De administratieve (over)last van statistiekverplichtingen
Eindrapport 6 juli 2007
Uitgevoerd door IDEA Consult mmv Jean-Jacques Vanhaelen
Opdrachtgever: Verbond van Belgische Ondernemingen
IDEA Consult nv Congresstraat 37-41, bus 3 B –1000 Brussel
Tel: (+32) 02 282 17 10 Fax: (+32) 02 282 17 15 www.ideaconsult.be
INHOUDSOPGAVE
p.
INHOUDSOPGAVE
2
1
1
INLEIDING
1.1
Context _______________________________________________ 1
1.2
Doelstellingen _________________________________________ 1
1.3
Leeswijzer ____________________________________________ 1
1.4
Dankwoord ____________________________________________ 2
2
AANPAK VAN HET PROJECT
3
2.1
Inleiding ______________________________________________ 3
2.2
Wat zijn statistiekverplichtingen ?__________________________ 3
2.3
Scope van de inventarisatie _______________________________ 3
2.4
Inhoud van de inventarisatie ______________________________ 6
2.5
Aanpak van de administratieve lastenmeting _________________ 6
3
ANALYSE STATISTIEKVERPLICHTINGEN
10
3.1
Inleiding _____________________________________________ 10
3.2
Overzicht ____________________________________________ 11
3.3
Analyse______________________________________________ 15
4
ADMINISTRATIEVE LASTENMETING
17
4.1
Inleiding _____________________________________________ 17
4.2
Resultaten ___________________________________________ 18
4.3
Conclusies ___________________________________________ 24
5
KNELPUNTEN
26
5.1
Inleiding _____________________________________________ 26
5.2
De vier grote knelpunten ________________________________ 27
6
TIEN SPOREN NAAR VEREENVOUDIGING
35
6.1
Inleiding _____________________________________________ 35
6.2
Sporen naar vereenvoudiging ____________________________ 36
BIJLAGE 1: RESULTATEN INVENTARISATIE
46
1
Jaarlijkse enquête naar de structuur en de verdeling van de lonen (SES) __________________________________________ 46
2
Vervoer van zaken over de weg ___________________________ 52
3
Enquête naar de structuur van de ondernemingen ____________ 54
4
Enquête productie en verwerking van afvalstoffen ____________ 63
5
Enquête naar de arbeidskosten ___________________________ 65
6
Steekproefonderzoek naar de ontwikkeling van de lonen _______ 69
7
Enquête gebruik van ICT binnen ondernemingen _____________ 70
8
Enquête naar de industriële productie (Prodcom) _____________ 72
9
Industriële bedrijvigheid in de bouwnijverheid _______________ 75
10
Statistiek van het toerisme en het hotelwezen _______________ 76
11
Omzet kleinhandel (andere dan grootdistributie) _____________ 77
12
Omzet kleinhandel (grootdistributie) ______________________ 79
13
Statistiek van de voorraden wijn en druivenmost _____________ 82
14
Statistiek van de exploitatie van de bioscoopzalen ____________ 84
15
Statistiek bewegingen voorraden granen en oliehoudende zaden_ 86
16
Statistiek beweging personeel nijverheidsinrichtingen _________ 88
17
Statistiek industriële bedrijvigheid waternijverheid ___________ 90
18
Sociale balans ________________________________________ 92
19
Statistiek Intrastat_____________________________________ 94
20
Enquêtes directe investeringen met het buitenland____________ 98
21
Enquêtes diverse investeringen met het buitenland __________ 102
22
Enquête beleggingen in effecten _________________________ 105
23
Enquête activiteiten met het buitenland – Alle diensten _______ 107
24
Enquête activiteiten met het buitenland – Specifieke diensten __ 110
25
Enquête activiteiten met het buitenland – Vervoer ___________ 113
26
Enquête activiteiten met het buitenland - Traders____________ 116
27
Enquête activiteiten met het buitenland - Audiovisuele media __ 117
28
Enquête activiteiten met het buitenland – Constructie en industriële installatie - Bouwondernemingen _______________ 118
29
Enquête activiteiten met het buitenland – Constructie en installatie - Bouwheren ________________________________ 121
30
Enquête activiteiten met het buitenland – Vorderingen en schulden tegenover het buitenland ingevolge goederentransacties___________________________________ 124
31
Enquête activiteiten met het buitenland Verzekeringstussenpersonen ____________________________ 127
32
Enquête activiteiten met het buitenland - Touroperators ______ 129
33
Enquête activiteiten met het buitenland - Coördinatiecentra ___ 131
34
Enquête naar voortgezette beroepsopleidingen (CVTS) _______ 132
35
Maandelijkse conjunctuurenquête ________________________ 134
36
Kwartaalenquête in de bouw ____________________________ 136
37
Investeringsenquête __________________________________ 137
38
Enquête productievermogen en concurrentiepositie __________ 139
BIJLAGE 2: GECONTACTEERDE PERSONEN
141
BIJLAGE 3: ENQUÊTE
143
1
INLEIDING
1.1
Context
De competitiviteit van onze bedrijven is bijzonder belangrijk voor iedereen die in België woont of werkt. Bedrijven zorgen er immers mee voor dat burgers een job en dus een inkomen hebben. De Belgische overheid beschikt evenwel over steeds minder middelen om die competitiviteit rechtstreeks te ondersteunen, o.a. omwille van de spelregels inzake concurrentie alsook omdat bijvoorbeeld het monetair beleid beslist wordt op Europees niveau. Daarom wordt steeds meer ingezet op een flankerend beleid. Daarbij gaat de laatste jaren ook meer aandacht uit naar het regelgevingsbeleid (“regulatory management”) en naar de administratieve lasten verbonden aan regelgeving in het bijzonder. Het verminderen van de administratieve lasten kan immers bijdragen tot een beter ondernemingsklimaat en concurrentievermogen zonder dat het iemand iets kost, wel integendeel. Binnen de administratieve lasten waaronder ondernemingen gebukt gaan, zijn de statistische verplichtingen een steeds vaker en luider klinkende klacht. Het gaat dan bijvoorbeeld over de structuurenquête, Intrastat, de betalingsbalansenquête(s), de steekproefenquête naar de arbeidskrachten of de prodcomenquête. In het tweede Kafka-rapport staan statistiekverplichtingen op de tweede plaats in de lijst van administratieve verplichtingen waarover de meeste Kafkameldingen binnenliepen. Ook in het buitenland ervaren ondernemers statistiekverplichtingen als bijzonder ergerlijk. In Nederland bijvoorbeeld ergeren de KMO-ondernemers zich zelfs het meest aan de statistiekverplichtingen waaraan ze hun medewerking moeten verlenen, meer nog dan aan hun belastingaangifte of hun milieuverplichtingen1. Daarom gaf het Verbond van Belgische Ondernemingen (VBO) de opdracht aan IDEA Consult een studie uit te voeren om deze statistiekverplichtingen in kaart te brengen en te analyseren in termen van administratieve lasten.
1.2
Doelstellingen
Dit project heeft drie doelstellingen: een inventarisatie en analyse van de statistiekverplichtingen opgelegd aan de Belgische bedrijven; een administratieve lastenmeting van deze statistiekverplichtingen; het formuleren van vereenvoudigingsvoorstellen om deze administratieve lasten te verminderen.
1.3
Leeswijzer
Dit rapport is als volgt opgebouwd. Na deze inleiding gaan we in Hoofdstuk 2 dieper in op de aanpak van het project. Hoofdstuk 3 bevat een samenvattend overzicht en een analyse van de geïnventariseerde statistiekverplichtingen. Deze
1
EIM (2005), “De (over)last van Administratieve Lasten: Waar ergeren MKB-ondernemers zich het meest aan?”.
1
worden in bijlage 1 individueel besproken aan de hand van een identieke fiche, die voor een selectie van statistiekverplichtingen nog verder wordt gedetailleerd. In Hoofdstuk 4 geven we de resultaten van de administratieve lastenmeting. Hoofdstuk 5 bevat een bespreking van de knelpunten. In Hoofdstuk 6 tenslotte suggereren we 10 sporen naar vereenvoudiging.
1.4
Dankwoord
Bij de afronding van dit project, houden we eraan een aantal mensen te bedanken voor hun medewerking. Vooreerst Philip Verstraete die optrad als contactpersoon namens het VBO alsook Caroline Ven, eveneens van het VBO, die een aantal contactnames faciliteerde. Ook de leden van de KMO-commissie van het VBO willen we bedanken voor hun opmerkingen en suggesties op de presentatie van het onderzoek. Voor de verzending van de enquête werd door het VBO een beroep gedaan op de leden-sectorfederaties die we daarom ook willen bedanken. Ook de Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie (voorheen het Nationaal Instituut voor de Statistiek), de Nationale Bank van België en de Dienst voor Administratieve Vereenvoudiging verleenden hun constructieve medewerking die we zeer waarderen. Tenslotte zijn we ook dank verschuldigd aan alle ondernemingen die de enquête beantwoordden, ondanks de “administratieve last” die hiermee gepaard ging. Een lijst van alle gecontacteerde personen is terug te vinden in Bijlage 2.
2
2
AANPAK VAN HET PROJECT
2.1
Inleiding
In dit hoofdstuk schetsen we kort de aanpak van het project. Vooreerst geven we een omschrijving van wat we beschouwen als statistiekverplichtingen. Daarop aansluitend gaan we dieper in op de scope en de inhoud van de inventarisatie. Tenslotte gaan we ook dieper in op de aanpak van de administratieve lastenmeting.
2.2
Wat zijn statistiekverplichtingen ?
Zonder een preciese omschrijving of definitie te willen geven van wat een statistiekverplichting is, moet ons inziens gelijktijding aan de volgende criteria voldaan zijn2:
de medewerking door de ondernemingen (populatie of steekproef) is bij wet verplicht; de informatie die door een onderneming aan de statistische instelling moet worden overgemaakt, heeft niet als doel de onderneming in kwestie te controleren en/of is niet de basis voor de heffing van een belasting; de informatie die aan de overheid moet worden verstrekt, wordt niet (of slechts in beperkte mate) door de onderneming zelf gebruikt in de vorm waarin ze moet worden overgemaakt.
2.3
Scope van de inventarisatie
De toepassing van deze criteria heeft een aantal gevolgen voor de scope van de inventarisatie.
Geen vrijwillige enquêtes Vooreerst vallen vrijwillige enquêtes, weliswaar georganiseerd door de overheid, buiten de scope van de inventarisatie. Toch hebben we er een aantal weerhouden in de inventaris alsook in de administratieve lastenmeting, waaronder bijvoorbeeld de conjunctuurenquête van de Nationale Bank van België (NBB). De reden is dat ondernemingen niet altijd het onderscheid (kunnen) maken tussen een enquête waaraan deelname verplicht is versus vrijwillig is (“quasi-statistiekverplichting”). Dat blijkt ook uit onderstaande opmerking zoals geformuleerd door één van de respondenten aan de online enquête: “Er is nooit duidelijkheid over deze enquêtes. Ik zie alleen maar dat door diverse instanties de administratie ontoelaatbaar verzwaard wordt, met nu zelfs dreigingen rond verplichte enquêtes etc. Als bedrijfsvoerder weet men echt niet meer
2
Gegeven de doelstellingen van deze opdracht statistiekverplichtingen voor ondernemingen.
richten
we
ons
hierbij
uitsluitend
op
3
wat men nu verplicht moet rapporteren en wat niet. Ik durf makkelijk stelllen dat deze verzwaring mij minstens 10.000€ aan administratief verloren werk kost per jaar. Laat Kafka daar eens zijn tanden inzetten.”
Geen financiële statistieken De toepassing van het tweede citerium heeft er toe geleid dat we een aantal statistiekverplichtingen opgelegd aan financiële instellingen niet hebben weerhouden voor de inventaris, bijvoorbeeld de statistiekverplichtingen met betrekking tot de door de finananciële instellingen gehanteerde rentetarieven of de statistiek hypothecair krediet. Deze verplichtingen situeren zich op de grens met de controle van het bank- en financiewezen en komen overigens meestal tot stand in nauwe samenwerking met de bankvereniging Febelfin en/of de Commissie voor Bank-, Financie- en Assurantiewezen (CBFA). Bovendien gaat het typisch om een beperkt aantal betrokken ondernemingen, in casu financiële instellingen, die aan de statistiekverplichting onderworpen zijn.
Opmaak jaarrekening geen statistiekverplichting De toepassing van het derde criterium tenslotte heeft als gevolg dat we de jaarrekening niet als een statistiekverplichting beschouwen. De opmaak van een jaarrekening dient in eerste instantie het eigen bedrijf en om bijvoorbeeld de algemene vergadering te informeren. Enkel de neerlegging bij de NBB beschouwen we als een statistiekverplichting, maar laten we verder buiten beschouwing.
Aansluitend bij de missie en doelstellingen van het VBO als opdrachtgever van deze studie, beschouwen we ook enkel statistiekverplichtingen die hun oorsprong vinden in federale wetgeving. In Box 1 gaan we wel even dieper in op het bestaan van regionale statistiekverplichtingen. Tenslotte werden de aan land- en tuinbouwers opgelegde statistiekverplichtingen evenmin opgenomen in de inventarisatie. Samengevat is de scope van de inventarisatie eerder beperkt. Dit is vooreerst (en vooral) het gevolg van de stringente criteria die we hanteren om een statistiekverplichting te definiëren. Wat ook speelt is dat we, aansluitend bij de missie en doelstellingen van het VBO als opdrachtgever van deze studie, enkel federale statistiekverplichtingen beschouwen die betrekking hebben op sectoren waarvan de sectororganisaties lid zijn van het VBO. Ondernemingen zullen nog veel andere enquêtes, al dan niet verplicht, als “statistiekverplichtingen” beschouwen. Zo krijgen ze heel regelmatig “ad hoc” enquêtes toegestuurd, éénmalige bevragingen met betrekking tot een specifiek onderwerp waaraan deelname typisch niet verplicht is. En buiten de overheid sturen ook nog veel andere organisaties enquêtes rond. In hoofde van de ondernemingen worden al deze enquêtes al gauw op één hoop gegooid en allemaal beschouwd als “statistiekverplichtingen”. Dit is een belangrijke bedenking waarmee rekening moet worden gehouden bij de lectuur van de resultaten van deze studie.
4
Box 1: Regionale statistiekverplichtingen
Op basis van een beperkte rondvraag3 lijken er geen belangrijke regionale statistiekverplichtingen te bestaan die aan de (stringente) criteria voldoen zoals eerder gespecifieerd. In Vlaanderen bijvoorbeeld bestaat er geen decreet dat verplicht tot het verstrekken van informatie. Wel is het zo dat -volgens een advies van prof. J. Dumortier van de KUL- de Vlaamse overheid wel zou gemachtigd zijn om bedrijven te verplichten tot antwoord. Maar dat is dus nog niet aan de orde. In Wallonië werd ons een statistiekverplichting gesignaleerd die betrekking heeft op de uitzendkantoren waarbij deze informatie moeten verschaffen aan FOREM en IWEPS over hun vacatures, plaatsingen, de uitzendkrachten en hun werkgevers, … De doelgroep, met name de uitzendkantoren, is evenwel een relatief beperkte sector in aantal onderworpen ondernemingen. Een achterliggende reden is dat Eurostat enkel de Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie (ADSEI) erkent en enkel de door ADSEI verzamelde statistieken officialiseert. Als gewest kan men dus niet dat europese “label” bekomen. Er zijn wel voorbeelden van vrijwillige enquêtes. De “Community Innovation Survey” (CIS) bijvoorbeeld. Deze wordt door de EU-lidstaten uitgevoerd in opdracht van de Europese Commissie. Het is een enquête over technologische innovatie (product- en procesinnovatie) gebaseerd op het Oslo-handboek. Bij de laatste CIS-enquête was het DWTC (federaal) hoofdcontractant, maar werkte deze voor de dataverzameling samen met de gewesten. Op basis van het bestand met de jaarrekeningen van bedrijven (Belfirst) werden in Vlaanderen bedrijven met meer dan 10 werknemers als populatie weerhouden (9757 bedrijven). Ten behoeve van het DWTC - dat verantwoordelijk is voor de opmaak van Belgische resultaten aan Eurostat - werd een steekproef van 2469 bedrijven getrokken. In Vlaanderen werd nog een bijkomende steekproef van 3202 bedrijven getrokken om eigen Vlaamse analyses mogelijk te maken. Het feit dat deze enquête een aantal keren werd vermeld door de respondenten van de online enquête als een “andere statistiekverplichting” illustreert het feit dat ondernemingen niet steeds het onderscheid maken tussen verplicht en vrijwillig en we inderdaad kunnen spreken van “quasi”-statistiekverplichtingen. Wat ook voorkomt is dat bedrijven gegevens moeten rapporteren in het kader van controle of als basis waarop een belasting wordt bepaald. Gegeven de bevoegdheden van de gewesten komt dit in het bijzonder voor in het milieudomein, bijvoorbeeld inzake afval. Dezelfde gegevens worden dan soms wel gebruikt als administratieve bron voor het vervullen van bepaalde statistiekverplichtingen die België heeft ten aanzien van Europa. Men zou in deze gevallen kunnen spreken van “gemengde” statistiekverplichtingen. In Vlaanderen werden deze milieurapporteringen gebundeld in het “Integraal Milieujaarverslag”, het IMJV. Ook in Wallonië wordt de invoering voorbereid van een “formulaire unique” waamee bedrijven zullen moeten rapporteren over hun afvalstromen, hun luchtemissies, hun afvalwaterlozingen enz. Het formulier bestaat al maar het invullen ervan is momenteel nog niet verplicht. De verplichting wordt momenteel wel voorbereid.
3
In Vlaanderen bij de Studiedienst van de Vlaamse Regering, in Wallonië bij drie directeurs van UWE.
5
2.4
Inhoud van de inventarisatie
We hebben elk van de weerhouden (quasi-)statistiekverplichtingen in kaart gebracht aan de hand van een fiche met volgende items :
Titel van de enquête (zoals die ook herkenbaar is door de ondernemingen die ze moeten invullen)
Omschrijving/ doelstelling
Bondige omschrijving van de inhoud/doelstelling van de enquête
Wettelijke grondslag
Indien verplicht: titel en jaar van Europese en/of Belgische wetgeving
Anders: vrijwillig
Bevragende instantie
ADSEI of NBB of andere (te benoemen)
Gevraagde gegevens
Aard van de gegevens die worden opgevraagd (kort)
Wijze van bevraging
Schriftelijk, elektronisch, online, andere
Bevraagde bedrijven
Steekproef of populatie
Aantal bevraagde bedrijven (met vermelding jaartal)
Periodiciteit
Maandelijks, kwartaal, …
Return bedrijven
Geen, op aanvraag, automatisch
Recente wijzigingen
Bondige toelichting bij eventuele recente wijzigingen/ vereenvoudigingen
Titel
Voor de belangrijkste statistiekverplichtingen hebben we ons niet beperkt tot de opmaak van deze fiche, maar zijn we meer in detail ingegaan op een aantal van deze items (zie bijlage 1).
2.5
Aanpak van de administratieve lastenmeting
In het kader van dit project werd een administratieve lastenmeting uitgevoerd van de geïnventariseerde statistiekverplichtingen en dit op basis van het Standaard Kosten Model (SKM). Bij zulk een meting wordt de omvang van de administratieve lasten uitgedrukt in een bedrag in euro op jaarbasis. De aanpak (op hoofdlijnen) van het SKM is als volgt (zie ook figuur 1).
6
Figuur 1: Aanpak Standaard Kosten Model
Vooreerst werd voor elke informatieverplichting (hier te interpreteren als statistiekverplichting) een (identieke) procesbeschrijving opgesteld met administratieve handelingen die een onderneming moet verrichten om de statistiekverplichting na te leven. Die handelingen zijn gelijkaardig voor de verschillende statistiekverplichtingen:
Het verzamelen van de gegevens die moeten worden overgemaakt Het eventueel bewerken van deze gegevens Het invullen van deze gegevens De eventuele controle en interne goedkeuring van deze gegevens De verzending van het formulier
Vervolgens hebben we op het niveau van deze handelingen de nodige parameters verzameld om de bijhorende administratieve lasten te berekenen. Daarbij maken we een onderscheid tussen de prijsparameters en de hoeveelheidsparameters. De prijsparameters zijn de benodigde tijd om de handelingen uit te voeren, het uurtarief en de eventuele uitbestedingskosten. Om de tijdsparameters te verzamelen werd een online enquête opgezet (zie Box 2), althans voor de “generieke” statistiekverplichtingen waarmee een groot aantal ondernemingen te maken hebben. De tijdsparameters voor een aantal andere statistiekverplichtingen, vaak gericht op specifieke sectoren, werden bekomen via rechtstreekse telefonische bevraging van ondernemingen4. De verzamelde tijden uit de online en de gerichte telefonische bevraging stelden ons in staat om een quick scan administratieve lastenmeting te maken. De gemiddelde tijd werd vermenigvuldigd met een uurtarief. We maakten daartoe gebruik van de uurtarieven door ons opgesteld en als standaard gebruikt door de (federale) Dienst Administratieve Vereenvoudiging alsook de (Vlaamse) Dienst Wetsmatiging5. Deze prijs dient normaal verder te worden verhoogd, indien van toepassing, met de uitbestedingskosten (wanneer ondernemingen de naleving van de statistiekverplichting geheel of gedeeltelijk zouden uitbesteden
4
Indien we alle geïnventariseerde statistiekverplichtingen zouden hebben opgenomen in de enquête, zou deze te lang geworden zijn. Dit zou er kunnen leiden dat respondenten afgeschrikt raken door de omvang ervan.
5
www.wetsmatiging.be/nl/getpage.asp?i=142
7
aan een derde). Aldus bekomen we de prijs voor het één keer uitvoeren van die administratieve handeling door één bedrijf. In het kader van dit onderzoek werden deze uitbestedingskosten niet bevraagd omdat dit de online-bevraging te lang zou maken. De inschatting van de administratieve lasten is dan ook enkel gebeurd op basis van de interne tijdsbesteding. De uitbestedingskosten werden enkel “quick scan” ingeschat voor die statistiekverplichtingen waarvan bleek dat nogal wat ondernemingen ze (of een deel ervan) uitbesteedden. De prijsparameters hebben we vervolgens vermenigvuldigd met de hoeveelheidsparameters, met name het aantal actoren en de periodiciteit op jaarbasis. Indien bijvoorbeeld 10.000 ondernemingen om de 2 jaar een bepaalde statistiekverplichting moeten vervullen, dan hebben we de kostprijs vermenigvuldigd met 5000 (10.000 bedrijven maal ½, cfr de periodiciteit op jaarbasis). De informatie voor deze hoeveelheidsparameters werd verzameld tijdens de inventarisatiefase. De vermenigvuldiging van de prijs- en hoeveelheidparameters levert de totale administratieve lasten op. Box 2: Aanpak online enquête
In het kader van dit project werd een online enquête opgezet omtrent de problematiek van de administratieve lasten die gepaard gaan met het vervullen van statistiekverplichtingen (zie bijlage 3 voor de vragenlijst). De bedoeling was vooral de noodzakelijke tijdsparameters te verzamelen. Die tijdsparameters worden bij het meten van administratieve lasten gewoonlijk tijdens interviews verzameld omdat de interviewer dan kan sturen met betrekking tot de administratieve handelingen die de respondent al dan niet meeneemt in zijn tijdsinschatting. Maar omdat voor nogal wat statistiekverplichtingen gewerkt wordt met steekproeven en we omwille van confidentialiteit niet over de namen van de ondernemingen in de steekproeven konden beschikken, is het praktisch erg moeilijk om te identificeren welke ondernemingen ervaring hebben met welke statistiekverplichting. Bedrijven selecteren voor een interview was voor dit onderwerp dus quasi-onmogelijk. Een online bevraging laat bovendien ook toe om - gegeven de beperkte doorlooptijd van de studie - snel een voldoende representatief aantal respondenten te verkrijgen. Het nadeel is dat we minder controle hebben over de tijdsinschattingen door de respondent: is dit een realistische inschatting of heeft men de tijden overschat, omwille van bijvoorbeeld de irritatie rond de problematiek. Voor enkele belangrijke sectorspecifieke statistiekverplichtingen (in termen van aantal actoren of periodiciteit of een combinatie van beiden) hebben we wel een aantal betrokken ondernemingen individueel gecontacteerd. Voor hen was identificatie gemakkelijker waardoor deze wijze van bevragen efficiënter was. In de enquête werden eerst een aantal profielkenmerken bevraagd van de respondenten. Voor de statistiekverplichtingen waarmee de respondent concrete ervaring had, werd gevraagd een inschatting te maken van de benodigde tijd voor het uitvoeren van de verschillende administratieve handelingen. Tevens werd gevraagd naar de wijze van verzending van de statistiek en of men voor het vervullen van de statistiekverplichting een beroep doet op externe ondersteuning van bijvoorbeeld een boekhouder of sociaal secretariaat. Tenslotte werden per statistiekverplichting ook een aantal stellingen voorgelegd in verband met mogelijke knelpunten.
8
Het verzoek tot deelname aan de enquête werd op vraag van het VBO door de leden-sectorfederaties bezorgd aan een selectie van hun leden, zowel KMO’s als grote ondernemingen. Het preciese aantal ondernemingen waaraan de enquête via deze weg werd bezorgd kennen we niet. Daarenboven stuurde het VBO ook nog eens zelf een uitnodiging uit naar een selectie van 1500 email-adressen. De enquête werd afgesloten op 23 mei 2007. We ontvingen in totaal 196 antwoorden. Omdat sommige respondenten de enquête niet helemaal invulden en, vooral, omdat respondenten niet met alle bevraagde statistiekverplichtingen concrete ervaring hebben, ligt het aantal antwoorden waarop de meting van de administratieve lasten van elke statistiekverplichting gebaseerd is, een stuk lager. In totaal hebben 98 ondernemingen een bruikbare observatie gegeven. Indien meerdere personen binnen een onderneming elk voor de statistieken waarmee zij concrete ervaring hadden een enqûete invulden, werden alle observaties van de onderneming samengevoegd tot één record. Per statistiekverplichting werden er minstens 12 en maximaal 58 observaties verzameld.
9
3
ANALYSE STATISTIEKVERPLICHTINGEN
3.1
Inleiding
De volgende paragraaf bevat een overzicht van de geïnventariseerde statistiekverplichtingen. Voor elke statistiekverplichting wordt de volgende informatie weergegeven:
Naam van de verplichting
Bevragende instantie: ADSEI of NBB
Verplicht (ja) of vrijwillig (neen)
Wijze van bevraging met P = postaal of schriftelijk, E = elektronisch (per email), O = online (via webapplicatie)
Steekproef: indien het gaat om de populatie is de steekproef gelijk aan 100 %, bij een lager percentage gaat het om de steekproefomvang (deze is niet altijd bekend voor quasi-statistiekverplichtingen)
Aantal bedrijven onderworpen aan de statistiekverplichting
Sectorspecifiek: ja indien enquête zich richt tot ondernemingen in een specifieke sector
Periodiciteit van de bevraging, soms afhankelijk van bepaalde drempels
De statistiekverplichtingen werden gerangschikt in eerste instantie volgens hun verplicht karakter (de quasi-statistiekverplichtingen staan achteraan), vervolgens volgens afnemende frequentie (waarbij frequentie gelijk is aan het aantal actoren vermenigvuldigd met de periodiciteit waarmee de ondernemingen moeten voldoen aan de statistiekverplichting).
10
3.2
Overzicht
Verplichte statistiekverplichtingen
nr.
naam verplichting
bevragende instantie
verplicht
wijze bevraging
steekproef
aantal ondernemingen
periodiciteit
sectorspecifiek
AL gemeten
nr. bijlage 1
1
Sociale balans
NBB
Ja
P+O
100%
265.000
jaarlijks
neen
ja
18
2
Statistiek Intrastat
NBB
Ja
E+O
100%
18.500
maandelijks
neen
ja
19
3
Betalingsbalansenquêtes
NBB
Ja
E+O
1,5 à 100%
20.516
maandelijks tot jaarlijks
neen
ja
A
Enquêtes directe investeringen met het buitenland
NBB
Ja
E+O
100%
3.797
maandelijks/kwart aal/jaarlijks afhankelijk van drempels
neen
ja
20
B
Enquêtes diverse investeringen met het buitenland
NBB
Ja
E+O
100%
3.837
maandelijks/kwart aal/jaarlijks afhankelijk van drempels
neen
ja
21
C
Enquête beleggingen in effecten
NBB
Ja
E+O
100%
20
maandelijks
neen
ja
22
D
Enquête activiteiten met het buitenland – Alle diensten
NBB
Ja
E+O
100%
1.015
maandelijks
neen
ja
23
E
Enquête activiteiten met het buitenland – Specifieke diensten
NBB
Ja
E+O
2,7%
7.450
kwartaal
neen
ja
24
F
Enquête activiteiten met het buitenland – Vervoer
NBB
ja
E+O
17,1%
1.139
maandelijks/kwart aal afhankelijk van drempels
ja
ja
25
11
nr.
naam verplichting
bevragende instantie
verplicht
wijze bevraging
steekproef
aantal ondernemingen
periodiciteit
sectorspecifiek
AL gemeten
nr. bijlage 1
G
Enquête activiteiten met het buitenland – Bouwondernemingen
NBB
ja
E+O
15,2%
1.000
maandelijks/kwart aal afhankelijk van drempels
ja
ja
28
H
Enquête activiteiten met het buitenland – Bouwheren
NBB
ja
E+O
1,5%
517
maandelijks/kwart aal afhankelijk van drempels
neen
ja
29
I
Enquête handelskredieten met het buitenland
NBB
ja
E+O
2,8%
1.135
maandelijks
neen
ja
30
J
Enquête Traders
NBB
ja
E+O
100%
151
maandelijks/kwart aal afhankelijk van drempels
ja
ja
26
K
Enquête Audiovisuele media
NBB
ja
E+O
100%
66
kwartaal
ja
ja
27
L
Enquête Verzekeringstussenpersonen
NBB
ja
E+O
100%
150
maandelijks/kwart aal afhankelijk van drempels
ja
ja
31
M
Enquête Touroperators
NBB
ja
E+O
100%
39
maandelijks/kwart aal afhankelijk van drempels
ja
ja
32
N
Enquête Coördinatiecentra
NBB
ja
E+O
100%
200
maandelijks
neen
ja
33
4
Enquête naar de industriële productie (Prodcom)
ADSEI
ja
P+O
100%
7.400
maandelijks
neen
ja
8
5
Vervoer van zaken over de weg voor eigen rekening of voor rekening van anderen
ADSEI
ja
P
1%
1.000
wekelijks
ja
ja
2
6
Industriële bedrijvigheid in de bouwnijverheid
ADSEI
ja
P
100%
3.800
maandelijks
ja
ja
9
12
nr.
naam verplichting
bevragende instantie
verplicht
wijze bevraging
steekproef
aantal ondernemingen
periodiciteit
sectorspecifiek
AL gemeten
nr. bijlage 1
7
Statistiek van het toerisme en het hotelwezen
ADSEI
ja
P+E+O
100%
3.600
maandelijks
ja
neen
10
8
Enquête naar de structuur van de ondernemingen (Structuurenquête)
ADSEI
ja
P+E
4%
40.000
jaarlijks
neen
ja
3
9
Steekproefonderzoek naar de ontwikkeling van de lonen (beperkt loononderzoek)
ADSEI
ja
P+E
4%
8.000
kwartaal
ja
neen
6
10
Omzet in de kleinhandelsondernemingen (andere dan grootdistributie)
ADSEI
ja
P
3%
2.500
maandelijks
ja
ja
11
11
Omzet verwezenlijkt door zekere kleinhandelsondernemingen (grootdistributie)
ADSEI
ja
P
100%
830
maandelijks
ja
ja
12
12
Jaarlijkse enquête naar de structuur en de verdeling van de lonen (SES)
ADSEI
ja
P+E
8%
8.000
jaarlijks
neen
ja
1
13
Statistieken inzake gebruik ICT binnen bedrijven
ADSEI
ja
P+E
15%
7.749
jaarlijks
neen
ja
7
14
Enquête naar de productie en verwerking van afvalstoffen
ADSEI
neen
P
2%
2.400
tweejaarlijks
neen
ja
4
15
Statistiek van de bewegingen in de voorraden van granen en oliehoudende zaden
ADSEI
ja
P
100%
320
maandelijks
ja
neen
15
13
nr.
naam verplichting
bevragende instantie
verplicht
wijze bevraging
steekproef
aantal ondernemingen
periodiciteit
sectorspecifiek
AL gemeten
nr. bijlage 1
16
Statistiek van de beweging van het personeel der nijverheidsinrichtingen
ADSEI
ja
P
100%
240
maandelijks
ja
neen
16
17
Statistiek van de industriële bedrijvigheid in de waternijverheid
ADSEI
ja
P
100%
230
maandelijks
ja
neen
17
18
Vierjaarlijkse statistieken naar de arbeidskosten
ADSEI
ja
P
21%
9.667
vierjaarlijks
neen
ja
5
19
Statistiek van de voorraden wijn en druivenmost
ADSEI
ja
P
100%
490
jaarlijks
ja
neen
13
20
Statistiek van de exploitatie van bioscoopzalen
ADSEI
ja
P
100%
460
jaarlijks
ja
neen
14
Quasi-statistiekverplichtingen bevragende instantie
verplicht
wijze bevraging
steekproef
aantal ondernemingen
periodiciteit
sectorspecifiek
AL gemeten
nr. bijlage 2
nr.
naam verplichting
21
Maandelijkse conjunctuurenquête
NBB
neen
P+E
steekproef
6.000
maandelijks
neen
ja
35
22
Enquête productievermogen en concurrentiepositie
NBB
neen
P+E
steekproef
1.750
kwartaal
neen
neen
38
23
Investeringsenquête
NBB
neen
P
steekproef
2.500
halfjaarlijks
neen
neen
37
24
Kwartaalenquête in de bouw
NBB
neen
P
steekproef
1.000
kwartaal
ja
neen
36
25
Enquête naar voortgezette beroepsopleidingen (CVTS)
ADSEI
neen
P+O
26%
7.308
vijfjaarlijks
neen
Ja
34
14
3.3
Analyse
Voor elk van de onderzochte statistiekverplichtingen werden enkele typekenmerken bepaald op basis waarvan we enkele interessante opdelingen konden maken:
We identificeerden 25 (quasi-)statistiekverplichtingen op federaal niveau. Het werkelijke aantal ligt eigenlijk hoger omdat de vroegere betalingsbalansenquête meerdere enquêtes omvat maar onder dezelfde omschrijving staan gerangschikt. Indien de betalingsbalansenquêtes individueel beschouwd worden zijn er 38 (quasi-)statistiekverplichtingen.
