Trouw van 13-01-2001, Pagina 21, De verdieping, Achtergrond
De burger hangt aan de toga Carel Stolker Claimcultuur Hebzucht is de verklaring niet Pech moet weg Ieder heeft het recht querulant te zijn Na rampen, ongevallen, overheidsfalen, andermans fouten of gewoon domme pech weet Nederland inmiddels de rechter te vinden. De claimcultuur is een feit. En de overheid hoeft zich daarover niet te verbazen, aangezien die in beslag wordt genomen door haar eigen verdwijnen. De rechtsgeleerde prof.mr. Carel Stolker van het E.M. Meijers Instituut van de Universiteit Leiden over de ingrijpende verandering die de claimcultuur teweeg zal brengen in de rechterlijke macht. De 81-jarige mevrouw Liebeck kocht voor 49 dollarcent aan de drive-in-window van een McDonald's in Albuquerque (Nieuw-Mexico) een kop koffie. Zittend in haar auto morste ze de hete koffie en liep ernstige brandwonden op. Een jury veroordeelde McDonald's tot het betalen van een schadevergoeding van 2,9 miljoen dollar. Dat is Amerika. Maar ook Nederland heeft de rechter ontdekt. Patiënten voeren processen tegen de lange wachtlijsten in de zorg. Zieke rokers stellen tabaksfabrikanten aansprakelijk voor hun beschadigde longen. Een Amsterdamse moeder verhaalt bijleskosten op een wanpresterende school. Een moeder wier kind verdronk in een zwembad, vordert van de rechter een verklaring dat het niet háár schuld was. Een journalist eist via de rechter inzage in bewindspersoonlijke bonnetjes. Een werknemer van PTT eist met succes een rookvrije werkplek. Baby Kelly klaagt een academisch ziekenhuis aan omdat ze gehandicapt is geboren. Een door de buurt van seksueel misbruik verdachte man voert een ongelijke strijd en eist zijn eigen strafrechtelijke vervolging, teneinde een publieke vrijspraak te krijgen. De FNV stimuleert RSI-patiënten tot het indienen van een claim. Milieugroepen beletten via de rechter gasboringen in natuurgebieden. Bezitters van aandelen World Online proberen hun schade via de rechter te compenseren. En nu dan de letselschadeadvocaten, die na de ramp van Volendam wel heel ongelukkig in het nieuws zijn gekomen. Het recht, tot voor kort voornamelijk geassocieerd met slecht leesbare lettertjes op offertes van louche aannemers, blijkt ineens mediageniek te zijn. Het recht biedt spanning en sensatie; een fraai gestileerde strijd met een onzekere afloop. Gesoigneerde strafpleiters doen de rest. Vrijwel dagelijks zien we hen op TV, samen met persofficieren en persrechters. En wekelijks de Rijdende Rechter. Ons recht is gedemocratiseerd en wij leven in een steeds meer gejuridiseerde samenleving, in een claimcultuur. Lang hebben we gedacht dat zo'n sue the bastard-cultuur typisch Amerikaans was. We spraken van 'Amerikaanse toestanden' en die zouden zich in onze polders niet voordoen. Maar die tijd is voorbij en dat blijft niet zonder gevolgen.
De spelende mens, de homo ludens, lijkt een homo litigans te zijn geworden: de eisende mens, uit op persoonlijk gewin. Maar zo simpel is het niet. Hebzucht is de verklaring niet. Met mijn Amerikaanse collega David Levine van de University of California Hastings ben ik op zoek gegaan naar de achtergronden van Mevrouw Liebecks zaak. Dat was de moeite waard. Zo bleek uit de procedure dat McDonald's zijn klanten de koffie aanmerkelijk heter voorschotelde dan andere restaurantketens. Om financiële redenen, want hoe heter het water, des te minder koffie nodig is. In de procedure werd verder duidelijk dat McDonald's in de afgelopen tien jaren ten minste 700 klachten had ontvangen over opgelopen brandwonden door hete koffie en in totaal voor meer dan 500000 dollar aan schikkingen had betaald. Leidinggevend personeel van McDonald's verklaarde ter zitting dat men wíst van die ernstige brandwonden. Maar een aanpassing werd niet overwogen en het bedrijf was evenmin bereid de klanten vooraf te waarschuwen. Een door de verdediging van McDonald's opgeroepen getuige verklaarde nog dat de paar brandwonden van mevrouw Liebeck statistisch verwaarloosbaar waren op het totaal aantal van honderden miljoenen koppen koffie dat McDonald's jaarlijks serveerde. Bovendien had het slachtoffer zelf bijgedragen aan de schade door niet onmiddellijk haar kleren uit te trekken. Het was deze arrogantie die door de jury werd afgestraft, met 2,9 miljoen dollar. Een volstrekt willekeurig bedrag? Toch niet, want het bedrag staat gelijk aan de winst die