P 309340 – Afgiftekantoor 9000 Gent X – Tweewekelijks – Verschijnt niet in juli
FLASH 23 oktober 2007 : beurs Citizen Jobs Op dinsdag 23 oktober 2007 is het BIBF aanwezig met een stand op de beurs Citizen Jobs voor de non-profit sector (Brussel). Op zijn stand zal het Instituut de vragen van de aanwezige vzw-verantwoordelijken beantwoorden. De heer Kurt Winkelmans, lid van de Nationale Raad, zal een rondetafel animeren over het thema «De nieuwe boekhoudkundige verplichtingen van de vzw». Dezelfde workshop zal aan de Franstalige bezoekers door Mevrouw Maria Ploumen, Ondervoorzitter BIBF, worden voorgesteld. Voor meer info : www.bibf.be en www.citizenjobs.be.
Onwettige uitoefening van het beroep van zelfstandig boekhouder (-fiscalist) voor rekening van derden Overzicht van tien jaar rechtspraak ook voor de rechtspersonen, hun organen en aangestelde mandatarissen.
Sinds 1993 heeft de wetgever(1) de Nationale Raad van het BIBF de opdracht gegeven er over te waken dat de toegangsvoorwaarden tot het beroep van boekhouder worden nageleefd en dat de vastgestelde overtredingen bij de gerechtelijke overheid worden aangeklaagd.
Alle personen of rechtspersonen, die het beroep van boekhouder uitoefenen en niet door het BIBF werden erkend, met uitzondering van hen die door het IAB (Instituut van de Accountants en de Belastingconsulenten) en het IBR (Instituut van de Bedrijfsrevisoren) werden erkend om de hoger vermelde beroepsactiviteit te mogen voeren, begaan aldus een misdrijf, vatbaar voor strafsancties, gevangenisstraffen inbegrepen.
Het BIBF waakt er dus over dat alleen de door het BIBF ‘erkende’ personen of rechtspersonen boekhouddiensten voor rekening van derden aanbieden. Het exclusief recht om het beroep uit te oefenen is toegekend aan de erkende boekhouders (-fiscalisten)(2) op basis van de kaderwet van 1 maart 1976 en de wet van 22 april 1999. De wet voorziet correctionele straffen bij overtreding. Dit geldt
I N H O U D •• Flash •• Onwettige uitoefening van het beroep van zelfstandig boekhouder (-fiscalist) voor rekening van derden
(1) Kaderwet van 1 maart 1976 tot reglementering van de bescherming van de beroepstitel en van de uitoefening van de dienstverlenende intellectuele beroepen, B.S. 17 maart 1976; Wet van 22 april 1999 betreffende de boekhoudkundige en fiscale beroepen, B.S. 11 mei 1999. (2) Op grond van artikel 48 van de wet van 22 april 1999 zijn de boekhoudkundige activiteiten voor derden tevens voorbehouden aan de externe accountants en bedrijfsrevisoren evenals aan hun stagiairs. PA C I O L I
NR.
237
BIBF-IPCF
1
1
1
17 – 30 SEPTEMBER 2007
Bij de uitvoering van deze taak doet het BIBF regelmatig beroep op de inspectiediensten van de FOD Economie, KMO, Middenstand & Energie en informeert de gerechtelijke diensten en de parketten ook op hun verzoek.
Nochtans beschikt de Nationale Raad volgens artikel 7 van de kaderwet(3) over de bevoegdheid om rechtstreeks te dagvaarden, terwijl het artikel 7, § 2 van dezelfde kaderwet bepaalt dat «zowel in rechte als om te bedingen en om verbintenissen aan te gaan, het Instituut door toedoen van de Nationale Raad handelt. Deze kan zich laten vertegenwoordigen door de voorzitter of de ondervoorzitter».
Het Instituut heeft intussen een jurisprudentie van meer dan tien jaar kunnen opbouwen. Stap voor stap heeft het samen met zijn advocaten gewerkt aan de dossiers om een goede argumentatie op te bouwen teneinde elke inbreuk op bovenvermelde wetten met zo mogelijk gunstig gevolg bij de correctionele rechtbanken te kunnen aanklagen.
Met zijn arrest van 3 maart 1999 heeft het hof van beroep te Bergen(4) evenwel duidelijk gesteld dat, «indien het BIBF een beroepsvereniging noch een beroepsorde is, ze duidelijk van rechtspersoonlijkheid is voorzien en aldus het recht heeft in rechte te handelen». (vrije vertaling)
Terugblikkend kunnen een aantal vaststellingen gedaan worden, m.b.t. de wijze waarop de strafvervolgingen ingeleid worden, de schadevergoedingen door de rechtbanken toegekend worden, de verschillende door de wetgever voorziene sancties door de magistraten opgelegd worden, enz.
Het hof onderlijnde dat «opdat de vorderingen, in het bijzonder door middel van rechtstreekse dagvaarding, voor de strafgerechten ontvankelijk zouden zijn, de beroepsverenigingen het bewijs moeten leveren dat zij een persoonlijk nadeel hebben geleden». (vrije vertaling)
1. Het inleiden van de strafvervolging
Het BIBF verzoekt meermaals de Inspectiediensten de nodige vaststellingen inzake illegale beroepsuitoefening te doen teneinde met zekerheid een procedure te kunnen opstarten. Indien de inspecteurs een inbreuk vaststellen, sturen zij een Pro Justitia aan de procureur van de bevoegde rechtbank. In dit geval komt het de procureur toe een strafvordering in te stellen en stelt het Instituut zich partij inzake de burgerlijke aspecten van de inbreuk.
