is. Daarnaast bestaat ook nog steeds de mogelijkheid dat ondergrondse opslag niet wordt gezien als CO2-probleem oplossend. Als dat zo blijkt te zijn, hoe zou dhr. De Vey Mestdagh die vraag dan zelf door willen vertalen in de richting van het College? Dan wordt er namelijk helemaal geen doelstelling gehaald, niet eens landelijk, maar al helemaal niet regionaal. Dhr. De Vey Mestdagh (D66) heeft het antwoord van het College op de schriftelijke vragen gezien, waarin ervan uitgegaan wordt dat het wel degelijk wel het geval is. Het blijkt nagevraagd te zijn. Dhr.
25
De Vey Mestdagh gaat ervan uit dat dit wel het geval is, dat het meetelt. Aan de andere kant kan men, zelfs al zou het niet meetellen, ook zeggen dat het uiteindelijk om het resultaat gaat. Daar zal het de SP ook om gaan. Dat betekent: elke CO2-emissie die je kunt voorkomen, zien te voorkomen. Opslag is een methode, evenals hergebruik in kassen op een wat kleinere schaal, om in elk geval daar een vermindering in te bewerkstelligen. Wat dat betreft zou het een harde doelstelling moeten zijn. Ten aanzien van één van de speerpunten binnen het programma van het College, namelijk de SMART Power System en de microwarmtekrachtkoppelingcentraletjes op huisniveau, vraagt dhr. De Vey Mestdagh zich af of dat inderdaad die CO2-emissiereductie oplevert. In tegenstelling tot dit verhaal heeft hij daar veel meer vraagtekens bij, omdat als men een elektriciteitscentrale opent, men daar emissierechten voor nodig zal hebben, terwijl men die emissierechten niet nodig heeft voor thuiscentrales. De vraag is dus waar de emissierechten blijven. Die worden vervolgens verhandeld. Daarmee heb je weliswaar een hoger rendement ten aanzien van het opwekken van stroom thuis, maar je CO2-doelstelling dien je er nu niet direct mee. Dhr. Rijploeg (PvdA) interrumpeert en stelt dat dit niet juist is. Hij dacht dat dhr. De Vey Mestdagh iets heel slims ging zeggen. Het zou namelijk kunnen – dat is misschien een punt van aandacht voor het College – dat op het moment dat je een virtuele centrale gaat bouwen die uit heel veel kleintjes bestaat, die ineens gaat meetellen als een grote centrale en er dus ook CO2-rechten voor verkregen zouden moeten worden. Volgens dhr. Rijploeg is elke besparing die je realiseert in oude woningen waar je dat soort systemen hebt, besparend ten opzichte van het feit dat die mensen alleen maar met gas in huis stoken. Als er een klein beetje of een heleboel meer stroom komt bij hetzelfde gas, is het per definitie een besparing. Je moet het wel heel selectief toepassen, namelijk alleen maar in oude woningen die niet aan te passen zijn voor het doel van besparingen. Dhr. De Vey Mestdagh (D66) geeft aan dat er CO2-rechten in omloop zijn die ingezet zouden moeten worden voor de centrales. Op het moment dat je een centrale virtueel maakt op kleinschalig niveau, houdt je die CO2-rechten over. Die komen vervolgens weer in omloop. Dat betekent dus dat andere processen in de maatschappij, die CO2-onvriendelijk zijn, zich minder snel hoeven aan te passen. Om die reden kun je je afvragen – tenzij je de CO2-rechten daadwerkelijk uit de markt neemt die bij die virtuele markt horen –… Je zou het ook andersom kunnen doen, zoals dhr. Rijploeg zegt, dat je voor een virtuele centrale CO2-rechten moet hebben. Het wil overigens niet zeggen dat het geen goed systeem is. Het rendement kan er uiteindelijk wel door toenemen. Als het gaat om 5000 à 10.000 woningen die uiteindelijk op die micro-wkk’s zouden moeten draaien en eventueel in een virtuele centrale zouden meedienen, zou dhr. De Vey Mestdagh dit willen combineren met de andere doelstelling met betrekking tot de energiecluster, zoals die hier is geformuleerd. Dat is dus niet het faciliteren van huishoudens om het aan te schaffen, maar het faciliteren van de suppliers, zodat er hier een industrie op dat gebied ontstaat. Dhr. De Vey Mestdagh kan zich herinneren dat de Sterling-motor, die onderdeel uitmaakt van de micro-wkk op dit moment nog niet volledig uitontwikkeld is. Het zou op basis van innovatie wellicht een stimulans kunnen zijn. Als men overigens gaat kijken naar de gemiste kansen die er al geweest zijn en die op deze manier misschien enigszins goed gemaakt kunnen worden – de industrie ten aanzien van de windenergie is door een relatief passief beleid in Nederland vooral in Duitsland neergeslagen, terwijl Nederland daar oorspronkelijk een voorsprong op had, de zonnecellenfabrikant zit nu in Limburg en die had de provincie Groningen eigenlijk moeten hebben –… Het zou in elk geval mooi zijn als de provincie de ketelfabrikanten voor die micro-wkk’s zou kunnen krijgen. Een andere vraag is hoe het College de taak ziet om de energiecluster hier in Noord-Nederland uit te breiden. Ziet het College dit uitsluitend ten aanzien van de bestaande bedrijvigheid of vindt het College dat – omdat in het stuk ook gezegd wordt dat men internationaal moet kijken – de provincie ook bedrijvigheid op allerlei andere gebieden hier moet zien binnen te halen, die weliswaar misschien niet lokaal uitgevoerd worden, maar wel degelijk betekenis hebben? Dhr. De Vey Mestdagh doelt bijvoorbeeld op systemen als zonthermische centrales die op dit moment in Nederland nog niet uit kunnen, maar in Amerika en Spanje op dit moment flink uitgetest worden en wellicht een groot gedeelte gaan uitmaken. Terecht wordt gesteld dat, als het over de economische poot gaat, moet men daar de voorsprong vasthouden. Dat moet dan wel breed worden ingezet. Dat in het kader van het creëren van aantrekkelijke vestigingsvoorwaarden, dus ook voor industrieën die op dit moment niet aanwezig zijn in Noord-Nederland. In Energy Valley is vooral bestaande industrie vertegenwoordigd, niet de vreemde industrie. Bij micro-wkk’s komt nogal wat computerkennis en -systemen. Dhr. De Vey Mestdagh neemt aan dat de inzet is om die in Noord-Nederland te laten ontwikkelen. Dhr. Swagerman (SP) interrumpeert en stelt dat het nu waanzinnig technisch wordt. Er wordt gepraat over mogelijke innovatieve ideeën, waarvan nog niet eens enig idee bestaat of ze niet al worden uit-
26
gewerkt. Dhr. Swagerman wenst een schot voor de boeg te geven. Men is zowel met Tweede Kamerleden van de SP als de fractiemedewerkers en deze fractie op werkbezoek geweest. De Gasunie is bijvoorbeeld in haar laboratorium al redelijk ver met de ontwikkeling van allerlei suggesties die dhr. De Vey Mestdagh nu doet. Waar het dhr. Swagerman in deze discussie om gaat, is wat mw. Van der Tuin ook aangaf. Hij roept op het te hebben over wat de Staten willen waar de politiek voor kiest als het gaat om de energiepolitiek en niet over allerlei technische invullingen over hoe men wil dat de economische ontwikkeling plaats gaat vinden, etc. Dan zou de vergadering tot 01.00 uur duren. Dhr. De Vey Mestdagh (D66) verklaart dat het wel een belangrijk onderdeel is. Het is namelijk één van de twee poten van het voorliggende voorstel, namelijk de energiecluster bevorderen. Natuurlijk, wat dhr. De Vey Mestdagh noemt, is slechts een voorbeeld, maar het gaat hem meer om dat de provincie tot nu toe op biomassa inzet. Er is natuurlijk nogal wat meer waar de provincie een rol in kan spelen en ook zaken die op dit moment niet zozeer geschikt zijn om hier uit te voeren, maar die wel wereldwijd een grote rol kunnen gaan spelen. Dhr. Swagerman (SP) begrijpt dit. Het stuk dat nu aan de orde is, heeft ook te maken – zoals mw. Van der Tuin al zei, en het zal ook een deel van de bijdrage van dhr. Swagerman worden – met een heleboel financiering, zelfs van de hoofdthema’s, die nog in de lucht hangt. Dhr. Swagerman zou graag zijn dat de bijdrage van dhr. De Vey Mestdagh wat in elkaar schuift. Als iedereen gaat vertellen wat hij weet van wat voor uitvindingen er allemaal mogelijk zijn die de provincie mogelijk mist, dan wordt het zo laat. Daar gaat deze discussie niet over. Dhr. De Vey Mestdagh (D66) merkt op dat als dhr. Swagerman wil dat het niet laat wordt, hij niet in de politiek had moeten gaan. De financiële paragraaf. Energie is overigens een zeer belangrijk voor D66. D66 kan op dit moment nog geen oordeel geven over de financiële paragraaf, omdat concrete projecten die daaronder… Het is eigenlijk meer een soort visie richting het document. De concrete projecten die daaronder zouden moeten vallen, kunnen pas afgewogen worden op het moment dat die aan de orde zijn. Dhr. Out (VVD) deelt mee dat hij niet in de politiek is gegaan om het laat te maken. Waar het om gaat is, dat men gezamenlijk probeert op een efficiënte manier, zeker als een onderwerp vrij complex is, een beetje licht in de duisternis te krijgen. Wanneer men naar het stuk kijkt waar het vooral om gaat, is te zien dat er vier gedeputeerden, zes afdelingen en een hele hoop mensen bij betrokken zijn. Het College is er goed in geslaagd om daar een stuk overzicht in te bieden, een overzicht van wat er gezamenlijk is afgesproken, wat voor bestaand beleid er is, op welke vlakken er ontwikkelingen gaande zijn, waar het College denkt op dit moment op te gaan focussen. Dhr. Out vindt dat er vooral moet worden gekeken naar de uitspraak die gedaan wordt over de vraag op welke vlakken het tempo omhoog moet. Er worden er drie genoemd. Er worden doelen geformuleerd en er worden vijf pijlers genoemd. Mw. Van der Tuin gaf die vijf pijlers ook aan. Alles wat er nu gebeurt – ook die stukken a en c, die eigenlijk wat minder aan de orde zijn en al die stukken die gisteren toegestuurd zijn – hebben daarmee te maken. De lijn die er in zit, vindt de VVD-fractie een goede lijn. Er staan zaken waar de VVD heel veel sympathie voor heeft, er staan ook zaken in waar de VVD bedenkingen bij heeft. De lijn die in de stukken zit, is goed. Er zullen zich twee momenten voordoen om steeds wat gedetailleerder in te zoomen op wat hier gaande is, namelijk op het moment dat er een actieplan gepresenteerd wordt – dan praat je bijvoorbeeld over het actieplan Energie voor de gebouwde omgeving, dat in maart/april verschijnt – zal dat gedeelte worden aangegrepen om dan aan te geven wat daar binnen die nota wel op de sympathie van de VVD kan rekenen en wat minder. Het andere moment – mw. Van der Tuin markeerde dit ook – is het moment dat geld beschikbaar moet worden gesteld om echt dingen die als doel geformuleerd zijn, daadwerkelijk te gaan aanpakken. Ook dan creëer je een moment om aan te geven welk voorstel met een bepaald bedrag eraan vast, de steun al dan niet heeft. Dhr. Out heeft veel waardering voor de manier waarop dit heel brede onderwerp met veel afdelingen en veel gedeputeerden in kaart gebracht is. Als het gaat over de concrete invulling van de doelen, zal de VVD zich er op het moment dat er een actieplan is of op het moment dat er geld voor beschikbaar gesteld moet worden, over uitspreken. Dhr. Stoop (PvdD) verklaart dat de PvdD zich een beetje zorgen maakt over de capaciteit van het elektriciteitsnet. Kunnen GS de garantie geven dat de duurzame energievormen – zonne-energie, windenergie, wkk – bij alle plannen ook het net op kunnen? Kan het College aangeven in hoeverre de diverse voorstellen – kolencentrales in allerlei vormen – bijdragen aan het dicht lopen van het elektriciteitsnet?
