DB-vergadering 15-06-2009
Agendapunt 11
Onderwerp Zienswijze ontwerpbegroting 2010 en meerjarenraming 2011-2014 Waterschapsbedrijf Limburg Portefeuillehouder(s) R.L.M. Sleijpen Afdeling Middelen Bestuursprogramma / Waterbeheersplan Niet van toepassing. Routing Dagelijks bestuur Commissie ABA Commissie MFB Commissie WS Dagelijks bestuur Algemeen bestuur
15 juni 2009 – – – – 30 juni 2009
Voorstel Instemmen met het concept-voorstel aan het algemeen bestuur.
./.
Toelichting Hierbij doe ik u toekomen een concept-voorstel aan het algemeen bestuur inzake zienswijze ontwerpbegroting 2010 en meerjarenraming 2011-2014 Waterschapsbedrijf Limburg. Het bijgevoegde concept-voorstel spreekt naar mijn oordeel voor zich. Kortheidshalve volsta ik verder dan ook met een verwijzing daarnaar. Communicatie De zienswijze zal na vaststelling daarvan worden toegezonden aan het bestuur van het Waterschapsbedrijf Limburg. De secretaris/directeur wnd.,
ing. J.M.G. In den Kleef
090684/PDA
DB-vergadering 15-06-2009 WATERSCHAPSBLAD 2009, NUMMER BIJL.: Agendapunt:
#
Sittard, 26 mei 2008 AAN HET ALGEMEEN BESTUUR Onderwerp: Zienswijze ontwerpbegroting 2010 en meerjarenraming 2011-2014 Waterschapsbedrijf Limburg
Voorstel De voorliggende aspecten inbrengen als zienswijze bij het bestuur van het Waterschapsbedrijf Limburg.
./.
Op 12 juni 2009 hebben wij de ontwerpbegroting 2010 en meerjarenraming 2011-2014 van het Waterschapsbedrijf Limburg ontvangen. Deze ontwerpbegroting treft u hierbij aan. In het vervolg van deze notitie treft u een concept zienswijze met betrekking tot de voorliggende ontwerpbegroting 2010 aan. Procedure In artikel 19 van de Gemeenschappelijke Regeling Waterschapsbedrijf Limburg is de procedure met betrekking tot de begroting van het waterschapsbedrijf beschreven. De begrotingsprocedure geeft aan dat het dagelijks bestuur van het waterschapsbedrijf de ontwerpbegroting minimaal zes weken voordat deze aan het algemeen bestuur van het waterschapsbedrijf wordt aangeboden, toezendt aan de algemene besturen van de waterschappen. Deze kunnen dan hun zienswijze hierover kenbaar maken. Ingevolge artikel 19, lid 3, dient het algemeen bestuur van het waterschapsbedrijf bij de vaststelling van de begroting rekening te houden met de zienswijzen van de waterschappen. De begroting van het waterschapsbedrijf dient na de vaststelling, doch in ieder geval vóór 1 augustus, aan Gedeputeerde Staten te worden toegezonden. De waterschappen kunnen desgewenst bij die gelegenheid hun zienswijze over de vastgestelde begroting bij Gedeputeerde Staten kenbaar maken. Benadrukt zij dat het aandeel van de beide deelnemende waterschappen in de begroting van het waterschapsbedrijf, zodra de begroting van het waterschapsbedrijf door het algemeen bestuur van waterschapsbedrijf is vastgesteld, voor de waterschappen een verplichte uitgave is.
090683/PDA
1/7
Ontwerpbegroting 2010 De ontwerpbegroting 2010 en meerjarenraming 2011-2014 van het Waterschapsbedrijf Limburg is op 26 mei 2009 door het dagelijks bestuur en op 9 juni 2009 door het algemeen bestuur van het Waterschapsbedrijf Limburg vastgesteld. Op 12 juni 2009 is de ontwerpbegroting aangeboden aan de algemene besturen van de beide waterschappen. Onze zienswijze op de onderhavige begroting is onderstaand weergegeven. Alvorens wordt ingegaan op de ontwerpbegroting 2010 wordt eerst een terugblik gegeven op de zienswijze van vorig jaar. Follow-up zienswijze begroting 2009 In de zienswijze bij de begroting 2009 is een klein aantal zaken aangegeven waarmee door het waterschapsbedrijf bij de ontwerpbegroting 2010 rekening zou worden gehouden. Deze onderdelen zijn onderstaand in het kort opgesomd. • De aanbieding van de ontwerpbegroting van het waterschapsbedrijf behoeft in de tijd gezien verbetering. Rekening dient te worden gehouden met de positionering van de begroting van het waterschapsbedrijf in onze planning en controlcyclus. • De meerjarenraming dient voor wat betreft de beleidsmatige opzet naar programma’s meer te worden geconcretiseerd in de range van de meerjarenperiode. • De groei van het investeringsniveau na 2013 baart ons zorgen en verdient dan ook aandacht. • In verband met de ontwikkeling van de energieprijzen is het wenselijk dat inzichtelijk wordt gemaakt welk deel van de energie vast ligt in contracten en welke deel variabel is. • Uitgangspunt bij samenwerking dient te zijn dat dit minimaal budgettair neutraal verloopt. Aanbieding ontwerpbegroting Bij de aanbieding van de ontwerpbegroting is wederom onvoldoende rekening gehouden met de positionering van de begroting van het waterschapsbedrijf in onze planning- en controlcyclus. Voor een verdere toelichting hierop verwijzen wij u naar het onderdeel ‘procedureel’. Opzet meerjarenraming Geconstateerd is dat de beleidsmatige opzet naar programma’s voor de jaren na 2010 ten opzicht van 2009 een verbetering heeft ondergaan. Zo wordt aangegeven wat voor de periode vanaf 2010 zal worden opgepakt. Groei investeringsniveau Voor 2014 is evenals voor de jaren 2011 tot en met 2013 rekeninggehouden met een investeringsniveau van € 34,2 per jaar. Het investeringsniveau na 2013 vertoont dan ook een constant karakter. Verder kan nog worden opgemerkt dat in november 2009 het algemeen bestuur van het waterschapsbedrijf het meerjaren investeringsprogramma 2010-2014 zal vaststellen. Energie In de ontwerpbegroting 2010 is niet inzichtelijk gemaakt welk deel van de energie vast ligt in contracten en welk deel variabel is. Hierdoor wordt de ontwikkeling in de energiekosten niet inzichtelijk gemaakt. Voor een verdere toelichting hierop verwijzen wij u naar het onderdeel ‘financiële beoordeling’. Samenwerking Geconstateerd is dat in de ontwerpbegroting tot uitdrukking is gebracht welke financiële voordelen met de samenwerking behaald worden. Aan dit punt is dan ook voldaan.
090683/PDA
2/7
Zienswijze ontwerp-begroting 2010 Procedureel Zoals reeds aangegeven is de voorliggende ontwerpbegroting door het algemeen bestuur van het Waterschapsbedrijf Limburg op 12 juni jl. aangeboden aan het algemeen bestuur van ons waterschap. Procedureel gezien is de ontwerpbegroting, gelet op de vaststelling door het bestuur van het waterschapsbedrijf op 7 juli a.s., niet binnen de formele termijn van 6 weken aangeboden. Dit wordt veroorzaakt doordat het dagelijks bestuur van het waterschapsbedrijf ervoor gekozen heeft om de ontwerpbegroting eerst door het algemeen bestuur van het waterschapsbedrijf te laten vaststellen alvorens toe te zenden naar de beide waterschappen. Dit een extra stap in de procedure. In artikel 19 van de gemeenschappelijke regeling is namelijk opgenomen dat het dagelijks bestuur van de regeling de ontwerpbegroting vaststelt en hierna aanbiedt aan de beide waterschappen. Verder is bij de bepaling van het tijdstip van de aanbieding onvoldoende rekening gehouden met de positionering van de begroting van het waterschapsbedrijf in onze planning- en controlcyclus. Gelet op ons eigen vergaderschema is het tijdstip waarop de stukken binnenkomen belangrijk om tijdig en op een verantwoorde wijze een oordeel te kunnen geven over de begroting van het waterschapsbedrijf. Opgemerkt zij dat het moment van aanbieding hier onvoldoende gelegenheid toe heeft gegeven. Dit behoeft dan ook verbetering. Algemene beoordeling In algemene zin kan worden gesteld dat het waterschapsbedrijf bij de presentatie van de ontwerpbegroting 2010 dezelfde opzet heeft gekozen als vorig jaar. Deze opzet voldoet aan het gestelde in de Regeling beleidsvoorbereiding en verantwoording waterschappen (BBVW) die met ingang van 1 januari 2009 de comptabiliteitsvoorschriften voor waterschappen heeft vervangen. De ingezette weg betreffende de informatieverstrekking over de financiële ontwikkeling en de te bereiken doelen van het waterschapsbedrijf uitgesplitst naar de diverse units, 'wat willen we bereiken','wat gaan we doen', 'wat gaat het kosten' en 'wat gaan we investeren' is in de ontwerpbegroting 2010 dan ook gecontinueerd. In tegenstelling tot voorgaande jaren zijn de bijlagen zoals o.a. het indicatief meerjaren investeringsprogramma, de staat van vaste activa, staat van vaste schulden, staat van personeelszaken en de staat van reserves en voorzieningen niet meer in de begroting 2010 opgenomen maar liggen deze ter inzage. Omdat deze bijlagen toch een duidelijke meerwaarde bieden bij de beoordeling van de begroting (geven o.a. inzicht in de opbouw van reserves en voorzieningen en personeellasten) zou het beter zijn om deze bijlage standaard in de begroting op te nemen. Als deze ter inzage liggen krijgen ze niet de aandacht die ze verdienen. Voor wat betreft de meerjarenraming kan nog het volgende worden opgemerkt. Per 1 januari 2008 is de nieuwe waterschapswet van kracht. Bij de vaststelling van de nieuwe wet werd in de conceptfase nog ingestoken op de behandeling en vaststelling van de meerjarenraming voorafgaand aan de begroting, bij voorkeur in het voorjaar. In de definitieve wetgeving is deze voorwaarde niet meer opgenomen. Bij het waterschapsbedrijf worden begroting en meerjarenraming gelijktijdig in het voorjaar behandeld waarbij geen sprake is van gescheiden documenten. Met deze handelwijze kan gelet op bovenstaande argumentatie en gezien het tijdsaspect worden ingestemd.
