Dé amateurkunstenaar bestaat niet Profielen van amateurkunstenaars
Kunstfactor | Profielen in de Amateurskunst | december 2010 | 1
Inhoud
Voorwoord 3 Inleiding
4
Profielen in vogelvlucht
6
Thuiskunstenaars - In kleine kring
7
Verenigingsgangers - Samen voor de kunst 10 Netwerkers - Our digital space
13
Hoppers - Gretige omnivorisme
16
Makers - Artistiek doe-het-zelven 18 Shoppers - Eigen grenzen verleggen
21
Tot besluit
23
Kunstfactor | Profielen in de Amateurskunst | december 2010 | 2
Voorwoord Dé amateurkunstenaar bestaat niet. Amateurkunst is een verzamelnaam voor de liefhebberij van de miljoenen mensen die in Nederland in hun vrije tijd genieten van kunstbeoefening. Dat doen zij met uiteenlopende motieven en ambities en op verschillende niveaus en manieren. Deze diversiteit maakt amateurkunst prachtig en dynamisch, maar tegelijkertijd ook complex. De afgelopen jaren is er door Kunstfactor - maar ook door anderen - onderzoek gedaan naar allerlei aspecten van amateurkunst. Met name cijfermatig is veel bekend. Kunstfactor publiceerde in 2009 en 2010 basiscijfers over amateur kunstdeelname uit de Monitor Amateurkunst. Het Sociaal en Cultureel Plan bureau bracht in 2010 in opdracht van het ministerie van OCW een drietal publicaties uit over amateurkunst, met onder meer cijfers en een toekomst verkenning. In het verlengde van deze publicaties over amateurkunst heeft Kunstfactor door middel van zes profielen de amateurkunstenaar op tastbare wijze gekarak teriseerd. Deze publicatie is geschreven met het doel de complexe realiteit van amateurkunst in te kaderen in eenvoudiger te hanteren profielen, zodat daarmee de ondersteuning of stimulering van amateurkunst gerichter kan worden aangepakt. Wie in de praktijk te maken krijgt met amateurkunstenaars, kan zich met deze profielen een (uitgebreider) beeld van hen vormen. Organisaties kunnen deze profielen als onderlegger gebruiken om hun eigen dienstverlening of aanbod te analyseren. En die dienstverlening desgewenst scherper toe te spitsen op specifieke doelgroepen binnen de amateurkunst. Dat verrijkt organisaties in de cultureel-maatschappelijke sector, maar ook de amateurkunstenaars. Deze publicatie is tot stand gekomen dankzij amateurkunstenaars die inzicht hebben gegeven de wijze waarop zij actief bezig zijn met kunst. Ook gaat dank uit naar de professionals die hun ervaringen en kennis met ons hebben gedeeld.
Tom de Rooij directeur-bestuurder Kunstfactor
Kunstfactor | Profielen in de Amateurskunst | december 2010 | 3
Inleiding Amateurkunst is een term die vooral gebezigd wordt in beleidsstukken. Van de 8 miljoen Nederlanders die in hun vrije tijd bezig zijn met muziek, beeldende kunst, nieuwe media, dans, schrijven of theater zullen weinigen zich ‘amateurkunstenaar’ noemen of voelen. Amateurkunst is een containerbegrip waarachter een enorme variëteit schuilgaat. Kunstfactor wil met deze publicatie duidelijk maken dat dé amateurkunstenaar niet bestaat. Amateurkunstenaars hebben verschillende ambities, interesses, voorkeuren en bewegen zich op diverse manieren. Sommigen zoeken veelvuldig anderen op om mee samen te werken of nemen les. Anderen kiezen liever voor individuele bezigheden of delen hun passie online.
Doel Doel van deze publicatie is te schetsen hoe divers de groep amateurkunstenaars is en wat dit kan betekenen voor het werkveld. Een kader om deze complexe realiteit te bezien is daarbij handig. De zes profielen van amateurkunstenaars die Kunstfactor heeft opgesteld vormen zo’n kader. Het is een paradoxale maar bewuste keuze om de verscheidenheid van amateurkunste naars te beschrijven door hen in te kaderen in profielen. We willen dan ook benadrukken dat de profielen niet bedoeld zijn als stereotyperingen of om mensen in een hokje te plaatsen. Hoewel er zeker amateurkunstenaars zullen zijn die perfect binnen één profiel passen, zal de realiteit vaak complexer zijn. Het onderscheid tussen profielen is in werkelijkheid niet zo scherp als in deze publicatie. Er is dan ook geprobeerd de profielen zo eenduidig mogelijk te beschrijven, maar tegelijkertijd aan te geven waar profielen kunnen overlappen.
Uitgangspunt Een veel gebruikte manier om tot typeringen te komen is selectie op basis van kunstdiscipline, of het meewegen van kenmerken als leeftijd, sociaal-economische of culturele komaf. Vertrekpunt bij deze profielen is echter de wijze waarop beoefenaars hun hobby bedrijven. Doen ze dat alleen of in een groep, via een vereniging, cursus of digitaal? Dit is veelal niet afhankelijk van leeftijd, afkomst of kunstdiscipline. Zo kan betoogd worden dat een jonge Indiase danser veel gemeen heeft met een autochtone blaasmusicus op leeftijd, wanneer zij beiden actief zijn in een vaste groep of vereniging. En een beeldend kunstenaar die zijn werk vooral digitaal deelt, beoefent op dezelfde manier kunst als een dichter met een online podium.
