De Autistische Stad* Een vriendin van mij is een bijzondere vrouw. Ik trof haar een keer toen ze net was teruggekomen van een tweeweekse zomervakantie naar Frankrijk, met een vriendin. En ze was er volstrekt niet over te spreken. Zowel over de vakantie als over de vriendin niet. Ze hadden namelijk op een camping gezeten, met een tentje aan een meertje, in de bergen. Niet zo veel aan de hand zou je zeggen, maar nu wilde die vriendin van haar telkens de camping af, om iets te gaan doen in de omgeving! “En ik heb daar helemaal niks mee, met de omgeving!“ brieste ze verongelijkt. En dat is best bijzonder. Want de meesten van ons zijn er juist gek op, op de omgeving. Eigenlijk draait het succes van de vakantie er goeddeels om. Drie vragen zijn belangrijk: Hoe was het weer? Hoe was de camping/het huisje? En: Hoe was de omgeving? - Hoe was de vakantie? - Schitterend.. heerlijk weer, prachtige omgeving. Sla de vakantiebrochures er maar op na, raadpleeg de vakantiewebsites; of het nou gaat om campings, vakantiehuisjes, gites of agroturismo's; ze zijn stuk voor stuk prachtig gelegen, aan een heerlijk meer of te midden van ongerepte bossen, landerijen of hebben uitzicht over een azuurblauwe zee. Ook in ons eigen land kunnen we ons landschap enorm waarderen. De schappen van de Bruna staan vol met glossy’s vol pittoreske landschappen, reportages van uitjes onder leiding van de boswachter, ongerepte buitenlanden en authentieke landlevens. Op zondagen wemelt het landschap van de bebergschoende wandelaars, vrolijk gejaste fietsers, strak geklede wielrenners en hardlopers en ritmisch tikkende nordic walkers. Everybody loves landscapes, op die vriendin na dus. Je zou zodoende kunnen verwachten dat waar we precies weten wat we van de omgeving van ons vakantieadres verwachten voor die 3 weken per jaar, we voor de overige 49 weken die het jaar telt de zaakjes ook wel goed voor elkaar zullen hebben. En dat is dus niet zo.
Neem nu Alphen aan de Rijn. Alphen aan de Rijn is een stadje met 75.000 inwoners en ligt midden in ons Nationaal Landschap Het Groene Hart. Tientallen jaren al is het Groene Hart een concept dat om de paar jaar in de media driftig besproken wordt. Het Groene Hart wordt sinds de lancering van het concept gezien als achtertuin van de Randstad. Een metropolitane ring van waarbinnen een groene oase ligt waar je als stedeling naar toe kan ontsnappen. Het Groene Hart is een nationale trots die beschermd en verdedigt moet worden. Dit is het Hollandsche landschap optima forma. Hier zie je live de plaatjes waar we voor betalen om in musea naar te gaan kijken. Dit is het erfgoed dat ‘s lands beroemdste landschapsarchitect Adriaan Geuze op gezette tijden weer met verve op televisie verdedigd, wijzend op schilderijen van Roelofs en Potter, die het eeuwen geleden al zo prachtig vastgelegd hebben. Daar zijn we beroemd om, dat is onderdeel van onze nationale identiteit. En daar ligt Alphen aan de Rijn dus midden in. Je zou dus kunnen denken dat het stadje blij is met z’n omgeving en de stadsranden zich reikhalzend richten op dat groene Hart, als kinderen die met hun neuzen platgedrukt tegen de ruit van een snoepwinkel staan. Alphen aan de Rijn, gelegen aan een van de mooiste landschappen ter wereld.. Maar niks is minder waar. Tussen de meest recente uitbreiding van Alphen aan de Rijn en dat Groene Hart is de N11 gelegd, de snelweg die officieel geen snelweg is, geflankeerd door geluidswallen. Voorstelbaar, want herrie is niet leuk dus als je aan een drukke weg woont is een dijkje beter dan herrie. Maar