ANDREAS VESALIUS UIT BRUSSEL
50
DE ACHT BEENDEREN VAN DE HERSENPAN EN DE naden die ze bijeenhouden. Hoofdstuk VI.
DE
EERSTE
VAN HET STUK, die
FIGUUR
ZESDE
HOOFD-
de twee beenderen van de kruin voorstelt, een beetje van elkaar gescheiden , om de uiterst kunstige bouw van de naad gemakkelijker onder ogen te brengen.
DE TWEEDE FIGUUR. DEZE TOONT EEN STUK van de hersenpan dat met een zaag van de rest van de schedel verwijderd is, opdat de opbouw van het been uit twee dense en stevige schelpen of platen, aangeduid met ,4 en @4, zichtbaar zou zijn, waartussen de van gaatjes voorziene of sponsachtige substantie van het been voorkomt die met "4 aangeduid is. Overigens worden deze schelpen gewoonlijk de platen van de schedel genoemd, waarbij de bovenste of buitenste schelp, door ,4 aangeduid, de eerste plaat wordt genoemd, terwijl de binnenste die zich het dichtst bij het harde vlies bevindt dat de hersenen bedekt en met @4 aangeduid is, als de tweede plaat wordt beschouwd. Maar sommigen noemen deze ook de diploë. Anderen weer vermelden de sponsachtige met gaatjes doorboorde substantie van het been, die door "4 aangeduid is, op haar beurt eveneens als een plaat en noemen ze de middenste of de tweede, op deze wijze drie platen onderscheidend aan de hersenpan, die er in dikte en hardheid bij niemand gelijk uitzien.
DE BOUW VAN HET MENSELIJK LICHAAM BOEK I
DERDE FIGUUR VAN HET ZESDE HOOFDSTUK
DE DERDE figuur toont de volledige hersenpan van een schedel met een natuurlijk uitzicht - die gelijkt op een langwerpige bol die vooraan aan weerszijden lichtjes ingedeukt is - afgebeeld van de linker zijde en zonder de onderkaak. Zij toont mooi de naden die aan de buitenkant van de schedel te zien zijn.//
51
ANDREAS VESALIUS UIT BRUSSEL
VIERDE FIGUUR VAN HET ZESDE HOOFDSTUK
DEZE figuur beeldt een schedel af die meer naar de linker kant overhelt opdat de schedelbasis eveneens wat in het zicht zou komen. Omwille van enkele naden hebben wij voor deze figuur de jukboog weggezaagd. Dewelke die echter zijn zult gij vlug begrijpen met de nu volgende index der lettertekens en door de tekst van dit en enkele der volgende hoofdstukken. Deze figuur zal immers ook heel goed dienen om de beenderen van de bovenkaak te leren kennen en om sommige gaatjes van de beenderen te tonen.
52
DE BOUW VAN HET MENSELIJK LICHAAM BOEK I
INDEX VAN DE LETTERTEKENS VAN DE DERDE EN VIERDE FIGUUR
DEZE INDEX der lettertekens is gemeenschappelijk opgesteld voor de derde en vierde figuur omdat in beide namelijk ongeveer dezelfde lettertekens werden aangebracht en in geval er één enkel in de derde of vierde figuur apart voorkomt, zal ik er in de tekst van de index een 3 of een 4 aan toevoegen, al naargelang de figuur. A,B
C,D
E3 F G.
H.