Werkwijze De profielen zijn samengesteld op basis van observaties in het amateurkunstveld. Enerzijds gaat het om praktische observaties van professionals werkzaam in de sector, anderzijds is er bij het kiezen en beschrijven van de profielen gekeken naar maat schappelijke ontwikkelingen als individualisering en digitalisering. Ook onderzoeks gegevens over amateurkunst, zoals het grootschalige onderzoek dat het Sociaal en Cultureel Planbureau in 2010 deed in opdracht van het ministerie van OCW, hebben de basis gevormd voor deze profielen.
Kunstfactor | Profielen in de Amateurskunst | december 2010 | 4
Praktische waarde van profielen Voor professionals in de culturele instellingen kunnen deze profielen de verschillende doelgroepen binnen de amateurkunst inzichtelijk maken. Door zich bewust te zijn van de overeenkomsten en verschillen, kunnen zij hun activiteiten beter afstemmen op de behoeftes van deze individuen en groepen amateurs. Of het nu gaat om het maken van gemeentelijk beleid voor cultuurparticipatie of om het ontwikkelen van (educatief ) aanbod voor amateurkunstenaars door musea of docenten. Na de beschrijving van de zes profielen wordt kort aandacht besteed aan de wijze waarop organisaties de profielen kunnen gebruiken om het eigen aanbod van diensten of activiteiten te analyseren.
‘Ik zing in een studentenkoor, speel piano en dirigeer een klein vocaal ensemble. Vorig jaar deed ik een serie workshops voor beginnende koordirigenten. Ik beschouw mezelf als verenigingsganger, maar ook als shopper en maker. Samen iets moois maken, ontspanning, mezelf ontwikkelen: daar doe ik dit allemaal voor.’ (man, 24 jaar)
Kunstfactor | Profielen in de Amateurskunst | december 2010 | 5
Profielen in vogelvlucht
Thuis-
Verenigings-
Netwerkers
Hoppers
kunstenaars
gangers
Makers
Shoppers
Tagline
In kleine
Samen
Our
Gretig
Artistiek
Eigen
kring
voor de
digital
omnivorisme
doe-het-
grenzen
kunst
space
zelven
verleggen
Educatie-
Doelgericht,
In verenigings-
Vooral via peer
Ongericht,
Coaching,
Doelgericht,
vorm
diverse educa-
verband (peer
group en internet
kortstondig
sparring
diverse educa-
tievormen
education) maar
(fora, tutorials)
tievormen
ook daarbuiten
Organisa-
Individueel of
In vereniging
Aansluiting
Zeer
Informele
Wisselend, al
tie
kleine kring
of club, al dan
bij web-
wisselend
groepen
naar gelang
van intimi
niet formeel
communities
maar ook
individuele
verenigingen
behoefte
Resultaat/
Soms in
presentatie kleine kring,
Eindpresentatie
Op internet,
Liefst snel
Vooral op podia,
Individueel
(optreden/
onder
en tastbaar
werkplaatsen,
resultaat,
ook op
expositie) met
gelijkgezinden
resultaat
broedplaatsen
presentatie
internet
vereniging
soms ook in
(cursus/project)
groep
Motivatie
Ontspanning,
Gezamenlijk
Iets maken en
Nieuwsgierigheid, Samen iets
De eigen
zelfexpressie,
(grote)
met anderen
ontspanning,
neerzetten,
artistieke
artistieke
voorstelling/
delen, nieuwe
eigen talent
vormgeven,
ontwikkeling,
ontwikkeling
expositie maken,
(digitale) kunst-
ontdekke
talentont-
het beste eruit
halen
sociale aspecten,
vormen
wikkeling,
met en van elkaar
ontwikkelen
experiment
leren
Kunstfactor | Profielen in de Amateurskunst | december 2010 | 6
Thuiskunstenaars in kleine kring
Thuiskunstenaars doen vooral in de huiselijke omgeving en puur voor hun eigen plezier aan amateurkunst. Wat zij maken is voor henzelf of voor een kleine kring van familie en vrienden bedoeld. Misschien hebben ze in huis een eigen plek waar ze kunnen schilderen, quilten of improviseren op hun gitaar. Of ze oefenen hun hobby gewoon uit in de woon- of studeerkamer. Thuiskunstenaars schrijven bijvoorbeeld gedichten of verhalen, en laten dat soms lezen in kleine kring. Of ze hebben een atelier aan huis waar ze beelden hakken. De vorm waarin zij aan amateurkunstbeoefening doen is al met al intiem en persoonlijk.