de geluidswal is vaak niet de bestrijding van een onfortuinlijke samenkomst van zaken, het is integraal onderdeel van de stedenbouw. Weg, geluidswal en woonwijk worden in één keer getekend, zoals in het geval van Alphen aan de Rijn. Woonwijk en omgeving worden doelbewust gescheiden van elkaar achter een hedendaagse, luidruchtige en ongezonde variant van de aloude stadswal. Achter de geluidswal is het wonen in die uitbreiding van Alphen aan de Rijn gewoon hetzelfde als wonen in de meeste buitenwijken. Eengezinswoningen, plantsoenen, parkjes, speeltoestellen. Afgesloten van de omgeving, losgemaakt van het ‘de plek’, ingewisseld voor suburbia. En daarmee inwisselbaar met de talloze soortgelijke woonwijken. Maar niet alleen snel- en ringwegen met geluidswallen keren de stad van hun omgeving af. Ook bedrijventerreinen bevinden zich meestal tussen stad en landschap, net als door hekwerken omzoomde sportvelden of door parkeerplaatsen en -weer- hekwerken omgeven attractieparken. Niet
zo vreemd, het zijn grote functies die in het fijnere stadsweefsel geen plek kunnen vinden maar aan de rand wel. Jammer dat er zodoende schillen rond de stad ontstaan waar je ‘even doorheen moet’, letterlijk en figuurlijk, als je naar buiten wil. Ongelukkig maar niet zo veel aan te doen, zou je kunnen zeggen. Die functies moeten ergens liggen. Maar de vraag is of de scheiding tussen stad en omgeving daar wel onlosmakelijk aan gekoppeld is, of de behoefte ze niet te scheiden er eigenlijk wel was. Want een tikje merkwaardig wordt het als we moeten constateren dat zodra stad en land niet door utilitaire barrières uit elkaar worden gehouden en je er dus van uit zou gaan dat daar de liefde voor het landschap tot een innige verstrengeling van stad en land zou leiden, er meestal gekozen wordt om, omdat het er nog niet is, maar iets tussen stad en landschap ín te leggen. Groenzones. Bufferzones. Overgangszones. Stadsrandparken die de stedeling opvangen als ze er op uit willen, bezig houden of zo je wilt gevangen houden in surrogaatlandschappen tussen de stad en het échte landschap in. Ook deze groenzones zijn net als de wijken die ze inpakken vaak nauwelijks van elkaar te onderscheiden. Over het algemeen doen deze parken in de verte vaak denken aan parken in de Engelse landschapsstijl, met bossen, niervormige vijvers, slingerende paden, losse groepjes bomen in grasvelden, maar dan slecht gedaan. Maar zonder in een landschapsarchitectonische discussie te belanden over de vormentaal van deze groenzones is de vraag die er boven hangt veel belangrijker: waarom zijn ze er? Wat was er mis met het échte landschap, dat er al lag? Het lijkt of de naoorlogse stadsuitbreidingen luchtdicht zijn geïsoleerd met een stevige laag stedelijk purschuim om die steden heen. Groen purschuim, beter bekend als ‘groen’. Juist in de huidige tijd waarin authentieke landschappen ongekend populair zijn is het vreemd dat de stad angstvallig uit de buurt wordt gehouden van de omliggende échte, eerlijke landschappen. Wil stad de omgeving eigenlijk wel? Terug naar Alphen. Er is in de noordrand één stukje stadsrand waar het stadje en z’n omgeving echt tegen elkaar liggen, zonder tussenkomst van barrières. En hier blijkt misschien wel op z’n pijnlijkst hoe slecht de relatie tussen stad en land is. Als een stel dat elkaar niets meer te vertellen heeft liggen ze naast elkaar zonder elkaar aan te kijken. Gewone buitenwijk-huisjes met een voortuin van 2 meter, de auto voor de deur geparkeerd. Geen uitzicht-architectuur met glazen wanden, kijkdoos-achtige