BIBF | Beroepsinstituut van erkende boekhouders en Fiscalisten
INHOUD p.1/ E ditoriaal p.1/ De boekhouder(-fiscalist) geconfronteerd met de onwettige uitoefening van het beroep p.7/ O ns beroep, Onze Toekomst p.8/ T wee BIB(F) pioniers met pensioen
Editoriaal Toen U deze morgen het driehonderdste nummer van Pacioli uit uw brievenbus haalde, had U uw favoriete nieuwsbrief misschien niet onmiddellijk herkend ? Na 299 nummers vol actualiteit en praktisch bruikbare artikels over boekhouden, boekhoudrecht, fiscaliteit in al zijn vormen en gedaanten, ondernemingsen vennootschapsrecht, regelgeving over ons beroep, was het voor de redactie de hoogste tijd om de lay-out van onze nieuwsbrief te moderniseren. Het jubileumnummer «300» leek ons hiervoor het ideale moment ! De bedoeling is om enerzijds de «look and feel» van Pacioli te moderniseren – noteer dat sinds het eerste nummer in 1997 deze onveranderd bleef – en tegelijk deze nieuwe lay-out te kaderen binnen de huisstijl anno 2010 van het Instituut.
boekhouders(-fiscalisten) waar op een grondige, overzichtelijke en praktisch bruikbare manier materies aan bod komen die de beroepsbeoefenaar en de geïnteresseerde lezer aanbelangen. Het driehonderdste nummers is tevens de ideale gelegenheid om nogmaals alle medewerkers en in het bijzonder de auteurs die hebben meegewerkt aan deze prachtige reeks Pacioli’s van harte te bedanken om hun kennis in hun vakgebied te delen met de BIBF-leden en -stagiairs. Zonder goede auteurs immers geen gedegen vaktijdschrift ! Tot slot wens ik alle confraters en lezers een aangename en leerrijke lectuur van de volgende reeks van 300 Pacioli’s, te beginnen met dit nummer in een nieuw kleedje. Met confraternele groeten,
Etienne VERBRAEKEN Erkend boekhouder
Wat de inhoud betreft kan ik U evenwel geruststellen. Pacioli is en blijft het ledenblad van de erkende
Voorzitter BIBF
De boekhouder(-fiscalist) geconfronteerd met de onwettige uitoefening van het beroep Laatste ontwikkelingen in de strijd tegen de onwettige uitoefening Uw Instituut heeft, via zijn Nationale Raad, inzonderheid tot taak «erop toe te zien dat de voorwaarden in1
zake toegang tot het beroep gerespecteerd worden en, met dat doel in rechte op te treden, met name door Pa ci ol i N r. 300 B I B F - I P C F / 2- 15 a u g u stu s 2 0 1 0
P 309340 – Afgiftekantoor 9000 Gent X – Tweewekelijks – Verschijnt niet in juli
Beste Confraters, Geachte lezers,
elke inbreuk op de wetten en verordeningen tot bescherming van de beroepstitel en tot organisatie van het beroep bij de gerechtelijke overheden aan te klagen en/of om aan deze overheden iedere maatregel te vragen om dergelijke inbreuk te stoppen en desgevallend schadevergoeding te eisen»1. U weet ongetwijfeld dat uw Instituut al jarenlang elke onwettige uitoefening van het beroep bestrijdt en heel wat strafrechtelijke en burgerrechtelijke veroordelingen heeft bekomen van (natuurlijke en rechts)personen die het beroep van boekhouder(-fiscalist) onwettig uitoefenen en/of de titel van boekhouder(-fiscalist) onwettig voeren. We kunnen u hiervoor onder meer verwijzen naar het artikel van onze collega’s, Sophie Moris en Renaat Soenens, met als titel «Onwettige uitoefening van het beroep van zelfstandig boekhouder (-fiscalist) voor rekening van derden»2 en naar de andere artikelen die in Pacioli over dat onderwerp verschenen zijn3. Sedert de publicatie van dat artikel heeft ons Instituut zijn strijd tegen oneerlijke concurrentie ten aanzien van zijn leden onverminderd voortgezet. De onwettige activiteit die sommige uitoefenen, doet niet alleen afbreuk aan de kwaliteit van de dienstverlening en brengt de cliënten in gevaar (wij zouden zelfs durven schrijven dat dit geldt voor een belangrijk segment van de Belgische economie en meer bepaald van de kmo’s), maar vormt effectief een vorm van concurrentie die lak heeft aan de spelregels en aan de financiële en intellectuele kosten verbonden aan de regelgevingen, met name de vereiste dat men houder is van een erkend diploma, een praktijkstage van ten minste één jaar aflegt, slaagt voor een praktisch bekwaamheidsexamen bestaande uit een mondelinge en uit een schriftelijke proef, de voorschriften van het Reglement van plichtenleer naleeft en inzonderheid zijn burgerlijke beroepsaansprakelijkheid verzekert, een permanente kwaliteitsopleiding volgt en een bijdrage betaalt. Daarbij mag men niet uit het oog verliezen dat de nalatigheden van deze personen, per definitie, niet onderworpen zijn aan enige deontologische controle noch a fortiori vatbaar zijn voor tuchtsancties. We willen niet dieper ingaan op de inhoud van de reeds verschenen artikelen, maar willen u toch enkele recente ontwikkelingen meegeven, zoals de veroordeling tot een werkstraf4 van een persoon die het beroep 1
Artikel 8, § 1, 1 van het koninklijk besluit van 3 augustus 2007 tot codificatie van de kaderwetten betreffende de dienstverlenende intellectuele beroepen (Belgisch Staatsblad, 18 september 2007).