20 van deze statistiekverplichtingen gaan uit van de NBB, al dienen we hier op te merken dat er hiervan 14 betalingsbalansenquêtes zijn die in principe elk bij een verschillende doelgroep worden bevraagd. 18 statistiekverplichtingen worden opgevraagd door de Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie (verder afgekort als ADSEI)
33 van deze statistiekverplichtingen zijn werkelijk verplicht (wettelijke grondslag), 5 ervan zijn vrijwillige enquêtes (4 van de NBB ivm conjunctuurverloop, 1 van de ADSEI).
Van de 38 statistiekverplichtingen worden er nog steeds 13 enkel postaal/schriftelijk bevraagd. In 15 gevallen gaat het enkel nog om een combinatie e-mail of online bevraging. Bij de overige gevallen is er een combinatie postaal/e-mail (6 enquêtes), een combinatie postaal/online bevraging (3 enquêtes) en tenslotte een combinatie postaal/e-mail/online (1 enquête).
Voor 20 van de statistiekverplichtingen wordt de ganse betrokken doelgroep bevraagd, in 18 gevallen een steekproef (waarbij soms evenwel al door omzet- of werknemersdrempels een voorselectie werd gemaakt). Voor de 14 statistieken waarvan de omvang van de steekproefgroottte bekend is, varieert deze van 1% tot 26 % van de populatie. Voor 4 vrijwillige statistieken is de steekproefgrootte niet bekend of relevant.
4 van de statistiekverplichtingen gelden voor meer dan 10.000 bedrijven. De sociale balans steekt er boven uit. De statistiek “Goederenvervoer over de weg” heeft betrekking op 120.000 voertuigen, maar het aantal individuele ondernemingen die hiermee overeenstemt is niet bekend. 21 van de statistiekverplichtingen gelden voor meer dan 1.000 ondernemingen, 10 voor meer dan 100 en 3 voor minder dan 100. De statistiekverplichtingen die slechts voor een relatief beperkt aantal ondernemingen gelden zijn typisch enkele betalingsbalansstatistieken van de NBB of statistiekverplichtingen vanwege de ADSEI die op heel specifieke sector betrekking hebben (wijnhandelaars, bioscoopzalen, waternijverheid, handelaars in granen).
20 van de statistiekverplichtingen zijn niet sector-specifiek, 18 statistiekverplichtingen zijn dat wel (waarbij het aantal onderworpen ondernemingen typisch kleiner is).
Voor 26 statistiekverplichtingen is er geen drempel waaronder men niet tot de te ondervragen populatie behoort. Voor 12 statistiekverplichtingen is er een
15
mimimale drempel op basis van het aantal werknemers of eerder uitzonderlijk de omzet. Het minimum aantal werknemers bedraagt veelal 10 werknemers.
Tenslotte varieert de periodiciteit van bevraging door de overheid van wekelijks tot vijfjaarlijks. Vaak is de periodiciteit afhankelijk van bepaalde drempels, waarbij ondernemingen die beneden de kritische drempels blijven, minder frequent informatie moeten aanleveren.
Om te onderzoeken of systematisch dezelfde gegevens werden opgevraagd of typisch dezelfde ondernemingen werden bevraagd, werden de statistiekverplichtingen horizontaal gescreend op overlap in bevraagde gegevens en of ondernemingen uit bepaalde sectoren typisch meer bevraagd worden.
Overlap bevraagde gegevens
Wat betreft de overlap in bevraagde gegevens worden slechts een beperkt aantal gegevens dubbel opgevraagd. Het betreft veelal de identificatiegegevens van het bedrijf. In sommige statistiekverplichtingen worden die evenwel vooraf ingevuld en moeten deze enkel bij wijzigingen ingevuld worden. Variabelen die ook meerdere keren worden opgevraagd zijn het aantal werknemers en de loongegevens. Een oorzaak hiervan kan zijn dat de ene keer de gegevens op vestigingsniveau en een andere keer op ondernemingsniveau worden opgevraagd. Ook worden soms loon- of tewerkstellingsgegevens opgevraagd van een heel specifiek segment van werknemers. Op te merken valt dat enkel de overlap statistiekverplichtingen werd onderzocht.
binnen
de
geïnventariseerde
Frequent bevraagde sectoren
Van de 38 onderzochte statistiekverplichtingen zijn er 20 voor alle ondernemingen of voor het merendeel van de ondernemingen van toepassing. 18 statistiekverplichtingen zijn sectorspecifiek. Dit maakt dat enkele sectoren typisch meer bevraagd worden dan andere. In de Nacebel-rubricering wordt vooral de industrie en de bouwnijverheid het meest bevraagd met respectievelijk 9 en 8 sectorspecifieke bevragingen. Voor de volgende sectoren zijn er telkens 6 sectorspecifieke bevragingen: diensten aan bedrijven, de vervoerssector, grooten detailhandel en de horeca-sector het meest extra bevraagd.
Frequent bevraagde bedrijven
Ook is het zo dat grotere bedrijven typisch meer kans hebben om bevraagd te worden. Dit is voornamelijk te wijten aan 2 oorzaken: enerzijds zijn er 8 statistiekverplichtingen waar een omzet- of werknemersaantal-drempel geldt onder dewelke men is vrijgesteld van de statistiekverplichting. Anderzijds is de populatie van grotere ondernemingen beperkter waardoor de kans groter is dat men, met het oog op representativiteit van de resultaten, tot de steekproef zal behoren.
16
4 ADMINISTRATIEVE LASTENMETING
4.1
Inleiding
Tijdens de online-bevraging werd aan de respondenten een inschatting gevraagd van de tijd per statistiekverplichting die ze intern besteedden aan de volgende administratieve handelingen:
het verzamelen of extern opvragen van de gegevens die moeten worden overgemaakt;
het eventueel bewerken van deze gegevens;
het invullen van deze gegevens;
de eventuele controle en interne goedkeuring van de ingevulde gegevens;
de verzending van het enquêteformulier naar de bevragende instantie.
De ingevulde tijden werden per respondent opgeteld en op basis van deze totale tijdsbesteding (per statistiekverplichting en per respondent) werden eventuele outliers verwijderd. Bij administratieve lastenmetingen worden de verzamelde tijdparameters immers ‘genormaliseerd’ door geen rekening te houden met extreme waarden. Deze kunnen immers de berekende administratieve lasten zodanig beïnvloeden dat ze vertekende resultaten geven6. De genormaliseerde tijden hebben we vermenigvuldigd met een uurtarief. Voor statistiekverplichtingen die voor meerdere sectoren van toepassing zijn, gebruikten we een gemiddeld uurtarief van 32€. Dit uurtarief bevat naast de bruto-loonkost eveneens een overheadpercentage van 25%. Voor sectorspecifieke statistiekverplichtingen (zoals bijvoorbeeld de Prodcom-enquête die enkel van toepassing is op ondernemingen uit Nace-rubriek D) werden specifieke gemiddelde uurtarieven gebruikt. Het aantal actoren en de periodiciteit van de statistiekverplichtingen werden bij de inventarisatie van de verplichtingen verzameld bij respectievelijk de Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie en de Nationale Bank van België. De vermenigvuldiging van deze parameters leverde de volgende schattingen op van de interne administratieve lasten voor de gemeten statistiekverplichtingen.
6
Hoe minder observaties, hoe sterker de invloed van een outlier kan zijn. Daarom hebben we er ook voor geopteerd om de totale tijdsbesteding per respondent te normaliseren en niet de tijdsbesteding per deelstap omdat mogelijk respondenten de verschillende deelstappen anders zouden kunnen interpreteren en de totale tijdsbesteding –die voor 2 respondenten in elkaars buurt kan liggen- anders zouden verdelen over de deelstappen. Mogelijk zou dan een schijnbaar extreme waarde als outlier worden beschouwd, terwijl de totale tijdsbesteding dat niet is.
17
4.2
Resultaten
4.2.1 Interne administratieve lasten: globaal bevragende instantie
tijd in uren (intern)
uurtarief
# actoren
periodiciteit
AL intern
Sociale balans
NBB
2,41
32 €
265.000
1
20.429.595 €
77 €
34,7%
2
Statistiek Intrastat
NBB
2,08
32 €
18.500
12
14.748.522 €
797 €
25,1%
3
Enquête naar de industriële productie (Prodcom)
ADSEI
2,13
41 €
7.400
12
7.757.705 €
1.048 €
13,2%
4
Betalingsbalansenquêtes7
NBB
2,03
32 €
20.516
1 tot 12
6.449.687 €
314 €
11,0%
5
Enquête naar de structuur van de ondernemingen (Structuurenquête)
ADSEI
5,01
32 €
40.000
1
6.412.800 €
160 €
10,9%
6
Vervoer van zaken over de weg voor eigen rekening of voor rekening van anderen
ADSEI
0,67
29 €
1.0008
50
966.667 €
n.b.
1,6%
7
Industriële bedrijvigheid in de bouwnijverheid
ADSEI
0,53
33 €
3.800
12
802.560 €
211 €
1,4%
8
Jaarlijkse enquête naar de structuur en de verdeling van de lonen (SES)
ADSEI
2,24
32 €
8.000
1
574.687 €
72 €
1,0%
nr
statistiekverplichting
1
per actor
% gemeten AL
7
De 14 verschillende betalingsbalansenquêtes werden in de enquête gebundeld. Het betreft weliswaar verschillende vragenlijsten, maar ze hebben als gemeenschappelijk kenmerk dat ze peilen naar de omvang van dienstentransacties met niet-ingezetenen. Een te groot niveau van detail zou ertoe kunnen leiden dat te veel respondenten afhaken wat de respons zou hypothekeren (zelfs al moeten ze dankzij routing de vragen voor de niet-relevante statistiekverplichtingen niet beantwoorden).
8
Het betreft een wekelijkse steekproef van 1000 voertuigen uit de databank van de Dienst voor de Inschrijving van de Voertuigen met een populatie van ongeveer 120.000 voertuigen die in aanmerking komen voor deze enquête. De ADSEI kon ons niet vertellen met hoeveel ondernemingen dit overeen komt.
18
bevragende instantie
tijd in uren (intern)
uurtarief
# actoren
periodiciteit
Statistieken inzake gebruik ICT binnen bedrijven
ADSEI
1,21
32 €
7.749
1
299.972 €
39 €
0,5%
10
Omzet in de kleinhandelsondernemingen (andere dan grootdistributie)
ADSEI
0,21
29 €
2.500
12
181.250 €
73 €
0,3%
11
Vierjaarlijkse statistieken naar de arbeidskosten
ADSEI
1,36
32 €
9.667
0,25
105.263 €
11 €
0,2%
12
Enquête naar de productie en verwerking van afvalstoffen
ADSEI
1,85
32 €
2.300
0,5
68.080 €
30 €
0,1%
13
Omzet verwezenlijkt door zekere kleinhandelsondernemingen (grootdistributie)
ADSEI
0,21
29 €
830
12
60.175 €
73 €
0,1%
58.856.963 €
/
100%
nr
statistiekverplichting
9
TOTALE INTERNE ADMINISTRATIEVE LAST
AL intern
per actor
% gemeten AL
Bron: IDEA Consult
De totale interne administratieve last voor de 13 gemeten statistiekverplichtingen bedraagt naar schatting 58,9 miljoen euro op jaarbasis. In de veronderstelling dat een werkdag 7,5 uur duurt, dan besteden alle Belgische ondernemingen jaarlijks samen 245.237 mandagen aan statistiekverplichtingen. Gegeven dat er ongeveer 220 werkdagen per jaar zijn, komt dit jaarlijks neer op 1.115 manjaren dat bedrijven zich bezighouden met het vervullen van statistiekverplichtingen. Drie statistiekverplichtingen zijn samen goed voor 73% van de totale gemeten administratieve lasten: de sociale balans, de statistiek Intrastat en de Prodcom-Enquête. De sociale balans alleen al is goed voor ruim 1/3 van de gemeten interne administratieve lasten. De top 5 van zwaarste statistiekverplichtingen is verantwoordelijk voor bijna 95% van de gemeten administratieve last. Indien we de interne administratieve last uitdrukken per statistiekverplichting en per onderneming, dan zijn er 2 statistiekverplichtingen die er duidelijk bovenuit steken: de Prodcom-enquête en de Intrastat-aangifte die op jaarbasis respectievelijk 1.048€ en 797€ kosten aan de ondernemingen die eraan onderworpen zijn.
19
De geschatte administratieve last die de vrijwillige conjunctuur-enquête van de NBB veroorzaakt bedraagt ongeveer 3,1 miljoen euro op jaarbasis of 517€ per onderneming die zich voor de conjunctuur-enquête kandidaat stelt.
4.2.2 Interne administratieve lasten volgens administratieve handeling Per statistiekverplichting die via de enquête werd bevraagd hebben we voor elk van de administratieve handelingen een berekening gemaakt voor hoeveel % van de totale tijdsbesteding zij verantwoordelijk zijn. Hieruit blijkt dat de verzameling en bewerking van de gegevens gemiddeld goed is voor bijna tweederde van de totale tijd die ondernemingen besteden aan de statistiekverplichting. Het invullen is goed voor een vijfde van de totale tijd. Het verzenden van de gegevens (op papier, e-mail of elektronisch) vergt slechts 5% van de tijd. Hierbij zijn er relatief geringe verschillen tussen de wijze van indienen en is de elektronische aangifte niet systematisch sneller dan de papieren aangifte.
20
Verzamelen gegevens
Bewerken gegevens
Invullen gegevens
Controle en int. goedkeuring
Verzenden gegevens
Sociale balans
46,7%
18,6%
12,8%
16,3%
5,7%
Statistiek Intrastat
39,4%
23,4%
22,0%
9,4%
5,9%
Enquête naar de industriële productie (Prodcom)
48,2%
19,3%
17,3%
9,5%
5,7%
Betalingsbalansenquêtes
45,6%
21,5%
19,1%
8,2%
5,6%
Enquête naar de structuur van de ondernemingen (Structuurenquête)
44,6%
24,0%
19,1%
9,2%
3,1%
Jaarlijkse enquête naar de structuur en de verdeling van de lonen (SES)
43,4%
14,0%
29,4%
8,0%
5,2%
Statistieken inzake gebruik ICT binnen bedrijven
35,1%
19,0%
27,8%
11,8%
6,3%
Vierjaarlijkse statistieken naar de arbeidskosten
53,6%
14,8%
18,4%
5,8%
7,4%
Enquête naar de productie en verwerking van afvalstoffen
47,9%
20,3%
18,1%
8,0%
5,7%
Gemiddeld
44,9%
19,4%
20,5%
9,6%
5,6%
Bron: IDEA Consult
21
4.2.3 Interne administratieve lasten volgens grootte van de onderneming We hebben tevens een meer gedetailleerde analyse uitgevoerd van de interne administratieve lasten volgens grootte van de onderneming, althans voor 4 statistiekverplichtingen waarvoor een voldoende groot aantal ondernemingen geantwoord hebben om deze opdeling te maken. De resultaten zijn opgenomen in onderstaande tabel. Voor elk van deze 4 statistiekverplichtingen en voor elke grootte-categorie, geven we de gemiddelde grootte van de onderneming uitgedrukt in aantal werknemers en de gemiddelde en de mediaan tijd besteed aan de statistiekverplichting per onderneming alsook per werknemer. We geven ook de verhoudingen weer tussen deze gemiddelde grootheden volgens groottecategorie. Uit deze resultaten blijkt dat de interne administratieve lasten verbonden aan deze statistiekverplichtingen voor kleine ondernemingen groter zijn dan voor de middelgrote en de grote ondernemingen, althans indien we ze uitdrukken per werknemer. We dienen hierbij wel op te merken dat het aantal observaties door de indeling per groottecategorie soms erg beperkt is waardoor het riskant is om deze conclusies door te trekken voor de ganse populatie. Zo bleken er soms nogal grote verschillen tussen de individuele observaties resulterend in een grote variantie. Daarom ook gebruiken wij bij de bespreking hieronder de mediaan tijden om de onderlinge tijden te vergelijken. Uit de vergelijking van de totale intern besteedde tijd per statistiekverplichting blijkt dat middelgrote ondernemingen tot 3 keer meer tijd besteden aan deze statistiekverplichtingen dan kleine ondernemingen en grote ondernemingen tot 7 keer meer tijd. Voornamelijk aan het verzamelen, bewerken en invullen van de gegevens en het intern laten goedkeuren, wordt er door middelgrote en grote ondernemingen meer tijd besteed. Indien we de totale tijd delen door het aantal werknemers, blijkt dat de kleine ondernemingen zwaarder belast worden. Zo vergt het uitgedrukt per werknemer voor een kleine onderneming 6 tot 30 keer zoveel tijd als voor een grote onderneming. Voor een middelgrote onderneming vergt het uitgedrukt per werknemer 2 tot 11 keer zoveel tijd als voor een grote onderneming. Het is aannemelijk dat er bij het vervullen van statistiekverplichtingen een zekere vaste kost is en dat die relatief zwaarder doorweegt dan de variabele kost in functie van de grootte van de onderneming. Dit is waarschijnlijk één van de belangrijkste redenen waarom administratieve lasten, uitgedrukt per werknemer, zwaarder doorwegen voor kleinere ondernemingen. Daarnaast is het aannemelijk dat grote ondernemingen ook schaalvoordelen kunnen realiseren door bijvoorbeeld de automatisatie van processen om efficiënter aan hun statistiekverplichtingen te kunnen voldoen. Wel dienen we hier -zoals eerder vermeld- op te merken dat grote ondernemingen een procentueel hogere kans hebben om in een steekproef terecht te komen en dat bovengaande conclusies daarom enkel gelden voor de kleinere ondernemingen die in een steekproef worden opgenomen.
22
Structuurenquê # observaties te gem. aantal werknemers
kleine onderneming < 50 wkn
middelgrote onderneming 50 tot 249 wkn
grote onderneming vanaf 250 wkn
7
10
9
23
factor tov kleine onderneming gem. tijd per onderneming (min)
216
factor tov kleine onderneming gem. tijd per werknemer (min)
mediaan tijd per werknemer (min)
# observaties gem. aantal werknemers
10,6
-
21
106
1221
64
5,2 84
3,3
1,3 0,9
9,1 43
5,0 0,4
2,6 75
1,7
59,6 319
293
1,8 0,7
5,6
6,9 0,3
2,4
-
# observaties
26
10
4
gem. aantal werknemers
15
98
667
factor tov kleine onderneming gem. tijd per onderneming (min)
76
factor tov kleine onderneming gem. tijd per werknemer (min)
-
24
gem. aantal werknemers
16
factor tov kleine onderneming factor tov kleine onderneming gem. tijd per werknemer (min)
factor tov grote onderneming
1516 6,7
124
40,7
236
7,2
-
275
2,8 1,4
30,4
2,4 0,2
125
4,5
93,3
1,3 1,3
45
7
109
7,4
3,7 0,4
4,0
-
factor tov kleine onderneming mediaan tijd per werknemer (min)
2,3
13
97
240
1,5
-
factor tov grote onderneming mediaan tijd per onderneming (min)
4,4
12,7
# observaties
3,3 0,4
148 -
factor tov grote onderneming
gem. tijd per onderneming (min)
1,9
27,5
4,8
43,5 251
1,8
65
factor tov kleine onderneming mediaan tijd per werknemer (min)
6,4 146
10,9
factor tov grote onderneming mediaan tijd per onderneming (min)
Intrastataangifte
1,7 0,4
6
factor tov grote onderneming Sociale Balans
3,8
10
factor tov kleine onderneming mediaan tijd per werknemer (min)
330
8
factor tov grote onderneming mediaan tijd per onderneming (min)
-
2,0
25,2
factor tov kleine onderneming gem. tijd per werknemer (min)
378
9,0
2,1 0,4
7,5
-
factor tov kleine onderneming gem. tijd per onderneming (min)
461
3,1
190
55,8
1,7
24,6
factor tov grote onderneming Prodcomenquête
365
10,1
factor tov kleine onderneming
1268 5,5
-
factor tov grote onderneming mediaan tijd per onderneming (min)
125 -
6,1 0,1
9,4
-
Bron: Idea Consult op basis van enquête-resultaten
23
4.2.4 Uitbestedingskosten Op te merken valt dat voorgaande schattingen enkel betrekking hebben op de kosten van de interne tijdsbesteding en op een selectie van, weliswaar de belangrijkste, statistiekverplichtingen. Wat de uitbestedingskosten betreft, kunnen we op basis van de enquête stellen dat de meeste statistiekverplichtingen grotendeels intern uitgevoerd worden. Enkel voor de sociale balans en de enquête naar de structuur en verdeling van de lonen deed een significant gedeelte van de respondenten een beroep op externe ondersteuning (respectievelijk 78% en 46%). Voor deze statistiekverplichtingen hebben we een inschatting gemaakt van de uitbestedingskost. In de enquête werd niet gevraagd naar het factuurbedrag dat de ondernemingen moeten betalen voor deze externe ondersteuning. Deze statistiekverplichtingen maken immers vaak deel uit van een totaalpakket aan ondersteuning waardoor het voor de ondernemer zeer moeilijk is om een inschatting te maken van de kost voor een specifiek onderdeel ervan, namelijk het invullen van de statistiekverplichting. Daarom hebben we het verschil in gemiddelde tijd tussen interne en externe ondersteuning beschouwd als tijd die de boekhouder of het sociaal secretariaat hieraan besteedde. Dit is mogelijk een overschatting omdat boekhouders of sociale secretariaten schaal- en leereffecten kunnen creëren. Om dit te compenseren hebben we bij de kostprijsberekening van de externe uitbesteding hetzelfde uurtarief gebruikt als voor de interne tijdsbesteding terwijl meestal het uurtarief dat men betaalt bij uitbesteding hoger zal zijn. Voor de Sociale balans en de Enquête naar de structuur en verdeling van de lonen (SES) bekomen we aldus een geschatte uitbestedingskost van respectievelijk 15,1 en 0,2 miljoen euro. Rekening houdend met deze inschatting van de uitbestedingskosten, steken de administratieve lasten van de sociale balans er nog sterker bovenuit. Gegeven de onzekerheden en veronderstellingen, dient deze schatting van de externe administratieve last met de nodige voorzichtigheid beoordeeld te worden.
4.3
Conclusies
De statistiekverplichtingen waarvan de administratieve lasten werden gemeten zijn samen jaarlijks goed voor bijna 59 miljoen euro interne administratieve lasten. Hierbij dienen nog de administratieve lasten geteld te worden van de niet gemeten statistiekverplichtingen die typisch op een heel specifieke en kleine sector van toepassing zijn. Ook statistiekverplichtingen die op vrijwillige basis worden ingevuld door ondernemingen zoals de conjunctuurenquête van de NBB werden niet opgenomen in dit bedrag. Het zijn vooral enkele grootschalige statistiekverplichtingen die het merendeel van de administratieve lasten uitmaken. Zo is de top 3 verantwoordelijk voor meer dan 70% van de gemeten administratieve lasten; de top 5 is goed voor bijna 95% van de administratieve lasten. Vooral de sociale balans en de Intrastat enquête hebben een grote impact op de administratieve lasten. Naast deze interne administratieve lasten, betalen de ondernemingen ook naar schatting minstens 15,3 miljoen euro externe administratieve lasten indien zij bepaalde gedeelten van statistiekverplichtingen uitbesteden aan externe partijen zoals bvb een sociaal secretariaat of boekhouder.
24
Binnen de statistiekverplichtingen vergt voornamelijk de verzameling en bewerking van de gegevens nodig om de statistiek te kunnen invullen het meeste tijd. De verzending van de gegevens is verantwoordelijk voor amper 5,6% van de totale tijdsbesteding. Indien men met andere woorden een aanzienlijke administratieve lastenvermindering wil doorvoeren -anders dan een terugdringen van het aantal actoren of van de periodiciteit-, is het belangrijk om de tijd voor het verzamelen en bewerken van de gegevens te verminderen. Het op papier of elektronisch doorsturen van de gegevens maakt qua tijdsbesteding niet zoveel verschil uit. Bovendien zijn er soms zelfs ondernemers (vooral KMO’s) die schriftelijke of afdrukbare enquêteformulieren verkiezen boven het online invullen en versturen van formulieren. Uit een analyse van de antwoorden van de respondenten bleek dat vooral kleinere ondernemingen -indien ze aan een statistiekverplichting moeten voldoen- deze zwaarder zullen voelen omdat de tijd die ze eraan besteden over relatief minder werknemers kan worden ‘afgeschreven’.
25
5
5.1
KNELPUNTEN
Inleiding
De naleving van de administratieve lasten kost, zoals eerder berekend, de onderneming veel tijd en geld dat niet productief wordt aangewend, althans niet in de ogen van de (meeste) ondernemingen. Dit op zich vormt een belangrijk knelpunt. Indien dit echter gepaard gaat met irritatie omdat de ondernemers het nut er niet van inzien, vormt dit misschien wel het grootste knelpunt.Eén van de respondenten drukte dit in zijn commentaar bij de enquête als volgt uit: “Het zou werkelijk interessant zijn om de overheid te doen inzien dat het eerste objectief van een onderneming is om goederen en diensten te produceren. Die activiteiten laten de ondernemingen toe winst te maken waarmee vervolgens een sociale politiek kan worden gevoerd. Ondernemingen zijn er niet om nutteloze paperassen in te vullen”.
We laten het in het midden of deze respondent het helemaal bij het rechte eind heeft. Goede statistieken zijn immers van groot belang voor het voeren van een onderbouwd beleid, niet alleen door de overheid maar bijvoorbeeld ook door de sectororganisaties. Maar in elk geval wijzen deze en andere reacties die we kregen erop dat naast de administratieve lasten ook de irritatie die statistiekverplichtingen veroorzaken, een belangrijk knelpunt is. In dit hoofdstuk gaan we dieper in op de knelpunten, bovenop de administratieve lasten als dusdanig, die het gevolg zijn van statistiekverplichtingen. Deze knelpunten werden bevraagd in de enquête, maar kwamen ook naar boven tijdens contacten met individuele ondernemingen of hebben we zelf gedetecteerd op basis van de uitgevoerde deskresearch. Ze kunnen tot vier rubrieken worden herleid: 1. Gepubliceerde bedrijven zelf.
statistieken
hebben
onvoldoende
meerwaarde
voor
de
2. Ondernemingen weten niet waarvoor de opgevraagde informatie moet dienen. 3. Gegevens die al in het bezit zijn van de overheid worden opnieuw bevraagd. 4. De opgevraagde gegevens zijn té gedetailleerd. In wat volgt gaan we dieper in op elk van deze knelpunten waarbij we ook verwijzen naar de resultaten van de bevraging. Die resultaten staan afzonderlijk gerapporteerd in Box 5 op het einde van het hoofdstuk.
26
5.2
De vier grote knelpunten
5.2.1 What’s in for me ? Het volgens de deelnemers aan de enquête globaal belangrijkste knelpunt is dat de resultaten van de statistiekverplichtingen, met name de geproduceerde statistieken, niet interessant zijn voor de bedrijven zelf. Op basis van onze eigen deskresearch alsook van de contacten met individuele bedrijven kunnen we dit knelpunt verder duiden. De resultaten van de meeste statistiekenquêtes worden weliswaar wel gepubliceerd, soms echter met een grote vertraging, maar de geaggregeerde vorm waarin dit soms gebeurt, biedt dan weer weinig meerwaarde voor de bedrijven die zich bijvoorbeeld willen benchmarken met hun sectorgenoten. Ook is het voor ondernemingen niet steeds exact duidelijk waar de informatie te vinden is. Voor sommige statistiekverplichtingen bestaat er wel de mogelijkheid voor ondernemingen om een geïndividualiseerd ondernemingsdossier te krijgen. Dat is bijvoorbeeld het geval voor de jaarrekening/sociale balans, bij de Intrastataangifte en ook bij de (vrijwillige) enquête naar voortgezette beroepsopleidingen. Ook is het soms mogelijk zich in te schrijven op een mailingslist waardoor de onderneming periodiek de (bruto-)resultaten ontvangt zoals bijvoorbeeld bij de Prodcom-enquête. Buiten het feit dat deze mogelijkheid slechts voor een beperkt aantal statistiekverplichtingen bestaat, stellen er zich hierbij nog een aantal problemen. Zo blijken veel ondernemingen niet op de hoogte van deze mogelijkheid. In sommige gevallen gebeurt dit automatisch, meestal evenwel moeten bedrijven dit ondernemingsrapport specifiek aanvragen. Mogelijks houdt dit verband met het feit dat de personen die de statistiekenquêtes invullen en die vaak tot de financiële of boekhoudafdeling behoren, niet de personen zijn die binnen het bedrijf geïnteresseerd zouden kunnen zijn in deze benchmark (zie ook Box 3). Box 3: Intrastat en de mogelijke return voor ondernemingen
De driemaandelijkse informatie over marktaandelen bij in- of uitvoer is 6 maanden na afloop van het beschouwde kwartaal beschikbaar onder de vorm van een exceltabel. Vroeger werd die informatie automatisch naar alle bedrijven gestuurd. Enkele jaren terug heeft de NBB beslist dat enkel nog op verzoek te doen. Slechts enkele honderden bedrijven per jaar maken van de mogelijkheid gebruik. Blijkbaar beseffen nog weinig bedrijven dat die mogelijkheid bestaat. Tevens valt op te merken dat huidige return een gewone excel-tabel is met het marktaandeel tijdens het meest recente kwartaal. Om het verloop van de “concurrentiepositie” te kunnen volgen zou het voor ondernemingen meer aangewezen zijn over een historische reeks te kunnen beschikken. Een andere bedenking is dat dit ondernemingsdossier niet altijd gratis is. Een op basis van de ingediende jaarrekening ingediend ondernemingsdossier bijvoorbeeld, waarbij de financiële toestand van een onderneming wordt
27
vergeleken met die van de sector waartoe zij behoort kost 30 euro. Nochtans moeten de ondernemingen reeds betalen om hun jaarrekening neer te leggen. Tenslotte is de return op maat gebruiksvriendelijk (zie ook Box 3).
van
de
bedrijven
niet
altijd
even
5.2.2 Waartoe dienen al die statistieken ? Het globaal tweede belangrijkste knelpunt is dat het voor de ondernemingen blijkbaar helemaal niet duidelijk is wat er met de informatie die ze moeten bezorgen gebeurt en waarvoor ze moet dienen (zie de resultaten in Box 5). Dit knelpunt sluit nauw aan bij het voorgaande en wordt treffend geïllustreerd door het commentaar dat één van de respondenten toevoegde aan de bevraging: “Voor meerdere enquêtes moeten meerdere personen zich bezig houden (en tijd verliezen) met het verzamelen van de gegevens. Bovendien is het doel van deze enquêtes ons niet duidelijk en leveren ze helemaal geen interessante informatie op die we als onderneming kunnen gebruiken”.
Een ander knelpunt dat we hier kunnen vermelden betreft de statistiekverplichtingen waarbij de rapporteringsfrequentie afhankelijk is van bepaalde drempels. Dat is bijvoorbeeld het geval bij heel wat betalingsbalansenquêtes. De criteria om bedrijven te rangschikken in groepen met een hoge, middelhoge en lage rapporteringsfrequentie zijn vaak niet volledig transparant, wat naast de vraag naar het waarom van de statistiek, de bijkomende onbeantwoorde vraag oplevert “en waarom ik” ?
5.2.3 Maar dat weten jullie toch al ! Als derde knelpunt rangschikten de respondenten de stelling dat de gegevens die de overheid opvraagt toch ook al via andere rapporteringen worden verstrekt. Dit knelpunt verwijst naar het feit dat, althans in de ogen van de respondenten, sommige gegevens die in statistiek-enquêtes worden opgevraagd ook al beschikbaar zijn via administratieve bronnen. Vooral de structuurenquête alsook de sociale balans scoren hier als afzonderlijke statistiekverplichtingen slecht op. Hoewel het aantal rubrieken van de structuurenquête sinds de in 2003 doorgevoerde vereenvoudiging al sterk verminderd is en de overlap met de inhoud van de jaarrekening en andere administratieve bronnen werd weggewerkt, blijft de indruk bestaan bij de ondernemingen dat ze dezelfde gegevens moeten overmaken die ze al eerder overgemaakt hebben. Wat de sociale balans betreft, is er vooral de overlap met RSZ-gegevens, met name al de details over het beroep en de tewerkstellingsmaatregelen. De voor 2008 voorziene wijzigingen aan de sociale balans houden weliswaar een vereenvoudiging in, maar anderzijds ook een verzwaring van de administratieve lasten. Enerzijds zullen geen gegevens meer moeten worden verstrekt over het beroep op maatregelen ter bevordering van de werkgelegenheid. Het is immers vreemd dat een overheid bij de ondernemingen vraagt in welke mate ze gebruik maken van haar eigen tewerkstellingmaatregelen (de overheid beschikt immers over deze gegevens). Anderzijds zullen de opleidingsinitiatieven meer gedetailleerd worden bevraagd. Die informatie lijkt dan weer (in elk geval deels) te overlappen met de informatie die wordt opgevraagd in de weliswaar vrijwillige
28
enquête naar de voorgezette beroepsopleidingen (Continuing Vocational Training Survey - CVTS).
5.2.4 Waarom zo gedetailleerd ? Het vierde belangrijkste knelpunt volgens de respondenten is het overdreven detail waarmee informatie moet worden verstrekt. Een voorbeeld zijn de statistiekverplichtingen waarbij moet worden gerapporteerd per product dat wordt geproduceerd of (internationaal) verhandeld. De Prodcom en de Intrastat-enquête zijn hiervan voorbeelden (zie ook Box 4). Ook in de Enquête naar het vervoer van goederen over de weg moet per traject gedetailleerde gegevens (aard en gevaarlijkheidsgraad goederen, lengte van het traject met opsplisting van het aantal kilometers in België en het buitenland, …) worden verstrekt waardoor oa. manueel de vrachtbrieven moeten worden opgezocht en gescreend. Box 4: De Intrastat-nomenclatuur
De Intrastat-goederennomenclatuur is erg gedetailleerd. We kunnen dit illustreren aan de hand van een lukraak gekozen voorbeeld. De nomenclatuur9 bestaat uit 21 zogenaamde “Afdelingen”, 98 hoofdstukken en ongeveer 10.000 achtcijferige goederencodes. Afdeling XI bijvoorbeeld heet “Textielstoffen en textielwaren”. Die afdeling is verder opgesplitst in 14 hoofdstukken, waarvan “Kleding en kledingtoebehoren, andere dan van brei- of haakwerk” er één is. Dat hoofdstuk is op zijn beurt nog eens in 17 soorten onderverdeeld. Een van die soorten is “Mantelpakken, broekzakken, ensembles, blazers en andere jasjes, japonnen, rokken, broekrokken, lange en korte broeken (andere dan zwembroeken) en zogenaamde Amerikaanse overalls, voor dames of voor meisjes”. Deze laatste soort is op zijn beurt opgesplitst in tientallen subrubrieken en mondt uit in de meest gedetailleerde rubrieken, zoals bijvoorbeeld “Lange broeken van katoen van gesneden inslagfluweel en –pluche, geribd (corduroy)” (code 62046233, cfr blz 406 van de nomenclatuur), niet te verwarren bijvoorbeeld met “Lange broeken van katoen van denim” (code 62046234, cfr blz 406 van de nomenclatuur). Vergeten we niet dat er een onderscheid wordt gemaakt tussen dames en meisjes, enerzijds, en heren en jongens, anderzijds. M.a.w. er bestaat ook een rubriek “Lange broeken van katoen van gesneden inslagfluweel en – pluche, geribd (corduroy)” voor heren of jongens (code 62034233, cfr blz 403 van de nomenclatuur). Die goederennomenclatuur is er wel grotendeels gekomen op vraag van de Europese federaties. Overigens zijn ook nationale federaties dikwijls vragende partij. Zo is er het recente voorbeeld (2006) van een Belgische federatie die een door de NBB doorgevoerde vereenvoudiging (voor een aantal producten dienden de bedrijven het gegeven “Gewicht” niet meer te vermelden) heeft willen terugdraaien.
