Hoofdstuk VI
Vlucht voor de Repressie: de Zwarte Internationale
Het emigranten-anarchisme en het revolutionaire congres in Londen Na de aanslagen in 1878 en de gerechtelijke vervolgingen van 1879 bleef er in Italië weinig over van de anarchistische beweging. In 1880 kon minister-president Depretis de koning dan ook gerust stellen "dat de omstandigheden van de openbare veiligheid in de hele staat bevredigend" waren.1 Weliswaar koesterden de prefecten van Napels, Salerno en Benevento verdenkingen van internationalistische gewapende bendes, maar tot dusver was daar niets van gebleken.2 In Italië bestond er geen grote anarchistische vereniging meer, maar organiseerden de anarchisten zich in talrijke groepen of clubs. Deze vorm was zowel een teken van zwakte als van doelbewuste tactiek. In geval van een inval of overval door de politie zou deze niet de gehele organisatie treffen. Bovendien konden kleinere groepen zich beter beschermen tegen verraders en verklikkers. Daarnaast vermeden de anarchisten vaste vergaderplaatsen en hielden hun bijeenkomsten in telkens andere eet- en wijnhuizen.3 In 1879 beweerde Malatesta dat de activiteiten van de Internationale voortaan geheim moesten zijn omdat de regering de openlijke organisatie niet langer toeliet. Zo'n structuur zou daarom gelijk staan aan zelfdestructie. Malatesta zag in deze betrekkelijke desorganisatie ook wel voordelen. Door de losse vorm zou iedereen zich vrijelijk kunnen ontwikkelen naar zijn eigen ideeën en methoden, die vervolgens in de praktijk hun waarde zouden tonen.4 De belangrijkste anarchistische voormannen waren naar het buitenland gevlucht. Binnen Europa waren de hoofdsteden Londen en Parijs en de buurlanden Zwitserland en Frankrijk de belangrijkste politieke emigratieoorden. Daarnaast vertrokken steeds meer anarchisten naar Egypte, Tunesië en Zuid-Amerika. In de Italiaanse emigrantenkolonies bleven ze vasthouden aan de anarchistische 'cultuur' en groepeerden ze zich vaak rond anarchistische tijdschriften die onveranderd in het Italiaans verschenen.5 De anarchistische militanten in het buitenland ontwikkelden plannen voor schimmige opstanden en zochten daarvoor bondgenoten binnen de oppositie in Italië. Pas in 1882, na de terugkeer van Malatesta6 en andere anarchisten naar Italië, hervond de beweging zich. In de jaren tachtig speelden de belangrijkste ontwikkelingen van het anarchisme zich niet af in
1 2 3 4
5 6
Telegram van Depretis aan de koning, 7 augustus 1880. ACSR, Carte Depretis, Serie IV, Scatola 3. Telegram van Depretis aan de koning, 19 augustus 1880. ACSR, Carte Depretis, Serie IV, Scatola 3. Questore van Rome aan de prefect, Rome 27 maart 1881. ASR, Pref. Gab., B. 209. Malatesta vanuit Genève aan de internationalist Bandieri, geciteerd in een brief van de questore van Rome aan het ministerie van Binnenlandse Zaken, Rome 4 maart 1879. ASR, Questura, B. 17, fasc. 107. Zie: Bettini, Bibliografia dell'Anarchismo Italiano. Malatesta was samen met enkele anarchisten naar Egypte gereisd met het doel de nationalistische opstand tegen de Britten te steunen en om te zetten in een sociale opstand.
Vlucht voor de Repressie: de Zwarte Internationale
193
Italië, maar in het buitenland.7 Het emigranten-anarchisme bleef een permanent fenomeen van deze Italiaanse beweging, hetgeen enkele verregaande consequenties met zich meebracht: enerzijds kwamen de anarchistische leiders in contact met buitenlandse geestverwanten, anderzijds vervreemdden ze zich van de ontwikkelingen in hun land van herkomst. Meer dan in Italië zelf bleven de emigranten-anarchisten vasthouden aan de beginselen van de oude Internationale en werden hun standpunten radicaler. Na de dood van Bakoenin werd de Russische vorst Peter Kropotkin de belangrijkste theoreticus voor het anarchisme, ook in Italië.8 Aanvankelijk even revolutionair als Bakoenin en Malatesta, ontwikkelde Kropotkin zich bovenal tot schrijver en theoreticus. Zijn belangrijkste bijdrage aan het anarchisme was zijn uiteenzetting van de grondslagen van het communistische anarchisme. Kropotkin, die een vooraanstaand geograaf was,9 probeerde het anarchisme een wetenschappelijk kader te geven, zoals Marx dat met het socialisme had gedaan:10 [Het anarchisme] is geen droom uit de studeerkamer. Het is een gevolgtrekking voortkomend uit de analyse van de werkzame tendensen in de moderne maatschappijen. Het communistische anarchisme is de synthese van de beide grondtendensen van deze maatschappijen: de tendens tot economische gelijkheid en die tot politieke vrijheid.11 Kropotkin was, zoals vooral naar voren komt in zijn L'Esprit de Révolté,12 een nadrukkelijke verdediger van de 'propaganda van de daad': "Menige daad maakt in enkele dagen meer propaganda dan duizenden brochures."13 Hij schuwde daarbij het gebruik van geweld niet: "Het recht om geweld aan te wenden heeft de mensheid nog nooit aan diegenen onthouden die zich dit recht verworven hebben - of het nu op de barricaden of in de schaduw van een straathoek gebeurt."14 Zoals de meeste anarchisten, had Kropotkin een rotsvast vertrouwen in de komst van de sociale revolutie. Voor hem stond het vast dat, door de onstuitbare drang van de mens naar vrijheid en sociale rechtvaardigheid (het ontwaken van de volkeren) of door een grote oorlog, een Europese sociale revolutie aanstaande was. Deze zou, anders dan de Franse Revolutie en de revoluties van 1848, zowel politiek als economisch van karakter zijn. Gedurende de revolutionaire periode zou elk gezag moeten worden vernietigd en zouden de productiemiddelen moeten worden onteigend. Deze 7
8
9 10
11
12 13 14
Door het ontbreken van een vaste organisatie en van congressen is een beschrijving van het Italiaanse anarchisme in de jaren tachtig een moeilijke opgave, hetgeen ook blijkt uit het feit dat veel auteurs (Romano, Hostetter, Conti, Zangheri) niet verder gaan dan 1881-1882, en andere auteurs de periode inhoud geven door de ontwikkeling van de gevluchte leiders (met name Malatesta en Merlino) te beschrijven. Over Kropotkin zie: Woodcock en Avakumoviƒ, Peter Kropotkin. From Prince to Rebel, Miller, Kropotkin, Nettlau, Geschichte, III, 20-38, IV, 1-84, 453-474; Itinéraire, no 3 (juni 1988). Zie: Pelletier, "Kropotkine: un Géographe Novateur", 19-22. Kropotkin bestreed de sociaal-darwinistische theorieën van Herbert Spencer en Thomas Henry Huxley, volgens welke er ook bij de mens een strijd om het bestaan zou zijn die gekenmerkt werd door wedijver en conflict. Hij zag geen meedogenloze rivaliteit, maar juist een grote mate van wederzijdse hulp en onderlinge samenwerking. Zijn filosofie van natuurlijke harmonie en wederkerige hulp legde hij vast in het boek Mutual Aid (Londen, 1902; herziene drukken: 1904 en 1914). Terecht merkte Nettlau (Geschichte, IV, 99) op dat Kropotkin er niet in is geslaagd het anarchisme wetenschappelijk te funderen. Kropotkin, "L'Anarchie dans l'Evolution Socialiste". Le Révolté (28 maart - 9 mei 1886). Geciteerd naar Nettlau, Geschichte, IV, 5. Kropotkin, L'Esprit de Révolté. Genève, 1881. Geciteerd naar Nettlau, Geschichte, III, 24. Kropotkin in het artikel "Anarchistische Moraal" (Parijs, 1890), geciteerd naar Wittkop, Unter der Schwarzen Fahne, 135.
194
Hoofdstuk VI
onteigening moest de vrijwillige daad van de massa zijn en niet worden opgelegd door een nieuw bewind. Het was de taak van anarchisten om er zorg voor te dragen dat, na het uitbreken van een sociale opstand, de behoeften van allen zouden worden bevredigd en te verhinderen dat zich gedurende de revolutionaire periode een nieuw bestuur zou ontwikkelen. De huidige taak van de anarchisten bestond uit propaganda en de voorbereiding van de massa's op de revolutionaire en post-revolutionaire periode. Kropotkin keurde de organisatie van geheime politieke partijen af omdat elke geheime partij de kern van autoriteit in zich meedroeg.15 In contrast met Bakoenin liet Kropotkin het middel bepalen door het doel. In de revolutionaire tactiek was hij echter niet consequent, hetgeen vooral bleek uit zijn aanbevelingen tijdens het Londense Congres van 1881. Vele anarchisten interpreteerden Kropotkins autoriteitsbeginsel als het afzien van elke vorm van organisatie, waarmee ze de beweging ernstige schade toebrachten. Zijn te hoge verwachtingen van de ontwikkeling van de maatschappij in anarchistische richting - de groei van het anarchisme zou zich wel doorzetten gedurende een langdurige evolutionaire periode16 - leidde bij menig anarchist tot veronachtzaming van de aandacht voor de massa. Kropotkins deterministische visie op de revolutie had bovendien tot gevolg dat een deel van de anarchisten zich niet langer inzette om deze te bevorderen. Zijn 'mechanische fatalisme' leidde bij vele anarchisten tot een verlamming van het activisme.17 De koers van het anarchisme in de jaren tachtig werd uitgezet tijdens het Internationale Revolutionaire Socialistische Congres in Londen dat van 14 tot 19 juli 1881 plaatsvond.18 Het congres stond niet alleen open voor anarchisten, maar voor alle (sociaal-)revolutionaire groeperingen. Het voorstel tot een congres kwam van Belgische sociaal-revolutionaire afdelingen, en werd krachtig ondersteund door de krant La Révolution Sociale19 van politiespion Serreaux.20 Vóór het congres werden twee circulaires uitgebracht. De laatste bevatte de passage: Arbeiders! De pogingen van onze broeders in Rusland worden eindelijk met succes bekroond. Tegenover het verbond van alle burgerlijke krachten, moeten we het verbond van alle revolutionaire krachten opwerpen en de Internationale Arbeiders-Associatie wederom oprichten. Dit is de reden, kameraden, dat wij iedereen bijeenroepen voor het Internationale Revolutionaire Socialistische Congres dat plaatsvindt in Londen op 14 juli 1881, en waarvan het enige agendapunt zal zijn: De wederoprichting van de Internatio-
15
16 17
18
19 20
Deze ideeën maakte Kropotkin voor het eerst bekend tijdens het Juracongres op 12 oktober 1879 in La Chaux-de-Fonds in zijn verslag Idée Anarchiste au Point de Vue de sa Réalisation Pratique, gepubliceerd in Le Révolté (1 november 1879). Nu in Nettlau, Geschichte, II, 289-295. Desondanks bleef Kropotkin nog lange tijd deel uitmaken van de voortzetting van Bakoenins geheime broederschap. Nettlau, Geschichte, III, 28-29. Deze kritiek werd ook door Malatesta gedeeld. Malatesta "Pietro Kropotkin. Ricordi e Critiche di un suo Vecchio Amico", Studi Sociali, 15 april 1931. Malatesta, Scritti, III, 368-379. Over het congres zie: Nettlau, Geschichte, III, 167-232; Nettlau, "Kropotkin, Malatesta e il Congresso Internazionale Socialista Rivoluzionario di Londra del 1881", Studi Sociali, IV-V, 4 december 1933 - 23 juni 1934. La Révolution Sociale, Organe Anarchiste, (Parijs, 12 september 1880 - 18 september 1881). Serreaux was een spion in dienst van de Parijse politieprefect Louis Andrieux. Ofschoon reeds in 1880 als zodanig verdacht, kon hij aan het congres deelnemen. Bouisson, die ook aan het congres deelnam, werd ervan verdacht een collega van Serreaux te zijn. Carlo Cafiero koesterde absoluut geen verdenkingen tegen Serreaux en onderhield goede relaties met hem. Zie: Andrieux, Souvenirs d'un Préfet de Police, Nettlau, Geschichte, III, 68-69, 187-201, 231.