090683/PDA
3/7
Verbetering van de informatie en de daarmee verbonden inzichtelijkheid en transparantie is evenals voorgaande jaren een constant proces. Dit mede in het licht gezien van het feit dat bijna 65% van het begrotingsvolume van ons waterschap bestaat uit het aandeel in de begroting van het Waterschapsbedrijf Limburg. Daarnaast hebben wij de maatschappelijke taak om over het gevoerde beleid verantwoording af te leggen. Financiële beoordeling • Dienstjaar 2010 De voorliggende ontwerpbegroting sluit voor het jaar 2010 op een netto begrotingstotaal van afgerond € 80.214.000 en is gelijk aan 2009. Op 17 februari 2009 heeft uw bestuur de technische uitgangspunten 2010 en meerjarenraming 2011-2014 voor zowel ons waterschap als het waterschapsbedrijf Limburg vastgesteld. De voorliggende uitgangspunten zijn door het waterschapsbedrijf bij het opstellen van de begroting overgenomen. De ontwerpbegroting van het waterschapsbedrijf is dan ook overeenkomstig de gehanteerde uitgangspunten opgesteld. Bij de berekening van de kapitaallasten is door het waterschapsbedrijf rekening gehouden met een jaarlijks investeringsniveau van € 30,4 miljoen per jaar voor 2010 en € 34,2 miljoen per jaar voor 2011 tot en met 2014. Verder is met ingang van 2009 een bedrag van € 800.000, dat gelet op de gewijzigde voorschriften voor verslaglegging niet meer als investering kan worden aangemerkt, onder de exploitatie verantwoord. De verschuiving is in de begroting 2009 van het waterschapsbedrijf opgevangen door de inzet van de reserves. Vanaf 2010 is dit structureel opgevangen door de financiële ruimte die aanwezig is in de meerjarenraming. Hierdoor is in de ontwerpbegroting 2010 gevolg gegeven aan het gestelde in de begroting 2009. De kapitaallasten 2010 zijn ten opzichte van de gewijzigde begroting 2009 gedaald met € 2.737.000. Dit wordt met name veroorzaakt door de inhaalafschrijvingen op de droger in Venlo en het in 2010 vervallen van de reguliere afschrijving op deze droger. Daarnaast is sprake van een grotere vrijval van afschrijvingen dan de toename door investeringen. In 2014 daarentegen vindt een stijging plaats vanwege de verminderde vrijval van afschrijvingen. De energiekosten zijn in de ontwerpbegroting 2010 ten opzichte van de gewijzigde begroting 2009 afgenomen met € 562.000. Als gevolg van de kredietcrisis is de olieprijs sterk gedaald. Het afsluiten van inkoopcontracten voor 2010 alsmede het sluiten van de slibdroger in Venlo heeft geleidt tot een voordeel ten opzichte van de gewijzigde begroting 2009. In de ontwerpbegroting wordt aangegeven dat de energieprijzen buiten de beïnvloedingssfeer van het waterschapsbedrijf liggen en dat dit een financieel risico met zich meebrengt (risicoparagraaf). De energiekosten maken een substantieel deel (ca. 14%) uit van de totale ontwerpbegroting. Globaal gezien zijn 39% van deze kosten voor het aardgas van de slibdrogers. De olieprijs vormt direct dan wel indirect de basis voor de prijzen van aardgas en elektriciteit. In de begroting 2010 is uitgegaan van $ 45 per vat. Het mag duidelijk zijn dat de prijsstelling niet beïnvloedbaar is. Het spreekt voor zich dat bij relatief gunstige prijzen de energie zoveel mogelijk dient te worden vastgelegd Evenals vorig jaar is niet inzichtelijk gemaakt welk deel van de energie vast ligt in contracten en welk deel variabel en afhankelijk is van de ontwikkeling van de energieprijzen. Hierdoor ontbreekt het inzicht in de opbouw van deze post en hoe hoog het hierin verscholen risico is.
090683/PDA
4/7
Voor het overige geeft de voorliggende ontwerpbegroting in financiële zin geen aanleiding tot het maken van op- of aanmerkingen. • Meerjarenraming Indien de voorliggende ontwerpbegroting 2010 en meerjarenraming 2011-2014 wordt afgezet tegen de meerjarenraming 2010-2013 zoals opgenomen in de gewijzigde begroting 2009 is over de hele duur van de meerjarenraming sprake van een daling van het begrotingstotaal. Onderstaand zijn deze cijfers in tabelvorm weergegeven. Bijdrage waterschappen Limburgbreed
2010
2011
2012
2013
2014
Meerjarenraming begroting 2009
81.818.000
83.455.000
85.124.000
86.826.000
n.v.t.
Meerjarenraming begroting 2010
80.214.000
81.818.000
83.455.000
85.124.000
86.826.00
Daling Limburgbreed
- 1.604.000
- 1.637.000
-1.669.000
-1.702.000
n.v.t.
• Bijdrage waterschap Het aandeel van ons waterschap in de voorliggende begroting bedraagt bijna 65%. Het exacte bedrag is echter nog niet bekend omdat het waterschapsbedrijf in verband met een verdere verfijning de kostenverdeelstaat 2010 nog niet gereed heeft. De bepaling van ons aandeel (zuivering en watersysteem), zal tot stand komen op basis van het aantal vervuilingeenheden van het jaar 2010 zoals opgenomen in 'de prognose opbrengst waterschapsheffingen 2009 (meerjarig effect)'. Indien de definitieve raming van het aantal vervuilingseenheden 2010 afwijkt zal dit, zij het marginaal, van invloed zijn op het aandeel van ons waterschap. Voor wat betreft de verhouding van het aantal vervuilingseenheden Waterschap Roer en Overmaas versus Waterschap Peel en maasvallei zal naar verwachting sprake zijn van een positieve ontwikkeling voor ons waterschap waardoor wij minder gaan bijdragen in de kosten van het zuiveringsbeheer van het waterschapsbedrijf. Een en ander vanwege de te elimineren/corrigeren vervuilingseenheden directe lozingen in ons gebied. Limburg breed stijgt de bijdrage van de waterschappen dan niet, echter vertaald naar de individuele waterschappen zou dit voor 2010 voor ons waterschap een positief effect moeten hebben. Zoals reeds bij het onderdeel 'procedure' is aangegeven is het aangehaalde bedrag na vaststelling door het algemeen bestuur van het waterschapsbedrijf een verplichte uitgave. Als uitgangspunt in de meerjarenraming is door het bestuur van het waterschapsbedrijf ervoor gekozen om de bijdrage voor de waterschappen voor de meerjarenraming 2011-2014, behoudens inflatie (2%) niet te wijzigen. Dit om fluctuaties in de exploitatie te voorkomen. Hierdoor sluit de meerjarenraming van het waterschapsbedrijf meerjarig met een overschot. Evenals voorgaande jaren kunnen we met de voorliggende systematiek instemmen omdat de meerjarenraming van ons waterschap hierdoor een constanter karakter krijgt en fluctuaties op de stijgingspercentages van de waterschapslasten door het aandeel van het waterschapsbedrijf worden beperkt.