9
Deze nomenclatuur is gepubliceerd als bijlage bij de Verordening (EG) nr 1549/2006 van de Commissie van 17 oktober 2006 tot wijziging van de Verordening (EG) nr 2658/87 van de Raad met betrekking tot de tarief- en de statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief.
29
Of de gevraagde gegevens in de ogen van de ondernemingen al dan niet als té gedetailleerd worden beschouwd, houdt ook verband met het feit of de ondernemingen de in te vullen gegevens direct beschikbaar hebben, bijvoorbeeld vanuit hun boekhouding, dan wel zelf moeten samenstellen. In het geval van de betalingsbalansenquête “beleggingen in effecten” bijvoorbeeld wordt zeer gedetailleerde informatie opgevraagd die niet als dusdanig in de normale boekhouding is terug te vinden. Ook bij het eerdere voorbeeld van de Enquête goederenvervoer over de weg moeten vele gegevens manueel worden opgezocht of berekend (oa. vrachtbrieven, uitrekenen van trajecten in België en in het buitenland, …). Box 5: Enquête-resultaten bevraging knelpunten
Methode Aan de respondenten werd ook hun mening gevraagd over een aantal mogelijke knelpunten en dit per statistiekverplichting waarmee ze concrete ervaring hadden. Deze mogelijke knelpunten werden bevraagd als stellingen. Sommige formuleerden we positief (bijv. “de instructies voor het vervullen van de statistiekverplichting zijn voldoende duidelijk”), andere negatief (“de gevraagde gegevens zijn té gedetailleerd”). Om de interpretatie te vergemakkelijken formuleren we de in wat volgt echter allemaal in negatieve zin. De respondenten konden aangeven of ze het (helemaal) eens dan wel (helemaal) oneens waren met deze stellingen. Met de antwoorden “geen mening” hielden we bij de verwerking van de resultaten geen rekening10. In wat volgt schetsen we eerst een globaal beeld, vervolgens gaan we dieper in op een aantal afzonderlijke statistiekverplichtingen. Globale resultaten Om een globaal beeld te schetsen hebben we de antwoorden die werden gegeven voor de verschillende statistiekverplichtingen geaggregeerd11.
10
Voor sommige knelpunten werd door een relatief groot aantal respondenten de antwoordmogelijkheid “geen mening” aangekruist, bijvoorbeeld voor de stelling “De bevragende instantie is vlot bereikbaar bij problemen of onduidelijkheden”. Dit hoeft geen verwondering te wekken omdat deze respondenten vermoedelijk nooit contact hebben gehad met de bevragende instantie en dus efectief geen uitspraak kunnen doen over deze stelling.
11
Op te merken valt dat positieve en negatieve uitspraken voor een bepaalde uitspraak, afhankelijk van de statistiekverplichting, elkaar kunnen opheffen wanneer ze worden opgeteld. Maar omdat de antwoorden typisch in dezelfde richting gaan, ongeacht de statistiekverplichting, stelt dit probleem zich niet.
30
Figuur 2: Knelpunten statistiekverplichtingen (globaal beeld)(a)
Knelpuntkarakter statistiekverplichtingen globaal De resultaten van de enquête zijn niet interessant als informatie voor mijn bedrijf
0,97
Het is niet duidelijk w at er met de informatie gebeurt en w aarvoor ze moet dienen
0,78 0,63
De gevraagde gegevens zijn te gedetailleerd
0,43
De informatie die w ordt opgevraagd w ordt ook al via een andere rapporteringen verstrekt
0,39
Het is niet belangrijk dat de overheid over deze informatie beschikt voor haar beleidsvoering De bevragende instantie is niet vlot bereikbaar bij problemen of onduidelijkheden
-0,11
De instructies voor het vervullen van de statistiekverplichting zijn onvoldoende duidelijk
-0,26
De w ijze w aarop de gegevens kunnen w orden verzonden is niet efficiënt
-0,83 -1,5
-1,0
-0,5
0,0
0,5
1,0
1,5
(a) gemiddelde score waarbij -2 overeenkomt met ‘helemaal oneens’, -1 met ‘oneens’, 1 met ‘eens’ en 2 met ‘helemaal eens’
Bron: Enquête IDEA Consult
Uit de globale resultaten weergegeven in figuur 2 blijkt dat van de 8 mogelijke knelpunten er vijf effectief als een knelpunt worden ervaren (de stellingen met een positieve score), terwijl de drie andere niet als knelpunt worden beschouwd (negatieve score). Het belangrijkste knelpunt (score = 0,97) is het feit dat de resultaten van de enquêtes geen meerwaarde hebben voor de bedrijfsvoering. 80% van de respondenten is het (helemaal) eens met de stelling “de resultaten van de enquête zijn niet interessant voor mijn bedrijf”, slechts 20 % is het (helemaal) oneens met deze stelling en vindt de resultaten dus wel interessant voor zijn bedrijf. Voor deze stelling gaan de antwoorden voor de afzonderlijke statistiekverplichtingen allemaal in dezelfde richting. Ook het tweede belangrijkste knelpunt (score = 0,78) duidt op de irritatie van de respondenten ivm statistiekverplichtingen. De respondenten weten niet waarvoor al die statistiekverplichtingen dienen. 75% is het (helemaal) eens met de stelling “Het is onduidelijk wat er met de informatie gebeurt en waarvoor ze moet dienen”, 25% is het (helemaal) oneens met deze stelling. Ook voor deze stelling gaan de antwoorden voor de afzonderlijke statistiekverplichtingen allemaal in dezelfde richting. Het derde belangrijkste knelpunt (score = 0,63) houdt verband met het detail van de gevraagde informatie. Globaal is 74 % van de respondenten het (helemaal) eens dat de gevraagde gegevens te gedetailleerd zijn. 26 % vindt de gevraagde gegevens (helemaal) niet te gedetailleerd. Met uitzondering van de ICT-enquête geldt opnieuw dat de antwoorden voor de afzonderlijke statistiekverplichtingen allemaal in dezelfde richting gaan.
31
Het feit dat de informatie die wordt opgevraagd ook al via andere rapportering wordt verstrekt komt als knelpunt op de vierde plaats (score 0,43). Een meerderheid van de respondenten is het globaal ook eens met de stelling dat het onbelangrijk is voor de overheid om over de informatie te beschikken voor haar beleidsvoering (score 0,39). De duidelijkheid van de instructies, de efficiëntie van de wijze waarop de gegevens kunnen worden verzonden en de bereikbaarheid van de bevragende instantie bij problemen of onduidelijkheden worden globaal niet als knelpunten ervaren. Dat blijkt uit de negatieve scores op deze stellingen. Resultaten voor de afzonderlijke statistiekverplichtingen Wanneer we inzoomen op de afzonderlijke statistiekverplichtingen kunnen we de globale conclusies verfijnen.
32
Figuur 3: knelpunten Structuurenquête ondernemingen
Knelpuntkarakter Structuurenquête ondernemingen
1,32 1,12
Het is niet duidelijk w at er met de informatie gebeurt en w aarvoor ze moet dienen
1,12
De gevraagde gegevens zijn te gedetailleerd De informatie die w ordt opgevraagd w ordt ook al via een andere rapporteringen verstrekt
0,92
Het is niet belangrijk dat de overheid over deze informatie beschikt voor haar beleidsvoering
0,87
De bevragende instantie is niet vlot bereikbaar bij problemen of onduidelijkheden
0,22
De instructies voor het vervullen van de statistiekverplichting zijn onvoldoende duidelijk
0,15
De w ijze w aarop de gegevens kunnen w orden verzonden is niet efficiënt
-0,72 -1,5
-1,0
De resultaten van de enquête zijn niet interessant als informatie voor mijn bedrijf
-0,5
0,0
0,5
1,0
1,5
Bron: Enquête IDEA Consult
Zo springt vooreerst de structuurenquête eruit en wel in negatieve zin. De rangschikking van de knelpunten blijft dezelfde maar de samenvattende scores liggen voor alle stellingen hoger dan het globale gemiddelde. Gevolg is dat, voor wat betreft de structuurenquête, enkel de verzending van de gegevens niet als een knelpunt wordt ervaren. Figuur 4: knelpunten Sociale Balans Knelpuntkarakter Sociale Balans
De resultaten van de enquête zijn niet interessant als informatie voor mijn bedrijf
0,80
Het is niet duidelijk w at er met de informatie gebeurt en w aarvoor ze moet dienen
0,98
De gevraagde gegevens zijn te gedetailleerd
0,87
De informatie die w ordt opgevraagd w ordt ook al via een andere rapporteringen verstrekt
0,83
Het is niet belangrijk dat de overheid over deze informatie beschikt voor haar beleidsvoering
0,37
De bevragende instantie is niet vlot bereikbaar bij problemen of onduidelijkheden
0,78
De instructies voor het vervullen van de statistiekverplichting zijn onvoldoende duidelijk
-0,15
De w ijze w aarop de gegevens kunnen w orden verzonden is niet efficiënt
-0,71 -1,5
-1,0
-0,5
0,0
0,5
1,0
1,5
Bron: Enquête IDEA Consult
33
Nog een statistiekverplichting die slecht scoort in vergelijking met het globaal gemiddelde is de sociale balans. Opmerkelijk hier is dat de rangschikking van de knelpunten verschilt van de globale rangschikking. Wat de sociale balans betreft vinden de respondenten het in de eerste plaats onduidelijk wat er met de informatie gebeurt en waarvoor ze moet dienen. Als tweede knelpunt vinden de respondenten dat de gevraagde gegevens in de sociale balans veel te gedetailleerd zijn. Nog opmerkelijk is dat de bevragende instantie voor wat betreft de sociale balans niet vlot bereikbaar zou zijn volgens de respondenten.
Ook de afvalstoffenenquête en de betalingsbalansenquêtes scoren gemiddeld slechter dan het globale gemiddelde. De enquête structuur lonen, de arbeidskostenenquête, de ICT-enquête en de Prodcom-enquête worden omgekeerd als minder problematisch ervaren. Het minst problematisch, relatief beschouwd, blijkt volgens de respondenten de Intrastat-enquête te zijn. Hoe de verschillende statistiekverplichtingen scoren ten opzichte van het gewogen gemiddelde over alle statistiekverplichtingen heen, is weergegeven in onderstaande tabel. Bij een ‘lachende’ groene smiley doet de statistiekverplichting het beter dan het gemiddelde op die stelling, een ‘neutrale’ blauwe smiley doet het even goed en bij een ‘trieste’ rode smiley doet de enquête het minder goed dan het gemiddelde. Tabel 1: Knelpunten en - Score statistiekverplichtingen t.o.v. het gemiddelde
Bron: Enquête IDEA Consult
34
6
TIEN SPOREN NAAR VEREENVOUDIGING
6.1
Inleiding
Om de administratieve lasten van de statistiekverplichtingen te verminderen alsook de knelpunten zoals besproken in vorig hoofdstuk aan te pakken, formuleren we in dit hoofdstuk een aantal suggesties. Het zijn geen in detail uitgewerkte concrete vereenvoudigingsvoorstellen, maar 10 sporen naar vereenvoudiging. We hebben ons daarbij ook laten inspireren door vereenvoudigingsinitiatieven die in het buitenland worden genomen, bijvoorbeeld in Nederland (zie Box 9). We formuleren deze voorstellen rekening houdend met volgende uitgangspunten en context-elementen: 1. Vooreerst: De overheid heeft goede statistieken nodig voor het voeren van een goed beleid. Ze kunnen helpen om de gepaste maatregelen te identificeren en de uitvoering van die maatregelen te evalueren. Niet alleen de overheid maar ook andere instanties zijn gebaat met betrouwbare statistieken, zo bijvoorbeeld ook de sectorfederaties en de bedrijven zelf. Sommige (quasi-)statistiekverplichtingen vinden overigens hun oorsprong in initiatieven van sectororganisaties. Dat is bijvoorbeeld het geval met de maandelijkse conjunctuurenquêtes van de Nationale Bank. Ook de statistiek van de exploitatie ven de bioscoopzalen is er destijds gekomen op initiatief van de sector. De noodzaak aan goede statistieken stellen we dus niet in vraag. Wel verdient het perspectief van de administratieve lasten meer aandacht en moet naar een juiste balans met de wetenschappelijke betrouwbaarheid van die statistieken worden gestreefd. Overigens hoeft administratieve vereenvoudiging niet ten koste te gaan van die wetenschappelijke betrouwbaarheid. Beiden kunnen elkaar zelfs versterken. Het maximaal gebruik van administratieve bronnen bijvoorbeeld zal ons inziens de kwaliteit van de statistieken ten goede komen. 2. Aansluitend bij het voorgaande punt, alsook bij gesignaleerde knelpunten, stellen we voor om niet administratieve vereenvoudiging, maar ook naar een bedrijven zodat de kosten-baten balans evenwichtiger
de in vorig hoofdstuk alleen te streven naar betere “return” voor de wordt.
3. Tenslotte moet worden erkend dat ADSEI en de NBB de laatste jaren reeds inspanningen geleverd hebben om de statistiekverplichtingen te vereenvoudigen. De vereenvoudiging van de structuurenquête in 2003 is daar een voorbeeld van. Momenteel worden nog een aantal vereenvoudigingen voorbereid, met name van de PRODCOM-enquête, van de landbouwstatistieken (buiten de scope van deze studie), van de structuurenquête en van de loonstructuurenquête en de loonkostenenquête. De resultaten hiervan zijn nog niet bekend. Tevens krijgt de problematiek van de administratieve lasten verbonden aan statistiekverplichtingen ook op Europees niveau veel aandacht. De EC publiceerde op 14 november 2006 een Mededeling betreffende verlichting van
35
de responslast, vereenvoudiging en prioritering op het gebied van communautaire statistieken. De voorgenomen maatregelen zijn gericht op 4 pijlers: − − − −
alle communautaire statistische wetgeving screenen; trends in IT-technologie exploiteren; de kansen grijpen die worden geboden doordat Europese aggregaten ten opzichte van de nationale indicatoren voortdurend aan belang winnen en ten volle de mogelijkheden exploiteren die worden geboden door statistische enquêtes door administratieve bronnen te vervangen.
Tot de prioriteitsdomeinen voor vereenvoudiging behoren onder andere Intrastat (zie box 6), de structurele bedrijfsstatistieken en Prodcom. De resultaten van dit onderzoek wijzen erop dat deze inspanningen moeten worden voortgezet en zelfs versterkt. De voorgestelde sporen voor vereenvoudiging zijn dan ook een aansporing om op de ingeslagen weg verder te gaan. Box 6: Intrastat en het “single flow” systeem
Momenteel wordt bij de statistieken over handel tussen de EU-lidstaten gebruikgemaakt van een systeem waarbij elk land zowel invoer- als uitvoerstromen meldt. Elke stroom wordt dus twee keer gemeld. Een “single flow”-systeem betekent dat nog enkel gerapporteerd wordt door de uitvoerders. De gegevens over de Intrastat-invoer worden dan bij de statistiekinstellingen van de andere EU-landen gehaald (export van land A naar land B is immers import van land B naar land A). Hoewel hierdoor het aantal Intrastat-aangiften substantieel kan worden gereduceerd, is de invoering van een dergelijk systeem zeker niet eenvoudig omdat bij het spiegelen van de handelsstromen zoals ze nu uit de aangiften blijken (allicht als gevolg van verschillen in methodes van gegevensverzameling, van gegevensverwerking en van individuele rapportering door de bedrijven die met elkaar handel drijven), grote verschillen bestaan tussen de lidstaten. Denemarken, België en Nederland (de COBRA-groep) zijn de voortrekkers van deze vereenvoudiging.
6.2
Sporen naar vereenvoudiging
1. Schrappen van statistiekverplichtingen De meest effectieve manier om administratief te vereenvoudigen is het schrappen, integraal of gedeeltelijk, van administratieve verplichtingen. Ook voor de statistiekverplichtingen pleiten we ervoor dat de ADSEI en de NBB in eerste instantie nagaan of er geen statistiekverplichtingen voor de ondernemingen geheel of gedeeltelijk kunnen worden geschrapt. Zo zijn er de laatste jaren meerdere enquêtes geschrapt door ADSEI en al dan niet vervangen door het gebruik van alternatieve bronnen. Voorbeelden zijn de Enquête naar de activiteit van de in- en uitvoerders en groothandelaars van ijzer- en staalproducten en de Enquête naar de voorraad huisbrandkolen (niet vervangen), statistiek van het zeevervoer van goederen (nu op basis van administratieve bronnen). In het bijzonder voor wat betreft de enquêtes met sectorspecifieke, typisch kleinere doelgroepen, stelt zich de vraag of deze absoluut noodzakelijk zijn. Zo is
36
de huidige enquête bij de bioscoopzalen in feite achterhaald omdat bioscoopzalen zelfs op dagelijkse basis informatie bezorgen aan sectorfederatie die op die manier over veel gedetailleerde informatie en meer to-date informatie beschikt. De vraag kan dan gesteld worden wat toegevoegde waarde is van de jaarlijkse enquête uitgevoerd door de ADSEI.
de de upde
Meer concreet pleiten we ervoor dat de wettelijke basis wordt nagegaan van alle statistiekverplichtingen en de informatie die hiervoor wordt opgevraagd bij de ondernemingen. Wanneer de wettelijke basis ontbreekt, maar ook wanneer die verouderd is en in de praktijk de opgevraagde gegevens niet of slechts beperkt worden gebruikt, moet de statistiekverplichting worden geschrapt. Een specifiek aandachtspunt hierbij is het fenomeen “goldplating” van Europese richtlijnen en verordeningen. Veel statistiekverplichtingen vinden immers hun oorsprong in Europese wetgeving. Goldplating wil zeggen dat nationale lidstaten bij de omzetting van richtlijnen of de toepassing van verordeningen verder gaan dan wat Europa hen oplegt. We pleiten voor een systematische screening van alle statistiekverplichtingen van Europese oorsprong waarbij Europa in detail voorschrijft welke en hoe de gegevens moeten worden verzameld en dit in het bijzonder voor de statistiekverplichtingen waarvoor de ADSEI bevoegd is (zie Box 7 voor de NBB-statistiekverplichtingen). Box 7: De internationale oorsprong van de NBB-statistiekverplichtingen
Uit het onderzoek is gebleken dat de meeste verplichte NBB-statistieken het gevolg zijn van internationale wetgeving . veruit het grootste deel van de statistiekverplichtingen zijn van Europese oorsprong, maar in meerdere gevallen zijn er verschillende opdrachtgevers. Een voorbeeld: wat het dienstenverkeer met het buitenland betreft (een deel van de betalingsbalans), bestaan er niet enkel de verplichtingen voor Eurostat maar tevens ook verplichtingen tegenover de OESO en het IMF. Concreet is het zo dat Eurostat, de OESO en het IMF elk hun onderverdelingen vragen, met soms verschillende frequenties, geografische details en andere parameters (stromen of stocks, enkel saldi of brutostromen, licht andere definities voor dezelfde rubrieken, …). In het geval van de betalingsbalansstatistieken bepaalt de internationale wetgeving enkel welke informatie door de landen moet worden verstrekt. De opdrachtgever geeft wel de indelingen, de frequentie en de snelheid die hij wenst, maar laat het aan de lidstaat over om dat op zijn eigen manier te organiseren. M.a.w., over de wijze waarop de informatie moet worden verzameld (bvb steekproef of exhaustief) wordt niets opgelegd. Om zich toch in te dekken voorziet de internationale instelling in de reglementering wel een algemene bepaling dat de gegevens van goede kwaliteit moeten zijn.(m.a.w.: de resultaten moeten de werkelijkheid zo getrouw mogelijk weerspiegelen). Af en toe beslissen de internationale instellingen om audits uit te voeren en komen ze bij de statistische instelling ter plaatse kijken hoe een of andere statistiek wordt georganiseerd. In de andere gevallen (Intrastat , jaarrekeningen en sociale balans) is wel precies bepaald wat er moet opgevraagd worden en op welke wijze. De analyse heeft uitgewezen dat er in hoofde van de NBB geen sprake is van overshooting (detail van gevraagde gegevens is niet groter dan noodzakelijk, geen overbevraging, geen hogere periodiciteit dan nodig, geen goldplating).
37
2. Maximaal gebruik van authentieke bronnen Aansluitend bij het principe van éénmalige gegevensopvraag stellen we een systematische screening voor van alle statistiekverplichtingen op de mogelijkheid van het gebruik van authentieke bronnen. De meeste mogelijkheden bieden administratieve bronnen zoals de gegevensbanken van de RSZ, het KBO en de BTW. De structuurenquête en de sociale balans zijn twee statistiekverplichtingen die hier prioritair in aanmerking voor komen. Soms worden in statistiekenquêtes gegevens opgevraagd volgens een definitie die net iets anders is dan die van de gegevens beschikbaar in de administratieve bronnen (voorbeelden: gegevens op het niveau van een individuele werknemer versus het niveau van een lokale eenheid, ondernemings- versus vestigingsniveau, VTE versus hoofden, …). Dit is geen excuus om deze gegevens dan toch maar aan de bedrijven te vragen. Er moet in tegendeel gestreefd worden naar een harmonisatie en afstemming van de definities. Voor de identificatie van de bedrijven moet ook systematisch gebruik worden gemaakt van het ondernemingsnummer, waarbij andere identificatiegegevens alsook de profielkenmerken zoals tewerkstellings- en omzetgegevens uit de administratieve bronnen kunnen worden gehaald. 3. Intelligent gebruik van ICT-mogelijkheden Momenteel bestaan er niet alleen verschillende rapporteringskanalen (papier, diskette, e-mail, internet), maar ook verschillende rapporteringssystemen. Bij de NBB bijvoorbeeld is er IDEP voor buitenlandse handel, CSSR voor de aangiftes van de betalingsbalansenquêtes en een XBRL- applicatie voor de jaarrekening. Het lijkt aangewezen de NBB te vragen om al die informatie via één enkel, hedendaags en gebruiksvriendelijk, systeem te verzamelen. Het beveiligde internetsysteem “Central Server for Statistical Reporting” (dat voor betalingsbalansdoeleinden wordt gebruikt) is in dit verband misschien een goede kandidaat (zie box), maar op voorwaarde dat daarbij ook naar de XBRL-taal wordt overgeschakeld. Dit spoor overstijgt trouwens de NBB-rapporteringen. Nog veel beter is dat de ADSEI en de NBB één en hetzelfde systeem zouden gebruiken. We merken hierbij op dat het gebruik van electronische formulieren en online applicaties niet steeds de voorkeur wegdraagt van de ondernemingen. Die hebben soms nog liever een papieren formulier of een elektronische invulbaar formulier waarop ze, op een ogenblik waarop het hun schikt, de gegevens kunnen invullen, of dat ze kunnen doorgeven aan een andere collega om het verder in te vullen. Een elektronisch formulier moet minstens hetzelfde gebruiksgemak hebben en 24 uur op 24 ingevuld kunnen worden. Ook bleek uit de enquête dat de verzending van de gegevens vaak slechts een minimaal deel van de totaal bestede tijd uitmaakt en dat er relatief weinig verschillen zijn qua tijdsbesteding of een enquête manueel dan wel elektronisch wordt doorgestuurd (indien een kant-en-klare enveloppe bij het de enquête wordt gevoegd).
38
Box 8: Wat is CSSR ?
CSSR staat voor “Central Server for Statistical Reporting”. Het is een informaticatoepassing die via internet werkt en die het mogelijk maakt gegevens uit te wisselen tussen de bedrijven en de NBB. Voor alle rapporteringen in het kader van de betalingsbalansstatistieken is er een uniek internetadres. Voor de gegevenstransfer beschikt de onderneming over meerdere mogelijkheden: - on-line inbreng; - opladen van vlakke bestanden in CSV-formaat; - opsturen van niet-beveiligde bestanden per e-mail; - opladen van XML-bestanden. Naargelang het volume van de bestanden draait de toepassing synchroon (met onmiddellijke validatie) of asynchroon (met uitgestelde validatie). De bedrijven krijgen online of per e-mail een validatieattest dat de kwaliteit van de aangiften bevestigt. De toegang tot CSSR is beveiligd met een paswoord of een elektronisch certificaat (naar keuze van de gegevensverstrekker). De toepassing is meertalig (NL, FR, EN, DE) en er moet geen enkele software worden geïnstalleerd. De gegevensverstrekker kan op elk ogenblik zijn rapportageverplichtingen opvolgen via een controle-panel: die bevat een stand van zaken met de reeds ingevulde gegevens, de nog te verstrekken informatie en de in uitvoering zijnde rapporteringen (bv tabellen die reeds deels zijn ingevuld). Daarnaast wordt ook aangegeven hoeveel dagen er nog resteren voor het indienen van de aangifte (of hoeveel dagen er al vertraging zou zijn). De toepassing maakt het dus mogelijk dat de aangiften in verschillende stadia en door verschillende personen in een bedrijf worden uitgevoerd. De interne organisatie in het bedrijf moet m.a.w. niet worden gewijzigd: de informatie moet niet noodzakelijk worden gecentraliseerd alvorens te worden overgemaakt aan de NBB
4. Kleinere populaties en steekproeven De eerste drie sporen ambiëren als effect dat de benodigde tijd voor de naleving van hun statistiekverplichtingen door ondernemingen vermindert. Dit spoor werkt in op het aantal ondernemingen dat aan de statistiekverplichtingen is onderworpen, met name door de populaties dan wel de steekproeven te verkleinen. We pleiten ervoor om alle statistiekverplichtingen systematisch te screenen op de mogelijkheden daartoe. Daarbij moet de juiste afweging worden gemaakt met de wetenschappelijke betrouwbaarheid van de resultaten. Die betrouwbaarheid is uiteraard van groot belang, maar mag niet als een absoluut criterium gelden. Wanneer men een substantiële vermindering kan realiseren van de administratieve lasten waarvoor de opoffering in termen van statistische betrouwbaarheid binnen de perken blijft, dan moet voor de administratieve vereenvoudiging worden gekozen. Dit vergt misschien wel een mentaliteitswijziging bij diegenen die de methodologieën
39
bepalen. Een mooi voorbeeld hiervan zijn de achtereenvolgende omzetdrempelverhogingen voor de Intrastat-aangiften waardoor veel minder ondernemingen aangifte moeten doen (tien jaar geleden nog ruim 27.000 aangevers, vandaag nog 18.500 aangevers). Voor statistiekverplichtingen op basis van steekproeven kan specifiek voor KMO’s het systeem van enquête-vakantie worden overwogen. Het idee is dat KMO’s die een statistiekverplichting invullen, de jaren erna worden vrijgesteld van deze statistiekverplichting. Dit systeem zal worden geïmplementeerd in Nederland (zie ook Box 9). Een bedenking hierbij is dat ondernemingen zich soms intern organiseren om een statistiekverplichting in te vullen en er ook leereffecten optreden wanneer een onderneming enkele keren deelneemt. Om die leereffecten toch te capteren, zou men er kunnen voor opteren dezelfde ondernemingen enkele jaren achter elkaar te laten invullen (en niet slechts één jaar), waarna ze voor langere tijd buiten schot blijven (een roterend panel). Noteer dat dit systeem de globale administratieve lasten niet doet dalen, maar wel een eerlijkere verdeling als gevolg heeft van de globale administratieve lasten over de ondernemingen. Voor statistiekverplichtingen waar de populaties en/of de rapporteringsfrequentie functie zijn van omzetdrempels, pleiten we voor een systematische indexatie van die drempels. Tevens stellen we voor dat een onderneming pas wanneer ze drie jaar achter elkaar de omzetdrempel overstijgt, tot de populatie gaat behoren die op basis van die omzetdrempel wordt bepaald. Op die manier wordt vermeden dat ondernemingen die door uitzonderlijke éénmalige omstandigheden de omzetdrempel overstijgen, toch aan de statistiekverplichting worden onderworpen. Ook zouden de ADSEI en de NBB moeten samenwerken en een systeem uitwerken om te vermijden dat een KMO zowel in een steekproef van de ADSEI als in een van de NBB voorkomt. Hierdoor vermijdt men dat individuele ondernemingen te zwaar belast worden indien zij meerdere enquêtes moeten invullen. Dit zal ook veel irritatie wegnemen omdat nu vaak het gevoel heerst dat er ‘nog maar eens een enquête extra bijkomt …’. 5. Periodiciteit verminderen Aansluitend bij voorgaand spoor, pleiten we er ook voor om alle statistiekverplichtingen systematisch te screenen op de mogelijkheid om de periodiciteit te verminderen. Dit wil zeggen dat er in plaats van op kwartaalbasis bijvoorbeeld op jaarbasis wordt gerapporteerd. Opnieuw moet hierbij de juiste afweging worden gemaakt met de wetenschappelijke betrouwbaarheid van de resultaten. Zo wordt op dit moment voor de statistiek over het goederenvervoer over de weg op wekelijkse basis een steekproef van ongeveer 1000 voertuigen getrokken. Grote transporteurs kunnen op die manier meerdere enquêteformulieren per week ontvangen. Vermits het invullen van de formulieren quasi volledig manueel dient te gebeuren en relatief tijdsintensief is, lopen de bevraagde actoren al snel achterstand op indien er in drukke periodes prioriteit wordt gegeven aan de eigenlijke bedrijfsvoering ten opzichte van het vervullen van de statistiekverplichtingen. Men kan zich terecht de vraag stellen of een dergelijke intensieve bevraging op wekelijkse basis werkelijk nodig is.