Vlucht voor de Repressie: de Zwarte Internationale
195
nale Arbeiders-Associatie.21 Malatesta maakte deel uit van het organiserende comité dat met het congres geen ideologische overeenstemming beoogde, maar streefde naar een vereniging van alle revolutionairen als aandrijfkracht van een spoedige opstand, als motor van praktische daden. Door de nadruk op de organisatie te leggen en het congres ook open te stellen voor blanquistische (centralistische en etatistische) revolutionairen maakte het comité zich weinig geliefd bij Franse en Spaanse anarchisten.22 Zij wilden een uitsluitend anarchistisch congres. Angst voor de aanwezigheid van mouchards en spionnen op het congres leidde ertoe dat enkele vraagstukken niet op de agenda werden geplaatst. Vooral de organisatievormen van Malatesta en Kropotkin bleven onbesproken. Kropotkin had een structuur van twee organisaties in gedachten: een grote openlijke arbeidersorganisatie voor de strijd tegen het kapitalisme en de emancipatie van de arbeiders, en daarbinnen een kleine geheime actiepartij. Deze laatste zou Bakoenins 'Internationale Broederschap'23 als kern moeten bevatten, en moeten uitgroeien tot een genootschap van kleine nationale actiegroepen. Malatesta stelde voor er een derde organisatie, de revolutionaire liga, aan toe te voegen. Deze liga zou moeten bestaan uit alle vooruitstrevende en revolutionaire krachten. De afzonderlijke organisaties en federaties zouden daarbinnen hun zelfstandigheid bewaren. Dit laatste punt werd op het congres als aanbeveling aangenomen.24 Het congres telde 45 afgevaardigden uit vijftien landen.25 De zittingen waren geheim, maar uit propagandistische overwegingen werd er een openbare meeting gehouden.26 Namens Italiaanse verenigingen waren Malatesta, Merlino, Vito Solieri27 en de twee politiespionnen Orlando De Martijs en Raffaele Moncada tegenwoordig.28 De meest opvallende afwezige was Carlo Cafiero, die wegens geldgebrek,29 meningsverschillen,30 demoralisatie of ziekte31 zijn mandaat aan Moncada had 21
22 23 24
25 26
27
28
29 30
Zie: de circulaire van het Bureau Fédéral de l'Union Révolutionnaire Belge "Aux Révolutionnaires des Deux Mondes!" In de Italiaanse versie is de term "verbond" vervangen door "stand". Voor de andere circulaire zie: Bijlage A - 7. De Franse, oorspronkelijke versie, is geciteerd in de circulaire van het ministerie van Binnenlandse Zaken, Rome 25 maart 1881. Een exemplaar van de Italiaanse versie bevindt zich in ASR, Pref. Gab., B. 209. Nettlau, Geschichte, III, 183. Deze bestond uit Malatesta, Cafiero, Kropotkin, Schwitzguébel, Pindy en twee Spanjaarden. Over Malatesta's opstelling tegenover het congres zie: Malatesta "Il Congresso Internazionale di Londra", Grido del Popolo, no. 15 (14 juli 1881). Nu in Volontà, 25e jaargang no. 5 (september-oktober 1972) 448-453. Nettlau "Kropotkin, Malatesta e il Congresso Internazionale Socialista Rivoluzionario di Londra del 1881". Studi Sociali, IV-V, nrs. 28-31, 4 december 1933 - 23 juni 1934. Voor de deelnemers zie: Nettlau, Geschichte, III, 187-201. Brief van Merlino aan Girolamo Tomassoni, Napels 1 november [1881]. ASR, Tribunale, Processo 29969, B. 4156. Solieri had deelgenomen aan de opstand in augustus 1874. Na zijn vrijlating in 1876 vluchtte hij naar Zwitserland. In 1879 werd hij samen met Malatesta Zwitserland uitgezet. Vanaf die periode verbleef hij in Londen waar hij deel uitmaakte van de Italiaanse socialistische groep. Solieri vertrok in de jaren negentig naar de Verenigde Staten. Dell'Erba (Le Origini del Socialismo, 8) vermeldt ten onrechte ook de aanwezigheid van Luigi Felicò die het mandaat had ondertekend namens de Napolitaanse anarchistische groep "Jessica Helfmann". Tito Zanardelli, die een mandaat had ontvangen van de redactie van Il Lavoratore in Genua, werd de toegang tot het congres geweigerd. Ministerie van Buitenlandse Zaken aan het ministerie van Binnenlandse Zaken, Rome 21 juli 1881. ASDMAE, P.I., B. 7. Nettlau, Geschichte, III, 199. Cafiero was het oneens met Kropotkin en Malatesta over een internationale samenzwering. Volgens hem kon daarvoor onvoldoende geld bijeengebracht worden. In een brief van 26 juni 1881 schreef hij: "Reken niet op mij, bij jullie samenzwering." Zie: Nettlau, "Kropotkin, Malatesta e il Congresso", Studi Sociali, 4
196
Hoofdstuk VI
afgestaan. De discussie over de vraag of de economische bevrijding en emancipatie dan wel de strijd tegen de staat voorop diende te staan werd vooral gevoerd door Kropotkin, Malatesta en Merlino. Malatesta meende dat de economische strijd niet afdoende was, en dat deze samen moest gaan met de politieke strijd: eigendom kon men niet vernietigen indien men niet tegelijkertijd ook het gezag dat het beschermde, vernietigde.32 Merlino benadrukte het belang van de politieke strijd, dat wil zeggen de strijd tegen de staat, omdat hij de revolutionaire kracht van de arbeiders wantrouwde.33 Een besluit over deze kwestie bleef achterwege, maar het was duidelijk dat het congres, ondanks de afgelegde verklaringen, bovenal een politiek karakter had. Ook over het vraagstuk van communisme versus collectivisme werd geen besluit genomen om de collectivistische minderheid niet af te stoten.34 Het congres hield zich voornamelijk bezig met het vraagstuk van de middelen, volgens Merlino omdat: van het gebruik daarvan niet alleen het wel of niet slagen afhangt, maar ook zeer dikwijls de oprechte wil of onwil tot het gezamenlijke doel. Wij [Italiaanse anarchisten] bestrijden bijvoorbeeld de legale middelen, niet omdat het ons niet zou bevallen om de kwestie met [stem]biljetten op te lossen, om in ons plan te slagen zonder bloeddorst, zonder een haar te krenken of te laten krenken, maar enkel en alleen omdat wij ervan overtuigd zijn dat met die middelen men niet zal slagen en men daarentegen de weg opent voor de overtuiging, de ambities, de beroemde dictatuur, waarvan sprake is in het Romagnese programma [van Costa]. Over het vraagstuk van de middelen sprak het Congres van Londen zich derhalve duidelijk uit. Geen legale middelen. Geen min of meer algemeen kiesrecht, noch deelname aan de verkiezingen. Propaganda van de daad. Clandestiene drukwerken. Bovenal activiteiten op het land. Aanwending van alle middelen die ons door de wetenschap, chemie en techniek worden geleverd om te strijden tegen onze tegenstanders.35 De beruchtste voorstellen op het congres, die ten gunste van de bestudering der chemie, techniek en militaire wetenschap, kwamen van de Amerikaan Edward Nathan-Ganz. Kropotkin waarschuwde tegen al te groot optimisme over de studie en aanwending van de chemie. De betreffende resolutie luidde: Aangezien de technische en chemische wetenschappen de revolutionaire zaak reeds diensten bewezen hebben en voorbestemd zijn om in de toekomst nog grotere diensten te bewijzen, adviseert het congres de organisaties en de individuen die bij de Internationale Arbeiders- Associatie zijn aangsloten, groot belang te hechten aan de studie en toepassing
31 32 33
34
35
december 1933, 16 mei en 23 juni 1934. Masini, Cafiero, 305-308. Malatesta tijdens de zitting van 15 juli. Geciteerd naar Fabbri, La Vida de Malatesta, 112-113. Merlino bleef hier duidelijk vasthouden aan het concept van de "rivoluzione interclassista". Merlino prefereerde derhalve ook de naam Internationale Vereniging van Revolutionaire Socialisten. Brief van Merlino aan Girolamo Tomassoni, Napels 1 november [1881]. ASR, Tribunale, Processo 29969, B. 4156. Ibidem.
Vlucht voor de Repressie: de Zwarte Internationale
197
van deze wetenschappen als middel van aanval en verdediging.36 Tevens was het congres van mening dat: het moment is aangebroken om het tijdperk van verklaringen af te sluiten en dat van actie in te luiden, en op de mondelinge en schriftelijke propaganda, waarvan de onwerkzaamheid is bewezen, de propaganda van de daad en de insurrectionele actie te laten volgen.37 Het congres besloot de Internationale Arbeiders-Associatie, met behoud van de statuten van 1864, opnieuw op te richten. Merlino, die tegen deze naam was, schreef daarover aan Girolamo Tomassoni: Het congres van Londen vond dat we moesten vasthouden aan de Internationale, hetzij omdat ze nog steeds in enkele landen, zoals in Spanje en Zwitserland bestaat - en waarom zou zij ook niet in de andere landen kunnen bestaan - hetzij omdat het programma van de Internationale uitvoerig, helder en nauwkeurig is, hetzij omdat de Internationale hoofdzakelijk een arbeidersvereniging is - en het noodzakelijk is dat het arbeiderselement binnen onze partij overheerst, om te verhinderen dat we worden misleid door de eerzuchtigen die uit de bourgeoisie voortkomen -, hetzij, ten slotte, omdat tegenwoordig iedereen zich revolutionair socialist noemt (diegenen die het algemeen kiesrecht en de andere politieke hervormingen willen), en alleen de internationalisten zich trouw tonen aan het echte en ware programma van de sociale revolutie, en daarom gevreesd worden door de regeringen.38 Malatesta werd samen met Sebastian Trunk en Nikolai Tchaikovsky gekozen in de federale correspondentie-commissie. Dit fel omstreden 'postvak' had geen enkele betekenis en de nieuwe Internationale bleek niet meer te zijn dan een zeepbel.39 De besluiten op het internationale congres over de propaganda van de daad, het terrorisme en de geheime, illegale acties waren zowel het gevolg van de vervolging tegen de revolutionairen in alle Europese landen als het revolutionaire antwoord op de groeiende invloed van de sociaal-democraten. De discussies en resoluties werden sterk beïnvloed door de geslaagde moordaanslag op de Russische tsaar vlak voor de bijeenkomst.40 De aangenomen actiemiddelen werden, gezien de omstandigheden, beschouwd als het enige alternatief om de revolutionaire propaganda voort te
36
37 38
39 40
Nettlau, Geschichte, III, 221-222; Maitron, Ravachol, 11-12. Deze resolutie was overigens reeds op 12 september 1880 geformuleerd tijdens een samenkomst in Vevey (ten noorden van Montreux) tijdens welke Kropotkin, Elisée Reclus, Pierre Martin en een dertigtal andere "politieke leiders" bijeen waren gekomen. Tijdens deze bijeenkomst werd ook de propaganda van de daad in het programma opgenomen. Maitron, Le Mouvement Anarchiste, I, 82-83. Nettlau, Geschichte, III, 212. ASR, Tribunale, Processo 29969, B. 4156. Ten onrechte beweert Jan Moulaert (Rood en Zwart, 42) dat het congres zich sterk afzette tegen "elke mogelijke vorm van reconstructie van de Internationale" en dat het had besloten om de Internationale "definitief te begraven." Dat was niet de intentie, maar het uiteindelijke resultaat. Nettlau, Geschichte, III, 407. Volgens politiespion Raffaele Moncada had Malatesta op het congres verklaard dat de koningsmoord het onfeilbare middel was om de revolutie in Italië te starten. Ministerie van Buitenlandse Zaken aan het ministerie van Binnenlandse Zaken, Rome 17 juli 1881. ASDMAE, P.I., B. 7.
198
Hoofdstuk VI
zetten.41 De onverzoenlijke houding van de regeringen en de permanente repressie van de anarchistische groeperingen bevestigden enerzijds de illusies van de revolutionairen dat de beslissende botsing aanstaande was, en leidden anderzijds tot nieuwe illegale organisatie- en propagandavormen. Uiteindelijk had het congres echter, door de angst voor samenwerking en de grote interne verdeeldheid, vooral een ontbindende invloed op de internationale anarchistische beweging. Daarnaast leidde het tot een nog grotere afstand tussen de arbeidersbeweging en de anarchisten, en liet het de arbeiders over aan de reformistische en parlementaire beweging. Van een samenbundeling van sociaalrevolutionaire krachten was geen sprake.
Afscheid van Carlo Cafiero, verschijning van Francesco Saverio Merlino Reeds voor het Revolutionaire Congres in Londen had Carlo Cafiero in Le Révolté van 25 december 1880 een pleidooi gehouden voor gewelddadige activiteiten, die een steeds belangrijker element vormden binnen het internationale anarchisme: "Actie hebben we nodig, actie en nogmaals actie, want het is de actie die de ideeën heeft voortgebracht en het is het nog steeds de actie die de taak heeft om de ideeën in de wereld te verspreiden." Het ging hem daarbij niet om parlementaire daadkracht: "Nee, duizend maal nee... Onze actie moet de permanente opstand zijn, met het woord, met het schrift, met de dolk, het geweer, dynamiet, en soms, als het erom gaat te stemmen op de onverkiesbare [Auguste] Blanqui of op de onverkiesbare [Alexis Louis] Trinquet, ook met het stembiljet."42 Cafiero riep de anarchisten op overal aanwezig te zijn waar er revolutie was en de opstand tot in haar uiterste consequenties te bevorderen.43 Hij pleitte voor de vorming van kleine revolutionaire groepen die onafhankelijk van elkaar opereerden en een permanente oorlog tegen de staat voerden. Daarmee koos ook Cafiero voor de desorganisatie binnen de anarchistische beweging. In het begin van 1881 schreef hij aan een kameraad: Het is de plicht van alle anarchisten om onder de onterfde broeders de individuele daden [fatti isolati] te verdedigen: aanslagen op de koning en op zijn lijfwachten; het uitlokken van boerenopstanden; brandstichting in openbare gebouwen, en dat alles zonder talrijk te zijn - de actie zou zelfs spontaan en individueel moeten zijn. Kortom de individuele daden moeten zo frequent zijn dat ze tezamen de vorm van een brede en stilzwijgende samenzwering hebben die het tijdperk van de terreur inluidt. Ik heb reeds instructies aan verscheidene kameraden gestuurd, maar ik kan me niet uitdrukken zoals ik het zou willen, omdat ik niet wil dat de brieven in de handen van de politie komen. We zijn echter bezig met een veilige wijze van correspondentie. Il hoop dat de Italiaanse anarchisten zichzelf eer aandoen door op revolutionaire wijze de verschrikkelijke herdenking van de Parijse Commune te vieren.44 41 42
43
44
Cerrito, Dall'Insurrezionalismo, 9. Cafiero, "L'Action" in Le Révolté, 25 december 1880. Geciteerd naar Masini, Storia degli Anarchici (1969) 187. Ten onrechte wordt dit artikel vaak aan Kropotkin toegeschreven. In deze periode pleitte Cafiero ook weer voor gezamenlijke acties van republikeinen en anarchisten: "De zonen van Mazzini en Maurizio Quadrio en de zonen van Bakoenin moeten [...] elkaars rechterhand vasthouden, en de linkerhand op de loop van het geweer laten rusten." Brief van Cafiero aan de redactie van Libertas, Lugano 14 januari 1881. In: Maffei, ed., Dossier Cafiero, 64-65. Geciteerd in een brief van de prefect van Venetië aan de questore, Venetië 18 maart 1881. ASV, Questura, B. 64.