2
Pacioli, nr. 237, 17-30 september 2007, pp. 1-8.
3
Pacioli, nr. 76, 15 mei 2000, pp. 12-13; nr. 111, 31 december 2001, pp. 6-8; nr. 148, 21 september 2003, pp. 6-7; nr. 188, 30 mei-12 juni 2005, pp. 1-3; nr. 201, 23 januari-05 februari 2006, pp. 1-3.
4
Rb. 1e aanleg van Luik, 14e correctionele kamer, 30 juni 2009, niet gepubliceerd.
2
onwettig uitoefende, een beslissing waartegen de beklaagde in beroep is gegaan. Onze leden vinden deze sanctie misschien te licht, maar ze mogen niet vergeten dat korte gevangenisstraffen zelden uitgevoerd worden (artikel 58 van de wet van 22 april betreffende de boekhoudkundige en fiscale beroepen voorziet trouwens slechts in maximum drie maanden gevangenisstraf) en dat de werkstraf de individuele vrijheid sterker aantast dan het opleggen van een boete. Tot hiertoe hebben wij nog geen veroordeling bekomen die enkel voortvloeide uit het onwettig voeren van de titel van boekhouder(-fiscalist) (dat wil zeggen zonder dat dit gepaard ging met een onwettige uitoefening van het beroep). De FOD Economie heeft ons onlangs wel laten weten dat haar diensten een proces-verbaal hadden opgemaakt wegens het onwettig voeren van de titel en dit louter op basis van de vermelding van boekhoudkundige activiteiten in het maatschappelijk doel van een vennootschap. We hopen dat een rechtbank onze redenering zal volgen door te oordelen dat, bij ontstentenis van een afdoende bewezen onwettige uitoefening in hoofde van een natuurlijke persoon of van een rechtspersoon, de vermelding van boekhoudkundige activiteiten in een maatschappelijk doel en/of ter gelegenheid van de inschrijvingen bij de KBO en de btw, een objectief element vormt dat derden (en meer bepaald onze leden die het beroep wettelijk uitoefenen) de indruk geeft dat deze natuurlijke of rechtspersoon boekhoudkundige activiteiten uitoefent. In elk geval oordelen wij dat dit maatschappelijk doel en/of deze inschrijvingen bij de btw en de KBO die steeds ruim bekend gemaakt worden in het Belgisch Staatsblad, de Kruispuntbank van Ondernemingen en de verschillende privédatabanken (Companyweb, Graydon, Euro DB, enz.), kunnen worden gelijkgesteld met het onwettig voeren van de titel van erkende boekhouder(-fiscalist). Deze toestand lijkt ons onaanvaardbaar en brengt zowel de wetgeving die het beroep reglementeert als de geloofwaardigheid van ons Instituut in diskrediet. Artikel 46 van de wet van 22 april 1999 betreffende de boekhoudkundige en fiscale beroepen stipuleert het volgende : «Niemand mag bovendien de beroepstitel voeren van «erkende boekhouder(-fiscalist)» of «stagiair boekhouder(-fiscalist)» of een andere titel die tot verwarring zou kunnen leiden, als hij geen erkende boekhouder(-fiscalist) is en als hij niet ingeschreven is op het tableau van «erkende boekhouders(-fiscalisten)», of op de lijst van «stagiairs boekhouders(-fiscalisten)» gehouden door het Beroepsinstituut. De Koning stelt de regels vast op grond waarvan het Instituut het voeren in België van de titel van erkende Pa ci ol i N r. 300 B I B F - I P C F / 2- 15 a u g u stu s 2 0 1 0
boekhouder en/of erkende boekhouder-fiscalist of, in geval van vennootschappen, het gebruik van die termen in hun bijzondere benaming, in de omschrijving van hun maatschappelijk doel of in hun reclame, kan toestaan aan in het buitenland verblijvende natuurlijke personen en aan vennootschappen naar buitenlands recht (…).» Sedert de inwerkingtreding van het koninklijk besluit van 15 februari 2005 betreffende de uitoefening van het beroep van erkende boekhouder en erkende boekhouder(-fiscalist) in het kader van een rechtspersoon is de toelating om als rechtspersoon de titel van boekhouder(-fiscalist) te mogen voeren netjes gereglementeerd. Artikel 3 van het koninklijk besluit bepaalt : «Een rechtspersoon mag in haar maatschappelijke benaming, de omschrijving van haar doel of haar reclame, de titel van boekhouder of boekhouder-fiscalist of enige titel die hiermee kan worden verward, enkel gebruiken wanneer haar door het Instituut de titel is verleend van boekhouder en/of boekhouder-fiscalist». Artikel 58 van de wet van 22 april 1999 voorziet ondermeer in strafsancties (een gevangenisstraf van acht dagen tot drie maanden en een geldboete van 200 tot 2 000 euro of één van deze straffen) ten aanzien van : 1° wie zich publiekelijk en onrechtmatig de hoedanigheid toeëigent van accountant of belastingconsulent, of wie de artikelen 16, 17, 18 en 37 overtreedt; 2° wie zich publiekelijk en onrechtmatig de hoedanigheid toeëigent van erkende boekhouder of van erkende boekhouder(-fiscalist), of wie de artikelen 46, 47 en 48 overtreedt. De mogelijkheid dat men enkel wegens het voeren van de titel via een maatschappelijk doel en/of inschrijvingen bij de btw en de KBO met vermelding van boekhoudkundige activiteiten wordt veroordeeld lijkt ons, vooral in het kader van een rechtspersoon, juridisch gerechtvaardigd aangezien het koninklijk besluit van 15 februari 2005 expliciet verwijst naar de «omschrijving van haar maatschappelijk doel». We sluiten dit beknopte overzicht af met de vermelding dat overeenkomstig de wet van 21 april 2007 betreffende de verhaalbaarheid van de erelonen en de kosten verbonden aan de bijstand van een advocaat ons Instituut, sinds het jaar 2008, meermaals een procedurevergoeding heeft ontvangen ten laste van de persoon die werd veroordeeld wegens onwettige uitoefening van het beroep.
