DE BRIEVEN VAN PIETER JOSEPH THIJS AAN GERRIT VAN DER POT VAN GROENEVELD 15 NOVEMBER 1795-19 DECEMBER 1802 DOOR DR. E. WIERSUM verzameling bestaat uit 81 brieven, die bijna zonder uitzondering zijn geschreven te Brussel en alle geadresseerd aan Gerrit van der Pot van Groeneveld (op de Korte Hoogstraat) te Rotterdam* Een enkele is uit Parijs of uit Amsterdam afgezonden, terwijl een paar brieven van de hand van Thijs' zoon Jan zijn* Zij berusten in uitstekenden staat in het Archief der gemeente Rotterdam,*) Hoe en wanneer zij daar zijn gekomen, is niet bekend* Wellicht zijn ze geschonken door den wethouder, mr» N» J» A. C» A» Hoffmann, een verwant van Van der Pot, die ook in 1866 en 1867 andere stukken betreffende de familie Van der Pot aan het Archief heeft afgestaan» De inhoud der brieven is van drieërlei aard» In hoofdzaak bevatten zij berichten over kunstverkoopingen en over de aan den schrijver gegeven opdrachten tot aankoop of restaureering van schilderijen» Eveneens geeft de schrijver bijna in eiken brief verslag van de hem uit Rotterdam gedane bestellingen van kachels, vruchtboomen, bloemzaden, kaarten, kaarsen enz», terwijl hij in de derde plaats hieraan mededeelingen vastknoopt over den politieken en economischen toestand zijner woonplaats, welke laatste, zonder nu juist veel nieuws te geven, geenszins van alle belang ontbloot zijn» De briefwisseling loopt tot het einde van 1802» Waarom zij dan, hoewel beide correspondenten nog in leven zijn, plotseling ophoudt, is mij niet bekend» Evenmin kan ik zeggen of de correspondentie toen werkelijk gestaakt is, dan wel of de latere brieven verloren gegaan zijn» Deze brieven zijn zoo goed als nog niet gebruikt» Alleen hebben de schrijvers van „De Nationale Konst-gallery en het 1) Bibliotheek van handschriften nr. 679.
4
Koninklijk Museum" Amsterdam 1909, op blz* 184-187 van hun werk eenige fragmenten afgedrukt uit de brieven van 27 Febr. en 18 Sept. 1797, 28 Jan., 21 Oct. en 5 Dec. 1798, 6 Jan. 1799 en 9 Mei 1802, welke extracten, voor zoover zij over Boymans handelen, ook gebruikt zijn door den heer P. Haverkorn van Rijsewijk voor zijn werk: Het Museum Boymans te Rotterdam, blz* 37. Overigens is, zoover ons bekend, nog nooit uit deze stukken geput. Natuurlijk zouden de aan Thijs gezonden brieven deze correspondentie zeer gewenscht aanvullen. Wij hebben ons dan ook alle moeite gegeven om de antwoorden van Van der Pot op het spoor te komen, maar helaas zonder eenig resultaat. Van Thijs* briefwisseling is te Brussel geen spoor te ontdekken, terwijl van den kant van Van der Pot geen minuten bestaan hebben of althans niet bewaard zijn gebleven. De schrijver der brieven, Pieter Joseph Thijs, woonde in 1795 te Brussel en was van beroep bloemschilder, teekenaar en vooral kunsthandelaar. Tot voor eenige jaren was hij hofschilder geweest van de landvoogdes Aartshertogin Maria Christina, die echter den 9den Nov. 1792 Brussel had moeten verlaten. Hij woonde in een huis