Vlucht voor de Repressie: de Zwarte Internationale
199
Cafiero werd op dat moment, net als Malatesta, door de politie op de voeten gezeten. Hij zou echter weldra voor de anarchistische beweging verloren gaan, deels omdat hij zich bekeerde tot het parlementarisme en de sociaal-democratie, maar vooral wegens toenemende blijken van krankzinnigheid.45 Na een detentie in Lugano bereikte hij in het najaar van 1881 Londen, waar hij herhaaldelijk tekenen van vervolgingswaan vertoonde: hij zag overal spionnen en vermoedde dat de telefoon door de Italiaanse politie werd afgeluisterd.46 Ondertussen had Francesco Saverio Merlino een belangrijke organisatorische positie binnen de anarchistische beweging ingenomen.47 Dat was des te meer noodzakelijk wegens het wegvallen van Cafiero en Costa en de langdurige afwezigheid van Malatesta, Covelli, Ceccarelli, Grassi en andere internationalisten van het eerste uur. Merlino, aanvankelijk een onverzoenlijke samenzweerder, viel later op door zijn weloverwogen toon en zijn gematigd taalgebruik: een zeldzaam verschijnsel binnen de anarchistische beweging. In september 1879 begon hij in Napels met de publicatie van het anarchistische weekblad Il Movimento Sociale (De Sociale Beweging),48 dat op dat moment één van de weinige anarchistische bladen in Italië was. Te Napels werd Merlino bijgestaan door de anarchisten uit de begintijd Luigi Alvino, Luigi Felicò,49 Luigi Starace en Giovanni Speranza. Daarnaast trad hij veelvuldig op in rechtszaken als advocaat voor anarchisten. In de periode 1880-1882 reisde Merlino, op de voet gevolgd door de politie, door heel Italië met het doel op korte termijn een opstand te organiseren. Zijn revolutionaire propaganda was gericht tegen de partij van Costa en had tot doel om: overal woorden door actie te vervangen, de kathederpropaganda door de propaganda van de daad, openlijke drukwerken door clandestiene, het boek door de geheime brochure, de politieke agitatie door de agrarische, de legaliteit door de illegaliteit en verkiezingen door opstand.50 Merlino verwachtte, evenals de meeste internationalisten, dat de revolutie aanstaande was. Deze veronderstelling bepaalde grotendeels zijn beeld van de werkelijkheid. De enige weg tot die revolutie werd, volgens hem, geplaveid door samenzweringen en opstanden die vanaf het platteland georganiseerd moesten worden. Daarnaast spoorde hij de internationalisten aan lid te worden van volksverenigingen en arbeidersverenigingen om deze te veranderen in instrumenten voor de 45
46
47 48
49
50
De eerste tekenen van geestesziekte werden in juni 1881 zichtbaar. De biograaf van Cafiero, Pier Carlo Masini, beschrijft de symptomen van diens krankzinnigheid: een toenemend wantrouwen in de revolutionaire tactiek, beginnende vervolgingswaan, een foute inschatting van het gebrek aan financiële middelen (Cafiero had zijn hele vermogen aan de organisatie van de internationalisten uitgegeven) een sterke behoefte tot vluchten en vernietigen, het ontvouwen van een nieuw anarchisme dat niet langer politiek maar antroposofisch was, en een hevig verlangen naar eeuwige rust. Masini, Cafiero, 308. Masini, Cafiero, 313-314. Ook de anarchisten Giuseppe Fanelli, Emilio Covelli en Antoine Cyvoct werden later krankzinnig. Voor Merlino zie: Berti, Merlino; Papa, Per una Biografia Intellettuale. Il Movimento Sociale verscheen van 15 september 1879 tot 30 november 1879. Er verschenen 10 nummers. Later herinnerde Merlino zich: "Ik publiceerde de krant Il Movimento Sociale die bewust nummer voor nummer in beslag werd genomen, aangezien ze artikelen bevatte die ons vandaag, wegens hun onschadelijkheid, aan het lachen zouden maken..." Merlino, Politica e Magistratura, 249. Felicò (soms aangeduid als Filicò) begon vanaf 1 februari 1880 met de publicatie van Lo Sgrammaticato (Taalfouten-regen), een weekblad dat zich schaarde achter de richting van Merlino. Het blad wordt niet genoemd door Bettini, Bibliografia dell'Anarchismo. Buccellato en Iaccio (Gli Anarchici nell'Italia Meridionale, 311) vermelden dat er twee nummers zijn verschenen. Brief van Merlino aan de anarchisten van Forlimpopoli (Vittorio Valbonesi en kameraden), Napels 23 september 1881. ASFo, Pref. Gab., B. 103.
200
Hoofdstuk VI
revolutie. In het anarchistische tijdschrift Il Grido del Popolo51 riep Merlino herhaaldelijk op tot de vorming van een Partito d'Azione Socialista Rivoluzionario (Revolutionaire Socialistische Actiepartij). Zijn directe doel was, in overeenstemming met de besluiten van het Londense Congres, nog steeds de organisatie van gewapende bendes, vooral op het platteland. Merlino kreeg steeds vaker te kampen met hevige weerstand vanuit zijn basisstad Napels, waar een groot deel van de internationalisten hem niet langer erkende als hun leider. De oude internationalistische garde onder leiding van Luigi Felicò wilde niets van zijn idee van solidariteit met de arbeiders weten. Na een ruzie met Felicò stapte Merlino uit de groep rond Il Grido del Popolo. Op 19 mei 1882 schreef hij aan Antonio Murgo: Reeds gedurende een aantal jaren heerst er hier, heimelijk of openlijk, maar altijd verbitterd, een strijd tussen mij en de 'oude elementen', en vóór mij werd die strijd gevoerd door [Emilio] Covelli, en vóór hem door Malatesta. Malatesta, Covelli en ik hebben ons tussen onmogelijke lieden bevonden. Ze werken niet, zijn niet in staat om het geringste initiatief te nemen en zijn slechts doordrongen van een duivelse geest van kinderachtige afgunst, en verkondigen: oorlog aan het individu... Ik heb de strijd moeten voeren tegen speculanten en tegen spionnen, ik, ik alleen, zonder dat ook maar iemand de moed had me te helpen.52 Tegelijkertijd ondervond Merlino weerstand van de parlementaire socialisten, die zich gesterkt voelden door de ommezwaai van Costa, Cafiero en Gambuzzi. In hun ogen was Merlino te revolutionair en waren zijn acties te weinig gericht op directe verbetering van de omstandigheden. Steeds meer verloor Merlino de greep op zijn achterban, hetgeen pijnlijk naar voren kwam tijdens een openlijke discussie met Costa in 1883. De meeste arbeiders in Napels waren niet langer anarchistisch, maar volgden de parlementair-socialistische lijn van Costa en diens Napolitaanse volgeling Pietro Casilli.53 Ondanks de tegenstand slaagde Merlino erin om aan het einde van 1883 en het begin van 1884 een groot deel van de anarchisten in Rome en in het Zuiden te organiseren rond de groepen Circoli Sociali en Studi Sociali. De grote conflicten werden voor enkele maanden ter zijde geschoven door het uitbreken van een cholera-epidemie in het voorjaar van 1884 in Napels.54 Internationalisten, 51
52
53
54
Il Grido del Popolo verscheen in Napels van 22 augustus 1880 tot 18 september 1881. Er verschenen 21 nummers. Evenals Lo Sgrammaticato was dit blad het orgaan van de Napolitaanse vereniging Biasimo e Lode (Afkeuring en Lof), die voornamelijk door Luigi Felicò werd geleid. Onder invloed van Merlino veranderde de vereniging haar naam in Circolo Jessie Helfmann. In januari 1882 weigerde Merlino nog langer zijn medewerking wegens de eeuwige onderlinge twisten. Geciteerd naar Della Peruta, Democrazia e Socialismo, 448. Tegelijkertijd maakten de Napolitaanse anarchisten, waaronder Luigi Felicò, Luigi Alvino en de gebroeders Giustiniani - het zogenaamde "oude element" - in de Avanti! (Imola-Bologna) bekend dat zij geen vertrouwen meer hadden in Merlino en het mandaat om hen te vertegenwoordigen introkken. Casilli had Merlino naar aanleiding van een artikel zelfs uitgedaagd tot een duel. Het tweegevecht ging niet door. Malatesta had als Merlino's secondant het duel geweigerd uit principiële overwegingen. Voor de motieven voor deze weigering zie: brief van Malatesta aan Merlino, s.l., [1883?] in Masini, Storia degli Anarchici (1969) 321-322. Tot de groep van Casilli trad ook politiespion Giovanni Domanico toe. Hij probeerde anarchisten over te halen tot het kamp van de gematigde socialisten. Zie: Dell'Erba, Le Origini del Socialismo, 42-43. De epidemie kostte 8.000 personen het leven. Tussen 1884 en 1887 veroorzaakte de cholera de dood van 55.000 personen in Italië. Bron: Seton-Watson, Italy, 90. Als gevolg van het bezoek van de koning aan de stad tijdens de cholera-epidemie werd het werkelijke probleem van Napels zichtbaar en ontstond de "Kwestie van Napels". Een jaar later werd er een Commissie van Onderzoek naar Hygiënische Omstan-
Vlucht voor de Repressie: de Zwarte Internationale
201
radicalen, en republikeinen uit heel Italië werkten, onder leiding van het Groene Kruis en met hulp van de Vrijmetselarij, zij aan zij om de bevolking van Napels te helpen.55 Om een veroordeling te ontlopen, vluchtte Merlino in januari 1885 via Parijs naar Londen, maar liet wel een anarchistische groep in Napels achter die haar stem duidelijk liet horen: Voordat een nieuwe cholera, of een oorlog, of nieuwe machines, of de economische crisis of de honger ons direct uitroeit, komt er van de Kaukasus tot aan de Etna een uitbarsting van de universele kreet: "Oorlog aan de bloedzuigers en uitzuigers van het Volk! Neer met de burgerlijke uitbuiter! Leve de arbeider! Leve de revolutie! Leve het socialisme!"56 Vanuit Zwitserland riep de socialistische revolutionair Amilcare Cipriani, samen met Tito Zanardelli en Ludovico Nabruzzi, op tot de vorming van één grote revolutionaire partij, bestaande uit socialisten, anarchisten, collectivisten, internationalisten, garibaldisten en mazzinianen.57 Die aansporing kwam overeen met Merlino's visie: niet de ideologie leidde tot verdeeldheid, maar de praktijk. Een duidelijk onderscheid diende gemaakt te worden tussen de revolutionairen, van welke partij ook, en de reformisten. Het was duidelijk dat er een toenemende nadruk werd gelegd op de revolutie zelf in plaats van op eenstemmigheid over het na te streven doel. De organisatie werd daarbij vaak uit het oog verloren of zelfs geïdentificeerd met gezag. Regelmatig leidde dit tot individualisme, isolationisme, en fragmentatie van de socialistische beweging.
Malatesta's anarchistische partij Het anarchisme in Italië behield alleen in de Romagna, Toscane, de Marken en Napels een sterke positie.58 Hier bleef men actief onder de noemer van het internationalisme. Zo schreef Francesco Pezzi op 16 februari 1882 aan Andrea Costa: [...] onze organisatie is en kan niet anders zijn dan de Internationale. De Internationale is nu verboden in Italië. De Internationale is belasterd, vervloekt, vervolgd. Zij wordt beschouwd als een misdadig genootschap, haar leden zijn als zodanig veroordeeld, gevan-
55
56
57
58
digheden in het leven geroepen. Cholera was niet eens de grootste plaag voor de bevolking: tussen 1887 en 1889 stierven 63.000 personen aan tuberculose en jaarlijks stierven 15.000 personen aan malaria. Bron: Clark, Modern Italy, 20-21. Malatesta kwam er in zijn brochure L'Anarchia (Londen, 1891) nog op terug toen hij de noodzaak van solidariteit beschreef: "De inwoner van Napels heeft net zoveel belang bij het draineren van de fondaci [krottenwijken in de laag gelegen gedeelten van de stad en deels ondergronds] van zijn stad, als bij de verbetering van de hygiënische omstandigheden van de volkeren aan de oevers van de Ganges, van waar de cholera tot hem komt." Ook tijdens deze werkzaamheden werden de socialisten en anarchisten in de gaten gehouden door de politie. Zie: Luigi Musini, "Memorie e Cronache per gli Anni dal 1858 al 1890" in: De Jaco, ed., Gli Anarchici, 494-504. "Al Popolo di Napoli ed agli Operai d'Italia e del Mondo!", Branca Napoletana dell'Associazione Internazionale dei Lavoratori, Napels november 1884. Geciteerd naar Santarelli, Il Socialismo Anarchico, 65. Masini, Storia degli Anarchici (1969) 198. Een exemplaar van het pamflet Agli Oppressi d'Italia bevindt zich in ACSR, Giustizia, Miscellanea, B. 62, fasc. 670. Het pamflet is ondertekend door Cipriani, Nabruzzi, Zanardelli, Giovanni Zirardini, Emidio Fabbri, Federico Ravà en Salvatore Pallavicini. Het eclectische revolutionaire socialisme van Cipriani bracht hem eerst in aanvaring met de intransigente, antiorganisatorische anarchisten in Parijs, en later ook met Malatesta, die hem verweet te veel van het anarchistische doel af te wijken. Voor deze periode zie: Briguglio, Il Partito Operaio, 15-84; Pernicone, Italian Anarchism, 217-243.
202
Hoofdstuk VI
gen genomen, ammoniti, en naar strafeilanden gezonden. De Internationale is in de zwartste kleuren afgeschilderd en de internationalist wordt beschouwd als een willekeurige ploert; en juist vanwege deze redenen, kunnen en moeten wij, nu meer dan ooit, niet anders zijn dan internationalisten.59 De afdeling van de Internationale in Florence was nog steeds volgens dezelfde beginselen georganiseerd als in de jaren zeventig. Er was een geheim socialistisch comité dat binnen de openlijke afdeling opereerde en in verbinding stond met Carlo Cafiero en diens Comitato Rivoluzionario Socialista Italiana in Lugano.60 De kracht van de Internationale in Toscane was voor Malatesta reden genoeg om zich in 1882 in Florence te vestigen. Hij had zich ten doel gesteld om de Italiaanse afdeling van de Internationale nieuw leven in te blazen en het socialisme en anarchisme te beschermen tegen de invloed van de 'verrader' Costa.61 Hoe zou men immers een revolutie kunnen starten als de revolutionaire Romagna, dat grotendeels onder de invloed van Costa stond, niet mee zou doen? Malatesta hield in het hele land redevoeringen, die bovendien tot doel hadden het anarchisme te verhelderen en zuiver te houden. Hij hamerde op de scheiding tussen de partij van Costa en de anarchistische beweging: Costa moet maar doen wat hem het beste lijkt. [...] Maar wij organiseren ons onderling. [...] laten we ons herinneren dat voor ons revolutionairen, voor ons opstandelingen, de parlementairen niet tot onze partij behoren. [...] Onze partij moet onze partij zijn, onze organisatie moet onze organisatie zijn. En deze organisatie moet de Internationale Arbeiders-Associatie zijn, waarvan het programma, dat het resultaat is van een lange voorbereiding, tegenwoordig luidt: Communisme, Anarchie, Revolutie.62 Malatesta kreeg echter niet alle anarchisten achter zich in zijn strijd tegen Costa. Zo publiceerden zijn naaste medewerkers Egisto Marzoli, Francesco Natta, Gaetano Grassi en Francesco Pezzi een manifest namens het Regionale Toscaanse Comité van de Internationale, waarin ze opriepen tot eenheid: Laten we ons derhalve allen verenigen en strijden, strijden voor onze veronachtzaamde rechten. De Internationale Arbeiders-Associatie heeft de oorlog verklaard aan de tirannen van de wereld, oorlog aan de keizers en aan de koningen, oorlog aan de pausen en aan de priesters, oorlog aan de burgers, oorlog aan de bazen, aan de dieven van ons zweet, en aan de moordenaars van de mensheid. Oorlog, oorlog dus! De maatschappij moet in bloed gezuiverd worden, en zal het zijn; wij zullen haar zuiveren. De Internationale zal de oude burgerlijke wereld fijnstampen, met brand en plundering de 59
60
61
62
Pezzi, "Lettere ad Andrea Costa e ad Anna Kuliscioff". Movimento Operaio, I (1950) geciteerd naar Masini, Storia degli Anarchici (1969) 206-207. Driemaandelijks rapport van de questore van Florence aan de prefect, Florence 31 december 1880. ASF, Questura, B. 6. Zie onder meer: het rapport van de questore van Florence aan de procureur in Rome, Florence 7 mei 1883. ASR, Tribunale, Processo 29969, B. 4156. Malatesta "Cari Compagni", L'Ilota (Pistoia) 1 april 1883. Geciteerd naar Masini, Storia degli Anarchici (1969) 208-209.