Het vervolgen van de personen, die het beroep van boekhouder op een illegale wijze uitoefenen, voor de strafrechter komt het Parket en de Nationale Raad van het BIBF toe. In het eerste geval kan het Instituut zich bij de procedure voegen door zich burgerlijke partij te stellen en schadevergoeding te vorderen zonder zelf de inbreuk te moeten bewijzen en zonder aan de rechtbank een toepasselijke straf te vragen, want dat is de rol van de procureur des Konings.
Indien op het einde van een onderzoek het strafdossier zonder gevolg gerangschikt wordt door het parket, dan heeft het Instituut de mogelijkheid de illegale beroepsbeoefenaar alsnog rechtsreeks te dagvaarden, voor zover het BIBF over bewijsmateriaal beschikt of kan gebruik maken van de vaststellingen van de inspectiediensten. Dit gebeurt dan ook systematisch.
Bij directe dagvaarding vraagt de Nationale Raad van het BIBF aan de bevoegde strafrechtbank de stopzetting van de illegale beroepsuitoefening en vordert hij desgevallend materiële en/of morele schade. In dit geval wacht het Instituut niet op een initiatief van het parket en de onderzoeksrechter om zich tot de rechtbank te wenden. Bij een dergelijke procedure is het Instituut actiever betrokken en moet het de bewijzen van de inbreuk voorleggen evenals de geleden schade.
Bij het zonder gevolg rangschikken van een dossier, kan het parket van oordeel zijn dat het over onvoldoende (zwaarwichtige) gegevens beschikt om tot vervolging over te gaan, maar dikwijls vervolgt het parket niet «wegens andere prioriteiten bij het vervolgingsbeleid».
De mogelijkheid om rechtstreeks te dagvaarden was aanvankelijk niet zo evident en werd door enkele rechtbanken betwist. Ook het bekomen van een schadevergoeding was niet vanzelfsprekend. De Correctionele Rechtbank van Eerste Aanleg te Charleroi oordeelde in 1997 dat het BIBF geen beroepsvereniging was en ook geen beroepsorde en oordeelde de rechtstreekse dagvaarding onontvankelijk.
Wanneer het Instituut rechtstreeks heeft gedagvaard of wanneer een onderzoekrechter de gedaagde naar de correctionele rechtbank heeft verwezen, komt het de correctionele rechtbank toe in concreto de strafsanctie uit te spreken. De opdracht van de correctionele rechtbank bestaat erin na te gaan of er inderdaad een inbreuk kan vastgesteld (3) Zie voetnoot 1. (4) Bergen, 3 maart 1999, JLMB, 9.04.1999, p. 609.
17
–
30
SEPTEMBER
2007
2
BIBF-IPCF
PA C I O L I
NR.
237
worden op de wet, met ander woorden of er van een illegale beroepsuitoefening sprake is. In bevestigend geval zal de rechtbank dan ook een straf uitspreken binnen de mogelijkheden die de wetgever heeft voorzien.
periode van bv. drie jaar of zelfs de uitspraak van de strafrechtelijke veroordeling opschort voor eenzelfde periode.
Indien een natuurlijke of rechtspersoon, zoals het Instituut, schade heeft opgelopen als gevolg van de inbreuk door de gedaagde, dan kan de rechtbank ook beslissen dat er een schadevergoeding wordt toegekend en het bedrag ervan vaststellen, voor zover het zich burgerlijke partij heeft gesteld.
Deze maatregel werd overgenomen uit de kaderwet en aan de wet van 22 april 1999 betreffende de boekhoudkundige en fiscale beroepen toegevoegd teneinde de strafbepalingen voor boekhouders (-fiscalisten), accountants, belastingconsulenten en bedrijfsrevisoren gelijk te schakelen.
2.2. Sluiting van de lokalen
Artikel 58 van de bovenvermelde wet van 1999 bepaalt dat de rechtbank bovendien «de definitieve of tijdelijke sluiting kan bevelen van een deel van de lokalen of van alle lokalen die worden gebruikt door degene die zich schuldig heeft gemaakt aan één of meer van de hierboven bedoelde overtredingen».
2. De strafsancties in geval van wederrechtelijke uitoefening Artikel 58 van de bovenvermelde wet van 22 april 1999 voorziet welke straffen de rechtbanken kunnen uitspreken in geval van illegale uitoefening van het beroep. De rechtbank heeft de volgende mogelijkheden : het opleggen van een gevangenisstraf van acht dagen tot drie maanden en een geldboete van 200 tot 2 000 EUR of met één van die straffen alleen.(5)
Het spreekt voor zich dat de rechtbanken soms aarzelen om deze drastische maatregel uit te spreken, zeker wanneer een persoon het beroep van boekhouder illegaal uitoefent in een kantoor dat tevens dienst doet als zijn eigen woonhuis.
Artikel 58 van dezelfde wet bepaalt dat de rechtbank bovendien de definitieve of tijdelijke sluiting van een deel van de lokalen of van alle lokalen kan bevelen en sedert december 2005 ook de publicatie van het vonnis.
De rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen(7) veroordeelde in oktober 2000 een gedaagde (een geschorste accountant) niet alleen tot een geldboete van 100 000 BEF, maar tevens tot het sluiten van de gebruikte lokalen.
Op basis van andere wetten kan de rechtbank nog bijkomende straffen opleggen, zoals bijvoorbeeld de bijzondere verbeurdverklaring(6) van de onrechtmatig verkregen vermogensvoordelen.
Dezelfde rechtbank(8) beval in mei 2003 de sluiting van de lokalen waar de gedaagde het beroep van boekhouder op een onwettige wijze uitoefende. Na een beroepsprocedure bevestigde het hof van beroep(9) in december 2004 deze maatregel.
2.1. Geldboete en/of gevangenisstraf
Ook de rechtbanken van Nijvel, Bergen, Charleroi, Doornik, e.a. hebben eveneens bovenop de klassieke geld- en/ of gevangenisstraf, de sluiting van de lokalen bevolen, teneinde de gedaagde te ontmoedigen zijn illegale praktijken verder te zetten.
Uit de ons bekende vonnissen en arresten blijkt dat de rechtbanken en hoven bij een veroordeling telkens een geldboete opleggen en heel dikwijls een gevangenisstraf, zeker in geval van recidive of indien er ook nog andere misdrijven werden gepleegd, het al of niet hebben van een strafregister, ter kwader trouw zijn, enz.
2.3. Publicatie van het vonnis of het arrest De burger dient te worden geïnformeerd wanneer een persoon of een vennootschap het beroep van boekhouder wederrechtelijk uitoefent. Het gebeurt te dikwijls dat ondernemingen het slachtoffer zijn van iemand die zijn diensten als boekhouder aanbiedt zonder daartoe gemachtigd te zijn. Naast het feit dat zij een correctioneel
Anderzijds komt het voor dat, in geval van een blanco strafregister, de rechtbank uitstel verleent aan de uitvoering van de strafrechtelijke aspecten van het vonnis gedurende een (5) De opdeciemen waarmee de strafrechtelijke geldboetes verhoogd worden bedragen vanaf de datum van de chartale invoering van de EURO in 2002 (wet van 26 juni 2000) «40» en sedert de wet van 7 februari 2003 houdende verschillende bepalingen inzake verkeersveiligheid (art. 36) vastgelegd op «45». Een boete van 200 EUR betekent in werkelijkheid 200 + [200 x 45/10 = 900] = 1 100 EUR en een boete van 2 000 EUR wordt 2 000 + [2 000 x 45/10 = 9 000] = 11 000 EUR. (6) Art. 42 Strafwetboek, artikel ingevoerd bij wet van 17 juli 1990. PA C I O L I
NR.
237
BIBF-IPCF
(7) Corr. Antwerpen, 9 oktober 2000, vonnis nr. 2000/4085, onuitg. (8) Corr. Antwerpen, 7 mei 2003, vonnis nr. 1984, onuitg. (9) Antwerpen, 23 december 2004, Arrest nr. 2004/5940, onuitg.
3
17
–
30
SEPTEMBER
2007
sanctioneerbaar misdrijf plegen, voelen dergelijke personen zich bovendien niet gebonden door enige deontologische regel, voldoen ze niet aan de verplichtingen van de witwaswetgeving, scholen zich nauwelijks bij en zijn niet verzekerd via een verzekering inzake beroepsaansprakelijkheid. Indien er bij de boekhouding iets fout loopt dan hebben de cliënten van dergelijke malafide ‘boekhouders’ nauwelijks verhaal en kunnen in geen geval beroep doen op een aansprakelijkheidsverzekering.
den die in de plaats ervan zijn gesteld en op de inkomsten uit belegde voordelen». Aansluitend bepaalt het artikel 43bis dat een dergelijke bijzondere verbeurdverklaring op basis van art. 42, 3° «door de rechter in elk geval kan uitgesproken worden, maar slechts voor zover zij door de procureur des Konings schriftelijk wordt gevorderd». Dit is dus een strafmaatregel die op initiatief van de procureur wordt bedongen. In sommige gevallen gaat het om zeer hoge bedragen. Het is overigens een zware straf die de «kandidaat onwettige boekhouders» nog het meest zou moeten afschrikken.
De rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen veroordeelde in mei 2003 de gedaagde tot een gevangenisstraf, een zware boete, de verbeurdverklaring van de onrechtmatig verworven inkomsten, de sluiting van de lokalen, de ontbinding van de vennootschap en tot publicatie van het vonnis in de «Financieel Economische Tijd». Het hof van beroep(11) bevestigde het eerste vonnis met uitzondering evenwel van de ontbinding van de vennootschap en de publicatie van het vonnis. (10)
Tot nu toe werd een bijzondere verbeurdverklaring nog niet uitgesproken door een Franstalige rechtbank naar aanleiding van een dossier waarbij het BIBF betrokken was. We hebben ook niet kunnen nagaan of dergelijke bijzondere verbeurdverklaringen in casu ook door de betrokken procureurs gevorderd werden.