27
Dhr. Swagerman (SP) merkt op dat in een vorige vergadering van een commissie al is aangegeven dat de extra voorziening gegarandeerd werd door dhr. Gerritsen, omdat er ten aanzien van de extra lijn die al door dhr. Alders was gevonden tussen Eemshaven en Hoogeveen en waar dan vervolgens een koppeling plaatsvindt, er ondertussen met Tennet een contract is afgesloten. Die vraag hoeft dhr. Bleker alvast niet meer te beantwoorden. Dhr. Bleker (gedeputeerde) geeft aan dat dhr. Swagerman het goed verwoordt. Dhr. Staghouwer (ChristenUnie) geeft te kennen dat de ChristenUnie-fractie deze zaak in hoofdlijnen wil bespreken. Er is geconstateerd dat het punt dat voorligt, het programmadocument, duidelijk invulling geeft aan het punt in het coalitieakkoord ten aanzien van energie. Dat is prima. Er is geconstateerd dat het een goed document is, met een heldere stellingname. Het heeft een toekomstgerichte visie. De probleemstellingen worden helder verwoord. Te zien is dat er een hoog ambitieniveau is. Er staat ook in het stuk dat Groningen energieprovincie is en dit ook moet blijven. Dat is ook de stelling van de ChristenUnie. In het rapport wordt genoemd dat er een bedreiging is ten aanzien van kennis op verschillende niveaus – MBO-niveau, HBO-niveau. De ChristenUnie vindt dat, als dit onderkend wordt, er ook op geïnvesteerd moet worden. In het stuk wordt gesproken over de keuzes die gemaakt moeten worden over inzet van middelen en mensen. Er zou een herprioritering moeten plaatsvinden in dit huis van zaken die belangrijk zijn. De ChristenUnie vindt dit een goede zaak. Er zullen ongetwijfeld projecten op hun eind lopen of projecten wat minder belangrijk zijn. Het is een goede zaak om daar mensen weg te halen en te gebruiken voor dit grote item. Er wordt gesproken over een derde fase Energy Valley. Dat zou een positieve inbreng kunnen zijn. Er is dus over het algemeen sprake van een positief beeld. Mw. Siersema (GroenLinks) legt uit dat het om drie brieven met heel veel plannen gaat. Het energieakkoord wordt zowel in brief a als in brief b besproken. GroenLinks is natuurlijk helemaal voor de speerpunten, maar het gaat alleen maar over duurzame energie. Mw. Siersema is heel benieuwd of men het allemaal voor elkaar kan krijgen. Zij hoopt dat dit de intentie is. Met het actieplan kan men nog niets, want die komt in maart, maar mw. Siersema hoopt dat ze de duurzaamheid blijven volgen. Er is ook een programmadocument energie. Op blz. 2 staat dat er aan CO2-reductie moet worden gedaan, maar dat het misschien niet kan op mondiaal niveau. Mw. Siersema roept op om een voorbeeld te stellen. Laat de provincie Groningen er als beste uitkomen, de rest volgt dan wel. De provincie moet de CO2-emissie zo veel mogelijk terugdringen. Op blz. 6 en 7 wordt gesproken over het energieprogramma. In dit programma wordt de klimaatverandering niet meegenomen. Daar zijn andere programma’s voor. Ondertussen mag toch duidelijk zijn dat energie en klimaatverandering onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. Mw. Siersema zou graag deze programma’s op één of andere manier geïntegreerd willen zien. Er zijn heel veel programma’s die bijna allemaal los van elkaar lijken te staan. Het moet geïntegreerd worden. Dhr. Swagerman (SP) geeft aan dat het stuk over de SNN-notulen gisteren heel laat kwam, maar dat het desondanks de basis van zijn verhaal op de stukken 14a, 14b en 14c vormt. Er komen nog twee fracties na dhr. Swagerman. Hij heeft tot nu toe de SNN-besluitvorming gemist in het verhaal. Op dit moment wordt eigenlijk gesproken over de inhoudelijke invulling daarvan. Hoe breed ook wordt gesproken, er is sprake van zekere grenzen volgens dhr. Nijpels, die namens het SNN het een en ander heeft gezegd. Dhr. Rijploeg (PvdA) geeft te kennen dat het hem genoegen doet dat dhr. Swagerman de stukken van het SNN wel leest. Dhr. Swagerman (SP) beaamt dat hij alle stukken leest. Die krijgt hij, ondanks het feit dat hij niet op SNN-vergaderingen aanwezig is, gelukkig toegestuurd. Dat heeft al vaker zijn waarde aangetoond. Dhr. Swagerman wil beginnen met het dankzeggen aan dhr. Jager – die er helaas niet is – voor het verplaatsen van de hele gezamenlijke Statenzitting naar de respectievelijke Staten in het Noorden. Er zijn natuurlijk wat volgers van geweest, maar hij was de aangever ervan, alhoewel je achteraf mag concluderen dat, aangezien het quorum er toch niet was, de hele besluitvorming niet had kunnen plaatsvinden. Dat zegt wel iets, want dat was de vorige vergadering ook al zo. Wat valt er nu op in dit verslag? Vooral de nadruk die de voorzitter en andere leden van het DB leggen op het feit dat er toch vooral geen stortvloed aan moties moet komen, want afspraken zijn natuurlijk wel gemaakt door het DB van SNN en zij zouden het heel vervelend vinden als ze straks
28
terug moeten naar de regering met de mededeling dat het convenant is getekend, maar dat er hier en daar wat gaten in worden geschoten. Er was een bijdrage van GroenLinks die ondanks de oproep met een motie kwam. Het ging erom om in het vervolg de gezamenlijke zittingen – wel twee keer per jaar, alhoewel ze soms ook nog worden afgezegd – klimaatneutraal te doen. Daar hebben ze ontzettend veel tijd in gestoken. Dat is prima. Het ziet er ook heel degelijk uit. Het zal ongetwijfeld ook allemaal kloppen. Als je echter echt klimaatneutraal wilt vergaderen bij het SNN, dan kun je dat sowieso al doen, namelijk door de vergaderingen te schrappen, dan hoef je er ook niet heen. De SP is eigenlijk de enige partij die jaren klimaatneutraal met het SNN omgaat. Dhr. Swagerman mag ook concluderen dat andere partijen dat deze keer ook doen. Er waren nogal wat partijen niet. Zelfs de PvhN was er niet. Dat heeft dhr. Swagerman echt verbaasd. De PvdA was er wel. Het was een gigantisch verhaal, dhr. Rijploeg ging zelfs bijna door zijn spreektijd heen ging. Wat was de probleemoplossing van de energie? De keuze voor de markt. Dat was ongeveer de grote lijn door het hele verhaal. Men brak zelfs de motie van GroenLinks af, want die kon je toch niet steunen, want het stelde allemaal niets voor, het was zo kleinschalig. Je moet klein beginnen, dus dhr. Swagerman zou, als hij er geweest was, die motie in elk geval wel gesteund hebben, ook al schiet zij lichtelijk aan haar doel voorbij. Als je dan al vindt dat die markt zijn werk moet doen, zoals dhr. Rijploeg dat constateert, dan moet je dat als politiek niet vrijblijvend doen. Dan zul je ook eisen moeten stellen aan diezelfde markt en heldere afspraken moeten maken en hun niet op hun blauwe ogen geloven dat ze vanaf 1930 indien mogelijk wel eens CO2 zullen gaan afvangen en daarom maar een paar grootschalige kolencentrales gaan neerzetten, waarmee je garandeert dat de CO2-uitstoot in Nederland niet af zal nemen in de eerste vijf jaar naar 2020 toe, maar met twintig procent zal gaan stijgen. Dat betekent ook dat je dus principieel verkeerde keuzes maakt. De keuze van dit programma is primair gericht op ‘groot, groot, groot’, er moet voor worden gezorgd dat er schone fossiele energie komt. Dit is een groot misverstand, want er bestaat geen schone fossiele energie, op dit moment en al helemaal niet in de toekomst, want de kolencentrales kunnen dat nog helemaal niet regelen. Zo zijn er wel meer keuzen die men moet maken. Volgens de SP-fractie moet men primair kiezen voor bezuinigingen op het bestaande gebruik. Er is hier een conferentie georganiseerd. Er zijn de nodige mensen geweest die verstand van zaken hebben. Die hebben aangegeven dat men zoveel zou kunnen bezuinigen dat de eerstvolgende vijf kolencentrales niet nodig zijn. Dhr. Swagerman wil ook nog wel aannemen dat niet iedereen de wijsheid in pacht heeft en dat hij er drie kan afhalen, maar het betekent minimaal dat die twee in de Eemshaven er niet hoeven te komen. Daar is dit College veel te zuinig in. De SP heeft ook naar de ChristenUnie geluisterd. Die vonden dat die moties ter plaatse niet moesten, omdat zulks in de respectievelijke Staten zou moeten. Dat zou dhr. Swagerman ook gezegd hebben. Wat zij ook meegaven – en dat was ook goed doorzien – was dat de financieringen er nog helemaal niet waren en dat het daarom onmogelijk was om in te stemmen met de voorstellen, terwijl de Staten ook nog eens de prioritering moeten stellen en de financiën moeten dekken. Wat krijgen de Staten van de provincie Groningen? Een stuk waarvan ongeveer dertig tot veertig procent nog niet gedekt is. Daar wordt later nog eens over gepraat. Het is duidelijk, ten aanzien van de inhoud van het stuk is de SP het niet eens met de prioriteitskeuzes. De SP vindt dat daar verkeerde keuzes worden gemaakt. Over de inhoudelijkheid is weinig te zeggen. Het werd heel duidelijk dat de besluitvorming binnen het SNN volledig in handen ligt van het DB en als het DB iets tekent met de regering, er geen enkele ruimte meer bestaat – volgens dhr. Nijpels – voor besluiten en aanpassingen in de respectievelijke Staten, want hij zou zich op dat moment redelijk in zijn hemd gezet voelen. Het betekent ook dat de democratische controle feitelijk daar niet veel voorstelt. Dat is voor de SP niets nieuws. Hetzelfde verschijnsel bleek overigens ook bij de Zuiderzeelijn het geval te zijn, zij het dat dat een stuurgroep is die via het SNN in het leven is geroepen. Zij leggen een alternatief pakket vast, waar niet of nauwelijks invloed op mogelijk is. De SP hoopt wel dat hier is geregeld dat die pakketten alsnog geheel of gedeeltelijk door Staten-meerderheden kunnen worden gewijzigd, zonder daarmee het hele pakket onderuit te halen of het geld eventueel weer binnen gehaald gaat worden en terug naar Den Haag stroomt. Het energieconvenant heeft ontzettend veel positieve punten. De SP vindt dat primair de keuze verkeerd gemaakt wordt: eerst energie besparen, dan moet er het pakket zijn, pas daarna dient men zich bezig te houden met eventuele kolencentrales, etc. Een financiële onderbouwing van de Groningse plannen is er niet, slechts voor hooguit de helft van het geheel. Daar kan dus weinig over worden gezegd. Het betekent ook dat de SP bij de Voorjaarsnota ongetwijfeld nog uitgebreid terug zal komen op het hele verhaal. De SP zal proberen die keuzes die er nu liggen en waarvan de SP vindt dat ze niet goed zijn, om te zetten in de richting van meer bezuinigen. Waar dhr. Swagerman de overige partijen nu nog eens nadrukkelijk op heeft gewezen, is dat zij nu al in twee voor deze Groningse Staten uitermate belangrijke dossiers enige zeggenschap volledig uit handen hebben gegeven door in eerdere besluitvorming het DB van het SNN alles in handen te geven en de stuurgroep van de Zuiderzeelijn.