Kunstfactor | Profielen in de Amateurskunst | december 2010 | 7
Profiel Thuiskunstenaars halen hun motivatie uit het intrinsieke genoegen dat verbonden is aan kunstzinnige bezigheden. Het gaat hen daarnaast om persoonlijke expressie door middel van kunst. Dat zij met hun artistieke product niet zo naar buiten treden betekent niet dat het hen ontbreekt aan ambitie. Maar die ambitie is in de eerste plaats op hun eigen kunstzinnige en technische ontwikkeling gericht. Ze willen al doende leren iets in de vingers te krijgen en beleven daar genoegen aan. Al zullen ook genoeg thuiskunste naars geen andere wens en pretentie hebben dan ‘lekker bezig zijn.’ Ze doen dat niet alleen in hun eentje, maar ook met anderen. Voorbeelden zijn een barbershopgroepje of strijkkwartet, dat met veel plezier en volharding om de week bij iemand thuis oefent om een stuk onder de knie te krijgen. Of wat bevriende schrijvers die af en toe hun werk bespreken aan de keukentafel. Doorgaans zijn thuiskunstenaars geen absolute beginners; ooit hebben ze de eerste beginselen ergens opgestoken. Ze hebben een cursus fotografie of keramiek gevolgd, op de muziekschool pianoles gehad of als autodidact de kunst van anderen afgekeken. Ze hebben voldoende aanknopingspunten om op eigen kracht verder te gaan. Wanneer ze tegen artistieke of technische grenzen aanlopen kunnen ze op zoek gaan naar een vorm van scholing. Dat gebeurt doelgericht: ze vragen incidenteel advies aan een schrijfcoach, volgen een cursus componeren of een workshop glazuren. Thuiskunstenaars zijn op zo’n moment eerder bewuste shoppers dan hoppers (zie p. 16). Thuiskunstenaars zijn in principe in elke discipline te vinden. Aangenomen mag worden dat beeldende en schrijvende amateurs relatief vaak thuiskunstenaar zijn; respectievelijk 71 en 80% van hen is namelijk geen lid van een groep en heeft geen les.1 Ook veel beoefe naars van fotografie, nieuwe media en muziek doen dit in de huiselijke omgeving. Publiek kan leuk zijn, maar is niet essentieel. Voor thuiskunstenaars is de kern: laat mij maar mijn ding doen, dat is voldoende. Internet kan hun horizon op een aantrekkelijke manier verruimen. Schrijvers praten over hun werk op schrijvenonline.org of publiceren op een van de vele verhalen- en gedichtensites. Fotografen en filmers op zijn actief op zoom.nl of vimeo.com. Op deze redelijk beschutte plekken, kunnen thuiskunstenaars hun werk met anderen delen en bespreken. Soms mondt dit uit in wereldwijde bekend heid, zoals Esmee Denters ondervond toen zij in 2006 zichzelf al zingend op YouTube zette. De aanbiedingen van platenmaatschappijen vlogen haar om de oren. De thuis kunstenaar die voornamelijk participeert in online kringen, kan in deze profielenschets beter gerekend worden tot de netwerkers (zie p. 13).
Kernwoorden Overwegend individueel en in kleine kring, expressie is belangrijk, zoekt waar nodig kunsteducatie, geen absolute beginner, relatief onzichtbaar voor onderzoekers en beleidsmakers
1 Kunstfactor (2010). Amateurkunst – de feiten. Monitor Amateurkunst in Nederland 2009. Utrecht: Kunstfactor.
Kunstfactor | Profielen in de Amateurskunst | december 2010 | 8
Context Ruim 40% van alle kunstbeoefenaars treedt wel zijn of haar kunstzinnige hobby naar buiten, bijvoorbeeld in een optreden, expositie of publicatie. Vooral bij theater en zang is dat het geval.2 Iets minder dan 60% van de amateurkunstenaars doet dat dus niet. Iets moois maken en ontspanning blijken in het algemeen voor kunstbeoefenaars de belangrijkste motieven te zijn (resp. 82% en 78%).3 Beide zijn heel goed mogelijk in je eentje; dat geldt overigens niet voor het derde belangrijke motief: de gezelligheid (74%). Daarvoor zul je toch eerder bij een groep, club of vereniging moeten aankloppen.
‘Dat ik ooit nog eens in een circusact zou staan had ik niet voor mogelijk gehouden. Maar ik kreeg zo’n leuk aanbod dat ik niet kon weigeren. Een week lang werkten we in een prachtig landhuis onder leiding van professionele artiesten. Het was een hele ervaring, maar nu op naar de volgende. Dat wordt een vierdaagse cursus boekillustratie. Daarna zou ik dolgraag willen leren hiphop dansen, zoals op tv. Ja, ik ben een typische hopper!,’ (vrouw, 36 jaar)
2 A. van den Broek (2010a). FAQ’s over kunstbeoefening in de vrije tijd. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau. 3 A. van den Broek (2010a).
Kunstfactor | Profielen in de Amateurskunst | december 2010 | 9
Verenigingsgangers samen voor de kunst
Verenigingsgangers zijn in artistiek opzicht het tegendeel van einzelgängers. Zij willen in de eerste plaats samen met andere amateurkunstenaars een mooi eindproduct maken. Een product dat ze niet als eenling tot stand kunnen brengen, zoals een toneelstuk of requiem. Niet verbazingwekkend vinden we verenigingen en verenigingsgangers relatief vaak bij de podiumkunsten, en dan het meest in de muziekwereld.