De rechtbank van eerste aanleg te Nijvel(12) veroordeelde in oktober 2005 twee beklaagden tot een zware boete, de sluiting van de lokalen met een dwangsom van 205 EUR per dag en de publicatie van het vonnis in de krant ‘Vers l’Avenir’.
De rechtbank van eerste aanleg van Gent(14) sprak in 1999 op dagvaarding van het Openbaar Ministerie, naast het betalen van een boete ook een «bijzondere verbeurdverklaring uit van de vermogensvoordelen die werden bekomen ingevolge de gepleegde feiten», zijnde meer dan 800 000 BEF. Na beroep van de veroordeelde werd de verbeurdverklaring door het hof van beroep te Gent(15) in oktober 2000 bevestigd, maar daarna hervormd na verzet van de veroordeelde, tot een verbeurdverklaring met gewoon uitstel van drie jaar.
De publicatie van een vonnis werd in december 2005 ook als strafmaatregel opgenomen in art. 58 van de wet betreffende de boekhoudkundige en fiscale beroepen : «de rechtbank kan bovendien de bekendmaking bevelen van het vonnis of van een samenvatting ervan in één of meer dagbladen, of op enige andere wijze; dit alles op kosten van de veroordeelde».
De rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen(16) besliste in mei 2003 tot de verbeurdverklaring van de onrechtmatig verworven inkomsten. «Alle erelonen dienen als vermogensvoordeel van het thans aan beklaagden ten laste gelegde misdrijf te worden aanzien. Bij de begroting van het vermogensvoordeel worden de bruto-inkomsten in aanmerking genomen, zonder aftrek te doen van de gemaakte kosten om het misdrijf te realiseren», aldus de rechtbank.
2.4. De bijzondere verbeurdverklaring De verbeurdverklaring van de onrechtmatig verworven vermogensvermeerdering door het uitvoeren van illegale praktijken, wordt de jongste jaren steeds meer toegepast. Deze mogelijkheid werd – onafhankelijk van de bovenvermelde wet van 1999 – ingevoerd bij wet van 17 juli 1990. Aan art. 42 van het Strafwetboek, welke handelt over de bijzondere verbeurdverklaring(13), werd een 3° toegevoegd waarop de verbeurdverklaring kan worden toegepast : «3° Op de vermogensvoordelen die rechtstreeks uit het misdrijf zijn verkregen, op de goederen en waar-
(10) (11) (12) (13)
17
–
De rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen(17) beval in november 2004 de verbeurdverklaring van een bedrag van 165 000 EUR «zijnde de rechtstreeks verkregen vermogensvoordelen tijdens de incriminatieperiode». De rechtbank oordeelde dat de feiten ernstig waren en wezen op een frauduleuze ingesteldheid bij beklaagden.
Corr. Antwerpen, 7 mei 2003, Vonnis nr. 1984, onuitg. Antwerpen, 23 december 2004, Arrest nr. 2004/5940, onuitg. Corr. Nijvel, 26 oktober 2005, Vonnis 2005 /4769, onuitg. Art. 17 GW. De Grondwetgever verbiedt de algemene verbeurdverklaring. De rechter kan dus niet de algemeenheid van de goederen van een veroordeelde verbeurdverklaren. Elke verbeurdverklaring is derhalve een bijzondere verbeurdverklaring.
30
SEPTEMBER
2007
(14) (15) (16) (17)
4
Corr. Gent, 31 maart 1999, Vonnis 99/1139, onuitg. Gent, 30 oktober 2000, Arrest 643/99, onuitg. Corr. Antwerpen, 7 mei 2003, Vonnis nr. 1984, onuitg. Corr. Antwerpen, 24 november 2004, Vonnis 2004, onuitg. BIBF-IPCF
PA C I O L I
NR.
237
3. Vergoeding van de door het Instituut geleden schade
2.5. Ontbinden van de vennootschap De rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen(18) veroordeelde in mei 2003 een geschrapte boekhouder tot een gevangenisstraf, een zware boete, de verbeurdverklaring van zijn onrechtmatig verkregen inkomsten en de sluiting van de lokalen. De rechtbank sprak tevens de ontbinding uit van de vennootschap en verwees de zaak naar de Rechtbank van Koophandel met het oog op de vereffening overeenkomstig artikel 35(19) van het Strafwetboek. De rechtbank stelde «dat duidelijk is aangetoond, dat de vennootschap opzettelijk van haar doel is afgewend om de illegale werkzaamheden van de failliete vennootschap XX verder te zetten. De rechtspersoon is dan ook schuldig als mededader aan de haar ten laste gelegde feiten».
3.1. De materiële schadevergoeding De personen en rechtspersonen die zich niet aan de reglementering van het beroep van boekhouder (-fiscalist) houden en zich niet inschrijven op het tableau, onttrekken zich aan de bij wet verplichte bijdrage. De bijdrage wordt terzake niet beschouwd als het «lidmaatschap van een vereniging» waarbij men in principe uit vrije wil aansluit, maar een verplichting door de wet opgelegd om het functioneren van het Instituut te garanderen, m.a.w. zijn wettelijke opdracht te vervullen, zijnde de bescherming van de titel en van de uitoefening van het beroep.
Na beroep van de veroordeelde hervormde het hof van beroep(20) de beslissing van de eerste rechter voor wat betreft de ontbinding van de vennootschap en sprak de vennootschap vrij. De veroordeling ten aanzien van de natuurlijke persoon, die het beroep onwettig uitoefende, bleef evenwel behouden.