40
6. Voorkomen is beter dan genezen: evaluatie ex ante Omwille van wijzigende informatiebehoeften, zullen er (hopelijk) statistiekverplichtingen verdwijnen, maar meer dan waarschijnlijk ook nieuwe bijkomen. De ADSEI en de NBB weten in een vroeg stadium welke de plannen terzake zijn van de internationale instellingen. We pleiten ervoor dat zij hierover communiceren met de ondernemingswereld, bijvoorbeeld via het VBO, in een regelmatig overlegplatform. Indien wenselijk kan deze laatste trachten de politieke wereld er van te overtuigen dat de kosten niet opwegen tegen de baten en de statistiekverplichting beter niet wordt ingevoerd (de Europese statistieken worden vastgelegd in verordeningen die door het Europees Parlement worden goedgekeurd). Wanneer de statistiekverplichting er toch komt, dan kan in onderling overleg met de ADSEI en de NBB, gezocht worden naar de meest efficiënte organisatie van de nieuwe statistiekverplichting. Daarbij kan dan bijvoorbeeld gekeken worden naar het gebruik van authentieke bronnen om aan de statistiekverplichting te voldoen, naar de noodzakelijke omvang van de steekproef, de noodzakelijke periodicteit, … om tot een goede balans te komen tussen de administratieve lasten voor de ondernemingen en de betrouwbaarheid van de statistieken. 7. Genezen is beter dan ziek te blijven: evaluatie ex post Naast een evaluatie ex ante van mogelijke nieuwe statistiekverplichtingen, pleiten we ook voor een evaluatie ex post van recent ingevoerde of gewijzigde statistiekverplichtingen. Dit gebeurt opnieuw best in een regelmatig overlegplatform met de ondernemingen (via het VBO). Bedoeling moet vooral zijn om de concrete implementatie met een betrokkenheid van de ondernemingen kritisch te evalueren. We denken daarbij bijvoorbeeld aan de communicatie naar de ondernemingen toe, de wijze waarop de ondernemingen de gevraagde gegevens kunnen overmaken, de feedback met betrekking tot de resultaten, enz … Meer concreet pleiten we voor zulk een evaluatie ex post van de gewijzigde betalingsbalansenquêtes. In het verleden was het zo dat de gegevens voor de opmaak van de betalingsbalans werden opgevraagd bij de banken. Die verzamelden op hun beurt deze gegevens bij de bedrijven. Concreet moesten de bedrijven in principe bij elke verrichting met het buitenland hun bank informeren over de aard van deze verrichting via bepaalde codes. In de praktijk was het zo dat de banken, die hun klanten-bedrijven kennen, vaak zelf deze codes toevoegden zodat de administratieve lasten voor de bedrijven heel beperkt waren. De recente wijziging waarbij de bedrijven deze betalingsbalansinformatie nu zelf rechtstreeks aan de overheid moeten bezorgen is een gevolg van het feit dat de banken geen bijkomende kosten meer zullen mogen aanrekenen voor internationale bankverrichtingen binnen de EU. Het uitvoeren van deze Europese bankverrichtingen mag bijgevolg aan de banken zelf ook niet meer kosten in vergelijking met de uitvoering van nationale transacties. Daarom kunnen de banken niet langer verplicht worden de betalingsbalansgegevens te verzamelen en aan de NBB te bezorgen. In termen van administratieve lasten is deze wijziging evenwel niet neutraal. Vroeger waren in de praktijk de administratieve lasten voor de niet-financiële ondernemingen heel beperkt terwijl de banken zich intern goed hadden georganiseerd om deze informatie te verzamelen en over te maken, waardoor de administratieve lasten ook voor hen eerder beperkt waren. Nu hebben de banken
41
weliswaar geen administratieve lasten meer, maar moeten vele individuele bedrijven de informatie verzamelen en overmaken. Omdat het voor deze individuele bedrijven veel minder loont zich hierop te organiseren, gaat dit gepaard met hogere administratieve lasten. Een kritische evaluatie van deze nieuwe gegevensverzameling dringt zich daarom op. 8. Verhoogde return De administratieve lasten van de statistiekverplichtingen moeten maximaal worden beperkt. Maar complementair met de voorgaande sporen naar administratieve vereenvoudiging, pleiten we er ook voor de “return” naar de bedrijven toe te maximaliseren. Deze return kan bijvoorbeeld bestaan in een ondernemingsdossier waarin het eigen bedrijf wordt vergeleken met het gemiddelde van de sector waartoe het behoort in zijn geheel door middel van een benchmarkrapport. Daarom stellen we voor dat de ADSEI en de NBB, voor alle statistiekverplichtingen waar deze mogelijkheid nog niet bestaat, nagaan of dit toch niet haalbaar én interessant zou zijn voor de bedrijven. Dit gebeurt best in overleg met de bedrijven, om zo goed mogelijk aan te sluiten bij hun behoeften en verwachtingen. Voor statistiekverplichtingen waar deze mogelijkheid al wel bestaat, moet worden nagegaan of deze return is afgestemd op de behoeften van de ondernemingen. Deelnemers aan de Intrastat-enquête bijvoorbeeld krijgen momenteel een exceltabel met het marktaandeel tijdens het meest recente kwartaal. Om het verloop van hun “concurrentiepositie” te kunnen volgen zou het misschien meer aangewezen zijn een historische reeks te tonen. Tenslotte pleiten we er ook voor deze ondernemingsdossiers gratis te maken wanneer dat nog niet het geval is, in het bijzonder wanneer gegevensverstrekkers door een steekproef worden gekozen en dus meer administratieve lasten hebben dan vergelijkbare ondernemingen die buiten schot zijn gebleven. 9. Communicatie, communicatie, communicatie Het vervullen van hun statistiekverplichtingen levert de ondernemingen aanzienlijke administratieve lasten op, maar gaat ook gepaard met een grote irritatie. Administratieve vereenvoudiging zal zeker een deel van deze irritatie wegnemen, maar een betere communicatie is eveneens noodzakelijk. Die moet in het bijzonder betrekking hebben op o.a. de volgende aspecten:
het waarom van de statistiekverplichting
Elk enquêteformulier moet duidelijk aangeven waarom de overheid wil beschikken over de gegevens die ze van de ondernemingen vraagt. Een verwijzing naar de wettelijke grondslag, vaak van Europese oorsprong, is daarbij absoluut onvoldoende. De overheid moet heel concreet aangeven wat het belang is van de specifieke statistiekverplichting en liefst met voorbeelden illustreren wat er met de gegevens gebeurt en waartoe ze dienen. Het moet eveneens duidelijk gemaakt worden waarom deze gegevens niet uit andere bronnen kunnen worden gehaald.
de beschikbaarheid van de resultaten
Wanneer de resultaten bekend zijn, moeten de respondenten hiervan op de hoogte worden gebracht. De vermelding in het enquêteformulier dat de resultaten zullen beschikbaar zijn en publiek gemaakt op een website volstaat niet. Het moet toch mogelijk zijn om, bijvoorbeeld via email, de respondenten feitelijk te
42
verwittigen wanneer en waar de resultaten beschikbaar zijn. Een stap verder zou er in kunnen bestaan de deelnemende bedrijven die dat wensen de statistieken zelf systematisch te bezorgen, indien mogelijk zelf tegelijkertijd met of net voor de publicatie voor het grote publiek.
de mogelijkheden voor individuele benchmarkrapporten
Wanneer de mogelijkheid bestaat voor ondernemingen om een individueel benchmarkrapport te krijgen, moet dat ook bekend zijn bij die ondernemingen en in het bijzonder bij die personen binnen de ondernemingen die in dit ondernemingsdossier kunnen geïnteresseerd zijn. Omdat dit niet noodzakelijk de personen zijn die de statistiekverplichtingen invullen, moeten de gepaste communicatiekanalen worden gebruikt die ruimer gaan dan alleen een vermelding van de mogelijkheid op de enquêteformulieren zelf. Ook in dit verband lijkt een systematisch overlegplatform tussen de ADSEI, de NBB, het VBO (en haar sectororganisaties) een geschikte weg om de boodschap uit te sturen. 10. Een ambitieuse reductiedoelstelling waarvan de realisatie wordt opgevolgd Tenslotte stellen we voor dat de ADSEI en de NBB een voldoende ambitieuse reductiedoelstelling formuleren om de administratieve lasten van de statistiekverplichtingen te verminderen. Een reductie met 25 % lijkt ons minimaal, in het licht ook van de ambities die de Europese Commissie heeft inzake administratieve vereenvoudiging alsook van gerealiseerde reducties in het buitenland. Om de realisatie van die doelstelling op te volgen stellen we de introductie voor van een enquêtebarometer die op jaarbasis de administratieve lasten meet. Dat kan op een eenvoudige manier, zonder (veel) bijkomende administratieve lasten, door de invuller van de statistiekenquêtes op het einde de vraag te stellen hoeveel tijd hij heeft besteed aan de verzameling, eventuele bewerking en controle van de gevraagde gegevens en het invullen en indienen van het (elektronisch) formulier. Uiteraard moeten de resultaten hiervan publiek worden gemaakt. Box 9: De aanpak in Nederland
In Nederland worden de administratieve lasten van statistiekverplichtingen geschat op ongeveer 0,15% van de totale administratieve lasten. Dit is een eerder klein percentage maar niettemin staan statistiekverplichtingen wel hoog genoteerd in de “irritatie top 10”. Reden is waarschijnlijk dat de invullers van statistiekverplichtingen, typisch werkzaam in de financiële of boekhoudafdeling van een bedrijf, er vaak het nut niet van inzien. Omgekeerd zijn de personen binnen een bedrijf die waarschijnlijk wel de meerwaarde inzien van goede statistieken, ook voor de eigen bedrijfsvoering, niet bezig met het invullen van de statistiekenquêtes. Deze verklaring kan opgaan in grotere ondernemingen maar minder in kleine ondernemingen waar het meestal toch om één en dezelfde persoon gaat.
43
Het Centraal Bureau voor de Statistiek meet elk jaar de “enquêtedruk” die gepaard gaat met de statistiekverplichtingen. Ze doet dat op basis van de informatie die ze verzamelt door aan de statistiekenquêtes enkele vragen toe te voegen omtrent de tijd die de invullers hebben nodig gehad voor het invullen van de statistiek in kwestie. Sinds 2002 gebeurt deze meting jaarlijks. De totale enquêtedruk voor het Nederlandse bedrijfsleven werd op die manier ingeschat op 26,9 mio € in 2002. Voorlopige cijfers komen voor 2006 uit op 19,9 mio € hetgeen een daling impliceert van ongeveer 26 %. De grootste reducties werden evenwel gerealiseerd vóór 2002 want in 1994 bedroegen de administratieve lasten nog ongeveer 67 mio €. Ondanks deze forse reducties, blijft het CBS, mede omwille van de grote politieke aandacht voor administratieve lasten in Nederland, streven naar verdere vereenvoudigingen. De volledige vrijstelling van KMO’s met minder dan 100 werknemers is daarbij een brug te ver, hoewel er al meerdere moties in die zin werden ingediend bij de 2de Kamer. Het CBS is evenwel tegen deze verregaande maatregel omdat die de betrouwbaarheid van de Nationale Rekeningen in het gedrag zou brengen en Nederland ook niet meer zou kunnen voldoen aan haar Eurostat-verplichtingen. Een aantal andere initiatieven zijn momenteel wel in voorbereiding of recent geïmplementeerd. De enquête-vakantie is een maatregel die gericht is op een eerlijkere verdeling van de administratieve lasten verbonden aan statistiekverplichtingen onder de KMO’s waarbij een steekproef wordt getrokken. Het idee is dat KMO’s die een statistiekverplichting invullen, de jaren erna worden vrijgesteld van deze verplichting. Tevens zal een onderneming, wanneer ze in een bepaald jaar tot de steekproef behoort voor één statistiekverplichting, niet meer tot een andere steekproef kunnen behoren in datzelfde jaar (“anti-stapeling”). Beide regels zullen als dusdanig de globale administratieve lasten niet doen dalen, maar wel een eerlijkere verdeling als gevolg hebben. Beide maatregelen zullen naar verwachting worden geïmplementeerd in december 2007 wanneer de steekproeven worden getrokken voor 2008, althans voor de statistiekverplichtingen die hiervoor in aanmerking komen. Dit is bijvoorbeeld niet het geval voor de verplichtingen inzake de internationale handel. Deelname is voor deze statistiekverplichtingen immers onafhankelijk van de grootte in termen van tewerkstelling, maar of men bepaalde omzetdrempels overschrijdt of niet. De introductie van XBRL is een andere maatregel die overigens niet alleen uitgaat van het CBS. XBRL is een op XML (EXtensible Markup Language) gebaseerde open standaard voor het samenstellen en elektronisch uitwisselen van business rapportages en gegevens via het internet. Om met de XBRL-taal te kunnen communiceren is een “taxonomie” nodig, een grammatica en een woordenschat waarin alle financiële gegevens zijn opgenomen. Deze taxonomie werd in Nederland gezamenlijk ontwikkeld door de Ministeries van Justitie en Financiën. Het ontbreken van een algemene standaard voor het uitwisselen van deze gegevens beperkt immers de mogelijkheden om deze gegevens op eenvoudige wijze te verzamelen, elektronisch uit te wisselen, te analyseren en zonodig nader te bewerken. Dat is ook het geval met de informatie die de overheid van de ondernemingen vraagt, o.a. in het kader van de statistiekverplichtingen. XBRL biedt hiervoor een oplossing. Immers, wanneer overheid en ondernemers gebruik maken van dezelfde rapportagetaal, worden verschillen in definities en het steeds opnieuw vragen van dezelfde of gelijkaardige gegevens voorkomen.
44
De Nederlandse overheid is sinds 1 januari 2007 in staat om met de bedrijven in XBRL-taal te communiceren als het gaat om de jaarrekening, enkele belastingsaangiften en de meeste statistiekverplichtingen. Een ander spoor dat het CBS volgt is een verbetering van de communicatie en dit vooral om de irritatie te verminderen. Enerzijds wil het CBS beter communiceren omtrent de redenen waarom de informatie wordt verzameld. Anderzijds wil het CBS de return verhogen naar de deelnemers aan de enquêtes door terug te koppelen naar de deelnemers met een individueel benchmarkingsrapport. De reacties op de eerste initiatieven in dit verband zijn positief waarbij ook ondernemingen de stap zetten naar het CBS voor bijkomende informatie. Dit systematisch streven naar een administratieve vereenvoudiging van de statistiekverplichtingen moet worden verzoend met de bekommernissen inzake wetenschappelijke betrouwbaarheid van de resulterende statistieken. Dit is niet steeds eenvoudig en vergde een cultuuromslag in een instelling die van nature vooral begaan is met de wetenschappelijke betrouwbaarheid. Bron:
op basis van deskresearch en een interview met G. Timmermans, verantwoordelijke administratieve lasten CBS
45
BIJLAGE 1:
RESULTATEN INVENTARISATIE
1 Jaarlijkse enquête naar de structuur en de verdeling van de lonen (SES)
Fiche
Titel
Jaarlijkse enquête naar de structuur en de verdeling van de lonen (SES)
Omschrijving/ doelstelling
Sinds 1999 voert de Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie van de FOD Economie jaarlijks een onderzoek uit naar de structuur en de verdeling van de lonen.
De resultaten van deze verplichte enquête worden gebruikt als hulpmiddel bij het vaststellen, volgen en evalueren van het economisch, sociaal en arbeidsmarktbeleid, dit zowel in regionale en nationale als in internationale context. Ze levert ook gegevens voor de vierjaarlijkse statistieken over de structuur en de verdeling van de lonen, voorgeschreven door een EUverordening in alle Lidstaten.
Verordening (EG) Nr. 530/1999 Van de Raad van 09/03/1999 betreffende structuurstatistieken van lonen en loonkosten
Verordening (EG) 1916/2000 van de Commissie van 08/09/2000 houdende uitvoering van Verordening (EG) nr. 530/1999 van de Raad betreffende structuurstatistieken van lonen en loonkosten, wat de definitie en de indiening van gegevens over de loonstructuur betreft
Verordening (EG) nr. 698/2006 van 05/05/2006 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 530/1999 van de Raad, wat de kwaliteitsbeoordeling van de structuurstatistieken van de loonkosten en lonen betreft
Koninklijk besluit van 17/02/2000 betreffende een jaarlijkse steekproefenquête naar de structuur en verdeling van de lonen
ADSEI
Wettelijke grondslag
Bevragende instantie
46
Gevraagde gegevens
Algemene gegevens over de werknemers voltijds/deeltijds, aantal vakantiedagen)
Arbeidstijd en betalingsperiode
Gegevens op het niveau van de lokale eenheid
Wijze van bevraging
Papieren formulier of elektronische aangifte
Bevraagde bedrijven
Ondernemingen met ten minste 10 werknemers, ingedeeld naar grootte en naar belangrijkste economische activiteit
Aantal bevraagde bedrijven: 8.000 (steekproef 8%)
Periodiciteit
Jaarlijkse bevraging in januari
Return bedrijven
Publicatie op website www.statbel.fgov.be
Recente wijzigingen
Zie lager
loongegevens
voor
een
(aantal,
bepaalde
Wettelijke grondslag
De Verordening nr. 530/1999 van de Raad van 9 maart 1999 en de Verordening nr. 698/2006 van de Raad vormen de wettelijke basis. Deze regelgeving werd omgezet door o.a. het Koninklijk besluit van 17 februari 2000 betreffende een jaarlijkse steekproefenquête naar de structuur en verdeling van lonen. Deze jaarlijkse enquête levert ook de gegevens voor de vierjaarlijkse statistieken over de verdeling van de lonen EU verordening voorgeschreven in alle lidstaten. Overtredingen worden opgespoord, vervolgd en gestraft overeenkomstig de artilkelen 19 tot 23 van de statistiekwet.
Gevraagde gegevens
Gedetailleerde informatie betreffende de werknemers en hun loon- en arbeidsduurgegevens voor de maand oktober, alsmede enkele vragen betreffende de lokale eenheid. De te verzamelen informatie heeft meer bepaald betrekking op: 1) De karakteristieken van de lokale eenheid waartoe de werknemers in de steekproef behoren (DEEL B) : -
RSZ inschrijvingsnummer;
-
Contactpersoon;
-
de omvang van de onderneming waartoe de lokale eenheid behoort;
-
de voornaamste activiteit (vooraf ingevuld);
-
de vorm van economische en financiële controle;
-
de aard van de van kracht zijnde collectieve arbeidsovereenkomst(en);
-
het aantal werknemers in dienst (totaal, voltijds, deeltijds);
47
-
het aantal conventionele vakantiedagen per werknemer en per jaar (arbeiders/bedienden).
2) De algemene gegevens van de individuele werknemer in de steekproef (DEEL A): -
rijksregisternummer;
-
datum indiensttreding;
-
datum uitdiensttreding;
-
de aard van de arbeidsovereenkomst;
-
het beroep volgens de internationale standaardclassificatie van beroepen;
-
het onderwijs- of opleidingsniveau.
3) De informatie aangaande de arbeidstijd en de loongegevens per werknemer betreffende een betalingsperiode in oktober (DEEL A) : -
-
ARBEIDSTIJD o
De betalingsperiode;
o
de conventionele wekelijkse arbeidsduur;
o
het totale aantal volledig betaalde uren gedurende de betalingsperiode;
o
het aantal werkelijk gepresteerde en volledig betaalde overuren;
o
het aantal niet-gepresteerde volledig betaalde uren (wegens ziekte);
o
het aantal niet-gepresteerde volledig betaalde uren (wegens andere afwezigheid);
o
Het aantal niet-gepresteerde niet of niet voor 100 % betaalde uren.
o
het totale brutoloon voor de betalingsperiode;
o
het loon voor de overuren;
o
de premies voor ploegenarbeid, nachtarbeid, werk tijdens het weekeinde;
o
prestatieloon, rendementspremies, premies voor stukwerk, commissielonen etc…
LOON
Wijze van bevraging
Aangifte hetzij schriftelijk (vragenlijst van ambtswege toegezonden) of elektronisch. Informatie over de elektronische aangifte, de te volgen stappen en
48
de controleboodschappen kunnen teruggevonden worden in de ‘Handleiding voor het invullen van de jaarlijkse loonenquête via het Excel-bestand'.
Bevraagde bedrijven
De te verstrekken gegevens en het opstellen van de statistieken hebben betrekking op de werknemers, onderworpen aan de sociale zekerheid, tewerkgesteld in lokale eenheden van ondernemingen met ten minste 10 werknemers, ingedeeld naar grootte en naar belangrijkste economische activiteit. De statistieken omvatten alle economische activiteiten die vallen onder volgende secties van de statistische nomenclatuur van economische activiteiten in de Europese Gemeenschap (NACE): -
C (Winning van delfstoffen);
-
D (Industrie);
-
E (Productie en distributie van elektriciteit, gas en water);
-
F (Bouwnijverheid);
-
G (Groothandel en detailhandel; reparatie van auto's, motorrijwielen en consumentenartikelen);
-
H (Hotels en restaurants);
-
I (Vervoer, opslag en communicatie);
-
J (Financiële instellingen);
-
K (Exploitatie van en handel in onroerend goed, verhuur en zakelijke dienstverlening);
In een eerste stap worden lokale eenheden, afhangend van een onderneming met 10 of meer werknemers en behorend tot het in artikel 3 van het KB beschreven waarnemingsgebied, geselecteerd uit de lijst van bestaande lokale eenheden. Deze lijst wordt gestratificeerd volgens drie gecombineerde criteria : de regio, de grootte gebaseerd op het aantal werknemers en de economische activiteit. In een tweede stap wordt voor elk van de geselecteerde lokale eenheden een toevalssteekproef van werknemers genomen. Het steekproefpercentage voor een bepaalde lokale eenheid is gedetermineerd door de grootte van deze lokale eenheid.
Recente wijzigingen
De in het koninklijk besluit van 17 februari 2000 voorgeschreven informatie wordt verzameld door een combinatie van een vragenlijst en een koppeling aan reeds beschikbare administratieve gegevens. De informatie in de Sociale Balans voldoet niet aan de noden van dit onderzoek, enerzijds omdat niet op het niveau van de individuele werknemer wordt gewerkt, anderzijds omdat niet op het niveau van de lokale eenheid van de onderneming wordt gewerkt.
49
De Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid, meer bepaald de databanken van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid, voldoet echter wel gedeeltelijk aan de noden van dit onderzoek. Bij middel van Beraadslaging Nr. 99/94 van 9 november 1999 verleende het Toezichtcomité bij de Kruispuntbank een machtiging aan de RSZ om ADSEI gegevens mee te delen met het oog op deze enquête. Een belangrijk argument van ADSEI om deze toegang te krijgen, was precies de noodzakelijke administratieve vereenvoudiging. Door het overnemen van gegevens uit zowel de databank van de RSZ als het rijksregister, kan het verzamelen van de nodige informatie gebeuren met de huidige vragenlijst die uit 16 vragen per werknemer bestaat (plus het rijksregisternummer als sleutel voor de koppelingen). Zonder koppeling met deze administratieve bronnen zou de vragenlijst een 30-tal vragen omvatten. De bestaande administratieve bronnen zijn opgesteld met specifieke operationele doeleinden (bvb. het innen van de bijdragen voor sociale zekerheid), zodat de instellingen in kwestie niet alle nodige gegevens inzamelen. Hieruit volgt dat ADSEI zich voor het verzamelen van bepaalde specifieke gegevens alsnog genoodzaakt ziet over te gaan tot een -zij het gereduceerde- enquête bij de ondernemingen. In volgende tabel vindt u een overzicht van de verschillende variabelen op het niveau van de werknemer vermeld in het koninklijke besluit en de manier waarop ADSEI deze informatie bekomt.
Variabelen
Bronnen
Algemene gegevens betreffende de werknemer Geslacht
Rijksregister
Leeftijd
Rijksregister
Anciënniteit in de onderneming
Enquête, vragen A2 en A3 (gegevens bij de RSZ betreffen enkel de indiensttredingen tijdens het trimester)
Aard van de arbeidsovereenkomst: bepaalde duur, onbepaalde duur, leerling, …
Enquête, vraag A4
Aard van de arbeidsovereenkomst: arbeider/bediende
RSZ, werknemerscode
Arbeidsregeling (fulltime/parttime)
RSZ, afgeleid gegeven
Beroep volgens de internationale standaardclassificatie van beroepen
Enquête, vraag A5
Onderwijs- of opleidingsniveau
Enquête, vraag A6
Arbeidstijd- en loongegevens betreffende de betalingsperiode in de maand oktober Wekelijkse arbeidsduur
Enquête, vraag A8
Totaal aantal volledig betaalde uren
Enquête, vraag A9 (aantal uren is bij RSZ enkel beschikbaar voor deeltijdwerkers)
Aantal werkelijk gepresteerde en volledig betaalde overuren
Enquête, vraag A10
Aantal niet-gepresteerde volledig betaalde uren (wegens ziekte)
Enquête, vraag A11
Aantal niet-gepresteerde volledig betaalde uren (wegens andere afwezigheid)
Enquête, vraag A12
Aantal niet-gepresteerde niet of niet voor 100% betaalde uren
Enquête, vraag A13
Totale brutoloon voor een volledige betaalperiode
Enquête, vraag A14 Dit gegeven is in principe beschikbaar bij RSZ, maar enkel op het niveau van het trimester. Deze
50
vraag schrappen, zou betekenen dat ook de hierna volgende gegevens op het niveau van het trimester zouden moeten worden opgevraagd aangezien deze opsplitsingen bij de RSZ niet aanwezig zijn.. Lonen in verband met overwerk
Enquête, vraag A15
Speciale betalingen voor ploegenarbeid, nachtarbeid of werk tijdens het weekeinde
Enquête, vraag A16
Commissielonen, het prestatieloon en de rendementspremies
Enquête, vraag A17
Arbeidstijd- en loongegevens betreffende het jaar Afwezigheid gedurende het jaar
RSZ + berekeningen
Aantal vakantiedagen per jaar met uitzondering van de wettelijke feestdagen (bedienden)
RSZ + imputaties
Totale jaarlijkse brutoloon
RSZ + correcties voor arbeiders
Eenmalige of niet-regelmatige premies
RSZ
Bedrag van de voor de werknemer ingehouden bedrijfsvoorheffing
Schattingen op basis van algemene percentages
Bron: ADSEI
Naast de inkorting van de vragenlijst wordt ook de steekproef zo minimaal mogelijk gehouden (met als randvoorwaarde het detail waarop representatieve resultaten moeten kunnen worden gepubliceerd). De kans om geselecteerd te worden is evenredig met het aantal werknemers. Enkel lokale eenheden die 200 of meer werknemers tellen, worden exhaustief in de steekproef opgenomen. Binnen de geselecteerde lokale eenheden, neemt het aantal te selecteren werknemers dan weer af met de grootte van de lokale eenheid; om de diversiteit van de werknemers en hun lonen te kunnen capteren, volstaat een relatief beperktere steekproef van werknemers naargelang de lokale eenheid in grootte toeneemt. Tenslotte werd ook getracht de papieren formaliteiten te verminderen door aangevers de mogelijkheid te geven om via een Excel-bestand de gegevens aan ADSEI door te geven, eventueel per e-mail.
51
2
Vervoer van zaken over de weg Fiche
Titel
Statistisch onderzoek betreffende het vervoer van zaken over de weg voor eigen rekening of voor rekening van anderen (Goederenvervoer over de weg)
Omschrijving/ doelstelling
Gegevens verstrekken aan de Europese Commissie voor het vaststellen van een gemeenschappelijk vervoersbeleid
Wettelijke grondslag
EU richtlijn EG 546/78 – aangepast 462/89
Verordening EG 1172/98 van 25/05/1998
KB 13/09/1991 (BS 26/10/1991)
Bevragende instantie
ADSEI
Gevraagde gegevens
Vervoerd gewicht en tonkilometer
Indien de voertuigen de betrokken week niet op de openbare weg geweest zijn, moet slechts een beperkt aantal vragen ingevuld worden.
Wijze van bevraging
Papier
Bevraagde bedrijven
Het gaat om het goederenvervoer over de weg (op Belgisch en buitenlands grondgebied) door in België ingeschreven voertuigen met een nuttig laadvermogen van minstens 1 ton. Deze richtlijn is van toepassing op het goederenvervoer over de weg met in een Lidstaat geregistreerde voertuigen, dat plaatsvindt op het grondgebied van deze Lidstaat of tussen deze Lidstaat en een andere Lidstaat of een derde land.
Aantal bevraagde bedrijven: in totaal 120.000 voertuigen van een onbekend aantal bedrijven, waarvan er wekelijks ongeveer 1.000 nummerplaten/voertuigen (steekproef 1%) geselecteerd worden, gekozen uit het DIV wagenpark-register. In totaal worden er op die manier op jaarbasis ongeveer 50.000 voertuigen bevraagd (niet gedurende eindejaarsperiode).
Trekkers worden zeker 1 maal per jaar bevraagd
Op wekelijkse basis wordt data gevraagd van 1 referentieweek
Periodiciteit
52
Return bedrijven
Bedrijven in de enquete krijgen een overzicht van de resultaten van het vorige jaar bij hun enqueteformulier
Recente wijzigingen
Geen geïdentificeerd
Gevraagde gegevens -
Gebruik van voertuig tijdens de referentieweek
-
Aard van het vervoer (in eigen vervoer en beroepsvervoer)
-
Gegevens van het voertuig (invullen of verbeteren)
-
Voor voertuigen die gereden hebben op de openbare weg o
Totale afstand afgelegd door het voertuig (per dag, in België of buitenland)
o
Goederen per traject:
o
Aard (omschrijving) en gevaarlijkheidsgraad (ADR) van de goederen;
Hoeveelheden in kg (brutogewicht van de goederen in de vrachtwagen of in de aanhangwagen/oplegger);
Type verpakking.
Voertuig per traject:
Aantal assen, laadvermogen in kg, maximum toegelaten gewicht van de aanhangwagen/oplegger in kg;
Benuttingsgraad van de vrachtwagencombinatie;
o
Beschrijving van de rit per traject
o
Laad-en losplaatsen per traject:
Eerste laadplaats van de goederen (land/stad/gemeente) + type laadplaats;
Bij tweemodivervoer: eerste en laatste plaats waar voertuig helemaal op ander vervoermiddel/weer op de weg werd geplaatst;
laatste laadplaats van de goederen (land/stad/gemeente) + type laadplaats;
lengte van het traject met lading;
doorkruiste landen.
53
3
Enquête naar de structuur van de ondernemingen Fiche
Titel
Enquête naar de structuur van de ondernemingen (Structuurenquête)
Omschrijving/ doelstelling
Op Europees niveau vergelijkbare, volledige en betrouwbare statistieken over de structuur van de ondernemingen opstellen.
Uitstippelen economisch nationaal en gewestelijk)
Basismateriaal leveren voor opstellen nationale rekeningen.
KB van 11/05/2003 betreffende een jaarlijkse enquête naar de structuur van de ondernemingen.
Verordening (EG) nr 58/97 van de Raad van 20/12/1996 inzake structurele bedrijfsstatistieken.
Verordening (EG) nr 1893/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20/12/2006 inzake het Europees systeem van nationale en regionale rekeningen in de Gemeenschap (dient nog vertaald te worden in nationale wetgeving).
Bevragende instantie
ADSEI
Gevraagde gegevens
De activiteit, de werkgelegenheid, de opbrengsten, de kosten en de investeringen van het voorgaande boekjaar.
Wijze van bevraging
Papieren formulier of elektronische neerlegging samen met jaarrekening
Bevraagde bedrijven
Bedrijven actief in de de industrie en de bouwnijverheid, maar eveneens de handel, de horeca, het vervoer, sommige financiële diensten, alle diensten aan de bedrijven evenals een aantal sociaal-culturele diensten en gemeenschapsvoorzieningen en de dienstverlening aan personen
Aantal bevraagde bedrijven: 40.000 (steekproef 4%)
jaarlijks + vijfjaarlijks bijlagen (kaders)
Wettelijke grondslag
Periodiciteit
beleid
(Europees,
54
Return bedrijven
Ondernemingen kunnen met deze statistische gegevens hun eigen positie binnen de ganse bedrijfstak beter inschatten door bijvoorbeeld haar eigen ratio’s te vergelijken met sectorratio’s
Recente wijzigingen
Grootschalige vereenvoudiging in 2003 met vermindering aantal rubrieken en aantal bevraagde ondernemingen (zie verder)
Wettelijke grondslag
Sedert 1996 (met referentiejaar 1995) voert de Algemene Directie Statistiek jaarlijks een enquête uit naar de structuur van de ondernemingen. Daarbij wordt informatie ingezameld over de activiteit, de werkgelegenheid, de opbrengsten, de kosten en de investeringen van het voorgaande boekjaar - dat overigens niet noodzakelijk hoeft samen te vallen met het kalenderjaar. Dit onderzoek verving toen de vroegere jaarstatistieken van de productie en de investeringen, de statistiek van de investeringen van de ondernemingen voor personen- en/of goederenvervoer voor rekening van derden, de jaarstatistiek van de activiteit van de bedrijven voor verkoop van motorvoertuigen, fietsen, wisselstukken en toebehoren en/of voor reparatie en onderhoud van motorvoertuigen en fietsen, de jaarstatistiek van de groot- en kleinhandel en de jaarstatistiek van de groothandel in voedingswaren en dranken. De aldus ingewonnen informatie laat toe om op Europees niveau vergelijkbare, volledige en betrouwbare statistieken over de structuur van de ondernemingen op te maken. Door de verdere uitbouw van de Europese eenheidsmarkt was hieraan behoefte ontstaan. Een gelijkaardig onderzoek wordt dan ook in de andere lidstaten opgezet en laten toe het economisch beleid, zowel op Europees, nationaal als gewestelijk vlak uit te stippelen. Anderzijds kan een onderneming met deze statistische gegevens haar eigen positie binnen de ganse bedrijfstak inschatten. Voor de overheidsinstellingen die in het kader van het Instituut voor de Nationale Rekeningen met de Algemene Directie Statistiek geassocieerd zijn, met name de Nationale Bank van België (NBB) en het Federaal Planbureau (FPB), dient dit gegevensmateriaal als basis voor het opstellen van de nationale en gewestelijke rekeningen en van de input-outputtabellen overeenkomstig het Europees Systeem van Rekeningen.
Gevraagde gegevens in de bijkomende statistische vragenlijst bij het volledige schema van de jaarrekeningen voor ondernemingen die een jaarreking indienen -
Adres en contactgegevens
-
Aantal vestigingen opgesplitst binnenland/buitenland
-
Actiefpost IVA: aanschaffingen tijdens boekjaar van computersoftware
-
Actiefpost MVA: aanschaffingen tijdens het boekjaar verdeeld over 15 rubrieken
-
Deelnemingen in buitenlandse verbonden ondernemingen of buitenlandse ondernemingen met deelnemingsverhouding: aanschaffingen en verkopen
55
-
Door buitenlandse rechtspersonen of natuurlijke personen aangehouden deelnemingen in de onderneming
-
Bedrijfsopbrengsten volgens 13 rubrieken
-
Bedrijfskosten volgens 24 rubrieken
-
Activering kosten O&O tijdens boekjaar
-
Financiële opbrengsten en kosten volgens 10 rubrieken
-
Uitzonderlijke opbrengsten en kosten volgens 6 rubrieken
-
Voor Belgische vestigingen
-
-
o
Niet op loonlijst voorkomende personen werkzaam in een Belgische vestiging (hoofden)
o
Voor elke vestiging: postcode, bezoldigingen, sociale lasten en pensioenen (rek. 62) en aanschaffingen van MVA (rek 22 tot 27)
Voor buitenlandse vestigingen o
Gemiddeld aantal werknemers
o
bezoldigingen, sociale lasten en pensioenen
o
aanschaffingen van MVA
Waardering van de aangekochte goederen (gemiddelde prijzen, FIFO, LIFO, individualisering bestanddeel), tegen aanschaffingswaarde of tegen lagere marktwaarde
Gevraagde gegevens in de bijkomende statistische vragenlijst bij het verkorte schema van de jaarrekeningen voor ondernemingen die een jaarreking indienen -
Adres en contactgegevens
-
Aantal vestigingen opgesplitst binnenland/buitenland
-
Actiefpost IVA: aanschaffingen tijdens boekjaar van computersoftware + opsplitsing volgens 4 rekeningen
-
Actiefpost MVA: aanschaffingen tijdens het boekjaar verdeeld over 14 rubrieken
-
Door buitenlandse rechtspersonen of natuurlijke personen aangehouden deelnemingen in de onderneming
-
Bedrijfsopbrengsten volgens 12 rubrieken
-
Bedrijfskosten volgens 10 rubrieken
-
Activering kosten O&O tijdens boekjaar
-
Voor Belgische vestigingen
56
-
o
Totaal aantal door uitzendkrachten gepresteerde uren
o
Niet op loonlijst voorkomende personen werkzaam in een Belgische vestiging (hoofden)
Voor buitenlandse vestigingen o
Gemiddeld aantal werknemers
o
bezoldigingen, sociale lasten en pensioenen
Gevraagde gegevens gedetailleerde vragenlijst voor ondernemingen die geen jaarrekening indienen
ALGEMENE GEGEVENS -
Adres en contactgegevens
-
Aantal vestigingen opgesplitst binnenland/buitenland
-
Inlichtingen mbt het boekjaar (afsluitingsdatum, duur boekjaar, type schema)
-
Inlichtingen mbt meerderheidscontrole (meerderheidsaandeelhouder, nationaliteit controlerende onderneming)
-
Aantal werknemers per categorie (voltijds, deeltijds, leercontract, niet op loonlijst ingeschreven personen)
-
Aantal uren gepresteerd per categorie (voltijds, deeltijds, uitzendkracht)
-
Activiteiten: omschrijving, aantal werknemers per activiteit, uitsplitsing omzet, type activiteit
BOEKHOUDKUNDIGE GEGEVENS -
Omzet (met opsplitsing omzet als onderaannemer, subsidies in omzet, uitsplitsing binnenlandse omzet)
-
Wijziging in voorraden gereed product en in de bestellingen in uitvoering
-
Geproduceerde vaste activa (voor eigen rekening oa gebouwen, machines, rollend materieel, IVA, software)
-
Andere bedrijfsopbrengsten (subsidies, meerwaarden op MVA en handelsvorderingen, diverse bedrijfsopbrengsten zoals commissies, huurontvangsten, schadevergoedingen, …)
-
Handelsgoederen, grond- en hulpstoffen en diverse goederen en diensten (rekeningen 60 en 61: 37 rubrieken)
-
Personeelskosten (bezoldigingen en sociale voordelen, werkgeversbijdragen sociale verzekeringen en bovenwettelijke verzekeringen (groepsverzekering, pensioenfonds en sociale lasten en pensioenen)
-
Afschrijvingen, waardeverminderingen en voorzieningen
57
-
Andere bedrijfskosten (bedrijfsbelastingen gedetailleerd, minwaarden, diverse bedrijfskosten, herstructureringskosten)
-
Financiële opbrengsten (dividenden, intresten, subsidies, wisselresultaten meerwaarde vlottende activa en diverse)
-
Financiële kosten (kosten schulden, waardeverminderingen vlottende activa en voorzieningen, wisselresultaten)
-
Resultaten (winst/verlies uit gewone bedrijfsuitoefening voor belastingen, uitzonderlijke opbrengsten/kosten, onttrekking/overboeking uitgestelde belastingen, belastingen, winst/verlies boekjaar)
-
Materiële en immateriële vaste activa: o
overboekingen van het boekjaar (oa. aanschaffingswaarde vorig/huidig boekjaar en aanschaffingen)
o
uitsplitsing van de aanschaffingen en verkopen in 22 rubrieken
-
Invoer en uitvoer van materiële vaste activa
-
Voorraadwijziging van vaste activa en vestigingen in het buitenland
-
Financiële vaste activa (aanschaffingen en verkopen van deelnemingen en aandelen)
Gevraagde gegevens vereenvoudigde vragenlijst voor ondernemingen die geen jaarrekening indienen
ALGEMENE GEGEVENS -
Adres en contactgegevens
-
Inlichtingen mbt het boekjaar (afsluitingsdatum, duur boekjaar, type schema)
-
Aantal werknemers per categorie (voltijds, deeltijds, leercontract, niet op loonlijst ingeschreven personen)
-
Aantal uren gepresteerd per categorie (voltijds, deeltijds, uitzendkracht)
-
Activiteiten: omschrijving, aantal werknemers per activiteit, type activiteit
-
Uitsplitsing omzet/baten naar type klant in % (België: particulieren, ondernemingen, overheid; Buitenland)
BOEKHOUDKUNDIGE GEGEVENS -
Baten van vrije beroepen
-
Bruto-winst uit nijverheids- of handelsactiviteit: o o o o
Omzet totaal + als onderaannemer waarvan verkochte handelsgoederen Voorraadwijziging gereed product, goederen in bewerking, bestellingen in uitvoering Onttrekkingen in natura voor privé gebruik Zelf geproduceerde vaste activa
58
o o o o -
Beroepskosten o o o o o o o o o o o
-
Aankopen grond- en hulpstoffen Aankopen handelsgoederen voorraadwijziging grond- en hulpstoffen + handelsgoederen Bruto winst van de exploitatie
Sociale bijdragen zelfstandigen Huur (incl. leasing) Verzekeringspremies Energie (per 5 energiebronnen) Onderaanneming Onderhoud en herstellingen Personeelskosten (bezoldigingen, werkgeversbijdragen, overige) Afschrijvingen Bedrijfsbelastingen Kosten van schulden Overige beroepskosten
Waarden van investeringen en desinvesteringen (aanschaffingen en verkopen) uitgesplitst in terreinen, nieuwe gebouwen, bestaande gebouwen, rollend materieel, informatica-materieel, meubels en kantoormaterieel, installaties, machines en uitrusting, overige
Gevraagde gegevens vragenlijst verenigingen
ALGEMENE GEGEVENS -
Adres en contactgegevens
-
Aantal werknemers per categorie (onderworpen aan RSZ: voltijds, deeltijds, leercontract; DAC of PRIME contract: voltijds, deeltijds))
-
Activiteiten: omschrijving, aantal werknemers per activiteit, type activiteit
-
Uitsplitsing begunstigden of klanten van activiteiten (België: particulieren, ondernemingen, overheid, andere verenigingen; Buitenland)
BOEKHOUDKUNDIGE GEGEVENS -
Inlichtingen mbt het boekjaar (afsluitingsdatum, duur boekjaar, type schema)
-
Middelen of opbrengsten van de vereniging (andere dan ontvangen giften) o o o o
-
Omzet en bijdragen (omzet, voorraadwijziging, acties, ledenbijdragen) Subsidies (werkingssubsidies overheid waarvan werkgelegenheidssubsidies, investeringssubsidies overheid) Inkomsten uit vermogen (intresten, dividenden, huur, netto meerwaarden) Andere opbrengsten
Ontvangen giften in baar geld en in natura (van particulieren, verenigingen, ondernemingen, Nationale Loterij, buitenland)
59
-
Personeelskosten (werknemers met DAC of PRIME contracten, andere werknemers, andere personeelskosten)
-
Uitgaven of kosten van de vereniging (werkingskosten volgens 16 rubrieken, financiële kosten en belastingen volgens 7 rubrieken, andere uitgaven)
-
Gestorte giften (aan particulieren, aan verenigingen, aan het buitenland)
-
Waarden van investeringen en desinvesteringen (aanschaffingen en verkopen) uitgesplitst in terreinen, nieuwe gebouwen, bestaande gebouwen, rollend materieel, informatica-materieel, meubels en kantoormaterieel, installaties, machines en uitrusting, overige.