Kunstfactor | Profielen in de Amateurskunst | december 2010 | 10
Profiel Podiumkunstenaars hebben elkaar en zo’n verenigingsverband hard nodig; hun verenigingen zijn doorgaans dan ook vrij formeel van aard. Zonder bestuur, repertoireen financiële commissie komt het eindresultaat immers niet op de planken. Leden zijn vaak een tijd lang actief als vrijwilliger in hun eigen vereniging. Subsidies moeten aangevraagd, stukken gekozen, een nieuwe dirigent of regisseur gezocht. De leden worden geacht elke repetitie aanwezig te zijn, omdat anders het eindresultaat in gevaar komt. Deze gang van zaken wordt door verenigingsleden begrepen en ook gedragen. De artistieke leiding berust meestal bij een professional, maar het komt ook voor dat gevorderde kunstbeoefenaars zelf de artistieke leiding op zich nemen (zie ook het profiel van de maker p. 18). Overigens de leden van elk vrijwillig verband rond een gedeelde interesse zouden als ‘verenigingsgangers’ bestempeld worden. De kern is de aanwezigheid van een enige continuïteit, structuur, een gezamenlijk doel en een zekere taakverdeling. Dat betekent dat deze profielomschrijving ook op kan gaan voor vaste leden van een dansgroep bij een particuliere dansschool of een vaste cursusgroep van een kunstencentrum. Behalve podiumkunstenaars kunnen ook beeldend kunstenaars verenigingsgangers zijn. Anders dan de thuiskunstenaars hebben zij een regelmatige behoefte aan kunst gericht gezelschap en feedback; de wekelijkse of maandelijkse filmclub- of schilderavond houdt hen aan het werk. Al doende werken ze aan hun oeuvre, en met de andere deelnemers vormen ze een dikwijls informeel maar zinvol verband. De beoordeling van elkaars werk, het doorgeven van de kneepjes van het vak: dat maakt aansluiting bij een vereniging de moeite waard. De verschillende textiel- of foto verenigingen zijn op dit punt een goed voorbeeld. Incidenteel en naar behoefte vragen verenigingen voor beeldende kunst een beroepskunstenaar van buiten om op hun werk te reageren of scholing te verzorgen. Verenigingsgangers vinden de artistieke groei van de groep als geheel minstens zo belangrijk als hun eigen artistieke ontwikkeling. Wat ze zelf eventueel nodig hebben om verder te komen halen ze wel elders. Ze gaan op zangles, of volgen een cursus over een specifiek aspect van hun hobby. Op dat moment ontplooien ze zich vooral als shopper (zie p. 21). Los daarvan doen ze vaak groepsgewijs aan bijscholing. Vooral als dat voor het eindresultaat nodig is wordt er scholing georganiseerd, bijvoorbeeld een workshop acrobatiek of schermen voor toneelspelers, een lezing over exposities inrichten voor beeldend kunstenaars of een middag solfège voor zangers. Voor verenigingsgangers draait het om saamhorigheid die leidt tot de presentatie van een eindproduct. Of dat nu een optreden tijdens een blaasconcours of de jaarlijkse expositie in het plaatselijke ziekenhuis is. Dat is wat hen motiveert en bindt. Repetitieweekenden, excursies naar tentoonstellingen of met de camera de natuur in: voor hen zijn die activiteiten onlosmakelijk met hun kunstbeoefening verbonden. Net als de gezelligheid die het samen repeteren en optrekken ook met zich meebrengen. Kenmerkend is nog dat verenigingsgangers op het platteland of in kleinere steden door hun lidmaatschap vaak zijn ingebed in de lokale gemeenschap. Ze zijn bijvoorbeeld lid van dé plaatselijke fanfare of toneelclub, en leveren geregeld een bijdrage aan de plaatselijke gebeurtenissen.
Kunstfactor | Profielen in de Amateurskunst | december 2010 | 11
Kernwoorden Saamhorigheid, onderlinge uitwisseling, loyaliteit aan de groep en aan het eindproduct, leren individueel en als groep door samen te doen, inbedding in de lokale gemeenschap, relatieve zichtbaarheid voor beleidsmakers
Context Nederland telt tussen de 25.000 en 50.000 amateurkunstverenigingen4. Ruim een kwart van alle kunstbeoefenaars in Nederland is lid van een vereniging, club of gezelschap. Vooral in de podiumkunsten is dat het geval. Alleen al in de muziek zijn er 12.500 verenigingen geteld, met in totaal zo’n 425.000 leden. Het daadwerkelijke aantal zal alleen maar hoger zijn, aangezien deze telling is beperkt tot de verenigingen die bij een landelijke koepel waren aangesloten.5 Er zijn aanwijzingen dat de verenigingen vergrijzen. Uit onderzoek blijkt dat het door de tijdsdruk moeilijker wordt om vrijwilligers voor een bestuurs- of andere functie te vinden. Er zou zelfs sprake zijn van een zekere ‘verenigingsmoeheid’.6 Voor wie meer flexibiliteit en afwisseling zoekt, zijn korte maar krachtige projecten immers een goed alternatief. Er zijn in verenigingsland wel verschuivingen gaande; er wordt noodgedwongen nage dacht over veranderende behoeften van kunstbeoefenaars en ook vaker projectmatig gewerkt. Ook realiseren de verenigingen zich dat hun ledenbestand eenzijdig is; vooral autochtone Nederlanders zijn lid. Een adequate oplossing hiervoor is niet een twee drie te vinden. Samenwerking met andere partijen, zoals buurthuizen, zorginstellingen, scholen of naschoolse opvang kan wellicht soelaas bieden.
‘Als klarinettist in een orkest kun je me als verenigingsganger beschouwen. Ik ben bovendien de penningmeester, en probeer via sponsoring aan geld te komen wanneer instrumenten aan vervanging toe zijn. Muziek maken is leuk en leerzaam, maar in orkestverband nog leuker!’ (vrouw, 55 jaar)
4 5 6
L. Volz & H. Heimans (2010). Kunstbeoefening in verenigingen. In: A. van den Broek. Mogelijkheden tot kunstbeoefening in de vrije tijd (p. 29-97). Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau. L. Volz & H. Heimans (2010). A. Deekman (red.) (2010). Samenvatting Vrijwilligers in de Amateurkunst. Kunstfactor.
Kunstfactor | Profielen in de Amateurskunst | december 2010 | 12
Netwerkers our digital space
Netwerkers maken bij hun vorm van kunstbeoefening intensief gebruik van de mogelijkheden die internet biedt. Mogelijkheden om je te scholen, ideeën uit te wisselen, eigen werk te uploaden en werk van anderen te bediscussiëren. Netwerkers sluiten zich vaak bij een webcommunity: een virtuele gemeenschap, een digitale en internationale ontmoetingsplaats en een forum van gelijk gezinden – vaak zowel profs als amateurs – op internet.