Via de jaarlijkse bijdrageplicht betalen de boekhouders overigens ook een bijdrage voor de Cel voor Financiële Informatieverwerking in het kader van de wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en financiering van het terrorisme en een bijdrage bestemd voor de werkingskosten(23) van de Hoge Raad voor de Economische Beroepen.
2.6. Beroepsverbod De rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen(21) sprak in november 2004 de verbeurdverklaring uit van de rechtstreeks verkregen vermogensvoordelen tijdens de incriminatieperiode. De gedaagde werd eveneens veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden en een beroepsverbod gedurende tien jaar overeenkomstig het KB nr. 22 van 24 oktober 1934(22). Deze laatste was immers voorheen al als accountant geschrapt.
Slechts enkele rechtbanken maken bij hun beoordeling, o.i. onterecht, geen onderscheid tussen de recuperatie van de gemaakte kosten om de illegale beroepsbeoefenaars te vervolgen en de ontdoken wettelijk verplichte bijdragen. Nochtans verzoekt het BIBF nooit de gemaakte kosten te vergoeden, maar wordt het equivalent van de tijdens de periode van illegale beroepsuitoefening niet betaalde verplichte bijdragen gevorderd. Het hof van beroep te Bergen(24) oordeelde in 1999 dat «de burgerlijke partijstelling van een vereniging ontvankelijk is, voor zover deze het herstel beoogt van de schade, die het gevolg is van een inbreuk op haar vermogensrechten of van een aantasting van de constitutionele bestanddelen van haar rechtspersoon (het bestaansrecht, de vrijheid zich te organiseren en te werken, de eer …). Een schending van haar rechten kan voor de organisatie ook een materiële of morele schade vooroorzaken. (Cf. M. Franchimont, Manuel de procédure pénale, 1989, p. 121 en de daar aangehaalde verwijzingen)».
(18) Corr. Antwerpen, 7 mei 2003, Vonnis nr. 1984, onuitg. (19) Onder de titel «Straffen aan misdaden en wanbedrijven gemeen, toepasselijk op rechtspersonen» bepaalt art. 35 van het Strafwetboek dat «Ontbinding kan door de rechter worden uitgesproken, wanneer de rechtspersoon opzettelijk is opgericht om de strafbare werkzaamheden te verrichten waarvoor hij wordt veroordeeld of wanneer hij opzettelijk van zijn doel is afgewend om dergelijke werkzaamheden te verrichten. Wanneer de rechter de ontbinding uitspreekt, verwijst hij de zaak naar het gerecht dat bevoegd is kennis te nemen van de vereffening van de rechtspersoon.» (20) Antwerpen, 23 december 2004, Arrest nr. 2004/5940, onuitg. (21) Corr. Antwerpen, 24 november 2004 Vonnis nr. 2004, onuitg. (22) KB nr. 22 van 24 oktober 1934 betreffende het rechterlijk verbod aan bepaalde veroordeelden en gefailleerden om bepaalde ambten, beroepen of werkzaamheden uit te oefenen. PA C I O L I
NR.
237
BIBF-IPCF
(23) Art. 54, §5 van de wet van 22 april 1999 betreffende de boekhoudkundige en fiscale beroepen. (24) Bergen, 3 maart 1999, JLMB, Editie 9.04.1999, pag. 609.
5
17
–
30
SEPTEMBER
2007
Het hof vervolgde «dat door zich niet in te schrijven op het tableau, de gedaagde het BIBF zowel een materiële als een morele schade heeft toegebracht, aangezien het Instituut haar doelstelling slechts kan realiseren dank zij de bijdragen van de erkende boekhouders, zoals de wet het voorschrijft. Wie aldus het beroep op een onwettige wijze uitoefent, ontrekt zich aldus aan de bijdrageplicht.
ontdoken bijdragen] is in billijkheid en matigheid begroot en kan worden toegekend». Interessant was het arrest van het hof van beroep te Luik(28) dat oordeelde dat de inbreukmakende persoon «zich heeft onttrokken aan het betalen van een verplichte bijdrage en daardoor schade heeft toegebracht aan de organisatie van het beroep van boekhouder, alsook aan het goed functioneren en de eer van het instituut, aangezien hij er het bestaan ervan miskent en tevens berooft van de noodzakelijke middelen om zijn wettelijke opdracht te vervullen.»
Het gedrag van de gedaagde betekent ook een schending van de onafhankelijkheid bij het organiseren van het beroep van boekhouder, de goede werking en de eer van de voormelde organisatie, aangezien de gedaagde het bestaan zelf van de organisatie miskent en haar voornaamste opdracht betwist, nl. te waken over de naleving van de toegangsvoorwaarden tot het beroep.» (vrije vertaling)
Het hof besloot dat «de gedaagde het evenwicht tegenover de boekhouders die hun verplichtingen nakomen en hun bijdrage betalen, heeft verbroken en dat de materiële schade toegebracht aan de burgerlijke partij op een adequate manier zal hersteld worden door de gedaagde te veroordelen tot het betalen van de ontdoken bijdragen voor de jaren 1998 tot 2000». (vrije vertaling)
De rechtbank van eerste aanleg te Leuven(25) oordeelde in 2002 dat «het vast staat dat het beroepsinstituut schade heeft geleden die in oorzakelijk verband staat met de door beklaagde gedane strafrechtelijke inbreuk».