I3 K L M N
De kroonnaad of de voorste van deze [naden] die in dwarse richting lopen. Overigens tonen B en A in de derde [figuur] het verloop van de kroonnaad aan de linkerkant, de rechter zijde ervan wordt echter door de vierde figuur afgebeeld. De achterste dwarse naad die vergeleken wordt met de Griekse hoofdletter 7. In de derde [figuur] is het linker gedeelte van deze naad te zien, in de vierde echter de rechtse. Verder toont de derde figuur die de volledige samenhang van de beenderen afbeeldt het ganse verloop van deze naad bij de B. Zij gelijkt volkomen op een echte naad. Immers bij de uitlopers ervan die zich over de schedelbasis uitstrekken en in de straks volgende vijfde en zesde figuur worden afgebeeld, is de toestand anders. De naad die van het midden van de 7-naad naar het midden van de kroonnaad loopt, dus van D naar B. De schelpvormige aaneenlijming; in de derde figuur ziet men namelijk de linkse, in de vierde echter de rechtse. Verder is in de beide van C tot G de tussenruimte van de aaneenlijming aangeduid die reikt vanaf de 7-naad tot aan de eigenlijke schelpvormige aaneenlijming en die niet de bouw van onderling op elkaar passende schelpen maar van een échte naad vertoont. Hetgeen zich uitstrekt van G tot H over F, is inderdaad de schelpvormige aaneenlijming die gemeenschappelijk is aan het been van de kruin en het slaapbeen. Vanaf de H echter tot aan de A is de schelpvormige aaneenlijming aangeduid die gemeenschappelijk is aan het been van de kruin en het voorhoofdsbeen. Het linker been van de kruin. Het rechter been van de kruin. Het voorhoofdsbeen dat onpaar is. Het achterhoofdsbeen, eveneens onpaar. Het linker slaapbeen in de derde [figuur], maar het rechter wordt in de vierde getoond.
53
ANDREAS VESALIUS UIT BRUSSEL
O
P.
2,3,4,5, fig. 5 QQQ
*.
RRR
SS
V,X3
Z3. V,X4. aa b c4 q4 e
Het been dat door de professoren in de anatomie met een wig vergeleken wordt en dat wij gemakshalve (benamingen zijn slechts toegevingen aan de voorsnijders) meestal wigvormig [been] noemen. Het is onpaar en heeft geen tegenhanger. De P duidt inderdaad apart de uitsteeksels aan van het been dat wij met de vleugels van een vleermuis vergelijken. Hiervan zijn er aan weerszijden twee die te zien zijn in de vierde figuur, en behalve met een P zijn ze ook met de nummers 2, 3, 4 en 5 getekend, die beter weergegeven worden door de vijfde figuur van dit hoofdstuk.// Dit been, hier met enkele Q's aangegeven, zal het eerste van de beenderen van de bovenkaak worden, tenzij gij meent dat de plaats die met de Q aangeduid is, die dicht bij de d staat, tot een ander dan dit been behoort. De lijn die voorkomt tussen de twee Q's en door een * aangeduid is, geeft het uitsteeksel weer van het been dat de uitholling die voorkomt in de slaapstreek sterk vergroot. De lichte ruwheid ter hoogte van het voorhoofdsbeen en van het wandbeen, waaraan de slaapspier op halfcirkelvormige wijze vasthecht. Het vierde been van de bovenkaak: in de derde [figuur] is het linkse aangegeven, in de vierde het rechtse. De T is door onoplettendheid weggelaten. De plaats van de schedel die wij het jukbeen noemen en dat wij in het volgende hoofdstuk zullen beschrijven. De V toont hier het uitsteeksel van het slaapbeen, met een N aangeduid, dat uitsteekt voor de vorming van de jukboog. De X is dan het uitsteeksel van het eerste been van de bovenkaak dat met een Q getekend is. De Z echter duidt de naad aan die de zopas genoemde uitsteeksels verbindt waaruit de jukboog gevormd wordt. Verder tonen V en X in de vierde figuur de plaatsen waar wij deze uitsteeksels wegzaagden. Het gedeelte van de naad rond het wiggebeen dat gemeenschappelijk is aan dit been en het slaapbeen. Het gedeelte van de naad rond het wiggebeen dat gemeenschappelijk is aan dit been en het voorhoofdsbeen. Dit deel van het wiggebeen wordt soms als een bijzonder beentje aangezien, enkel bestaande uit een dunne schelp, van het wiggebeen gescheiden door een lijn die wij met een q hebben aangegeven. Maar dit is niet zo dikwijls te zien. Het gedeelte van de naad rond het wiggebeen dat gemeenschappelijk is aan dit [been] en aan het grootste been van de bovenkaak dat wij iets hogerop met een S tekenden.
54
DE BOUW VAN HET MENSELIJK LICHAAM BOEK I
ff4
gg h4 i k ll4
M4.