gebouwen die je misschien zou verwachten, nergens reusachtige balkons en veranda’s waarvandaan mensen net iets verhoogd over de weidse weides van het sappige Groene Hart kijken. Gewoon dezelfde huizen als die even verderop staan zonder dat uitzicht. Met de keuken aan de Groene Hartvoorkant, woonkamer georiënteerd op het kleine buitenwijk-tuintje aan de achterkant. Zelfs geen paden die het mogelijk maken vanaf deze million dollar view -woningen het Groene Hart in te lopen, geen bootjes voor de deur waar vanwaar de miljoenen sloten, vaarten en stroompjes van het Groene Hart te bevaren zijn. Er is wel een sloot, maar die loopt na honderd meter al weer dood. Hier is geen liefde, geen chemie. Het landschap ligt er, in al z’n glorie, mooi te wezen en de stad kijkt er niet eens naar. De stad lijdt aan een hevige vorm van autisme. au·tis·me (het ~) 1 [psych.] het volledig in zichzelf gekeerd zijn, moeilijk contact maken met de omgeving
Maar genoeg gelachen om de Alphen aan de Rijn. Het is natuurlijk pijnlijk dat het monument onder de ruimtelijke concepten in de Nederland, Het Groene Hart, in het echt door de planners en stedenbouwers niet gewaardeerd lijkt te worden. Dat mogen we tenminste toch wel concluderen als we kijken naar de vruchten van hun werk, dat een stad die echt middenin het Groene Hart ligt er stedenbouwkundig niks uit weet te halen. Dat de lijn waar stad en rand elkaar raken niet een hoogtepunt van zinnelijk genot is waar de bewoners zich gek genieten van hun groene hart, maar dat de stadsrand in het beste geval een administratieve grens is zonder interactie, en in het ergste geval dat stad en landschap middels wallen en wegen, bedrijfs- en groenzones uit elkaar gehouden geliefden zijn. Maar is het representatief?
Want hoe zit dat in Gelderland? Gelderland dat als sterke troef juist dat landschap heeft, als belangrijk onderscheidend vestigingsklimaat. Met ‘internationale toppers als de Veluwe en het rivierengebied’, zoals de website van de Provincie zegt. Laten we dan Arnhem nemen. Deze door z’n omgeving gezegende stad ligt namelijk aan 2 van die toppers, de Veluwe én het rivierengebied! Maar zodra we Arnhem en de Rijn in één zin noemen dan denken we al snel aan het pijnlijke project ‘Rijnboog’,
waarmee Arnhem nu al jaren tobt. Want het probleem hier is juist weer dat de stad, het centrum, en de Rijn heel weinig met elkaar hebben. De haven die de Rijn tegen het centrum aan moest trekken is geschrapt, dus nu moet de stad maar naar de Rijn toekomen. Grootschalige stedenbouwkundige sloop- en nieuwbouwplannen zijn echter in crisistijden nog lastiger te realiseren dan daarvoor dus de toekomst is hier ongewis. Maar deze moeizame relatie van Arnhem en z’n rivierenlandschap is een overblijfsel uit het verleden, en het staat op de agenda kunnen we concluderen, dus Arnhem is op de goede weg zou je zeggen. Totdat we gaan kijken naar de recente grootschalige uitbreiding van Arnhem in aanleg: Schuytgraaf. Dit nieuwe stuk stad ter grootte van meerdere malen het stadscentrum werd een aantal jaren geleden keurig netjes tot aan de gemeentegrenzen ingetekend op de Betuwse klei, tussen Driel, de jaren ’70 wijken van Arnhem Zuid en … de Rijn. Dus verdween de polder onder het zand en werden geheel volgens de mode van rond het millennium meerdere wijkjes gemaakt met een thema die in het benodigde stukje identiteit konden voorzien - een Amerikaanse wijk, een oud Hollandsche wijk etc. Maar weer gebeurde het onvoorstelbare. Men vergat de Rijn. Nu moet u weten dat het stukje Rijn waar we het over