In mei 2003 aanvaardde de rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen(29) de vordering van het BIBF om een schadevergoeding te bekomen, gelijk aan het equivalent van de ontdoken ledenbijdragen, nl. 1 144,05 EUR. Het hof van beroep te Antwerpen(30) bevestigde in december 2004 dat «de schadevergoeding terecht werd begroot op 1 144,05 EUR». Het Hof van Cassatie(31) verwierp in september 2005 het cassatieberoep, ingesteld door de veroordeelde inzake de verbeurdverklaring van zijn vermogen.
We kunnen aldus stellen dat de meeste rechtbanken van het land het principe van de schadevergoeding niet meer in vraag stellen. Evenwel was het bepalen van het bedrag van de schadevergoeding een weg van lange adem. Aanvankelijk werd het BIBF een symbolische frank schadevergoeding toegekend. Sedert het bovenvermeld arrest van het hof van beroep te Bergen(26), heeft het BIBF via de burgerlijke partijstelling steeds een schadevergoeding geëist die minstens gelijk is aan de ontdoken verplichte bijdragen tijdens de periode van de wederrechtelijke uitoefening van het beroep door de gedaagde. Het BIBF beschouwt het ontduiken van de verplichte bijdrage niet alleen als een schade van patrimoniale aard, maar vindt dergelijke houding eveneens onbillijk tegenover de erkende boekhouders (-fiscalisten), die zich wel aan de wet hebben gehouden en de verplichte bijdrage betaald hebben.
In 2004 oordeelde de rechtbank van eerste aanleg te Gent(32) «dat het handelen van de rechtstreeks gedaagde op geen enkele manier te verrechtvaardigen was en het getuigde van een volkomen gebrek aan respect voor de geldende reglementeringen. Door aldus te handelen verstoorde de gedaagde in erge mate het normaal economisch evenwicht ten aanzien van diegenen die zich wel houden aan de opgelegde normen».
De rechtbank te Leuven(27) oordeelde in 2002 dat «de beklaagde het beroep van boekhouder verscheidene jaren heeft uitgeoefend zodat zij bijdrageplichtig was. Bovendien diende de burgerlijke partij zich bloot te stellen aan een aantal kosten om een einde te stellen aan de illegale uitoefening van het beroep van boekhouder. Deze illegale uitoefening van het beroep werkt concurrentievervalsend tegenover de door de burgerlijke partij erkende boekhouders. Een vergoeding van 2 478,94 EUR ex aequo et bono voor de geleden materiële schade [bedrag van de
Het BIBF werd een schadevergoeding toegewezen gelijk aan de ontdoken bijdragen : «de rechtstreeks dagende partij vordert een bedrag van 2 557,04 EUR als vergoeding van de geleden schade, die volgens haar bestaat uit de niet ontvangen ledenbijdrage over de jaren dat op wederrechtelijke wijze (zonder erkend te zijn) het beroep van boekhouder werd uitgeoefend. Nu het duidelijk is dat vanaf 1993 de rechtstreekse gedaagde wederrechtelijk
(28) (29) (30) (31) (32)
(25) Corr. Leuven, 18 februari 2002, Vonnis 401, onuitg. (26) Bergen, 3 maart 1999, JLMB, Editie 9.04.1999, pag. 609. (27) Corr. Leuven, 18 februari 2002, Vonnis 401, onuitg. 17
–
30
SEPTEMBER
2007
6
Luik, 15 november 2002, arrest 632/02, onuitg. Corr. Antwerpen, 7 mei 2003, Vonnis 1984, onuitg. Antwerpen, 23 december 2004, Arrest 2004/5940, onuitg. Cass. AR P.05/0072.N/1, 27 september 2005, onuitg. Corr. Gent, 31 maart 2004, Vonnis 2004/1186, onuitg. BIBF-IPCF
PA C I O L I
NR.
237
het gereglementeerde beroep van boekhouder uitoefende komt het gevorderde bedrag toewijsbaar voor».
De illegale beroepsbeoefenaars ontduiken niet alleen de verplichte bijdragen, maar ze schaden ook het imago van het beroep en het vertrouwen in de beroepsbeoefenaar, zoals de rechter van Marche-en-Famenne(38) stelde (zie verder). Het BIBF moet aldus steeds opnieuw inspanningen doen om het vertrouwen in de erkende boekhouders (-fiscalisten) te behouden en te herstellen.
De rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen(33) verklaarde in november 2004 «de eis van het BIBF ontvankelijk en gegrond» en veroordeelde de gedaagde tot het betalen van een schadevergoeding van 1 561,16 EUR, zijnde de verdoken bijdragen aan het BIBF.