Kunstfactor | Profielen in de Amateurskunst | december 2010 | 13
Profiel Netwerkers zijn voor zichzelf maar ook in contact met anderen met kunst bezig. Fysieke nabijheid – zo broodnodig om het Requiem van Mozart in te studeren – is echter geen must. In die zin fungeren community’s duidelijk anders dan verenigingen, al organiseren zij ook wel daadwerkelijke (real life) bijeenkomsten. Via de online gemeenschap wordt bijvoorbeeld het fundament gelegd voor een club of groep die op gezette tijden bij elkaar komt of projectmatig iets onderneemt. Een recent fenomeen dat vooral gevoed wordt door de digitale netwerkcultuur is de flashmob: op een openbare plek komen mensen plotseling samen, doen iets ongebruikelijks (bijv. een paar dansmoves) en gaan na korte tijd weer uiteen. Met deze verschillende real life bijeenkomsten bewijst een community haar bestaansrecht nog eens extra; de leden zijn nieuwsgierig geworden naar de mensen met wie ze tot dan toe alleen digitaal contact hadden. De motivatie van netwerkers is vooral: iets maken en dat met anderen delen. De pre sentatie van het werk maakt zeker deel uit van het plezier. Internet is een krachtig medium om gezien en gehoord te worden en versterkt de motivatie om je te profileren als amateurkunstenaar. Gespecialiseerde sites, maar ook sociale netwerken als Hyves en Facebook zijn een prima doorgeefluik hiervoor. Tegelijkertijd genieten online netwerkers een bepaalde bescherming; ze bepalen zelf hoeveel ze van zichzelf laten zien. Werk kan anoniem gedeeld worden, maar ook zijn er community’s waar behalve kunst lief en leed wordt gedeeld. Om te netwerken moet je digitaal bedreven zijn; netwerkers zijn relatief vaak te vinden in de jongere generaties. De benodigde vaardigheden steken zij via informele wegen op: via vrienden of bekenden en vanzelfsprekend ook via internetfora en een van de vele gratis tutorials (praktische handleidingen) op internet. Vooral op beeldend en audio visueel vlak is het aanbod groot. Zo beschrijven leden van ravelry.com stap voor stap hoe zij een kledingstuk of ander voorwerp maken en worden op websites als flashfocus.nl of hcc.nl technische toepassingen waarmee je kunst maakt haarfijn uitgelegd. Hiermee zijn netwerkers echte doe-het-zelvers en autodidacten. Dat neemt overigens niet weg dat zij een gegeven moment ook een reguliere cursus of workshop kunnen volgen. Dat plaats en tijd nauwelijks een rol spelen in community’s maakt dat vrijwel voor elke niche een (sub)gemeenschap denkbaar is. Waar het vroeger lastig was mensen te vinden met dezelfde specifieke interesse, is het nu eenvoudig om gelijkgestemden te vinden of zelf een groep te starten. Community’s overstijgen per definitie de nationale grenzen; dat is ook een van de aanlokkelijke aspecten voor de netwerkers. De vorming van community’s komt het meest in de wereld van popmuziek en nieuwe media – foto, film/video, gamedesign en computerkunst – voor. Beeld en geluid zijn immers bij uitstek geschikt voor digitale bewerking en verspreiding. Voorbeelden zijn: vimeo.com (film), hiphopinjesmoel.com (hiphop), flickr.com (foto), schrijvenonline.org (schrijven), myspace.com (vooral muziek) en flashfocus.nl (animatie en webdesign). Een voorbeeld uit onverwachte hoek is het koorproject van de Amerikaanse componist en dirigent Eric Whitacre. Hij bewees dat fysieke nabijheid zelfs voor koorzang geen voorwaarde is en gebruikte zijn blog, Facebook en YouTube om een oproep en auditie te doen. Geselecteerde zangers kregen de partituur en namen een video op. Whitacre mixte de 250 stemmen, afkomstig uit 12 landen, tot één geheel.7
7 http://www.youtube.com/watch?v=D7o7BrlbaDs&feature=player_embedded#!
Kunstfactor | Profielen in de Amateurskunst | december 2010 | 14
Kernwoorden Individueel maar interactief, actief in informele verbanden, internationale oriëntatie, digitale voorhoede, zelfstudie en peer group educatie, nieuwe kunstvormen en experi menten
Context Naar verwachting zal de verdere digitalisering van de samenleving tot nieuwe vormen van kunstbeoefening leiden. Meer software, meer communicatie en community’s op internet dragen hun steentje bij aan de verdere emancipatie of empowerment van kunstbeoefenaars. Zij zullen vrijer hun eigen keuzes maken, los van canon of conventies en daarbij hun eigen agenda – zowel letterlijk als figuurlijk – als ijkpunt hanteren. Het SCP heeft het in dit verband over kunstbeoefening 2.0.8 De dynamiek en anonimiteit maken het lastig te onderzoeken hoeveel amateurs we als netwerker kunnen bestempelen. In het onderzoek ‘De virtuele cultuurbezoeker’ wordt bijvoorbeeld gesteld: ‘Door de beperkte gegevens ontbreekt het zicht op allerlei activi teiten van amateurs die met behulp van ict op gang is gekomen (denk aan het componeren van muziek op de computer), en op de digitale opnames van amateurkunst die in allerlei Web 2.0-applicaties worden geupload.’9 Onderzoek naar online participatie door kunstbeoefenaars zal moeten uitmaken hoe groot de opmars van netwerkers bij de verschillende disciplines is.
‘Toen ik 17 was ging er op school een wereld voor me open. Ik raakte betrokken bij een cabaretgroep waarvoor ik stukken schreef en opvoerde. Als student heb ik verschillende theatercursussen gevolgd. Nu zit ik bij een theatersportgroep om allerlei technieken spelenderwijs in de praktijk te brengen. Daar leer ik veel van, en het is trouwens ook erg gezellig.’ (man, 22 jaar)
8 9
A. van den Broek (2010b). Toekomstverkenning Kunstbeoefening. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau. J. de Haan & A. Adolfsen (2008). De virtuele cultuurbezoeker. Publieke belangstelling voor cultuurwebsites. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau.