090683/PDA
5/7
Risico’s Het algemene kader van Waterschapsbedrijf Limburg kan als volgt worden weergegeven. Het Waterschapbedrijf Limburg is een gemeenschappelijke regeling voor en van de twee allin waterschappen Waterschap Roer en Overmaas en Waterschap Peel en Maasvallei. Het waterschapsbedrijf is qua taakuitoefening neergezet als een uitvoeringsorganisatie waarin een aantal bedrijfsprocessen is ondergebracht. De gemeenschappelijke regeling is aangemerkt als een zware gemeenschappelijke regeling en beschikt als zodanig - financieel technisch gezien - over eigen activa en passiva. Naast de vaste activa, te weten de inbreng van de zuiveringstechnische werken en het aantrekken van financieringsmiddelen, maken reserves hiervan eveneens deel uit. Indien sprake is van een structureel tekort, dan wordt het tekort aangevuld door de beide waterschappen. Het voordelig resultaat van de jaarrekening 2008 van het Waterschapsbedrijf Limburg Limburg bedroeg afgerond € 744.000 en is volledig ten gunste gebracht van de 'bedrijfsreserve'. Het gevolg hiervan is dat laatstgenoemde reserve per 1 januari 2009 inmiddels een positief saldo heeft van afgerond € 1.917.000. Het moge duidelijk zijn dat het weerstandsvermogen van het waterschapsbedrijf ondanks de aangehaalde verbetering een risico bevat. Indien zich in de toekomst tegenvallers zullen voordoen die de stand van de bedrijfsreserve overtreffen zal dit tot gevolg hebben dat ons waterschap hiermee financieel geconfronteerd zal worden. De reservepositie van het waterschapsbedrijf blijft zodoende een aandachtspunt. Voor de overige risico’s waaronder de energiekosten en de waterlandstichting verwijzen wij naar de risicoparagraaf die is opgenomen in het hoofdstuk weerstandsvermogen in de voorliggende ontwerpbegroting. Prestatiegegevens Tot slot kan nog melding worden gemaakt van het feit dat in de ontwerpbegroting 2010 de relevante prestaties van de unit Waterschapsheffingen zijn weergegeven voor Stichtse Rijnlanden, gemeente Venlo en Waterschap Roer en Overmaas en Waterschap Peel en Maasvallei (samen). Een uitsplitsing naar Roer en Overmaas en Peel en Maasvallei zou de inzichtelijkheid bevorderen. Resumé zienswijze Onderstaand zijn nogmaals de aandachtspunten aangehaald zoals verwoord in deze zienswijze. • De aanbieding van de ontwerpbegroting van het waterschapsbedrijf behoeft in de tijd gezien verbetering. De ontwerpbegroting dient binnen de formele termijn van 6 weken voor definitieve vaststelling door het algemeen bestuur van waterschapsbedrijf te worden aangeboden. Verder dient rekening te worden gehouden met positionering van de begroting van het waterschapsbedrijf in onze planning en control cyclus. • In verband met de beoordeling van de begroting is het opportuun om de bijlagen standaard op te nemen in de begroting. • In verband met de ontwikkeling van de energieprijzen is het wenselijk dat inzichtelijk dient te worden gemaakt welk deel van de energie vast ligt in contracten en welk deel variabel is. • De prestatiegegevens van de unit Waterschapsheffingen dienen zichtbaar te worden gemaakt naar Waterschap Roer en Overmaas en Waterschap Peel en Maasvallei.
090683/PDA
6/7
Voorstel Wij stellen u voor de voorliggende aspecten in te brengen als zienswijze bij het bestuur van het Waterschapsbedrijf Limburg. Het dagelijks bestuur, de secretaris/directeur wnd.,
de voorzitter,
ing. J.M.G. In den Kleef
dr. J.J. Schrijen
090683/PDA
7/7
Concept dd. 9-6-2009
Meerjarenraming 2010 – 2014
Begroting 2010
Definitief vast te stellen door Algemeen Bestuur WBL op 7 juli 2009
INHOUD 1
Inleiding ........................................................................................................................................... 5
2 2.1
Uitvoerend beleid in de planperiode 2010-2014 ............................................................................. 7 Het Waterschapsbedrijf in 2010-2014 ......................................................................................... 7 2.1.1 Externe en interne ontwikkelingen relevant voor het WBL................................................. 7 2.1.2 Bestaand uitvoerend beleid ................................................................................................ 8 2.2 Financiële gevolgen 2010-2014 van uitvoeringsbeleid Waterschapsbedrijf ............................. 12 2.2.1 Gehanteerde kwantitatieve uitgangspunten (rekenuitgangspunten) ................................ 12 2.2.2 Kosten, Baten en Netto kosten volgens de MJR 2010-2014............................................ 12 2.3 Beschouwing bij de Begroting 2010 .......................................................................................... 16 2.3.1 De ontwikkelingen sinds het begrotingsjaar 2009 ............................................................ 16 2.3.2 Uitgangspunten en normen .............................................................................................. 16 2.3.3 Incidentele baten en lasten............................................................................................... 17 2.3.4 Kostentoerekening............................................................................................................ 18 2.3.5 Onttrekkingen aan ‘overige bestemmingsreserves’ en voorzieningen ............................. 19 2.3.6 Waterschapsbelastingen .................................................................................................. 19 2.3.7 Reservepositie: het weerstandvermogen en de ontwikkeling van de Netto kosten ......... 19 2.3.8 Financiering ...................................................................................................................... 20 3 3.1
Uitvoerend beleid 2010-2014 naar programma’s.......................................................................... 26 Zuiveren en verwerken van afvalwater...................................................................................... 26 3.1.1 Wat willen we bereiken ..................................................................................................... 27 3.1.2 Consequenties eerdere bestuursbesluiten ....................................................................... 29 3.1.3 Wat gaan we doen............................................................................................................ 30 3.1.4 Wat gaat het kosten.......................................................................................................... 32 3.2 Opleggen en invorderen van waterschapsheffingen................................................................. 34 3.2.1 Wat willen we bereiken ..................................................................................................... 35 3.2.2 Consequenties eerdere bestuursbesluiten ....................................................................... 38 3.2.3 Wat gaan we doen............................................................................................................ 39 3.2.4 Wat gaat het kosten.......................................................................................................... 41 3.3 Ondersteunende activiteiten...................................................................................................... 44 3.3.1 Ondersteuning: Bemonsteren en analyseren ................................................................... 44 3.3.2 Ondersteuning: Huisvesting, centrale ondersteuning en personeelszaken ..................... 46 3.3.3 Ondersteuning: Planning en Control ................................................................................ 50 3.4 Bestuur, Directie en Bovenformatief.......................................................................................... 54 3.4.1 Positionering ..................................................................................................................... 54 3.4.2 Wat gaat het kosten.......................................................................................................... 54 3.4.3 Bovenformatief.................................................................................................................. 56 4 4.1 4.2
Uitgaven Meerjarenraming naar BBP-opzet ................................................................................. 57 MJR: Netto-kosten Exploitatie-uitgaven naar BBP-opzet.......................................................... 57 MJR: Netto-uitgaven Investeringen naar BBP-opzet ................................................................ 58
5 5.1 5.2