29
De voorzitter merkt op dat het steeds meer een discussie wordt over de waarde die de SP toekent aan het SNN. Dat is feitelijk nu niet aan de orde. Dhr. Swagerman (SP) geeft aan dat hij op dit moment door het handelen van het DB van het SNN niet of nauwelijks de mogelijkheid heeft om enige correctie aan te brengen zonder een pakket onderuit te halen. Daar gaat het om. De voorzitter stelt dat alles hier aan de orde is gesteld, het hele pakket. Men heeft gisteren nog weer een nieuw pakket gekregen, waar dhr. Swagerman op reageert. De SP heeft nu haar waardeoordeel uitgesproken ten aanzien van vele punten die er in staan. De voorzitter verzoekt dhr. Swagerman om niet te ver door te gaan in het bespreken van de waarde die de SP toekent aan het SNN, maar zich enigszins inhoudelijk tot de zaak te beperken. Dhr. Swagerman (SP) verklaart dat hij zich inhoudelijk nauwelijks kan houden aan deze bespreking, gegeven het feit dat dit hem is ontnomen door de besluitvorming die elders en eerder heeft plaatsgevonden. De voorzitter geeft aan dat dit aan de orde is gesteld en dat men alles mag zeggen. Dhr. Bleker (gedeputeerde) merkt op er niets van te begrijpen. Het programmadocument is niet in SNN-verband besproken. Het komt van dit politieke College van PvdA, CDA en ChristenUnie. Het wordt in deze Staten neergelegd. Er zit een aantal keuzen in, enkele mensen hebben dat goed gezien, zoals dhr. Out het ook formuleerde. Er wordt bikkelhard gekozen voor de economische kant van de energiecluster en de innovatieve kant. Daar gaat dhr. Swagerman gewoon allemaal aan voorbij omdat de SP weliswaar CO2-neutraal met het SNN omgaat. Hij stopt daar zelf heel veel energie in, terwijl hij voorbijgaat aan het belangrijke stuk! De gedeputeerde voelt zich haast tekort gedaan. Dhr. Swagerman (SP) verklaart er niet aan voorbij te gaan. In de oren van de gedeputeerde legt dhr. Swagerman de nadruk te veel op de organisatie van het SNN. Hij heeft aangegeven dat de keuzes die het College maakt, die voor een groot deel op dit moment niet gefinancierd worden, de verkeerde keuzes zijn. Zij moeten kiezen voor meer besparingen en minder meer energie. Dhr. Rijploeg (PvdA) geeft te kennen allerlei dingen in Leeuwarden te hebben gezegd waar hij zich niet van bewust was. Hij hoopt dat dit, als hij het verslag leest, zo kan blijven, want er worden hem allerlei verwijten gedaan alsof hij een liberaal zou zijn – dat is een ernstig verwijt op economisch gebied. Dhr. Rijploeg gelooft derhalve niet dat hij dergelijke opmerkingen gemaakt heeft. Anders moet er de volgende keer een correctie plaatsvinden in de notulen. Dhr. Bleker (gedeputeerde) denkt dat het allemaal zo door het DB SNN is geregisseerd. Dhr. Rijploeg (PvdA) beaamt dat er een samenzwering moet hebben plaatsgevonden. Dhr. Rijploeg wil dhr. Swagerman uitnodigen om een volgende keer bij zo’n SNN-vergadering aanwezig te zijn en mee te praten in plaats van achteraf alsnog te zeggen wat hij daar had willen zeggen. Dhr. Swagerman (SP) merkt op dat dhr. Rijploeg zichzelf liberaal noemt. Dhr. Swagerman kan nog een citaat geven: “De hardwerkende Nederlander”. Dat staat in de notulen. Dat is een VVD-uitspraak. Dhr. Oosterhaven (PvhN) weet nu dat de PvhN het zeer betreurt niet bij die vergadering aanwezig geweest te zijn. Dhr. Rijploeg (PvdA) verklaart niets tegen hardwerkende Nederlanders te hebben. Hij heeft wel iets tegen hardwerkende Nederlanders die zeggen dat ze hard werken en daarmee onevenredig verdienen, meer dan andere hardwerkende Nederlanders die niet veel verdienen. Dat vindt dhr. Rijploeg onrecht. Als twee mensen even hard werken, horen ze even veel te verdienen. EPL. Enige tijd geleden, toen het stuk over energiezuinig bouwen, wat de vorige keer genoemd is en wat in maart/april terugkomt, aan de orde was, heeft dhr. Rijploeg met een ambtenaar gesproken over de vraag hoe EPC op een andere manier gedaan zou moeten worden. Toen vroeg zij of er in de Staten vraag naar was om daar over bijgepraat te worden wat het eigenlijk betekent. Dhr. Rijploeg is hier persoonlijk een voorstander voor. Hij weet niet goed waarom een EPL acht hoog en
30
niet tien hoog is – want dat is de hoogste norm. Hij zou daar best meer over willen weten alvorens de Staten er op terug moeten komen. Het zou goed zijn als de Staten er een half uurtje van tevoren over bijgepraat zouden worden. Als er een alternatief voor het EPC komt, is de vraag hoe je dat zou moeten doen. Veel mensen hebben al goede dingen gezegd over het voorliggende stuk. Dhr. Rijploeg zou zich daar in grote mate bij willen aansluiten. Men zou moeten komen tot een Noorden dat voorop loopt bij de landelijke doelstellingen van dit nieuwe kabinet, dat er inmiddels al een jaar zit en dat een verademing is ten opzichte van het vorige, een gigantische ombuiging, zeker op dit gebied. De PvdA heeft de verkiezingen verloren. Op dit punt heeft de PvdA nauwelijks hoeven slikken. Dat is voor een deel dankzij Al Gore, maar er is blijkbaar iets gebeurd waardoor men op dit punt veel heeft meegekregen. Er wordt ontzettend veel bespaard. Er moet heel veel voor gebeuren. In het Noorden gaat men harder lopen. Dat is wat is afgesproken door de Colleges van de drie noordelijke provincies. Natuurlijk kun je zeggen dat dit nog niet hard genoeg is, het is natuurlijk nooit hard genoeg. Maar het is wel meer dan men tijden gewend was en het is ook meer als het landelijk gemiddelde. Dhr. Rijploeg vindt dat pure winst. Daar moet de provincie mee doorgaan. Hij wil de mensen die daaraan getrokken hebben, voor prijzen. Het is natuurlijk een enorme klus om eraan te werken dat de gewone mensen, die in een huis wonen dat niet goed geïsoleerd is, die de rekening moeten betalen, die in een auto rijden en die een hoge prijs moeten betalen, worden meegenomen in het besef dat je het op een andere manier kunt aanpakken, dat de hele samenleving meedoet. Dat is een uitdaging waar men gezamenlijk nog hard aan moet werken. Daar is de PvdA ook erg mee bezig. De nota die eraan komt over energiezuinig bouwen. Dhr. Rijploeg zou hier ook in willen meenemen dat de manier waarop je de materialen gebruikt, daarbij meetelt. Je dient na te gaan hoeveel energie er is gaan zitten in de bouwmaterialen die gemaakt zijn. Ook hittebestendig bouwen heeft dhr. Rijploeg eerder genoemd. Daar moet ook naar worden gekeken, want huizen worden ook in de zomer gebruikt, als je ze wilt koelen. Er zou ook gekeken moeten worden naar het bouwgebonden watergebruik dat impliciet verbonden is aan de manier waarop er gebouwd is. Dhr. Rijploeg weet niet of de notulen van Leeuwarden worden meegenomen. Hij wil niet herhalen wat hij daar reeds gezegd heeft. De voorzitter geeft aan dat de notulen van Leeuwarden gisteren naar de commissie zijn gestuurd. Ze maken onderdeel uit van het pakket dat de commissie gisteren heeft ontvangen. Dhr. Rijploeg (PvdA) stelt in dat geval niet te zullen herhalen wat hij daar al gezegd heeft. Dhr. Swagerman heeft verkeerd geciteerd uit de betreffende vergadering. Zijn interpretatie is op een manier neergelegd die nogal wat CO2-uitstoot veroorzaakt. Dhr. Rijploeg wil het College stimuleren en oproepen om vooral hard door te gaan op deze weg, dat het Noorden voorop komt, dat de provincie er economisch ook iets aan heeft. Er is niets mis mee als men baat heeft bij goede zaken. Het is om twee redenen een pré: 1) omdat je er mensen mee aan het werk hebt; 2) omdat je mensen motiveert en laat zien dat het niet alleen maar kommer en kwel is, je kunt er zelf iets aan hebben door op een goede manier de goede kant op te werken. Dat stimuleert alleen maar een soort wedloop van meer presteren in de goede richting. Dhr. Swagerman (SP) wil aan dhr. Rijploeg het verschil aangeven tussen wat er in Noord-Holland gebeurt en de keuze die er in Groningen wordt gemaakt. In Noord-Holland heeft men het plan om buitengaats zoveel windmolens aan te leggen en te bouwen dat het mogelijk 4000 arbeidsplaatsen oplevert, in Groningen neemt men genoegen met twee kolencentrales die 450 arbeidsplaatsen opleveren. Dat zijn principiële keuzes. Dhr. De Vey Mestdagh heeft al aangegeven dat de provincie veel meer op windenergie moet inzetten, met name ook buitengaats. De provincie Groningen zou dit ook kunnen. Het zijn primaire keuzes: waar ga je voor? Dan gaat het om beduidend meer Megawatt dan nu in het programma staat. Dhr. Rijploeg (PvdA) reageert, stellende dat de provincie Groningen veel minder buitengaats heeft, te weten de Waddenzee. Daar wil de PvdA geen molens neerzetten, misschien dhr. Swagerman wel. Buiten de kust staan Duitse windmolens. Dhr. Rijploeg denkt dat het heel goed is dat die daar komen te staan boven Borkum. Dat is dus ook precies boven Groningen. Men kan natuurlijk eindeloos herhalen wat men vindt van de kolencentrales. Dhr. Rijploeg heeft liever een relatief schone kolencentrale in de Eemshaven dan een smerige in Duitsland. De voorzitter geeft het woord aan de gedeputeerde.
31
Dhr. Bleker (gedeputeerde) geeft aan dat er qua toonhoogte en qua detailniveau uiteenlopend is gesproken over met name het programmadocument. Het energieakkoord dat met het Rijk is gesloten sluit daar naadloos op aan. Het programmadocument vertaalt een aantal zaken ook in acties. Dhr. Bleker heeft de indruk dat, met name waar het gaat om het programmadocument, dit in het algemeen als heel positief in de commissie wordt opgevat. Een enkeling zei ook dat er tig gedeputeerden en afdelingen bij betrokken zijn. Dat klopt. Het is voor het eerst in de recente politieke geschiedenis van de provincie Groningen dat nu eens in één document de ambities, taakstellingen, werkwijzen ten aanzien van de energiecluster en de verschillende aspecten daarvan worden geschetst. Dat is een heel goed startpunt. De rode draad. Dhr. Bleker onthult dat hij zelf altijd een beetje verdrietig wordt dat als het gaat over energie, het meteen over CO2 en klimaatverandering gaat. Daarom is in dit stuk gezegd dat energie een economische sector in Noord-Nederland is, waar men op dit moment op de schaal van Nederland nog redelijk sterk in is. Er moet alles op alles worden gezet om die relatieve voorsprong te behouden. Dat betekent dat als het gaat om de komst van een grote schoon fossiele centrale, je daar ook vanuit die economische kant positief over kunt denken als het aan de hoogste milieueisen kan voldoen, niet alleen vanwege de directe werkgelegenheid, maar ook vanwege het feit dat je daarmee ook capaciteit voor innovatie, voor het aanhaken van het midden- en kleinbedrijf, voor kennisinstellingen, etc. mee binnen het gebied haalt. De energiecluster is in economische zin heel gevarieerd. Er zitten heel grote bedrijven bij, grote multinationals, maar ook een heleboel kleinere bedrijven die kleinere producten ontwikkelen of research doen, etc. Het College wil de ontwikkeling van die cluster samen met de kennisinstellingen in economische zin graag verder vooruit helpen. Het heeft een economische kant en een milieuhygiënisch en klimaatdoel dat je hier de kansen vergroot om kennis en technieken te ontwikkelen waar je niet alleen geld aan kunt verdienen, maar ook het klimaat en het milieu kunt dienen. Dat heeft trouwens wel consequenties. Men is nu al een tijdje met de discussie over het POP bezig. Als gezamenlijk wordt gesteld dat je de voorwaarden moet scheppen voor aan de ene kant de verdere ontwikkeling van die economische sector energie en aan de andere kant innovaties en vooral schone operaties, dan heeft dat consequenties. Het betekent dat je voor de toekomst letterlijk en figuurlijk ruimte – ook op je eigen grondgebied – voor een nieuw hoogspanningsnet moet creëren die misschien wel langs het Middag-Humsterland komt, of in de buurt van de Stad. De vraag is of dit draagvlak heeft. Het zijn wel de consequenties waar men ook in het POP mee geconfronteerd wordt. Dhr. Bleker vindt dat de ambities van het College voor opslag van CO2 fors zijn, er is geen provincie in Nederland die al zegt dat zij bereid is om tot transport en opslag te komen op het eigen grondgebied. Dat heeft ook ruimtelijke consequenties. Het betekent ruimte creëren voor ondergrondse. Gedeeltelijk misschien bovengrondse buisleidingen, stations die de opslaglocaties controleren en monitoren. Het zijn allemaal zaken die men straks moet willen aanvaarden en zien in de provincie als men niet alleen maar met de mond wil belijden. De milieu- en klimaatdoelstellingen. Zoals dhr. Rijploeg aangaf, de Nederlandse staat heeft ambitieuze doelstellingen geformuleerd. De gedeputeerde huldigt de staat hiervoor. Groningen heeft als relatief klein en dunbevolkt gebied in Noord-Nederland die taakstelling overgenomen en op een aantal punten ook geconcretiseerd en versnellingsambities geformuleerd. Dat is niet niets. Als men aangeeft dat men binnen een bepaalde periode 100.000 voertuigen wil laten rijden op biofuels, dan betekent dat nogal wat. Er zijn nu nog geen 3000. Wat betekent dat voor de concessie van het OV? Wil men dat daarin incorporeren? Wil men die eis stellen, ook als het kaartje duurder wordt of dat er minder bussen kunnen rijden, omdat ze wel schoon, maar duurder rijden? Er liggen dus scherpe ambities. Dhr. De Vey Mestdagh was volgens dhr. Bleker een beetje ‘knorrig’. Het is de hele economische cluster, ook met het midden- en kleinbedrijf. De wens is om het MKB extra te pushen, want dan kan misschien de productie van die ketels of onderdelen van ketels of wat dan ook hier plaatsvinden. Daar moet je wel heel gericht met elkaar aan werken. De normen. Het College is in voorbereiding naar het verhaal over energie in de bebouwde omgeving in overleg met gemeenten en met de bouwers, de woningbouwcorporaties, over de vraag wat nu de meest bruikbare en ook effectieve norm is. EPC, EPL, wijkniveau, huisniveau, een combinatie, hoe moet je dat nu doen? Dhr. Bleker vindt het trouwens heel verstandig dat je niet maar even een beetje blind achter een eenmaal gedefinieerde norm aanhobbelt, maar dat je je afvraagt wat je wilt bereiken. Welke norm is de meest betrouwbare indicator voor datgene wat je wilt bereiken? Daar gaat het gesprek over. Dat komt in een later stadium in maart/april, als men daar verder mee is, terug. De discussie over CO2-opslag. Dhr. Bleker is het niet met dhr. De Vey Mestdagh eens. Hij vindt dat het College een heel pittige opstelling kiest. Het College is bereid om het te doen, te faciliteren, te doen op ons grondgebied. De gedeputeerde roept op zich te voorstellen dat morgen uitlekt dat op drie plekken, namelijk ergens tussen Haren en Onnen, ergens in de buurt van Onstwedde en er-