Kunstfactor | Profielen in de Amateurskunst | december 2010 | 15
Hoppers
gretig omnivorisme
Hoppers vullen hun vrije tijd met wisselende activiteiten en hobby’s. Zij hebben een brede belangstelling en snuffelen graag aan van alles en nog wat, niet alleen op kunstzinnig vlak maar vaak ook daarbuiten. Wat ze doen of maken is belangrijk voor de duur van de cursus of activiteit. Of er aan het einde daarvan een expositie of voorstelling volgt vinden ze niet essentieel. Het plezier zit hem in het doen en snel een leuk resultaat behalen.
Kunstfactor | Profielen in de Amateurskunst | december 2010 | 16
Profiel Hoppers hebben meestal geen sterke ambitie om zich specialistisch te ontwikkelen. Of deze ambitie is steeds slechts van korte duur en zwakt af als het nieuwe van de hobby er af is. Hun belangrijkste drijfveren zijn zelfexpressie, gezelligheid en ‘lekker bezig zijn’. Ze komen vaak via via aan hun hobby. Na een enthousiast verhaal van een zingende kennis doen ze mee aan een koorproject of melden ze zich aan voor een hiphopcursus bij het kunstencentrum. Dancing With the Stars maakt hen warm voor een introductieles salsa en een tentoonstelling leidt hen naar een workshop keramiek. Hoppers zijn goed te vergelijken met funshoppers. Doordat hoppers zich doorgaans niet voor langere tijd aan een activiteit of club willen binden komen ze minder toe aan verdieping en expertise. Niet ondenkbaar is dat ze als ‘zappende amusementsconsumenten’ het gevoel krijgen van alles te missen. Anderzijds zijn ze als gevolg van hun avontuurlijke inslag wellicht meer in voor experimenten en cross-overs. Al met al kan het hoppen heel goed een tijdelijke fase zijn: wie eenmaal iets vindt dat helemaal naar zijn of haar hart is en zich daarin gaat verdiepen is hopper-af. Hoppers zijn het meest te vinden onder jongeren (de ‘zapgeneratie’), maar ook onder dertigers en veertigers die hun gezinsleven met werk moeten combineren. Hun vrije tijd staat onder druk, zodat ze noodgedwongen kiezen voor korte trajecten.
Kernwoorden Kortdurend, trendgevoelig, diverse disciplines en omgevingen, snelle resultaten, formele kunsteducatie, versnippering, brede oriëntatie, in voor nieuwe dingen
Context Sinds de jaren ’90 wordt het ontstaan van een zapcultuur gesignaleerd, naar analogie van de zappende televisiekijker. In een zapcultuur blijven mensen niet lang door iets geboeid, of dat nu om een boek of televisieprogramma of hun relatie, studie of baan gaat. Hoppers passen goed in deze maatschappelijke trend.Tijdens de regiobijeenkomsten naar aanleiding van de SCP rapporten over kunstbeoefening, werd de algemene tendens beschreven ‘om zich nergens meer diep aan te binden, maar te shoppen en tijdelijk aan te haken bij zaken waar men op dat moment zin in heeft’.10 Kunstbeoefening moet op de vrijetijdsmarkt sterker gaan concurreren met andere vormen van vrijetijdsbesteding. In diverse publicaties signaleert het SCP dat de voort durende aanwas van een breed en avontuurlijk aanbod kan leiden tot verdunning en verschraling van de vrijetijdsconsumptie. Mensen stellen zich minder als toegewijd participant en vaker als consument op.11 Er wordt een vrijetijdsbesteding geschetst, waarbij mensen uiteenlopende liefhebberijen combineren en voor ‘lichtere’ lesvormen kiezen. Deze ‘omnivorisering’ zet traditionele vormen van kunstbeoefening (bijvoorbeeld in verenigingsverband) onder druk.
10 Cultuurnetwerk Nederland (2010). SCP-rapport Toekomstverkenning Kunstbeoefening. Resultaten regio bijeenkomsten periode juli tot en met september 2010. 11 A. van den Broek, F. Huysman & H. de Haan (2005). Cultuurminnaars & cultuurmijders; trends in de belangstelling voor de kunsten en cultureel erfgoed. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau.
Kunstfactor | Profielen in de Amateurskunst | december 2010 | 17
Makers
artistiek doe-het-zelven
Makers zijn bedenkers en doeners. Zij beoefenen een of andere vorm van kunst, en dat smaakt een gegeven moment naar meer. Ze zetten een nieuwe stap. Voorbeelden zijn: een danser die zelf een choreografie bedenkt, een toneelspeler die een theaterstuk schrijft en regisseert. Hun wens om binnen een specifieke kunstvorm een andere rol aan te nemen vloeit voort uit wat ze eerder gedaan hebben.