van het „vkeschverkoopersambagt", dat in het laatst van 1798 verkocht werd voor 133.000 liv. Later vinden wij hem in een huis achter het Bagijnenhof. Hij was getrouwd en had kinderen o.a. een zoon Jan, die in het vak zijns vaders werd opgeleid, vooral teekeningen maakte naar schilderijen en een enkele keer bij Van der Pot logeerde, verder twee dochters Joanne en Barbara, welke laatste trouwde met den Brusselschen portretschilder Cornelis Cels, na den dood van diens eerste vrouw in 1834. Zijn broer Denis Thijs woonde te Rotterdam en deed daar zaken, maar was te goed van vertrouwen, zoodat hij in het begin van 1797 financieel zeer achteruit was gegaan. In het voorjaar van 1798 kreeg deze een „important ampt", maar scheen ook hierin niet gelukkiger te zijn. Verder wordt 21 Juni 1779 te Rotterdam poorter geëed Anthony Thijs, geboren te Antwerpen en 4 Nov. 1780 Hendrik Thijs, eveneens daar ge5
boren» De laatste had 27 October van laatstgenoemd jaar een huis op de Hoogstraat gekocht aan de zuidzijde op den hoek van de Pottebakkersteeg westzijde» Of dit familieleden waren van P» J» Thijs, is niet uitgemaakt kunnen worden» Ook overigens is van onzen briefschrijver niet veel bekend» Voor het bijwonen van kunstverkoopingen ondernam Thijs meermalen reizen naar Holland en logeerde dan, als hij te Rotterdam kwam» bij Van der Pot» Den lOden April 1796 diende hij bij de Municipaliteit van Brussel een petitie in voor een paspoort naar Holland» Den heelen zomer van 1796 bracht hij hier door en eveneens dien van 1799 en 1800» waarop in het voorjaar van 1801 nog weer een verblijf te Rotterdam volgde» in de „schoone bevolkte stadt", waar het hem blijkbaar goed was te zijn» Maar ook naar elders trok hij» als er een groote kunstver kooping op til was; in Februari-Maart 1801 vinden wij hem b»v. te Parijs voor de verkooping Tolozan» Met Van der Pot stond hij op zeer vriendschappen'jken voet en hij nam deel in diens huiselijk lief en leed» waarvan hij getrouw op de hoogte gehouden wordt» Hij wenscht hem hartelijk geluk met zijn huwelijk en voelt evenzeer mede, als reeds een jaar daarop dit huwelijksgeluk door den dood verwoest wordt» Nog in 1806 koopt hij schilderijen voor Van der Pot en als deze sterft, wordt, zooals gezegd, de catalogus van diens schilderijenverzameling, in het bijeenbrengen van welke Thijs zulk een werkzaam aandeel had gehad, te Brussel bij hem verkrijgbaar gesteld. Kunnen wij omtrent den briefschrijver zelf dus niet zoo heel veel mededeelen, veel beter zijn wij ingelicht omtrent den geadresseerde, Gerrit van der Pot van Groeneveld» Deze was een zoon van Willem van der Pot en Sara Bosch» Hij werd geboren te Rotterdam den 19den Februari 1732, huwde in 1752 met Alida Viruly, die den 28sten Juli 1772 overleed» Daarna hertrouwde hij in 1773 met Maria Elisabeth Brakel, weduwe van Jan de Lange, die 24 Februari 1795 stierf» Beide huwelijken waren kinderloos» Maar Van der Pot waagde ten derden male de huwelijkskans» 6