We verwijzen tevens naar het hof van beroep te Bergen(39) in 1999 dat stelde, dat «het gedrag van de gedaagde ook een schending betekent van de onafhankelijkheid bij het organiseren van het beroep van boekhouder, de goede werking en de eer van de voormelde organisatie, aangezien de gedaagde het bestaan zelf van de organisatie miskent en haar voornaamste opdracht betwist, nl. te waken over de naleving van de toegangsvoorwaarden tot het beroep.» (vrije vertaling)
De rechtbank van eerste aanleg te Nijvel oordeelde in oktober 2005 dat de eis van het BIBF gegrond was en dat de gedaagden aan het BIBF het bedrag van 3 431,92 EUR (equivalent van de ontdoken bijdragen tussen 1993 en 2004) moesten betalen. (34)
De rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen(35) oordeelde in januari 2006 dat «de vordering van de rechtstreeks dagende partij toelaatbaar en gegrond is voor wat de materiële schade betreft, zijnde het equivalent van de niet betaalde lidmaatschapsbijdragen».
Niettegenstaande de rechtbanken tot nu toe eerder aarzelend geweest zijn om een werkelijke morele schade toe te kennen, zien we dit de jongste jaren toch meer en meer gebeuren.
In juni 2006 stemde de rechtbank van eerste aanleg te Mechelen(36) in met de schade-eis van het BIBF, namelijk de ontdoken bijdragen sedert 1993. «Ingevolge de nietinschrijving van gedaagde op de lijst van de eiseres, gegeven dat door hem niet betwist wordt, en waardoor hij ook geen bijdragen aan eiseres heeft betaald, heeft eiseres materiële schade geleden; de materiële schadevergoeding kan worden begroot in verhouding tot de ontdoken jaarlijkse bijdragen voor de periode 1993-2003, die door eiseres begroot werden op 3 121,92 EUR».
De rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen(40) oordeelde in oktober 2000 de gedaagde tot het betalen van een morele schade van 10 000 BEF overwegende dat deze raming ex aequo et bono kon verantwoord worden. De rechtbank bevestigde dat de «goede naam en eer van verzoekende partij ongetwijfeld aangetast werd door de uitoefening van het beroep van boekhouder door personen die niet aan de wettelijke vereisten voldoen noch over de nodige beroepsbekwaamheid beschikken en dat daardoor de reputatie van en het vertrouwen in de verzoekende partij geschaad werd».
Te oordelen naar de meest recente vonnissen, is het toekennen van materiële schadevergoeding, begroot op basis van het equivalent van de ontdoken, bij wet verplichte, bijdragen nauwelijks nog een punt van discussie.
De rechtbank van eerste aanleg te Nijvel(41) legde de veroordeelden in oktober 2005 niet alleen zware boetes op, maar veroordeelde hen ook tot het betalen van een materiële schadevergoeding (zie hierboven) én een morele schadevergoeding van 620 EUR.
Het recht om schadevergoeding te eisen is intussen expliciet bevestigd door de wetgever met de wijziging van de kaderwet op 11 mei 2007.(37)
De rechter in Marche-en-Famenne(42) was in mei 2005 heel erg ad rem wanneer zij opmerkte dat «de gedaagde de geloofwaardigheid van het beroep van boekhouder had aangetast door de hem opgelegde tuchtsanctie niet te respecteren en door zijn cliënten te beroven van het vertrouwen die ze normaliter in een deskundige mogen stellen» (vrije vertaling). De gedaagde werd daarom veroordeeld tot een celstraf van twee maanden, een geldboete, een schadevergoeding van de ontdoken bijdragen, en een morele schadevergoeding van 250 EUR.
3.2. Morele schadevergoeding Bij het aanklagen van de onwettige uitoefening bedingt het BIBF bij de rechtbank, naast de materiële schadevergoeding, besproken in punt 3.1., ook een morele schadevergoeding. (33) (34) (35) (36) (37)
Corr. Antwerpen, 24 november 2004, Vonnis 2004/4769, onuitg. Corr. Nijvel, 26 oktober 2005, Vonnis 2005/4769, onuitg. Corr. Antwerpen 12 januari 2006, Vonnis 2006/204, onuitg. Corr. Mechelen, 19 juni 2006, Vonnis 2006/145c, onuitg. Wet van 11 mei 2007 tot wijziging van de kaderwet van 1 maart 1976 tot reglementering van de bescherming van de beroepstitel en van de uitoefening van de dienstverlenende intellectuele beroepen, B.S. 29 juni 2007.
PA C I O L I
NR.
237
BIBF-IPCF
(38) (39) (40) (41) (42)
7
Corr. Marche-en-Famenne, 18 mei 2005, Vonnis 2005/161, onuitg. Bergen, 3 maart 1999, JLMB, Editie 9.04.1999, pag. 609. Corr. Antwerpen, 9 oktober 2000, Vonnis 2000/4085, onuitg. Corr. Nijvel, 26 oktober 2005, Vonnis 2005/4769, onuitg. Corr. Marche-en-Famenne, 18 mei 2005, Vonnis 2005/161, onuitg. 17
–
30
SEPTEMBER
2007
De rechtbank van eerste aanleg te Kortrijk(43) wilde in 2004 geen materiële schadevergoeding toekennen aan het BIBF maar stond wel een morele schadevergoeding toe van «100 EUR». Dit werd later door het hof van beroep te Gent(44) bevestigd. Voor dezelfde rechtbank te Kortrijk werd in 2007(45) omwille van de illegale uitoefening een morele schadevergoeding toegestaan van 1 000 EUR.
de (rechts-)persoon alleen de beschermde titel draagt zonder het beroep daadwerkelijk uit te oefenen. Misschien lijkt zo’n procedure overdreven, maar volgens artikel 46 van de wet van 22 april 1999 is het voeren van de titel of een titel die tot verwarring zou kunnen leiden, ook strafbaar. Sommige niet-erkende personen en rechtspersonen vermelden trouwens nog steeds expliciet «boekhoudkantoor» of «diensten in verband met boekhouding» in hun benaming, hun beroepsactiviteit of bij het doel van de vennootschap. Sommigen hebben zelfs «boekhouding» laten vermelden bij hun inschrijving in de KBO (Kruispuntbank van Ondernemingen).