McDonald's maakte in twee dagen koffie schenken. Amerikanen noemen dat soort schadevergoedingen poetic justice. De jury van Nieuw-Mexico wilde McDonald's dus een lesje leren, omdat het bedrijf financieel gewin en gemakzucht liet gaan vóór gemakkelijk te voorkomen letselschade. Wie niet horen wil, moet voelen. We moeten onze verontwaardiging over mevrouw Liebeck en over andere claimende burgers wellicht wat intomen. Sterker nog: de claimende burger, of iets vriendelijker gezegd: de burger die zich bewust is van de mogelijkheden van het recht, past in ons tijdsbeeld. In de toelichting op haar begroting voor 1998 schreef de vorige minister van justitie Sorgdrager; ,, ... de overheid (is) selectiever geworden met interventies in economische en sociale processen. Er wordt meer ruimte gelaten aan de eigen verantwoordelijkheden van de burger, dat wil zeggen aan private initiatieven en marktmechanismen. (...) Kenmerkend voor de huidige situatie is dat individuele burgers in de samenleving hun eigen weg moeten vinden.' We hebben te maken met een terugtredende overheid en burgers die hun eigen verantwoordelijkheid nemen. Zo bezien is de McDonald's-zaak zo gek niet. Want wie zijn schade vergoed wil zien, stelt een ander daarvoor aansprakelijk, en wie dat niet wil, doet het niet ('eigen verantwoordelijkheid van de burger'). Wie meer wil dan alleen maar genoegdoening voor het eigen leed, vordert een hoge schadevergoeding met het oog op gedragsverandering bij de ondernemer ('eigen initiatief van de burger'). En de ondernemer ziet maar of het voor hem lonend is dat gedrag inderdaad aan te passen ('marktmechanisme'). De overheid, ten slotte, kan volstaan met toekijken ('overheid op afstand'). Een mooi voorbeeld was het kampioensfeestje van Feyenoord vorig jaar. De gemeente Rotterdam was niet in staat te voorkomen dat de halve binnenstad werd afgebroken. De overheid kon weinig doen. Maar de minister van Binnenlandse Zaken adviseerde de slachtoffers om de schade via de rechter op de boosdoeners te verhalen. Dat zou de vandalen een lesje leren waartoe
het Nederlandse strafrecht kennelijk niet meer in staat is. Privatisering van de rechtshandhaving. De claimende burger als hulp-officier van justitie. De vraag is nu of een overheid, die werk maakt van haar eigen verdwijnen en die haar burgers oproept tot het nemen van hun verantwoordelijkheid, wel mag klagen over het ontstaan van een claimcultuur. Het juridische gat dat de terugtredende overheid laat vallen, zal door de burger worden opgevuld. Die burger zal daarbij gebruikmaken van zijn -zoals juristen dat noemensubjectieve recht. Iets anders heeft hij niet, en dat zal zeker bijdragen aan het ontstaan van een claimcultuur, of we willen of niet. Het gaat in een claimcultuur om meer dan alleen het eisen van schadevergoedingen. Ook de juridisering van het openbaar bestuur, waarvoor de werkgroep Van Kemenade enige tijd geleden waarschuwde, is een uiting van een claimcultuur. Datzelfde geldt voor het toenemende klagen bij tuchtrechters, bij de nationale en gemeentelijke ombudsmannen, de geschillen- en klachtencommissies die overal opkomen. En zelfs het thans zo populaire mediation (juridische bemiddeling door deskundigen) is een uiting van de claimcultuur. Nu zeggen aantallen zaken nog niet zoveel. In een moderne, groeiende markteconomie neemt het aantal diensten, contracten, besluiten en incidenten toe, waardoor ook het aantal geschillen zal toenemen. Kenmerkend is eerder dat bij mensen het besef groeit dat geschillen langs juridische weg en met inschakeling van juristen op een aantrekkelijke manier kunnen worden beslecht, in plaats van het geschil te laten voor wat het is of te zoeken naar andere, niet-juridische oplossingen. De Amerikaanse rechtssocioloog Lawrence Friedman heeft er in zijn boek Total Justice op gewezen dat twee verschijnselen sterk bijdragen aan het ontstaan van een claimcultuur, namelijk dat voor heel veel pech inmiddels een rechtsingang is opengesteld en dat mensen steeds meer voelen recht te hebben op algehele genoegdoening voor de pech die hen treft. De oude opvatting dat men zijn eigen schade dient te dragen, verdwijnt langzamerhand: pech moet weg. In het openbaar bestuur ziet men een vergelijkbare ontwikkeling: besluiten van overheden worden minder als vanzelfsprekend geaccepteerd en steeds gemakkelijker in rechte aangevochten. Ook daar is er een groeiend