De Begroting 2010 (naar kostendragers + naar kostensoorten)................................................... 59 De Begroting 2010 naar kostendragers .................................................................................... 59 De Begroting 2010 naar kosten- en opbrengstsoorten ............................................................. 61 5.2.1 De Begroting 2010 naar kostensoorten............................................................................ 61 5.2.2 De Begroting 2010 naar opbrengstsoorten ...................................................................... 62 5.3 Verdeling van de Begroting 2010 naar de bijdrage van de waterschappen ............................. 63
Waterschapsbedrijf Limburg
Meerjarenraming 2010-2014 / Begroting 2010
blz. 3
BIJLAGEN : 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
Indicatief Meerjareninvesteringsprogramma: MIP 2009-2013 Rekenuitgangspunten MJR 2010-2014 en Begroting 2010 Staat van immateriële, materiële, financiële vaste activa en onderhanden werken Staat van vaste schulden Staat van reserves en voorzieningen Berekening van het rente-omslagpercentage Staat van personeelslasten Kostenverdeelstaat met toelichting
Waterschapsbedrijf Limburg
Meerjarenraming 2010-2014 / Begroting 2010
blz. 4
1 Inleiding Gewijzigde Wetgeving Per 1-1-2008 is de nieuwe waterschapswet van kracht. Bij de vaststelling van de nieuwe waterschapswet werd in de concept-fase ingestoken op het behandelen en vaststellen van de Meerjarenraming (MJR) voorafgaand aan de Begroting. In de definitieve wetgeving is deze voorwaarde niet meer opgenomen. In de nota van toelichting staat met betrekking tot de MJR het volgende: “In de besprekingen ter voorbereiding van en over de meerjarenraming geeft het algemeen bestuur het dagelijks bestuur de beleidsmatige en financiële kaders mee die gelden voor de uitwerking van het meerjarenbeleid voor het komende jaar”. Bij de toelichting op artikel 4.6 wordt dit nog eens benadrukt: “Voor de kaderstellende en beleidsbepalende functies van het algemeen bestuur is het jaarlijks ontwikkelen en bespreken van het meerjarig beleidskader essentieel”. Verder wordt hierbij het volgende aangegeven: “De MJR moet in beginsel structureel sluitend zijn, dat wil zeggen dat lasten en baten aan het einde van de meerjarenperiode in evenwicht moeten zijn”. Bij de begroting stelt het algemeen bestuur de kaders voor zowel het beleid als de financiën voor het komende jaar vast. Bij de behandeling van de begroting dient te worden aangegeven – in de situatie dat de MJR eerder (bijv. in het voorjaar) behandeld wordt dan de begroting – welke van de gehanteerde normen en uitgangspunten in belangrijke mate afwijken van het voorafgaande begrotingsjaar én van de MJR. Bij het WBL worden MJR + Begroting gelijktijdig in het voorjaar behandeld; voor de beleids- en verantwoordingscyclus betekent dit dat een fysiek gescheiden document MJR en Begroting niet meer noodzakelijk is. In de nieuwe opzet worden de beleidsmatige en financiële kaders van en over de MJR door het Algemeen Bestuur behandeld in het laatste kwartaal van het jaar voorafgaand aan het jaar van het opstellen van de MJR en de Begroting. De indeling van zowel de Meerjarenraming als de Begroting dient te voldoen aan de in de wetgeving opgenomen kaders, concreet: er dient een programmabegroting te worden opgesteld. Met de beide waterschappen is afgestemd dat de programma’s voor het WBL overeenkomen met de taakstelling van de onderscheiden units : • zuiveren en verwerken van afvalwater • opleggen en invorderen van heffingsaanslagen • ondersteuning: o bemonsteren en analyseren o huisvesting, centrale ondersteuning en personeelszaken o planning en control • directie en bestuur
Waterschapsbedrijf Limburg
Meerjarenraming 2010-2014 / Begroting 2010
blz. 5
Functie van Meerjarenraming en Begroting De meerjarenraming bevat het beleid dat door de waterschappen zal worden gevoerd en de financiële gevolgen daarvan voor het waterschapsbedrijf, waaronder de baten en de lasten van het bestaande en het nieuwe beleid. De Begroting 2010 vormt de eerste jaarschijf van de meerjarenraming 2010-2014. In de Begroting wordt de uitvoering van het beleid, de doelstellingen en de daaraan verbonden kosten voor het desbetreffende jaar toegelicht. De functie van de Begroting is meerledig: • Allocatiefunctie; toewijzen van middelen naar programma’s en kostensoorten; • Autorisatiefunctie; door het vaststellen van de Begroting wordt het Bestuur van het WBL gemachtigd om de opgenomen middelen conform de Begroting in te zetten; • Taakstellende functie; uitoefening van de aan het WBL opgedragen activiteiten moet binnen de vastgestelde begroting blijven; • Beheersfunctie; tijdens het jaar, en aan het einde van het jaar via de jaarrekening, worden de werkelijke resultaten getoetst aan de in de begroting opgenomen middelen. De Begroting 2010 van het WBL vormt input voor de bepaling van de heffingstarieven voor het jaar 2010 door de beide all-in waterschappen. Inhoudelijk Na een korte terugblik komt in hoofdstuk 2 de strategie en de hoofdlijnen van de uitvoering van het beleid van het Waterschapsbedrijf voor de periode 2010-2014 aan de orde alsmede de beschouwing bij de Begroting 2010. Hoofdstuk 3 bevat de Meerjarenbegroting en de Begroting 2010 naar de onderscheiden programma’s. Voor de overzichtelijkheid is bij de toelichtingen steeds hetzelfde stramien toegepast: - wat willen we bereiken ( = de doelstellingen, in het bijzonder de beoogde effecten) - consequenties eerdere bestuursbesluiten - wat gaan we doen ( = de wijze waarop er naar gestreefd zal worden die effecten te bereiken) - wat gaat het kosten ( = de netto kosten). In hoofdstuk 4 is een opstelling van de Begroting 2010 naar de kosten- en opbrengstsoorten alsmede een presentatie van de cijfers conform het voor de waterschappen gebruikelijke BBP-format opgenomen.
Waterschapsbedrijf Limburg
Meerjarenraming 2010-2014 / Begroting 2010
blz. 6
2 Uitvoerend beleid in de planperiode 2010-2014 2.1
Het Waterschapsbedrijf in 2010-2014
Overeenkomstig het gestelde in de wetgeving voor waterschappen volgt onderstaand een toelichting op het bestaande resp. het nieuwe uitvoerend beleid, alsmede de consequenties hiervan voor de baten en de lasten.
2.1.1
Externe en interne ontwikkelingen relevant voor het WBL
Het Waterschapsbedrijf Limburg heeft in 2008 een roerige periode afgesloten met het vertrek van Vergunningen en Handhaving (V&H) per 1 januari en het vertrek van het Laboratorium per 1 maart 2008. Het effect van beide bewegingen was in de exploitatierekening 2008 al zichtbaar, maar dit effect loopt door in 2009 en in deze meerjarenraming. Het gaat dan met name om de kostenbesparingen, de desintegratiekosten (leegstand kantoorruimte, dekking overhead) en de kosten verbonden aan de verbouwing van het hoofdkantoor. In deze meerjarenraming en begroting zijn de effecten van het vertrek van beide units volledig meegenomen. De effecten van de splitsing van de unit Vergunningen en Handhaving zijn aan de orde gekomen in de bestuursvergadering van december 2007. De consequenties voor de Begroting 2008 waren: vervallen van de lasten ad € 4.100.371,- voor de unit V&H; het hierin opgenomen bedrag ad € 950.000,- voor uitvoering van het aan- en afhaakbeleid blijft bij het WBL; overplaatsing medewerkers vanuit de unit V&H naar de unit Waterschapsheffingen en naar bovenformatief, leidende tot een verlaging van te vervallen lasten met in totaal € 268.056,- ; vervallen van baten V&H ad € 142.472,-. Het totale effect op de begroting was een daling met € 2,7 mln. Deze verlaging is in 2008 doorgevoerd en werkt uiteraard op gelijke wijze door in 2009 en de nu voorliggende begroting voor 2010. Wel is het zo dat de bijdrage in de dekking van de overheadkosten (gebouw, personeelszaken en ondersteuning, planning en control) is komen te vervallen. Door de komst van de medewerkers van de gemeente Venlo zijn deze dekkingstekorten afgenomen met € 339.000,-. De effecten van de verkoop van het laboratorium zijn voor zover het de eenmalige zaken betreft volledig opgenomen in de Begroting 2008. In 2009 en dus ook in 2010 zijn deze volledig afgewikkeld. In de voorliggende Begroting 2010 zijn de hoofdelementen die nog spelen volledig conform het bestuursbesluit van december 2007 verwerkt. Op basis van het oorspronkelijke bestuursbesluit waren dat: het vervallen van de kosten voor een eigen laboratorium ad € 2.880.420,vervallen bijdrage laboratorium van WRO en WPM van in totaal € 807.036,kosten voor de uitbesteding van lab-werkzaamheden aan Intertek ad € 2.600.000,In paragraaf 3.3.1 onder “ondersteuning bemonsteren en analyseren” is aangegeven dat in de periode tot 2013 de rekening van Intertek afneemt tot uiteindelijk € 2.000.000,- per jaar. Behalve het vertrek van deze twee units zijn er nog een aantal andere besluiten door het bestuur genomen die doorwerken in de Begroting 2010 en de Meerjarenraming 2010-2014.