Kunstfactor | Profielen in de Amateurskunst | december 2010 | 18
Profiel Makers opereren soms in een collectief. Met name jongeren doen vaak aan gezamenlijk kunstzinnige initiatieven. Zij gaan met elkaar aan de slag en komen onderweg aan de nodige kennis en vaardigheden. Denk bijvoorbeeld aan de band die eigen nummers schrijft maar ook het artwork op de cd ontwerpt. Of de urban dansgroep die zorgt voor de eigen choreografie maar ook voor de beats, styling en het lichtontwerp. Makers zijn geen einzelgängers; ze werken in informele verbanden samen met andere kunstbeoefenaars. Informeel, al is er vaak wel sprake van artistiek leiderschap, van iemand die het voortouw neemt. Daarnaast is het zo dat ook de leden het werkproces en resultaat beïnvloeden. De motivatie van makers is: iets moois of betekenisvols neerzetten en zo uitdrukken wat hen beweegt. Zowel het resultaat als het werkproces is voor hen belangrijk. Samenwerken levert hen tips, inspiratie en uitdaging op. Een goed voorbeeld is te vinden in het amateurfilmcircuit. Daar werken groepjes filmers vaak aan het hele proces van filmmaken: van scenario schrijven, productie en camerawerk tot beeld- en geluidsmontage. Dat alles in je eentje doen is bewerkelijker en bovendien veel minder leuk. Het niveau van makers varieert: onder hen zijn zowel relatieve nieuwkomers als zeer ervaren kunstbeoefenaren. Wanneer ze op technische of artistieke grenzen stuiten gaan ze op zoek naar scholing. Dat doen ze met een duidelijk doel voor ogen. Ze volgen bijvoorbeeld een formele cursus of kaderopleiding, zoals opleiding tot schrijfdocent of theaterregisseur. Ze laten zich individueel coachen, of volgen een masterclass bij een idool, om zo hun makerschap te perfectioneren. Zij zoeken op een soortgelijke manier naar scholing als shoppers; ze zijn op dat moment feitelijk shoppers. Het vermoeden bestaat dat relatief veel jongeren actief zijn als maker. Jongeren zijn minder dan vroeger gevoelig voor autoriteit en voor het hiërarchische onderscheid tussen beginners en experts. De jongere generatie bezit daardoor een soort eigen gereidheid of selfmade mentaliteit, die binnen de kunsten vaak leidt tot de wens om zelf het artistieke heft in handen te nemen. ‘We Won’t Wait. We InterAct and Do.’12 Deze jongeren vinden onderdak bij theater- en danswerkplaatsen, broedplaatsen en ‘sub culturele plekken’ als het HipHopHuis in Rotterdam. Daar vinden lessen, trainingen en projecten voor Breakers, DJ’s, MC’s and graffitischrijvers plaats. Maar ook geroutineerde beoefenaren uit de traditionele disciplines kunnen maker zijn. Denk aan een lid van de toneelvereniging die het plan opvat om zich tot regisseur om te scholen en de productie van volgend jaar te regisseren.
Kernbegrippen Talentontwikkeling en eindproduct zijn belangrijk, zelfwerkzaamheid, samenwerking in informele groepen, deels via eigen subculturele kanalen, zowel formele als peer group educatie.
12 Met deze woorden karakteriseert prof. dr. A.J.M. Roobeek (Business Universiteit Nijenrode) de generatie geboren na 1985. http://www.creativegeneration.nl/uploads/File/artikelen/creative_generation_presentation.pdf
Kunstfactor | Profielen in de Amateurskunst | december 2010 | 19
Context Individualisering brengt vermoedelijk een opmars van informele verbanden met zich mee, vooral onder jongere leeftijdsgroepen, aldus het SCP in een trendnotitie over de toekomst van de kunstbeoefening.13 Jongeren (en allochtonen) voelen zich in de bestaande en vaak vergrijzende verenigingen niet thuis. De vorm waarin zij aan kunstbeoefening willen doen – zelf aan het roer staan – past in de door het SCP en anderen gesignaleerde informaliseringstrend.14 Relatief zelfredzaam trekken deze doe-hetzelvers hun plan en zoeken ze naar geestverwanten om mee op te trekken. Dit verklaart deels waarom jongeren zich niet aansluiten bij verenigingen.
‘Ik ben voornamelijk thuiskunstenaar (schrijven, tekenen, knuffels e.d. maken). Een cursus buitenshuis zal ik niet snel volgen, ik steek veel op uit YouTube tutorials. Op Facebook plaats ik foto’s van mijn werk, en ik laat me daar inspireren door wat anderen maken. In die zin ben ik ook een netwerker. Expressie en iets moois maken zijn voor mij de belangrijkste drijfveren om aan kunst te doen.’ (vrouw, 25 jaar)
13 A. van den Broek (2010b). Toekomstverkenning Kunstbeoefening. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau. 14 A. van den Broek (2010b).
Kunstfactor | Profielen in de Amateurskunst | december 2010 | 20
Shoppers
eigen grenzen verleggen
Shoppers weten waar ze moeten zijn of hoe ze het moeten aanpakken om het juiste product te vinden; zo ook in de amateurkunst. Zij bedenken stapsgewijs welke activiteit voor hen als kunstbeoefenaar een gegeven moment relevant is. Leidraad daarbij is hun eigen artistieke ontwikkeling. Bij het shoppen leggen zij een hoge mate van doelgerichtheid aan de dag, en ze weten ongeveer wat er in hun discipline te koop is. Als hoppers met funshoppers te vergelijken zijn, dan kunnen shoppers als bewuste consumenten gekenschetst worden.