e rol van de boekhouder(-fiscalist) D BIBF in de bestrijding van de onwettige uitoefening De onwettige uitoefening is een plaag en haar enige reden van bestaan vanuit het oogpunt van de cliënt ligt, buiten diens onwetendheid, in zijn keuze om minder te betalen voor diensten van geringere kwaliteit. De mensen die contact opnemen met onze diensten uiten doorgaans heel wat klachten over de kwaliteit van de prestaties van hun pseudo-boekhouder(-fiscalist) of de quasi afwezigheid van enige zinvolle prestatie gevolgd door een hele reeks boetes enkel en alleen omdat men niet het werk heeft geleverd waarvoor men (ten onrechte) werd betaald. Onnodig op te merken dat dit soort van dienstverlener doorgaans niet de moeite heeft genomen om een verzekering voor zijn burgerlijke beroepsaansprakelijkheid af te sluiten, hetgeen de onfortuinlijke cliënt in een hachelijke financiële situatie kan brengen en hem zelfs kan verplichten om de boeken neer te leggen. Ons Instituut vervolgt de onwettige uitoefening van het beroep. Er werden al strafrechtelijke veroordelingen uitgesproken en schadevergoedingen voor onze materiële en morele schade toegekend. Maar de situatie is verre van rooskleurig en in werkelijkheid worden we vaak geconfronteerd met een gebrek aan materiële bewijzen om de personen die het beroep op onwettige wijze uitoefenen voor de hoven en rechtbanken te dagen. Daarom zullen wij in ons artikel dieper ingaan op de rol van de erkende boekhouder(-fiscalist)5 in deze bestrijding van de schending van het monopolie. Hun rol is cruciaal, zowel op het vlak van de preventie als op dat van de repressie. De boekhouder(-fiscalist) is immers het best geplaatst om een onwettige uitoefening van het beroep op te sporen vooral bij de overname of overdracht van boekhoudkundige en fiscale dossiers. We vermelden ter herinnering de rol van de boekhouder(-fiscalist) betreffende de bijstand van zijn cliënteel die een zelfstandige activiteit opstart. Hij waakt er natuurlijk over dat door deze laatste geen enkele boekhoudkundige activiteit wordt uigeoefend of opgenomen in het doel van de vennootschap en/of vermeld bij zijn inschrijving in de btw en/of KBO. De boekhouder(-fiscalist) die een dossier overneemt of overdraagt dient in een eerste reflex na te gaan of de overnemer of de overdrager gemachtigd is om het beroep uit te oefenen door
5
3
Onder deze algemene titel begrijpen wij uiteraard ook de stagiairs boekhouders(-fiscalisten).
Pa ci ol i N r. 300 B I B F - I P C F / 2- 15 a u g u stu s 2 0 1 0
de internetsite van de drie Instituten te raadplegen of onmiddellijk contact op te nemen met hun diensten6.
Overname van een dossier door een erkende boekhouder(-fiscalist) BIBF Indien een lid van ons Instituut een dossier overneemt dat blijkbaar eerst werd beheerd door een niet-gemachtigde persoon om het beroep van boekhouder(-fiscalist) uit te oefenen, wat dient hij dan te doen ? Hij mag het dossier ontegenzeglijk overnemen. Daarbij is hij verplicht om zijn cliënt te informeren dat deze zijn boekhouding eerst had toevertrouwd aan een persoon die daartoe niet gemachtigd was. Dat maakt deel uit van de adviesplicht van elk lid. Artikel 16 van het Reglement van plichtenleer (wederzijdse hulp en hoffelijkheid tussen confraters) is hier niet van toepassing vermits een confrater, wettelijk gezien, enkel lid of stagiair van één van de drie Instituten kan zijn en geen witteboordencrimineel. Eén van de gevolgen is dat de erelonen die een persoon die het beroep onwettig uitoefent aanrekent, onrechtmatig kunnen zijn, een gegeven waarop de boekhouder(-fiscalist) zijn nieuwe cliënt uiteraard attent kan maken. De vraag die heel wat leden ons (of zichzelf) stellen betreft hun plicht, hun verplichting of hun mogelijkheid om de pseudoconfraters bij de bevoegde autoriteiten (in casu ons Instituut) aan te geven. Eén ding is zeker, laksheid en struisvogelpolitiek zullen de plaag van de onwettige uitoefening nooit uitroeien. Toch moet men goed voor ogen houden dat er een waardeschaal meespeelt (en dat elke «aangifte» gevolgen met zich meebrengt) wanneer men aandraaft met «historische» allusies die nergens op steunen. Zonder informatie uit de eerste hand van onze leden of van cliënten zijn de actiemogelijkheden van onze diensten en van de FOD Economie sterk beperkt. De diensten van ons Instituut kunnen hun onderzoekingen doorgaans pas opstarten als zij over publieke gegevens beschikken (kranten, folders, internetsite, Kruispuntbank van Ondernemingen, Bijlagen bij het Belgisch Staatsblad) die zij proactief7 proberen aan te wenden wanneer dat mogelijk is. We zijn er ons trouwens van bewust dat
6
BIBF : http://www.bibf.be/ipc/tamenu.asp. IAB: http://www.iec-iab.be/nl/Pages/Default.aspx. IBR: http://register.ibrire.be/nl/search.aspx. Op onze site vindt u ook de stagiairs boekhouders (-fiscalisten) van ons Instituut. Voor de andere Instituten kunt u contact opnemen met hun diensten om de inschrijving van één van hun stagiairs te controleren.