Overzicht kaders -
Kader IE: Uitsplitsing van materiële investeringen voor milieubescherming
-
Kader CE: Lopende uitgaven voor milieubescherming
-
Kader O: Bijlage over de omzet
-
Kader OP: Uitsplitsing van de omzet als hoofdaannemer (bouwnijverheid)
-
Kader OS: Uitsplitsing van de omzet als onderaannemer (bouwnijverheid)
-
Kader UL: Lijst van de vestigingen (lokale eenheden) van de onderneming (ondernemingen met verschillende vestigingen
-
Kader AI: Vijfjaarlijkse bijlage over de aankopen (Deel A en B)
-
Kader AS: Vijfjaarlijkse bijlage over de aankopen (Deel A en B)
-
Kader IM: Uitsplitsing van de investeringen in andere materiële vaste activa (installaties, machines, rollend materieel, …)
Wijze van bevraging
Gestratificeerde streekproefenquête over de gegevens van het vorig jaar. Ondernemingen worden steeds bevraagd indien ze meer dan 20 personen tewerkstellen of meer dan 5 miljoen euro omzet realiseren. Beneden die drempel gebeurt de bevraging steekproefsgewijs. Elk jaar wordt een nieuwe steekproef getrokken opdat niet telkens dezelfde kleine ondernemingen ondervraagd zouden worden. De enquête is gebaseerd op een steekproef van ongeveer 40.000 bedrijven. De ondernemingen in de steekproef vertegenwoordigen samen meer dan 60% van de werkgelegenheid en 80% van de totale omzet van alle Belgische bedrijven. De middelgrote en grote ondernemingen binnen elke sector kijgen jaarlijks of vijfjaarlijkse bijlagen (kaders) toegestuurd, waarin ze bijkomende informatie moeten opgeven (mbt bepaalde in de gedetailleerde vragenlijst voorkomende rubrieken of variabelen).
60
Afhankelijk van hun rechtsvorm en van hun grootte krijgen de ondernemingen hetzij:
o
Een vereenvoudigde vragenlijst (zelfstandige vereenvoudigde boekhouding voeren);
ondernemers
o
Een gedetaillerde vragenlijst zonder bijlagen (ondernemingen die een volledige boekhouding voeren en een jaarreking opmaken );
o
Gedailleerde vragenlijst met bijlagen ondernemingen binnen elke sector ).
(middelgrote
die
en
een
grote
Bevraagde bedrijven
De enquête naar de structuur van de ondernemingen richt zich tot de onderneming als juridische eenheid, gekenmerkt door het BTW en/of RSZnummer. Dit betekent dat het begrip ruim geïnterpreteerd moet worden als iedere rechtspersoon of natuurlijke persoon die goederen produceert en/of diensten levert. Hieronder worden verstaan: zowel de vennootschappen, instellingen, verenigingen, intercommunales, de zelfstandigen (inclusief sommige vrije beroepen, met uitzondering evenwel van diegenen die niet BTW-plichtig zijn en geen werknemers hebben die aan de Sociale Zekerheid onderworpen zijn). Deze enquête bestrijkt dus niet alleen de industrie en de bouwnijverheid, maar eveneens de handel, de horeca, het vervoer, sommige financiële diensten, alle diensten aan de bedrijven evenals een aantal sociaal-culturele diensten en gemeenschapsvoorzieningen en de dienstverlening aan personen. De landbouw, de bosbouw, de visserij en de openbare besturen zijn echter niet bij het onderzoek betrokken. Het openbaar onderwijs, de ziekenhuizen en de religieuze en politieke organisaties worden momenteel niet ondervraagd. De verordening heeft met name een bijzondere procedure vastgelegd die impliceert dat elke beslissing om deze activiteiten voor het onderzoek toch in aanmerking te laten komen, moet voorafgegaan worden door een proefstudie teneinde de concrete uitvoerbaarheid van het beoogde onderzoek na te gaan. Deze procedure heeft voor gevolg dat het toepassingsveld van de verordening vooralsnog beperkt wordt. Voor de banken en de verzekeringen wordt een afzonderlijke enquête gehouden, gezien hun specifieke boekhoudkundige verplichtingen.
Recente wijzigingen
Het KB van 11 mei 2003 heeft de structuurenquête vereenvoudigd door een vermindering van het aantal bevraagde ondernemingen en een vermindering van het aantal rubrieken. Ook werd een elektronische aangifte mogelijk gemaakt. De vermindering van de rubrieken werd gerealiseerd door de minimaal noodzakelijke info op te vragen. Ook werden de overlappingen met de jaarrekening weggewerkt. Hierdoor daalde het aantal in te vullen rubrieken met 50% voor grote ondernemingen (van 195 naar 97) en met 70 % voor de KMO’s (van 195 naar 60). Een ander gevolg is dat er sindsdien een aparte enquête meer is voor bedrijven die ook een jaarrekening moeten neerleggen (= de overgrote meerderheid). Voor hen moet enkel nog een statistische bijlage bij de jaarrekening gevoegd worden waarin de gegevens worden opgevraagd die in de jaarrekening zelf niet beschikbaar zijn.
61
Ook werd de steekproef maximaal verkleind om zo weinig mogelijk bedrijven te ondervragen: slechts 4% van het totaal aantal ondernemingen en zelfstandigen wordt ondervraagd (40.000 ondervraagden op een totaal van 300.000 bedrijven en 700.000 zelfstandigen).
62
4
Enquête productie en verwerking van afvalstoffen Fiche
Titel
Enquête naar de productie en verwerking van afvalstoffen
Omschrijving/ doelstelling
Enquête naar de productie en verwerking van afvalstoffen om voor de Europese Commissie vergelijkbare en respresentatieve gegevens te verkrijgen over de productie, terugwinning en verwijdering van afvalstoffen
Wettelijke grondslag
Europese Verordening 2150/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 25/11/2002 betreffende afvalstoffenstatistieken
Milieu en dus ook afvalstoffen zijn in feite een gewestelijke materie waardoor bedrijven in principe niet verplicht zijn om op deze federale enquête te antwoorden
Bevragende instantie
ADSEI
Gevraagde gegevens
Vrijgekomen hoeveelheden in ton volgens minstens 17 rubrieken
Wijze van bevraging
Papier
Bevraagde bedrijven
Alle bedrijven die afval produceren vallen onder het toepassingsgebied van deze statistiek
Aantal bevraagde bedrijven: 15.000 (2%) waarvan er ongeveer 2.300 antwoorden
gestratifieerde toevallige steekproef zonder rotatie
Periodiciteit
Tweejaarlijks
Return bedrijven
Statistieken komen beschikbaar in maand t +27 maanden
Door een akkoord met OVAM mogen er geen regionale gegevens gepubliceerd worden waardoor de rest van de cijfergegevens ook confidentieel worden.
63
Recente wijzigingen
Indien melding gedaan werd aan OVAM (8.000 bedrijven), moet de enquête niet ingevuld worden. Daarom wordt er indien de exploitatiezetel in Vlaanderen ligt, geen enquêteformulier gestuurd (en wordt de melding van OVAM gebruikt).
Indien men meer inzicht krijgt in de afvalstromen, zou men de bevraagde aantallen kunnen verminderen
Wettelijke grondslag o
Europa vraagt details in 5 tabellen met respectief 48, 2, 10, 10 en 5 rubrieken. De wijze van bevraging is vrij, net als het aantal bedrijven die moeten bevraagd worden met het oog op de representativiteit. Er is geen drempel waaronder niet bevraagd wordt, maar ondernemingen met minder dan 10 werknemers moeten niet ondervraagd worden "als ze geen significante hoeveelheden afval produceren".
Gevraagde gegevens o
Algemene vragenlijst:
° ° ° o
Bijhouden afvalregister Wijze verwerking of verwijdering van afvalstoffen + door wie bij externe verwerking of verwijdering Wijze waarop gewichten berekend/bekomen worden
Afvalproductie met vrijgekomen hoeveelheid volgens 17 rubrieken
64
5
Enquête naar de arbeidskosten Knelpunten
Titel
Vierjaarlijkse enquête naar de arbeidskosten
Omschrijving/ doelstelling
Per bedrijfstak internationaal vergelijkbare statistieken verzamelen over het peil en de samenstelling van de arbeidskosten.
De resultaten worden door allerlei beleidsinstanties gebruikt om het economisch, sociaal en werkgelegenheidsbeleid op regionaal, nationaal en europees niveau uit te werken, op te volgen en te evalueren.
Verordening nr 530/1999 van de Raad van 09/03/1999 betreffende structuurstatistieken van lonen en loonkosten;
Verordening nr 1737/2005 van de Commissie tot wijziging van de verordening (EG) nr 1726/1999 wat de definitie en de indiening van de gegevens over de loonkosten betreft;
Bevragende instantie
ADSEI
Gevraagde gegevens
Alle uitgaven van de werkgevers voor de tewerkstelling van hun werknemers. De opgevraagde gegevens hebben betrekking op arbeiders, bedienden, leerlingen (in bepaalde gevallen) en leidinggevend personeel.
Wijze van bevraging
Papieren formulier
Bevraagde bedrijven
Ondernemingen met minstens 10 werknemers, wiens hoofactiviteit onder één van volgende sectoren ( NACEcode ) valt : C – D - E – F – G – H – I – J – K
Aantal bevraagde bedrijven: van de 26.771 ondernemingen die in het waarnemingsgebied vallen, kregen in 2004 9.667 vestigingen van deze 26.771 ondernemingen een enquêteformulier. In totaal kregen 5.782 ondernemingen een enquêteformulier (steekproef 21%).
Periodiciteit
Vierjaarlijks
Return bedrijven
geen geïdentificeerd
Recente wijzigingen
geen geïdentificeerd
Wettelijke grondslag
65
Wettelijke grondslag
De verordening nr 530/1999 van de Raad van 9 maart 1999 betreffende structuurstatistieken van lonen en loonkosten en de Verordening nr 1737/2005 van de Commissie van 21 oktober 2005 tot wijziging van de Verordening nr 1726/1999 wat de definitie en de indeling van de gegevens over de loonkosten betreft, vormen de wettelijke grondslag van de enquête. De enquête naar de arbeidskosten wordt georganiseerd binnen een Europees kader. Om haar taken goed uit te kunnen voeren moet de Europese Commissie op de hoogte worden gehouden van het niveau en de samenstelling van de arbeidskosten voor de werkgevers en van de lonen van de werknemers in de lidstaten. Bovendien is er door het invoeren van de eenheidsmarkt een grote vraag naar vergelijkbare gegevens over het peil, de evolutie en de structuur van de arbeidskosten om zo de groei, de concurrentiekracht, de tewerkstelling en de economische en sociale vooruitgang te kunnen evalueren in de lidstaten. Opdat de gegevens voor de verschillende lidstaten zouden kunnen worden vergeleken moeten de definities en de methoden geharmoniseerd worden. Deze taak wordt uitgevoerd door Eurostat, het statistische bureau van de Europese Unie die deze enquête organiseert in opdracht van de Europese Gemeenschap. De uitvoering gebeurt door de nationale instituten voor de statistiek van de verschillende lidstaten. Sinds 1959 voert ADSEI de enquête naar de arbeidskosten uit. Tot 1981 gebeurde dit om de drie jaar en vanaf 1984 om de vier jaar. Overtredingen worden opgespoord, vervolgd en gestraft overeenkomstig de artilkelen 19 tot 23 van de statistiekwet.
Gevraagde gegevens
De volgende tabel bevat de variabelen die moeten verzameld worden en de bron waaruit ze gehaald worden. De variabelen die door middel van de enquête worden bevraagd, zijn aangeduid in vet:
Variabelen
Bron
Aantal voltijdse werknemers (zonder leerlingen)
RSZ
Aantal deeltijdse werknemers (zonder leerlingen)
RSZ
Aantal deeltijdse werknemers omgerekend in voltijdequivalenten (zonder leerlingen)
Berekenen
Aantal leerlingen
RSZ
Aantal deeltijdse leerlingen omgerekend in voltijdequivalenten
Berekenen
Uren gewerkt door voltijdse werknemers (zonder leerlingen
Sociale Balans
66
Uren gewerkt door deeltijdse werknemers
Sociale Balans
Uren gewerkt door leerlingen
Berekenen
Betaalde uren voor voltijdse werknemers (zonder leerlingen)
Berekenen
Betaalde uren voor deeltijdse werknemers (zonder leerlingen)
RSZ
Betaalde uren voor leerlingen
Berekenen
Directe beloningen (zonder leerlingen)
Berekenen & RSZ
Premies
RSZ
Betaling voor spaarregelingen
Enquête
Betalingen voor niet-gewerkte dagen
Berekenen
Producten van het bedrijf
Enquête
Personeelswoningen
Enquête
Auto's van de zaak
RSZ
Kantines en maaltijdbonnen
Enquête & RSZ
Faciliteiten en diensten op het gebied van cultuur, sport en recreaties
Enquête
Crèches en kleuterdagverblijven
Enquête
Personeelswinkels
Enquête
Vervoerkosten voor het woon-werkverkeer
Enquête
Betalingen aan fondsen van vakverenigingen en kosten van werkcomités
Enquête
Wettelijke sociale premies min bijdrageverminderingen
Enquête & RSZ
Conventionele, contractuele of vrijwillige bijdragen voor socialezekerheidsstelsels
Enquête & RSZ
Gewaarborgd loon bij ziekte
Enquête
Gewaarborgd loon bij werkloosheid
Enquête
Betaling aan werknemers die de onderneming verlaten
RSZ
Toegerekende sociale uitkeringen van werkgevers aan hun werknemers (welzijn, bedrijfsgeneeskundige diensten,…)
Enquête
Sociale premies ten laste van werkgevers voor leerlingen
RSZ
Kosten van beroepsopleiding
Enquête
67
Overige uitgaven (aanwervingskosten, werkkledij)
Enquête
Belasting
Enquête
Subsidies
Enquête
Aantal uitzendkrachten
Berekenen
Kosten uitzendkrachten
Enquête & Sociale Balans
Uren uitzendkrachten
Enquête & Sociale Balans
Bron : ADSEI - http://www.statbel.fgov.be/labourcost/home_nl.asp - top#top
Recente wijzigingen
Tot 1996 werden alle variabelen nodig voor het samenstellen van de arbeidskostenstatistiek opgevraagd aan de onderneming/lokale eenheid via een enquête. Om de administratieve lasten van de ondernemingen te verlichten heeft ADSEI voor de arbeidskosten 2000, de statistiek zoveel mogelijk opgesteld met gegevens uit administratieve bestanden. Enerzijds gaat het over bestanden van de RSZ op ondernemingsniveau, die gemaakt worden op basis van de LATG (Loon- en Arbeidstijdgegevens)-databank en anderzijds over gegevens afkomstig uit de Sociale Balans van de Nationale Bank van België. Enkel de gegevens die niet te vinden zijn in de administratieve bronnen of die niet berekend kunnen worden op basis van andere bronnen, worden nog opgevraagd via het formulier. Door het invoeren van administratieve vereenvoudiging kan het aantal vragen in het formulier verminderen en kan eveneens het aantal ondernemingen in de steekproef worden beperkt. Voor de enquête over 1996 was de statistische eenheid de lokale eenheid (vestiging). Omdat voor 2000 gebruik gemaakt wordt van gegevens uit administratieve bestanden die tot nu toe hoofdzakelijk nog op ondernemingsniveau beschikbaar zijn, heeft België een éénmalige uitzondering gekregen op de Verordening (EG) en kan het de ADSEI de gegevens voor de arbeidskostenstatistiek per onderneming inzamelen.
68
6
Steekproefonderzoek naar de ontwikkeling van de lonen Fiche
Titel
Steekproefonderzoek naar de ontwikkeling van de lonen (Beperkt loononderzoek)
Omschrijving/ doelstelling
Driemaandelijkse steekproefenquête naar de globale evolutie van de lonen van de mannelijke arbeiders vanaf 21 jaar in bepaalde sectoren van de nijverheid Op basis hiervan wordt de uurlonenindex berekend. Deze uurlonenindex wordt niet enkel beïnvloed door het algemene niveau van de uitbetaalde lonen, maar ook door andere factoren: meer of minder ploeg- of nachtwerk, toenemende of afnemende gemiddelde anciënniteit, enz.
Wettelijke grondslag
KB van 07/02/2000 betreffende een driemaandelijkse steekproefenquête naar de ontwikkeling van de lonen in de nijverheid uitgevoerd door het Nationaal Instituut voor de Statistiek
Bevragende instantie
ADSEI
Gevraagde gegevens
Betaalperiode en aantal op te nemen arbeiders
Per arbeider die in de steekproef zit naam van de arbeider, totaal aantal effectief gepresteerde uren bruto-loon in euro
Wijze van bevraging
Papieren formulier
Bevraagde bedrijven
Ondernemingen met minstens 10 werknemers, wiens hoofactiviteit onder één van volgende sectoren ( NACEcode ) valt : C – D – F
Aantal bevraagde bedrijven: (toevallige steekproef van 4%)
Periodiciteit
Op kwartaalbasis in januari, april, juli en oktober terug te sturen voor de 15de van de maand volgend op de eerder vermelde maanden
Return bedrijven
Publicatie van de uurlonenindex http://statbel.fgov.be/indicators/wsh_nl.asp
Recente wijzigingen
Geen geïdentificeerd
8.000
ondernemingen
op
69
7
Enquête gebruik van ICT binnen ondernemingen Fiche
Enquête naar het ondernemingen
Omschrijving/ doelstelling
Doel van de gegevensverzameling is het opstellen van international vergelijkbare statistieken over ICT in de onderneming, het gebruik van internet en elektronische handel
Wettelijke grondslag
Verordening (EG) nr. 1099/2005 van de Commissie van 13/07/2005
Bevragende instantie
ADSEI
Gevraagde gegevens
Gebruik computers, gebruik internet, breedbandtoegang, website, e-commerce via internet, e-commerce via computernetwerken anders dan internet
Wijze van bevraging
Papier of internet-enquête (vanaf 2007)
Bevraagde bedrijven
Verplicht voor bedrijven vanaf 5 werknemers (Eurostat verplicht slechts vanaf 10 werknemers) op vraag van de gewesten uit alle sectoren behalve Nace 40 en 41 (energievoorziening) en Nace 67.12, 67.13 en 67.2 (financiële instellingen en verzekeringen). De horeca-sector wordt in België ook bevraagd (niet verplicht voor Europa).
Aantal bevraagde bedrijven: 7.749 (steekproef 15%) met steekproeftrekking volgens gewest, grootteklasse en activiteit
Geen rotatie in steekproef
Periodiciteit
Jaarlijks
Return bedrijven
Gedetailleerde statistieken beschikbaar op http://statbel.fgov.be/ict/ en op de website van Eurostat
Recente wijzigingen
Samengesteld uit modules, inhoud verandert jaarlijks en vastgelegd in jaarlijkse uitvoeringsverordening van de Commissie
Titel
gebruik
van
ICT
binnen
70
Wijze van bevraging
Vanaf 2007 is het ook mogelijk om te antwoorden via een internet-enquête. Hiertoe ontvangen de ondernemingen eerst een brief met de vraag of ze elektronisch willen antwoorden. Indien positief ontvangen ze een login en paswoord. Bedrijven kunnen echter nog steeds via brief antwoorden.
Bevraagde bedrijven
Eurostat verplicht om bedrijven te bevragen vanaf 10 werknemers. Hiervan worden er via steekproef ongeveer 5000 bevraagd. In België worden ook de bedrijven van 5 tot 9 werknemers bevraagd op vraag van de gewesten (steekproef van ongeveer 2500 bedrijven). Deze bevraging kwam in de plaats van een bevraging die Vlaanderen voorheen zelf deed onder alle ondernemingen (vanaf 1 werknemer). Voor Eurostat is de bevraging van de horeca-sector optioneel (Nace 55.3 tot 55.5) maar België heeft ervoor geopteerd deze toch op te nemen.
71
8
Enquête naar de industriële productie (Prodcom) Fiche
Titel
Maandelijkse enquête naar de industriële productie (PRODCOM)
Omschrijving/ doelstelling
Prodcom is de maandelijkse enquête naar de industriële productie. In het kader van de samenwerking tussen de EG-landen wordt gestreefd naar een betere vergelijkbaarheid van de statistische gegevens. Het Statistisch Bureau van de Europese Gemeenschap heeft daarom het initiatief genomen om de gegevens inzake industriële productie in alle Lidstaten te verzamelen met dezelfde producten-lijst, in dezelfde sectoren, enz. Dit initiatief kreeg de naam " Prodcom " : " PRODucts of the European COMmunity ".
Wettelijke grondslag
EG–verordening nr. 1165/98 van de Raad van 19/05/1998 inzake korte termijnstatistieken
EEG-verordening nr. 3924/91 van de Raad van 19/12/1991 betreffende de totstandkoming van een communautaire enquête naar de jaarlijkse industriële productie
Koninklijk Besluit van 28/01/1994 betreffende een maandelijkse enquête naar de industriële productie
Bevragende instantie
ADSEI
Gevraagde gegevens
Eventuele wijzigingen aan signaletische gegevens
Gegevens inzake productie (prodcom-code, gecombineerde nomenclatuur code, eenheid, leveringen aan derden in hoeveelheid en waarde, geleverd maakloonwerk in België en buitenland in hoeveelheid en waarde) Gegevens inzake tewerkstelling en arbeidsvolume (totaal, bedienden, arbeiders, gewerkte uren) Bijkomende rubrieken: Waarde industriële behandelingen en diensten, geleverd aan derden; Waarde handelsleveringen; Waarde leveringen van producten voor rekening van de onderneming in loonarbeid vervaardigd in het buitenland; Waarde brutolonen en –wedden van het kwartaal
72
Wijze van bevraging
Papieren formulier of elektronische aangifte via eProdcom
Bevraagde bedrijven
Industriële ondernemingen met 10 personen en meer tewerkgesteld of waarvan in het voorgaande jaar de jaaromzet of de waarde van de productie 2,5 miljoen Euro overschreed;
Elke andere onderneming die in één of meer van de activiteitsafdelingen 20 personen of meer tewerkstelde of waarvan in het voorgaande jaar de jaaromzet of de waarde van de productie 2,5 miljoen Euro overschreed;
Aantal bevraagde bedrijven: 7.400 (exhaustief)
Maandelijks tegen de vijftiende van de volgende maand op te sturen
Per kwartaal (bruto-lonen & wedden)
Return bedrijven
Op aanvraag te verkrijgen met mogelijkheid om in te schrijven op een mailinglist met maandelijkse automatische verzending van resultaten
Recente wijzigingen
Geen geïdentificeerd
Periodiciteit
Wettelijke grondslag
De wettelijke grondslag voor deze enquête vormt de Verordening van de Europese Commissie 3924/91 betreffende de totstandbrenging van een communautaire enquête naar de jaarlijkse industriële productie en de Verordening 1165/98 inzake korte termijnstatistieken. Door het koninklijk besluit van 28 januari 1994 betreffende een maandelijkse enquête naar de industriële productie, wordt een enquête georganiseerd die toelaat om de informatie, die in het kader van beide verordeningen dient verzameld te worden, op te vragen. Voor bedrijven die hun rapporteringsplicht niet naleven, zijn de algemene bepalingen van de statistiekwet van toepassing (ingebrekestelling, opstellen PV door de bevoegde diensten van de FOD Economie, dossier naar het parket van de procureur des konings, ...)
Gevraagde gegevens
De meeste ondernemingen die industriële producten vervaardigen moeten maandelijks per product een aantal inlichtingen overmaken. Het betreft vooral de hoeveelheden en de waarden van de producten die tijdens de verslagmaand worden geleverd. Daarnaast dienen een aantal gegevens inzake tewerkstelling verstrekt te worden. In totaal worden een vijftiental variabelen opgevraagd.
73
De enquête behandelt enkel de producten die voorkomen op de “Prodcom-lijst”. Dit is een lijst met alle producten (vooral goederen, maar ook een aantal industriële diensten) die het resultaat zijn van een industriële activiteit. De producten zijn gegroepeerd volgens de economische sector van de producent. De PRODCOM-lijst is een nomenclatuur met "producten" die door Europa wordt voorgeschreven en die door de lidstaten van de Europese Gemeenschap worden gebruikt om de productiestatistieken op te stellen. Ze bevat ongeveer 4.600 producten.
Wijze van bevraging
Bedrijven die een Prodcom enquête dienen in te vullen, hebben de keuze dit te doen via het hen toegestuurde formulier (eventueel gedownload van de site van de FOD Economie) ofwel via de elektronische aangifte “eProdcom”. Deze elektronische aangifte gebeurt via internet. Via de “PRODCOM Logon” kan men zich toegang verschaffen tot het Prodcom Web. In een handleiding “ePRODCOM “ wordt niet alleen informatie versterkt over de elektronische aangifte, maar wordt eveneens algemene info gegeven inzake de Prodcom enquête.
Bevraagde bedrijven
Het gaat om twee groepen van bedrijven : •
elke industriële onderneming die 10 personen en meer tewerkstelde of waarvan in het voorgaande jaar de jaaromzet of de waarde van de productie 2,5 miljoen Euro overschreed;
•
elke andere onderneming met een industriële nevenactiviteit die in een of meer van de activiteitsafdelingen 20 personen en meer tewerkstelde of waarvan in het voorgaande jaar de jaaromzet of de waarde van de productie 2,5 miljoen Euro overschreed;
Deze criteria worden vastgesteld aan de hand van de RSZ-aangiften en de BTWcijfers van het voorgaande jaar. Dit betekent dat een aangever die een bepaald jaar minstens 1 keer 10 personen in dienst heeft gehad, het volgend jaar (kalenderjaar) dient te antwoorden. Indien de jaaromzet niet bekend is, wordt de waarde van de productie in aanmerking genomen. Voor elke lokale eenheid moet een formulier worden ingevuld. Een lokale eenheid is een onderneming of een deel ervan, gelegen op een geografisch bepaalde plaats, waarin één of meer personen regelmatig, onder eenzelfde leiding, één of meer economische activiteiten uitoefenen. Als in één lokale eenheid verschillende activiteiten worden uitgeoefend (verschillend in die zin dat er andere producten worden vervaardigd volgens de eerste 2 cijfers van de Prodcom-code), moet voor elk van deze activiteiten een afzonderlijk formulier worden ingevuld. Opmerking: De Belgische ondernemingen dienen per lokale eenheid te rapporteren, daar waar op europees niveau enkel gegevens per ondernemingsniveau aan Eurostat dienen bezorgd te worden. Dit detail per lokale eenheid is noodzakelijk in België wegens vraag vanuit de regio’s en gewesten. Indien op ondernemingsniveau gewerkt wordt, zou deze informatie op regionaal niveau bijkomend opgevraagd worden.
74
9
Industriële bedrijvigheid in de bouwnijverheid Fiche
Maandstatistiek van de industriële bedrijvigheid in de burgerlijke en utiliteitsbouw en de grond-, water- en wegenbouw
Omschrijving/ doelstelling
Bedrijvigheid in de burgerlijke, utiliteitsbouw, grond-, water- en wegenbouw vaststellen
Wettelijke grondslag
Verordening EG nr. 11651/98 + EG nr. 1158/2005
KB van 17/12/1998 (BS 23/01/1999)
Bevragende instantie
ADSEI
Gevraagde gegevens
Eventuele wijzigingen aan signaletische gegevens (adres, interne en/of externe contactpersoon)
Activiteiten uitgevoerd door de onderneming (+ hoofdactiviteit indien meerdere activiteiten uitgevoerd) Personeelsgegevens (arbeiders, bedienden, aantal uren-werknemers) voor gebouwen; grond-, wateren wegenwerken; voltooiingswerken Nieuw ingeschreven orders in België (per gewest), in andere landen EU en buiten de EU voor gebouwen; grond-, water- en wegenwerken; voltooiingswerken Brutolonen en wedden van het kwartaal in euro
Wijze van bevraging
Papieren formulier
Bevraagde bedrijven
Ondernemingen die in voorgaande jaar eens 10 of meer personen tewerkstelden (en die onderworpen zijn aan de sociale zekerheid) en die verantwoordelijk zijn voor ongeveer 66% van de omzet (volgens de Jaarlijkse enquête naar de structuur van de ondernemingen van 1995)
Aantal bevraagde bedrijven: 3.800 (exhaustief)
Periodiciteit
Maandelijks
Return bedrijven
Cijfers beschikbaar na 2 maanden
Recente wijzigingen
Scanning vragenlijst (vereenvoudiging binnen de administratie)
Titel
75
10
Statistiek van het toerisme en het hotelwezen Fiche
Titel
Statistiek van het toerisme en het hotelwezen
Omschrijving/ doelstelling
Statistische gegevens van het toerisme en het hotelwezen die de Europese Commissie in staat moeten stellen om een degelijk toeristisch beleid te ontwikkelen
Wettelijke grondslag
Verordening 23/11/1995
KB 09/04/1991 (BS 14/05/1991)
Bevragende instantie
ADSEI
Gevraagde gegevens
Sluitingsperiodes langer dan een maand
Nationaliteit van de toerist + landcode Code doel verblijf (vakantie, MICE of andere professionele reden) Dag aankomst en dag vertrek Aantal personen Aantal bezette logementseenheden
Wijze van bevraging
Papier, e-mail template of web-applicatie
Bevraagde bedrijven
Alle bedrijven die logies verstrekken tegen betaling zijn verplicht aan te geven. Hospitalen, internaten en asielen zijn uitdrukkelijk uitgesloten.
Aantal bevraagde bedrijven: 3.600 (exhaustief)
Periodiciteit
Maandelijks doorsturen (dagelijks noteren in lijst)
Return bedrijven
De resultaten zijn op aanvraag na 6 maanden beschikbaar
Recente wijzigingen
Geen
95/97/CE
van
de
Raad
van
76
11 Omzet kleinhandel (andere dan grootdistributie)
Fiche
Titel
Omzetcijfers van sommige kleinhandelsondernemingen andere dan grootdistributie
Omschrijving/ doelstelling
Heeft tot doel maandelijkse indexcijfers over de omzetevolutie van ondernemingen te produceren voor NACE-BEL 52
Wettelijke grondslag
Verordening EG nr. 1165/98 van de Raad van 19/05/1998 inzake kortetermijnstatistieken
KB van 22/12/1967 (BS 14/02/1968) gewijzigd door het KB van 16/12/1998 (BS 08/01/1999)
Bevragende instantie
ADSEI
Gevraagde gegevens
Eénmalige enquête Eventuele wijziging signaletische gegevens Hoofdactiviteit van de onderneming Plaats waar hoofdactiviteit zich afspeelt (winkels/niet-winkels, aantal verkoopspunten bij winkels, type niet-winkels) Categorie van hoofdactiviteit (voeding met opgave van verkoopsoppervlakte; textiel, kleding en schoenen; huisraad; andere producten; reparatie consumentenartikelen) Periodieke enquête: omzet inclusief BTW (enkel omzet uit kleinhandel indien gemengde activiteiten)
Wijze van bevraging
Papier
Bevraagde bedrijven
Detailhandels (NACE-BEL 52)
Aantal bevraagde bedrijven: 2.500 (steekproef 3%)
Eenmalige steekproef
Erna maandelijkse enquête
Cijfers beschikbaar na 50 dagen
Periodiciteit
Return bedrijven
pré-enquête
bij
opname
in
de
77
Recente wijzigingen
ADSEI onderzoekt of de voor deze enquête noodzakelijke gegevens niet uit de BTW-aangifte kunnen gehaald worden. Er stelt zich wel het probleem dat de ADSEI statistiek enkel de kleinhandelsomzet vraagt, waardoor in het geval van gemengde activiteiten (vb. zowel groot- als kleinhandel) de cijfers uit de BTW-aangiftes niet bruikbaar zijn.