10. HET HUIS VAN GERRIT VAN DER POT VAN GROENEVELD AAN DE KORTE HOOGSTRAAT.
„Noyt schip soo oud, zeid' 't schippersmeisje, Of 't doet nog somtijts wel een reisje"* Op 66-jarigen leeftijd trouwde hij 18 Febr* 1798 met de 25jarigeWilhelmina Maria Catharina Pelerin, die hem 15 Jan» 1799 een dochter, Sara, schonk* Doch in hetzelfde jaar nog, 1799, overleden moeder en dochter en was Van der Pot weer alleen**) Van der Pot was een man van beteekenis in zijn geboorteplaats. Hij was koopman en bezat een woonhuis aan de Boompjes met een daarachtergrenzende suikerraffinaderij en bovendien een pakhuis aan de Groote Wijnbrugstraat* Bij gift van 8 Maart 1753 had hij reeds de helft gekregen in een suikerraffinaderij aan de westzijde van de Leuvehaven, die hij later geheel verwierf doch 11 Nov. 1790, tijdens zijn verblijf in Brussel, weer verkocht. Ook had hij een aandeel in het gebouw van de Groote Sociëteit op de Zuidblaak op den westhoek van de Gapersteeg.^) Verder was hij sinds 1771 de gelukkige eigenaar van de ridderhofstad en ambachtsheerlijkheid Groeneveld in Delfland met ongeveer 63 morgen land 3), terwijl hij reeds in 1768 voor fl 14.000,— de zeer welgelegen boerenwoning Meywijk, gelegen in het ambacht Schoonderloo, had aangekocht en deze later met eenige daarbij getrokken landerijen tot een campagne of lustplaats verhief, aan welke toen de naam Schoonenberg gegeven werd.*) En bij al deze onroerende goederen voegde hij in 1795 nog, door aankoop van Cornelis van Vollenhoven voor de som van niet minder dan fl 24.000,— het huis met tuin, koetshuis, stalling enz* aan de westzijde van de Korte Hoogstraat, welk huis hij, voor zoover Schoonenberg hem des zomers niet trok, tot zijn dood in 1807 bleef bewonend) 1) Zie Rott. Historiebl. III blz. 661* 2) Hij was tevens aandeelhouder in de porceleinfabriek te Höchst. Zie Economisch Historisch Jaarboek I 253* 3) Zie over Groeneveld N. Rott. Cour. 1 Juli 1910 Avondblad A. 4) Blijkens den verkoopcatalogus bezat Van der Pot drie schilderijen van Gerard van Nijmegen: nr* 92 „Een gezigt op Schoonderloo, van den Lusthof Schoonenberg af te zien" en nr. 93a. en 6. „Twee gezigten op den Lusthof Schoonenberg". Het eerste gekocht door G. van der Pot, het tweede door Baars. (Rott. Historiebl. III 655). 5) Een teekening in kleuren van dit huis uit het begin van de 19e eeuw berust in het Archief der Gemeente, R. 1.1206, terwijl zich daar ook een foto van lateren datum bevindt. Supplement XVIII 21*
De heer van Groeneveld was een groot kunstliefhebber en kwam dus veelvuldig in aanraking met kunsthandelaren* Vandaar natuurlijk ook de connectie met onzen briefschrijver. Na Van der Pot's dood werd zijne kostbare verzameling schilderijen den 7den Juni 1808 en volgende dagen in het openbaar te Rotterdam verkocht**) Deze verzameling, „van welke de herinnering zoowel in als buiten ons land nog voortleeft", bestond uit 159 nummers en bracht, hoewel zij bij het opmaken van den boedelinventaris op slechts fl 53,000,- werd getaxeerd, bij den verkoop ruim fl 127,000,op. Voor rekening van den Koning van Holland werd gekocht voor een bedrag van fl 101,881,10, Bij deze boedel taxatie werden de meubelen op ruimfl8900,geschat, de gouden en zilveren kleinoodiën op fl 2280,-, de boeken, teekeningen, prenten en beelden op fl 1567,-^) en het geheele montant op niet minder dan fl 656,304,-, Gerrit van der Pot was sterk patriottisch gezind en had zich in de politieke woelingen dier dagen geenszins op den achtergrond gehouden. Hij stond bekend als een der eerste aanvoerders van hen, die „in deze facheuse tijden door vele requesten en geschriften hebben getracht de regeering van Rotterdam te renverseeren". Toen in 1787 het Pruisische leger de grenzen overtrok, wist hij dan ook aanstonds, wat hem te doen stond. Nog voordat door het Hof van Holland zijn banvonnis was uitgesproken, 18 Sept, 1787, vluchtte hij naar