7
Onze diensten doen met name opzoekingen in de dagelijkse publicatie van de Bijlagen bij het Belgisch Staatsblad, in de nationale of regionale pers, op de internetsites die aankondigingen of adresgidsen aanbieden. Deze laatste zijn overigens zelden up-to-date zodat het moeilijk is om na te gaan of de betrokken persoon te goeder trouw handelt. Het kan gaan om iemand die jaren geleden al een einde heeft gemaakt aan zijn activiteiten van zelfstandig boekhouder(-fiscalist) en wiens coördinaten als boekhouder(-fiscalist) nog steeds in de gids vermeld staan.
sommigen nog steeds slecht geïnformeerd zijn en bijvoorbeeld in het maatschappelijk doel van hun vennootschap melding maken van boekhoudkundige activiteiten zonder te weten dat dit verboden is en zonder dat zij echt de bedoeling hebben deze activiteiten uit te oefenen. Anderen denken – geheel ten onrechte – dat het invoeren van boekhoudkundige gegevens niet verboden is. In die gevallen en wanneer er geen onwettige activiteit werd aangevangen, treden wij vooral preventief op. We schrijven de betrokkenen aan om hun te informeren en te vragen zich ertoe te verbinden geen boekhoudkundige activiteiten uit te oefenen en het maatschappelijk doel van hun vennootschap, indien nodig, te wijzigen, wat meestal vrij hoffelijk verloopt. Wanneer blijkt dat iemand die we enkele jaren geleden al verwittigd hebben toch het wettelijke monopolie schendt, dan zal ons Instituut harder optreden : deze persoon zal zonder mededogen worden vervolgd door onze diensten. Naast onze preventieve en proactieve acties hangen we uiteraard sterk af van de klachten en aangiften die we van onze leden of van ontevreden cliënten ontvangen. In dit artikel willen we vooral aandacht besteden aan dat laatste geval8. De boekhouder(-fiscalist) is uiteraard verplicht om de informatie over te maken die de Raad of de Uitvoerende Kamer en Kamer van Beroep hem vragen in uitvoering van de wettelijke bevoegdheden die hun respectievelijk zijn toevertrouwd krachtens artikel 9 van het Reglement van plichtenleer. Een lid van het Instituut is dus verplicht om alle informatie en documentatie die hij over een onwettige uitoefening van het beroep bezit over te maken wanneer hij/zij door zijn Instituut ondervraagd wordt. Deze verplichting staat buiten kijf. Maar wat als het Instituut – dat per definitie niet kan weten dat een lid op de hoogte is van een onwettige uitoefening – niets aan dat lid heeft gevraagd ? Wij zijn van mening dat dit lid ertoe gehouden is zijn Instituut te informeren zodra hij/zij met een onwettige uitoefening wordt geconfronteerd. Het Reglement van plichtenleer voorziet immers in een quasi systematisch informatiesysteem (zelfs buiten de geschillendomeinen) voor de boekhouder ten aanzien van zijn Instituut ongeacht of hij een procedure tegen een confrater instelt (artikel 8 van de plichtenleer), er een gerechtelijk onderzoek betreffende de uitoefening van zijn beroep tegen hem wordt geopend (artikel 7), hij samenwerkingsverbanden aangaat (artikel 10) of zijn sociaal statuut wordt gewijzigd (artikel 6 van het huishoudelijk reglement). De persoon die het beroep onwettig uitoefent, zal zich overigens niet kunnen beroepen op artikelen 16 en 17 van het Reglement van plichtenleer die de betrekkingen regelen tussen een boekhouder(-fiscalist)
8
4
Hoewel de preventie bestaande uit informatie aan de (huidige en toekomstige) cliënteel van de boekhouders(-fiscalisten) een denkpiste is die onze aandacht verdient. Dat domein wordt momenteel bestudeerd door uw Instituut.