4. Besluiten Behalve het feit dat er de voorbije tien jaar meer klachten, controles en vervolgingen waren in verband met de illegale uitoefening van het beroep van boekhouder (-fiscalist), heeft het BIBF een interessante verzameling rechtspraak kunnen opbouwen naar aanleiding van de vonnissen en arresten op strafrechterlijk en burgerrechtelijke vlak.
Tenslotte vordert het BIBF sinds kort, naast de schadevergoedingen vermeld in de punten 3.1. en 3.2. hiervoor, ook een vergoeding voor de kosten die het verplicht is te maken om de wet te doen toepassen, nl. de erelonen van de advocaten. Vraag is of de rechtbanken, die de onwettige uitoefening van het beroep moeten beoordelen, daarvoor gevoelig zullen zijn.
Geen enkele rechtbank betwist nog de bevoegdheid van het BIBF om rechtstreeks te dagvaarden. De meeste rechtbanken bevestigen dat het BIBF schade lijdt van patrimoniale aard aangezien de illegale beoefenaars verzaken aan de bij wet opgelegde bijdrageplicht.
De illegale uitoefening van het beroep van erkend boekhouder (-fiscalist) is blijkbaar nog steeds niet volledig ingedamd. Toch heeft het Instituut de voorbije tien jaar een behoorlijke jurisprudentie kunnen opbouwen, waarbij de opdracht van het BIBF erkend werd en het recht van de erkende boekhouders (-fiscalisten) op een exclusieve beroepsuitoefening gerespecteerd werd.
Bijna alle rechtbanken erkennen dat er een morele schade kan vastgesteld worden, maar aarzelen soms nog om een dergelijke schadevergoeding effectief toe te kennen, m.a.w. meer dan een symbolische euro. De algemene evolutie is positief, maar er blijven nog een aantal open vragen.
Illegale uitoefening van het beroep betekent immers oneerlijke concurrentie en een aanslag op het imago van de beroepsbeoefenaars. Op deze wijze worden klanten overgeleverd aan personen, die niet over de vereiste bekwaamheden beschikken om het beroep uit te oefenen of die bedrijven in moeilijkheden brengen. De rechter van Marche-en Famenne verwoordde het op een unieke en treffende wijze : «Door hun praktijken hebben ze hun cliënten beroofd van het vertrouwen dat ze normaliter in een deskundige mogen stellen».
Sedert september 2006 moeten alle boekhoudvennootschappen(46) door het BIBF erkend zijn alvorens het beroep van boekhouder te mogen uitoefenen. Het BIBF zal dus ook systematisch dergelijke vennootschappen controleren en desgevallend aanklagen bij de gerechtelijke overheid in geval van illegale uitoefening. De rechtbanken hebben er geen probleem mee om personen te veroordelen wanneer bewijzen van illegale beroepsuitoefening voorgelegd worden, maar tot nu toe werden nog geen procedures gevoerd in de gevallen dat (43) (44) (45) (46)
Sophie MORIS en Renaat SOENENS Verantwoordelijken belast met de opsporing en vervolging van illegale uitoefening van het beroep van boekhouder binnen het BIBF
Corr. Kortrijk, 22 juni 2004, Vonnis 04/938, onuitg. Gent, 15 februari 2007, Arrest 98112, onuitg. Corr. Kortrijk, 18 april 2007, Vonnis nr. 07/679, onuitg. KB van 15 februari 2005 betreffende de uitoefening van het beroep van erkend boekhouder en erkend boekhouder-fiscalist in het kader van een rechtspersoon, B.S. 16 maart 2005, 10.950.
Noch deze publicatie, noch gedeelten van deze publicatie mogen worden gereproduceerd of opgeslagen in een retrievalsysteem, en evenmin worden overgedragen in welke vorm of op welke wijze ook, elektronisch, mechanisch of door middel van fotokopieën, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. De redactie staat in voor de betrouwbaarheid van de in haar uitgaven opgenomen info, waarvoor zij echter niet aansprakelijk kan worden gesteld. Verantwoordelijke uitgever : Roland SMETS, B.I.B.F. – Legrandlaan 45, 1050 Brussel, Tel. 02/626 03 80, Fax. 02/626 03 90 e-mail :
[email protected], URL : http : //www.bibf.be. Redactie : Gaëtan HANOT, Geert LENAERTS, Maria PLOUMEN, Roland SMETS. Adviesraad : Professor P. MICHEL, Ecole d’Administration des Affaires de l’Université de Liège, Professor C. LEFEBVRE, Katholieke Universiteit Leuven. G erealiseerd
17
–
30
in
SEPTEMBER
samen w erking
2007
met
klu w er
–
8
w w w . klu w er . be
BIBF-IPCF
PA C I O L I
NR.
237