78
12 Omzet kleinhandel (grootdistributie) Fiche
Titel
Omzetcijfers verwezenlijkt door zekere kleinhandelsondernemingen (grootdistributie: supermarkten, bijhuizen en menigvuldige afdelingen)
Omschrijving/ doelstelling
Verzameling van omzetcijfers van zekere kleinhandelsondernemingen (grootdistributie) om kleinhandels- en conjunctuurstatistieken te kunnen opstellen
Wettelijke grondslag
Verordening EG nr. 1165/98 van de Raad van 19/05/1998 inzake kortetermijnstatistieken
KB van 22/12/1967 (BS 14/02/1968) gewijzigd door het KB van 16/12/1998 (BS 08/01/1999)
Bevragende instantie
ADSEI
Gevraagde gegevens
Omzet inclusief BTW volgens verschillende categorieën van producten (niveau van detail hangt af van type grootdistributie)
Wijze van bevraging
Papier
Bevraagde bedrijven
Aantal bevraagde bedrijven: 830 (exhaustief)
Periodiciteit
Maandelijks
Return bedrijven
Cijfers beschikbaar na 50 dagen op aanvraag (publicatie in Compendium Binnenlandse Handel)
Recente wijzigingen
ADSEI onderzoekt of de voor deze enquête noodzakelijke gegevens niet uit de BTW-aangifte kunnen gehaald worden. Op dit moment is het niveau van detail van de BTW-aangifte evenwel te beperkt om op productgroepniveau de omzetcijfers te bepalen.
Gevraagde gegevens
Supermarkten: -
eventuele wijziging signaletische gegevens
-
aantal personeelsleden tijdens het kwartaal
79
-
omzet met opsplitsing voedingswaren.
tussen
bederfelijke
en
niet
bederfelijke
Bijhuizen: -
eventuele wijziging signaletische gegevens
-
aantal personeelsleden tijdens het kwartaal
-
omzet volgens 9 categorieën (algemene voedingswaren, elektro, andere huishoudartikelen, textiel en kleding, schoenen, meubilering, tabakswaren, speelgoed/sport-/reisartikelen, andere) met opsplitsing tussen bederfelijke en niet bederfelijke voedingswaren en de andere verkopen in zelfbediening.
Menigvuldige afdelingen
-
eventuele wijziging signaletische gegevens
-
aantal personeelsleden tijdens het kwartaal
-
omzet volgens 8 categorieën die verder nog worden opgedeeld in 2 tot 7 categorieën. In totaal zijn er 23 categorieën mogelijk. Voor de verkopen in de supermarkt wordt een opsplitsing tussen bederfelijke en niet bederfelijke voedingswaren en de andere verkopen in zelfbediening gevraagd. Bevraagde bedrijven
De maandelijkse omzetenquête heeft tot doel maandelijkse indexcijfers over de omzetevolutie van ondernemingen te produceren voor verschillende samenvoegingen binnen de NACE-BEL 52. De grootdistributie wordt opgedeeld in:
Detailhandelsbedrijven met verschillende afdelingen, en aanverwante handelszaken, gewoonlijk warenhuizen genoemd (bedrijven die minstens 20 mensen tewerkstellen en die één of meer vestigingen hebben waarvan de hoofdactiviteit bestaat uit het verkopen van een groot aantal artikelen in verschillende afdelingen, maar onder hetzelfde dak. Voorbeelden : Carrefour, Cora, Inno, Hema, Makro. Zij moeten het formulier ‘Menigvuldige afdelingen’ invullen. Supermarktbedrijven (bedrijven waarvan één of meer vestigingen met zelfbediening werken, die over een verkoopoppervlakte van minstens 400 m² beschikken en die voedingsproducten verkopen, of eventueel ook nonfoodartikelen. Voorbeelden : AD Delhaize, Intermarché, GB Partner. Zij moeten het formulier ‘supermarkten’ invullen. Detailhandelsbedrijven met filialen (alle bedrijven die niet in de vorige categorieën begrepen zijn) en die over minstens vijf kleinhandelsvestigingen beschikken. Voorbeelden : Delhaize, Colruyt, Aldi, Lidl. Zij moeten het formulier ‘bijhuizen’ invullen. Detailhandelszaken die niet tot de drie voornoemde categorieën behoren, zijn niet in deze enquête opgenomen, maar dienen het meest eenvoudige formulier (enkel totale omzet uit kleinhandel) in te vullen waarvoor we verwijzen naar de
80
statistiekverplichting ‘Omzetcijfers andere dan grootdistributie’.
van
sommige
kleinhandelsondernemingen
81
13 Statistiek van de voorraden wijn en druivenmost
Fiche
Titel
Statistiek van de voorraden wijn en druivenmost in het bezit van de handelaars op 31 juli
Omschrijving/ doelstelling
Informatie over druivenmost
Wettelijke grondslag
Verordening EG nr. 1282/2001 van de Commissie van 28/06/2001 houdende uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EG) nr. 1493/1999 ten aanzien van de vaststelling van de gegevens voor de kennis van de producten en het toezicht op de markt in de wijnsector, en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1623/2000
KB 07/01/1963 (BS 18/01/1963)
Bevragende instantie
ADSEI
Gevraagde gegevens
Productievoorraad en handelsvoorraad wijn en druivenmost met aanduiding afkomst wijn (onderscheid rode/rosé en witte wijn)
Wijze van bevraging
Papier
Bevraagde bedrijven
Producenten van wijn
Alle handelaars die gebruik maken van speciaal uitgeruste kelders voor stockage en bewaring van wijnen
Aantal bevraagde bedrijven: 490 (exhaustief)
Periodiciteit
Jaarlijks
Return bedrijven
Geen (rechtstreekse rapportering aan Eurostat)
Recente wijzigingen
Geen geïdentificeerd
de
voorraden
van
wijn
en
Gevraagde gegevens
Eventuele wijziging aan signaletische gegevens en bewaarplaats of verkoopplaats Productievoorraad wijn o Tafelwijn met en zonder geografische aanduiding (totaal aantal hectoliters + onderscheid rode/rosé en witte wijn)
82
Kwaliteitswijn (totaal aantal hectoliters + onderscheid rode/rosé en witte wijn) Handelsvoorraden wijn van oorsprong uit de EU o Tafelwijn met en zonder geografische aanduiding (totaal aantal hectoliters + onderscheid rode/rosé en witte wijn) o Kwaliteitswijn (totaal aantal hectoliters + onderscheid rode/rosé en witte wijn) Handelsvoorraden wijn van oorsprong uit derde landen (totaal aantal hectoliters + onderscheid rode/rosé en witte wijn) o
Productievoorraden geconcentreerde druivenmost (totaal aantal hectoliters + onderscheid rode/rosé en witte wijn) Productievoorraden gerectificeerde geconcentreerde druivenmost (totaal aantal hectoliters + onderscheid rode/rosé en witte wijn) Handelsvoorraden geconcentreerde druivenmost (totaal aantal hectoliters + onderscheid rode/rosé en witte wijn) Handelsvoorraden gerectificeerde geconcentreerde druivenmost (totaal aantal hectoliters + onderscheid rode/rosé en witte wijn)
83
14 Statistiek van de exploitatie van de bioscoopzalen
Fiche
Titel
Statistiek van de exploitatie van de bioscoopzalen
Omschrijving/ doelstelling
Exploitatie van bioscoopzalen per jaar en per localiteit.
Wettelijke grondslag
KB van 14/12/1999 (BS 27/01/2000)
Bevragende instantie
ADSEI
Gevraagde gegevens
Zie uitgebreide uitleg hieronder
Wijze van bevraging
Schriftelijk
Bevraagde bedrijven
Alle ondernemingen die één of projectieza(a)l(en) voor films uitbaten.
Aantal bevraagde bedrijven: 460 (exhaustief)
Periodiciteit
Jaarlijks
Return bedrijven
Jaarlijkse publicatie van de resultaten in de maand mei
Recente wijzigingen
Geen geïdentificeerd
meerdere
Wettelijke grondslag
Oorspronkelijk werd deze statistiek op vraag van de sector opgestart. Tegenwoordig verzamelt de sectorfederatie evenwel zelf cijfergegevens (zelfs op dagelijkse basis) waardoor de statistiek verzameld door ADSEI nog weinig toegevoegde waarde heeft. 95% van de gegevens die door de overheid verzameld wordt, wordt ook door de sectorfederatie verzameld. Toch worden de statistieken nog steeds verzameld omdat voornamelijk de gemeenschappen in de informatie geïnteresseerd zijn en ze bij de sectorfederaties enkel cijfergegevens tegen betaling kunnen ontvangen.
Gevraagde gegevens
Eventuele wijziging signaletische gegevens Type vertoonde films (16mm, 35mm of meer) Aantal plaatsen in de zaal op 1 januari en 31 december van het jaar Eventuele datum van wijziging aantal plaatsen Aantal vertoningen en programma’s per week Periode van uitbating van de zaal en periodes van non-activiteit Ontvangsten gedurende het jaar (totaal + per programma)
84
o o o o o o o o o o Aantal o
Bruto-ontvangsten Gemeentetaks op de bioscoopvertoningen Auteursrecht Netto-ontvangsten Aantal weken van vertoning gedurende het jaar Gemiddelde netto ontvangst per week Totaal bedrag betaald voor het huren van films Jaarlijkse huurprijs van het filmjournaal Totaal aftrekbare BTW Totaal ontvangsten BTW toeschouwers gedurende het jaar Per programma en per kwartaal met onderscheid tussen betalende en gratis toeschouwers
85
15 Statistiek bewegingen oliehoudende zaden
voorraden
granen
en
Fiche
Titel
Statistiek van de bewegingen in de voorraden van granen en oliehoudende zaden
Omschrijving/ doelstelling
Maandelijkse statistiek over de voorraden van granen en oliehoudende zaden. Deze statistiek omvat de ‘balans van de zachte tarwe en de gerst bij de graanhandel’ alsook de ‘balans van de granen en de oliehoudende zaden in de zeehavensilo’s’.
Wettelijke grondslag
KB van 08/10/1999 (BS 19/11/1999) waarbij een maandelijkse statistiek van de bewegingen in de voorraden van granen en van oliehoudende zaden wordt voorgeschreven
Bevragende instantie
ADSEI
Gevraagde gegevens
Zie detail
Wijze van bevraging
Papier terug te zenden worden binnen de vijf dagen volgend op de maand waarop de gevraagde inlichtingen betrekking hebben.
Bevraagde bedrijven
Ondernemingen die als hoofdactiviteit of als bijkomende activiteit de graanhandel hebben of de exploitatie van zeehavensilo’s waar granen of oliehoudende zaden kunnen worden opgeslagen.
Aantal bevraagde bedrijven: 320 (exhaustief)
Periodiciteit
Maandelijks
Return bedrijven
Geen geïndentificeerd
Recente wijzigingen
Geen geïdentificeerd
Gevraagde gegevens
Balans van de zachte tarwe en gerst bij de graanhandel o
Voorraad begin van de maand van zowel zachte tarwe als gerst
o
Binnengekomen tijdens de maand
86
o
o
aankopen bij producenten (met geografische opdeling in 6 regio’s)
aankopen bij de handelaars (Belgische en niet-Belgische)
opgeslagen voor rekening van de producenten
andere oorsprong
Buitengegaan tijdens de maand
verkopen op binnenlandse markt volgens 6 rubrieken
verkopen op buitenlandse markt (EU en derde landen)
gewichtsverlies e.a.
andere
Balans voorraden op het einde van de maand
Balans van de granen en oliehoudende zaden in de zeehavensilo’s o
Voorraad begin van de maand van granen en oliehoudende zaden
o
Binnengekomen tijdens de maand
o
o
België
EU-lidstaten
Derde landen
Uitgegaan tijdens de maand
Belgische markt volgens 4 rubrieken
buitenlandse markt (EU en derde landen)
gewichtsverlies e.a.
Balans voorraden op het einde van de maand (+ opsplitsing interventievoorraden)
87
16 Statistiek beweging personeel nijverheidsinrichtingen
Fiche
Titel
Beweging van het nijverheidsinrichtingen
personeel
der
Omschrijving/ doelstelling
Statistiek van de beweging van het personeel der nijverheidsinrichtingen opgesteld door de chef van de onderneming, die 10 of meer werknemers in dienst had op het einde van maart van het onderzochte jaar
Wettelijke grondslag
Verordening EG nr. 1165/98 van de Raad van 19/05/1998 + Verordening EG nr. 1158/2005
MB van 24/12/1955 (BS 27/01/1956)
Bevragende instantie
ADSEI
Gevraagde gegevens
Aantal personeelsleden (bedienden en arbeiders) Aantal gewerkte uren Activiteitscode uitgeoefend Maandomzet (ondernemingen >20 wkn) Lonen en wedden van het trimester (ondernemingen >20 wkn)
Wijze van bevraging
Papier
Bevraagde bedrijven
Industriële ondernemingen die 10 of meer arbeiders tewerkstellen in bepaalde sectoren (voornamelijk recuperatie) en in slachthuizen van grootvee (vennootschappen, zelfstandigen, VZW’s). Dit komt overeen met Nace 15.11, 15.51, 37.10, 37.2B, 37.2C, 37.2D, 37.2E
Aantal bevraagde bedrijven: 240 (exhaustief)
Periodiciteit
Maandelijks
Return bedrijven
Cijfers beschikbaar na 2 maanden op aanvraag (passieve return)
Recente wijzigingen
Geen geïdentificeerd
88
Wettelijke grondslag
De resultaten van deze bevraging worden door Eurostat opgevraagd. De gevraagde gegevens worden gebruikt om gegevens omtrent omzet, tewerkstelling, lonen en gepresteerde uren te verzamelen voor de sectoren die niet bevraagd worden in de Prodcom-enquête. Deze dienen als input voor de statistiek ‘Industriële activiteit in enkele welbepaalde niet-Prodcom sectoren’.
Bevraagde bedrijven
Indien een onderneming in het voorgaande kwartaal (met enige vertraging weliswaar) meer dan 10 werknemers in dienst had op basis van RSZ-statistieken, wordt de onderneming opgenomen in de enquête.
Return bedrijven
De resultaten worden gepubliceerd in de statistiek ‘Industriële activiteit in enkele welbepaalde niet-Prodcom sectoren’ en zijn ook op aanvraag beschikbaar.
89
17 Statistiek industriële bedrijvigheid waternijverheid
Fiche
Titel
Statistiek van de industriële bedrijvigheid in de waternijverheid
Omschrijving/ doelstelling
Gegevens mbt aantal ondernemingen,bedienden, arbeiders gepresteerde uren, ... enz
Wettelijke grondslag
Verordening EG nr 1165/98 van de Raad van 19/05/1998 + 1158/2005
MB van 15/12/1988 tot wijziging van het MB van 21/05/1946 waarbij een maandelijkse statistiek van de voortbrenging in de waternijverheid wordt voorgeschreven
Bevragende instantie
ADSEI
Gevraagde gegevens
Aantal personeelsleden (bedienden/arbeiders) Aantal uren-werknemers Omvang van de bedrijvigheid in volume (beschikbaar volume voor verdeling) Opgevangen ondergrondswater Oppervlaktewater behandeld met het oog op de verdeling Ontvangen van andere maatschappijen Afgestaan aan andere maatschappijen Verlies Aantal in dienst zijnde aansluitingen Omzet van de maand (ondernemingen >20 wkn) Bruto-loon en –wedden van het kwartaal (ondernemingen >20 wkn)
Wijze van bevraging
Papier
Bevraagde bedrijven
Waternijverheid
Aantal bevraagde bedrijven: 230 (exhaustief)
Periodiciteit
maandelijks
Return bedrijven
cijfers beschikbaar na 2 maanden
Recente wijzigingen
geen geïdentificeerd
90
Wettelijke grondslag
De gevraagde gegevens worden enerzijds gebruikt om gegevens omtrent aantal ondernemingen, tewerkstelling en gepresteerde uren te verzamelen voor de sectoren die niet bevraagd worden in de Prodcom-enquête. Deze dienen als input voor de statistiek ‘Industriële activiteit in enkele welbepaalde niet-Prodcom sectoren’ die jaarlijks gepubliceerd wordt. Daarnaast worden de gegevens ook gebruikt voor de opmaak van de waterbalans, voor de opmaak van Input-Output tabellen en als input voor het milieu-beleid.
91
18 Sociale balans
Fiche
Titel
De sociale balans
Omschrijving
Bijlage bij de jaarrekening met informatie over de tewerkstelling, opleiding en vorming in het bedrijf
Doel: sectorale statistieken over de arbeidsmarkt. De individuele balansen kunnen op vraag van de vakbonden op de ondernemingsraad worden besproken.
Wet van 22/12/1995 houdende maatregelen tot uitvoering van het meerjarenplan voor werkgelegenheid
Koninklijk Besluit van 4/8/1996 betreffende de sociale balans
Bevragende instantie
NBB
Gevraagde gegevens
Gemiddelde werkgelegenheid (in aantallen, in VTE en in uren) met onderscheid voltijds – deeltijds en indeling volgens aard van de overeenkomst, geslacht en beroepscategorie (voor grote ondernemingen ook nog informatie over beroep op uitzendarbeid)
Personeelskosten en voordelen bovenop loon
In- en uittredingen tijdens het boekjaar (indeling volgens aard van overeenkomst, geslacht en studieniveau voor de ondernemingen met volledig schema)
Gebruik van de verschillende maatregelen ten gunste van de werkgelegenheid
Opleiding en vorming werknemers, aantal uren onderneming)
Via internet (tijdens werkdagen van 7u tot 20u) of op papier
Wettelijke grondslag
Wijze van bevraging
(aantal betrokken en kosten voor de
92
Bevraagde bedrijven
Alle bedrijven die een jaarrekening neerleggen (in totaal 265.000). De bedrijven die een jaarrekening volledig schema neerleggen vullen een volledige sociale balans in, de andere een vereenvoudigde sociale balans.
8000 bedrijven moeten een volledige sociale balans neerleggen. Het zijn de ondernemingen die aan één van volgende criteria voldoen:
een gemiddeld personeelsbestand van meer dan 100 voltijdsequivalenten
minstens 2 van de 3 volgende drempels overschrijden: gemiddeld personeelsbestand van meer dan 50 VTE, een jaaromzet van 7.300.000 euro en een balanstotaal van 3.650.000 euro
sommige andere ondernemingen die geen jaarrekening moeten neerleggen (zowat 1500): bepaalde ziekenhuizen, grote VZW’s, private rechtspersonen met tenminste 20 personeelsleden en ondernemingen naar buitenlands recht met een bijkantoor in België
Periodiciteit
Jaarlijks, samen met de jaarrekening (uiterlijk 7 maanden na afsluiting van het boekjaar)
Return bedrijven
De sociale balansen worden via de Nationale Bank van België ter beschikking gesteld van het publiek (behalve de balansen van ondernemingen die niet gehouden zijn ook een jaarrekening neer te leggen).
Recente wijzigingen
Vanaf 2008 geen gegevens meer te verstrekken over het beroep op maatregelen ter bevordering van de werkgelegenheid, maar anderzijds wel meer detail over de opleidingsinitiatieven.
93
19 Statistiek Intrastat
Fiche
Titel
Statistiek Intrastat
Omschrijving
Een inventarisatie van de goederenhandel met EUlanden
Wettelijke grondslag
Verordening (EG) nr 1915/2005 van de Commissie van 24 november 2005
Koninklijk besluit van 11 januari 2006
Bevragende instantie
NBB (voor rekening van het Instituut voor de Nationale Rekeningen)
Gevraagde gegevens
De stroom binnenkomende goederen (aankomsten) en/of de stroom buitengaande goederen (verzendingen).
Naast de waarde en de eenheidswaarden van de transacties, wordt ook een geografische opsplitsing en een indeling naar goederencategorie gevraagd
Elektronisch (ofwel beveiligde aangifte via internet, ofwel CD-ROM met IDEP-software en via e-mail).
Diskette en papier zijn mogelijk maar worden ontraden.
Populatie van bedrijven die een jaardrempel overschrijden (400.000 euro bij invoer en 1 miljoen euro bij uitvoer)
Zowat 18.500 bedrijven rapporteren
Periodiciteit
Maandelijks
Return bedrijven
Elke gegevensverstrekker krijgt op verzoek om de drie maanden een overzicht van zijn marktaandeel voor zijn 10 belangrijkste producten.
Recente wijzigingen
1998: drempelverhoging van 100.000 euro naar 250.000 euro en wegvallen van een aantal aangiftevariabelen
2005: vereenvoudigde aangifte van herstellingen
2006: drempelverhoging naar 400.000 (invoer) en 1.000.000 euro (uitvoer)
Wijze van bevraging
Bevraagde bedrijven
euro
94
Wettelijke grondslag
De Europese regelgeving bepaalt dat de informatie verzameld via het Intrastatsysteem ten minste 97 pct van de totale waarde van de intra-EU handel moet omvatten (vroeger zelf 99 pct). De Ecofin-Raad heeft deze statistiek aangestipt als een van de mogelijke kandidaten voor een verdere vereenvoudiging. Hierbij wordt gedacht aan een verdere verhoging van de drempels (dus minder dan 97 pct representativiteit) of aan een “single flow“-systeem (zie infra). Wat mogelijke sancties bij niet-naleving van de verplichtingen betreft, wordt verwezen naar de wet op de openbare statistiek. Daarin worden geldboetes voorzien van 26 tot 10.000 euro (vermenigvuldigd met 5 opdeciemen). Bij recidive kunnen die bedragen worden verdubbeld en voorziet de wet de mogelijkheid van gevangenisstraf (gaande van 8 dagen tot 1 maand). Voor bedrijven die hun rapportageverplichtingen meermaals niet naleven wordt de procedure van ingebrekestelling opgestart (bezoek ter plaatse, PV van het bezoek, dossier naar het parket van de procureur des konings, nieuw bezoek op verzoek van de procureur met de dreiging van boetes, …). In de praktijk zijn er evenwel nog nooit boetes opgelegd, omdat de bedrijven na het opstarten van die procedures positief reageren.
Gevraagde gegevens
Het gaat om de goederenstromen die betrekking hebben op volgende transacties: zuivere handelstransacties waarbij de goederen van eigenaar veranderen, goederenbewegingen zonder eigendomsoverdracht (bvb maakloon, onderhoud, herstellingen) en terugzendingen van goederen. Er bestaan twee soorten aangiften: de standaardaangifte en de uitgebreide aangifte. De standaardaangifte vraagt naast de identificatiegegevens, de goederenstroom (in- of uitvoer) en de periode, volgende informatie: partnerland, transactiecode (bijv. transacties met eigendomsoverdracht, terugzendingen, maakloon, herstellingen…), goederencode (een 8-cijferige GN-code uit de Intrastatnomenclatuur), gewest van oorsprong of bestemming, waarde, gewicht, aanvullende eenheid (bijv. liter, paar, kubieke meter, …). Bij de uitgebreide aangifte komen daar twee variabelen bovenop: de vervoerswijze en de inco-terms (leveringsvoorwaarden zoals “af fabriek”, FOB of CIF, …). Er zij aangestipt dat de gegevens van de goederenhandel met niet-EU landen afkomstig zijn van de douane-aangiften; m.a.w. hier gebruikt de NBB een administratieve bron voor het opstellen van statistieken. Omdat er bij de intra EU-handel geen douanedocumenten moeten worden ingevuld, heeft de Europese Commissie een andere weg (Intrastat) opgelegd om de desbetreffende informatie te verzamelen. Deze gegevens worden gebruikt voor het opstellen van de nationale en gewestelijke statistieken van de buitenlandse handel. Er zijn statistieken volgens
95
nationaal concept en volgens communautair concept12. Er bestaan waarde-, prijsen volumestatistieken en geografische en productopsplitsingen. Aan de hand van die gegevens is het o.m. mogelijk marktaandelen te berekenen. Die informatie kadert binnen de statistische verplichtingen van België tegenover de Europese Commissie.
Wijze van bevraging
Sinds 1 januari 2007 is de aangifte via elektronische weg (alles behalve papier) verplicht voor aangiften met meer dan 15 lijnen. Negentig procent van alle aangiften gebeurt elektronisch. Er bestaat een brochure (elektronisch en op papier) met een gedetailleerde beschrijving van de inhoud van de gevraagde informatie. Er kan beroep worden gedaan op een helpdesk.
Bevraagde bedrijven
De meeste bedrijven die aangifteplichtig zijn (die dus meer dan 400.000 euro per jaar invoeren of meer dan 1 miljoen euro per jaar uitvoeren) vullen een standaardaangifte in. De bedrijven die meer dan 25 miljoen euro per jaar in- of uitvoeren moeten een uitgebreide aangifte indienen. Van de zowat 18.500 aangifteplichtigen zijn er ongeveer 1400 die een uitgebreide aangifte invullen. De bedrijven die in jaar t-1 de drempel overschrijden worden zo snel mogelijk per brief verwittigd dat ze voor het jaar t moeten rapporteren (samen met de brief krijgen ze een CD-rom en een link naar de website van de NBB om hun aangifte te kunnen indienen). Bedrijven die melden dat de situatie in jaar t-1 uitzonderlijk was, worden op verzoek vrijgesteld van aangifte. Bedrijven die niet langer de drempel overschrijden, worden eveneens verwittigd dat ze niet meer moeten rapporteren.
Periodiciteit
De aangiften moeten uiterlijk de 20ste van de maand volgend op de verslagmaand worden ingediend.
Return bedrijven
De driemaandelijkse informatie over marktaandelen bij in- of uitvoer is 6 maanden na afloop van het beschouwde kwartaal beschikbaar onder de vorm van een exceltabel. Vroeger werd die informatie automatisch naar alle bedrijven gestuurd. Enkele jaren terug heeft de NBB beslist dat enkel nog op verzoek te
12
De volgens het communautaire concept opgestelde cijferreeksen bevatten niet alleen de in- en uitvoerbewegingen waarbij een ingezetene betrokken is (nationaal concept), maar ook de transacties van niet-ingezetenen die in België BTW-plichtig zijn en waarbij geen ingezetenen betrokken zijn. Deze bewegingen worden aangegeven in naam van niet-ingezeten bedrijven, hetzij door ingezeten bedrijven die tot dezelfde groep behoren, hetzij door professionele fiscale vertegenwoordigers. Het betreft dan bijvoorbeeld multinationals die België als verdeelcentrum hebben uitgekozen en waarbij ons land enkel de rol speelt van aanvoer- en afvoerpunt van de betrokken goederen.
96
doen. Slechts enkele honderden bedrijven per jaar maken van de mogelijkheid gebruik. Blijkbaar beseffen nog weinig bedrijven dat die mogelijkheid bestaat. Allicht heeft het relatief gering aantal geïnteresseerden ook te maken met het feit dat de administratieve eenheid die de Intrastat-aangiften moet invullen niet meteen het belang ziet van de return voor het bedrijf. De leiding van het bedrijf daarentegen zou normaal wel kunnen geïnteresseerd zijn.
Recente wijzigingen
Door de opeenvolgende verhogingen van de aangiftedrempels (de meest recente op 1/1/2006) is het aantal aangevers verminderd: in de periode 1995-1997 waren er gemiddeld ruim 27.000 aangevers en van 1998 tot 2005 gaven gemiddeld nog bijna 23.000 bedrijven aan. Deze nieuwe omzetdrempels behoren tot de hoogste van de EU-landen (zie Tabel 1). De 18.500 aangevers vertegenwoordigen naar schatting 9 % van de ongeveer 200.000 bedrijven actief op de Intra-EU-goederenmarkt (op basis van BTW). Tabel 1: Vergelijking omzetdrempels Intrastat-aangifte (in €) Land
Invoer
Uitvoer
België (2007)
400.000
1.000.000
Denemarken
242.000
630.000
Duitsland
300.000
300.000
Frankrijk
150.000
150.000
Ierland
191.000
635.000
Nederland
400.000
400.000
Oostenrijk
300.000
300.000
Verenigd Koninkrijk
260.000
260.000
Zweden
238.000
484.000
Bron: presentatie NBB bij KMO-Commissie, VBO, 11 januari 2007
97
20 Enquêtes directe investeringen met het buitenland
Fiche
Titel
Enquêtes directe investeringen met het buitenland
Omschrijving
Een inventarisatie van de directe investeringen die buiten België gedaan zijn door ingezeten bedrijven of in België gedaan zijn door niet-ingezeten bedrijven
Deze gegevens worden gebruikt voor het opstellen van de statistieken van de betalingsbalans en de globale investeringsstatistieken ten opzichte van de rest van de wereld. Die informatie kadert binnen de statistische verplichtingen van België tegenover de ECB, de OESO en het IMF.
Verordening 2533/98 van de Raad van 23/11/1998
Richtsnoer van de ECB van 16/07/2004
Wet van 1 mei 2006 tot wijziging van de wet van 28/2/2002 ter regeling van het opstellen van de betalingsbalans en van de externe vermogenspositie van België en houdende wijziging van de besluitwet van 6 oktober 1944 betreffende de wisselcontrole en van verschillende wettelijke bepalingen
Bevragende instantie
NBB
Gevraagde gegevens
Structuur van de groep waartoe de aangever behoort
De financiële stromen aangaande het eigen vermogen, deelnemingen in het buitenland en leningen, deposito’s, … waarvan de tegenpartij een niet-ingezeten onderneming is
Idem voor de uitstaande bedragen13
Resultaten van de aangever en van de nietingezeten onderneming waarmee een directeinvesteringsband bestaat14 alsook de uitstaande bedragen aangaande het eigen vermogen van de niet-ingezetene
Zakencijfer en personeelsbestand voor alle nietingezeten ondernemingen waarin een deelneming van tenminste 50 pct wordt aangehouden
Wettelijke grondslag
13
Als een bedrijf op eind t-1 voor 100 uitstaande directe investeringen heeft, en er in het jaar t 10 bijvoegt, dan bedragen zijn uitstaande investeringen op eind t 110. 10 is in dit geval de stroom, 110 is het uitstaande bedrag
98
Wijze van bevraging
Enkel elektronisch (ofwel beveiligde aangifte via internet, ofwel CD-ROM, ofwel XML-bestand via email of internet)
Bevraagde bedrijven
Ganse populatie van bedrijven die een directeinvesteringsrelatie hebben met een niet-ingezetene
3797 bedrijven voor het jaar 2006
Periodiciteit
Maandelijks, per kwartaal of per jaar afhankelijk van het relatief belang van de directe investeringen van de aangever.
Return bedrijven
Geen
Recente wijzigingen
In het vroegere betalingsbalanssysteem was er enkel een jaarlijkse enquête.
Administratieve lasten
Knelpunten
Geen return voor de onderneming
Suggesties
Evaluatie van de enquête in samenwerking met het VBO
Wettelijke grondslag
In de Belgische wet op de Betalingsbalans en aanverwante statistieken is, in geval van niet-naleving, sprake van mogelijke geldboetes tot 10.000 euro (te verdubbelen wanneer er binnen de 5 jaar een recidive is). Maar de verordening van de Raad is strenger en bepaalt dat de ECB bij niet-naleving dwangsommen kan opleggen van ten hoogste 10.000 euro per dag, waarbij de totale boete evenwel kan oplopen tot maximaal 200.000 euro. In een KB van 19 maart 2002 met betrekking tot het opstellen van de betalingsbalans en van de externe vermogenspositie van België wordt voorzien in een procedure van uitvoering van ambtswege tegen gegevensverstrekkers die geen gevolg geven aan een ingebrekestelling. Het reglement dat in het nieuwe systeem de bepalingen bevat m.b.t. die procedure is nog niet gepubliceerd. In de praktijk zijn er nog geen initiatieven geweest om bedrijven te sanctioneren.
Gevraagde gegevens
Het betreft in werkelijkheid 5 afzonderlijke deelenquêtes. Bij de enquête over de structuur van de groep moet voor elke onderneming die van de groep deel uitmaakt de naam, het land van verblijf, de activiteitssector en het deelnemingspercentage worden vermeld.
14
Er bestaat een vermoeden van directe-investeringsrelatie wanneer een investeerder direct of indirect een deelneming van minimum 10 pct bezit in de onderneming waarin direct wordt geïnvesteerd.
99
De enquêtes over de financiële stromen en over de uitstaande bedragen i.v.m. directe investeringen van een ingezetene moeten worden uitgesplitst per nietingezeten onderneming en per munt. De enquête over de resultaten wordt uitgesplitst per onderneming. De gegevens over zakencijfer en personeelsbestand moeten worden uitgesplitst per niet-ingezeten onderneming en per munt.
Wijze van bevraging
Voor de aangiften via Internet wordt een volledig beveiligde toepassing ter beschikking gesteld. Met deze toepassing (CSSR van Central Server for Statistical Reporting) kunnen aangiften worden gecodeerd en kunnen bestanden worden opgeladen. Ondernemingen die vanuit eigen toepassingen geautomatiseerde aangiften verstrekken, kunnen via een XML-bestand werken. Er bestaat een brochure (elektronisch en op papier) met een zeer gedetailleerde beschrijving van de inhoud van de gevraagde informatie en, waar mogelijk, de link met boekhoudkundige rubrieken. De algemene werking van CSSR (identificatie van aangever, paswoorden, functionaliteiten, verzenden, encoderen, CSV tekstbestanden…) wordt ook toegelicht. Er kan beroep worden gedaan op een helpdesk.
Bevraagde bedrijven
De aangifteplichtigen zijn de ingezeten rechtspersonen die geselecteerd worden op basis van gegevens van de jaarrekening (eigen vermogen, financiële vaste activa, totaal actief/passief) en die een directe-investeringsrelatie hebben met een niet-ingezetene, hetzij als directe investeerder, hetzij als onderneming waarin direct wordt geïnvesteerd, voor zover ze aan een van volgende definities beantwoorden: -
een ingezeten rechtspersoon, opgericht naar Belgisch recht, waarin een nietingezetene een deelneming heeft van tenminste 10 pct;
-
een ingezeten rechtspersoon, opgericht naar het recht van het land van oorsprong (bijkantoor in België);
-
een ingezeten rechtspersoon die een deelneming heeft van tenminste 10 pct in een onderneming gevestigd buiten het nationaal grondgebied en opgericht naar het land van vestiging;
-
een ingezeten rechtspersoon die een onderneming bezit buiten het nationaal grondgebied en die opgericht is naar Belgisch recht (bijkantoor in het buitenland)
-
een ingezeten rechtspersoon die minstens 1 buitenlandse zusteronderneming heeft.