32
gens in de buurt van Pieterburen, zeer uitstekende locaties zouden zijn voor opslag van CO2 uit Nederland, uit Groningen en uit Rotterdam, dat het grotendeels ondergronds gaat qua pijpleidingen, maar dat er een viertal verdeelstations zijn van ongeveer 60 m hoog die helaas niet op het industrieterrein gezet kunnen worden, maar ergens in het landelijk gebied gesitueerd moeten zijn. Het Dagblad komt in dit hypothetische geval met een paginagrote tekening, etc. Dan is de vraag aan de orde hoe welgemeend de eigen voorlopersrol echt is. Is men bereid als overheid en als politiek tegen al die mensen in die streek te zeggen dat het goed voor het milieu is en doorgaat? In deze Collegeperiode komt men op dat niveau met elkaar te spreken. Als het niet lukt dat men op dat niveau met elkaar komt te spreken, dan is het allemaal mooipraterij over CO2-opslag en maak je je ambities niet echt waar. Voor 2011 moet men zo ver zijn dat men locaties, transport, ruimtelijke consequenties, milieuconsequenties, etc. concreet schetst en met elkaar bediscussieert. Dat is de ambitie van de gedeputeerde. Hij vindt dit geen geringe ambitie, zo oppert hij in de richting van dhr. De Vey Mestdagh. Dhr. Rijploeg (PvdA) vraagt of het behulpzaam is bij het creëren van potentieel draagvlak in de toekomst om op dit moment, waar van die techniek verder nog niet bekend is hoe die gaat werken en of daar torens van 60 m hoog bij nodig zijn, etc., een beeld te schetsen van hoe erg het allemaal zou kunnen zijn. Dhr. Bleker (gedeputeerde) antwoordt dat dit niet behulpzaam is. Hij vindt het aan de andere kant te gemakkelijk om te roepen dat dit allemaal in Groningen zal plaatsvinden. Alsof niemand daar last van heeft of dat het altijd maar onzichtbaar is of dat mensen zich er altijd veilig bij voelen. Het wordt een lastige discussie. Als men gezamenlijk echt een knip voor de neus waard wil zijn, moet je de komende drie jaar op dat niveau de discussie gaan voeren. Dhr. Bleker probeert het gemak ervan een beetje te relativeren. Dhr. Swagerman (SP) stelt ten aanzien van het hypothetische uitlekverhaal van dhr. Bleker dat het een keihard gegeven is dat het al gaat gebeuren en wel in het Oldambt. Er is een contract met Gazprom. Dat is een gasleiding die over de grens gaat komen ter hoogte van het Oldambt. Daar gaat een drukstation gebouwd worden van hoger dan die 60 m waarover dhr. Bleker het heeft. Dhr. Swagerman is het geheel met dhr. Rijploeg eens dat als de gedeputeerde samen met de Gasunie juichend in het Dagblad staat over een dergelijk contract, hij daar wel graag bij zou moeten vermelden wat het gevolg is voor drukstations. Tussen Haren en Onnen zal het mogelijk meevallen, want dan zit dhr. Swagerman ook in de slagschaduw van zo’n gebouw. Het is echter een feit dat dit gaat gebeuren. Dat is ook de reden waarom de SP kiest voor een andere insteek. Ook de SP heeft dit beeld. De SP wil niet aan de mensen vertellen dat er zo’n ding komt, omdat de SP ook denkt dat het niet nodig is. Dhr. Bleker (gedeputeerde) kondigt hiermee aan – een tipje van de sluier – dat dit discussiepunten zijn. Als je hoge ambities hebt op het terrein van energie, gasrotonde, CO2-opslag, etc., moet je ook de ruimtelijke implicaties in beeld brengen en moet je je er ook van bewust zijn dat het niet allemaal even virtueel en ondergronds is en je lekker met je ligfiets rondfietst. Je zult her en der dingen merken. Dhr. Swagerman (SP) noemt nog een praktische toepassing die er ook al is, wat mensen mogelijk niet weten: bij Zuidwending worden al twee cisternen leeggepompt voor CO2-opslag. Daar is de provincie nu voor mee. Het zout wat daar uitkomt, gaat rechtstreeks naar de Akzo, daar wordt goed gebruik van gemaakt. De cisternen gaan straks opgevuld worden voor een nog niet nader vastgesteld doel, maar het zou misschien wel of misschien niet CO2-opslag kunnen zijn. Men is dus al veel verder dan gedacht. Daar zijn een heleboel nieuwe zaken die het College wil, niet voor nodig, want het gebeurt gewoon. Dhr. Rijploeg (PvdA) stelt voor dat de commissie over CO2 een andere keer praat. Voor zover hem bekend is er geen enkel plan om CO2 in zoutcisternen op te slaan. Dat zou ook een buitengewoon slecht plan zijn. Dhr. Bleker (gedeputeerde) vervolgt zijn betoog. Wijkniveau of industrieterreinniveau. Industrieterreinniveau is waarschijnlijk niet zo handig, omdat bij bedrijven waar het gaat om energie, etc. het vooral om het proces gaat.
33
Dhr. De Vey Mestdagh (D66) merkt op dat de gedeputeerde wel zelf aangeeft dat het College in het kader van de keten wel degelijk wat van plan is op dat gebied. De vraag was of het niet handig zou zijn om dat wat breder te zien dan uitsluitend in het Eemsgebied. Dhr. Bleker (gedeputeerde) acht dit wel een goede suggestie. Op de locatie Zuid-Groningen is dat ook aan de orde bij Ten Cate, Avebe, etc. De gedeputeerde geeft dhr. De Vey Mestdagh gelijk in zijn constatering dat 2000 en 450 in de tekst omgekeerd moest staan. Groen gas van afvalstromen? Ja. De stuurgroep Veenkoloniën heeft eens een verkenning gedaan of je het overige groene afval, bijvoorbeeld bermafval, afval van houtsnippers van Natuurmonumenten, Het Groninger Landschap, etc. op regionale schaal kunt verzamelen en gebruiken als biomassa. Het bleek wel dat het snel te duur werd vanwege inzamel- en transportkosten. Bij die test is het niet echt succesvol gebleken. Thuisenergiecentrales, emissiebeperking en de energiebesparing. Dit begon de gedeputeerde een beetje te ingewikkeld te worden. De thuiscentrales hebben tot doel om op een slimmere manier energie op te wekken op kleine schaal, energieverbruik te beperken – iets wat goed is voor de portemonnee. Dan voldoe je aan één van de belangrijkste doelstellingen, namelijk: je creëert draagvlak op kleine schaal, je verbruikt minder stoffen en je verbruikt minder energie. Je doet het slimmer en je verbruikt minder. Dhr. De Vey Mestdagh zegt dat dit wel ongunstig kan uitpakken waar het gaat om CO2-emissie. Dhr. Bleker vindt dit enigszins theoretisch. Als het en slimmer gebruik is en slimmere productie en meer besparing, hoe kan het dan toch nog ongunstig uitpakken voor CO2-emissie? Dhr. De Vey Mestdagh (D66) merkt op dat het College zelf in het stuk aangeeft dat het gaat om de totale CO2-emissie, feitelijk wil het College daar zelfs instrumenten voor ontwikkelen. Dat betekent dat als je een centrale, waar op dit moment CO2-emissierechten voor nodig zijn, vervangt door een systemen waar dat niet meer voor nodig is, die emissierechten in de markt komen en er dus minder noodzaak is tot aanpassing van overige installaties. Daarmee zou je datgene wat je feitelijk met die kleine thuiscentrales efficiënter opwekt omdat je een vol continue proces krijgt in die kleine thuiscentraletjes, beter niet kunnen doen. Daarnaast zitten er een hele hoop andere voordelen aan, dat erkent dhr. De Vey Mestdagh. Dhr. Bleker (gedeputeerde) geeft aan dat wanneer het op grote schaal op kleine schaal gebeurt, dit betekent dat er dus ook minder afgenomen wordt van de grote energie-opwekkers. Dhr. Rijploeg (PvdA) dacht dat het naar de volgende vraag toe zou gaan. Dhr. Bleker (gedeputeerde) verklaart nu naar de slimme vraag te gaan. De vraag hoe het met de CO2-emissierechten zit, kan de gedeputeerde nu niet beantwoorden. Kennis en scholing. Wil je de sector innovatief houden – dhr. Staghouwer vroeg daar naar – dan moet je ook op het niveau van MBO, HBO adequate opleidingsfaciliteiten hebben. Dat is één van de aandachtspunten. Mw. Siersema stelt dat klimaatverandering en energie onlosmakelijk met elkaar zijn verbonden. Dhr. Bleker geeft te kennen dat hij steeds meer begint te twijfelen over hoe het nu precies zit met het klimaat. Vorige week stond er op de site van het KNMI ‘Klimaatverandering zet door’. De onderbouwing was de temperatuur vier jaar achter elkaar hetzelfde was geweest in Nederland. De stelling die daar uit voortvloeide was: “Klimaatverandering zet door”. In een ander artikel stond echter dat de hoogste temperatuur in Nederland voorkwam in 1998. Toen de gedeputeerde dit zo las, dacht hij dat het KNMI eigenlijk had moeten aangeven dat de klimaatverandering niet doorzet. Als de klimaatverandering had doorgezet, zou zij inmiddels hoger zijn dan in 1998 (de publicatiedatum). Dhr. Bleker heeft dit gemaild naar het KNMI. Hij kreeg er een antwoord op met vier taalfouten. Toen heeft de gedeputeerde het terzijde gelegd en gaf hij de moed op. Het is allemaal veel genuanceerder dan gedacht. Mw. Siersema (GroenLinks) merkt op dat heel veel wetenschappers heel veel taalfouten maken. Zij kijken naar andere dingen. Dhr. Bleker (gedeputeerde) geeft dit toe. Dhr. Rijploeg (PvdA) stelt voor om eens een les te organiseren over het verschil tussen klimaat en weer.
34
De voorzitter merkt op dat iedereen straks meedoet aan het dictee. Hij stelt voor om de taalfouten terzijde te leggen. In tweede termijn Dhr. De Vey Mestdagh (D66) vindt het persoonlijk niet triest als er over CO2 en klimaat wordt gesproken en niet uitsluitend over economie. D66 is een groot voorstander van juist de combinatie tussen milieu en economie. Ten aanzien van de ambities met betrekking tot CO2-opslag stelt dhr. De Vey Mestdagh dat zijn betoog niet was dat er geen ambities in het stuk stonden. Met het energieakkoord wordt beoogd 2,5 Megaton CO2-uitstoot te voorkomen. In kopje in hetzelfde voorstel is: schoon en fossiel. Als niet de harde doelstelling wordt neergezet dat die CO2 wordt afgevangen en opgeslagen – want nu staat het er in termen van ‘faciliteren’ – dan wordt na 2011 12 Megaton de lucht in gespoten. Dan kan men zich afvragen wat dit beleid voor zin heeft. Vandaar dat dhr. De Vey Mestdagh opmerkte dat er wel degelijk een harde doelstelling moet staan. Mw. Siersema (GroenLinks) geeft aan dat uit de woorden van dhr. Bleker mag blijken dat hij economie en geld op korte termijn belangrijker vindt dan de klimaatverandering. Mw. Siersema noemt dit kortetermijndenken. Het is eigenlijk eerst het milieu vernietigen en dan met het geld dat je verdient hebt, proberen weer op te bouwen. Je kunt ook geld verdienen met groene energie. Mw. Siersema zou dit prioriteit willen geven. Dhr. Rijploeg (PvdA) merkt op dat een jaar geleden een afspraak is gemaakt in het Collegeakkoord over een besparing van het apparaat van de provincie van twee procent per jaar. Hoe wordt de stand van zaken eigenlijk gerapporteerd? Dhr. Bleker (gedeputeerde) stelt in de richting van dhr. De Vey Mestdagh dat er een discussie in de Staten is geweest. Het moment waarop de nieuwe centrales produceren en emitteren is naar verwachting een moment waarop afvang en opslag nog niet operationeel is. Er is dus een periode van een x aantal jaren waarin hard wordt geknokt voor het terugdringen van CO2-emissie in de meer brede zin van het woord en waarin, door het operationeel worden van twee centrales, sprake is van extra emissie omdat de techniek voor afvang en opslag nog niet operationeel is gedurende die overgangsperiode. Daar heeft dhr. De Vey Mestdagh gelijk in. Maar normaal gesproken is dat wel een overgangsperiode. Groene energie. De taakstelling die het College in het energieakkoord met de regering heeft opgenomen, is een heel forse. Daar blijft het College vol voor gaan. Trouwens, dat is ook innovatie en heeft ook economische betekenis. 3 Het rapporteren van de twee procent besparing. Dit zal via het verslag worden beant-woord. De voorzitter geeft aan dat in het begin van deze discussie is afgesproken dat gisteren nog een aantal documenten was toegestuurd en de commissie zou de opvatting van het College kunnen respecteren dat het nog ter besluitvorming wordt voorgelegd en dat het nog een status krijgt. Vastgesteld is dat punt b in maart terugkomt omdat er een actieplan zal worden voorbereid. De vraag is wat de commissie op dit moment met deze stukken doet. Het zou als C-stuk naar de Staten doorgeleid kunnen worden. De commissie krijgt dan een aantal elementen terug. De documenten die gisteren werden ontvangen komen uiteraard een keer met een status van het College terug, omdat er enige besluitvorming op Statenniveau over moet plaatsvinden. De voorzitter stelt voor om deze drie stukken als C-stuk naar de Staten te sturen, want er komen straks een paar terug als voorstel. Aldus wordt besloten. Dhr. Swagerman (SP) vraagt of ze als stuk worden afgevoerd en worden ‘koud gesteld’ totdat ze weer boven water komen. Ze worden niet als zijnde ingestemd neergelegd? De voorzitter merkt op dat de stukken terugkomen als actieplan, te weten stuk b. Andere stukken die de commissieleden gisteren bereikt hebben – het pakket van al die energiedocumenten – moeten in de Staten in principe nog afgetikt worden. Die zijn in Leeuwarden niet afgetikt, omdat daar het instrument en het kader niet voor aanwezig was. Het pakket komt in principe terug. Dat betekent dat de
3
Het antwoord was nog niet gereed bij verzending van dit verslag
35
stukken die in de commissie zijn behandeld vooreerst als C-stuk naar de Staten kunnen. Later krijgt de commissie een pakket van energie terug ter besluitvorming. Dhr. De Vey Mestdagh (D66) stelt dat er nog een ander puntje onder zit. Wat de commissie ter besluitvorming krijgt, is het ‘gebouwde omgeving-verhaal’, terwijl het programma-document veel breder is. Dhr. De Vey Mestdagh zou zelf het voorbehoud willen maken dat hij daar met zijn fractie over wil overleggen. De voorzitter legt uit dat in maart het actieplan energie in de gebouwde omgeving gereed komt. Dit actieplan zal aan de Staten worden voorgelegd ter instemming. Dhr. De Vey Mestdagh (D66) verduidelijkt dat dit slechts een klein deel van het programma is. Er zijn veel meer actieprogramma’s die onder het programma vallen. De voorzitter geeft aan dat dit het pakket is dat men gisteren heeft ontvangen. De besluitvorming zal nog moeten plaatsvinden, omdat er ook nog middelen voor gegenereerd moeten worden. Dat gaat bij de Voorjaarsnota. Daar kan stuk c worden besproken. 15.