Vlucht voor de Repressie: de Zwarte Internationale
203
vervloekte rassen verdelgen. Aan de slag, volk, aan de slag, aan de slag, eeuwig mikpunt van onderdrukkers en profiteurs, staat op, verdelgt, vernietigt! En jullie revolutionaire socialisten, zet iedereen in beweging: Weg met alle broedertwisten. De Internationale, onze beginselen, de revolutie laten zich niet vertegenwoordigen door één persoon. Laten we ophouden onze tijd te verknoeien door een oorlog van beledigingen en aantijgingen te voeren tegen diegenen die gisteren nog onze kameraden waren in de zuiver revolutionaire strijd. Laten we liever onze oorlog richten tegen een kaste, tegen de bourgeoisie; laten we hem richten tegen de instellingen, tegen de privileges; laten we het volk voorbereiden op de opstand, en onze actiekreet zal altijd zijn: Leve de Internationale - Weg met de Privileges - Leve de Sociale Revolutie.63 Malatesta en Merlino werden vanaf 24 april 1883 op last van de rechter van instructie te Rome gezocht wegens samenspanning tegen de staatsveiligheid. Op 2 mei zond politiechef Giovanni Bolis het volgende telegram naar de prefecten: Tegen de bekende Errico Malatesta bevel tot aanhouding; toert door verschillende provincies en maakt uiterst gevaarlijke propaganda anarchistische beginselen; en wegens aanslagen tegen binnenlandse veiligheid van de staat door de legalitaire theorieën van Costa te bestrijden en door te proberen om hem aanhangers en geloofwaardigheid te ontnemen.- Was in Napels, Benevento, Foggia, Pistoia, Pisa, Milaan, en op 22 april was hij in Bologna komend vanuit Rimini. Hoop dat hij te weinig tijd had om een goede organisatie op te bouwen om in actie te kunnen komen.- Het is zeer betreurenswaardig dat men er tot dusver niet in is geslaagd om hem te arresteren, ondanks dringende aansporingen.- Duizend lire premie aan diegene die hem arresteert of die hem laat arresteren.64 De politie werd echter geconfronteerd met het probleem dat ze geen aanklacht tegen Malatesta had. Tegen Merlino, die reeds vanaf 23 april wegens belediging van een kantonrechter vastzat, en enkele anarchisten uit Rome liep daarentegen wel een gerechtelijk onderzoek wegens samenspanning tegen de staat, als gevolg van het aanplakken en verspreiden van pamfletten ter herdenking van de Commune van Parijs.65 Malatesta werd bij deze zaak betrokken, ofschoon hij sinds zijn terugkeer in Italië niet meer in de hoofdstad was geweest. De politiespion Francesco De Camillis werd bereid
63
64 65
Manifest van de Comitato della Regione Toscana dell'Associazione Internazionale dei Lavoratori Federazione Italiana - Regione Toscana (Toscane, 20 september 1883) ter gelegenheid van de herdenking van de inname van Rome. ASB, Pref. Gab., B. 480. Prefect aan questore, Venetië 2 mei 1883. ASV, Questura, B. 72. Tekst van het pamflet: "Proletariërs van Italië! Vandaag is het twaalf jaar geleden dat het volk van Parijs, aangezet door een heroïsche en geniale inval, in opstand kwam, en met het schijnsel van de Commune de puinhopen van het rijk verlichtte en de uitgestrekte horizonten van de beschaving voor de volkeren opende. Het welzijn van de mensheid was het vertrouwen dat dat volk naar het martelaarschap leidde. Laten we haar ten voorbeeld stellen aan het lafhartige Italië dat nog steeds buigt voor het geslacht van de koning! Leve de Commune. Leve Amilcare Cipriani. Leve de Sociale Revolutie." Een exemplaar bevindt zich in ASR, Tribunale, Processo 29969, B. 4156.
204
Hoofdstuk VI
gevonden om te verklaren dat Malatesta het belastende pamflet had geschreven.66 Hij werd in mei te Florence gearresteerd.67 Zes maanden later, op 9 november 1883, werden Malatesta, Merlino en zes andere aangeklaagden voorlopig vrijgelaten omdat de aanklacht was gereduceerd tot associazione di malfattori.68 De beschuldiging was veranderd omdat het Openbaar Ministerie zo voorkwam dat de verdachten door een jury werden berecht. Doordat de nieuwe aanklacht echter niet voorzag in voorlopige hechtenis werden de verdachten in vrijheid gesteld. Zo werden Malatesta en Merlino gedurende zeven maanden tot non-activiteit gedwongen, alvorens ze voor de rechter werden geleid.69 Het proces wegens lidmaatschap van "een georganiseerde vereniging in Rome in het jaar 1883, met het doel tot het begaan van misdrijven" (art. 426 en 429) vond plaats van 29 januari tot 2 februari 1884. Getuigen van de verdediging werden niet tot het proces toegelaten.70 Het gerechtshof in Rome veroordeelde Malatesta tot drie jaar gevangenis en Merlino tot vier jaar gevangenis. Door in hoger beroep te gaan konden beide anarchisten op vrije voeten blijven tot hun definitieve veroordeling. Malatesta werkte in de tijd die hem overbleef aan de heroprichting van de Branca Italiana dell'Associazione Internazionale dei Lavoratori.71 Tevens publiceerde hij vanaf december 1883 de krant La Questione Sociale (De Sociale Kwestie).72 Ook deze krant was voornamelijk bedoeld om een duidelijke scheiding aan te brengen tussen het parlementarisme en de politieke keuze van Costa enerzijds en het antiparlementarisme en de directe actie van de anarchistische federatie anderzijds. Dat werd door Malatesta des te meer noodzakelijk geacht omdat er in vele verenigingen onduide66
67
68
69
70 71 72
Fabbri, La Vida, 118. De Camillis werd reeds in 1879 door de Romeinse internationalist Casto Casti verdacht van politiespionage. In 1884 was de situatie van de anarchisten in Rome totaal onoverzichtelijk als gevolg van wederzijdse beschuldigingen van politiespionage en daarop volgende scheuringen. Ook in deze periode werd De Camillis verdacht van contacten met de politie. Questore aan de prefect, Rome 18 september 1884. ASR, Pref. Gab., B. 464. Questore aan het ministerie van Binnenlandse Zaken, Rome 7 maart 1879. ASR, Pref. Gab., B. 17, fasc. 107. Malatesta werd gearresteerd op grond van de aanklacht "samenspanning tegen de staat". Zijn arrestatie vond plaats vóór 7 mei. Malatesta verklaarde tijdens zijn verhoor van 24 augustus 1883 dat "hij niets te maken had gehad met de afdeling in Rome noch met enige andere sekte in Italië die zich de laatste zes jaar in Italië had georganiseerd." Hij verklaarde tevens dat hij zich de laatste vijf jaar niet meer met samenzweringen en revolutionaire acties had beziggehouden. Rapport van de questore van Rome aan de procureur van de koning, Rome 21 maart 1883 en rapport van de questore van Florence aan de procureur van de koning, Florence 7 mei 1883; Verhoor van Malatesta op 24 augustus 1883 door de rechter van instructie. ASR, Tribunale, Processo 29969, B. 4156. Het Openbaar Ministerie erkende dat de aangeklaagden weliswaar ieder apart "hardwerkende, ijverige en oprechte jongeren" waren, maar dat ze tezamen een misdadig genootschap vormden. Malatesta, "Dichiarazione e Autodifesa alle Assise di Milano" in: Malatesta, Scritti, II, 297; Merlino, Politica e Magistratura, 260. Deze getuigenissen worden bevestigd door de democratische krant Il Messaggero (31 januari 1884). Geciteerd naar Pernicone, Italian Anarchism, 208. Masini, Storia degli Anarchici (1969) 210-211, 214-215; Berti, Francesco Saverio Merlino, 69-71; Pernicone, Italian Anarchism, 207-208; Fabbri, La Vida, 118-120; Merlino, Politica e Magistratura, 259-261. Nettlau, Malatesta, 174; Pernicone, Italian Anarchism, 208. De Italiaanse afdeling van de Internationale Arbeiders-Vereniging. Oorspronkelijk wilde Malatesta in Florence samen met Merlino, Florido Matteucci en Carlo Monticelli het tijdschrift Il Popolo (Het Volk) publiceren, maar wegens zijn arrestatie kwam hij niet verder dan de aankondigingscirculaire. Honderden kopieën van deze circulaire werden aangetroffen in zijn kamer en in beslag genomen op bevel van de procureur-generaal van Florence. Questore van Florence aan procureur in Rome, Florence 7 mei 1883. ASR, Tribunale, Processo 29969, B. 4156. La Questione Sociale verscheen in drie verschillende series van 22 december 1883 tot 26 mei 1889.
Vlucht voor de Repressie: de Zwarte Internationale
205
lijkheid bestond over te volgen koers73. Verenigingen als de anarchistische groep in Venetië hadden volgens hem een verkeerd beeld van Costa.74 Daarnaast publiceerde Malatesta de brochure Propaganda Socialista. Fra Contadini (Socialistische Propaganda. [Gesprek] Tussen Boerenarbeiders), die veel succes had.75 Daaruit blijkt dat hij de verheldering van het anarchisme tot één van zijn hoofddoelen had gemaakt. Zijn activiteiten resulteerden te Florence in de oprichting van de Circolo di Propaganda fra i Giovani Operai sotto i Vent'Anni (Club voor de Propaganda onder Arbeiders die jonger zijn dan Twintig Jaar). Uit deze club kwamen vele anarchisten voort die een belangrijke rol hebben gespeeld in de jaren negentig.76 Het programma van de Internationale Arbeiders-Associatie dat door Malatesta in 1884 werd gepubliceerd, verschilde nauwelijks van Bakoenins anarchisme in de jaren zeventig: het doel was een gewelddadige en gewapende revolutie; de wapens van de Internationale bestonden uit "bendes en barricaden, geweren en dynamiet, ijzer en vuur ter vernietiging van het leger, de vloot, fortificaties en gevangenissen." De revolutie moest bij voorkeur geleid worden door een minderheid die zich georganiseerd had in een verlichte partij.77 De organisatie van de anarchistische partij, onder het vaandel van de Internationale, stond bij Malatesta centraal. Deze was in zijn ogen onmisbaar in de strijd tegen het gematigde en parlementaire socialisme. De partij moest een revolutionaire federatie zijn van groepen die zich formeerden rond een programma. Ze was een vrije unie van strijders die eenzelfde doel nastreefden en bestond uit lokale verenigingen, afdelingen, groepen en kringen die autonoom bleven. Het programma was bindend voor alle groepen, maar zou in principe aangepast kunnen worden aan nieuwe inzichten.78 Malatesta hechtte meer belang aan de ideologie en het doel dan Merlino en andere anarchisten. Zijn activiteiten leidden tot een groei van de regionale afdelingen en een hechtere organisatie. Op 22 mei 1884 greep de politie in door vele internationalisten te arresteren op grond van verzet tegen en belediging van de politie.79 In december 1884 zette het Hof van Beroep in Rome Malatesta's straf definitief om in twee jaar gevangenisstraf.80 Vlak voor de uitspraak was hij, samen met drie vrienden, naar Argentinië
73
74
75
76
77
78 79
80
Zie over de verwarring in Pisa: Bertolucci, Anarchismo e Lotte Sociali, 113-116. Het anarchistische tijdschrift Ilota in Pistoia sprak zich uit voor een tactisch verbond tussen de beide stromingen van het Italiaanse socialisme. Terwijl Merlino, Converti, Giustiniani, Natta en Pezzi voorstander waren van een nationaal congres waar beide stromingen vertegenwoordigd zouden zijn, was Malatesta daar fel op tegen. Zie: Berti, Merlino, 65-66. Brief van Malatesta aan Emilio Castellani, Florence 20 augustus 1884. Afgedrukt in Briguglio, Il Partito Operaio, 227-228. Tot 1948 had de brochure in Italië 21 oplagen, waarvan die van 1920 uit 100.000 exemplaren bestond. De brochure is in vrijwel alle talen verschenen. In Nederland is ze vertaald door Gerard Rijnders (Den Haag, 1888). Later schreef Malatesta Al Caffè (In het Café). Dit drukwerk bestond uit zeventien dialogen die oorspronkelijk tussen 1897 en 1922 waren gepubliceerd. In tegenstelling tot Fra Contadini, dat zich op het platteland afspeelde, vonden de dialogen van Al Caffè plaats in een stedelijke omgeving. Rapport van de questore van Florence, 15 juni 1895. Oorspronkelijk in ASF, Questura, B. 15. In Conti, Le Origine del Socialismo, 279-286. Programma e Organizzazione dell'Associazione Internazionale dei Lavoratori (Florence, 1884). Het programma was bedoeld als basis voor de reorganisatie van de Internationale Arbeiders-Vereniging. Ibidem. Driemaandelijks rapport van een politie-inspecteur aan de questore van Florence, Florence 4 juli 1884. ASF, Questura, B. 6. Malatesta's straf werd gereduceerd tot twee jaar gevangenis en zes maanden toezicht, die van Merlino werd gereduceerd tot drie jaar gevangenis met zes maanden toezicht. Uitspraak van het Hof van Beroep van Rome op 30 december 1884. Het Hof van Cassatie verwierp op 24 april 1885 het beroep tegen deze uitspraak. Zie: ACSR, Giustizia, Miscellanea, B. 75, fasc. 770, sfasc. 10.