Waterschapsbedrijf Limburg
Meerjarenraming 2010-2014 / Begroting 2010
blz. 7
Het betreft voor de unit Waterschapsheffingen de overeenkomsten met Hoogheemraadschap Stichtse Rijnlanden (besloten in 2006; ingaande per 2007) en met de gemeente Venlo (besloten in 2008; ingaande per 2009). Voor de unit Zuiveringsbedrijf betreft het: sluiting van de droger Venlo (besluit 2009; ingaande per 2009) amoveren van de zuivering Heerlen (besluit 2009; ingaande per 2013) opbouwplan en optimalisatie organisatie (2004-2008) inlopen achterstallig onderhoud (besluit 2008; realisatie 2009-2011). Tevens heeft het vervallen van de zuiveringsheffing voor de lozingen door de rwzi’s Roermond en Gennep een structureel effect. De consequenties van bovengenoemde besluiten en ontwikkelingen zijn geheel conform de betreffende besluiten in deze Begroting 2010 meegenomen. In de toelichting op de betreffende programmabegrotingen (= per unit) wordt dit verder aangegeven. Consequentie van al deze ontwikkelingen in combinatie met de overige kosten/baten ontwikkelingen (bijvoorbeeld als gevolg van inflatie, CAO, energieprijzen etc.) is dat de netto kosten (zijnde de bruto kosten minus de baten welke in 2009 nog een onttrekking aan de bedrijfsreserve bevatten) voor het WBL gelijk zijn gebleven op een niveau van € 80.214.000,-. Op basis daarvan heeft het Dagelijks Bestuur besloten om af te zien van de in de gemeenschappelijke uitgangspunten voor de begrotingsopstelling van WRO, WPM en WBL opgenomen stijging van de bijdrage van de waterschappen met het inflatiepercentage. In de voorliggende concept-Begroting 2010 blijft de bijdrage van de waterschappen dan ook gelijk aan de bijdrage voor 2009.
2.1.2
Bestaand uitvoerend beleid
De toekomst van het Zuiveringsbedrijf Ook op het gebied van zuiveringen waren er op landelijk niveau grote verwachtingen met betrekking tot schaalvergroting met name door het sluiten van de waterketen. In de praktijk ligt dit moeilijker dan gedacht, enerzijds omdat de mogelijkheden tot kostenbesparing c.q. kwaliteitsverhoging beperkter blijken dan verondersteld, anderzijds omdat de structuur van de watersector inclusief de wetgeving waarop deze is gebaseerd niet erg bevorderlijk is voor vergaande integratie van activiteiten op het gebied van productie drinkwater, zuiveren van afvalwater, harmonisering tarieven en belastingen, etc. Dit leidt ertoe dat, indien we de mogelijkheden die er zijn willen benutten, het een aanpak op basis van vrijwilligheid zal dienen te zijn. ZVB probeert voortvarend de mogelijkheden die er zijn te benutten via samenwerking met vooral gemeenten. Het gaat dan met name om het identificeren, voorbereiden en uitvoeren van investeringsprojecten (steeds meer als resultaat van optimalisatiestudies en in overleg met WPM en WRO), het uitwisselen en samen opbouwen van informatiebestanden en het beheer van IBA’s en gemalen. De initiatieven zijn inmiddels zo talrijk en de respons van vele gemeenten zo goed dat zowel beleidsmatig, met name met betrekking tot ambitieniveau en prioritering, als operationeel, doorrekening kosten en verdeling investeringen en risico’s, structurering noodzakelijk is. Het in 2009 aan het Bestuur voor te stellen businessplan afvalwaterketen biedt deze structuur en zal de komende jaren leidraad dienen te zijn bij de activiteiten en investeringen. Met betrekking tot het niveau van de investeringen verschuift de aandacht. Nu de korte termijn door het goed functionerende meerjareninvesteringsprogramma steeds beter planmatig wordt beheerst, is
Waterschapsbedrijf Limburg
Meerjarenraming 2010-2014 / Begroting 2010
blz. 8
er meer aandacht voor de structuur van het zuiveringen- en transportstelsel op langere termijn (bijv. 10-15 jaar). De structuur en dus ook het kwaliteitsniveau wordt beïnvloed door nogal wat factoren zoals de eisen uit de Kaderrichtlijn Water, het ambitieniveau van de waterschappen met betrekking tot kwaliteit effluent en overstorten, de optimalisatiemogelijkheden voor samenwerking met gemeenten zoals geïdentificeerd in de OAS’en en tenslotte ook de mogelijkheden tot kostenbesparing in beheer en onderhoud en efficiënte bedrijfsvoering bijvoorbeeld door het amoveren of samenvoegen van zuiveringen, nieuwe technologie, overige innovaties, etc. In 2008 en doorlopend tot in 2009 heeft de unit ZVB een toekomstvisie gepresenteerd over de structuur van het zuiveringen- en transportstelsel. Op basis daarvan worden er in 2009 voorstellen aan het Bestuur gedaan met betrekking tot: • Het amoveren van de zuivering Heerlen. • Het amoveren van de zuivering Simpelveld. • Het amoveren van de zuivering Meijel. Nog onderwerp van onderzoek is de structuur van het zuiveringsstelsel in Maastricht. De consequenties van al deze ontwikkelingen inclusief gevolgen van het beleid van de waterschappen Roer en Overmaas en Peel en Maasvallei voor de implementatie van de Kaderrichtlijn Water zullen aan de orde komen in het Meerjareninvesteringsprogramma 2010-2014 wat in november 2009 door het Bestuur zal worden vastgesteld. Tevens zal dan een standpunt over het investeringsniveau op de langere termijn aan de orde komen. Behalve met betrekking tot de samenwerking met gemeenten en met betrekking tot het investeringsniveau voor het stelsel is er in 2009 nog een ingrijpend besluit te nemen, namelijk hoe wordt in de toekomst ons zuiveringslib verwerkt. Door de te verwachten stopzetting in de komende jaren (uiterlijk 2020) van de mergelwinning en de sluiting van de ENCI oven in combinatie met de twijfelachtige toekomst van de in 2012 afgeschreven droger in Hoensbroek (de droger Venlo is al gesloten), zal het WBL een andere aanpak voor het verwerken van het slib nodig hebben. In 2009 zal hieromtrent een voorstel aan het Bestuur worden gedaan dat zowel consequenties zal hebben voor de relatie met de ENCI, de toekomst van BioMill en de slibdrogers alsook de noodzaak voor nieuwe investeringen zal aangeven. Het meerjarenperspectief voor de unit Waterschapsheffingen Het is al heel lang duidelijk dat schaalvergroting op het gebied van belastingheffing en invordering zowel financieel als qua kwaliteit van de dienstverlening een heel direct en relatief groot effect heeft. Op basis van het digitale concept, wat in de eerste jaren na totstandkoming van de unit is geïmplementeerd, en dat in Nederlands waterschapsland prominent is, worden bij schaalvergroting twee strategieën gevolgd. Allereerst samenwerking met waterschappen waarbij de samenwerking met Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden in 2007 als eerste van start is gegaan. Helaas is het niet gekomen tot samenwerking met de Brabantse waterschappen, maar wij blijven ons richten op mogelijke partners. Daarnaast is in 2009 voor het eerst de belastingheffing voor de gemeente Venlo door het WBL uitgevoerd. De opgedane ervaring is een goede basis om met meer gemeenten een dergelijke samenwerking op te zetten. Daarnaast zijn er tal van ontwikkelingen, zowel met betrekking tot de inhoud van de werkzaamheden (Waterschapshuis, basisregistraties, internetgebruik voor communicatie met belastingbetalers, etc.) als met betrekking tot de uitgangspunten voor de belastingheffing (Waterschapswet, kwijtschelding, etc.) die eigenlijk allemaal een steeds grootschaliger uitvoering aantrekkelijk maken, en direct leiden
Waterschapsbedrijf Limburg
Meerjarenraming 2010-2014 / Begroting 2010
blz. 9
tot besparingen en grotere klantvriendelijkheid voor de belastingbetaler en een grotere bedrijfszekerheid voor de heffende organisatie. De toekomst van de units Personeel en Ondersteuning en Planning en Control Beide ondersteunende units volgen de ontwikkelingen van de units Zuiveringsbedrijf en Waterschapsheffingen. In de huidige situatie vervullen de units naast hun normale takenpakket een aantal andere en veeleisende opdrachten als gevolg van de vele veranderingen. Het betreft hier het ondersteunen van ZVB en Waterschapsheffingen bij het verkennen van de mogelijkheden tot en het effectueren van externe samenwerking (businessplannen, begrotingen, begeleiding medewerkers, e.d.). Gelet op de lange termijn ontwikkelingen heeft de unit P&C de strategie gevolgd om de capaciteit gelijk te laten verlopen met de concrete behoefte uit het WBL. Vanuit de shared-services gedachte wordt door WPM en WRO regelmatig een beroep gedaan op de medewerk(st)ers van P&O. Hoe de toekomst van deze twee units er qua structuur uit zal zien zal ervan afhangen of de unit Waterschapsheffingen opgaat in een regionaal belastingkantoor. In dat geval zijn er vele mogelijkheden: opsplitsen, onderbrengen bij of ZVB of Waterschapsheffingen met een SLA met de andere partij, of verzelfstandigen en een SLA met beide én mogelijk meerdere partijen die op basis van een SLA willen samenwerken. Gelet op de aanpassingen in capaciteit die al hebben plaats gevonden c.q. gepland zijn, de groei in activiteiten bij Waterschapsheffingen en ZVB en de vele werkzaamheden volgend uit de veranderingsprocessen is er momenteel bij beide units geen sprake van overcapaciteit. Wel wordt gestreefd naar een meer flexibele en activiteitgerichte inzet van de medewerkers. De toekomst van het WBL Het Waterschapsbedrijf Limburg heeft in de afgelopen jaren haar waarde meer dan bewezen. Zowel op het gebied van kostenbeheersing, kwaliteit en kwantiteit van de geleverde productie, de doelmatige, doeltreffende en efficiënte bedrijfsvoering, medewerkertevredenheid en de ontwikkelde en uitgevoerde strategie is het WBL opvallend succesvol geweest zowel in absolute zin als in relatieve zin ten opzichte van de ontwikkelingen in overheidsland in het algemeen en waterschapsland in het bijzonder. Succesfactoren die hierbij een bepalende rol hebben gespeeld zijn: •
Besturen op afstand en op strategische hoofdlijnen (van input naar output, van korte naar lan-gere termijn).