Brief van GS van 26 september 2007, nr. 2007-35.315/39/A.9, VV, betreffende Actieplan Fiets
Dhr. Miedema (GroenLinks) geeft te kennen dat hij begin deze week een e-mail heeft rondgestuurd om aan te geven op welke punten GroenLinks dit stuk wil behandelen. Het gaat er niet om dat GroenLinks het helemaal oneens is met de voorstellen uit dit stuk. Het enige probleem wat GroenLinks met de inhoud van dit stuk heeft, is dat GroenLinks het discutabel vindt om een route naar Bedum nu versneld aan te pakken, aangezien daar een betere onderbouwing voor zou moeten zijn. Voor welke fietsroute ga je nu? Het beleid is dat men wil dat het fietsgebruik toeneemt en dat er daardoor minder autoverkeer komt. Als dat het uitgangspunt is, is het de vraag of het dan wel logisch is om die route naar Bedum aan te pakken. Dhr. Miedema heeft daar in het stuk niet echt een onderbouwing van gezien. Wellicht dat de gedeputeerde daar nog iets over kan zeggen. Dat is echter niet het belangrijkste punt. Het belangrijkste punt is dat GroenLinks vreest dat de voorgestelde maatregelen, ook op de wat langere termijn, volstrekt onvoldoende zullen zijn om de doelstellingen met betrekking tot het fietsbeleid van de provincie te halen. Er worden geen ontbrekende schakels in het fietsnetwerk aangepakt vanwege allerlei redenen. Er wordt slechts één keer in de twee jaar een snelfietsroute aangelegd. Dit komt omdat er te weinig geld is uitgetrokken om meer te doen. Op die manier zal volgens GroenLinks de neerwaartse trend in het fietsgebruik in de regio buiten de stad Groningen alleen maar doorgaan. Hoe het wel kan, wordt aangetoond in de stad Groningen, waar het fietsgebruik de laatste jaren alleen maar stijgt. Maar daar wordt dan ook in vier jaar tijd € 6 miljoen voor de fiets uitgetrokken. Daar steekt de provincie wat mager tegen af met nog geen € 1,5 miljoen voor het hele fietsbeleid in deze Collegeperiode. Ook in andere provincies, zoals Zuid-Holland, wordt aangetoond dat het veel beter kan. Vooral in het Regiovisie-gebied zou veel meer gefietst moeten worden om de autowegen in het gebied te ontzien, zoals de zuidelijke ringweg. Daarvoor zijn snelfietsroutes nodig in die regio. Het gaat om routes naar Hoogezand, Haren, Glimmen, De Punt en eventueel verder naar Assen, de route naar Eelde-Paterswolde, de route naar Peize, Roden en Leek. In die regio liggen de grote bereikbaarheidsproblemen. Een ander idee is nog om als provincie mee te gaan werken aan het idee van de Fietsersbond om een digitale fietsrouteplanner te ontwikkelen, vergelijkbaar met de TomTom voor auto’s. Utrecht, Gelderland en Friesland hebben er al een en ook in Drenthe is men er al mee bezig. Voelt de gedeputeerde ervoor om hier ook in Groningen mee aan de slag te gaan? Dhr. De Vey Mestdagh (D66) verklaart voor een deel te onderschrijven wat door GroenLinks naar voren wordt gebracht, met name met betrekking tot de fietsroute naar het zuiden. Het lijkt wat vreemd dat bij een dalend fietsgebruik het reeds ingezette beleid wordt gecontinueerd om vervolgens daarbij het aantal fietsbewegingen te laten toenemen. Het lijkt tegenstrijdig met elkaar. Dhr. De Vey Mestdagh kan zich wel voorstellen dat er gekozen wordt voor Bedum, omdat de andere routes nog in de planfase zitten. Je zou ook kunnen zeggen dat je ze dan wel zo snel mogelijk uit de planfase getrokken moeten worden, omdat dat inderdaad wat meer belovende routes lijken te zijn. Dat geldt ook voor de route naar het westen en naar het zuiden.
36
Dhr. Oosterhaven (PvhN) deelt mee dat de PvhN het eens is met de argumentatie van het College dat niet wordt ingezet op de aanleg van ontbrekende schakels. Voorts is de PvhN het eens met het feit dat de analyse uitwijst dat er een drietal fietsplusverbindingen in aanmerking komt om aan te leggen. De PvhN is echter absoluut niet overtuigd door het argument dat er niet genoeg middelen beschikbaar zijn. Voor andere zaken heeft men kennelijk vele malen meer geld kunnen vinden. Dhr. Oosterhaven weet dat dhr. Bleker verschrikkelijk creatief is. De PvhN vindt dat alledrie de fietsroutes die de provincie nu op goede gronden selecteert, zo gauw als dat plan technisch haalbaar is – er moeten wat juridische hobbels genomen worden – uitgevoerd moeten worden en dat het argument geen geld een zwak argument is. Voorts zou de PvhN graag van de gedeputeerde willen weten waarom het denken kennelijk bij de provinciegrens ophoudt en de verbinding met het zuiden hier helemaal niet aan de orde is. Of zijn daar wellicht geen problemen? Dat zou ook heel mooi zijn. Dhr. Out (VVD) stelt dat als je de brief van inmiddels september – hij is twee keer doorgeschoven – bekijkt, staan daar twee dingen in. Het eerste is dat moet worden gekozen tussen verbreden of fietsroutes plus. Men gaat voor fietsroutes plus en niet voor verbreden. Dit lijkt dhr. Out een wijs besluit als je kijkt dat je voor een geringe meerprijs een veel beter product krijgt. Het tweede dat erin staat, is dat er op dit moment vier op de nominatie staan. Dat is een beetje merkwaardig. De fietsroutes scoren hoog als potentiële locatie en vier regels verder laat je er één vallen. Het is een beetje merkwaardig opgeschreven in de notitie, want op dat moment valt Pekela-Winschoten af, dus zijn er maar drie potentiële in het verhaal. Vervolgens wordt uitgelegd dat er geld is en dat er drie zijn die men wil doen. Er is één die nu kan, daar wordt het geld voor gebruikt. Als je dan ziet dat het minimaal 2009 wordt voordat je planologisch gezien überhaupt aan die andere kunt gaan denken… Dan wordt er weer gekeken naar nieuw geld. Wat dat aangaat, is het een heel logische brief. Het enige punt wat dhr. Out in het betoog van dhr. Miedema goed vond terugkomen, was dat het misschien nog een keer goed is om aan te geven waarom die andere locaties – richting het zuiden en het westen – niet goed scoren als het gaat over mogelijke fietsrouteplustracés. Mw. Beckerman (SP) geeft te kennen dat de SP het voor iets wat actieplan heet vrij weinig actie. Bij ontleding blijkt dat het bestaat uit één route plus fietspromotieacties en flankerend beleid. Er zou wat de SP betreft meer ingezet moeten worden op de suggesties die aangereikt zijn door GroenLinks over de Regiovisie Groningen-Assen en fietsroutes naar het zuiden. Een heel leuk is idee is de fietsrouteplanner. Het lijkt mw. Beckerman een goed idee. Dat is een methode die bij vrij weinig inzet van middelen toch een hoog rendement oplevert. Dat is een compliment waard. Het is een leuk idee, zeker wanneer uit het tweede stuk op de agenda van vandaag een dalend gebruik van de fiets blijkt. Het lijkt mw. Beckerman niet meer dan logisch, dat wanneer je jezelf tot doel stelt fietsgebruik te promoten, zeker ter ontlasting van het wegverkeer, er goed naar wordt gekeken hoe die doelstellingen behaald kunnen worden. Mw. Van der Tuin (CDA) verklaart dat het CDA zich kan vinden in de voorliggende brief. Het CDA vindt het een goede ontwikkeling dat er aandacht is voor met name de verbreding van de fietspaden en de fietsroutes plus. Met betrekking tot de onveilige fietsroutes wordt gesteld dat er een aantal in principe in aanmerking komen voor verbreding. Mw. Van der Tuin is heel benieuwd wat het College daarmee bedoelt. In hoeverre is het meetbaar dat er ook een toename is van het fietsgebruik op de inmiddels verbeterde fietsroutes? Een korte reactie op het stuk van GroenLinks. Het CDA vindt dat het vergelijken van de miljoenen voor de autowegen en de € 1,4 miljoen voor dit genoemd plan onterecht is. Zo kun je investeren in de stad Groningen niet vergelijken met provinciale investeringen met afstanden en een open landschap. Bovendien is het Groninger landschap niet overal even uitnodigend – hier en daar zeer open – voor het dagelijkse woon-/werk-/school-fietsverkeer. Dhr. Miedema (GroenLinks) stelt dat de stad Groningen slechts een klein onderdeel van de provincie is. Het is een beetje een scheve verhouding als daar zes keer zo veel geld naar de fiets gaat. Mw. Van der Tuin (CDA) beaamt dat het wel geen verhouding kan zijn, maar je spreekt over een heel ander gebied als je fietspaden in de stad Groningen aanlegt of van Leek naar Groningen of misschien nog wel verder vanuit het Westerkwartier aanlegt, met name ook Zuidhorn. In de provincie zijn veel mooiweerfietsers met betrekking tot het woon-/werk-/school-fietsverkeer. Bovendien denkt de CDAfractie dat de Groninger automobilist zelf heel goed in staat is om te kiezen voor of de auto of voor ander vervoer. Een voorbeeld is het onlangs geopende transferium in Haren. Dat is nu al een succes
37
en een aanmerkelijke ontlasting voor de zuidelijke ringweg. Welke argumenten zijn er om de route Pekela-Winschoten te schrappen? Wordt de route naar Bedum als eerste aangepakt? Dhr. Bleker (gedeputeerde) begint zijn betoog bij de stad Groningen. Het fietst daar lekker druk met elkaar over relatief korte afstanden, ook nog beschut door bebouwing. Dat is natuurlijk een heel ander verhaal dan dagelijks op en neer van Leek naar Roden, want dat is al meer dan 10 km. De ervaring leert dat als de fietsafstand enkele reis meer dan 10 km is, je er wel een fietsroute plus plus plus aan kunt leggen, maar je er dan beter gewoon met je hond over kunt wandelen, want er zijn dan te weinig mensen die er gebruik van maken. Dhr. Miedema (GroenLinks) vraagt of dit in Groningen al is aangetoond. Dhr. Bleker (gedeputeerde) beaamt dit. Er zijn ervaringen dat over bepaalde afstanden, met name waar het gaat om woon-/werk-/school-verkeer, gewoon wordt gefietst. Als je boven die 10 km uitkomt, is dat veel lastiger en kiest men bijvoorbeeld voor de bus. Daarom is het ook zo druk in de bussen. Er zijn trouwens mensen die zeggen dat als er trams worden aangelegd in de Stad, er veel minder gefietst gaat worden. De ervaring in andere steden is dat een mooi tramsysteem leidt tot aanzienlijk minder fietsers. Hoe het dan moet met de investeringen van de Stad, weet de gedeputeerde niet. Daar gaat de provincie ook niet over. De wethouder van de stad Groningen gaat wel over de wegverbinding Groningen-Winsum. Dat vindt zij allemaal maar onzin. Al legt mw. Dekker ook bovenaardse fietspaden aan… Dhr. Oosterhaven (PvhN) interrumpeert en stelt dat het daar niet over gaat. Er worden wel miljoenen in gestopt. Dhr. Bleker (gedeputeerde) vervolgt zijn betoog en stelt dat al zou mw. Dekker ook bovenaardse fietspaden aanleggen, men doet het maar. De Regiovisie. In het Regiovisie-gebied is tot 2015 voorzien in een investering van € 7 miljoen in fietspaden. Dat gaat het dus ook om fietspaden over de grens. Het grensoverschrijdende vindt daar plaats. De digitale fietsrouteplanner wordt tot nu toe vooral voor recreatief gebruik benut. Het gaat hier met name om die fietsroutes plus voor het dagelijkse woon-/werk-/school-verkeer. Als je daar al een TomTom voor nodig hebt, weet de gedeputeerde niet welke werkgever of school je wilt ontvangen. De gedeputeerde vindt het heel mooi, maar stelt dat de markt dit