besef van de rol die het recht bij de oplossing van geschillen kan spelen. We kunnen dus kortweg zeggen dat in een claimcultuur de assertieve burger, de actieve rechter en de ambitieuze advocaat elkaar steeds vaker en gemakkelijker weten te vinden. Belangrijk voor de verdere ontwikkeling van de claimcultuur zal de opstelling van de advocatuur zijn. Tekenend voor de tegenwoordige tijd lijken de letselschadeadvocaten die het onderzoek van de Commissie-Oosting over de vuurwerkramp in Enschede weigerden af te wachten en voor de Haagse rechter getuigen lieten verhoren, tot minister Pronk aan toe. Met alle kans op verwarring als gevolg van langs elkaar heenlopende procedures. Waren het na de Bijlmerramp de mannen in witte pakken, in Enschede zijn het straks de mannen in grijze pakken die de verwarring zaaien. Het gaat mij hier vooral om een nieuwe dynamiek die binnen de advocatuur valt waar te nemen. De letselschadeadvocaten zijn daarvan een voorbeeld. Ik wil vooropstellen dat het beeld dat na de ramp van Volendam is ontstaan, als zou het om aasgieren gaan, volstrekt onjuist is. De Nederlandse letselschadeadvocaten van dit moment zijn nette en goed opgeleide advocaten. En het mooie van deze slachtofferadvocaten is dat zij voor de onderliggende partij opkomen. Geen
veroordeling dus van deze groep. Maar het gaat mij om de toekomst, om hun rol in de groeiende claimcultuur. Op welke wijze en op welk moment wil men zich aan cliënten presenteren? Hoe gaat men om met de media? Hoe competitief willen advocaten worden? Hoe gaan ze om met andere rechtshulpverleners? Zullen ze, ook in doorsnee zaken, nog bereid zijn cliënten met een kansloze zaak 'nee' te verkopen? Is men ook in de toekomst nog bereid slachtoffers een voorgestelde schikking te adviseren, in plaats van voor de jackpot te gaan? Is de advocaat van de toekomst bereid zijn cliënten eerlijk te adviseren over de kansen in een procedure, over de duur, en over de geestelijke belasting ervan? Het zijn vragen naar de ethiek van het vak. En die zullen steeds luider klinken. Want op dit moment is het nog zo dat velen van het recht worden afgehouden uit angst voor de kosten. Advocaten zijn misschien niet duur, maar ze kosten wel veel geld, en de overheid springt slechts bij voor bepaalde groepen. Maar de kans is groot dat Nederland straks een systeem van no cure no pay krijgt: bij verlies betaalt de cliënt niet en bij winst ontvangt de advocaat een deel van de opbrengst. Een dergelijke ontwikkeling zal zeker tot meer procedures leiden. Een onstuimig gebruik van het aansprakelijkheidsrecht kan bovendien leiden tot onverwachte effecten. Denk aan de blackmail settlements, zoals we die in Amerika kennen in procedures van hemofiliepatiënten tegen bloedbanken. Hun kans op winst in die zaken is heel klein, maar welke organisatie kan zich een kans van 5 procent permitteren om voor twee miljard dollar aansprakelijk te worden gesteld? Onder hoge druk wordt alles vloeibaar en is iedereen bereid te onderhandelen. Het zal voor een belangrijk deel afhangen van de advocaten, als poortwachters van onze rechtsstaat, hoe het zal lopen. Niet alleen de advocatuur, ook de rechterlijke macht moet positie bepalen in een claimcultuur. De ontwikkelingen in Amerika leren ons dat naarmate burgers, en in Amerika zelfs presidentskandidaten, zich realiseren dat zij hun doelen veel gemakkelijker kunnen bereiken via de rechter dan langs de politieke weg. De rechter wordt daardoor meer en meer in een politiek en maatschappelijk spanningsveld getrokken. Denk aan de zaken tegen tabaksproducenten, aan de zaken tegen Bouterse in ons land en tegen Pinochet in Engeland, of denk aan de rechtszaken over de Waddenzee en over de wachtlijsten in de zorg. Procederen lijkt effectiever dan demonstreren. Vroeger was het Haagse Malieveld het toneel van maatschappelijke actie, nu lijkt dat de Haagse Kazernestraat te zijn, waar onze Hoge Raad zetelt. In Amerika is daarop een soort van tweedeling in de rechterlijke macht ontstaan: er zijn activistische, onbevreesde rechters die het politieke strijdperk wel willen betreden, en er zijn er die heel terughoudend zijn en die menen dat het primaat van de politiek toch echt ligt bij de wetgever. Die twee stromingen tekenen zich nu ook af in de Nederlandse juridische pers. De burger heeft de macht van de rechter in elk geval ontdekt. Van de rechter wordt bovendien steeds vaker een psychotherapeutische rol verwacht. Hij moet hooglopende burengeschillen beslechten, hoewel men zich kan afvragen of daar de buurtvereniging of wijkagent niet voor is. De moeder die tot aan de Hoge Raad procedeert om daar te horen dat de dood van haar kind niet háár valt aan te rekenen, zou wellicht eerder een psychotherapeut moeten consulteren. Dat vond de Hoge Raad in deze zaak ook: wij gaan niet over 'zuiver emotionele belangen', oordeelde het college. Maar onder mijn vakbroeders was de