Brussel, waar hij tot het laatst van 1795 verblijf hield. In die jaren zal dus de relatie met den tezelfder stede wonenden Thijs ontstaan zijn. Wellicht zijn zij het eerst met elkaar in aanraking gekomen bij den verkoop van den boedel van Aartshertogin Maria Christina, die in Maart 1793 plaats vond en waar Van der Pot de vier kapitale prachtstukken van David de Coninck wist te bemachtigen. Toen echter in het begin van 1795 het vertrek van Prins Willem V met zijn gezin naar Engeland voor de Patriotten het sein gaf om hun hoofd weer op te steken en in alle steden 1) De verkooping was eerst op Maandag 6 Juni bepaald, doch werd om het invallende Pinksterfeest tot den volgenden dag verschoven. 2) De boeken, teekeningen en prenten werden reeds 28 October 1807 verkocht,
8
de vroedschap te verzetten, keerden de uitgewekenen weldra in grooten getale terug. Onder hen bevond zich ook onze vriend Van der Pot, wiens gelukkige overkomst met al zijn schilderijen ons reeds in den eersten brief vanThijs wordt medegedeeld/) terwijl een schriftelijke dankbetuiging van 29 Dec. van de Municipaliteit van Delfshaven aan hem gericht, „voor het Present van een Mastboom, door hem gratieuselijk gepermitteerd te roijen op deszelfs buitenplaats Schooneberg, om alhier te worden geplant voor een Vrij heidsboom", ons over zijne onveranderde politieke gevoelens aanstonds inlicht.^) Hij voorzag zich, zooals wij gemerkt hebben, dadelijk 11 Nov. van een aanzienlijke woning en ook aan het maatschappelijk leven nam hij nu weldra deel. Had hij vroeger alleen als commissaris van den schouwburg gefungeerd, nu komt hij nog in hetzelfde jaar als Raad der Stad en reeds in het begin van 1796 als Wethouder voor.^) Hij bleef deze betrekkingen bekleeden tot October 1797. Maar op zijn leeftijd en vooral, als hij in zijne maand het voorzitterschap moest waarnemen, schijnt hem het werk zwaar te zijn gevallen. In den meer democratischen Raad der Gemeente, die 6 November 1797 geïnstalleerd werd, had hij dan ook geen zitting meer, waarschijnlijk zelf niet minder verheugd dan zijn vriend Thijs, dat hij van dien lastigen post ontslagen was en voortaan de rust kon genieten. Dan heeft hij allen tijd om zich geheel aan zijne verzameling te wijden. De briefwisseling met Thijs begonnen, zoodra hij in zijn geboorteplaats was teruggekeerd, wordt nu drukker dan ooit (voor zoover Thijs althans zelf niet over komt), totdat zij, zooals gezegd, met het einde van 1802 plotseling ophoudt. Van der Pot stierf 19 Maart 1807 en werd den 24sten d.a.v. begraven in de Waalsche kerk te Rotterdam.*) 1) Ten onrechte wordt in De Nationale Konstgallery blz. 183 van een bezoek van Thijs aan Van der Pot gerept. 2) Kleyn, Beschrijving en geschiedenis van Delfshaven biz. 209. 3) Bovendien werd hij weldra benoemd tot Directeur der Maatschappij van assurantie, disconteering en beleening. Blijkens het register van buitenlandsche paspoorten werd hem op 29 October 1796 een certificatie van non-emigratie uit de Fransche Republiek uitgereikt. 4) Zie over zijne schilderijenverzameling De Nationale Konstgallery blz. 179 vlg en mijn opstel in Oud-Holland 1931 blz. 201 vlg.
9
De overige personen, die in de brieven optreden, kunnen we in twee groepen verdeelen: Ie, die der schilders, kunstverzamelaars en kunst-koopers en 2e» die van de verwanten en vrienden van Van der Pot» De eersten hooren bijna uitsluitend thuis te Brussel, Parijs, Rotterdam, Den Haag en Amsterdam, een enkele ook in Engeland» Van de Rotterdamsche kunstverzamelaars noemen wij in het bijzonder George Crawfurd, lid van de Eng» Episcopale kerk, gestorven 4 Febr. 1819 op 66-jarigen leeftijd, Thomas Theodore Cremer, wiens schilderijen te Rotterdam den 16den April 1816 onder den hamer kwamen, Abraham Gevers Arnoutszoon, commissaris van de posterijen van Holland en president van het Tribunal, wiens schilderijen, teekeningen enz» ten sterf