•
Focus is de optimalisatie van sterke kanten van de organisatie.
•
Ontwikkeling strategie en consistentie in de uitvoering daarvan.
•
Eenduidige integrale verantwoordelijkheid laag in de organisatie leggen.
•
Voortdurende nadruk zowel collectief als individueel op de zeven cultuurcompetenties (veranderingsbereidheid, integriteit, samenwerken, verantwoordelijkheid, zelfontwikkeling, coaching, passie).
•
Investeren in de ontwikkeling van management en overige medewerkers.
In die zin is de prestatie van het WBL een collectieve prestatie van bestuur, management en medewerkers. Of het WBL in deze structuur nog lang zal blijven bestaan is afhankelijk van met name de toekomst van de unit Waterschapsheffingen. Indien deze unit, doordat ze meerdere klanten bedient, beter een zelfstandige toekomst kan hebben als kantoor voor lokale belastingen, wordt het WBL vrijwel synoniem aan het Zuiveringsbedrijf. Ook indien een dergelijke ontwikkeling zich zal gaan voordoen is het te
Waterschapsbedrijf Limburg
Meerjarenraming 2010-2014 / Begroting 2010
blz. 10
verwachten dat de verworvenheden van het WBL uit de periode 2004-2009 de basis zullen zijn voor de toekomst van de vier units van het WBL.
Waterschapsbedrijf Limburg
Meerjarenraming 2010-2014 / Begroting 2010
blz. 11
2.2
Financiële gevolgen 2010-2014 van uitvoeringsbeleid Waterschapsbedrijf
2.2.1
Gehanteerde kwantitatieve uitgangspunten (rekenuitgangspunten)
Voor de jaren van de meerjarenraming worden de volgende kwantitatieve uitgangspunten gehanteerd:
inflatie loonkosten rente
2010
2011
2012
2013
2014
2% 2% 5,0%
2% 2% 5,0%
2% 2% 5,5%
2% 2% 5,5%
2% 2% 5,5%
Voor een uitgebreidere toelichting op de rekenuitgangspunten zie bijlage 2.
2.2.2 2.2.2.1
Kosten, Baten en Netto kosten volgens de MJR 2010-2014 Wat gaan we investeren
Het meerjareninvesteringsprogramma (MIP 2009-2013) is bijgevoegd als bijlage 1 en is verkort weergegeven (naar de BBP beleidsproducten) in paragraaf 4.2. Het uitgavenniveau voor de meerjaren periode is daarbij vastgesteld op € 30,4 mln. (prijspeil 2010) in het jaar 2010 en in de jaren 2011 t/m 2014 wordt voorlopig uitgegaan van een jaarlijks uitgavenvolume van € 34,2 mln. (prijspeil 2011). In de onderhavige MJR en het MIP is de reeds eerder genoemde overheveling doorgevoerd waarbij jaarlijks terugkerende investeringsuitgaven voor onderhoud zijn overgeheveld naar de exploitatie (jaarlijks € 0,8 mln.). 2.2.2.2
Wat gaat het kosten
Specifieke ontwikkelingen in de periode 2008 - 2009 van invloed op de MJR Op 7 juli 2008 is bij het vaststellen van de Bestuursbegroting 2009 ingestemd met een onttrekking aan de reserve in 2009 van € 800.000,- (éénmalige dekking voor de vanuit de investeringen overgehevelde onderhoudsuitgaven). Begin 2009 is de bijgestelde begroting 2009 uitgewerkt, waarbij de volgende wijzigingen ten opzichte van de Bestuursbegroting 2009 zijn doorgevoerd: •
Bij gerechtelijke uitspraak inzake de kwestie wel/niet lozen op rijkswater door de zuiveringen Roermond en Gennep, is het WBL in het gelijk gesteld en zijn de teveel betaalde rijksheffingen over de jaren 2000-2008 ad € 3,2 mln.(incl. rente) terugbetaald;
•
de samenwerking vanaf 2009 met gemeente Venlo op het gebied van de belastingheffing;
•
het effect van de sterke fluctuaties in de energietarieven;
•
de besluiten tot het stopzetten van de droger Venlo en het besluit tot het amoveren van de rwzi Heerlen en het transporteren van het te zuiveren afvalwater van Heerlen naar Hoensbroek.
Deze incidentele effecten voor 2009 zijn gecorrigeerde in de voorliggende Begroting 2010.
Waterschapsbedrijf Limburg
Meerjarenraming 2010-2014 / Begroting 2010
blz. 12
Ontwikkeling totale kosten volgens de MJR Vanwege de grote incidentele effecten in de gewijzigde Begroting 2009 wordt de ontwikkeling in het meerjarenperspectief afgezet tegen de raming voor het jaar 2010. Uit de tabel op blz. 14 blijkt dat voor het jaar 2010 een sluitende begroting wordt gepresenteerd en dat voor de opvolgende jaren overwegend positieve resultaten worden verwacht. Aan het eind van de planperiode (jaar 2014) wordt een negatief resultaat verwacht ad € 1,0 mln. Gesaldeerd over de planperiode 2010-2014 blijft het verwachte resultaat echter positief (ca. € 0,6 mln.). Het totale kostenniveau van het WBL stijgt van € 86,7 mln. in het jaar 2010 naar € 93,9 mln. in 2014. Dit betekent een stijging met 8,3% t.o.v. het jaar 2010 hetgeen nagenoeg overeenkomt met de inflatiecorrectie (jaarlijks + 2% = + 8,2% voor de gehele periode). Ontwikkeling kapitaallasten De kapitaallasten worden bepaald door twee zaken: de investeringen in het verleden en de daarvoor op te brengen rente en afschrijving én de investeringen zoals geraamd voor de komende jaren. De kapitaallasten volgend uit de investeringen uit het verleden zijn nauwelijks te beïnvloeden. Alleen het optimaliseren van de leningovereenkomsten heeft hierop een effect. De kapitaallasten in 2014 worden 8,1% hoger geraamd dan de kapitaallasten in het jaar 2010. De kapitaallasten in de jaren 2010, 2011 en 2013 liggen in lijn met de ramingen voor deze jaren in de vorige MJR. In 2014 vindt een forse stijging plaats vanwege de verminderde vrijval van afschrijvingen uit de staat van activa. Personeelsformatie en -lasten In de nu voorliggende meerjarenraming wordt in de periode 2009–2014 een reductie voorzien van 225,5 naar 223,7 fte.; deze daling met 1,8 fte is gespecificeerd naar functies en er zijn sluitende afspraken met de betreffende units over gemaakt. De personele kosten nemen in de periode 2010–2014 toe met 10,4% als gevolg van de gehanteerde reële kostenstijging van 2% jaarlijks en periodieken. Kosten van goederen en diensten van derden Specifieke aandachtspunten hierbij zijn de onderhoudsuitgaven: zoals reeds eerder vermeld zijn € 800.000,-- aan uitgaven structureel overgeheveld van de investeringsfeer naar de exploitatiesfeer. Om de begroting sluitend te krijgen was het in 2009 noodzakelijk om deze € 800.000,-- te onttrekken uit de reserve. In de jaren daarna is er voldoende ruimte in de meerjarenbegroting. Op termijn zal de structurele verlaging met € 800.000,van de investeringsuitgaven uiteraard ook leiden tot lagere kapitaallasten; naast deze overheveling is in de vorige MJR aangegeven dat op basis van het Meerjaren Exploitatie Programma onderhoud (MEPo) de onderhoudskosten moeten groeien (vooral ten behoeve van het inlopen van achterstallig onderhoud) met totaal € 1,0 mln. per jaar. Deze benodigde verhoging wordt gefaseerd doorgevoerd. Voor de jaren 2009 en 2010 betekent dit een verhoging met jaarlijks € 350.000,- en voor het jaar 2011 een verhoging met € 300.000,- zodat vanaf het jaar 2011 de benodigde verhoging met € 1,0 mln. is gerealiseerd; als gevolg van de optimalisatie van de uitvoering en organisatie van onderhoud wordt over de periode 2009-2013 een besparing op onderhoud door derden gerealiseerd. Over de periode 2010-2014 bedraagt deze besparing € 3 mln. Over de planperiode stijgen de energielasten in 2014 met 8,9% ten opzichte van 2010 welke stijging nagenoeg overeenkomt met de inflatie. In vergelijking met de vorige MJR zijn de prijzen voor elektrici-
Waterschapsbedrijf Limburg
Meerjarenraming 2010-2014 / Begroting 2010
blz. 13
teit en aardgas flink gedaald als gevolg van de kredietcrisis, hetgeen zich nu vertaalt in een structureel lagere raming van de energiekosten vanaf 2010. De ontwikkeling van de bijdragen aan derden Het kostenbudget voor bijdragen aan derden ontwikkeld zich met een stijging van 8,0% ten opzichte van de jaarschijf 2010 nagenoeg conform de regulier inflatie.