hebben niet zomaar een stukje rivier is. Het uitzicht vanaf de zuidelijke Rijndijk over de rivieren is zo adembenemend mooi dat e landschapsschilders er zich in de 19 eeuw vestigden om dit stuk landschap, waar Rijn en Veluwe zo pontificaal botsen, op doek vast te leggen. Hier heb je een van de mooiste uitzichten van Nederland. Maar zelfs aan een verbinding over de Rijn, naar Nijmeegs recept gekoppeld aan de prachtige spoorbrug bijvoorbeeld, is niet gedacht. De grootse landschappelijk troef, uitzicht over de uiterwaarden van de Rijn met een achtergrond van beboste heuvels van de Veluwe, is niet gespeeld. Wat wel de stadsrand van Schuytgraaf is geworden is, net als de rest van Arnhem Zuid, een letterlijke weergave van de administratieve gemeentegrens tussen gemeente Arnhem en de gemeente Overbetuwe. De stippellijn op de topgrafische kaart vormgegeven in steen. Planning en Stedenbouw lijkt ook hier weer in elk geval niet te gaan over de relatie tussen stad en de omgeving. Wel over het volkleuren binnen de administratieve of infrastructurele lijntjes om zich vervolgens het hoofd te breken hoe de nieuwe stadsuitbreiding met thema’s, folders en een volkslied identiteit te geven. Wat een treurnis. Valt er dan niks te lachen? Toch wel. Want wij in Gelderland hebben Nationaal Landschap de Veluwe. En aan de Veluwe ligt Arnhem. En Arnhem ligt aan de Veluwe, op een manier die internationaal z’n weerga nauwelijks kent. Via het Sonsbeek park prikt de omgeving hier in een taartpunt de stad in om tegen het centrum aan te eindigen. Hier staan de koeien tot achter het station, geflankeerd door bossen tegen de hellingen op, waar een landhuis wit prijkt op de top, boerderijtjes langs de met watervallen klaterende beek in het dal liggen. Zo kan het dus ook. Hier stap je de trein of het stadscentrum uit en wandel je de Veluwe op en kan daar dagen mee doorgaan totdat je in Harderwijk bent. Tenminste, dat dacht ik toen ik naar Arnhem verhuisde. En dat lijkt ook zo, op de luchtfoto. Totdat je in het echt gaat lopen, fietsen, of met de auto gaat toeren. Vanaf Arnhem de Veluwe op. Die tocht begint vlak achter station Arnhem, als je onder de nieuwe Zypse Poort doorgaat. Daar liggen tussen de koeien ‘s zomers de mensen te zonnen en sleeën ze ‘s winters langs villa Sonsbeek naar beneden. Over de Zypendaalse weg passeren we de watermolen en zien we de vijvers. Na een paar honderd meter wordt het steeds bossiger. De weg zelf wordt ook steeds smaller, de gescheiden rijstroken verdwijnen, het fietspad en de weg komen samen en gaandeweg wordt deze Parkway een bosweg die zich slingerend steeds dieper in het heuvelige boslandschap snijdt. Zware, oude bomen werpen hun schaduwen over de donkere wereld van de holle weg. Hoog boven de weg onttrekt een donker houten boswachterhuisje zich bijna aan het oog. Achter de volgende bocht vangen we een glimp op van Kasteel Zypendaal dat zich verschuilt in het dal van de St. Jansbeek. Tussen de eeuwenoude houtwallen ontwaren we kleine graanakkers. Waar je enkele minuten geleden nog naast de nieuwe torens en het nieuwe station van UN Studio’s stond lijk je op deze Parkway bij elke 100 meter ook 100 jaar terug in de tijd te gaan, en 10 km verder van de bewoonde wereld af te rijden. Maar deze idylle eindigt abrupt op een T-splitsing waar de Zypendaalse weg botst op de drukke oostwest georiënteerde Schelmseweg. Plots sta je weer met beide voeten op de grond en gaan we helemaal niet meer verder de Veluwe op, of verder terug in de tijd. We gaan naar Velp, rechts, of naar Oosterbeek, links.