maar moet regelen. De provincie gaat daar niet aan meedoen. Pekela-Winschoten. De route is afgevallen omdat die qua veiligheid toch niet echt onvoldoende scoort. Daarnaast moet je in de bebouwde kom heel fors maatregelen treffen als je daar een fietsroute plus van wilt maken, met name in de bebouwde kom van Pekela en Winschoten. Dat is dus niet te verantwoorden. Dhr. Out heeft het goed begrepen. Die heeft gezien dat er drie fietsroutes plus in beginsel door het College gewenst worden. Met twee daarvan kan niet worden begonnen, want men zit met de planvorming over de N361 richting Winsum, dus het is onbekend hoe het er daar precies gaat uitzien. Dus is ook onbekend wat voor fietsroute plus je moet situeren. Als je dat nu gaat doen, loop je het risico dat je over vijf jaar moet zeggen dat de route op de verkeerde plek ligt. Hetzelfde geldt voor Groningen-Ten Boer, omdat men daar met de wegverbinding Groningen-Ten Boer, inclusief de toegankelijkheid voor het OV van de weg Ten Boer-Groningen, bezig is. Dat kan nu ook niet precies worden bepaald. Dhr. Oosterhaven (PvhN) vraagt of het dan niet zinnig is om die fietsroutes gelijk mee te nemen. Dhr. Bleker (gedeputeerde) geeft aan dat dit ook zal gebeuren. GS hebben € 200.000 per jaar beschikbaar gesteld voor het Actieplan Fiets. Daarnaast is er nog geld uit het Regiofonds, bijvoorbeeld het bedrag van € 7 miljoen. Dat allemaal leidt tot deze mogelijkheden. Dhr. Miedema (GroenLinks) heeft een vraag over de fietspaden in het Regiovisie-gebied. De gedeputeerde zegt dat in het Regiovisie-gebied € 7 miljoen is uitgetrokken voor de snelle fietspaden. Dhr. Miedema ziet het verband niet zo. Het zou in elk geval voor het deel dat op Gronings grondgebied komt, toch ook in het Actieplan Fiets moeten staan? Staat het daar helemaal los van? Hoe ver staat
38
het dan met die fietspaden in het Regiovisie-gebied? Dhr. Miedema hoort daar helemaal niets over, dan gaat hij er ook vanuit dat daar niets mee gebeurt. Dhr. Bleker (gedeputeerde) geeft aan dat in de tabel op blz. 2 de informatie over het Regiofonds staat. Er komt € 1,5 miljoen voor bijvoorbeeld Groningen-Bedum uit het Regiofonds. Dat is één van de fietspaden uit het Regiofonds van de Regiovisie Groningen-Assen. Dhr. Miedema (GroenLinks) vraagt naar de andere fietspaden naar het zuiden. Dhr. Bleker (gedeputeerde) geeft aan dat het College enige tijd geleden aan de Staten het investeringsprogramma Regiovisie heeft voorgelegd. Daar zitten ze in. De voorzitter concludeert dat ze al zijn behandeld. Dhr. Bleker (gedeputeerde) bevestigt dit. Eén die er in zit, is bijvoorbeeld de verbetering EeldePaterswolde richting de Stad. De voorzitter merkt op dat dit een brief was die naar aanleiding van een vraag van GroenLinks geagendeerd was als bespreekpunt. Besloten wordt om hem als C-stuk naar de Staten te sturen. 16.
Brief van GS van 19 oktober 2007, nr. 2007-41069, VV, betreffende kwaliteitsmeting Arriva + de brief over de tweede kwaliteitsmeting
Mw. Beckerman (SP) geeft aan dat uit de eerste kwaliteitsmeting van Arriva bleek dat er veel mis was. Het betrof niet alleen technische problemen met het materieel, waardoor treinen niet reden, vertraging hadden of op sommige trajecten kleinere treinen reden dan was afgesproken. Ook bleek dat er veel te weinig treinen en personeel aanwezig was, de communicatie over de vertraging, uitval en alternatieven onder de maat was en dat informatie op de CTA-bak en bestemmingsaanduiding vaak niet klopten. De SP heeft hier toen veel vragen over gesteld en aangegeven de tweede kwaliteitsmeting graag in de commissie te willen bespreken. De gedeputeerde heeft toen aangegeven dat ook de tweede kwaliteitsmeting en de resultaten van de maatregelen die Arriva op korte termijn zou nemen, hier besproken zouden worden. De SP was verbaasd over het feit dat de commissie niet de resultaten van deze meting kreeg, maar op maandag digitaal een briefje van de gedeputeerde aan Arriva, waarin viel te lezen: “Gezien de verbeteringen die volgens U – Arriva dus – gerealiseerd zijn net na onze aanvullende meting, etc.” Mw. Beckerman vindt het erg mooi dat de gedeputeerde erop vertrouwt dat Arriva zegt dat het beter gaat en dat het dan ook allemaal weer goed is, maar de SP zou dit graag zelf kunnen constateren. Op dit moment is het door het ontbreken van de tweede meting voor de Staten onmogelijk om dat te controleren. De SP-fractie vindt dit echt belachelijk. Dhr. Miedema (GroenLinks) geeft te kennen zich grotendeels te kunnen aansluiten bij de woordvoerder van de SP. GroenLinks wil ook graag die resultaten van de tweede kwaliteitsmeting zelf zien. Er was een aantal voorstellen voor verbeteringen. GroenLinks wil graag weten wat daarvan terecht is gekomen en wat daarvan het effect is geweest. Op zich is het prima om nu nog een derde kwaliteitsmeting uit te voeren, maar dhr. Miedema zou toch graag met eigen ogen willen zien wat er nu al gebeurd is. Dhr. Staghouwer (ChristenUnie) verklaart dat de ChristenUnie zich ernstig zorgen maakt over de situatie met Arriva. Dhr. Staghouwer zou de zorgen willen markeren met een hoofdletter. De gedeputeerde heeft gezegd nog een keer een meting te doen, een derde meting. De ChristenUnie is er niet gerust op, gezien alles wat gaande is, dat uit de derde meting een goede uitslag voor Arriva komt. De ChristenUnie wil op dit moment geen voorschot nemen op die uitslag, maar zij vraagt de gedeputeerde wel om op korte termijn, nadat de meting is geweest, te komen met het resultaat van de meting. De ChristenUnie wil dan haar oordeel uitspreken over Arriva. Vooralsnog is de ChristenUnie er niet positief over gestemd. Dhr. Out (VVD) geeft aan dat als je naar de eerste kwaliteitsmeting kijkt, het gewoon belabberd is wat daar gerealiseerd is aan verbeteringen. Dat staat er ook duidelijk in. Het gaat dan om metingen die halverwege oktober gebeurd zijn. Vervolgens vindt er twee maanden later overleg plaats met Arriva omdat het niet te best was wat gezamenlijk in oktober werd geconcludeerd. Er moet vooral nog eens
39
worden gekeken hoe het er nu voorstaat. Inmiddels is het al halverwege januari. Er zijn drie maanden verstreken op een dossier dat in de Staten heel veel aandacht heeft gehad en behoorlijke verontwaardiging heeft opgeroepen. Dhr. Out kan het tijdpad dat er tussen ligt, niet zo goed volgen. Dat er nu nog een meting wordt gedaan, lijkt hem goed. De situatie was belabberd, het is goed om na te gaan hoe de situatie nu is. Wat is er in die drie maanden tussentijd nu gebeurd? Dat is nergens uit op te maken. De VVD-fractie zou dit graag van de gedeputeerde vernemen. Dhr. De Vey Mestdagh (D66) sluit zich aan bij de teleurstelling. Hij zou graag de tweede en derde meting tegelijk ontvangen om zelf een oordeel te kunnen vellen over de tussenmaatregelen met betrekking tot de bussen die erbij zijn gekomen. Er wordt aangekondigd dat de langetermijnoplossingen ongeveer nu bekend zijn. Of wordt onder begin van dit jaar, tegen de zomer bedoeld? Mw. Van der Tuin (CDA) sluit zich aan bij de opmerkingen die gemaakt zijn door de VVD. Het CDA is heel benieuwd naar de kwaliteitsmeting in de tweede ronde. Mw. Van der Tuin verwacht dat de Staten hier binnen enkele weken bericht van krijgen, of misschien nog eerder, om na te gaan of er nog grote knelpunten zijn. Men moet natuurlijk wel realistisch zijn en kijken naar de oorzaken, zoals grote toename van het aantal reizigers dat met het OV gaat. De daarvoor gepleegde inspanningen hebben inmiddels toch wel geleid tot enkele oplossingen. Het CDA is zeer benieuwd wat de derde meting op zal leveren. Onlangs was in het blad Gronoloog het relaas van een werknemer te lezen over hoe hij zijn treinreizen ervaart. Dhr. Oosterhaven (PvhN) sluit zich volledig aan bij de vorige sprekers. De situatie is bedroevend en er is zo mogelijk nog sneller actie nodig. Dhr. Rijploeg (PvdA) heeft slechts één zin toe te voegen aan datgene wat dhr. De Vey Mestdagh heeft gezegd. Hij vraagt zich af hoe het komt dat hij de laatste tijd wat minder klachten hoort. Komt dat omdat mensen zo murw zijn dat ze niet meer klagen of komt dat omdat het echt veel beter is gegaan? Dhr. Bleker (gedeputeerde) geeft aan dat hij de vraag van dhr. Rijploeg deelt. Er bereiken hem ook aanzienlijk minder klachten. Is dat inderdaad omdat mensen eraan gewend zijn of zich erbij neerleggen omdat het toch niet helpt of gaat het zo nu en dan toch wat beter? Dat moet nu uit de finale derde meting blijken. Het lijkt de gedeputeerde een prima voorstel dat, als die derde meting is geweest, de commissie de eerste, tweede en derde meting ontvangt, waar dat het geval is eventueel ook de Prorail-cijfers die via Arriva bij de provincie komen over punctualiteit. Dan is er een totaalbeeld beschikbaar. Dhr. Bleker weet op dit moment ook niet hoe het uit zal pakken met die derde meting. Er zijn wel enkele eerste indrukken, dat er iets minder technisch uitval van treinen is. Het is nog wel vrij vol in de treinen in de spitsuren. Daarvan heeft de gedeputeerde tegen Arriva gezegd dat het misschien het gevolg is van de vooruitgang dat de stad en regio Groningen net als in Den Haag, Leiden, Rotterdam in de spits… Dan kun je niet in een coupé zitten en ontspannen een krantje lezen. Het is dan bomvol. Het moet wel verantwoord en veilig bomvol zijn, aldus dhr. Bleker. Waar hij Arriva met de derde meeting zeer scherp op laat beoordelen, is punctualiteit. Dat het vol is, is beroerd, maar dat de trein niet komt of veel te laat komt of men zijn aansluiting mist en daardoor te laat komt voor een tentamen, etc. moet zo langzamerhand eens afgelopen zijn. Het heeft niet te maken met de beschikbare capaciteit, maar met logistiek management, met de betrouwbaarheid van de voertuigen. Dan moet het goed zijn. Wat gebeurt er in die paar maanden? Voorafgaand aan zo’n onderzoek kondigt de provincie bij Arriva aan dat er onderzoek gaat plaatsvinden. Er wordt alleen niet verteld waar en hoe. Dat gebeurt dan gedurende een periode van drie, soms vier à vijf weken. Als de resultaten er zijn, wordt Arriva daarmee geconfronteerd en vraagt de provincie Arriva op schrift acties te formuleren die ze gaan oppakken. Dan volgt er een vervolgmeting. Dan is er weer overleg over de resultaten. Het laatste overleg vond plaats in december, op basis van de tweede meting. Het gaf nauwelijks een beter beeld dan de eerste meting, terwijl Arriva zegt dat wanneer er gekeken wordt naar de Prorail-cijfers, er veel minder uitval is en de punctualiteit groter is. Dat wordt naast elkaar gelegd en er wordt een finale meting gedaan. Dat is het dan ook. Drie maal is scheepsrecht. Dan is het hard op hard. Dhr. Bleker heeft geruchten gehoord dat, omdat Arriva denkt dat de provincie de komende drie weken gaat meten, alle verloven zijn ingetrokken. Als reactie daarop zal de provincie niet alleen deze drie weken meten. Als ze denken dat ze het op die manier helemaal rond kunnen krijgen, hebben ze zich vergist. Het moet goed en op een verantwoorde manier.