In bepaalde gevallen kan het criterium van 10 pct deelnemingspercentage vervangen worden door de notie van medebeslissingsrecht die de directe investeerder heeft in het beslissings- en beheersproces van de onderneming. De bedrijven worden elk jaar 3 maanden op voorhand per brief aangeschreven. Bedrijven die elk jaar moeten deelnemen worden ook elk jaar aangeschreven.
100
Periodiciteit
De periodiciteit van aangifte (hoge, middelhoge of lage frequentie) verschilt in functie van het relatief belang van de directe investeringen van de aangever ten opzichte van het totaal van de rapporterende ondernemingen. -
De aangevers met een hoge frequentie moeten als volgt aangeven: maandelijks de stromen binnen de 15 werkdagen na het einde van de betrokken maand; − trimestrieel de uitstaande bedragen (bij directe relaties) binnen de 5 maanden na het einde van het betrokken kwartaal; − jaarlijks de resultaten en de uitstaande bedragen (bij indirecte relaties) binnen de 5 maanden na het einde van het betrokken jaar. De aangevers met een middelhoge frequentie volgen hetzelfde schema, behalve dat de uitstaande bedragen bij directe relaties slechts jaarlijks moeten worden aan gegeven. −
-
-
De aangevers met lage frequentie rapporteren enkel jaarlijks.
Er waren in 2006 111 maandelijkse, 289 driemaandelijkse en 3397 jaarlijkse aangevers.
101
21 Enquêtes diverse investeringen met het buitenland
Fiche
Titel
Enquêtes diverse investeringen met het buitenland
Omschrijving
Een meting van alle financiële investeringen (andere dan effectentransacties, waarvoor een afzonderlijke enquête bestaat) tussen nietverbonden ingezeten en niet-ingezeten ondernemingen, van de afgeleide producten waarvan de tegenpartij een niet-ingezetene is en van de transacties in onroerend goed met een nietingezeten tegenpartij
Wettelijke grondslag
Verordening 2533/98 van de Raad van 23/11/1998
Richtsnoer van de ECB van 16/07/2004
Wet van 1 mei 2006 tot wijziging van de wet van 28/2/2002 ter regeling van het opstellen van de betalingsbalans en van de externe vermogenspositie van België en houdende wijziging van de besluitwet van 6 oktober 1944 betreffende de wisselcontrole en van verschillende wettelijke bepalingen
Bevragende instantie
NBB
Gevraagde gegevens
De financiële stromen aangaande leningen, deposito’s, afgeleide financiële producten waarbij de tegenpartij een niet-ingezetene is
Idem voor de uitstaande bedragen
De gegevens moeten worden uitgesplitst per land en per munt
Wijze van bevraging
Enkel elektronisch (ofwel beveiligde aangifte via internet, ofwel CD-ROM, ofwel XML-bestand via email of internet)
Bevraagde bedrijven
Ganse populatie van bedrijven die ook moeten deelnemen aan de enquêtes directe investeringen
Daarenboven ook bedrijven waarvan het balanstotaal hoger of gelijk is aan 20 miljoen euro en waarvan het totaal van hun vorderingen of schulden op meer dan één jaar hoger of gelijk is aan 5 miljoen euro.
3.837 deelnemers in 2006
Maandelijks, per kwartaal of per jaar afhankelijk van het relatief belang van de directe investeringen van de aangever.
Periodiciteit
102
Return bedrijven
Geen
Recente wijzigingen
Nieuwe enquête. Voorheen beschikbaar via de banken.
was
informatie
Wettelijke grondslag
In de Belgische wet op de Betalingsbalans en aanverwante statistieken is, in geval van niet-naleving, sprake van geldboetes tot 10.000 euro (te verdubbelen wanneer er binnen de 5 jaar een recidive is). Maar de verordening van de Raad is strenger en bepaalt dat de ECB bij niet-naleving dwangsommen kan opleggen van ten hoogste 10.000 euro per dag, waarbij de totale boete kan oplopen tot ten hoogste 200.000 euro. In een KB van 19 maart 2002 met betrekking tot het opstellen van de betalingsbalans en van de externe vermogenspositie van België wordt voorzien in een procedure van uitvoering van ambtswege tegen gegevensverstrekkers die geen gevolg geven aan een ingebrekestelling. Het reglement dat in het nieuwe systeem de bepalingen bevat m.b.t. die procedure is nog niet gepubliceerd. In de praktijk zijn er nog geen initiatieven geweest om bedrijven te sanctioneren.
Gevraagde gegevens
Het betreft in werkelijkheid twee enquêtes: één over de stromen en één over de uitstaande bedragen. De enquête over de stromen bevat 37 rubrieken, met allerhande opsplitsingen zoals looptijden, onderscheid leningen, ontleningen, deposito’s, zichtrekeningen, leasing, aankopen en verkopen van gronden en gebouwen, ontvangen intresten, betaalde intresten, premies bij opties, marges bij futures, meerwaarden bij swaps en termijncontracten. De enquête over de uitstaande bedragen bevat 22 rubrieken, met allerhande opsplitsingen zoals looptijden en onderscheid tussen leningen, ontleningen, deposito’s, factoring, waarde van opties, waarde van futures, waarde van afgeleide producten. Deze gegevens worden gebruikt voor het opstellen van de statistieken van de betalingsbalans en de globale investeringsstatistieken ten opzichte van de rest van de wereld. Die informatie kadert binnen de statistische verplichtingen van België tegenover de ECB, De Europese Commisie, de OESO en het IMF.
Wijze van bevraging
Voor de aangiften via Internet wordt een volledig beveiligde toepassing ter beschikking gesteld. Met deze toepassing (CSSR van Central Server for Statistical Reporting) kunnen aangiften worden gecodeerd en kunnen bestanden worden opgeladen. Ondernemingen die vanuit eigen toepassingen geautomatiseerde aangiften verstrekken, kunnen via een XML-bestand werken. Er bestaat een brochure (elektronisch en op papier) met een zeer gedetailleerde beschrijving van de inhoud van de gevraagde informatie en, waar mogelijk, de link met boekhoudkundige rubrieken. De algemene werking van CSSR
103
(identificatie van aangever, passwoorden, functionaliteiten, encoderen, CSV tekstbestanden…) wordt ook toegelicht.
verzenden,
Er kan beroep worden gedaan op een helpdesk.
Bevraagde bedrijven
De aangifteplichtigen zijn: -
de ingezeten rechtspersonen die aangifteplichtig zijn voor de “Enquête directe investeringen met het buitenland”;
-
de ingezeten rechtspersonen die aan volgende voorwaarden beantwoorden:
−
het totaal van het actief en passief op hun balans is hoger ef gelijk aan 20 miljoen euro EN
−
het totaal van hun vorderingen op meer dan één jaar (rubrieken 285/ en 291 op het actief) is hoger of gelijk aan 5 miljoen euro of het totaal van hun schulden op méér dan 1 jaar (rubrieken 173 en 174 op het passief) is hoger of gelijk aan 5 miljoen euro.
Periodiciteit
De periodiciteit van aangifte (hoge, middelhoge of lage frequentie) verschilt in functie van het relatief belang van de directe investeringen van de aangever ten opzichte van het totaal van de rapporterende ondernemingen. -
De aangevers met een hoge frequentie moeten als volgt aangeven: −
maandelijks de stromen binnen de 15 werkdagen na het einde van de betrokken maand;
−
trimestrieel de uitstaande bedragen (bij directe relaties) binnen de 5 maanden na het einde van het betrokken kwartaal;
−
jaarlijks de resultaten en de uitstaande bedragen (bij indirecte relaties) binnen de 5 maanden na het einde van het betrokken jaar.
-
De aangevers met een middelhoge frequentie volgen hetzelfde schema, behalve dat de uitstaande bedragen bij directe relaties slechts jaarlijks moeten worden aan gegeven.
-
De aangevers met lage frequentie rapporteren enkel jaarlijks
Er zijn 111 maandelijkse, 289 driemaandelijkse en 3.437 jaarlijkse aangevers.
Recente wijzigingen
In het vroegere systeem dienden de bedrijven bij elke betaling aan of elke ontvangst vanuit het buitenland aan hun kredietinstelling informatie te verstrekken over de oorsprong van de betaling of de ontvangst. De kredietinstellingen moesten die informatie op regelmatige wijze doorsturen naar de NBB15.
15
De banken gaven voor de directe investeringen enkel de stromen maar niet de uitstaande bedragen. Vandaar dat er voor de directe investeringen reeds in het vroegere systeem een enquête bestond.
104
22 Enquête beleggingen in effecten
Fiche
Titel
Enquête beleggingen in effecten
Omschrijving
De enquête beoogt een aangifte op territoriale positie16 van gedetailleerde informatie, effect per effect, over het geheel van alle effecten die op de balans voorkomen.
Wettelijke grondslag
Verordening 2533/98 van de Raad van 23/11/1998
Richtsnoer van de ECB van 16/07/2004
Wet van 1 mei 2006 tot wijziging van de wet van 28/2/2002 ter regeling van het opstellen van de betalingsbalans en van de externe vermogenspositie van België en houdende wijziging van de besluitwet van 6 oktober 1944 betreffende de wisselcontrole en van verschillende wettelijke bepalingen
Bevragende instantie
NBB
Gevraagde gegevens
De enquête bestaat uit 9 tabellen. De verschillende tabellen dienen om effecten aan te geven die zich onderling onderscheiden door: de aard van de effecten (schuldbewijzen of aandelen/gelijkgestelde effecten); de initiële looptijd van de effecten; de lokalisatie van de effecten op het actief of het passief van de balans.
16
In elk van die tabellen wordt, effect per effect, o.m. volgende informatie gevraagd: identificatiecode (meestal ISIN-code), benaming, aantal, stemrecht in pct, muntcode, nominale waarde, boekwaarde, marktwaarde, identificatie van het type marktwaarde, percentage belang niet-ingezetenen, ondernemingsnummer van de ingezeten bewaarnemer, …
Deze gegevens worden gebruikt voor het opstellen van de statistieken van de betalingsbalans en de globale investeringsstatistieken ten opzichte van de rest van de wereld. Die informatie kadert binnen de statistische verplichtingen van België tegenover de ECB, de Europese Commisie, OESO en IMF.
Anders dan de vennootschappelijke positie, die een beeld geeft van het geheel van een bedrijf, geeft de territoriale positie de situatie van de vestigingen van een bedrijf die binnen de landsgrenzen zijn gevestigd.
105
Wijze van bevraging
Enkel elektronisch (ofwel beveiligde aangifte via internet, ofwel CD-ROM, ofwel XML-bestand via email of internet)
Bevraagde bedrijven
Alle (20) bedrijven waarvan de som van een aantal boekhoudposten uit de jaarrekening de drempelwaarde van 1 miljard euro in de loop van het jaar voorafgaand aan de aangifte overschrijdt.
Periodiciteit
Maandelijks binnen de 11 dagen na het einde van de beschouwde maand
Return bedrijven
Geen
Recente wijzigingen
Nieuwe enquête. Voorheen was geglobaliseerde informatie beschikbaar via het banksysteem
106
23 Enquête activiteiten met het buitenland – Alle diensten
Fiche
Titel
De enquête activiteiten met het buitenland – Alle diensten
Omschrijving
Deze enquête brengt alle dienstentransacties van ingezetenen ingezetenen in kaart.
Wettelijke grondslag
Verordening 2533/98 van de Raad van 23/11/1998
Richtsnoer van de ECB van 16/07/2004
Wet van 1 mei 2006 tot wijziging van de wet van 28/2/2002 ter regeling van het opstellen van de betalingsbalans en van de externe vermogenspositie van België en houdende wijziging van de besluitwet van 6 oktober 1944 betreffende de wisselcontrole en van verschillende wettelijke bepalingen
Bevragende instantie
NBB
Gevraagde gegevens
Diensten (onderverdeeld naar categorie zoals bijv. vervoer van goederen, vervoer van personen, huur, informaticadiensten, boekhouding, audiovisuele diensten, …) verleend aan nietingezetenen (= opbrengsten of verkopen/uitvoer) en diensten ontvangen van niet-ingezetenen (= kosten of aankopen/invoer) en overdrachten tussen ingezetenen en niet-ingezetenen
Wijze van bevraging
Enkel elektronisch (ofwel beveiligde aangifte via internet, ofwel CD-ROM, ofwel XML-bestand via email of internet)
Bevraagde bedrijven
De populatie van bedrijven die voor een bedrag boven een bepaalde drempel diensten kopen of verkopen met het buitenland
1015 deelnemende bedrijven in 2006
Periodiciteit
Maandelijks
Return bedrijven
Geen
Recente wijzigingen
Nieuwe enquête. Voorheen beschikbaar via de banken.
was
soorten met niet-
informatie
107
Wettelijke grondslag
In de Belgische wet op de Betalingsbalans en aanverwante statistieken is, in geval van niet-naleving, sprake van mogelijke geldboetes tot 10.000 euro (te verdubbelen wanneer er binnen de 5 jaar een recidive is). Maar de verordening van de Raad is strenger en bepaalt dat de ECB bij niet-naleving dwangsommen kan opleggen van ten hoogste 10.000 euro per dag, waarbij de totale boete kan oplopen tot 200.000 euro. In een KB van 19 maart 2002 met betrekking tot het opstellen van de batalingsbalans en van de externe vermogenspositie van België wordt voorzien in een procedure van uitvoering van ambtswege tegen gegevensverstrekkers die geen gevolg geven aan een ingebrekestelling. Het reglement dat in het nieuwe systeem de bepalingen bevat m.b.t. die procedure is nog niet gepubliceerd. In de praktijk zijn er nog geen initiatieven geweest om bedrijven te sanctioneren.
Gevraagde gegevens
De diensten worden ingedeeld in 19 soorten, die op hun beurt ingedeeld zijn in subcategoriëen (“Vervoer van personen” is bijvoorbeeld één dienstensoort, met zeven onderdelen, zoals maritiem vervoer, luchtvervoer, spoor, wegvervoer, …). In totaal zijn er 98 categoriëen. De overdrachten (unilaterale transacties waarin één economische entiteit middelen aan een andere entiteit verstrekt zonder daarvoor andere middelen of een vordering in ruil te ontvangen) zijn ingedeeld in 6 rubrieken (waaronder belastingen, schadevergoedingen en toelagen). Voor iedere betrokken transactie moet volgende informatie worden verstrekt: land van de medecontractant (of land van tegenpartij), munt, waarde van de opbrengsten en kosten. Deze gegevens worden gebruikt voor het opstellen van de statistieken van de betalingsbalans. Die informatie kadert binnen de statistische verplichtingen van België tegenover de Europese Commisie, de ECB, de OESO en het IMF.
Wijze van bevraging
Voor de aangiften via Internet wordt een volledig beveiligde toepassing ter beschikking gesteld. Met deze toepassing (CSSR van Central Server for Statistical Reporting) kunnen aangiften worden gecodeerd en kunnen bestanden worden opgeladen. Ondernemingen die vanuit eigen toepassingen geautomatiseerde aangiften verstrekken, kunnen via een XML-bestand werken. Er bestaat een brochure (elektronisch en op papier) met een zeer gedetailleerde beschrijving van de inhoud van de gevraagde informatie en, waar mogelijk, de link met boekhoudkundige rubrieken. De algemene werking van CSSR (identificatie van aangever, passwoorden, functionaliteiten, verzenden, encoderen, CSV tekstbestanden…) wordt ook toegelicht. Er kan beroep worden gedaan op een helpdesk.
108
Bevraagde bedrijven
De enquête is bestemd voor alle ingezetenen die diensten kopen of verkopen met het buitenland en die voldoen aan de volgende criteria: -
maandelijks aangifteplichtig zijn bij de BTW en
-
ofwel volgens activiteitennomenclatuur geklasseerd zijn onder dienstenactiviteiten en in het BTW-rooster 47 (export) op jaarbasis een bedrag aangeven boven de 25 miljoen euro
-
ofwel in het BTW-rooster 56 (import) op jaarbasis een bedrag aangeven boven de 1 miljoen euro.
De bedrijven worden rond de maand september van het jaar t-1 per brief verwittigd dat ze moeten deelnemen aan de enquête vanaf januari van jaar t. Er waren 1015 deelnemende bedrijven in 2006.
Periodiciteit
Maandelijkse aangifte binnen de 15 dagen na het einde van de te rapporteren maand.
Recente wijzigingen
In het vroegere systeem dienden de bedrijven bij elke betaling aan of elke ontvangst vanuit het buitenland aan hun kredietinstelling informatie te verstrekken over de oorsprong van de betaling of de ontvangst. De kredietinstellingen moesten die informatie op regelmatige wijze doorsturen naar de NBB.
109
24 Enquête activiteiten met het buitenland – Specifieke diensten
Fiche
Titel
De enquête activiteiten met het buitenland – Specifieke diensten
Omschrijving
Deze enquête beoogt dienstentransacties van ingezetenen met niet-ingezetenen andere dan vervoer, constructie en audiovisuele media (die via andere enquêtes worden verzameld).
Wettelijke grondslag
Verordening 2533/98 van de Raad van 23/11/1998
Richtsnoer van de ECB van 16/07/2004
Wet van 1 mei 2006 tot wijziging van de wet van 28/2/2002 ter regeling van het opstellen van de betalingsbalans en van de externe vermogenspositie van België en houdende wijziging van de besluitwet van 6 oktober 1944 betreffende de wisselcontrole en van verschillende wettelijke bepalingen
Bevragende instantie
NBB
Gevraagde gegevens
Voor iedere dienstentransactie tussen een ingezetene en een niet-ingezetene moet volgende informatie worden verstrekt: land van de medecontractant (of tegenpartij), munt en waarde van de opbrengsten en/of de kosten
Wijze van bevraging
Enkel elektronisch (ofwel beveiligde aangifte via internet, ofwel CD-ROM, ofwel XML-bestand via email of internet)
Bevraagde bedrijven
Een steekproef uit de kleinere bedrijven (minder dan 25 miljoen euro omzet op jaarbasis of minder dan 2 miljoen euro uitvoer per jaar)
7450 deelnemende bedrijven in 2006
Periodiciteit
Driemaandelijks
Return bedrijven
Geen
Recente wijzigingen
Nieuwe statistiek. Voorheen beschikbaar via de banken
was
informatie
Wettelijke grondslag
In de Belgische wet op de Betalingsbalans en aanverwante statistieken is, in geval van niet-naleving, sprake van mogelijke geldboetes tot 10.000 euro (te
110
verdubbelen wanneer er binnen de 5 jaar een recidive is). Maar de verordening van de Raad is strenger en bepaalt dat de ECB bij niet-naleving dwangsommen kan opleggen van ten hoogste 10.000 euro per dag, waarbij de totale boete kan oplopen tot ten 200.000 euro. In een KB van 19 maart 2002 met betrekking tot het opstellen van de betalingsbalans en van de externe vermogenspositie van België wordt voorzien in een procedure van uitvoering van ambtswege tegen gegevensverstrekkers die geen gevolg geven aan een ingebrekestelling. Het reglement dat in het nieuwe systeem de bepalingen bevat m.b.t. die procedure is nog niet gepubliceerd. In de praktijk zijn er nog geen initiatieven geweest om bedrijven te sanctioneren.
Gevraagde gegevens
De diensten worden ingedeeld in volgende soorten: -
Post, telecommunicatie en informatiediensten Informaticadiensten Commissies en makelaarsdiensten Huur en verhuur van roerende en onroerende goederen niet elders vermeld Boekhouding, management, reclame en juridische diensten Technische en wetenschappelijke diensten Royalty’s en licentierechten Audiovisuele en persoonlijke diensten, cultuur en ontspanning Aan- en verkoop van andere diensten met het buitenland
Iedere dienstensoort is verder onderverdeeld per aard in afzonderlijke dienstentransacties (bijv. voor informaticadiensten bestaat de indeling uit Ontwikkeling, beheer en training m.b.t. hardware, softare en gegevensverwerking; onderhoud en herstelling m.b.t. hardware, software en gegevensverwerking; Operationele lease en huur van hardware; Financiële lease van hardware). In totaal zijn er 35 rubrieken. Deze gegevens worden gebruikt voor het opstellen van de statistieken over het dienstenverkeer met het buitenland (onderdeel van de betalingsbalans). Die informatie kadert binnen de statistische verplichtingen van België tegenover de Europese Commisie, de ECB, de OESO en het IMF.
Wijze van bevraging
Voor de aangiften via Internet wordt een volledig beveiligde toepassing ter beschikking gesteld. Met deze toepassing (CSSR van Central Server for Statistical Reporting) kunnen aangiften worden gecodeerd en kunnen bestanden worden opgeladen. Ondernemingen die vanuit eigen toepassingen geautomatiseerde aangiften verstrekken, kunnen via een XML-bestand werken. Er bestaat een brochure (elektronisch en op papier) met een zeer gedetailleerde beschrijving van de inhoud van de gevraagde informatie en, waar mogelijk, de link met boekhoudkundige rubrieken. De algemene werking van CSSR (identificatie van aangever, passwoorden, functionaliteiten, verzenden, encoderen, CSV tekstbestanden…) wordt ook toegelicht. Er kan beroep worden gedaan op een helpdesk.
111
Bevraagde bedrijven
De enquête is bestemd voor ingezetenen die vermoedelijk diensten kopen of verkopen met het buitenland en die voldoen aan de volgende criteria: -
-
ofwel volgens activiteitennomenclatuur geklasseerd zijn onder dienstenactiviteiten andere dan vervoer, constructie en audiovisuele media en in het het BTW-rooster 47 (export) op jaarbasis een bedrag aangeven groter dan nul en kleiner dan 25 miljoen euro; ofwel in het BTW-rooster 56 (import) op jaarbasis een bedrag aangeven groter dan nul en kleiner dan 2 miljoen euro.
De ondernemingen worden persoonlijk verwittigd als ze moeten rapporteren en dit op basis van een specifiek steekproefplan. Het aantal bedrijven uit de steekproef stemt overeen met 2,7 pct van de betrokken populatie. Elk jaar gebeurt er een volledig nieuwe steekproeftrekking. Er is dus een kleine kans dat een bedrijf twee of meerdere jaren na elkaar moet aangeven. Navraag bij NBB heeft uitgewezen dat er in de praktijk geen sprake is van overlapping met de enquête” Alle diensten”. Bedrijven die die enquête invullen worden automatisch vrijgesteld van de andere dienstenenquêtes.
Periodiciteit
Driemaandelijks binnen de 15 dagen na het einde van het te rapporteren kwartaal.
Recente wijzigingen
In het vroegere systeem dienden de bedrijven bij elke betaling aan of elke ontvangst vanuit het buitenland aan hun kredietinstelling informatie te verstrekken over de oorsprong van de betaling of de ontvangst. De kredietinstellingen moesten die informatie op regelmatige wijze doorsturen naar de NBB.
112
25 Enquête activiteiten met het buitenland – Vervoer
Fiche
Titel
De enquête activiteiten met het buitenland – Vervoer
Omschrijving
Deze enquête focust op activiteiten met nietingezetenen die betrekking hebben op aan- en verkoop van vervoer en aanverwante diensten.
Wettelijke grondslag
Verordening 2533/98 van de Raad van 23/11/1998
Richtsnoer van de ECB van 16/07/2004
Wet van 1 mei 2006 tot wijziging van de wet van 28/2/2002 ter regeling van het opstellen van de betalingsbalans en van de externe vermogenspositie van België en houdende wijziging van de besluitwet van 6 oktober 1944 betreffende de wisselcontrole en van verschillende wettelijke bepalingen
Bevragende instantie
NBB
Gevraagde gegevens
Voor iedere dienstentransactie i.v.m. vervoer tussen een ingezetene en een niet-ingezetene moet volgende informatie worden verstrekt: land van de medecontractant (of tegenpartij), munt en waarde van de opbrengsten en de kosten
Wijze van bevraging
Enkel elektronisch (ofwel beveiligde aangifte via internet, ofwel CD-ROM, ofwel XML-bestand via email of internet)
Bevraagde bedrijven
Steekproek van 1139 bedrijven (2006) binnen de groep van bedrijven waarvan vermoed wordt dat ze vervoerdiensten in- of uitvoeren.
Periodiciteit
Maandelijks (780) of op kwartaalbasis (359)
Return bedrijven
Geen
Recente wijzigingen
Nieuwe enquête. Voorheen beschikbaar via de banken
was
informatie
Wettelijke grondslag
In de Belgische wet op geval van niet-naleving, verdubbelen wanneer er van de Raad is strenger
de Betalingsbalans en aanverwante statistieken is, in sprake van mogelijke geldboetes tot 10.000 euro (te binnen de 5 jaar een recidive is). Maar de verordening en bepaalt dat de ECB bij niet-naleving dwangsommen
113
kan opleggen van ten hoogste 10.000 euro per dag, waarbij de totale boete kan oplopen tot ten 200.000 euro. In een KB van 19 maart 2002 met betrekking tot het opstellen van de betalingsbalans en van de externe vermogenspositie van België wordt voorzien in een procedure van uitvoering van ambtswege tegen gegevensverstrekkers die geen gevolg geven aan een ingebrekestelling. Het reglement dat in het nieuwe systeem de bepalingen bevat m.b.t. die procedure is nog niet gepubliceerd. In de praktijk zijn er nog geen initiatieven geweest om bedrijven te sanctioneren.
Gevraagde gegevens
De vervoerdiensten worden ingedeeld in volgende dienstensoorten: vervoer van personen, vervoer van goederen, huur en verhuur van vervoermiddelen, vervoersondersteunende diensten, lucht- en scheepvaart, koerierdiensten en andere diensten. Die dienstensoorten worden verder onderverdeeld per aard (bvb “Huur en verhuur van vervoermiddelen” is opgesplitst in 15 subrubrieken waaronder huur en verhuur van schepen met bemanning voor personenvervoer, voor goederenvervoer, huur en verhuur van rollend spoorwegmateriaal, van vrachtwagens, van auto’s, …) Al met al bevat de enquête 45 vervoerrubrieken. Deze gegevens worden gebruikt voor het opstellen van de statistieken over het dienstenverkeer met het buitenland (een onderdeel van de betalingsbalans). Die informatie kadert binnen de statistische verplichtingen van België tegenover de Europese Commisie, de ECB, de OESO en het IMF.
Wijze van bevraging
Voor de aangiften via Internet wordt een volledig beveiligde toepassing ter beschikking gesteld. Met deze toepassing (CSSR van Central Server for Statistical Reporting) kunnen aangiften worden gecodeerd en kunnen bestanden worden opgeladen. Ondernemingen die vanuit eigen toepassingen geautomatiseerde aangiften verstrekken, kunnen via een XML-bestand werken. Er bestaat een brochure (elektronisch en op papier) met een zeer gedetailleerde beschrijving van de inhoud van de gevraagde informatie en, waar mogelijk, de link met boekhoudkundige rubrieken. De algemene werking van CSSR (identificatie van aangever, passwoorden, functionaliteiten, verzenden, encoderen, CSV tekstbestanden…) wordt ook toegelicht. Er kan beroep worden gedaan op een helpdesk.
Bevraagde bedrijven
De enquête is bestemd voor ingezetenen die vermoedelijk vervoer en aanverwante diensten kopen of verkopen met het buitenland en die voldoen aan de volgende criteria:
114
-
-
ofwel volgens activiteitennomenclatuur geklasseerd zijn onder activiteiten m.b.t. vervoerdiensten en in het BTW-rooster 47 (export) op jaarbasis een bedrag aangeven groter dan nul euro ofwel voor een bepaalde goederenstroom (intracommunautair of extracommunautair, in- of uitvoer) de jaardrempel van 25 miljoen euro overschrijden en in het BTW-rooster 56 (import) op jaarbasis een bedrag aangeven boven 1 miljoen euro.
De ondernemingen worden persoonlijk verwittigd of ze maandelijks of driemaandelijks moeten rapporteren en dit op basis van een specifiek steekproefplan. Het aantal bedrijven uit de steekproef stemt overeen met 17,1 pct van de betrokken populatie. De grotere onder hen worden elk jaar opnieuw aangeduid (dus eigenlijk populatie boven een bepaalde drempel) en moeten maandelijks aangeven, terwijl er voor de kleinere bedrijven, die per kwartaal moeten aangeven, elk jaar een nieuwe steekproeftrekking gebeurt. Er is dus een kleine kans dat een minder groot bedrijf opnieuw moet aangeven.
Periodiciteit
Zowel de maandelijkse als de driemaandelijkse aangifte moeten binnen de 15 werkdagen dagen na het einde van de te rapporteren periode gebeuren.
Recente wijzigingen
In het vroegere systeem dienden de bedrijven bij elke betaling aan of elke ontvangst vanuit het buitenland aan hun kredietinstelling informatie te verstrekken over de oorsprong van de betaling of de ontvangst. De kredietinstellingen moesten die informatie op regelmatige wijze doorsturen naar de NBB.
115
26 Enquête activiteiten met het buitenland - Traders Titel
De enquête activiteiten met het buitenland Traders
Omschrijving
Deze enquête focust op de triangulaire handel.
Wettelijke grondslag
Verordening 2533/98 van de Raad van 23/11/1998
Richtsnoer van de ECB van 16/07/2004
Wet van 1 mei 2006 tot wijziging van de wet van 28/2/2002 ter regeling van het opstellen van de betalingsbalans en van de externe vermogenspositie van België en houdende wijziging van de besluitwet van 6 oktober 1944 betreffende de wisselcontrole en van verschillende wettelijke bepalingen
Bevragende instantie
NBB
Gevraagde gegevens
Totale waarde van in- en/of uitvoer van goederen (geen opsplitsing per land)
De gegevens worden gebruikt voor het opstellen van de statistieken van de betalingsbalans (deel dienstenverkeer met het buitenland). Die informatie kadert binnen de statistische verplichtingen van België tegenover de Europese Commissie, de ECB, de OESO en het IMF.
Wijze van bevraging
Enkel elektronisch (ofwel beveiligde aangifte via internet, ofwel CD-ROM, ofwel XML-bestand via email of internet)
Bevraagde bedrijven
De 151 traders (gekend via BTW-aangifte)
Periodiciteit
Maandelijks (33 bedrijven) of driemaandelijks (118 bedrijven) binnen de 15 werkdagen na het einde van de te rapporteren periode
Return bedrijven
Geen
Recente wijzigingen
Nieuwe enquête. Voorheen beschikbaar via de banken
was
informatie
116
27 Enquête activiteiten met het buitenland - Audiovisuele media Titel
De enquête activiteiten met het buitenland Audiovisuele media
Omschrijving
Deze enquête focust op de audiovisuele dienstentransacties met niet-ingezetenen.
Wettelijke grondslag
Verordening 2533/98 van de Raad van 23/11/1998
Richtsnoer van de ECB van 16/07/2004
Wet van 1 mei 2006 tot wijziging van de wet van 28/2/2002 ter regeling van het opstellen van de betalingsbalans en van de externe vermogenspositie van België en houdende wijziging van de besluitwet van 6 oktober 1944 betreffende de wisselcontrole en van verschillende wettelijke bepalingen
Bevragende instantie
NBB
Gevraagde gegevens
Voor elk van de drie soorten diensten (audiovisuele en aanverwante diensten, verkoop van toegangsbewijzen voor voorstellingen en concerten, overige diensten) wordt het land van de medecontractant of van de tegenpartij gevraagd, de munt en de waarde.
De gegevens worden gebruikt voor het opstellen van de statistieken van de betalingsbalans (deel dienstenverkeer met het buitenland). Die informatie kadert binnen de statistische verplichtingen van België tegenover de Europese Commissie, de ECB, de OESO en het IMF.
Wijze van bevraging
Enkel elektronisch (ofwel beveiligde aangifte via internet, ofwel CD-ROM, ofwel XML-bestand via email of internet)
Bevraagde bedrijven
Alle (66) bedrijven die volgens de activiteitennomenclatuur geklasseerd zijn onder audiovisuele dienstenactiviteiten en in BTW-rooster 47 (export) iets aangeven.
Periodiciteit
Driemaandelijks binnen de 15 werkdagen na het einde van het te rapporteren kwartaal
Return bedrijven
Geen
Recente wijzigingen
Nieuwe enquête. Voorheen beschikbaar via de banken.
was
informatie
117
28 Enquête activiteiten met het buitenland – Constructie en industriële installatie - Bouwondernemingen
Fiche
Titel
De enquête activiteiten met het buitenland – Constructie en industriële installatie Bouwondernemingen
Omschrijving
Deze enquête focust op de constructiediensten en de diensten m.b.t. het monteren van industriële installaties ten overstaan van niet-ingezetenen.
Wettelijke grondslag
Verordening 2533/98 van de Raad van 23/11/1998
Richtsnoer van de ECB van 16/07/2004
Wet van 1 mei 2006 tot wijziging van de wet van 28/2/2002 ter regeling van het opstellen van de betalingsbalans en van de externe vermogenspositie van België en houdende wijziging van de besluitwet van 6 oktober 1944 betreffende de wisselcontrole en van verschillende wettelijke bepalingen
Bevragende instantie
NBB
Gevraagde gegevens
Voor iedere dienstentransactie i.v.m. constructie tussen een ingezetene en een niet-ingezetene moet volgende informatie worden verstrekt: land van de medecontractant (of tegenpartij), munt en waarde van de opbrengsten en/of de kosten.
Wijze van bevraging
Enkel elektronisch (ofwel beveiligde aangifte via internet, ofwel CD-ROM, ofwel XML-bestand via email of internet)
Bevraagde bedrijven
Steekproek van 1000 bedrijven die vermoedelijk hogergenoemde diensten aankopen in of verkopen aan het buitenland
Periodiciteit
Maandelijks of op kwartaalbasis
Return bedrijven
Geen
Recente wijzigingen
Nieuwe enquête. Voorheen beschikbaar via de banken
was
informatie
Wettelijke grondslag
In de Belgische wet op de Betalingsbalans en aanverwante statistieken is, in geval van niet-naleving, sprake van mogelijke geldboetes tot 10.000 euro (te
118
verdubbelen wanneer er binnen de 5 jaar een recidive is). Maar de verordening van de Raad is strenger en bepaalt dat de ECB bij niet-naleving dwangsommen kan opleggen van ten hoogste 10.000 euro per dag, waarbij de totale boete kan oplopen tot ten 200.000 euro. In een KB van 19 maart 2002 met betrekking tot het opstellen van de betalingsbalans en van de externe vermogenspositie van België wordt voorzien in een procedure van uitvoering van ambtswege tegen gegevensverstrekkers die geen gevolg geven aan een ingebrekestelling. Het reglement dat in het nieuwe systeem de bepalingen bevat m.b.t. die procedure is nog niet gepubliceerd. In de praktijk zijn er nog geen initiatieven geweest om bedrijven te sanctioneren.