Kunstfactor | Profielen in de Amateurskunst | december 2010 | 21
Profiel Shoppers zijn doorgaans geen beginners in het vak. Ze weten al welke vaardigheden ze in huis hebben en waar het nog aan schort. Daarnaar gaan ze op zoek. Hun gedrevenheid is sterk, ze zoeken verdieping en uitbreiding van hun artistieke of technische kunnen. Daarbij kan het gaan om tamelijk specialistische vaardigheden. Shoppers komen in alle disciplines voor; zij vormen bovendien geen vastomlijnde categorie. In feite is het shoppen een terugkerende fase in de ontwikkeling van veel naar een doel toewerkende kunstbeoefenaars. Verenigingsgangers maar ook thuiskunstenaars of makers kunnen zich tot shoppers ontwikkelen wanneer ze op zoek gaan naar aan vullende kennis en vaardigheden. In feite kan er niets algemeens geconcludeerd worden over de mate waarin publiek voor hen belangrijk is. Dat hangt onder meer af van de kunstvorm die ze beoefenen. Wel staat vast dat zij het eindproduct relevant vinden. In hun gedrag laten ze niet alleen zien wat ze kunnen, maar ook dat zij hun ontwikkeling als kunstbeoefenaar serieus nemen.
Kernwoorden Gericht op eigen artistieke ontwikkeling, zelfredzaam, gefocust, leergierig (zowel in de breedte als de diepte).
Context In een onderzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau gaf ruim een derde (37%) van alle kunstbeoefenaars aan in de twaalf voorafgaande maanden les gehad te hebben. De mate waarin zij dat doen verschilt sterk per (sub)discipline. De podiumkunsten – vooral dans (53%) – tellen relatief veel mensen die les nemen, nieuwe media en creatief schrijven (resp. 7% en 6%) relatief weinig. Het particuliere circuit heeft met 40% het grootste aandeel op de kunsteducatiemarkt; daarna pas komen met 20% de Centra voor de Kunsten (inclusief muziekscholen) in beeld.15
‘Ik doe aan Chinese opera. In Nederland kun je daar geen les in nemen, dus leren we als spelers vooral van elkaar. Je corrigeert elkaar en geeft door aan elkaar wat je weet. We zijn niet geregistreerd als vereniging, maar vormen wel een hechte groep.’ (man, 34 jaar)
15 A. van den Broek (2010b).
Kunstfactor | Profielen in de Amateurskunst | december 2010 | 22
Tot besluit De geschetste profielen zijn – het is in de inleiding al opgemerkt – een hulpmiddel om naar mensen die aan kunstbeoefening doen te kijken. Voor iedereen die beroepsmatig te maken heeft met deze doelgroep is het waardevol om zich bewust te zijn van de veelsoortigheid van mensen die onder de noemer ‘amateurkunstenaar’ vallen.
Zelfanalyse Behalve als globale oriëntatie op amateurkunstenaars kunnen deze profielen ook dienen om het eigen beleid of (diensten)aanbod te analyseren. Bijvoorbeeld het gemeentelijke amateurkunstbeleid, het educatieve van een kunstencentrum of de activiteiten van een muziek-, theatervereniging, fotoclub of andere amateurkunstgroep. Daarbij kunnen vragen gesteld worden als: • Op welke groepen is ons huidige beleid/aanbod gericht? • Kunnen wij flexibel inspelen op trends en ontwikkelingen? • Bieden wij variatie met kort- en langlopende cursussen, activiteiten of projecten? • Bevat ons aanbod verschillende niveaus, van introducties tot verdieping? • Wat valt er voor makers, netwerkers of verenigingen bij ons te halen? Kortom: willen wij als organisatie inspelen op deze verschillende soorten van kunst beoefening en zo ja, hoe? Er is geen pasklaar antwoord op de vraag waar de behoeftes van amateurkunstenaars liggen. Het denken in profielen kan zorgen voor meer focus en gerichter doelgroepenbeleid. Elke organisatie zal zelf haar doelgroepen moeten leren kennen en het aanbod op deze doelgroepen toespitsen. Kunstfactor ondersteunt dit proces zoveel mogelijk over ontwikkelingen in het amateurkunstveld te informeren en publiceren.
‘Ik ben zowel verenigingsganger – als ik in mijn koor zing – als shopper, want een paar keer per week ga ik naar een tangosalon om te dansen. Ook doe ik soms aan ‘blote voeten disco’. Als je in het circuit zit weet je meestal wel wanneer ergens een feest georganiseerd wordt. Ik doe aan kunst om te ontspannen, en ik kom zo leuke mensen tegen.’ (man, 44 jaar)
Kunstfactor | Profielen in de Amateurskunst | december 2010 | 23
Colofon Onderzoek en tekst: Diet Scholten en Lotte Volz Vormgeving: Ontwerpbureau Taluut, Utrecht © Kunstfactor Utrecht, december 2010 Profielen in de Amateurskunst is een uitgave van Kunstfactor, sectorinstituut amateurkunst. Tenzij anders overeengekomen, geeft Kunstfactor u als lezer toestemming deze uitgave voor eigen gebruik te downloaden en af te drukken. Het is niet toegestaan om inhoudelijk, tekstueel of anderszins wijzigingen aan te brengen. Bij citeren is bronvermelding verplicht. Overdracht aan derden van het gebruiksrecht is uitgesloten. Het gebruiksrecht geldt niet voor commerciële doeleinden. De overdracht van de rechten van intellectueel eigendom, waaronder het auteursrecht, rustend op de door Kunstfactor opgestelde of ontworpen werken zijn bij het gebruiksrecht niet inbegrepen. Kunstfactor, sectorinstituut amateurkunst, zet zich in voor een sterke amateurkunstsector. Dit doen we vanuit de overtuiging dat actieve kunstbeoefening een bijdrage levert aan de persoonlijke ontwikkeling van mensen en aan een creatieve, harmonieuze samenleving.
KUNSTFACTOR SECTORINSTITUUT AMATEURKUNST
Kromme Nieuwegracht 66 Postbus 452 3500 AL Utrecht T +31 (0)30 711 51 00 www.kunstfactor.nl
[email protected]
Kunstfactor | Profielen in de Amateurskunst | december 2010 | 24