206
Hoofdstuk VI
gevlucht.81 Merlino had zijn veroordeling ook niet afgewacht en was naar Londen uitgeweken. Met Malatesta waren alle andere vooraanstaande internationalisten uit Florence ervandoor gegaan om zich te onttrekken aan een gewisse veroordeling.82 Malatesta's aanwezigheid in Italië was van doorslaggevende betekenis geweest voor het activisme van de anarchistische beweging die in heel Italië aan kracht won en zich manifesteerde tegenover de gematigde koers van Costa en de arbeiderspartij van Gnocchi-Viani.83 Dankzij deze strijd ontkwam het Italiaanse anarchisme aan de gevolgen van de ideeën van het Londense congres van 1881. Het ontbrak de anarchisten echter aan een sterke organisatie, hetgeen zich duidelijk deed voelen toen de 'leiders' zich gedwongen zagen om Italië te verlaten. Met het vertrek van Malatesta, Merlino en de andere vooraanstaande internationalisten verdwenen het vuur en de samenhorigheid uit de beweging.84 Tien jaar lang zouden de leiders Italië mijden, maar hun acties en hun propaganda bleven op de Italiaanse beweging gericht.
Het anarchisme zonder herder Het anarchisme bleef in Italië ook na 1885 voortbestaan, maar zonder de 'leiders' was er nauwelijks sprake van een nationaal georganiseerde beweging.85 De op 15 maart 1885 heropgerichte Branca Italiana dell'Associazione Internazionale dei Lavoratori bleef zonder succes, en de activiteiten waren van lokale aard. De Branca Italiana was opgericht om op twee fronten strijd te leveren: tegen de Partito Operaio en tegen de socialistische partij van Costa. Behalve het oprichtingscongres van de Branca Italiana in Forlì,86 vonden er in de jaren tachtig geen nationale congressen van 81
82
83
84
85
86
Francesco Natta, Francesco Pezzi en Luisa Pezzi-Minguzzi. Volgens het consulaat in Marseille zouden in Bordeaux bovendien de anarchisten Galileo Palla en Domenico Ceccarelli aan boord van het schip naar Buenos Ayres zijn gestapt. Ministerie van Buitenlandse Zaken aan het ministerie van Binnenlandse Zaken, Rome 20 december 1884. ASDMAE, P.I., B. 14. In het driemaandelijkse rapport over de meest invloedrijke internationalisten van 15 januari 1885 meldde de questore dat van de 28 personen er 26 naar het buitenland waren gevlucht om zich te onttrekken aan de veroordeling door het Hof van Assisen op grond van het ondertekenen van een solidariteitsmanifest met de internationalisten die waren veroordeeld door het gerechtshof in Rome. Vijftien personen vluchtten naar Marseille. Drie maanden later rapporteerde hij dat van de negen meest invloedrijke internationalisten er zeven waren gevlucht, waarvan zes naar Marseille. Gaetano Grassi was naar Alexandrië gevlucht. ASF, Questura, B. 6. Ganci (Il Caso Crispi, 167) beweert dat het abstentisme van de mazzinianen en de anarchisten zou zijn vernietigd en dat de arbeidersklasse zich in haar geheel onder het vaandel van de socialisten zou hebben geschaard en zou verlangen naar deelname aan het politieke spel. Deze opvatting lijkt me niet houdbaar. Rapport van de questore van Florence, 15 juni 1895. Geciteerd naar Conti, Le Origine del Socialismo, 279-286. Het origineel (ASF, Questura, B. 15) wordt sinds de overstroming van de Arno in 1966 vermist. De politie beschouwde in 1883 Errico Malatesta, Florido Matteucci, Gaetano Grassi, Francesco Saverio Merlino, Emilio Covelli, Carlo Monticelli, Francesco Natta en Francesco Pezzi als de anarchistische leiders. Van hen zaten Malatesta, Merlimo, Covelli, Pezzi, Natta, Matteucci en Grassi minstens tot aan het begin van de jaren negentig in het buitenland. Monticelli werd vanaf 1887 reeds weer in Italië actief. Brief van ministerie van Binnenlandse Zaken aan prefect in Bologna, Rome 9 januari 1883. ASB, Pref. Gab., B. 481. Voor het congres zie: Briguglio, Il Partito Operaio, 42-50; Manacorda, Il Movimento Operaio, 170-172; Santarelli, Il Socialismo Anarchico, 67-70; Romagnoli, I Partiti Politici a Forlì dal 1877 al 1900 (ongepubliceerde doctoraalscriptie; Università degli Studi di Bologna, Facoltà di Lettere e Filosofia, 1971-1972) 196-243. Het initiatief tot het congres kwam van de socialistisch-anarchistische groep "Carlo Pisacane" in Venetië. De meest actieve organisator was Romeo Mingozzi uit Ravenna. Er waren afgevaardigden uit Emilia, de Marken, de Romagna, Toscanië, Umbrië, de Veneto, en uit de steden
Vlucht voor de Repressie: de Zwarte Internationale
207
de internationalisten en anarchisten plaats. Het ontbreken van een heuse organisatie en het bestaan van vele onafhankelijke groepen schaadde de anarchistische beweging omdat het de politieinfiltratie vergemakkelijkte, de strijdlust verminderde en een zeker opportunisme in de hand werkte.87 Tussen 1885 en 1890 verschenen er wel veel anarchistische pamfletten, kranten en periodieken in Italië.88 Deze hadden echter vaak een regionaal of lokaal karakter en waren van zeer korte levensduur.89 De enige uitzondering daarop vormde Il 90Paria, het orgaan van de communistisch-anarchistische beweging, dat twee jaar lang verscheen. De meest haatdragende, bloeddorstige, provocerende en felle pamfletten en tijdschriften werden in het buitenland, in de emigrantenmilieus gepubliceerd. De desorganisatie was het gevolg van de effectiviteit van de repressie, maar ook van de interne verdeeldheid binnen de anarchistische groepen. Het debat tussen de communisten en collectivisten was, ondanks de inzet van Malatesta, nog steeds niet uitgewoed. Na 1885 beschouwde de politie de volgende plaatsen als de belangrijkste centra van anarchistische propaganda, "en daarom gevaarlijk": Napels en omgeving,91 Livorno, Pisa, Carrara92 en Florence.93 Iets minder belangrijk werden geacht: Turijn, Sampierdarena, Mantua, Reggio Emilia, Spezia, Forlì, Rimini, Cesena en Ravenna, Ancona met enkele groepen in de Marken, en Rome. Nieuwe groepen waren er in Pistoia, Lucca en Siena. Het is opvallend dat de politie Milaan niet vermeldde.94 Daar was op 10 januari 1885 de communistisch-anarchistische Federazione dell'Alta Italia opgericht.95 Een deel van de anarchisten had zich afgekeerd van het 'socialistische' of 'organisatorische' anarchisme en zich bekeerd tot het 'individualistische' of 'spontane' anarchisme. Zij beschouwden organisatie steeds meer als een vorm van gezag. De polemiek met de socialistische partij van Costa sterkte hen in deze opvatting. Bovendien vreesden de individualistische anarchisten dat ze door zich te organiseren een gemakkelijke prooi zouden worden van de politie. De anarchisten in Napels
87 88
89 90 91
92 93
94
95
Turijn, Alexandrië, Biella, Milaan, Genua, Rome, Napels, Foggia, Molfetta en Palermo. Tijdens het congres werd besloten de partij van Costa te bestrijden als elke andere "burgerlijke partij". Badaloni, Democratici e Socialisti, 313. De levendigheid van de anarchistische kranten blijkt duidelijk uit de opsomming die Anzi (Il Partito Operaio, 62-69) geeft van de socialistische pers in 1886. Op de meeste kranten moet hij het etiket anarchico, anti-autoritario of anti-parlamentare plakken. Zie: Bettini, Bibliografia dell'Anarchismo. Il Paria, Ancona, 26 april 1885 - 18 maart 1887. In Napels was vanaf 1887 de groep "Humanitas" actief. Deze groep rond Merlino bracht 23 nummers uit van het gelijknamige tijdschrift en publiceerde een aantal brochures in de serie "Biblioteca Anarchica". Een zekere Marabini hield de groep in de gaten voor de prefect. "Humanitas" viel in december 1887 uiteen als gevolg van enorme schulden, vervolgingen en meningsverschillen. Het resultaat van dat laatste was de oprichting van de club "Lavoratore". Op 4 oktober 1888 richtte Giovanni Bergamasco, één van de meest actieve Napolitaanse militanten van het communistische anarchisme, de nieuwe groep "Miseria" op. In 1889 werd de vereniging "18 Marzo" gevormd. Zie: ASN, Pref. Gab. Fascio 906. Voor het anarchisme in Carrara vóór 1894 zie: Fedeli, Anarchismo a Carrara, 11-106. De in 1884 veroordeelde anarchisten waren naar het buitenland gevlucht. Drie jaar later kwamen velen weer terug dankzij een amnestie. Voor het eerst sinds 1884 werd er ook weer een krant gepubliceerd in Florence: La Fiaccola Rossa (25 juli 1887 - 2 oktober 1887). De questore voorzag dat de krant wegens geldgebrek en inbeslagnemingen spoedig de publicatie zou moeten staken. Ook de organisatie was gewijzigd: de groepen hadden zich opgedeeld in kleinere eenheden. In 1887 bestonden er drie groepen: "Nè Dio, nè Patria", "Germinal" en "Gustavo Florens". Zie: de questore van Florence aan de prefect, Florence11 augustus 1887. ASF, Questura, B. 13. Prefect van Florence aan de questore, Florence 11 oktober 1887. ASF, Questura, B. 13. Opvallend is ook de geringe aandacht voor Rome, waar juist in deze periode het anarchisme zich vooral onder de bouwvakarbeiders sterk maakte. Zie: Cafagna, "Anarchismo e Socialismo a Roma". Briguglio, Il Partito Operaio, 45.
208
Hoofdstuk VI
beschouwden de organisatie als een staat in het klein: "Binnen een organisatie vindt men een charlatan die zal bedriegen, een ambtieus persoon die zal uitbuiten, en een spion die zal aangeven."96 Sinds de wetgeving van 1879 kon elke anarchistische vereniging aangeklaagd worden als een criminele organisatie. Het mechanisme opstand-repressie-nieuwe opstand had bij velen geleid tot een houding van totale opstand, van onverdraagzaamheid jegens elke vorm van organisatie en coördinatie.97 Tevens was er, door een eenzijdige interpretatie van Kropotkins ideeën, een groot vertrouwen in de spontane komst van de revolutie, waarvoor dus geen organisatorische voorbereiding nodig zou zijn. Weliswaar had dit antiorganisatorische anarchisme niets te maken met het latere theoretische, individualistische anarchisme, maar beide vormen leidden tot dezelfde resultaten: de individuele daad of aanslag en verwijdering van de massa. Andere anarchisten mengden zich steeds meer onder de arbeiders en boeren. Zij reageerden op de socialistische partij van Costa en de Partito Operaio, en werden actief in arbeidersverenigingen, landarbeidersorganisaties, coöperaties, protestbewegingen en tijdens stakingen. Hun betrokkenheid bij het volk bleek ook tijdens de cholera-epidemie in Napels in 1884. Tijdens de opstanden van de boerenarbeiders in 1884 en 1885 in de omgeving van Mantua en in de Po-vlakte, de zogenaamde 'La boje',98 waren de anarchisten en socialisten vooral actief in de organisatie van de boerenmassa. Deze boerenstakingen werden in maart 1885 door het leger en de politie onderdrukt.99 De autoriteiten toonden de neiging om organisaties van boeren en arbeiders te bestempelen als afdelingen van de Internationale of als anarchistische organisaties. Op deze wijze kon men beweren dat ze een gevaar vormden voor de staat. Het schrikbeeld van de Internationale, het anarchisme en het revolutionaire socialisme werd bekwaam gehanteerd om te voorkomen dat de arbeidersklasse zich zou kunnen voegen in het legale politieke leven.100 Tenslotte waren er vele vormen van eclectisch of verward anarchisme. Amilcare Cipriani, die een grote populariteit genoot, was eerder een revolutionair in garibaldistische dan in anarchistische zin. Wegens zijn sympathie met het anarchisme, zijn permanente strijd tegen de Italiaanse monarchie en de Italiaanse staat, en zijn sociaal-revolutionaire elan werd hij echter geïdentificeerd met het anarchisme. Dit etiket hinderde hem niet om in 1897 leiding te geven aan de Italiaanse brigade tijdens de Grieks-Turkse oorlog en om vervolgens zitting te nemen in het parlement.101 Geheel anders was Germanico Piselli, die eerder een zeer gematigde vorm van anarchisme verbond met sociaal-democratische en corporatistische doelen, en er niet voor terugschrok om republikeinse en socialistische afgevaardigden te steunen.102
96 97 98
99 100 101
102
Humanitas, no. 3, 6 februari 1887. Geciteerd naar Pernicone, Italian Anarchism, 216. Dadà, L'Anarchismo fra Movimento e Partito, 46. Genoemd naar de kreet waarmee de stakers hun woede uitten: "La boje, la boje e de boto la va de fora (of: sora)" ("Het kookt, het kookt en de pan loopt over"). Volgens Pernicone (Italian Anarchism, 219) is la boje een term uit het lokale dialect voor slavendrijver; deze vertaling ben ik nergens anders tegengekomen. Zie: Valiani, La Lotta Sociale, 45-50. Neppi Modona, Sciopero, Potere Politico, 27. Cipriani accepteerde de zetel in de Kamer nadat de republikeinse afgevaardigde Antonio Fratti bij gevechten tegen de Turken op 17 mei 1897 om het leven was gekomen. Op 21 november 1897 werd Cipriani's benoeming in de Kamer ongedaan gemaakt. Piselli publiceerde van 1886 tot 1891 het weekblad La Rivendicazione in Forlì. Hij was één van de weinige anarchistische voormannen die door de autoriteiten als "niet gevaarlijk" werd bestempeld. Ook Piselli vocht tijdens de Grieks-Turkse oorlog van 1897.