Gevraagde gegevens
Deze diensten worden eerst ingedeeld in drie rubrieken: -
Bouwwerken in België Bouwwerken in het buitenland Aan- en verkoop van andere diensten met het buitenland.
Daarnaast is er nog een verdere uitsplitsing per aard van de transactie (o.m. volgens uitvoeringstermijn van de werken, volgens de kenmerken van de aannemer (ingezeten, niet-ingezeten, onderaanneming of niet, …)). Al met al bevat de enquête 13 rubrieken. Deze gegevens worden gebruikt voor het opstellen van de statistieken over het dienstenverkeer met het buitenland ( een onderdeel van de betalingsbalans). Die informatie kadert binnen de statistische verplichtingen van België tegenover de Europese Commisie, de ECB, de OESO en het IMF.
Wijze van bevraging
Voor de aangiften via Internet wordt een volledig beveiligde toepassing ter beschikking gesteld. Met deze toepassing (CSSR van Central Server for Statistical Reporting) kunnen aangiften worden gecodeerd en kunnen bestanden worden opgeladen. Ondernemingen die vanuit eigen toepassingen geautomatiseerde aangiften verstrekken, kunnen via een XML-bestand werken. Er bestaat een brochure (elektronisch en op papier) met een zeer gedetailleerde beschrijving van de inhoud van de gevraagde informatie en, waar mogelijk, de link met boekhoudkundige rubrieken. De algemene werking van CSSR (identificatie van aangever, passwoorden, functionaliteiten, verzenden, encoderen, CSV tekstbestanden…) wordt ook toegelicht. Er kan beroep worden gedaan op een helpdesk.
Bevraagde bedrijven
De enquête is bestemd voor ingezetenen die vermoedelijk constructiediensten (en aanverwante) en diensten m.b.t. het monteren van industriële installaties kopen of verkopen met het buitenland en die voldoen aan de volgende criteria: -
volgens activiteitennomenclatuur geklasseerd zijn onder ofwel constructieactiviteiten, ofwel industriële activiteiten mits aanwijzing van kans
119
-
op activiteiten m.b.t. constructie of het monteren van industriële installaties, ofwel activiteiten m.b.t. verhuur van machines en installaties voor de bouwnijverheid en in het BTW-rooster 47 (export) een bedrag aangeven groter dan nul
De ondernemingen worden persoonlijk verwittigd of ze maandelijks of driemaandelijks moeten rapporteren en dit op basis van een specifiek steekproefplan. Het aantal bedrijven uit de steekproef stemt overeen met ongeveer 15,2 % van de betrokken populatie. De grotere onder hen worden elk jaar opnieuw aangeduid (dus eigenlijk populatie boven een bepaalde drempel) en moeten maandelijks aangeven, terwijl er voor de kleinere bedrijven, die per kwartaal moeten aangeven, elk jaar een nieuwe steekproeftrekking gebeurt. Er is dus een kleine kans dat een minder groot bedrijf opnieuw moet aangeven.
Periodiciteit
Zowel de maandelijkse als de driemaandelijkse aangifte moeten binnen de 15 werkdagen dagen na het einde van de te rapporteren periode gebeuren. Van de 1139 bedrijven die rapporteren, moeten er 611 dat maandelijks doen.
Recente wijzigingen
In het vroegere systeem dienden de bedrijven bij elke betaling aan of elke ontvangst vanuit het buitenland aan hun kredietinstelling informatie te verstrekken over de oorsprong van de betaling of de ontvangst. De kredietinstellingen moesten die informatie op regelmatige wijze doorsturen naar de NBB.
120
29 Enquête activiteiten met het buitenland – Constructie en installatie - Bouwheren
Fiche
Titel
De enquête activiteiten met het buitenland – Constructie en installatie - Bouwheren
Omschrijving
Deze enquête beoogt de aankoop van constructiediensten en de diensten m.b.t. het monteren van industriële installaties ten overstaan van niet-ingezetenen.
Wettelijke grondslag
Verordening 2533/98 van de Raad van 23/11/1998
Richtsnoer van de ECB van 16/07/2004
Wet van 1 mei 2006 tot wijziging van de wet van 28/2/2002 ter regeling van het opstellen van de betalingsbalans en van de externe vermogenspositie van België en houdende wijziging van de besluitwet van 6 oktober 1944 betreffende de wisselcontrole en van verschillende wettelijke bepalingen
Bevragende instantie
NBB
Gevraagde gegevens
Voor bouwwerken (zowel in België als in het buitenland) waarvoor de gegevensverstrekker bouwheer is en die worden uitgevoerd door een niet-ingezetene moet volgende informatie worden verstrekt: land van de medecontractant (of tegenpartij), munt en waarde van de transactie.
Wijze van bevraging
Enkel elektronisch (ofwel beveiligde aangifte via internet, ofwel CD-ROM, ofwel XML-bestand via email of internet)
Bevraagde bedrijven
Een steekproef van 517 ingezeten bedrijven die vermoedelijk hogergenoemde diensten aankopen
Periodiciteit
Maandelijks of op kwartaalbasis
Return bedrijven
Geen
Recente wijzigingen
Nieuwe enquête. Voorheen beschikbaar via de banken
was
informatie
Wettelijke grondslag
In de Belgische wet op de Betalingsbalans en aanverwante statistieken is, in geval van niet-naleving, sprake van mogelijke geldboetes tot 10.000 euro (te
121
verdubbelen wanneer er binnen de 5 jaar een recidive is). Maar de verordening van de Raad is strenger en bepaalt dat de ECB bij niet-naleving dwangsommen kan opleggen van ten hoogste 10.000 euro per dag, waarbij de totale boete kan oplopen tot ten 200.000 euro. In een KB van 19 maart 2002 met betrekking tot het opstellen van de betalingsbalans en van de externe vermogenspositie van België wordt voorzien in een procedure van uitvoering van ambtswege tegen gegevensverstrekkers die geen gevolg geven aan een ingebrekestelling. Het reglement dat in het nieuwe systeem de bepalingen bevat m.b.t. die procedure is nog niet gepubliceerd. In de praktijk zijn er nog geen initiatieven geweest om bedrijven te sanctioneren.
Gevraagde gegevens
Deze diensten worden eerst ingedeeld in twee rubrieken: -
Bouwwerken in het buitenland en in België Aan- en verkoop van andere diensten met het buitenland
Voor de eerste dienstensoort is er nog een verdere uitsplitsing per aard van de transactie: -
werken uitgevoerd op een werf in het buitenland door een niet-ingezeten aannemer werken uitgevoerd op een werf in België door een niet-ingezeten aannemer met een uitvoeringstermijn van minder dan (of juist) één jaar idem, maar met een uitvoeringstermijn van meer dan één jaar
Deze gegevens worden gebruikt voor het opstellen van de statistieken over het dienstenverkeer met het buitenland (een onderdeel van de betalingsbalans). Die informatie kadert binnen de statistische verplichtingen van België tegenover de Europese Commisie, de ECB, de OESO en het IMF.
Wijze van bevraging
Voor de aangiften via Internet wordt een volledig beveiligde toepassing ter beschikking gesteld. Met deze toepassing (CSSR van Central Server for Statistical Reporting) kunnen aangiften worden gecodeerd en kunnen bestanden worden opgeladen. Ondernemingen die vanuit eigen toepassingen geautomatiseerde aangiften verstrekken, kunnen via een XML-bestand werken. Er bestaat een brochure (elektronisch en op papier) met een zeer gedetailleerde beschrijving van de inhoud van de gevraagde informatie en, waar mogelijk, de link met boekhoudkundige rubrieken. De algemene werking van CSSR (identificatie van aangever, passwoorden, functionaliteiten, verzenden, encoderen, CSV tekstbestanden…) wordt ook toegelicht. Er kan beroep worden gedaan op een helpdesk.
Bevraagde bedrijven
De enquête is bestemd voor ingezetenen die vermoedelijk constructiediensten (en aanverwante) en diensten m.b.t. het monteren van industriële installaties met het buitenland kopen en die voldoen aan de volgende criteria:
122
-
-
volgens activiteitennomenclatuur geklasseerd zijn onder ofwel activiteiten m.b.t. afvalwater- en afvalverzameling of straatverontreiniging, ofwel industriële activiteiten zonder aanwijzing op activiteiten m.b.t. constructie of het monteren van industriële installaties, ofwel activiteiten m.b.t. verhuur en handel in onroerende goederen, ofwel activiteiten m.b.t. productie en distributie van elektriciteit, gas en water en in het BTW-rooster 87 (import) een bedrag aangeven groter dan nul
De ondernemingen worden persoonlijk verwittigd of ze maandelijks of driemaandelijks moeten rapporteren en dit op basis van een specifiek steekproefplan. Het aantal bedrijven uit de steekproef stemt met 1,5 pct van de betrokken populatie. De grotere onder hen worden elk jaar opnieuw aangeduid (dus eigenlijk populatie boven een bepaalde drempel) en moeten maandelijks aangeven, terwijl er voor de kleinere bedrijven, die per kwartaal moeten aangeven, elk jaar een nieuwe steekproeftrekking gebeurt. Er is dus een kleine kans dat een minder groot bedrijf opnieuw moet aangeven. De ondernemingen worden persoonlijk driemaandelijks moeten rapporteren.
verwittigd
of
ze
maandelijks
of
Periodiciteit
Zowel de maandelijkse als de driemaandelijkse aangifte moeten binnen de 15 werkdagen dagen na het einde van de te rapporteren periode gebeuren. Van de 517 bedrijven die rapporteren, moeten er 86 dat maandelijks doen.
Recente wijzigingen
In het vroegere systeem dienden de bedrijven bij elke betaling aan of elke ontvangst vanuit het buitenland aan hun kredietinstelling informatie te verstrekken over de oorsprong van de betaling of de ontvangst. De kredietinstellingen moesten die informatie op regelmatige wijze doorsturen naar de NBB.
123
30 Enquête activiteiten met het buitenland – Vorderingen en schulden tegenover het buitenland ingevolge goederentransacties
Fiche
Titel
De enquête activiteiten met het buitenland – Vorderingen en schulden tegenover het buitenland ingevolge goederentransacties
Omschrijving
De enquête beoogt de handelsvorderingen en – schulden tegenover het buitenland ingevolge goederentransacties met niet-ingezetenen.
Wettelijke grondslag
Verordening 2533/98 van de Raad van 23/11/1998
Richtsnoer van de ECB van 16/07/2004
Wet van 1 mei 2006 tot wijziging van de wet van 28/2/2002 ter regeling van het opstellen van de betalingsbalans en van de externe vermogenspositie van België en houdende wijziging van de besluitwet van 6 oktober 1944 betreffende de wisselcontrole en van verschillende wettelijke bepalingen
Bevragende instantie
NBB
Gevraagde gegevens
Uitstaande saldi van de vorderingen op en de schulden aan niet-ingezetenen m.b.t. aan- en verkoop van goederen en ingevolge maakwerk en veredeling. Opsplitsing naar munt en naar land van medecontractant/land van de tegenpartij.
Wijze van bevraging
Enkel elektronisch (ofwel beveiligde aangifte via internet, ofwel CD-ROM, ofwel XML-bestand via email of internet)
Bevraagde bedrijven
Steekproef van 1135 bedrijven in 2006
Periodiciteit
Maandelijks
Return bedrijven
Geen
Recente wijzigingen
Wettelijke grondslag
In de Belgische wet op geval van niet-naleving, verdubbelen wanneer er van de Raad is strenger
de Betalingsbalans en aanverwante statistieken is, in sprake van mogelijke geldboetes tot 10.000 euro (te binnen de 5 jaar een recidive is). Maar de verordening en bepaalt dat de ECB bij niet-naleving dwangsommen
124
kan opleggen van ten hoogste 10.000 euro per dag, waarbij de totale boete kan oplopen tot 200.000 euro. In een KB van 19 maart 2002 met betrekking tot het opstellen van de batalingsbalans en van de externe vermogenspositie van België wordt voorzien in een procedure van uitvoering van ambtswege tegen gegevensverstrekkers die geen gevolg geven aan een ingebrekestelling. Het reglement dat in het nieuwe systeem de bepalingen bevat m.b.t. die procedure is nog niet gepubliceerd. In de praktijk zijn er nog geen initiatieven geweest om bedrijven te sanctioneren.
Gevraagde gegevens
Uitstaande saldi van de vorderingen op en de schulden aan niet-ingezetenen m.b.t. aan- en verkoop van goederen en ingevolge maakwerk en veredeling. Opsplitsing naar munt en naar land van medecontractant / land van tegenpartij. Per aard van de transactie (vorderingen op het buitenland ten gevolge van transacties i.v.m uitvoer, schulden op het buitenland ten gevolge van transacties i.v.m. invoer, vorderingen op het buitenland ten gevolge van transacties i.v.m. maakwerk/veredeling, schulden op het buitenland ten gevolge van transacties i.v.m. maakwerk/verdedeling) dient een afzonderlijke tabel ingevuld te worden. Deze gegevens worden gebruikt voor het opstellen van de statistieken van de betalingsbalans. Die informatie kadert binnen de statistische verplichtingen van België tegenover de Europese Commisie, de ECB, de OESO en het IMF.
Wijze van bevraging
Voor de aangiften via Internet wordt een volledig beveiligde toepassing ter beschikking gesteld. Met deze toepassing (CSSR van Central Server for Statistical Reporting) kunnen aangiften worden gecodeerd en kunnen bestanden worden opgeladen. Ondernemingen die vanuit eigen toepassingen geautomatiseerde aangiften verstrekken, kunnen via een XML-bestand werken. Er bestaat een brochure (elektronisch en op papier) met een zeer gedetailleerde beschrijving van de inhoud van de gevraagde informatie en, waar mogelijk, de link met boekhoudkundige rubrieken. De algemene werking van CSSR (identificatie van aangever, passwoorden, functionaliteiten, verzenden, encoderen, CSV tekstbestanden…) wordt ook toegelicht. Er kan beroep worden gedaan op een helpdesk.
Bevraagde bedrijven
De selectie van de ondernemingen gebeurt op basis van meerdere criteria: vakken 46, 86, 47 en 87 van de BTW-aangiften, activiteitscode, omzetcijfer en ondernemingscategorie (grote onderneming, kmo, vzw, …). De ondernemingen worden elk jaar persoonlijk verwittigd als ze moeten rapporteren. Het aantal bedrijven uit de steekproef stemt overeen met 2,8 pct van de betrokken populatie. De grotere onder hen worden elk jaar opnieuw aangeduid en aangeschreven (dus eigenlijk populatie boven een bepaalde drempel), terwijl er voor de kleinere bedrijven, elk jaar een nieuwe
125
steekproeftrekking gebeurt. Er is dus een kleine kans dat een minder groot bedrijf opnieuw moet aangeven.
Periodiciteit
Maandelijks binnen de 15 werkdagen na het einde van de te rapporteren maand.
126
31 Enquête activiteiten Verzekeringstussenpersonen
met
het
buitenland
-
Titel
De enquête activiteiten met het buitenland Verzekeringstussenpersonen
Omschrijving
Deze enquête focust op de dienstentransacties van verzekeringstussenpersonen met niet-ingezetenen.
Wettelijke grondslag
Verordening 2533/98 van de Raad van 23/11/1998
Richtsnoer van de ECB van 16/07/2004
Wet van 1 mei 2006 tot wijziging van de wet van 28/2/2002 ter regeling van het opstellen van de betalingsbalans en van de externe vermogenspositie van België en houdende wijziging van de besluitwet van 6 oktober 1944 betreffende de wisselcontrole en van verschillende wettelijke bepalingen
Bevragende instantie
NBB
Gevraagde gegevens
Voor elk van de vijftien soorten verzekeringsdiensten (waaronder premies, vergoedingen, renten, kapitalen, juridische diensten, commissies en expertises) wordt het land van de medecontractant of van de tegenpartij, de munt en de waarde gevraagd.
De gegevens worden gebruikt voor het opstellen van de statistieken van de betalingsbalans (deel dienstenverkeer met het buitenland). Die informatie kadert binnen de statistische verplichtingen van België tegenover de Europese Commissie, de ECB, de OESO en het IMF.
Wijze van bevraging
Enkel elektronisch (ofwel beveiligde aangifte via internet, ofwel CD-ROM, ofwel XML-bestand via email of internet)
Bevraagde bedrijven
Alle (150) bedrijven die volgens de activiteitennomenclatuur geklasseerd zijn onder hulpbedrijven i.v.m. het verzekeringswezen en ofwel een volledig schema van de jaarrekening moeten voorleggen ofwel minimum 10 werknemers hebben.
Periodiciteit
Maandelijks (39) of driemaandelijks (111) binnen de 15 werkdagen na het einde van de te rapporteren periode
Return bedrijven
Geen
127
Recente wijzigingen
Nieuwe enquête. Voorheen beschikbaar via de banken
was
informatie
128
32 Enquête activiteiten met het buitenland - Touroperators Titel
De enquête activiteiten met het buitenland – Touroperators
Omschrijving
Deze enquête focust op de uitgaven voor toerisme in het buitenland en op het grensoverschrijdend personenvervoer door tussenkomst van in België gevestigde reisbureaus en touroperators.
Wettelijke grondslag
Verordening 2533/98 van de Raad van 23/11/1998
Richtsnoer van de ECB van 16/07/2004
Wet van 1 mei 2006 tot wijziging van de wet van 28/2/2002 ter regeling van het opstellen van de betalingsbalans en van de externe vermogenspositie van België en houdende wijziging van de besluitwet van 6 oktober 1944 betreffende de wisselcontrole en van verschillende wettelijke bepalingen
Bevragende instantie
NBB
Gevraagde gegevens
Voor elk van de drie soorten diensten (Verblijven, Internationaal vervoer van personen en Aan- en verkoop van andere diensten met het buitenland) wordt het land van de medecontractant of van de tegenpartij gevraagd, de munt en de waarde.
Het betreft enkel dienstenverrichtingen tussen een ingezetene en een niet-ingezetene.
De gegevens worden gebruikt voor het opstellen van de statistieken van de betalingsbalans (deel dienstenverkeer met het buitenland). Die informatie kadert binnen de statistische verplichtingen van België tegenover de Europese Commissie, de ECB, de OESO en het IMF.
Wijze van bevraging
Enkel elektronisch (ofwel beveiligde aangifte via internet, ofwel CD-ROM, ofwel XML-bestand via email of internet)
Bevraagde bedrijven
Alle (39) bedrijven die verondersteld worden toeristische diensten in het buitenland te kopen of te verkopen
Periodiciteit
Maandelijks (8 bedrijven) of driemaandelijks (31 bedrijven) binnen de 15 werkdagen na het einde van de te rapporteren periode
Return bedrijven
Geen
129
Recente wijzigingen
Nieuwe enquête. Voorheen beschikbaar via de banken.
was
informatie
130
33 Enquête activiteiten Coördinatiecentra
met
het
buitenland
-
Titel
De enquête activiteiten met het buitenland Coördinatiecentra
Omschrijving
Deze enquête focust op de dienstentransacties van de coördinatiecentra met niet-ingezetenen.
Wettelijke grondslag
Verordening 2533/98 van de Raad van 23/11/1998
Richtsnoer van de ECB van 16/07/2004
Wet van 1 mei 2006 tot wijziging van de wet van 28/2/2002 ter regeling van het opstellen van de betalingsbalans en van de externe vermogenspositie van België en houdende wijziging van de besluitwet van 6 oktober 1944 betreffende de wisselcontrole en van verschillende wettelijke bepalingen
Bevragende instantie
NBB
Gevraagde gegevens
Voor iedere dienstentransactie of overdracht (in totaal zijn er 93 rubrieken voorzien) tussen een ingezetene en een niet-ingezetene moet volgende informatie worden verstrekt: land van de medecontractant (of tegenpartij), munt en waarde van de opbrengsten en de kosten.
Wijze van bevraging
Enkel elektronisch ( ofwel beveiligde aangifte via internet, ofwel CD-ROM, ofwel XML-bestand via email of internet)
Bevraagde bedrijven
De 200 coördinatiecentra die vermoedelijk diensten kopen of verkopen met het buitenland
Periodiciteit
Maandelijks binnen de 15 werkdagen na het einde van de te rapporteren maand
Return bedrijven
Geen
Recente wijzigingen
Nieuwe enquête. Voorheen beschikbaar via de banken.
was
informatie
131
34 Enquête naar voortgezette beroepsopleidingen (CVTS)
Fiche
Titel
Enquête naar voorgezette beroepsopleidingen van werkgevers aan werknemers (Continual Vocational Training Survey CVTS)
Omschrijving/ doelstelling
Het in kaart brengen van de inspanningen van de bedrijven op het vlak van voortgezette en initiële beroepsopleidingen.
Wettelijke grondslag
Verordening (EG) nr 1552/2005 en verordening (EG) nr 198/2006
Vrijwillige enquête
Bevragende instantie
ADSEI
Gevraagde gegevens
Structurele kenmerken, formele, minder formele en informele voortgezette opleidingen, formele beroepsopleiding (details), opleidingsbeleid, redenenen voor niet–aanbieden van voortgezette opleiding, initiële beroepsopleiding.
Wijze van bevraging
Postenquête, websurvey, face-to-face
Bevraagde bedrijven
Ondernemingen met minstens 10 werknemers wiens hoofdactiviteit onder de volgende sectoren valt: winning van delfstoffen; industrie; bouwnijverheid; productie en distributie van elektriciteit, gas en water; groot - en kleinhandel reparatie auto's en huishoudapparaten; hotel en restaurant; vervoer, opslag en communicatie; financiële instellingen (incl. verzekeringswezen); onroerende goederen, verhuur en diensten aan bedrijven volgens de omvang van de onderneming en de regio.
Aantal bevraagde bedrijven: steekproef van 7.308 bedrijven (26% van de populatie)
Periodiciteit
Vijfjaarlijks
Return bedrijven
Bedrijven kunnen in ruil voor hun medewerking een geïndividualiseerd benchmarkrapport toegestuurd krijgen waarin ze voor een aantal belangrijke opleidingsindicatoren gepositioneerd worden binnen een voor hen relevante referentiemarkt. Op die manier kunnen ze hun eigen opleidingsbeleid evalueren ten opzichte van gelijkaardige bedrijven.
132
Recente wijzigingen
Geen geïdentificeerd
Wettelijke grondslag
In november 2005 werd een nieuwe Europese verordening (EG 1552/2005) van kracht die de verzameling van statistieken naar voortgezette (en in beperkte mate ook initiële) beroepsopleiding verplicht maakt voor de lidstaten van de Europese Unie.
Gevraagde gegevens −
−
− − −
Structurele kenmerken ° aantal werknemers (opgesplitst volgens leeftijd, volgens geslacht) ° sterk verbeterde goederen/diensten ingevoerd? (Ja/nee) ° sterk verbeterde leverings- of productiemethoden ingevoerd? (Ja/nee) Formele + minder formele en informele voortgezette opleidingen ° interne en/of externe formele voortgezette beroepsopleiding ° aantal deelnemers (opgesplitst volgens geslacht, leeftijd) ° bijdragen aan externe fondsen t.v.v. voortgezette beroepsopleidingen ° aantal arbeidsuren (opgesplitst volgens interne/externe vorming, geslacht, opleidingsmaterie, opleidingsverstrekkers) ° kosten voor aanbieden formele voortgezette beroepsopleidingen ° subsidies voor aanbieden beroepsopleidingen ° initiatieven naar kansengroepen Opleidingsbeleid van de onderneming, publieke maatregelen Redenen voor niet – aanbieden van voortgezette opleiding Initiële beroepsopleidingen (IVT) ° aantal deelnemers (geslacht) ° kosten IVT ° subsidies voor IVT
Return bedrijven
Bedrijven kunnen in ruil voor hun medewerking een geïndividualiseerd benchmarkrapport toegestuurd krijgen waarin ze voor een aantal belangrijke opleidingsindicatoren gepositioneerd worden binnen een voor hen relevante referentiemarkt. Op die manier kunnen ze hun eigen opleidingsbeleid evalueren ten opzichte van gelijkaardige bedrijven.
133
35 Maandelijkse conjunctuurenquête Titel
Maandelijkse conjunctuurenquête
Omschrijving
Meting van het Belgisch conjunctuurklimaat (Synthetische curve of Conjunctuurbarometer)
Wettelijke grondslag
Vrijwillig
De enquête is geharmoniseerd.
Bevragende instantie
NBB
Gevraagde gegevens
Kwalitatieve (hoger, lager of ongewijzigd) informatie over voorbije en verwachte activiteit (productietempo, voorraden), orderbestand (binnenlandse en buitenlandse bestellingen), werkgelegenheid en prijzen
De gegevens worden gebruikt voor het opstellen van een snelle (ongeveer 3 weken na het einde van de maand) indicator over het verloop van de Belgische (en regionale) conjunctuur (zowel algemeen als per sector).
Wijze van bevraging
Brief (45%), fax (52%) of e-mail (3%), naar keuze van de deelnemer
Bevraagde bedrijven
6000 bedrijven (uit verwerkende nijverheid, bouw, handel en diensten) die vrijwillig hun medewerking verlenen
Prospectie i.v.m. nieuwe deelnemers gebeurt in samenwerking met de federaties
Maandelijks
Elke laatste werkdag van de maand krijgen de deelnemers een enquêteformulier. Er wordt een antwoord gevraagd (portvrij) binnen de 10 dagen. Rond de 15-de van maand t+1 worden herinneringen verstuurd. De laatstse twee dagen voor de datum van publicatie worden de nog ontbrekende grotere bedrijven nog eens opgebeld.
Periodiciteit
wel
op
Europees
niveau
134
Return bedrijven
Recente wijzigingen
Naast de algemene resultaten krijgen de deelnemers gedetailleerde resultaten voor de producten waarvoor zij deelnemen (onder de vorm van commentaar, kleurtabellen en sectorale curven). Ze krijgen tevens de Europese resultaten voor hun sector (via een link op website van DG2 van de Europese Commissie).
De return gebeurt drie werkdagen na publicatie van de algemene indicatoren, m.a.w. rond de 23ste van de maand t+1.
Een drietal jaar geleden werden de enquêtes uitgebreid tot de horeca en het toerisme.
Momenteel wordt getracht het aantal deelnemers uit het Brusselse Gewest te verhogen om ook voor dat gewest representatieve resultaten te kunnen publiceren.
135
36 Kwartaalenquête in de bouw Titel
Kwartaalenquête in de bouw
Omschrijving
Specifieke enquête in de bouw op verzoek van de Conferatie van de Bouw
Wettelijke grondslag
Vrijwillig
Bevragende instantie
NBB
Gevraagde gegevens
Gedetailleerde informatie over de activiteit (activiteitsverloop, bestemming, inschakeling materieel en personeel, type bouwwerk, regionale spreiding) en de werkgelegenheid (huidige situatie en vooruitzichten voor de volgende zes maanden) in de bouw
Wijze van bevraging
Brief (ongeveer 55 %), fax (ongeveer 45 %), naar keuze van de deelnemer
Bevraagde bedrijven
1000-tal bedrijven die vrijwillig hun medewerking verlenen
Prospectie i.v.m. nieuwe deelnemers gebeurt in samenwerking met de Confederatie van de Bouw.
Per kwartaal
Elke laatste werkdag van het kwartaal krijgen de deelnemers een enquêteformulier. Er wordt een antwoord gevraagd (portvrij) binnen de 10 dagen. Rond de 15-de van maand t+1 worden herinneringen verstuurd. De laatstse twee dagen voor de datum van publicatie worden de nog ontbrekende grotere bedrijven nog eens opgebeld.
De resultaten zijn in de eerste plaats bestemd voor de Confederatie van de Bouw.
Geaggregeerde en sectorale (ruwbouw, installatiewerken, afwerken van gebouwen,werken van burgerlijke bouwkunde…) resultaten onder de vorm van commentaren, tabellen en grafieken (inclusief informatie over de enquête bij de architecten).
Uitsplitsing van de resultaten naar grootte van de ondernemingen
De return gebeurt drie werkdagen na de publicatie van de algemene indicatoren, m.a.w. rond de 23ste van de maand volgend op het einde van het vorige kwartaal.
Geen geïdentificeerd
Periodiciteit
Return bedrijven
Recente wijzigingen
136
37 Investeringsenquête Titel
Investeringsenquête
Omschrijving
Peiling naar de investeringsintenties van de bedrijven uit de verwerkende nijverheid, de bouw en de dienstensector
De resultaten worden gebruikt om het investeringsgedrag van de ondernemingen op de voet te volgen.
Vrijwillig
De enquête is wel geharmoniseerd (voor nijverheid betreft).
Bevragende instantie
NBB
Gevraagde gegevens
Lente-enquête: totaal jaren t-2, t-1 en t
Najaarsenquête: idem voor t-1, t en t+1. Tevens indeling naar financieringswijze, economische bestemming (vervanging, uitbreiding, …) en determinanten (vraag, invoering van nieuwe producten, financieringskosten, subsidies, …). Ook wordt gepeild naar de houding van de deelnemers t.a.v. de voorwaarden om bij banken krediet op te nemen (gunstig, ongunstig, neutraal).
Wijze van bevraging
Brief (60 %) of fax (40 %), naar keuze van het bedrijf
Bevraagde bedrijven
2500-tal bedrijven die vrijwillig hun medewerking verlenen
Prospectie i.v.m. nieuwe deelnemers gebeurt in samenwerking met de federaties.
Halfjaarlijks
Medio april en medio oktober wordt naar de deelnemers een enquêteformulier opgestuurd. Er wordt een antwoord gevraagd (portvrij) binnen de 30 dagen. Na die termijn worden herinneringen verstuurd, met de vraag te antwoorden voor eind mei, respectievelijk eind november. De laatstse twee dagen voor de afsluiting worden de nog ontbrekende grotere bedrijven nog eens opgebeld.
Wettelijke grondslag
Periodiciteit
op wat
Europees niveau de verwerkende
investeringsbedrag
voor
137
Return bedrijven
Geaggregeerde resultaten en resultaten per sector onder de vorm van tabellen en grafieken rond respectievelijk eind juli en eind januari. Dit is ongeveer 1 maand na de publicatie van het persbericht over de geaggregeerde resultaten.
138
38 Enquête productievermogen en concurrentiepositie Titel
Enquête productievermogen en concurrentiepositie
Omschrijving
Meting van de bezettingsgraad van het productievermogen in de verwerkende nijverheid, van de concurrentiepositie en van de voorraadontwikkeling
Doel: per bedrijfstak een snel (ongeveer 3 weken na het einde van het kwartaal) overzicht bieden van de aanwending van het productievermogen en knelpunten blootleggen. Daarnaast snelle indicatoren publiceren over de concurrentiepositie van het Belgische bedrijfsleven en over de voorraadontwikkeling.
Vrijwillig
De enquête is geharmoniseerd.
Bevragende instantie
NBB
Gevraagde gegevens17
Een gekwantificeerde raming van de bezettingsgraad van het totale productievermogen (in pct) tijdens het voorbije kwartaal
Verklaringen waarom het productievermogen niet volledig werd benut (gebrek aan vraag, technische problemen…), onder de vorm van multiple choice
Kwalitatieve vooruitzichten (hoger, lager of ongewijzigd) met betrekking tot bezetting van het productievermogen
Kwalitatieve informatie over het verloop, tijdens de afgelopen drie maanden, van de concurrentiepositie op de binnenlandse en buitenlandse (met onderscheid EU, niet-EU) markt en over het verloop van de voorraden
Brief (45 %), fax (52 %) of e-mail (3 %), naar keuze van de deelnemer18
Wettelijke grondslag
Wijze van bevraging
wel
op
Europees
vlak
17
De belangrijkste verschillen met de maandelijkse conjunctuurenquête zijn dat er echt cijfers worden gevraagd ipv tendenzen en dat er niet enkel vragen zijn die de conjunctuur meten, maar ook vragen over knelpunten en oorzaken van gebeurlijke problemen.
18
Het gaat om dezelfde deelnemers als aan de maandelijkse conjunctuurenquête. Aangezien beide enquêteformulieren tegelijkertijd worden verstuurd, kiezen de bedrijven voor hun antwoorden normalerwijze voor hetzelfde transmissiekanaal.
139
Bevraagde bedrijven
Periodiciteit
Return bedrijven
Recente wijzigingen
1750 bedrijven die vrijwillig hun medewerking verlenen
Prospectie i.v.m. nieuwe deelnemers gebeurt in samenwerking met de federaties.
Per kwartaal
Elke laatste werkdag van het kwartaal krijgen de deelnemers een enquêteformulier. Er wordt een antwoord gevraagd (portvrij) binnen de 10 dagen. Rond de 15-de van maand t+1 worden herinneringen verstuurd. De laatstse twee dagen voor de datum van publicatie worden de nog ontbrekende grotere bedrijven nog eens opgebeld
Geaggregeerde resultaten en resultaten per sector onder de vorm van grafieken
De return gebeurt drie werkdagen na publicatie van de algemene indicatoren.
Supplementaire vraag over het verloop van de voorraden (nieuwe vraag sinds begin 2007).
140
BIJLAGE 2: GECONTACTEERDE PERSONEN
Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie -
Dhr. Niko Demeester, Directeur Generaal
-
Mevr. Annie Versonnen
-
Dhr. Rudy Vandereyt
-
Dhr. Jan Robben
-
Dhr. Frank Verschaeren
-
Mevr. Jacqueline Reynaert
-
Mevr. Françoise Fossé
-
Dhr. Salah Morchide Elidrissi
-
Dhr. Philippe De Wint
-
Dhr. Yvan Bergmans
-
Dhr. Damien Miel
Nationale Bank Van België -
Dhr. Rudi Acx, hoofd van het departement Algemene Statistiek
-
Dhr. Roger De Boeck
-
Dhr. Daniël Desie
-
Dhr. Jean-Paul Vonck
-
Dhr. Filip Spagnoli
-
Mevr. Cécile Buydens
Dienst voor de Administratieve Vereenvoudiging -
Dhr. Erwin De Pue
-
Dhr. Luc Mariën
Studiedienst van de Vlaamse Regering -
Mevr. Ann Carton
-
Dhr. Thierry Vergeynst
Union Walonne des Entreprises (UWE) -
Dhr. Jean Delame
-
Dhr. Luc Decordier
-
Dhr. Thierry Devillez
141
Fedis -
Dhr. Peter Haegeman
Confederatie Bouw -
Dhr. Jean-Pierre Liebaert
Centraal Bureau voor de Statistiek (Nederland) -
Dhr. G. Timmermans, coördinator administratieve lasten
142
BIJLAGE 3: ENQUÊTE
Beschikbaar op aanvraag
143