verontwaardiging niet van de lucht: 'dus je mag wel procederen over een schuld van tweeguldenvijftig en niet over de dood van je kind?' Met een meer activistische rechter en een therapeutische rechter zal de burger veel meer dan voorheen geïnteresseerd zijn wie er in de toga steekt en achter de blinddoek schuilgaat. Nu toont de Nederlandse burger nog een grote onverschilligheid ten aanzien van de persoon van zijn rechters, man of vrouw, rooms of rood, D66 of Groenlinks. In ons land is niet Vrouwe Justitia geblinddoekt, maar de burger. Hoeveel Nederlanders weten wie de President van de Hoge Raad is? Laat staan dat ze zouden weten wat zijn opvattingen zijn. In Amerika, hebben we in de rechtzaak Bush versus Gore gezien, is dat heel anders. De sociale en religieuze achtergrond, de politieke voorkeur en de wijze van leven zijn bekend. Die informatie maakt de rechtspraak mogelijk transparanter, maar de nadelen kunnen groot zijn. Meer inzicht in het denken en doen van onze rechters leidt noodzakelijkerwijs tot een politisering van de rechterlijke macht. Behalve de advocatuur zal dus ook de rechterlijke macht haar positie moeten bepalen. Niet alleen in de afgrenzing met de politieke machten, maar ook in haar stijl van communiceren. Het Openbaar Ministerie presenteerde onlangs enkele jonge crimefighters, die handig inspeelden op de media. Een deel van de strafrechtadvocatuur heeft de media al veel langer ontdekt en de status van bekende Nederlander verworven. Gaat ook de rechterlijke macht die kant op? Wordt straks behalve de Rijdende Rechter ook de Zittende Rechter een bekende Nederlander? Het valt niet uit te sluiten, zeker niet als - opnieuw- Amerikaanse ontwikkelingen zoals TV-uitzendingen vanuit de rechtzaal of van spreekrecht voor het slachtoffer van een delict, zich hier doorzetten. Het vertrouwen in en het respect voor de rechterlijke macht is cruciaal, zeker in een claimcultuur. In ons land zijn die nog groot. Zo heeft de politiek maar in beperkte mate invloed op de benoeming van nieuwe rechters. Maar het beeld van onze rechterlijke macht kan veranderen. Zie onze politici: zij zijn in de loop van de afgelopen dertig jaren al te menselijk geworden. 'Annemarie', zo werd minister Jorritsma ooit gevraagd, 'wat vindt je man nou van die jurken?' De jurist Reiner de Winter heeft over politici eens opgemerkt dat die uiteindelijk maar één ding willen; een goede plek op de camping. Onze politieke klasse, zegt hij, bestaat uit 'Peppi's en Kokki's met Alpenkreuzers'. Past dat beeld straks ook op onze rechters? Ik denk dat Nederland het best af is met een rechterlijke macht waarin de rechter zijn huidige status houdt van hogepriester van het recht. Op afstand van de burger en op afstand van de politiek. Onze rechtsstaat zal rekening moeten houden met een andere burger, met een burger die de kracht van het recht en de macht van de rechter heeft ontdekt. Dat is een ontwikkeling die moeilijk te stoppen zal zijn. Een ontwikkeling bovendien die te groot is geworden voor juristen alleen. Het belang van de rol van het recht valt moeilijk te onderschatten. Toch zal de vraag steeds belangrijker worden hoe wij kunnen investeren in een samenleving waarin sociale vaardigheden van mensen het winnen van juridische. Het heeft in elk geval geen zin te mopperen over die claimende en klagende burger. Of hij deugt of niet, dat doet er niet toe. Een rechter kan een vordering niet afwijzen enkel omdat de klager niet deugt, ook al wil hij ng zo graag. In een Australische zaak had een wensmoeder had met de draagmoeder vooraf een financiële
vergoeding afgesproken voor de ongemakken die de wensmoeder in de negen maanden van haar zwangerschap zou doormaken. Toen de baby twee maanden te vroeg kwam, vorderde de wensmoeder tweenegende van dat bedrag terug. Die vrouw deugt niet. Maar ieder mens heeft het recht querulant te zijn. Copyright:
Stolker, Carel
Restricties:
Nee