In de vierde figuur is er een f te zien die niet dienstig is voor dit hoofdstuk, want de naad die gemeenschappelijk is aan het met een Q getekend been en het met een S aangegeven been wordt ermee aangeduid en deze zal ik samen met de andere naden van de bovenkaak behandelen. Ik breng ze hier echter terloops in herinnering omdat ik het jukbeen in de vierde figuur heb weggesneden om ze zichtbaar te maken. De naad die het voorhoofdsbeen scheidt van het wiggebeen en de bovenkaak. De holte waarmee het kopje van de onderkaak gewricht maakt. Het uitsteeksel van het slaapbeen dat als een schrijfstift uitsteekt. Het tepelvormig uitsteeksel dat uit het slaapbeen voortkomt. In de vierde figuur duidt de k het tweede uitsteeksel aan. De koppen van het achterhoofdsbeen waarmee de uithollingen van de eerste halswervel gewricht maken. Ertussen komt een gat voor dat uitgesneden is voor het ruggemerg. Maar aangezien wij ons niet voorgenomen hebben om in het huidig hoofdstuk de gaten te beschrijven, hebben wij ook besloten ze hier niet met letters aan te duiden, alhoewel er apart in de vierde figuur een M geplaatst is. Wat erover te vertellen valt zult gij terugvinden in hoofdstuk twaalf over de gaten.
55
ANDREAS VESALIUS UIT BRUSSEL
VIJFDE FIGUUR VAN HET ZESDE HOOFDSTUK die een nauwkeurige voorstelling geeft van de schedelbasis zonder de onderkaak.
INDEX VAN DE LETTERTEKENS VAN DE VIJFDE FIGUUR
DE TALRIJKE lettertekens van de vijfde figuur, die tevens in de derde en vierde figuur voorkomen, hebben wij op de volgende wijze aangewend.
56
DE BOUW VAN HET MENSELIJK LICHAAM BOEK I
A CC
F
K L MMM NN OO PP 2,3,4,5 Q' S7 VX Y aa b d
e f g h i
Het uiteinde van de kroonnaad dat in de slaapholte te zien is. De naad die een 7 uitbeeldt; maar deze letters duiden het onderste deel van de benen van deze naad aan, waar hij niet meer het volledige beeld van de naad weergeeft. De pijlnaad vertoont zich hier op geen enkele plaats. De schelpvormige aaneenlijming is hier niet volledig te zien. Hierom hebben wij de andere lettertekens van de derde en vierde figuur hier niet aangebracht. Nochtans kan de K hier hetzelfde aanduiden als hij in de derde en vierde aantoonde. Het linker wandbeen. Er is inderdaad een behoorlijk stuk van te zien. Het voorhoofdsbeen, waarvan hier eveneens een redelijk stuk onder ogen komt. Hier kan men het grootste gedeelte van het achterhoofdsbeen zien, namelijk het ganse [gedeelte] dat zich aan de schedelbasis bevindt. Aan weerszijden is er een slaapbeen aangegeven. Het wiggebeen. De uitsteeksels van het wiggebeen die op de vleugels van een vleermuis gelijken. Aangezien er in totaal vier zijn worden zij met de cijfers 2,3,4,5 aangeduid. Het eerste been van de bovenkaak dat ik hier met een ' heb aangegeven. Het grootste of vierde been van de bovenkaak; ook dit is afwijkend met een 7 aangegeven. Het jukbeen. De naad van het jukbeen. Het gedeelte van de naad rond het wiggebeen dat gemeenschappelijk is aan dit been en het slaapbeen. Het gedeelte van de naad rond het wiggebeen dat gemeenschappelijk is aan dit been en het voorhoofdsbeen. Deze plaats verbergt het gedeelte van de naad rond het wiggebeen dat gemeenschappelijk is aan dit been en aan het been dat de buitenste ooghoek vormt en dat met een Q getekend is. Het gedeelte van de naad rond het wiggebeen dat gemeenschappelijk is aan dit been en het vierde been van de bovenkaak. Deze wordt als een aparte naad van de bovenkaak beschouwd en dient hier niet verder uitgelegd te worden. De naad die gemeenschappelijk is aan het voorhoofdsbeen en de bovenkaak. De uitholling waarin het kopje van de bovenkaak gewricht maakt. Het uitsteeksel dat gelijkt op een schrijfstift.