Pa ci ol i N r. 300 B I B F - I P C F / 2- 15 a u g u stu s 2 0 1 0
en zijn confraters (inzonderheid de wederzijdse hulp, hoffelijkheid en de plicht om een confrater geen schade te berokkenen), want artikel 17 verwijst enkel naar de boekhouders(-fiscalisten) BIBF, de bedrijfsrevisoren en de accountants9. We herhalen dat de Nationale Raad inzonderheid tot taak heeft «erop toe te zien dat de voorwaarden inzake toegang tot het beroep worden nageleefd en, met dat doel in rechte op te treden, met name door elke inbreuk op de wetten en verordeningen tot bescherming van de beroepstitel en tot organisatie van het beroep bij de gerechtelijke overheden aan te klagen en/of om aan deze overheden iedere maatregel te vragen om dergelijke inbreuk te stoppen en desgevallend schadevergoeding te eisen». Het zou dus ongepast zijn moesten de eigen leden van het Instituut, door hun stilzwijgen en laksheid, de Nationale Raad belemmeren om één van zijn opdrachten uit te voeren, een opdracht die bovendien voorzien is door een wet.
Samenwerking met een nietgemachtigde persoon
De overname van een dossier door een pseudoconfrater
De boekhouder(-fiscalist) BIBF die gebruik maakt van een niet-erkende vennootschap om zijn boekhoudkundige prestaties te factureren, zou zich uiteraard eveneens schuldig maken aan onwettige uitoefening en zware tuchtsancties kunnen oplopen, ook wanneer hij de mandataris of hoofdaandeelhouder is. In dat geval is de verleiding groot om geen jaarlijkse bijdrage voor de rechtspersoon te betalen vooral indien deze vennootschap (handels)activiteiten uitoefent die niet verenigbaar zijn met de hoedanigheid van lid van het Instituut. Het spreekt voor zich dat deze onwettige uitoefening op aansturing of aanmoediging van één van onze leden ons het meest raakt want ze vervalst de vrije concurrentie tussen de leden en doet afbreuk aan hun solidariteit.
Het dilemma dat in deze situatie rijst is eenvoudig : mag een erkende boekhouder(-fiscalist) een dossier overmaken aan een pseudoconfrater (vergeet niet dat hij verplicht is om na te gaan aan wie hij een dossier overdraagt of van wie hij dat overneemt) ? Het antwoord is vanzelfsprekend negatief. Een boekhouder (-fiscalist) die in deze situatie toch een dossier zou overmaken, zou actief meewerken aan een onwettige uitoefening van het beroep (beeldt u zich eens in dat een arts een medisch dossier zou overmaken aan een gebedsgenezer of een kwakzalver). Een pragmaticus zou kunnen aanvoeren dat de cliënt zelf bepaalt aan wie hij zijn dossier toevertrouwt. Dat klopt, maar dat is de keuze van de cliënt (die volgens ons door zijn ex-boekhouder(-fiscalist) trouwens dient te worden gewaarschuwd dat hij op het punt staat zijn dossier aan een niet-gemachtigde persoon over te maken) die niet onderworpen is aan een Reglement van plichtenleer en die, als het ware, de vrijheid heeft om stommiteiten te begaan zolang hij bereid is om de gevolgen daarvan te dragen (onbekwaamheid, afwezigheid van verhaal en burgerlijke aansprakelijkheidsverzekering, enz.). Een boekhouder(-fiscalist) die een dossier, ondanks alles, toch aan een dergelijke persoon zou overmaken, zou zich blootstellen aan tuchtsancties vooral als hij/ zij daarbij heeft verzuimd zijn ex-cliënt te waarschuwen. Een beroepsreglementering dient immers om de eerlijke cliënt te beschermen. 9
Zie meer bepaald artikel 23 van het koninklijk besluit van 1 maart 1998 tot vaststelling van het Reglement van plichtenleer der accountants (BS 31 maart 1998).
Het ligt voor de hand dat een lid van het Instituut dat samenwerkt met iemand die de boekhouding op een onwettige wijze voert, een ernstige deontologische fout begaat (en strafrechtelijk als medeplichtige kan worden beschouwd). Deze onwettige samenwerking beperkt zich niet tot de onderaanneming (ongeacht wie in dat geval de rol van ‘onderaannemer’ vervult) en kan allerlei vormen aannemen, maar het staat vast dat deze situatie het vaakst voorkomt. Een vonnis van de rechtbank van eerste aanleg te Brugge d.d. 2 november 2009 (niet gepubliceerd) vindt dat het aan de cijferberoepsbeoefenaar is om zich ervan te verzekeren dat hij samenwerkt met personen die wettelijk gehouden zijn tot het uitoefenen van het beroep en dat het niet-controleren hiervan een fout in zijn hoofde is.
We willen ook even stilstaan bij het geval waarin een lid van ons Instituut hulp krijgt van één van zijn verwanten. Heel eenvoudig kunnen we stellen dat de uitoefening van elke boekhoudkundige activiteit (met het statuut van zelfstandige) voor rekening van derden voorbehouden is aan beroepsbeoefenaars die daartoe wettelijk gemachtigd zijn en dat het beheer van het secretariaat van een boekhouder(-fiscalist) weliswaar toegestaan is, maar de uitoefening van eender welke beschermde activiteit, inclusief de invoer van boekhoudkundige gegevens, verboden is. De invoer van boekhoudkundige gegevens valt immers onder het wettelijke monopolie beoogd in artikel 49 van de wet van 22 april 1999 en meer bepaald in lid 2 dat verwijst naar «… het houden van boekingen». Dat werd trouwens bevestigd door de hoven en rechtbanken10. De inschakeling van zelfstandige «boekhoudkundige secretarissen» of andere «hulpboekhouders» die voor deze activiteit van invoer bezoldigd worden is bijgevolg verboden. Er bestaat geen «on-