Wandelend door het park Sonsbeek en Zypendaal beleef je dezelfde sequentie. Het Park wordt richting het noorden steeds minder parkachtig, steeds natuurlijker, en steeds rustiger. Totdat ook hier de route afbuigt, rondloopt en je eigenlijk weer terug moet. Hier eindigt de schriftlezing. Als je, overtuigt dat richting het noorden de Veluwe ligt, je jezelf door het struweel heen een weg richting de Schelmseweg baant, zie je nog wel een oprit naar een tuincentrum/manege. Maar dat zal de route verder noordwaarts wel niet zijn. En dat is hem nu juist wel. Onderzoeken we stelselmatig heel eenvoudig de routes uit het succesvolle park Sonsbeek/Zypendaal richting het noorden dan blijken er telkens stukjes te ontbreken. De relatie tussen stad en omliggend landschap is heel banaal, fysiek doorgeknipt. Je moet eerst dat stukje door het bos klauteren en dan de drukke Schelmseweg over rennen - een oversteekplaats is er niet. Dan – niet gehinderd door het gevoel helemaal verkeerd te zijn - over het vage terrein van het tuincentrum/houthandel/manege lopen. Daarna, honderd meter verder, zie je een bordje waar staat dat je landgoed Schaarsbergen binnen treedt. Zo heet het hier blijkbaar. Niet dat je er dan bent, want loop je de lange laan af richting het noorden dan stuit je na een kilometer op de A12. Geen bruggetje of tunnel hier. Toch maar weer links of rechts. Ofwel, als je nog niet ontmoedigd was, dan ben je het nu. Toch maar terug dus. En de Zypendaalse weg eindigt inderdaad op een T-splistsing, maar ga je die even links en de volgende rechts dan rij je weer richting het noorden, bijna recht op de entree van Nationaal Park de Hoge Veluwe af. Bijna, want deze weg eindigt ook weer in een T-splitising , de Koningsweg, waar je weer even links en direct rechts moet en dan ben je er. Maar die entree weten weinigen te vinden. Zo weinig zelfs dat het Nationaal Park de Hoge Veluwe afgelopen jaren dreigde deze Arnhemse entree te sluiten. Te weinig aanloop van deze kant. Dat is toch moeilijk voor te stellen: dat de half miljoen jaarlijkse bezoekers aan dit nationale Park en het wereldberoemde Kröller-Müller voornamelijk komen via Hoenderloo en Otterlo, van zichzelf toch niet de grootste publiekstrekkers. Maar blijkbaar hebben deze dorpen hun relatie met hun omgeving wél heel goed voor elkaar. Het aantal hotels, campings en restaurants rond de entrees zijn daar een aardige afspiegeling van. Veel in Hoenderloo en Otterlo, 1 camping en 1 pannenkoekenhuis bij de Arnhemse entree. Het loopt hier niet. Letterlijk. Arnhem ligt misschien officieel aan de Veluwe, het lijkt het zichzelf niet zo bewust te zijn, ook in de beleving van de Arnhemmer niet. Daar kwam ik al snel achter toen ik na mijn vestiging in Arnhem blij als een kind aan Arnhemmers ging uitleggen waarom ik in Arnhem was komen wonen. Omdat het aan de Veluwe lag! Gefronste wenkbrauwen. Aan verschillende mooie parken, dáár ligt Arnhem aan, maar de Veluwe, die ligt een heel eind verderop. En gelijk hadden ze dus. Hoewel het bladerdek van dit grootste aaneengesloten laaglandbosgebied van west Europa, dat de Veluwe is, aan één stuk door tot midden in Arnhem loopt, is deze stadsrand op de grond ernstig versnipperd. Om echt lekker over de Veluwe te wandelen neem je dus eerst even de auto. Dan kan je naar de Hoge Veluwe, maar aangezien je daarvoor moet betalen kan je ook nog even doorrijden naar Planken Wambuis aan de ene kant of het Deelerwoud aan de andere kant. Wat je dan alleen niet meekrijgt is dat het schimmige tussengebied tussen de Schelmseweg en de Hoge Veluwe in feite ongekend boeiend is. Tijdens WOII werd iets ten Noorden van Arnhem door de Duitsers namelijk het grootste militaire vliegveld in bezet gebied gebouwd: 'Fliegerhorst