57
ANDREAS VESALIUS UIT BRUSSEL
k ll mmm
nn op
qq
A
r
Tepelvormig uitsteeksel. De koppen van het achterhoofdsbeen die samenkomen met de eerste halswervel. Met deze letters, die net als de volgende tot de vijfde [figuur] behoren, worden de uitlopers van de 7-naad aangeduid, die voorwaarts over de schedelbasis lopen en doorlopen tot zij elkaar raken, namelijk tot n. De lijn die de zopas genoemde uitlopers verbindt en gemeenschappelijk is aan het wiggebeen en het achterhoofdsbeen. De naad die vanaf de met een n aangeduide lijn naar de rechter kant loopt, tussen het wiggebeen en het linker slaapbeen. Inderdaad, van n tot o bestaat er geen echte naad evenmin als vanaf de voorste m tot n, maar een spleet met een merkbare afstand van been tot been, in elk geval anders dan bij andere naden of harmoniën het geval is. Het gedeelte van de naad rond het wiggebeen dat gemeenschappelijk is aan dit been en de met een A getekende zesde beenderen van de bovenkaak. Om nu het wiggebeen met zijn naden te omschrijven bekijkt gij deze vijfde figuur en de derde en vierde, waarvan gij aandachtig de letters bekijkt. Zo gaat gij van de n tot de o, van hier tot p, a, H, b, d, e en q, en dit aan weerszijden om zo het wiggebeen te vormen, afgebakend door zijn naden, maar niet zonder uw onderzoek toe te spitsen op een menselijke schedel omdat gij die gemakkelijk naar alle kanten kunt draaien. Deze drie figuren moeten verder ook in het oog gehouden worden wilt gij dit been ook aan de buitenzijde van de schedel omschrijven. Om het U gemakkelijker te maken heb ik hier de 7vormige naad met zijn uitlopers getekend samen met de lijn die gemeenschappelijk is aan het achterhoofdsbeen en het wiggebeen en tevens de naad rond het wiggebeen, en er dezelfde letters bijgezet als in de derde, vierde en vijfde [figuur]. In deze figuur, evenals in de vierde, wordt de lijn van het slaapbeen aangegeven, met juist onder de naad énkel het been waarin de ingang van de gehoorgang uitgesneden is die het omvat en als het ware (men heeft
58
DE BOUW VAN HET MENSELIJK LICHAAM BOEK I
m E
die indruk) van het been loskomt. De ruwheid en het uitsteeksel van het slaapbeen waarmee het naar de dwarse lijn kijkt die gemeenschappelijk is aan het wiggebeen en het achterhoofdsbeen en met een n aangeduid is. Uitsteeksel van het achtste been van de schedel of het tussenschot dat de neusholte verdeelt. De overige lettertekens hebben alle betrekking op de beenderen van de bovenkaak die moeten aangeduid worden.//
59
ANDREAS VESALIUS UIT BRUSSEL
ZESDE FIGUUR VAN HET ZESDE HOOFDSTUK
DEZE figuur brengt de binnenzijde van de schedelbasis voor ogen. Wij hebben hier immers een schedel afgebeeld waarbij het bovenste gedeelte, dat in de figuur hieronder wordt afgebeeld, op zo een manier verwijderd is als wij gewoon zijn de schedel in twee te zagen om de bouw van de hersenen te tonen.
60
DE BOUW VAN HET MENSELIJK LICHAAM BOEK I
ZEVENDE FIGUUR VAN 'T ZESDE HOOFDSTUK
DE ZEVENDE figuur toont het andere gedeelte van de binnenkant van de schedel dat in de zesde figuur niet afgebeeld is.//
61
ANDREAS VESALIUS UIT BRUSSEL
INDEX DER LETTERTEKENS VAN DE ZESDE EN ZEVENDE FIGUUR
DE LAATSTE twee voorgaande figuren zijn van talrijke letters voorzien. De Griekse hoofdletters dienen hier vooral om de naden van de schedelbeenderen aan te duiden die eveneens aan de binnenkant te zien zijn van de schedel waar de hersenen zich bevinden. De overige tekens echter die in deze figuren aangetroffen worden dienen om de openingen in de schedel te tonen.