40
De voorzitter wil het volgende voorstel doen. De commissie doet nu geen tweede termijn en wacht de eerste, tweede en de derde meting af. Zij wil de cijfers van Prorail bij betrekken. Dan krijgt de commissie het opnieuw in discussie. De stukken die er liggen worden geparkeerd. Dhr. Staghouwer (ChristenUnie) informeert naar het moment dat de commissie het hier weer terug krijgt. De voorzitter vraagt de gedeputeerde of hij dat moment kan aangeven. Of is dat strategisch onverstandig? Dhr. Bleker (gedeputeerde) verklaart dat het College op 1 februari een gesprek met Arriva heeft. Dan worden de resultaten van het onderzoek doorgesproken. Medio februari heeft de commissie de uitkomsten, inclusief de acties die Arriva en het College waar dat nodig is, treffen. Mw. Beckerman (SP) geeft aan dat in het eerste stuk dat de commissie heeft gekregen op 18 oktober staat: “Wij hebben met Arriva afgesproken dat over een maand het volgende overleg plaatsvindt om te bespreken hoe de maatregelen uitpakken en in hoeverre bijsturing noodzakelijk is. In de tussentijd zullen wij gedurende twee weken opnieuw de kwaliteit monitoren en na het vervolgoverleg met Arriva zullen wij U hierover informeren.” Mw. Beckerman vraagt zich af wat er met die toezegging is gebeurd dat de commissie hierover geïnformeerd zou worden. Het gaat nu inderdaad over een periode van vier maanden, inclusief september, want toen zijn de problemen begonnen. Mw. Beckerman vindt vijf maanden erg lang. Er worden er nu nog meer. De SP zou ook graag de reizigersaantallen meegenomen zien om te kijken of daar niet een afname plaatsvindt. Dhr. Bleker (gedeputeerde) verklaart dat het te verwachten is dat er enige afname plaatsvindt van reizigersaantallen. Dat is echter gebruikelijk. Als men een studerende zoon of dochter heeft, weet men hoe dat gaat. De eerste zes weken worden alle colleges gevolgd als ze buiten de Stad wonen, de maanden daarna wordt dat wat minder. Dan wordt er wat meer in bed gelegen. Mw. Beckerman (SP) informeert of dit betekent dat het volgend jaar september weer fout zal gaan. Dhr. Bleker (gedeputeerde) geeft aan dat het inderdaad zo is dat er seizoensinvloeden in het aantal reizigers zitten. Dhr. Rijploeg heeft dat de vorige keer ook al gemeld. Waarom heeft de provincie die tweede kwartaalrapportage niet gedaan? De provincie kreeg een discussie met Arriva over andere cijfers die zij ook hadden. Dat wil dhr. Bleker niet in het openbaar uitgevochten hebben, want dat schiet niet op. Arriva heeft een aantal maatregelen getroffen, zoals rechtstreekse mooie bussen vanuit Loppersum, Winsum, Hoogezand-Sappemeer naar Zernike. In een aantal van die bussen blijkt geen kip te zitten. Een deel van die maatregelen zijn weer ingetrokken. Er zijn ook mensen die liever in een mooie volle trein zitten dan in een mooie, half lege bus. De provincie kan ook geen ijzer met handen breken. Het is aangeboden. Arriva heeft het gedaan, dat geldt ook vanuit Zuidhorn. Voor een deel loopt men er gewoon langs! Mw. Beckerman (SP) merkt op dat de gedeputeerde nu fragmentarisch aangeeft wat er verbeterd is. Die extra bussen zijn heel mooi, maar dit is niet het totale plaatje. Daarnaast is ook nog informatie gevraagd over communicatie die onder de maat was, personeel dat niet op treinen aanwezig was, terwijl het wel in de aanbesteding staat. Dat zijn ook problemen. De SP heeft de vorige keer al heel netjes aangegeven dat het natuurlijk kan gebeuren dat er met nieuwe treinen problemen zijn, maar zij wil wel graag een aantal antwoorden hebben. Dhr. Bleker (gedeputeerde) stelt dat de commissie die gegevens straks krijgt. Dan heeft de commissie drie meetperiodes en kan zij vergelijken of er vooruitgang is geboekt. Dat is ook bekend welke maatregelen er worden genomen. Waar de provincie over de Prorail-cijfers over Arriva beschikt, worden deze toegevoegd. Dan is het complete pakket beschikbaar. Als uit de cijfers van de laatste meting zou blijken dat er geen verbetering is, is de eerste juridische stap die het College zet het schrijven van een ingebrekestelling. Als de rapportage daartoe aanleiding geeft, zal het College dat doen. De voorzitter stelt vast dat de commissie haar zorg breeduit heeft uitgesproken. De commissie krijgen alledrie de metingen terug en zo veel mogelijk de cijfers. De commissie krijgt daar, zo neemt de voorzitter aan, een brief van maatregelen bij van het College. Dan wordt deze besproken in een vol-
41
gende commissievergadering, waarschijnlijk de vergadering in maart, als alle stukken compleet zijn. Op dit moment is er niets anders te besluiten. Dit lijkt dhr. Rijzebol de beste weg. Dhr. Out (VVD) vraagt welke vergadering de voorzitter aangaf. De voorzitter verduidelijkt dat het waarschijnlijk de vergadering in maart wordt. Halverwege februari kan de commissie beschikken over de cijfers. Dhr. Out (VVD) merkt op dat er op 20 februari een commissievergadering is. Er is aangegeven dat op 1 februari een gesprek met Arriva plaatsvindt. Als de zaken op tafel liggen, moet worden gekeken hoe het zit met de termijn waarop de commissie over de gegevens kan beschikken. Dhr. Out voelt er weinig voor om het dan weer zes weken vooruit te drukken, terwijl de cijfers op dat moment bekend zijn. De voorzitter geeft aan dat het geagendeerd wordt in deze commissie zodra alle stukken beschikbaar zijn. Dat is zo spoedig mogelijk. 18.
Brief van dhr. D. Beerda van 15 oktober 2007, correspondentienummer 40.466, betreffende studenten willen zonnepanelen op de nieuwbouw van de RUG
Dhr. Rijploeg (PvdA) deelt mee dat er een brief is gekomen van een initiatief van een groep studenten die graag zonnepanelen op het dak van de universiteit wil. Dhr. Rijploeg vraagt om eens te gaan kijken, samen met de ambtenaren die precies weten hoe de subsidieregelingen zich ontwikkelen in de komende tijd, de nieuwe SDE en andere zaken. Er dient te worden gekeken wat de provincie zelf voor middelen heeft om toch te helpen bevorderen dat volgend jaar, als de universiteit 395 jaar bestaat, gerealiseerd wordt dat er 395 panelen op de universiteit komen. Dhr. Miedema (GroenLinks) vindt het ook een heel goed initiatief van deze groep studenten. Hij hoopt dat de gedeputeerde er positief over is om hieraan mee te werken. Dhr. De Vey Mestdagh (D66) geeft aan de vraag van dhr. Rijploeg niet geheel goed te hebben gehoord. Is zijn verzoek om de subsidieregelingen duidelijk te maken aan de RuG of verzoekt hij om een injectie vanuit de provincie in dit kader? Dhr. Oosterhaven (PvhN) vraagt dhr. Rijploeg of hij studenten wil injecteren. Dhr. Rijploeg (PvdA) ontkent. Hij vraagt om in elk geval behulpzaam te zijn bij het verwerven van de subsidies. De provincie heeft zelf ook een heleboel regelingen in huis. Zo-even is het hele energieakkoord behandeld. Zonne-energie is daarin nog nauwelijks aan de orde, dat klopt ook wel, want dat is iets wat op iets langere termijn op grote schaal geprobeerd gaat worden. Dit neemt niet weg dat je, door zichtbaar te maken wat er allemaal kan, enthousiasme kan wekken bij mensen en dat dit een van de voorwaarden is om mensen erbij betrokken te houden en ook om te stimuleren dat mensen in hun studiekeuzes rekening houden met wat ze verder gaan doen en bovendien in hun eigen gedrag beïnvloed kunnen worden door dit soort zaken. Dhr. Rijploeg denkt dat het goed zou zijn om dat te doen. Als de provincie met € 20.000 dat proces op gang kan houden, met ambtelijke steun, dan zou hij dat steunen. Dhr. De Vey Mestdagh (D66) geeft aan dat D66 het een uitstekend initiatief van de studenten vindt. Als de provincie dit soort initiatieven gaat ondersteunen, vraagt D66 zich af waarom de RuG en andere niet. Het zou dan onderdeel moeten zijn van het totaalbeleid. Mw. Van der Tuin (CDA) kan een heel eind meegaan met dhr. Rijploeg, behalve dat hij geld beschikbaar wil stellen. Het is natuurlijk zo dat het een zaak van de RuG is, hoewel je van dit kennisinstituut wel mag verwachten dat zij hier zelf een voortrekkersrol in neemt. Dhr. Bleker (gedeputeerde) is het met de laatste opmerking van mw. Van der Tuin eens. Het is eigenlijk te gek voor woorden dat op de gebouwen van de provincie zonnepanelen staan en dat ze misschien nog niet op alle gebouwen van de universiteit staan. Het is nu zo dat er een initiatief is van een aantal studenten. Die zal het College netjes begeleiden en ondersteunen om hun initiatief verder te brengen binnen de bestaande regelingen die er van de provincie zijn. Het College vindt het wel leuk
42
en goed dat zo’n initiatief wordt opgezet. Het zijn ook de overwegingen die dhr. Rijploeg en mw. Van der Tuin aangeven dat het ook iets zegt over… Het is heel iets anders of het Hoofd Huisvesting of Adjunct-hoofd Huisvesting met zo’n brief komt of een groep studenten. Dat laatste spreekt de gedeputeerde veel meer aan, ofschoon hij zegt niets tegen Hoofden en Adjunct-hoofden te hebben. Dhr. Out (VVD) merkt op dat de Statenleden deze e-mail half oktober hebben ontvangen. De mail wordt nu besproken. Dhr. Bleker (gedeputeerde) verklaart dat er contact bestaat. Dhr. De Vey Mestdagh (D66) pleit ervoor om ook als niet-studenten met dit soort ideeën komen, ze daar waar mogelijk van advies vanuit de provincie te voorzien. Dhr. Bleker (gedeputeerde) deelt mee dat de provincie iedereen van advies voorziet, zelfs Adjuncthoofden Huisvesting. De voorzitter concludeert dat de brief als C-stuk naar de Statenvergadering gaat. 19. Voordracht van 11 december 2007, nr. 2007-34.621, KB, betreffende het aan de openbaarheid van het voet-fietspad rond de Gaarkeukensluis (34/2007)
onttrekken
Dhr. Miedema (GroenLinks) geeft te kennen dat de GroenLinks-fractie tegen het voorstel van het College is. Dit fietspad heeft jarenlang gefunctioneerd zonder enig probleem. De interpretatie van dhr. Miedema is ook dat de gemeente Zuidhorn eigenlijk wil dat het fietspad open blijft. GroenLinks is verbaasd dat het College dit voorstel doet. Het kan zijn dat er veiligheidsvoorschriften zijn, maar op sommige momenten moet je ook kijken wat voor effecten dit heeft… Dhr. Staghouwer (ChristenUnie) interrumpeert en vraagt of dhr. Miedema op de hoogte is van de situatie aldaar. Dhr. Miedema (GroenLinks) bevestigt dit. Dhr. Staghouwer (ChristenUnie) polst of dhr. Miedema er wel eens overheen is gefietst. Dhr. Miedema (GroenLinks) geeft aan dat je er ook met de fiets aan de hand over kunt gaan. Het geeft in elk geval de mogelijkheid om daar overheen te gaan. Dhr. Staghouwer (ChristenUnie) werpt tegen dat het wel heel gevaarlijk is. Is dhr. Miedema daarmee bekend? Dat is ook de inhoud van het stuk. Dhr. Miedema (GroenLinks) stelt dat het gevaarlijk is als er een calamiteit gebeurt, als er een schip tegenaan gaat. Dhr. Bleker (gedeputeerde) vraagt dhr. Miedema wanneer hij er voor het laatst over is geweest. Is hij er recentelijk nog over geweest? Dhr. Miedema (GroenLinks) antwoordt ontkennend. Dhr. Bleker (gedeputeerde) merkt op dat er bij gezegd wordt dat het fietspad er al niet meer is. Dhr. Miedema (GroenLinks) lijkt dit een groot probleem, omdat hier wel een voorstel van het College ligt, waar ook zienswijzen op zijn ingediend door de gemeente Zuidhorn. Als het fietspad er niet meer ligt, heeft de gedeputeerde een groot probleem. De voorzitter begrijpt van dhr. Miedema dat hij de verbinding nog veilig vindt. Dhr. Staghouwer (ChristenUnie) vindt de verbinding niet veilig, in elk geval niet meer in de context van 2008. Bij het stuk zit een heel mooie tekening. Als er de volgende keer een tekening bij komt,