10 Corr. Nijvel, 4 juni 1999, niet gepubliceerd; Corr. Brussel, 58e K., 18 december 2008, niet gepubliceerd.
5
Pa ci ol i N r. 300 B I B F - I P C F / 2- 15 a u g u stu s 2 0 1 0
dergeschikte» boekhoudkundige activiteit (vergeef ons de uitdrukking, maar ze wordt vaak gebruikt door diegenen die door onze diensten vervolgd worden) die aan het wettelijke monopolie ontsnapt en bijgevolg kan er geen statuut van boekhoudkundig secretaris of hulpboekhouder in het leven worden geroepen buiten een officiële erkenning die wordt geconcretiseerd aan de hand van een inschrijving op de lijst van de stagiairs of het tableau van de titularissen van het beroep. Sommige boekhouders(-fiscalisten) maken de taak van het Instituut er niet eenvoudiger op (ook al is dat niet altijd met opzet) wanneer ze bijvoorbeeld hun activiteiten die ze via een vennootschap uitoefenen stopzetten en deze overdragen aan een familielid dat niet tot de vereiste wijzigingen (van maatschappelijk doel en inschrijving bij de btw en de KBO) overgaat. Dat lid kan uiteraard niet aansprakelijk gesteld worden (tenzij hij medeplichtig is aan deze situatie doordat hij feitelijk zaakvoerder van de vennootschap is of ermee samenwerkt via een mechanisme van onderaanneming bijvoorbeeld) voor de daden van de nieuwe mandataris, maar ook hier beklemtonen wij dat het zijn plicht is om deze laatste afdoende te informeren.
Belang van de bewijzen Om iemand rechtstreeks voor een correctionele rechtbank te kunnen dagen, moet men over afdoende materiële bewijzen beschikken. Men kan niet zomaar iemand vervolgen op basis van geruchten, beweringen of stukken die op zich weinig bewijskracht hebben of niet talrijk genoeg zijn (een alleenstaande factuur bijvoorbeeld). Het is immers de vervolgende partij die het bestaan van een inbreuk moet bewijzen en niet de verweerder die zijn onschuld moet aantonen; hij mag zelfs liegen of het stilzwijgen bewaren. Vandaar dat het absoluut noodzakelijk is dat het Instituut over een maximum aan bewijskrachtige gegevens beschikt (brief- en e-mailverkeer tussen de cliënt en de «boekhouder(-fiscalist)», briefpapier, facturen of ereloonnota’s, opdrachtbrief, naamkaartjes en, meer algemeen, elk document waaruit een onwettige uitoefening van het beroep blijkt) en over het akkoord van de cliënt dat de stukken in het kader van een strafrechtelijke procedure mogen worden gebruikt. Het heeft geen zin om te protesteren of zich kwaad te maken als men ons niet de nodige documenten verschaft om een procedure in te leiden of slechts een tweetal facturen overmaakt met de bewering «dat ze allemaal op elkaar lijken». Nee ! Een rechtbank zal (in elk democratisch land) enkel veroordelen op grond van een goed onderbouwd dossier. Onze leden moeten dus niet twijfelen om ons een volledig dossier over te maken waarmee wij kunnen aantonen dat er wel degelijk sprake is van
6
een regelmatige en aanhoudende onwettige uitoefening. Wanneer het Instituut over minder talrijke en bewijskrachtige aanwijzingen en stukken beschikt, maakt het dit dossier doorgaans over (nadat de betrokkene werd aangemaand om uitleg te verstrekken en zijn/haar situatie recht te zetten) aan de diensten van de FOD Economie die bevoegd zijn om procesverbalen op te stellen indien zij vaststellen dat het beroep onwettig wordt uitgeoefend en/of de titel van boekhouder(-fiscalist) onwettig wordt gevoerd.
Preventie en Reglement van plichtenleer Het Reglement van plichtenleer vormt niet enkel een dwangmiddel in hoofde van de boekhouder(-fiscalist), het is ook een middel om de onwettige uitoefening te bestrijden of op zijn minst vragen op te werpen bij de bedrijfsleiders. Denken wij bijvoorbeeld aan artikelen 24 en 25 van het Reglement van plichtenleer (eventueel gecombineerd met artikel 23 van dat Reglement) die de boekhouder(-fiscalist) verplichten om zijn titel en inschrijvingsnummer op zijn briefpapier, ereloonnota’s, naamkaartjes of bij het aanbieden van zijn diensten te vermelden. De vermelding van zijn titels en inschrijvingsnummer mag voor de boekhouder(-fiscalist) BIBF geen loutere deontologische verplichting zijn, maar moet een reflex worden11. Een cliënt die het gewend is dat deze verplichte vermeldingen op de documenten van zijn/haar boekhouder(-fiscalist) vermeld staan, zal zich onmiddellijk vragen stellen indien de nieuwe «boekhouder(-fiscalist)» deze inlichtingen niet op zijn eigen documenten heeft staan of hem/haar een rad voor ogen probeert te draaien door enkel een eventueel diploma en/of lidmaatschap van een beroepsvereniging te vermelden12. We kunnen alleen maar hopen dat deze vermeldingen de potentiële cliënt zal doen nadenken als deze bijvoorbeeld een internetsite raadpleegt met berichtjes waarin sommige auteurs hun hoedanigheid van erkend boekhouder(-fiscalist) en hun erkenningsnummer opgeven en andere niet. De persoon die het beroep onwettig uitoefent (durven wij «te goeder trouw» schrijven ?) of dit van plan is, zal zich dan misschien ook vragen beginnen te stellen en tweemaal nadenken vooraleer hiermee door te gaan.