Ontwikkeling van de baten Het WBL onderscheidt in dezen de eigen baten (incl. de vergoeding van Stichtse Rijnlanden en van de gemeente Venlo) en de bijdragen van de beide waterschappen. De eigen baten zijn in 2014 ten opzichte van 2010 afgenomen met 7,4% hetgeen veroorzaakt wordt door de lagere financiële baten, bestaande uit de berekende rente over de aangehouden voorzieningen. Door het in de planperiode terugkopen van Waterlandstichting-projecten wordt de omvang van deze voorzieningen fors lager en derhalve ook de over deze voorzieningen berekende rente. Deze daling wordt deels gecompenseerd door de toename van de vergoeding van de gemeente Venlo uit hoofde van de samenwerking op belastinggebied. De bijdrage van de beide waterschappen blijft in 2010 gelijk aan de bijdrage 2009 en stijgt vanaf het jaar 2011 overeenkomstig de inflatie.
Waterschapsbedrijf Limburg
Meerjarenraming 2010-2014 / Begroting 2010
blz. 14
Kosten, Baten en Netto kosten volgens de MJR 2010-2014 + Begroting 2010 Rekening Begroot
TOTAAL WBL ( bedragen x 1.000 euro )
2008
2009 (*)
Meerjarenram ing
Begroot Mutatie
2010
2011
2012
2013
2014
L AS T EN rentelasten huur van gebouw en afschrijving voorziening afschrijving
totaal kapitaallasten salarissen sociale lasten overige personeelslasten personeel van derden voormalig personeel en bestuur
totaal personeelslasten
8.531 2.814 21.030 2.692
8.197 2.875 23.435 2.692
632 23 -3.392 0
8.829 2.898 20.043 2.692
9.676 2.529 19.684 2.449
11.433 1.599 20.783 1.479
12.474 230 21.361 255
13.532 230 23.228 255
35.067
37.199
-2.737
34.462
34.338
35.294
34.320
37.245
10.431 2.254 783 143 86
11.713 2.267 729 614 147
306 437 35 11 4
12.019 2.704 764 625 151
12.379 2.788 780 637 154
12.740 2.873 795 650 157
13.029 2.940 811 663 161
13.408 2.875 827 676 164
13.697
15.470
793
16.263
16.738
17.215
17.604
17.950
duurzame gebruiksgoederen overige gebruiks- en verbruiksgoederen energie huren en rechten verzekeringen belastingen onderhoud door derden overige diensten door derden
397 2.253 11.643 166 101 640 9.275 10.347
559 2.262 11.863 200 117 -1.909 8.474 11.682
-38 31 -562 -2 3 2.933 16 -455
521 2.293 11.301 198 120 1.024 8.490 11.227
531 2.502 11.609 201 123 1.045 9.404 10.722
542 2.551 11.843 205 125 1.065 9.592 10.600
553 2.602 12.064 210 128 1.086 9.724 10.771
564 2.655 12.312 215 130 1.109 9.917 10.945
totaal goederen en diensten van derden
34.822
33.248
1.926
35.174
36.137
36.523
37.138
37.847
334 43
200 147
-200 3
0 150
0 153
0 156
0 160
0 162
377
347
-197
150
153
156
160
162
702
260 515
5 -137
265 378
270 378
276 378
282 378
287 378
702
775
-132
643
648
654
660
665
bijdrage aan bedrijven bijdrage aan overheden en overige
totaal bijdragen aan derden toevoeging aan voorzieningen onvoorzien
totaal toevoegingen + onvoorzien TOTAAL LASTEN
84.665 87.039
-347 86.692 88.014 89.842 89.882 93.869
BAT EN financiële baten personeelsbaten goederen en diensten aan derden bijdrage van derden opbrengst vervolgingskosten geactiveerde lasten
TOTAAL EIGEN BATEN BIJDRAGE WATERSCHAPPEN ONTTREKKING AAN RESERVE
1.641 43 1.504 682
1.017 33 2.914 88
1.189 33 3.175 88
1.187 34 3.335 88
883 35 3.380 88
325 35 3.428 88
326 36 3.475 88
650 1.323
172 0 261 0 0 20
518 1.048
650 1.343
650 1.362
650 1.383
650 1.403
650 1.424
5.436
6.025
453
6.478
6.656
6.419
5.929
5.999
77.878 80.214 2.125 800
EXPLOITATIE-RESULTAAT
0 80.214 81.818 83.455 85.124 86.826 -800 0 0 0 0 0
774
0
0
0
460
32
1.171
-1.044
208,84
225,54
-2,00
223,54
223,71
223,71
221,96
221,96
PERSONEEL aantal formatieplaatsen (fte's) per ultimo
(*) Dit betreft de gewijzigde begroting 2009
Waterschapsbedrijf Limburg
Meerjarenraming 2010-2014 / Begroting 2010
blz. 15
2.3
Beschouwing bij de Begroting 2010
2.3.1
De ontwikkelingen sinds het begrotingsjaar 2009
In deze paragraaf dient aandacht te worden besteed aan: •
de externe en interne ontwikkelingen die zich sinds het vaststellen van de vorige begroting en de behandeling van de meerjarenraming hebben voorgedaan
•
afwijkingen van uitgangspunten en grondslagen zoals deze voor de vorige begroting en de meerjarenraming zijn gehanteerd
• belangrijke afwijkingen ten opzichte van de cijfers in de meerjarenraming Het maken van een vergelijking met de meerjarenraming is vanwege het behandelen van beide stukken in een vergadering niet opportuun. Resteert een vergelijking met het voorgaande begrotingsjaar. Relevante ontwikkelingen sinds de vorige begroting: •
het vertrek van V&H en het Laboratorium;
•
de samenwerking met de gemeente Venlo op het belastinggebied;
•
het opschonen van het investeringsprogramma waardoor een aantal - kleinere - investeringen voortaan rechtstreeks ten laste komen van de exploitatie;
•
door de sterk gedaalde energieprijzen (effect van de kredietcrisis) wordt in 2010 een inkoopvoordeel op de energielasten bereikt;
•
het buiten gebruik stellen van de droger Venlo;
•
de gerechtelijke uitspraak met betrekking tot het geschil inzake het wel/niet verschuldigd zijn van rijksheffingen voor de effluentlozingen van de rwzi’s Roermond en Gennep.