43
moet het duidelijk zijn en moet het ingetekend staan, want op de tekening staat niet precies vermeld hoe het fietspad loopt. Dhr. Out (VVD) wenst zich aan te sluiten bij dhr. Staghouwer als het gaat over de situatie. Het kon zo gewoon niet verder. Je kunt als overheid niet anders handelen als je dat soort voorschriften hebt ten aanzien van veiligheid en je de garantie moet afgeven. Dhr. Out wil heel veel verbazing uitspreken richting de fractie van GroenLinks, want de stellingname die zij doen zonder echt blijk te geven kennis te hebben van de situatie daar en het feit dat zij voorbij wil gaan aan de veiligheidsvoorschriften, kan zij echt niet verkopen. Dhr. De Vey Mestdagh (D66) merkt op dat als hij het stuk leest, hem het gevoel bekruipt dat de volgorde der dingen iets anders zit dan hier gesuggereerd wordt, dat het begint met het afsluiten van sluizen voor publieke toegankelijkheid en dat het daarmee ook wel zo gemakkelijk is om dit fietspad tegelijkertijd af te sluiten. Dhr. De Vey Mestdagh zou in eerste instantie willen pleiten voor het toegankelijk houden van sluizen, al is het in recreatieve zin. Er is niets leuker dan bij een sluis te zitten en te kijken wat daar allemaal gebeurt. In de tweede plaats vraagt dhr. De Vey Mestdagh zich af of het noodzakelijk is in het kader van de veiligheid – want dat is wat de VVD suggereert maar wat niet in het stuk staat – om dit fietspad te sluiten. Het alternatief van het aanleggen van een heel nieuwe fietsbrug vindt hij wat ver gezocht. Wellicht is met andere aanpassingen voldoende veiligheid te bereiken. Er zijn inmiddels ook geen ongelukken gebeurd. Mw. Van der Tuin (CDA) verklaart dat het CDA zich kan vinden in het voorstel, met name uit het oogpunt van veiligheid, zeker anno 2008. Het feit dat er geen ongelukken zijn gebeurd wil niet zeggen dat het veilig zou zijn. Mw. Van der Tuin raadt dhr. Miedema aan om daar toch eens een rondje te fietsen. Dhr. Oosterhaven (PvhN) merkt op het fietspad niet te kennen. Hij vindt dat er wel erg veel waarde gehecht wordt aan veiligheid anno 2007. Mensen hebben ook een zekere eigen verantwoordelijkheid. Dhr. Oosterhaven vertelt dat hij ook wel eens over fietspaden rijdt met grote gaten erin en dan voorzichtiger te werk gaat. Mensen kunnen ook oppassen. Men moet niet iedereen tegen alles gaan beschermen. Dhr. Bleker (gedeputeerde) legt uit dat je er nog wel over kunt, maar je dan eerst over een hek moet. Het is alvast afgesloten uit veiligheidsoverwegingen. Het pad moet nog wel formeel aan het verkeer worden onttrokken. Vandaar dit besluit. Sluizencomplexen worden gezien als inrichtingen/bedrijfscomplexen. Daar gelden veiligheidsvoorschriften. Er hoeft maar één ongeluk te gebeuren en de situatie zou ongewijzigd blijven, dan is de provincie ten volle aansprakelijk. Het is een inrichting van de provincie waar geen derden op toegelaten mogen worden zonder begeleiding. Dat kun je dus niet continueren. Dan kan men zeggen dat er niets is gebeurd of dat het wel anders kan… Als de sluismeester aanwezig is en je meeneemt op het complex, is het een ander verhaal. Dhr. De Vey Mestdagh (D66) vraagt of het gewoon openbaar terrein is. Wat als je er met een bootje komt? Dhr. Bleker (gedeputeerde) legt uit dat je als je er met een bootje komt, er via het water komt en niet via de inrichting. Deze discussie is heel interessant. Dhr. Bleker heeft het voorstel in het College gedaan. Toen zei één van de Collegeleden dat hij het wel jammer vond en vroeg of het werkelijk nodig was. Een week later werd het weer in het College besproken met een korte juridische verklaring erbij. Toen is het bij hamerstuk conform besloten. Dhr. De Vey Mestdagh (D66) merkt op dat het College de juridische verklaring bij de voordracht had moeten doen. Dhr. Bleker (gedeputeerde) geeft dit toe. Als GroenLinks op dit onderwerp een motie wil indienen, ziet het College deze met vertrouwen tegemoet. Dhr. Miedema (GroenLinks) merkt op dat een bordje met ‘betreden op eigen risico’ het juridisch ook…
44
Dhr. Bleker (gedeputeerde) geeft aan dat als in Delfzijl bij een chemisch complex of iets dergelijks ‘betreden op eigen risico’ staat, dit niets voorstelt. De voorzitter constateert dat er brede consensus is over het feit dat iets wat zeer onveilig is, gesloten moet worden. Het is een voordracht en kan dus als B-stuk naar de Staten, tenzij dhr. Miedema een motie wil indienen dat het open blijft vanwege de veiligheid. Dhr. Miedema (GroenLinks) merkt op dat GroenLinks in de Staten met een stemverklaring tegen kan stemmen. De voorzitter geeft aan dat dhr. Miedema nu ook kan zeggen dat hij het veilig vindt en dat GroenLinks achter het open blijven van dit staat. Dan kan het als B-stuk worden bevorderd en zo naar de Staten worden gezonden. De voorzitter vraagt of dhr. Miedema die aantekening van hem genoteerd wil zien. Dhr. Miedema (GroenLinks) bevestigt dit. 20.
Sluiting.
De voorzitter sluit de vergadering om 21.50 uur.
45
Toezeggingenlijst (bijgewerkt t/m 16 januari 2008)
Nr.
Datum toezegging
Onderwerp
Deadline
Portefeuillehouder
1.
6 juni 2007
Het college zal inzicht verschaffen in de ontwikkelingen m.b.t. de mogelijke aanleg van een Hogesnelheidstrein (HST) naar Duitsland.
Rond de jaarwisseling. Toez. is afgehandeld d.d. 16-012008
Bleker
Rond de zomer 2008
Bleker
16 januari 2008
In aanvulling op de hierboven gedane toezegging zegt de heer Bleker toe dat het college in de zomer 2008 met Minister Eurlings en de spoor- en regeringsautoriteiten van Duitsland in gesprek gaat over verbeteringen op het traject, ten eerste in de vorm van de dienstregeling op het bestaande traject.
2.
6 juni 2007
Het college zal een toelichting geven op het verminderen van de BDU-middelen en de financiële gevolgen voor het OV-bureau.
Januari 2008
Bleker
3.
24 oktober 2007
Het college realiseert binnen 1 á 2 maanden het display voor de zonnepanelen. Dit wordt tevens op de website getoond.
December 2007 > Gerritsen geeft aan dit niet te hebben gecontroleerd, hij zal het opnieuw bekijken. Dit hoort al gerealiseerd te zijn.
Gerritsen
4.
24 oktober 2007
Het college markeert de vraagpunten en dilemma's van de cie. t.o.v. aanbesteding OV in een brief en zal daarop reageren.
Februari 2008
Bleker
46
Project vaarverbinding Oldambtmeer-Beerta (voetnoot 1, blz 20 verslag) 1. Zijn er risico's a la de vaarverbindingen Zuidlaardermeer-Oost groningen? Het project kent, net als alle projecten, normale risico's. In tegenstelling tot de vaarverbindingen Zuidlaardermeer-Oost Groningen is er geen rekening gehouden met inverdieneffecten en zijn alle voorziene werkzaamheden in de scope opgenomen, geraamd en gefinancierd op een actueel prijspeil. Met betrekking tot de aanvraag van de benodigde vergunningen en grondaankoop bestaat er op dit moment geen aanleiding te veronderstellen dat deze tot problemen zullen leiden. 2. Waaruit bestaan de eventuele in bijlage 2 genoemde diverse besparingen op het Beertsterdiep? Indien er geen peilverlaging plaats kan vinden zal er minder baggerwerk in het Beertsterdiep en grondwerk t.b.v. de nieuwe haven uitgevoerd hoeven worden om de vereiste waterdiepte te verkrijgen. Daarnaast wordt in dat geval rekening gehouden met een versobering van het plan in de vorm van het niet uitvoeren van baggerwerkzaamheden op het deel van het Beertsterdiep ten noorden van de jachthaven (tot aan het gemaal) . Dit deel van de scope zal dan worden toegevoegd aan een eventuele volgende fase. In deze fase kan het achterwege blijven zonder de functionaliteit van het gedeelte Oltambtmeer-jachthaven aan te tasten. 3. Blijft de overlast voor het verkeer tot een minimum beperkt? Ja, alleen ten tijde van de aanleg van de brug in de Hoofdstraat zal er sprake zijn van een (beperkte) stremming. Er zal in het bestek een periode van stremming voorgeschreven worden. De periode zal uiteraard zo kort mogelijk gehouden worden. Specifiek zijn afspraken gemaakt over de bereikbaarheid van de chinees in Beerta en de bereikbaarheid van een woning welke zijn huidige toegangspad heeft op de plek van de nieuwe brug. Voor voetgangers zal een voorziening langs de Hoofdstraat worden getroffen, fietsers moeten beperkt omrijden (of de fiets aan de hand nemen) en automobilisten moeten aanzienlijk omrijden. E.e.a. is overlegd met de gemeente en op hoofdlijnen gecommuniceerd met omwonenden.
47
Aanvullende reactie rapport Noordelijke Rekenkamer + rapport Mobiliteit in Noord-Nederland (voetnoot 2, blz. 23 verslag) Op 17 januari is in de statencommissie E&M de aanvullende reactie van GS op het rapport Noordelijke Rekenkamer over Mobiliteit in Noord-Nederland (eindrapport provincie Groningen) behandeld (brief 4 december 2007 nr. 2007-48.664/49/A.10,VV). In de bijlage van die brief geven GS een reactie op vragen die door de dhr. Swagerman namens de SP-fractie zijn gesteld. Gedeputeerde Bleker heeft tijdens de vergadering toegezegd dat een aanvullende reactie op vraag 7 aan het verslag zal worden toegevoegd. De vraag en de aanvullende reactie zijn hieronder weergegeven. vraag 7. Het kopje ‘Budget’ (blz. 35). “In enkele van de ontvangen voordrachten heeft de Noordelijke Rekenkamer informatie aangetroffen waaruit blijkt dat grondaankopen en juridische procedures veel voorkomende risicofactoren zijn bij infrastructurele projecten, waar in deze voordrachten al vooraf rekening mee wordt gehouden.” Dit klinkt de SP-fractie bekend in de oren, want zij weet wat projecten waar de grondaankopen voorkomen en wat de risico’s daarvan zijn: Blauwe Stad, Meerstad, glastuinbouwgebied straks. "In een enkel geval zijn er Statenvoordrachten geweest waarin extra middelen voor een project werden gevraagd. In deze voordrachten werd verder niet verwezen naar de oorzaken voor overschrijding. Provinciale Staten krijgen daarmee geen informatie aangeboden die direct inzichtelijk maakt welke oorzaken voor overschrijding er zijn en hoeveel extra middelen daarom nodig zijn.” Daar gaat het dhr. Swagerman om. Het lijkt hem erg belangrijk dat dit in het vervolg wel gebeurt. Aanvullende reactie: Bij nalezing van onze eerste reactie hebben wij vastgesteld dat deze multi-interpretabel is. Voor alle duidelijkheid merken wij op dat het uiteraard geenszins onze bedoeling is geweest de NRK dan wel de fractie van de SP op welke wijze dan ook met die reactie te schofferen. Onze reactie was ingegeven vanuit verbazing. De NRK constateert dat in het verleden in een enkel geval er statenvoordrachten zijn geweest waarin extra middelen voor een project werden gevraagd terwijl niet werd verwezen naar de oorzaken van overschrijding. Wij twijfelen niet aan deze constatering. Het zal destijds zo zijn geweest dat Provinciale Staten anderszins, bijvoorbeeld via een brief, over de hoed en de rand zijn geïnformeerd. Wij hebben, zij het impliciet willen aangeven van mening te zijn dat wij vinden dat de onderbouwing van overschrijdingen alsook de omvang van de extra benodigde middelen helder in statenvoordrachten tot uitdrukking moet komen. Wij delen dus zeer het belang dat dhr. Swagerman hecht aan de onderbouwing van de noodzaak van budgetuitbreiding in statenvoordrachten.
48