Vlucht voor de Repressie: de Zwarte Internationale
209
In de jaren tachtig werd het internationalisme of anarchisme, evenals het republicanisme,103 steeds meer een leefstijl met een eigen (sub)cultuur. Liederen, banketten, de rood-zwarte vlag,104 kranten, pamfletten, lezingen, demonstraties, protestmanifestaties en herdenkingen vormden de 'anarchistische cultuur' die van groot belang was voor de onderlinge samenhorigheid en het gezamenlijk vijandbeeld. De eerste herdenkingen waren gewijd aan de executie van korporaal Pietro Barsanti (27 augustus 1870), de oprichting van de Internationale (29 september) en de Commune van Parijs (18 maart). Later in de jaren tachtig kwamen daar de herdenkingen van de 'martelaren van Chicago' (11 november 1887) en de één-meivieringen bij.105 Herdenkingen van de sterfdag van Mazzini (10 mei), de sterfdag van Garibaldi (2 juni) en gedenkwaardige gebeurtenissen gedurende het Risorgimento werden door alle socialistische en republikeinse groeperingen bijgewoond en ontaardden niet zelden in onderlinge knokpartijen en schermutselingen met de politie. Een uiterste vorm van het anarchisme als leefstijl en daadwerkelijke propaganda werd uitgedragen door Giovanni Rossi (pseudoniem: Cardias).106 Vanaf de jaren zeventig ontvouwde hij zijn ideeën over een 'socialistische commune'. In 1878 publiceerde hij de theoretische brochure Un Comune Socialista. Bozzetto Semi-Veridico di Cardias,107 en vanaf 1886 het tijdschrift Lo Sperimentale.108 In de visie van Rossi waren er experimenten nodig om vooruitgang te bereiken. Ter bevordering van het socialisme moesten socialistische kolonies gesticht worden.109 De mensen zouden pas in het socialisme geloven indien het functioneren proefondervindelijk bewezen was: het was een vorm van propaganda van de daad, maar niet één waar Malatesta zich mee kon verenigen. In 1887 grondvestte Rossi zijn eerste experiment in de buurt van Cremona: de agrarische coöperatieve kolonie "Cittadella".110 Drie jaar later stichtte hij met een groep medestanders in Brazilië de anarchistische
103
104
105 106
107
108
109
110
Spadolini (I Repubblicani, 54) schrijft daarover: "de nieuwe republikeinse generatie oriënteerde zich in de richting van een libertaire, autonomistische en voluntaristische visie op het leven en de politieke strijd ... Vanaf 1880 viel het republicanisme in enkele gebieden samen met een heuse ontkenning van de huidige orde, met een autentieke verloochening van de hele oriëntering van de Italiaanse politiek [...]." Het openlijk tonen van de rood-zwarte vlag was verboden; dit werd beschouwd als een opstandige daad. Dat gold ook voor het zingen van revolutionaire liederen. Circulaire van het ministerie van Binnenlandse Zaken, Rome 30 juni 1884. Zie: Antonioli. Vieni o Maggio; Massara, Schirinzi en Sioli, Storia del Primo Maggio. Zie: Badolini, Democratici e Socialisti, 330-360; Balzamo, Le Radici del Socialismo a Bergamo, 180185; De Jaco, ed., Gli Anarchici, 445-470; Rossi, Cecilia Comunità Anarchica Sperimentale. Gepubliceerd te Milaan in 1878. Er verschenen vier herdrukken, de laatste in 1891. De vierde editie (Brescia, 1884) bevatte een voorwoord van Andrea Costa. Het tijdschrift verscheen van mei 1886 tot februari 1887 in Brescia. Er werden vijf nummers gepubliceerd. Er is enige verwantschap met Frederik van Eedens rijkshoeven en diens experiment "Walden", ofschoon Rossi's motieven, meer dan die van Van Eeden, binnen de socialistische traditie lagen. Rossi wilde de theorie toetsen aan de praktijk om de theorie aan te passen. Bij hem stond het experimentele karakter voorop. Van Eedens motieven waren veel individualistischer en egoïstischer. Rossi was en bleef revolutionair, Van Eeden wees de revolutie af. Beiden waren echter geïnteresseerd in het wetenschappelijke experiment. En beiden ondervonden kritiek van de revolutionaire anarchistische voormannen: Van Eeden van de zijde van Domela Nieuwenhuis, Rossi van de zijde van Malatesta. Soortgelijke kolonies waren de "Anarchistische Commune" van Montreuil, ten Oosten van Parijs, en de "Free Communist and Cooperative Colony" in de buurt van Newcastle, in Engeland. Het experiment werkte aanvankelijk boven verwachting en won op de Wereldtentoonstelling in Parijs zelfs een zilveren medaille, maar al spoedig ontstond er onenigheid tussen Rossi en de leden over de te volgen koers, en in 1890 zegde de landeigenaar het pachtcontract op.
210
Hoofdstuk VI
kolonie "Cecilia".111 Rossi's experimentalisme werd vooral bekritiseerd door Niccolò Converti in de krant In Marcia!....112 Volgens Converti zouden Rossi's proeven de militanten isoleren en onttrekken aan de strijd en propaganda in de fabrieken, in de steden en op het land.113 Malatesta was, om dezelfde redenen, fel gekant tegen deze vorm van anarchisme.114 De door de regering gevreesde coalities tussen de revolutionaire oppositie in Italië bestonden niet of nauwelijks na 1880. Weliswaar waren enkele internationalistische verenigingen, zoals die in Massa en Carrara,115 binnen de vrijmetselarij of in de traditie van de carbonari ontstaan, maar al spoedig werden de verenigingen opener. Van een samenwerking tussen republikeinen en internationalisten was slechts op één gebied sprake: de strijd tegen politieke verkiezingen. In vele steden (met name Livorno, Massa, Carrara, Pisa) heerste daarentegen een felle concurrentiestrijd tussen de beide bewegingen die vaak uitmondde in vechtpartijen. De woordenstrijd die door Mazzini en Bakoenin was begonnen, werd herhaaldelijk door hun volgelingen in handgemeen omgezet. De angst van de autoriteiten was echter niet geheel ongegrond. De richtlijnen van het Londense congres van 1881 spoorden immers aan tot de vorming van revolutionaire bondgenootschappen. Maar ook individuele internationalisten116 en republikeinen117 riepen op tot (tijdelijke) samenwerking om de monarchie te bestrijden.
De autoriteiten tegenover de anarchisten In de jaren van Depretis' bestuur vermoedden de politieke autoriteiten telkens allerlei samenwerkingsverbanden tussen oppositionele groeperingen. Aanvankelijk ging men uit van een akkoord tussen de internationalisten en bonapartisten. Later vermoedde men samenzweringen van internationalisten met achtereenvolgens klerikalen, irredentisten, de camorra of met republikeinen.118 In de jaren tachtig bespeurden de autoriteiten een nieuw subversief verbond: tussen de diverse socialistische richtingen, de sociaal-democraten en de anarchisten. Door deze koppeling te maken, verschafte de regering zich het excuus om ook de gematigde socialistische richting te vervolgen. Elk moment zouden de parlementaire socialisten immers aan de zijde van de anarchisten in opstand kunnen komen en de binnenlandse veiligheid van de staat bedreigen.119 De repressie van regeringszijde was in deze periode zo effectief dat de anarchistische beweging 111
112
113 114 115 116
117
118
119
Het initiatief werd ondersteund door Filippo Turati's Critica Sociale. De kolonie omvatte een honderdtal personen. Ze bestond van 1890 tot 1894. De ondergang van de kolonie was vooral het gevolg van onenigheden over de vrije liefde en de wrijvingen die daaruit voortkwamen. In Marcia!... werd gepubliceerd in Fano-Pesara van 13 september 1885 tot 18 maart 1886. Er verschenen 19 nummers. "Niccolò Converti" in: Andreucci en Detti, ed., Il Movimento, II, 84-85. Voor reacties van Kropotkin en Reclus op anarchistische kolonies zie: Zoccoli, L'Anarchia, 426-430. Zie: Fedeli, Anarchismo a Carrara, 22-27. Circulaire van de ex-republikein Domenico Francolini: "Spoor anarchistische groepen aan tot politieke acties en sluit daarbij een verbond met de republikeinse beweging tegen de monarchistische reactie. Geen programma, geen verplichting, behalve overeenstemming tijdens de strijd. Costa, Cafiero zijn akkoord, de Zuidelijken ook, de Toscaniërs en Romagnezen werken eraan. De republikeinse leiders keuren het goed." Geciteerd in de circulaire van het ministerie van Binnenlandse Zaken, Rome 19 mei 1881. Circulaire van de Italiaanse republikeinen in Cannes, ondertekend door Ferruccio Corradetti. Bertolucci, Anarchismo e Lotte Sociali, 122-123. In de jaren tachtig hervonden de republikeinen hun krachten dankzij de neergang van de Internationale, de heropleving van de invloed van de Vrijmetselarij, het toenemende irredentisme en de teleurstelling in de politiek van de Sinistra. Spadolini, I Repubblicani, 49. Zie: de Circulaires van het ministerie van Binnenlandse Zaken, Rome 4 september 1879 en Rome 7 februari 1880.
Vlucht voor de Repressie: de Zwarte Internationale
211
zich nauwelijks staande kon houden. Na de aanslag op tsaar Alexander II in maart 1881, de aanslag op president James Garfield in Washington in juli 1881,120 het Revolutionaire Congres in 1881 te Londen en de aanslag op koningin Victoria in januari 1882121 was de regering oprecht bang voor aanslagen en revolutionaire acties.122 Vanaf het tiende herdenkingsjaar van de Commune van Parijs werd de regering voortdurend gewaarschuwd voor complotten tegen het leven van de koning.123 Zo maakte de prefect van Florence de regering erop attent dat de internationalisten van plan waren een aanslag op de koning te plegen door een lid van de camorra. Het bericht kwam uit "zeer betrouwbare bron." De prefect van Napels kreeg daarop de opdracht om alle bekende internationalisten "Merlino, Ceccarelli, Ceccarese, Alvino en dergelijken" - te arresteren.124 De stroom van circulaires van het ministerie van Binnenlandse Zaken over de Internationale signaleerde voortdurend samenzweringen, geheime congressen, voorbereidingen van aanslagen, voorbereidingen tot vorming van gewapende bendes,125 propagandatochten van voortvluchtige anarchisten, en clandestiene pamfletten en kranten. En telkens bespeurden de autoriteiten een toename van activiteiten van de anarchisten, en gaven ze het bevel het toezicht te verscherpen, de correspondentie, kranten en pamfletten in beslag te nemen, achter geheime afspraken te komen, en anarchisten te arresteren. Elke aanslag in het buitenland voedde het vermoeden dat deze navolging zou vinden in Italië. Hoe serieus het ministerie van Binnenlandse Zaken de anarchisten nam, blijkt uit een circulaire van maart 1887 aan de Italiaanse diplomaten in het buitenland: De internationale anarchistische groep in Londen [...] heeft overeenstemming bereikt met het uitvoerende Comité van België teneinde een gezamenlijke gedragslijn voor alle socialisten in de hele wereld vast te stellen. Die gedragscode heeft als doel: koningsmoord, moord op alle politiecommandanten, en in het bijzonder op de agenten van de 120
121 122
123
124
125
Garfield werd verwond door ene Charles Guiteau. De president stierf in september aan zijn verwondingen. De koningin werd beschoten door ene Maclean, een krankzinnige. Uit de inbeslaggenomen documenten van Amilcare Cipriani, die op 31 januari 1881 was gearresteerd, concludeerde de politie dat de internationalisten een nieuwe revolutionaire opstand beraamden waaraan onder anderen Covelli, Malatesta en Solieri zouden deelnemen. Het ministerie van Binnenlandse Zaken aan de consul in Genève, Rome 11 februari 1881. ASDMAE, P.I., B. 9. In december stelde het consulaat in Genève het ministerie op de hoogte van het plan om het koninklijke theater in Turijn in brand te steken. Genève aan het ministerie van Buitenlandse Zaken, 19 december 1881. ASDMAE, P.I., B. 9. De regering ontving vooral veel rapporten over samenzweringen van de consulaten in Genève en Marseille. In mei 1881 waarschuwde confidente Raffaele Moncada voor twee plannen die vanuit Londen werden opgesteld, om een aanslag op het leven van de koning te plegen. In juni van hetzelfde jaar lichtte de Franse ambassadeur de minister van Buitenlandse Zaken in over een aanslag tegen de koning. Ook deze zou in Londen worden voorbereid. In 1882 wees de consul in Genève op een complot tegen het leven van de koning dat in Florence-Ravenna zou zijn gesmeed. In oktober 1883 informeerde de ambassadeur in Londen de regering over een aanstaande aanslag op de koning en de troonopvolger. Het ministerie van Buitenlandse Zaken aan het ministerie van Binnenlandse Zaken, Rome 26 mei 1881, ASDMAE, P.I., B. 7. Het ministerie van Buitenlandse Zaken aan het ministerie van Binnenlandse Zaken, Rome 24 juni 1881. ASDMAE, P.I., B. 7. Consulaat te Genève aan het ministerie van Buitenlandse Zaken, Genève 3 oktober 1882. ASDMAE, P.I., B. 9. Het ministerie van Buitenlandse Zaken aan het ministerie van Binnenlandse Zaken, Rome 6 oktober 1883. ASDMAE, P.I., B. 14. Telegram van Depretis aan de prefect van Napels, Rome augustus 1880. ACSR, Carte Depretis, Serie IV, Scatola 3. In 1884 verwachtte het ministerie van Binnenlandse Zaken dat tijdens de herdenking van de Commune van Parijs op 18 maart een revolutionair oproer in de Romagna en Toscane verwekt zou worden. De leider van de opstand zou Malatesta zijn. Het ministerie van Binnenlandse Zaken aan het ministerie van Buitenlandse Zaken, Rome 23 januari 1884. ASDMAE, P.I., B. 37.
212
Hoofdstuk VI
geheime politieke politiekorpsen. Men zal gebruik maken van dynamiet om openbare gebouwen op te blazen en de bourgeoisie en de autoriteiten angst in te boezemen. De kerken zullen geplunderd moeten worden en de buit zal worden aangewend voor propaganda.126 De repressie was zo ingericht dat, ook als anarchisten niet door de justitie werden gezocht, ze toch gearresteerd moeten worden: Indien zij [Malatesta, Cafiero, Zanardelli, Zirardini, Nabruzzi, Fabbri, Ravà, Pallavicini] echter in Italië terugkeren, aangezien dat ongetwijfeld in verband zal staan met criminele complotten die men tegen de binnenlandse veiligheid van de staat beraamt, moeten ze worden gearresteerd en aan de justitiële autoriteiten worden overgedragen voor berechting wegens het misdrijf waarvan ze worden verdacht, of op zijn minst als uiterst gevaarlijke internationalisten aan de kantonrechter worden overgedragen voor een ammonizione.127 De ontdekking en inbeslagneming van Malatesta's Programma van de Internationale was aanleiding voor het ministerie om de verenigingen die zich op dit programma baseerden, te ontbinden en aan te merken als criminele genootschappen. De leden van deze verenigingen dienden te worden voorgedragen voor een ammonizione.128 Herhaaldelijk bleek ook dat de prefecten meer druk uitoefenden op de postkantoren dan wettelijk was toegestaan om kranten en pamfletten in beslag te nemen. Voor de inbeslagneming van kranten en brieven aan de grens was geen rechterlijke toestemming nodig, maar zodra ze eenmaal in Italië werden verspreid was deze wel vereist.129
Individualistische (emigranten-)anarchisten Het antiorganisatorische of individualistische anarchisme maakte in de jaren tachtig bovenal onder Italiaanse ballingen opgang. Dit moet voornamelijk in verband gebracht worden met de verschillende anarchistische tradities in de ontvangende landen: de tradities van Pierre-Joseph Proudhon en Max Stirner (of Friedrich Nietzsche) waren daar even belangrijk als die van Bakoenin of Kropotkin. Met name in periodes waarin, als gevolg van de repressie, een nationale organisatie van het Italiaanse anarchisme ontbrak, werd de anarchistische kritiek op de eigen organisatievormen heftig. Malatesta zag de antiorganisatorische anarchisten als volgt: Zij begonnen desorganisatie te preken en te praktizeren; ze wilden de isolatie, de verachting voor verplichtingen en het gebrek aan solidariteit verheffen tot een beginsel, alsof deze een functie van het anarchistische programma zouden zijn, terwijl ze daarentegen zijn volledige ontkenning zijn. Dat is wat er gebeurde met diegenen die, teneinde het gezag te bestrijden, het principe van de organisatie zelf aanvielen. Zij wilden verraad en bedrog voorkomen, de vrije teugels laten aan het individuele initiatief, zich verzekeren tegen spionnen en aanvallen van de regering - en ze brachten 126
127 128 129
Circulaire van het ministerie van Binnenlandse Zaken, bestemd voor de Italiaanse zaakgelastigden in het buitenland, Rome 28 maart 1887. ASDMAE, P.I., B. 26. Circulaire van het ministerie van Binnenlandse Zaken, Rome 2 januari 1882. Circulaire van het ministerie van Binnenlandse Zaken, Rome 4 juli 1884. Circulaire van het ministerie van Binnenlandse Zaken, Rome 1 mei 1889.