Deelen'. Rond dit vliegveld bouwden de Duitsers kazerneterreinen die ze vermomden als boerendorpjes en vliegtuighangars als boerenschuren, zodat de geallieerden vanuit de lucht niet door zouden hebben dat ze erop moesten schieten. Ik heb een foto gezien van een Duitse militair die hier lachend een papier-maché koe aan het ‘melken’ is. De camouflage ging ver. Het vliegveld had een omvang van het huidige Schiphol en er zijn nu nog meer dan 200 bewaard gebleven gebouwen (waarvan velen tot Rijksmonument zijn verklaard). De overblijfselen van 'Fliegerhorst Deelen' vormen verspreid over bos, heide en akkers, een onbekend cultuurhistorisch landschap. Deze cultuurhistorie is in potentie een attractie van formaat. Het Nederlands Openluchtmuseum, dat ook in dit gebied aan de Schelmseweg ligt, blijkt bij nader inzien zelf ook in een soort openluchtmuseum te liggen! Binnen de hekken van het museum tref je Zaanse Huisjes aan omgeven door Veluwse bossen, en buiten de hekken staan hangars verkleed als kop-hals-romp boerderijen, die je wel in Friesland maar nu niet direct op de Veluwe zou verwachten. En waarvan de muren een halve meter dik zijn en de plaatstalen luiken granaatwerend…
Juist dat militaire karakter van deze noordrand van Arnhem zorgt ook voor de versnippering van het gebied. Na de oorlog nam de Nederlandse defensie de Duitse terreinen over en breidde deze verder uit. De vele omheinde terreinen maken de toegankelijkheid van het gebied en logische routes er doorheen zeer moeizaam. Grote publiekstrekkers als Burgers’ Zoo en Het Nederlands Openluchtmuseum dragen als grote omheinde gebieden aan deze versnippering bij. Tenslotte knipt de A12 het gebied helemaal doormidden, waardoor alle historische routes in het gebied doorsneden zijn, op 2 drukke wegen na. Deze schimmige zone staat een echte relatie tussen Arnhem en de Veluwe in de weg. Maar juist in deze diffuse stadsrand zit ook beweging. Zo stoot Defensie een aantal terreinen af in dit gebied. Op die manier kwamen er enkele jaren geleden 2 van deze Duitse nepdorpjes te koop. Samen met beeldend kunstenaar Hans Jungerius heb ik toen besloten deze terreinen in handen te krijgen, om van daaruit het gebied te gaan ontwikkelen en de link tussen Arnhem en de Veluwe te verbeteren. Inmiddels zijn de twee terreinen, ‘Kamp Koningsweg Noord’ en ‘Zeven Provinciën’, vlak bij de ingang van het Nationaal Park de Hoge Veluwe, aangekocht en worden als ‘Buitenplaats Koningsweg’ ontwikkeld. Hiermee hebben we een strategische positie ingenomen in een onbekend en onbemind gebied. De Blitzmädels, die iets verderop in de gigantische bunker Diogenes de vliegbewegingen in Noord West Europa op een grote glazen plaat projecteerden waardoor duidelijk werd waar aangevallen moest worden etc, stonden hier op appèl. Nu wordt er eens per maand een expositie met borrel gehouden en komt kunstminnend Arnhem en Nederland er over de vloer. In de toekomst, nadat het gebied opgeknapt en heringericht is, zullen de hekken eromheen helemaal verdwijnen en is dit versnipperde en beladen bosgebied vrij toegankelijk. Het bizarre verleden van ‘Fliegerhorst Deelen’ wordt ontsluierd en de versnipperde stadsrandzone van Arnhem wordt beter ontsloten én wordt een bestemming. Door het terrein als ‘Culturele Enclave’ te ontwikkelen proberen we de link te leggen met Arnhem en het Kröller-Müller museum. Beide zijn sterk in de combinatie van landschap en kunst. Op Buitenplaats Koningsweg zelf zetelen inmiddels tal van (beroemde) kunstenaars die zich juist ook op dat raakvlak bezig houden. Doordat het terrein inmiddels bevolkt en geprogrammeerd wordt begint de tot nu toe genegeerde noordelijke stadsrand een plek in te nemen in de hoofden van veel Arnhemmers. Het gebied wordt mentaal