huize aan het Haringvliet verkocht werden den 24sten Juli 1827 en volgende dagen, Daniël de Jongh, die met Van der Pot samen te Brussel woonde en daar in November 1796 overleed en de makelaar Gerrit van der Pais, een der executeurs van Van der Pot's testament, gestorven 13 Maart 1839» Als Van der Pot's vrienden en verwanten maken zich aan ons bekend, behalve de bovengenoemde De Jongh, de heer De Bie, eveneens tijdelijk te Brussel wonende, zijn zwager Jan Maliman, man van Petronella Johanna Brakel, overleden te Rotterdam 7 Februari 1800, Nicolaas Muys, de kunstschilder aan de Glashaven, met wien Van der Pot door zijn liefhebberij zeer bevriend was en Huibert van Rijckevorsel, als man van Anna Josina van der Pot, een aangehuwde neef van den heer van Groeneveld» In de eerste brieven, van 10 October 1796 af, verzoekt Thijs telkens de groeten aan Caetje» Dit is Catharina Donkersloot, de trouwe huishoudster, die na lang lijden in 1800 stierf en toen opgevolgd werd door Juffrouw Van Sluys, een oomzegster van Van der Pot» Met Coenraet, die in de brieven eveneens herhaaldelijk vermeld wordt, is bedoeld de bediende Coenraad Pels»*) Noemen wij nog de schippers, die 1) In Van der Pot's testament wordt Thijs niet genoemd» Gerrit van der Pais kreeg als legaat een mans- en yrouweportret met diamanten omzet, in een foudraal eveneens met diamanten versierd (Register van het successierecht 1807-1809 fol. 37). Ook Juffrouw Van Sluys en Coenraad Pels werden met legaten bedacht,
10
de talrijke schilderijen telkens van Brussel naar Rotterdam of omgekeerd moesten vervoeren, Hoos, Zeeuwe, Dansaert en De Vries, dan meenen wij de voornaamste personen hier voldoende belicht te hebben» Eenige mededeelingen uit de brieven mogen hier ten slotte nog volgen» Zij lichten ons in over den toenmaligen ruilhandel in schilderijen, over het restaureeren, verdoopen en andere trucs, over het verzenden, over een schilders wraak, over de museums te Parijs en Brussel en over de andere Rotterdamsche verzamelingen uit dien tijd» Om een indruk te geven ook van den stijl en den geest der brieven, worden hierbij een paar nummers (28 en 41) vrijwel in hun geheel afgedrukt» Wellicht dat later de gelegenheid zich zal voordoen om tot een volledige uitgaaf over te gaan» i?uz7eft» Hoe in dien tijd de schilderijen niet alleen tegen andere schilderijen, maar zelfs tegen pendules, paarden, meubels en boeken geruild werden, leert ons brief 25; zoo sterk was deze ruilhandel, dat de kunstkoopers er meer dan genoeg van hadden: „actuelyck", zoo klagen zij in 1798, „is er te Parijs geen ander affairens te doen als troqueren"» Kamerbetimmeringen en marmeren schoorsteenmantels, ja Zelfs geheele huizen werden als betaalmiddel voor schilderijen aangenomen» „Een capitaal hotel met schoone groote saaien" werd voor vijf schilderijen overgedaan, terwijl een ander eigenaar voor afstand van een schilderij zooveel hout thuis kreeg, dat hij niet wist waar het te bergen (brief 47) en een derde er een heel „magazijn van zitsen en Indiaansche goederen" voor over had om maar schilderijen in zijn bezit te krijgen (brief 61)» itestaureeren» Aan het herstellen van in slechten staat verkeerende schilderijen deed men natuurlijk ook, en op wel heel verschillende wijze» Over de manier van de Duitschers is Thijs heel slecht te spreken» Zij zijn, zegt hij, tegen het vernissen van schilderijen, doch „besmeren se met olie, die op korten tijd geel word en 't brillant van de couleuren verdooft"» Zoo hebben zij, gaat hij voort, gehandeld met de Nacht van Correggio te Dresden, die zij bovendien nog heelemaal afgeschuurd hebben, „wat jammer (is) voor een 11