11 Met het oog op de vereenvoudiging van de taak van de diensten van het Instituut die worden geconfronteerd met een internetsite, een adressengids, een publiciteit, aankondigingen, willen wij u nog even aan het volgende herinneren : het werk dat zij moeten besteden aan de identificatie van de auteur van een aankondiging bijvoorbeeld en die uiteindelijk een lid van het BIBF of van een ander Instituut blijkt te zijn, is tijd die niet zal worden besteed aan de vervolging van de onwettige uitoefening. 12 Beroepsverenigingen verenigen zowel zelfstandige cijferspecialisten, boekhouders in loondienst of zelfs andere leden. Deze twee laatste categorieën zijn geenszins gemachtigd om het beroep voor rekening van derden als zelfstandige uit te oefenen.
Pa ci ol i N r. 300 B I B F - I P C F / 2- 15 a u g u stu s 2 0 1 0
Conclusie We hopen dat we onze leden ervan overtuigd hebben dat we veel belang hechten aan hun hulp om de strijd aan te binden tegen de personen die hun wettelijk monopolie met de voeten treden en hen oneerlijke concurrentie aandoen. De cliënten informeren, de nodige stukken overmaken aan het Instituut en nooit vergeten om hun hoedanigheid te vermelden, vormen
daarbij de sleutel die de deur openzet naar alle professionelen die hun beroep bekwaam uitoefenen en de wettelijke, reglementaire of deontologische normen naleven.
Sven ANDERSEN Medewerker BIBF inzake de opsporing en vervolging van de illegale uitoefening van het beroep
«Ons Beroep, Onze Toekomst» Donderdag 10 juni 2010 : Academische zitting van het BIBF De academische zitting 2010 van het BIBF vond plaats in het magnifieke auditorium van de Nationale Bank van België. Als thema werd gekozen voor «Ons Beroep, Onze Toekomst». Ongeveer 250 leden en stagiairs van het BIBF en vertegenwoordigers uit de sociaal-economische en politieke wereld waren aanwezig. De namiddag werd ingezet met het welkomstwoord van de Voorzitter van het BIBF, de heer Etienne Verbraeken. Na de verwelkoming nam de voogdijminister van het Instituut, mevrouw Sabine Laruelle, het woord over het thema «De durvers aanmoedigen en begeleiden». Vervolgens konden de deelnemers het seminarie «De kredietbemiddelaar : Een jaar later», gegeven door de heer Chris Dauw, Kredietbemiddelaar, bijwonen. Een belangrijk moment van de academische zitting was de voorstelling van het jaarverslag 2009 van het BIBF, door mevrouw Maria Ploumen, Ondervoorzitter van het Instituut, waarbij de ganse zaal geboeid toeluisterde. Het beroep maakt momenteel immers ingrijpende veranderingen door op het gebied van zowel de elektronische als de wetgevende vereenvoudiging. Vóór de koffiepauze werden de BIBF-prijzen, academiejaar 2008-2009, uitgereikt. Ter herinnering : dit initiatief wil eindwerken van het hoger economische onderwijs bekronen. De Voorzitter van de Franstalige jury, mevrouw Catherine Dendauw, Wetenschappelijk Adviseur bij de Hoge Raad voor de Economische Beroepen, reikte de eerste prijs uit aan de heer Anthony Jopart. De jury besloot om de tweede en derde prijs niet toe te kennen. 7
1ste Prijs : Laureaat : de heer Anthony JOPART Instelling : Haute Ecole Roi Baudouin, Bergen Onderwerp : Taxation forfaitaire des revenus professionnels des bateliers (Forfaitaire belasting van de beroepsinkomsten van de binnenschippers) Prijs : 1 250 euro De Voorzitter van de Nederlandstalige jury, de heer Jan Verhoeye, Voorzitter van de Commissie voor Boekhoudkundige Normen, reikte de Nederlandstalige prijzen uit. De jury besloot om de derde prijs niet toe te kennen. 1ste Prijs : Laureaat : mevrouw Wendy VAN BAELEN Instelling : CVO Turnhout Onderwerp : Vrij gesubsidieerd onderwijs : het wettelijk kader en de boekhouding Prijs : 1 250 euro 2de Prijs : Laureaten: mevrouw Annelies DE COUX en mevrouw Sylvie CROES Instelling : Katholieke Hogeschool Mechelen Onderwerp : Tax shelter audiovisuele werken Prijs : 750 euro 2de Prijs : Laureaat : de heer Grey CAUWELIER Instelling : Hogeschool Gent Onderwerp : De tweede pensioenpijler en de 80%-regel Prijs : 750 euro Het tweede deel van de namiddag ving aan met de huldiging van de recent gepromoveerde erkende Pa ci ol i N r. 300 B I B F - I P C F / 2- 15 a u g u stu s 2 0 1 0
boekhouders(-fiscalisten). Meester Ralf Micholt, Voorzitter van de Nederlandstalige Uitvoerende Kamer, en de heer Etienne Verbraeken, Voorzitter van het BIBF, reikten de diploma’s uit aan de aanwezige nieuwe Nederlandstalige leden. Vervolgens ontvingen de nieuwe Franstalige leden hun diploma uit handen van de heer Philippe Morandini, Voorzitter van de Franstalige Uitvoerende Kamer, en van mevrouw Maria Ploumen, Ondervoorzitter van het Instituut. Na de uitreiking van de diploma’s aan de nieuw erkende leden, werden de NCAB-CNECB-prijzen toegekend, met name een prijs van 750 euro voor de vijf beste Nederlandstalige stagiairs en de vijf beste Franstalige stagiairs van 2009. Dit prachtig initiatief van de Stichting Nationaal College der Accountants van België beoogt de meest uitzonderlijke stagiairs op hun weg naar de titel van erkend boekhouder(-fiscalist) aan te moedigen. De Nederlandstalige laureaten zijn : −− de heer Dirk DE BAERE; −− de heer Steven DE BOECK; −− de heer Hans EYNIKEL; −− mevrouw Marta KOWALCZYK; −− mevrouw Nathalie VAN DEN BOSSCHE.