ontgonnen. Nu stap 1 in ontwikkeling is kan er gewerkt worden aan stap 2. Daartoe zijn we begonnen met het vage gebied tussen park Sonsbeek en de Buitenplaats Koningsweg een naam te geven, ‘landschapspark Schaarsbergen’. Daarmee is het voormalig rest-gebied uit de anonimiteit gehaald. De verschillende partijen in en om het gebied zijn zo opeens ook met elkaar verbonden. Dat biedt aanknopingspunten om iets van het gebied te gaan vinden en het te gaan ontwikkelen. Volgende stappen zijn het gebied beter te ontsluiten, de lange laan richting het noorden die nu doorsneden wordt door de A12 als route te herstellen en het gebied te programmeren. Een schimmige versnipperde stadsrand, doorsneden door infrastructuur en een keur aan omheinde terreinen, het land van Heras hekwerk, wordt een bestemming in plaats van een doorgangsgebied. De bestaande terreinen en structuren, de optelsom aan cultuurhistorische lagen, de vele restanten van het WOII verleden komen in dit stuk Veluwe in een bijzondere cocktail samen. Stadsranden zijn zo bezien de kansrijke lijnen of zones waar landschap en stad elkaar aanraken. Juist in deze relatief jong verstedelijkte zones zijn een hoop transformaties aan de gang of aanstaande. Ook Apeldoorn, Harderwijk en Ede zijn steden aan de Veluwe met soortgelijke stadsranden als Arnhem, zonder echt innig aan de Veluwe te liggen. Ook hier vormen grote omheinde militaire terreinen, attractieparken, instituten of recreatieparken een barrière. Maar ook hier zijn er transformaties aan de gang, komen terreinen vrij of gaan ze zich omvormen. In andere stadsranden, waar de buitenwijken van de jaren ’70 ’80 en ’90 aan het omliggend landschap grenzen, is de transformatiegolf aan de gang of aanstaande. Ook hier liggen kansen om de autistische stadsrand aan te pakken door het stedelijke purschuim dat om de stad en in de kieren en ruimtes in de stad dik is aangebracht, te verwijderen en het landschap de stad te laten omhelzen en binnendringen. Kantoorgebieden en bedrijventerreinen hebben een nog snellere omlooptijd en zijn soms na tien jaar (vandaag de dag zelfs nog sneller - direct na aanleg) aan een transformatie toe. Juist ook in deze stadsranden komen het landelijk gebied, cultuurhistorie, natuur, bedrijvigheid en bewoning op een bijzondere, nu nog vaak ongemakkelijke manier samen. Hier liggen mogelijkheden om doorsneden landschappelijk weefsel te herstellen, om de contrasten tussen de verschillende werelden te vieren in plaats van van elkaar af te keren. Maar dat kan je maar 1 keer goed doen. De volgende transformatierondes laten weer tientallen jaren op zich wachten. Een vrijkomend terrein dat een
barrière vormt wordt heel makkelijk weer een nieuw omheind terrein waar je de komende vijftig jaar niet doorheen komt. Een route is makkelijk op te knippen, maar slechts heel soms te herstellen. Een relatie aangaan kost tijd, hem kapot maken gaat heel makkelijk. Dus heb je in plaats van ad hoc aan de slag te gaat wel een visie nodig. Je moet als stad weten wat je eigenlijk wil van je omgeving. En mocht u dat nou vergeten zijn, dan is het misschien weer eens tijd voor een vakantie…
*de titel, de autistische stad, is geïnspireerd op de uitdrukking 'de autistische weg', van prof. Bernd Borghoff, Universität Siegen, die hij gebruikte in een lezing over Parkstad Limburg in 2005.
Harro de Jong is landschapsarchitect en eigenaar van Buro Harro. Hij ontwerpt op allerlei schaalniveaus in landelijk en stedelijk gebied, aan landschappelijke, stedenbouwkundige en architectonische opgaven, in opdracht, of op eigen initiatief. Harro de Jong is auteur van o.a. het Groot Apeldoorns Landschapskookboek. Hij houdt regelmatig lezingen en is gastdocent op verschillende hogescholen en universiteiten.