van de wonderste stucken in de kunst, dat dit door soo domme Duytsche handen gepasseert is, want soodanige eens bedorven, kan door geen betere erplaetst worden" (61). Over de Fransche manier van restaureeren is hij niet veel beter te spreken. Het is onbegrijpelijk, klaagt hij, waarom de Franschen zooveel schilderijen door afschuren verknoeien: „veel worden er bedorven door 't rentoileren, dat sij zoo glad willen hebben als een plaat; veel schilderijen konnen dit niet lijden, daer sien zij niet naar en bederven se a force van persschen en vrijven" (76). En als een staaltje van Hollandsche kunstvaardigheid vertelt hij, dat G. van Hooft hem een Coedijk geheel bedorven heeft, „zijnde de verw geheel afgehaald door de hitte, om een kreuk of bolligheid weg te neemen". FerGfoope/z. Ook in dit opzicht blijkt uit de brieven, dat de toenmalige kunstkoopers voor die van thans niet onderdeden: „Ben verwondert," roept Thijs uit, „dien catalogue van Cera te sien; wat stouthijd soo groote namen aen prullen te geven!". (27) En nog ergerlijker staaltje lezen wij in brief 17, waar Thijs ons vertelt, dat een zekere Regemortel uit Antwerpen bij een Brusselsch schilder komt logeeren, om daar Ruysdaels, Pijnackers en De Both's te fabriceeren: „hij heeft het daer seer druck; waerschijnlijk sullen wij int kort sien te voorschijn komen een assortiment van alle die groote meesters welkers naemen hij wel weet op sijn overschilderde schilderijen te setten; ik bejammer, dat eerlijke luy daermede soo bedrogen worden". J4/Zc/ere frucs. Om deze vervalschte schilderijen des te beter te kunnen verkoopen, trachtte men ze een brevet van echtheid te geven door ze bij ouwerwetsche menschen of naar stille steden te brengen en ze daar door vreemdelingenkunstliefhebbers te laten ontdekken. Staaltjes daarvan vinden wij in de brieven 17 en 27. Kerze/z
droevigst slecht, zoodat „het groot geschock van de voiture" alle reden tot ongerustheid gaf. Kon men zelf niet voor het overbrengen zorgen, dan moest men de kostbare stukken toevertrouwen aan den vrachtrijder, den „roulier", die, ook al wegens den slechten toestand van den weg, meer dan negen dagen noodig had om van Parijs naar Brussel te komen. Doch grooter nog werden de moeilijkheden, als de schilderijen over de grenzen gesmokkeld moesten worden. Dan moest men „secuur gaan en alle voorsorgen gebruyken'\ Was men bevriend met militairen, dan trachtte men ze met militaire bagage in Bergen op Zoom of Breda te krijgen; lukte dit niet, dan was er soms te Antwerpen gelegenheid om tegen assurantiepremie de stukken te verzenden, maar ook dan moest men weten met vertrouwde menschen te doen te hebben (brief 54), Een allervermakelijkst staaltje van deze wijze van vermomd verzenden van schilderijen geeft brief 55, De schipper Zeeuwe zal zijn terugreis naar Rotterdam doen met een kajuit vol schilderijen. Alle stukken, die niet te groot zijn om door het luik van zijn kajuit te passeeren, zal hij namelijk opnemen onder zijn meubilair. Maar daar een Potter, een Berghem, een Teniers of Wouwermans nu juist niet tot een schippersmeubilair behooren, worden zij vooraf op een allervernuftigste wijze omgetooverd in prenten in mahoniehouten effen lijsten achter glas, als de verliefde schoorsteenveger, de Babelsche torenbouwers en andere onderwerpen, alle geknipt voor wandversiering van een „schipperspavillon", .Sc/zz'/Gferswraa/r, De advocaat Tielens te Brussel liet in 1800 zijn portret schilderen door den schilder Lens, doch maakte moeilijkheden, toen het op betaling aankwam. Uit wraak schilderde Lens hem nu gekleed in assignaten van allerlei soort en stelde zoo het portret in een venduhuis te koop; deze wraakneming trof te meer doel, omdat het overbekend was, hoe Tielens alle renten en contracten met assignaten had afbetaald en zoodoende tal van menschen ongelukkig gemaakt had (34), Museums te Parzys en jBrüsse/. Niet alleen brengen ons de brieven van Thijs een aantal belangwekkende mededeelingen 13