De Franstalige laureaten zijn : −− mevrouw Valérie BODY; −− mevrouw Aline GOORIX; −− de heer David HALLOT; −− de heer Didier LAUWERS; −− mevrouw Anne VRYDAG. Voor het slotseminarie begaf de heer Jan Smets, Directeur bij de Nationale Bank van België, zich naar het spreekgestoelte. Het onderwerp van zijn uiteenzetting was : «Is de financiële crisis achter de rug ?». Na het academisch gedeelte van het gebeuren, was het tijd voor de receptie, tijdens dewelke de aanwezigen ervaringen konden uitwisselen en van gedachten wisselen over hun beroep en de uitdagingen ervan. Tijdens de drink hadden de genodigden ook de kans om de stands van de sponsors van het evenement te bezoeken : Kluwer, Sage, Dexia en Partena, die voor de aanwezige professionals talrijke geschenken en aanbiedingen hadden voorzien. De foto’s en de Powerpoint-presentaties van de academische zitting vindt u op de website van het Instituut www.bibf.be.
Twee BIB(F) pioniers met pensioen ! Sinds 1 juli 2010 genieten twee personen, die belangrijk geweest zijn bij de uitbouw van het BIBF, van hun welverdiend rustpensioen. De Heer Albert Wauthier was sinds de oprichting van ons Instituut als regeringscommissaris nauw betrokken bij de uitwerking en implementatie van de ganse regelgeving van het BIBF. Hij woonde als vertegenwoordiger van de verschillende voogdijministers tevens de zittingen van de Nationale Raad bij. De Heer Wauthier heeft steeds op een deskundige manier de Raad en het bureau bijgestaan en heeft meerdere dossiers mee in goede banen geleid. Hij stond open voor de problemen en verzuchtingen van ons Instituut en van deze van de erkende boekhouders(-fiscalisten) in het bijzonder. Hij oefende zijn taak niet alleen met waardigheid en deskundigheid uit maar deed dit bovendien steeds in overleg en vanuit een open geest in het belang van de beroepsbeoefenaars. Wij kunnen
hem hiervoor niet dankbaar genoeg zijn. Tot aan de benoeming van een nieuwe regeringscommissaris zal de Heer Edwin Wolfs als plaatsvervangend regeringscommissaris zijn taken overnemen. Ook namen de collega’s personeelsleden afscheid van Mevrouw Estelle «Stella» Heylbroeck. Zij was in 1993 de eerste bediende van het BIB (nu BIBF) en is het Instituut zeventien jaar trouw gebleven. Als directiesecretaresse heeft zij niet alleen nauw samengewerkt met alle Voorzitters, Ondervoorzitters en Penningmeesters maar heeft zij tevens de praktische organisatie van het Instituut opgestart. Haar taken worden sinds 1 juli overgenomen door Danielle Maligo. Namens alle leden en personen die betrokken zijn bij het Instituut danken wij beide «pioniers» voor hun inzet en trouw aan het BIBF en wensen wij hun van harte een welverdiend pensioen.
Noch deze publicatie, noch gedeelten van deze publicatie mogen worden gereproduceerd of opgeslagen in een retrievalsysteem, en evenmin worden overgedragen in welke vorm of op welke wijze ook, elektronisch, mechanisch of door middel van fotokopieën, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. De redactie staat in voor de betrouwbaarheid van de in haar uitgaven opgenomen info, waarvoor zij echter niet aansprakelijk kan worden gesteld. Verantwoordelijke uitgever : Etienne VERBRAEKEN, B.I.B.F. – Legrandlaan 45, 1050 Brussel, Tel. 02/626 03 80, Fax. 02/626 03 90 e-mail :
[email protected], URL : http: //www.bibf.be. Redactie : Gaëtan HANOT, Geert LENAERTS, Maria PLOUMEN, Etienne VERBRAEKEN. Adviesraad : Professor P. MICHEL, Professor Emeritus, Universiteit Luik, Professor C. LEFEBVRE, Katholieke Universiteit Leuven. Gerealiseerd in samenwerking met kluwer – www.kluwer.be
8
Pa ci ol i N r. 300 B I B F - I P C F / 2- 15 a u g u stu s 2 0 1 0