Vlucht voor de Repressie: de Zwarte Internationale
213
isolatie en onmacht op de eerste plaats.130 Uit de laatste alinea wordt duidelijk dat Malatesta de relatie tussen het antiorganisatorische anarchisme en de vervolgingen, of de angst voor de vervolgingen, wel onderkende. In de praktijk onderschatte hij echter het belang van deze relatie. Aanvankelijk was het antiorganisatorische anarchisme een houding van verzet tegen het sociaalanarchisme, maar al spoedig werd het tot een programma verheven. De anarchistische kritiek op het gematigde, legale socialisme vormde daarbij een stimulerende kracht. Als de partij, organisatie, congressen en programma's werden afgewezen, bleef er echter niets anders over dan een anarchistische subcultuur of individuele daden. De Italiaanse anarchisten hadden zich tot dusver solidair getoond met de plegers van aanslagen, zeker als deze acties tegen symbolen van de aristocratische of burgerlijke overheersing gericht waren. Steeds vaker echter gingen anarchistische groepen zich uitsluitend richten op de verkondiging van terreur en onwettige acties. Hun aanvallen op de organisatie en vooraanstaande leiders werden steeds onverzoenlijker en vormden op den duur een doel op zich. In Italië zelf kwam deze anarchistische richting nauwelijks voor, maar in het buitenland beleden Italiaanse anarchisten veelvuldig het anarcho-individualisme, het anarchismo nullista, het amorfisme, het atomisme of het terroristische anarchisme.131 Een grote groep Italiaanse anarcho-individualisten was actief in Parijs. Menigeen deelde de opvatting van de anarchistische opportunist en misdadiger Luigi Parmeggiani:132 "De propagandist van diefstal is geen dief, maar een overtuigde revolutionair. [...] Om propaganda te voeren zijn geen kletspraatjes maar duiten nodig, en om die te verwerven moeten we de eigendom aanvallen."133 Parmeggiani's compagnon Achille Vittorio Pini was de leider van een anarchistische misdadigersbende in Parijs.134 Hij was in 1886, na enige omzwervingen door Zwitserland, naar Parijs gekomen. Daar bekeerde hij zich, na lezing van Les Paroles d'un Révolté van Kropotkin en 130 131
132
133
134
Malatesta, "I Nostri Propositi - II: L'Organizzazione". L'Associazione, no. 7, 7 december 1889. Eén van de eerste Italiaanse anarcho-terroristische pamfletten verscheen in 1885 in Caïro; het kwam van de "Federazione dei Gruppi Anarchici di Cairo", maar was opgesteld door de naar Egypte gevluchte Gaetano Grassi. Enige voorzichtigheid is in dit geval geboden, aangezien het pamflet bij mij alleen bekend is als een transcriptie in een brief van het ministerie van Binnenlandse Zaken; het kan derhalve ook een vervalsing zijn. Voor de tekst zie: Bijlage A - 8. Na een veroordeling in 1889 te Parijs vertrok Parmeggiani samen met de weduwe van een door hem en Pini gedupeerde antiquair naar Londen. Daar werd hij schatrijk en verzamelde hij "anarchide" personen om zich heen die een felle strijd voerden tegen de groep van Malatesta. Dat deed hij onder meer door de publicatie van het blad Il Comunista (ondertitel: "eigendom is diefstal - de organisatie is de vijand van de arbeiders"). Samen met politiespion Guglielmo Augusto Bordes richtte hij de groep "Libera Iniziativa" op en publiceerde hij het blad L'International (Londen, 1890-1891, 8 nrs.) dat opriep om de rijken levend te verbranden. Door Charles Malato en vele anarchisten in Londen werd hij beschouwd als een politiespion. In 1920 keerde Parmeggiani terug naar Italië en herkreeg hij dankzij de persoonlijke tussenkomst van Benito Mussolini zijn paspoort. In hetzelfde jaar werd het verzamelen van inlichtingen over hem voor het Casellario Politico Centrale gestaakt. Zie: ACSR, CPC 3740. Parmeggiani in de Comunista, 9 april 1892. Geciteerd in de brief van de Italiaanse Zaakgelastigde te Brussel aan minister-president en minister van Buitenlandse Zaken Rudinì, Brussel 21 april 1892. ASDMAE, P.I., B. 8. Volgens politiespion Orlando De Martijs bestond de bende voornamelijk uit: Alessandro Marocco, Caio Zavoli, Francesco Saverio Merlino, Luigi Parmeggiani en Vittorio Pini. Zie: het rapport van De Martijs, Parijs 10 januari 1888. ASDMAE, P.I., B. 39. Volgens politiefunctionaris Frosali waren van de bende tevens lid: Placido Schouppe, Giovanni Defendi, Gennaro Pietraroia en Isaia Pacini. Zie: het rapport van Frosali aan het ministerie van Binnenlandse Zaken, Londen, 11 november 1905. ACSR, CPC 3740.
214
Hoofdstuk VI
onder invloed van de rechtszaak tegen Clément Duval, tot het anarchisme. Duval was een gewelddadige anarchist, die in januari 1887 tot levenslange dwangarbeid werd veroordeeld wegens diefstal en verwonding van een politieagent.135 Voor anarchisten als Pini was diefstal een te rechtvaardigen zaak.136 Zij stelden dat de dagelijks ondervonden armoede het recht op bestaan bedreigde en dat bijgevolg diefstal, of zoals zij het noemden 'restitutie', was toegestaan: "neemt wat ge nodig hebt!"137 Daarnaast wilden ze het gestolen geld inzetten voor de strijd tegen de sociale orde.138 Met het geld dat de bende van Pini door diefstal had verkregen, werd de anarchistische groep Intransigenti, die in Londen en in Parijs opereerde, gefinancierd.139 Soortgelijke groepen waren I Ribelli in Saint Denis en Gli Straccioni di Parigi (De Voddenrapers van Parijs). Vanaf de tweede helft van de jaren tachtig woedden over de kwestie van diefstal, valsemunterij en het 'neem- en eetrecht' herhaaldelijk discussies in de verschillende anarchistische kranten. De gezaghebbende Revolté wees in 1885 en 1887 elke vorm van diefstal af. Malatesta keurde diefstal goed, mits de opbrengst bedoeld was voor propaganda of behoeftigen. De laatste belangrijke discussie over anarchistische diefstal vond plaats in de jaren 1911-1913, toen de "Bende van Bonnot" de omgeving van Parijs onveilig maakte. De discussie werd mede bepaald door het anarchistische jargon. Vele anarchisten onderschreven Proudhons beroemde leus "Wat is eigendom? Eigendom is diefstal" (1840). Zij beschouwden de schending van het recht van de arbeider om te genieten van de opbrengst van zijn werk en de beknotting van vrijheid en de menselijke waardigheid als diefstal. Iemand die daarom de bezitters beroofde, ontnam, in hun ogen, iets aan dieven. Om de daad echter als socialistisch of anarchistisch te kunnen bestempelen, diende het gestolen goed teruggegeven worden aan de 'producenten' (de arbeiders) of aan behoeftigen. Merlino stond veel kritischer tegenover het fenomeen van ontvreemdingen. Hij zag er bovenal een antisociale en amorele daad in. Nadat Associazione-redacteur Giuseppe Cioci er met de kas vandoor was gegaan, oordeelde de redactie van deze malatestiaanse krant dat diefstal onder kameraden een amorele daad was.140 De Intransigenti in Parijs publiceerden enkele pamfletten en artikelen die tegen de socialistische anarchisten waren gericht, en waarbij veelal grof taalgebruik en felle persoonlijke aanvallen centraal stonden. Het doelwit van deze anarcho-individualisten waren eclectische internationalisten als Germanico Piselli,141 sociaal-revolutionairen als Cipriani en socialistische republikeinen als Celso 135
136
137 138 139
140 141
Duval maakte deel uit van de groep Panthère des Batignolles. Zijn aanvankelijke terdoodveroordeling werd omgezet in levenslange dwangarbeid. Duval ontsnapte in 1901 en vluchtte naar Noord-Amerika, waar hij in 1935 stierf. Luigi Galleani publiceerde diens memoires in Memorie Autobiografiche, Newark/New Jersey, 1929. Pini schreef in de gevangenis een rechtvaardiging van zijn diefstallen. De verdediging "Verteidigung des Genossen Pini" werd gepubliceerd in Die Autonomie, 15 maart - 26 april 1890. Delen van het document zijn gepubliceerd in O'Squarr, Les Coulisses de l'Anarchie, 130-138. In Nederland bekend als het "neem- en eetrecht." Verdediging van Pini tegenover zijn rechters. Geciteerd in O' Squarr, Les Coulisses de l'Anarchie, 138. Dat het niet om kleine bedragen ging, blijkt uit een rapport van politiepion De Martijs die aangeeft dat tijdens een inbraak in augustus 1888 er 200.000 francs aan geld en waardepapieren werd buit gemaakt. Rapport van De Martijs, Parijs 2 augustus. ACSR, Carte Crispi DSPP, B. 48, fasc. 290. Zie: L'Associazione, nrs. 5 van 7 december, 6 van 21 december 1889 en 7 van 25 januari 1890. Piselli was hoofdredacteur van het blad La Rivendicazione (De Terugvordering) in Forlì. Het blad verscheen van 6 november 1886 tot 26 september 1891 en telde 34 nummers. Verschillende anarchisten hielden Piselli voor een geheim agent van de regering, waarschijnlijk wegens zijn "buigzame" anarchisme. Zo schreef politie-informant "7" in Parijs dat Piselli een agent van Crispi was, die ter plekke op missie was om de bewegingen van de Italiaanse socialisten te bestuderen, met name die van Cipriani. Voor deze opdracht zou Piselli 2000 francs hebben ontvangen van de questore van Rome. Rapport van "7", Parijs 30 september 1889. APPP, Série B/A, Carton 1475. Politiespion De Martijs schreef over
Vlucht voor de Repressie: de Zwarte Internationale
215
Ceretti. In 1887 brachten Pini en diens handlanger Luigi Parmeggiani een bulletin uit onder de titel Il Ciclone (De Wervelstorm),142 met kenmerkende opschriften als "emancipatiemiddelen: onteigening - dolk - dynamiet", "meer organisatie, maar ook volledige autonomie van het individu en van de groepen".143 Twee jaar later publiceerden ze Il Pugnale (De Dolk),144 een uiterst agressieve krant waarin beschrijvingen stonden hoe men nitroglycerine en bommen moest maken. Fijntjes werd bij deze anarchistische recepten vermeld dat de bom een tweevoudige uitwerking had: zij vernielde gebouwen en, gebruikt op pleinen, doodde ze vele burgers.145 Voorschriften voor het bereiden van bommen werden ook afgedrukt in het blad van Parmeggiani en politiespion Bordes L'International onder de titel "Indicateur Anarchiste".146 Daarin werd tevens vermeld hoe men ontvlambare brieven kon maken waarmee men bureaucratische instellingen en archieven in brand kon steken. In juli 1883 publiceerde de anarchistische krant La Lutte de rubriek "Antiburgerlijke producten" waarin de productiewijze van ontvlambare en ontplofbare stoffen werd beschreven.147 In 1887 verscheen te Parijs de brochure L'Indicateur Anarchiste. Manuel du Parfait Dynamiteur. Rond de eeuwwisseling publiceerde Johann Most in New York het "anarchistiche kookboek" Science of Revolutionary Warfare. A Handbook of Instruction regarding the Use and Manufacture of Nitroglycerine, Dynamite, Gun-cotton, Fulminating Mercury, Bombs Arsona, Poisons, etc.. De brochure La Salute è in Voi, een handboek voor bommengooiers, maakte in één van haar recepten een fout die door het tijdschrift Cronaca Sovversiva (no. 21, juli 1906) werd gecorrigeerd: in plaats van 200 gram salpeterzuur diende men 1200 gram salpeterzuur af te meten.148 Ontwrichting van het staatsmonopolie op geweld was het belangrijkste doel van de verspreiding van deze anarchistische recepten. In 1888 publiceerden anarcho-individualistische groepen het pamflet Manifesto degl'Anarchici in Lingua Italiana al Popolo d'Italia149 met de uitzonderlijk hoge oplage van 50.000 exemplaren. Het pamflet behelsde een felle aanval tegen Amilcare Cipriani met het oogmerk diens populariteit en integriteit aan te tasten.150 De volksheld Cipriani was op dat moment actief betrokken bij de
142
143
144
145 146 147
148 149 150
Piselli dat veel anarchisten hem als een geheim agent van secretaris-generaal van Binnenlandse Zaken, Alessandro Fortis, zagen. Brief van De Martijs, Marseille, 13 januari 1891. ASDMAE, Fondo "D", Appendice N. 2, Carte Gorrini, fasc. 2. Uitgebracht in Parijs, 4 september 1887. De Ciclone werd gemaakt in de drukkerij van de Franse anarchist Jean Grave, waar ook Le Revolté werd gedrukt. Uit onwetendheid, of met opzet, hanteerden Pini en Parmeggiani dezelfde opmaak als die van Le Revolté. In het bulletin stonden artikelen met de veelzeggende titels: "Aan de Soldaten van Moordenaar Koning Umberto I" en "Anarchistische Keuken". Il Pugnale verscheen in april en in augustus 1889 in Parijs. De motto's van de krant luidden: "tegen de brute kracht van de bourgeoisie stellen we de brute, maar intelligente en bewuste kracht van het individu en van de massa's" - "hoe homogener de anarchistische propaganda, des te spoediger en zekerder zal de overwinning van de sociale revolutie zijn". "Nostro Programma", Il Pugnale, 1e jaargang no. 2 (14 augustus 1889) Zie al hierboven: pag. 213-214, noot 132. La Lutte. Organe Anarchiste paraissant le Dimanche verscheen van 1 april tot 5 augustus 1883 te Lyon. Er verschenen 19 nummers. De krant maakte deel uit van de zogenaamde anarchistische pers in Lyon die tussen 1881 en 1884 vele anarchistische titels verspreidde. Zoccoli, L'Anarchia, 460-461, noot 3. Londen, 1 november 1888. Ook de groep Gli Anarchici di Marsiglia had in september 1888 een manifest tegen Cipriani gepubliceerd waarin ze hem aanvielen: "Cipriani, begenadigd, is een intrigant die zich met zijn populariteit opdringt; hij is een nieuwe promotor van politieke scheuringen; een knecht die baas wil worden. [...] wie het heeft over eenheid van partijen kan geen anarchist zijn, maar is een utopist. Wie hoop geeft over de uitbreiding van het kiesrecht is geen anarchist, maar een streber die die macht wil bereiken.- Wie zich