over den toestand te Brussel in die veelbewogen dagen, over de opheffing der kloosters ens. (brieven 7, 8 (slot), 15,16,20 en 73), maar ook over de oprichting van het museum te Brussel, de overbrenging daarheen van de schilderijen uit de opgeheven kloosters en over de inrichting van het museum en den toestand van de schilderijen aldaar, geven zij interessante bijzonderheden, die van elders moeilijk te krijgen zouden zijn (brieven 9 (slot), 12, 13, 23, 51 en 81 )• yerzame/z'nge/i te ifotterctam omsztee/cs 7500, In het laatst der 18de en het begin der 19de eeuw bevonden zich te Rotterdam tal van belangrijke schilderijenverzamelingen, die, al waren zij alle niet van zoo groote beteekenis als die van Van der Pot, toch met eere genoemd mochten worden* Het waren b.v. de verzamelingen Crawfurd, De Jongh, Van der Pais, De Bie, Cremer, Van der Heym, Gevers (Abraham), Heybroek en Lockhorst. Van al die heerlijkheid is thans zoo goed als niets meer hier ter stede over; heinde en ver zijn de stukken verspreid tot in Amerika toe, maar wel het grootste deel en zeker het belangrijkste is in Amsterdam terecht gekomen en de bewoners der hoofdstad mogen bij het beschouwen hunner kunstschatten wel eens bedenken, dat een waarlijk niet gering gedeelte daarvan door Rotterdammers te Rotterdam is bijeengebracht» * (Den Burger Gerrit van der Pot van Groeneveld) Brussel, 6 Jan* 1799, Heer, waarde Vrind• Naer ontfangen van uwen aangenamen had ik aanstonts het kagheltie doen maeken • • •« Wij hebben hier on ver dragelijke koude gevoelt op 25 en 26 December, eenige menschen sijn er bevrosen, ik kan ook bijnaer niets doen aen schilderijen, ik heb hier gehoort dat Cera *) een schilderij hadde verbeeldende Venus en Cupido, en, soo hij sijde, van rzftae/i, sij was in slegte staat en geenszints van dien meester, is het dese dat d'Heer Craiv/urt/z gekogt heeft, soo is die man daer deirlyck aen bedrogen; Cera is hier laast gesien geweest wel uytgedost in een moeye 1) Cera of Zera en Denis, kunsthandelaren te Brussel. 14
pelisse, 't is waerschijnelijk hij eenige goede affairens moet gedaen hebben, want van te vooren was hij seer smaL Het spijt mij van het voorgevalle aen Zte/zw, heb hem wel geseyt, dat hij moest afsien van zaeken, die van sijn competentie niet sijn, en meer moest benerstigen sijne kostwinning, wat er van is, weet ik niet, want ik met hem in geen correspondentie ben, wel hope voor geen slegte gevolgen. Het is hier doodt met de kunste sedert de malheureuse troubels; de nouvelles van de bank van Weenen, dat alle de kapitalen moeten verdubbelt worden, brengen nieuwe verslagenthijd bij; wat onregtvaerdighijd! Een Hollants heer, genaemt Z>e Maesferg/ze, *) komt hier woonen in de Warande, er is mij gesegt hij schoone schilderijen heeft en liefhebber is, misschien UEd. hem wel kent en wat schilderijen hij besit, .Boeyerma/zs ^) van Utreght heeft hier menigte nesten gekogt, ik meynde die man beter kender was, hij heeft alle lorremans afgeloopen, gekogt, in meyning daer bedekte en onbekende schatten te vinden, ik heb hem geweijgert die saeken in staet te stellen, want daervan geen eer te haelen was, hij is met alle dit vertrocken naer Parijs, Wij groeten vrindelij ck UEd, ende Beminde, wenschen haer een geluckige verlossing van eene welschapen en gesonde vrugt en blijve met toewensinge van een voordeelig reets begonnen jaer met goede gesonthijd UEd dienstwilligen Vrint P, J, Thijs, Mijn Heer D'Heer Gerrit van der Pot van Groeneveld, Korte Hoogstraat te Rotterdam, Brussel 6 October 1800, Mijn Heer en Waarden Vrind! Naer van UEd, met veel aandoen gescheyden te sijn, heb my s'anderdaegs op reys bevonden in regen, alderslegsten 1) Johannes Gerardus Steman heer van Maarsbergen, wonende te
Utrecht, geboren te Schiedam 25 Nov, 1741, overleden te Brussel 29 Juli 1809, sinds 1795 weduwnaar van Catharina Maria Wittert tot Hoogland, Vriendelijke mededeeling van mr. W. C. Schuylenburg. 2) Mr. F. J. O. Boymans, geboren 1767 te Maastricht, overleden 1847 te Utrecht, stichter van het museum Boymans te Rotterdam.