''
))
11 77 == A
EE
In de zevende figuur wordt hierdoor de kroonnaad aangegeven, waarvan het verloop niet zo duidelijk weergegeven is als aan de buitenkant van de schedel. De naad die gelijkt op de letter 7 wordt hiermee aangeduid in de zevende [figuur]. In de zesde is er inderdaad ook een ) te zien die deze naad aanduidt. Duidt in de zevende [figuur] de pijlnaad aan. De nu volgende [letters] hebben alleen betrekking op de zesde [figuur]. De schelpvormige aaneenlijming van het linker slaapbeen. De linker uitloper van de 7-vormige naad, die over de schedelbasis loopt. De lijn gemeenschappelijk aan het wiggebeen en het achterhoofdsbeen, die de twee zijstukken of uitlopers van de 7-vormige naad verbindt. Het gedeelte van de naad rond het wiggebeen dat gemeenschappelijk is aan dit been, het voorhoofdsbeen en het achtste been van de schedel dat in figuur acht door A,B aangegeven is. Wanneer gij dus van de A tot de E gaat, en van hier naar de volgende E, van hier verder naar de eerste Q en vandaar naar de tweede Q, omschrijft gij de linkerkant van het wiggebeen aan de binnenzijde van de schedel. Als gij bijgevolg dezelfde letters verbindt die aan de rechterkant bij zijn naden geplaatst zijn, op dezelfde manier als aan de linkerkant over de letters verder gaand, zult gij het ganse wiggebeen dat op deze plaats beschreven is, omvat hebben.
62
DE BOUW VAN HET MENSELIJK LICHAAM BOEK I
ACHTSTE FIGUUR VAN HET ZESDE HOOFDSTUK
A,B,A
ALHOEWEL ik met die talrijke afbeeldingen de lezer hier geenszins wil ontstemmen en ik vooral hierom de aparte beenderen van de schedel nu evenmin met afzonderlijke figuren zal afbeelden, wordt door de achtste figuur toch het wiggebeen, losgemaakt van alle andere [beenderen], afgebeeld van die kant waarmee het naar de hersenen gekeerd is, het binnenvlak van de schedel, omdat de vorm van het wiggebeen en ook van het achtste been van de schedel dat als een zeef vol gaatjes zit, niet zo gemakkelijk te begrijpen is als de andere schedelbeenderen. Wij hebben dit voornamelijk zo gedaan opdat de talrijke holten die in het wiggebeen voorkomen zichtbaar zouden zijn. Door A,B,A wordt dus het achtste been van de schedel aangegeven. Maar de B wijst afzonderlijk op het tussenschot dat de plaatsen scheidt gemaakt voor de uitsteeksels van de hersenen, die als zenuwen door de hersenen uitgestuurd, voor de reukorganen worden gehouden.
63
ANDREAS VESALIUS UIT BRUSSEL
CD E F G
H
De twee voornaamste holten van het wiggebeen. Het tussenschot dat de zopas vermelde holten scheidt. Het éne gat van de holte of grot die tot in de neusholte reikt. De uitholling aan de onderkant van het tussenschot dat de twee grote holten scheidt. De andere openingen in de figuur laat ik voorlopig ongemoeid daar zij samen met de andere openingen van de schedel in het twaalfde hoofdstuk behandeld zullen worden. De op vleermuisvleugels gelijkende uitsteeksels van het wiggebeen die hier gedeeltelijk te zien zijn. Het is nu overigens het geschikte ogenblik om de tekst van het hoofdstuk te beginnen en dit alles in volgorde te behandelen en de zorgzaamheid van onze Schepper bij het ontwerpen van de schedel te overwegen. Ik meen dat het mij toegestaan is, met verlof van de theoretici van de terminologie, de volledige constructie afgebeeld door de figuren 3, 4, 5, 6 en 7 met de benaming van hersenpan te beschrijven, hoewel anderen alleen het gedeelte dat met het hoofdhaar begroeid is zo zouden noemen. Zo wordt dit geheel door ons bij de studie van de wetenschap dus ingedeeld in de hersenpan en de bovenkaak.//
64