216
Hoofdstuk VI
zogenaamde Unie van Latijnse Volkeren.151 Deze was opgericht als antwoord op de Triple Alliantie152 en de oplopende spanningen in 1888 tussen Frankrijk en Italië ten gevolge van de antiFranse politiek van Crispi. Volgens de Unie zouden de Franse en Italiaanse volkeren zich moeten verbroederen om het oorlogsgevaar af te wenden. In Italië werd het initiatief van Cipriani gesteund door Celso Ceretti in zijn blad Il Sole dell'Avvenire (De Zon van de Toekomst).153 Ceretti beschuldigde, ten onrechte, de opstellers van het Manifesto ervan onder de invloed te staan van politiespion Carlo Terzaghi.154 Deze belediging was te veel voor Pini en Parmeggiani; ze besloten Ceretti te straffen. In februari 1889 vertrokken ze naar Italië en verwondden Ceretti met een dolk. Tijdens dezelfde 'strafexpeditie' wilden ze ook de antianarchistische socialist Camillo Prampolini155 een 'waarschuwing' geven, maar deze werd tijdig op de hoogte gesteld en kon aan de afstraffing ontkomen.156 Voor deze aanslagen werden beide wrekers in juni 1890 door het Hof van Assissen in Reggio Emilia bij verstek veroordeeld tot een gevangenisstraf van dertig jaar.157 De naam van Terzaghi was niet toevallig gevallen. In december 1888 had hij onder zijn pseudoniem Angelo Azzati tevergeefs contact gezocht met de groep Intransigenti rond Pini.158 Een jaar later waarschuwde Malatesta in zijn blad L'Associazione (De Vereniging) tegen de activiteiten van Terzaghi alias Azzati.159 Terzaghi was niet de enige Italiaanse politiespion die zich voor Pini interesseerde.160 Orlando De Martijs, die op dat moment in Parijs opereerde, was in de groep van de
151
152
153 154
155
156
157 158 159 160
slechts revolutionair noemt is geen anarchist, maar een bedrieger, omdat het niet voldoende is om de revolutie te willen; men moet weten waarom men haar wil. Zij is het middel tot de anarchie, die het doel is waarin we het welzijn van een ieder in het welzijn van elke ander vinden." ACSR, Giustizia, Miscellanea, B. 87, fasc. 850. Ook Benoît Malon en Alexandre Millerand waren bij de Unie betrokken. Deze had al spoedig 15.000 aanhangers. Cipriani verdedigde zich later tegen aanvallen van Malatesta, die hem van dubbelzinnigheid en verwarring beschuldigde, door te verklaren dat de Unie deel uitmaakte van de Federatie van de Volkeren. Deze Federatie zou bestaan uit alle volken; de secties bestonden uit de rassen en de groepen uit de naties. Cipriani was een groot liefhebber van het "Latijnse ras" dat hij bedreigd zag door de Triple Alliantie. Het initiatief van Cipriani hield geen enkel verband met het anarchisme, maar alles met diens (intuïtieve) sociaal-revolutionaire gevoel. Hij zag in Frankrijk, behalve een toevluchtsoord, vooral het revolutionaire land - van de Revolutie van 1789 en van de Commune. Zie onder andere: Briguglio, "Gli Anarchici", 128-130. De Triple Alliantie of Driebond (20 mei 1882 - 4 mei 1915) was een verdedigingsverbond van het Duitse Rijk, Oostenrijk-Hongarije en Italië. Het belang voor Italië lag in de bepaling dat het door de beide andere mogendheden zou worden bijgestaan voor het (onwaarschijnlijke) geval van een aanval van Frankrijk. Zie voor de Driebond al hierboven: hoofdstuk V, pag. 183. Genoemd naar Garibaldi's uitspraak: "De Internationale is de zon van de toekomst." Ceretti was op dat moment waarschijnlijk niet op de hoogte van de diefstallen van de Pini-bende, en meende dat een oplage van 50.000 exemplaren slechts door de politie kon zijn betaald. Het taalgebruik, dat overeenkwam met dat van Terzaghi, was voor hem een andere aanwijzing dat deze spion achter de hetze zat. Prampolini had in het blad Giustizia de Intransigenti voortdurend uitgemaakt voor agenten van de regering die de taak zouden hebben om Cipriani en de socialisten te bestrijden. In zijn rapport van 10 januari 1888 schrijft De Martijs dat Pini en Parmeggiani ook reeds eerder in Parijs een zekere Faina met een dolk hadden verwond omdat ze ervan overtuigd waren dat hij een geheime agent van de Italiaanse politie was. ASDMAE, P.I., B. 39. Mogelijk doelde De Martijs hier op Salvatore Farina, de gids die de opstandelingen van de Matese-bende had verraden. Circulaire van het ministerie van Binnenlandse Zaken, Rome 16 december 1891. Zie: La Révolte, 2e jaargang, no. 14, 16-22 december 1888. Voor de L'Associazione zie hieronder: hoofdstuk VIII, pag. 266-267. Masini (Storia degli Anarchici (1969) 232-233) en Nettlau (Geschichte der Anarchie, IV, 223-224) zien ten onrechte de hand van Terzaghi achter het gewelddadige taalgebruik van de groep rond Pini. Pini schreef zelf dat hij door Azzati/Terzaghi was verraden, maar het lijkt mij waarschijnlijker dat De Martijs
Vlucht voor de Repressie: de Zwarte Internationale
217
Intransigenti geïnfiltreerd, en de Italiaanse politie werd zodoende continu op de hoogte gehouden van het verblijf en de activiteiten van Pini en diens kameraden.161 Na een verzoek tot uitlevering van de Italiaanse regering werd Pini in 1889 gearresteerd. Pas na een huiszoeking ontdekte de Franse politie zijn criminele activiteiten. Hij werd niet uitgeleverd, maar in november 1889 door het Hof van Assissen van het departement van de Seine veroordeeld tot twintig jaar dwangarbeid.162 De vraag dient zich aan waarom Malatesta en andere anarchisten die zich beroemden op hun 164 hoogstaande morele normen,163 de activiteiten van Pini verdedigden. Het antwoord moet deels gezocht worden in de anarchistische visie op criminaliteit: deze werd in hun visie veroorzaakt door de kapitalistische maatschappij; criminelen waren dus niet schuldig, maar slachtoffer,165 of ze waren 'ziek' in sociaal-pathologische zin, en hadden recht op hulp en behandeling.166 Deels moet het ook gezocht worden in de praktische omstandigheden van de emigranten-anarchisten, die in de jaren tachtig een groot gebrek aan geld hadden. Geldschieters Cafiero en Covelli167 waren geruïneerd en hadden het anarchisme de rug toegekeerd, de organisatie was ver te zoeken en daardoor waren er nauwelijks nog inkomsten uit contributies en inzamelingen. Daarentegen kostte de publicatie van brochures, kranten en pamfletten, en ook de steun aan families van gevangen kameraden, de rechtszaken, de boetes en de reizen, handen vol geld. Malatesta meende het probleem deels te kunnen oplossen door in Argentinië naar goud te zoeken.168 Andere anarchisten, zoals Pini,
161
162
163
164
165
166 167
168
hem heeft aangegeven. Terzaghi had in Parijs zijn eigen contact met de politiespion "7" ofwel Francesco Carattoni, die hem uitvoerig over de Pini-bende kon informeren. Zie: L'Associazione, no. 4, 30 november 1889. Sernicoli beweerde zelfs dat hij van elke stap van Pini en diens kameraden op de hoogte was, niet alleen dankzij De Martijs maar ook dankzij andere confidenti. Pini werd naar de strafkolonie in Cayenne gestuurd. Op 1 september 1891 vluchtte hij, maar werd reeds op 15 november weer gearresteerd. De vluchtpoging bezorgde hem nog twee extra jaren dwangarbeid. Hij stierf in december 1903. Circulaire van het ministerie van Binnenlandse Zaken, Rome 30 mei 1892. Maitron, Le Mouvement, I, 187-188.; Masini, Storia degli Anarchici (1969) 229-233; Nettlau, Geschichte, IV, 218-226; O'Squarr, Les Coulisses de l'Anarchie, 129-147. De anarcho-individualisten hielden er al snel een eigen anarchistische moraal op na. Zo omschreef Paolo Schicchi de zijne als: "de vrije manifestatie van alle psychische en fysieke vermogens van de mens zonder andere sancties dan die van de natuur en de wetenschap, zonder andere beperkingen dan het respect voor de vrijheid van anderen. Vanaf het moment dat een actie deze vrijheid schendt of tegen de natuurlijke en wetenschappelijke wetten indruist, wordt zij immoreel, en elke opstandige daad tegen deze immorele actie is op zich uiterst moreel, niet beperkt door principes en zonder hiërarchie in gevolgen en doelen." Daaruit volgde: "Moreel is de explosie van het dynamiet die paleizen en despoten opblaast, moreel de dolksteek die de onderdrukker en zijn smerissen keelt, moreel de brand die de velden en kantoren vernietigt, waar het vergoten zweet van de arbeiders slechts de ledigheid en de orgieën helpt voeden van een handvol bevoorrechte nietsnutten, moreel de stromen van tiranniek bloed die de revolutie met zich meebrengt, moreel de diefstal waarmee elk datgene terugpakt wat de uitbuiters hebben vergaard met het zweet van de ellendigen." Schicchi, "Tattica Rivoluzionario, Il Furto", La Croce di Savoia, 1e jaargang, no. 4, 25 augustus 1891. Peter Kropotkin en Jean Grave waren felle tegenstanders van de anarchistische diefstal of reprise individuelle. Maitron, Le Mouvement, I, 193. Bakoenin, Programme de l'Alliance Internationale Socialiste, Bakunin, Sozialpolitischer Briefwechsel, 333. Kropotkin, Law and Authority (1886). Geciteerd naar Woodcock, The Anarchist Reader, 116. Covelli gebruikte zijn erfdeel in 1880 voor de "zaak". Minister van Binnenlandse Zaken aan de prefect van Bologna, Rome 22 februari 1880. ASB, Pref. Gab., B. 451. Malatesta en Galileo Palla werden tijdens hun verblijf in Argentinië door de autoriteiten beschuldigd van valsemunterij. Het lijkt echter om een wraakactie van de regering en de presidentiële familie te zijn gegaan omdat Malatesta de frauduleuze monetaire politiek van de regering aan de kaak had gesteld. In de Italiaanse rechtszaken tegen Malatesta kwam de kwestie van de valsemunterij herhaaldelijk terug. Zie:
218
Hoofdstuk VI
probeerden aan geld voor de propaganda te komen door het plegen van inbraken.169 Sommige groepen namen geld aan van gulle gevers170 en het is daarom niet verwonderlijk dat enkele anarchistische groepen onder invloed van de politie geraakten doordat een spion hun een krant of het geld voor andere soorten publicaties aanbood. Het emigranten-anarchisme bleef een permanent verschijnsel binnen de Italiaanse beweging. Het was een triest fenomeen waaraan vele aspecten zaten. In het buitenland waren de Italiaanse kolonies geïsoleerd en teruggeworpen op hun eigen cultuur. Binnen de kolonies bestonden echter subculturen van verschillende aard: politiek, religieus en crimineel. Dit wierp de emigranten terug op de fundamenten van hun overtuiging. Het is derhalve niet verwonderlijk dat de standpunten van de anarchisten in het buitenland gekenmerkt werden door verstarring en verbittering. Die eigenschap werd versterkt door de verbondenheid met de situatie in Italië. Daarbij kwam nog de angst voor uitzetting en voor verklikkers en spionnen die juist in deze periode actief werden in de anarchistenkolonies.
169
170
Zaragoza Ruvira, "Errico Malatesta y el Anarquismo Argentino". Pini schreef in zijn verdediging: "... de middelen voor een bredere propaganda ontbraken; het was onmogelijk voor ons om deze op een andere wijze te verwerven dan door wat u schaamteloos diefstal noemt, en het is daarom dat ik heb besloten om direct de fatsoenlijke eigendom van de grote rijkaard aan te vallen." Geciteerd naar O'Squarr, Les Coulisses de l'Anarchie, 138. Waaronder de afgezette koningin van Napels, Maria Sofia, weduwe van Francesco II van Bourbon en zuster van keizerin Elizabeth ("Sissi"). Maria Sofia werd, wegens haar contacten met onder meer Malatesta en Charles Malato, la Reine aux Anarchistes genoemd. Benedetto Croce (Uomini e Cose della Vecchia Italia, Bari, 1927) en Antonio Gramsci (Il Risorgimento, 97-98) wezen op de schimmige relaties tussen Malatesta en Maria Sofia. Malatesta gaf in een brief toe dat hij contacten had met de voormalige koningin en dat hij van haar ook "middelen" had gekregen. De publicist Arrigo Petacco schrijft in meerdere artikelen en in een biografie over Maria Sofia - op basis van nimmer onthulde en immer onvindbare bronnen - dat Malatesta tevens door het Vaticaan werd betaald, waarmee hij de complottheorie van Crispi (Frankrijk, Maria Sofia, Vaticaan en anarchisten tegen de Italiaanse staat) in stand houdt. Zie: Gestri, "Dieci Lettere Inedite di Cipriani, Malatesta e Merlino", 309-321; Masini, Storia degli Anarchici (1981) 166-170; Petacco, La Regina del Sud, hoofdst. xvii-xviii.