15
weg, in een open chaise, ben s'avonts laat te Antwerpen gearriveert en s'anderdaegs te Brussel, heb mijn familie in goeden welstant gevonden, die mij met veel vreugde ontfangen heb; veel was er te vertellen, hoe sij lang getragt hadden mij te zien, wat er al gepasseert was bij mijne absentie in kunste, verkoopingen, onder vrinden, houwelijken, dooden etc, hoe het met UEd en vrinden gonck, wat genegenheyd, wat vrindschap ik by UEd genoten hebbe, werd van hun met soo veel interest als aandoen van erkentenisse gehoordt. Dese stadt is vermindert sedert mijn vertrek in bevolcking, negocie, alle levensmiddelen duurder die ook al uytgevoert worden, verschijde banquerouten etc.; groote hope van peys, die men hier opvat, kan de zaaken doen veranderen: twee Engelsche ministers, lord Holland en den neve van Fox sijn hier gelogeert in t hotel de Galles, vertrecken naar Parijs» Ik doorwandelde het parcq, dat seer schoon is met een springende fontein nu in den aghtkanten bassin, als ik d'Heer De Bie*) ontmoete, mijnende bij hem te gaan om uwen brief te bestellen, was verwondert hij dit carpet van den tapissier nog niet ontfangen had, zijde, hij UEd ging schrijve; er sal naer mijn vertrek seker nog eenen brief voor mij gekomen sijn van hier, ingevolge debiteer mij voor de port. H o o s w a s vertrocken als ik arriveerde
• • • • • • • • •
Ben nu ten vollen geoccupeert in de kunstzaaken om alles in order te brengen, ben bijtijts wedergekomen om hier te koopen een alderschoonste portrait van Rembrandt, t is een schoone deftige vrouwe gelijkende aen t vermaerd Spaenehoedje van Rubens, heb het moeten duur betaalen, maer zal een wonder sijn als t schoon is; dit was in een oud huys, waer t'meer als 100 jaar verdonkert was, niemand wist daer iets van, heb dan nog gevonden een aldercapitaalste teekening van Pietro de Cortone, verbeeldende de coninginne van Saba, geschenken brengende by Salomon, in een koninglyck paleys met meer als 50 belden, nog een naakte vrouw (de 1) H. Bezoet de Bie was laken- en zijdehandelaar op de Hoogstraat te Rotterdam.
16
vrouw van Putifar, door Rubens in 3 crayons), alderschoonst en alles geconserveert oft eerst gedaen was, nog een schoon portrait van een krijghsman door Ant, van Dijck, kniestuck, een St Jeronimus door Sal vator Rosa, een hij lig sujet met veele belden door Pietro Testa, alles egt onbetwistbaar; dit is een koop als ik misschien noyt meer doen sal; De Roy was absent te Parijs, hij kan sijnselven voor den kop slaan als hij dit hooren sal. Nog een schilderij kiste is mij geëchapeert, daerin moet gestaan hebben een capitaalste stuck, waervan de buytendeuren beschildert sijn van G. Dou, verbeeldende een man bij een lamplight, die schrijft; voor hem staet een steene Mariabeldt met het kintje, het was zo swart dat ik er geen aght op nam; alle dese stucken sijn seer vuyl veroudert, gaan se met de grootste oplettentheyd in order brengen, er mankeert wijnig aan en sal er UEd croquis van overseynden. Hope UEd altijt in goede gesontheyd blijve met onse complimenten aen uwe en alle de vrinden in alle aghtinghe UED dienstwilligen Vrind P. J, Thijs. Gelieve Hoos mede te geven een pont taback a ƒ L12; ik sal met deselve occasie tragten te bezorgen het gevraagde van zaat etc, alsook voor den vrind Van der Pais, kan ik het vinden; die Venus voor d'Heer Muys is er niet meer, sal soeken om een andere te bekomen, excuseere dat ik niet eerder geschreven hebbe, heb soo veel te beloopen gehad.
17