In de toelichtingen van de diverse units wordt hier zo nodig verder op ingegaan. Uitgegaan is van de met de waterschappen afgestemde technische uitgangspunten waarbij voor 2010 een inflatiepercentage van 2% is gehanteerd. Wat betreft het investeringsniveau is uitgegaan van € 30,4 mln. (prijspeil 2010) zijnde het afgesproken niveau van € 30 mln. (prijspeil 2008) verhoogd met inflatie, verminderd met € 800.000,-- zijnde uitgaven die jaarlijks terugkomen en voortaan direct uit de exploitatie worden gefinancierd. Ten opzichte van 2009 dalen de kapitaallasten met € 2,9 mln. voornamelijk als gevolg van de eenmalige inhaalafschrijvingen ad € 1,4 mln. in 2009 op de droger Venlo en het in 2010 vervallen van de reguliere afschrijvingen op de droger Venlo ad € 0,7 mln. Het restant wordt veroorzaakt door een grotere vrijval van afschrijvingen dan dat er geïnvesteerd wordt. De personeelslasten stijgen met € 0,9 mln. en zijn ten opzichte van 2009 gecorrigeerd voor het effect van CAO, sociale lastenstijging en inflatie alsmede voor periodieken
2.3.2
Uitgangspunten en normen
Voor het begrotingsjaar 2010 wordt gerekend met een inflatiepercentage van 2% over de directe kosten en een stijging van de loonkosten met 2%. Daarnaast wordt voor de loonkosten nog rekening gehouden met het effect van periodieke verhogingen. Het rentepercentage voor het jaar 2010 wordt gesteld op 5%. Voor een uitgebreidere toelichting op de rekenuitgangspunten zie bijlage 2.
Waterschapsbedrijf Limburg
Meerjarenraming 2010-2014 / Begroting 2010
blz. 16
2.3.3
Incidentele baten en lasten
Bij een vergelijking van de begrotingsjaren 2009 en 2010 dient rekening te worden gehouden met een aantal incidentele componenten in het begrotingsjaar 2009. Deze komen niet terug in het jaar 2010. Er zijn in het begrotingsjaar 2009 de volgende eenmalig optredende baten en lasten opgenomen: •
Lasten: o een inhaalafschrijving ad € 1,4 mln. als gevolg van het buiten gebruik stellen van de droger Venlo; o een terugbetaling in 2009 ad € 3,2 mln. (incl. rente) van betaalde rijksheffingen over de jaren 2000-2008 voor de effluentlozingen door de rwzi’s Roermond en Venlo;
•
Baten: hierbij is geen sprake van incidentele posten.
•
Wel is er sprake van een incidentele onttrekking aan de bedrijfsreserve van € 0,8 mln. ter compensatie van de overheveling van uitgaven vanuit het MIP naar de exploitatie. Een dergelijke onttrekking vindt niet meer plaats voor het jaar 2010.
Waterschapsbedrijf Limburg
Meerjarenraming 2010-2014 / Begroting 2010
blz. 17
2.3.4
Kostentoerekening
Alle kosten binnen het Waterschapsbedrijf gemaakt door de unit Zuiveringsbedrijf – incl. de hieraan doorberekende kosten vanuit ondersteuning - worden toegerekend aan de taak zuiveringsbeheer. De kosten gemaakt door de unit Waterschapsheffingen – incl. de hieraan doorberekende kosten vanuit ondersteuning – worden deels toegerekend aan de taak zuiveringsbeheer én deels toegerekend aan de taak watersysteemheffing. Uitgangspunt voor de kostentoerekening is dat de kosten worden toegerekend naar rato van het aandeel van de kosten dat betrekking heeft op de betreffende kostendrager. Hieruit resulteert de volgende verdeling : Zuivering
Watersysteem
beheer
beheer
Planvorming Eigen plannen
100%
Bouw en exploitatie zuiveringstechnische werken Getransporteerd afvalwater Gezuiverd afvalwater Verwerkt slib
100% 100% 100%
Beheersing van lozingen WVO-vergunningen en meldingen Handhaving WVO Rioleringsplannen en subsidies lozingen
100% nvt 100%
nvt
Heffing en invordering Belastingheffing 5101
kostentoedeling, classificatie en belastingverordening
5102
aanslagen huishoudens en forfaitaire bedrijfsruimten
5103
aanslagen wvo overige bedrijven
5104
Verzoek-/ bezwaar-/ beroepschrift huishoud./ forfait. bedrijven
5105
bezwaar- en beroepschriften WVO overige bedrijven
5110
Aanslagoplegging omslag gebouwd, ongebouwd en pachters (kwant.)
5111
Verzoek/bezwaar/beroep omslag gebouwd, ongebouwd en pachters (kwant.)
100% 50%
50% 100% 50% 100%
50% 100% 100%
Invordering 5201
betalingsverwerking aanslagen
5202
kwijtschelding
5203
invorderingsmaatregelen aanslagen
Bestuur en externe communicatie Bestuur Externe communicatie Dekkingsmiddelen Onvoorzien
Waterschapsbedrijf Limburg
50% 50% 50%
100% nvt
50% 50% 50%
nvt
97%
Meerjarenraming 2010-2014 / Begroting 2010
3%
blz. 18
2.3.5
Onttrekkingen aan ‘overige bestemmingsreserves’ en voorzieningen
Er vindt ten behoeve van de Begroting 2010 geen onttrekking plaats aan ‘overige bestemmingsreserves’ en voorzieningen.
2.3.6
Waterschapsbelastingen
Het Waterschapsbedrijf is een uitvoeringsorganisatie en is als zodanig ondersteunend aan de activiteiten van de Waterschappen Roer en Overmaas resp. Peel en Maasvallei. Deze beide all-in waterschappen stellen de tarieven voor de waterschapsbelastingen vast alsmede het kwijtscheldingsbeleid. Onderdeel van de eigen baten vormen de opbrengsten voor incassokosten, welke volgens de comptabele voorschriften worden gekwalificeerd als ‘waterschapsbelastingen’. Deze baten compenseren een op een de kosten voor het incasseren van niet betaalde heffingsaanslagen. De opbrengsten van het Waterschapsbedrijf bestaan naast de eigen baten uit de verplichte bijdragen van de beide waterschappen. Overeenkomstig het besluit van Dagelijks Bestuur van het WBL treedt er in 2010 géén stijging op van de bijdrage door de beide waterschappen.
2.3.7
Reservepositie: het weerstandvermogen en de ontwikkeling van de Netto kosten
Het weerstandsvermogen bestaat uit de relatie tussen de middelen en mogelijkheden waarover de organisatie beschikt of kan beschikken om niet begrote kosten te dekken (in concreto: de bedrijfsreserve) én alle risico’s waarvoor geen maatregelen zijn getroffen en die van materiële betekenis kunnen zijn in relatie tot de financiële positie. Ultimo 2008 bedraagt de bedrijfsreserve € 1.917.000,-- (uitgaande van de toevoeging aan deze reserve van het positieve resultaat over 2008 en de gerealiseerde onttrekking in 2008). Rekening houdend met de geplande onttrekking aan deze reserve in 2009 ad € 800.000,- komt de stand per ultimo 2009 overeen met € 1.117.000,-Een potentieel risico dat van materiële betekenis kan zijn in relatie tot de financiële positie wordt gevormd door de investeringen die het Waterschapsbedrijf via de Waterlandstichting heeft uitgevoerd in panden en installaties met de optie om die na 10 jaren weer terug te kopen. De Waterlandstichting heeft met een brief in april 2009 het Waterschapsbedrijf Limburg op de hoogte gebracht dat de belastingdienst een naheffingsaanslag omzetbelasting heeft opgelegd over 2003 van € 15,5 mln. De totaal opgelegde aanslagen omzetbelasting aan de Waterlandstichting over de periode 1997-2003 bedragen momenteel € 62,2 mln. De aanslagen betreffen totaalaanslagen ter veiligstelling van de claim en zijn derhalve niet onderbouwd per project. Waterschapsbedrijf Limburg kan mogelijk aangesproken worden voor de naheffingsaanslagen omzetbelasting voor kosten waarover de stichting omzetbelasting heeft teruggevorderd en die betrekking hebben op gebouwen en installaties die voor het Waterschapsbedrijf zijn gebouwd of verbouwd. In de periode 1997-2003 zijn door het WBL € 71 mln. aan investeringen gerealiseerd via de stichting. Uitgaande van het voor de betreffende jaren vigerende Btw-tarief bedraagt de claim voor het WBL maximaal € 13,5 mln. De Waterlandstichting stelt zich op het standpunt dat de aanslagen dienen te worden ingetrokken maar kan niet uitsluiten dat uiteindelijk een bedrag zal moeten worden betaald.. Vanuit de water-
Waterschapsbedrijf Limburg
Meerjarenraming 2010-2014 / Begroting 2010
blz. 19
schappen is de wens geuit duidelijkheid te verkrijgen over deze aanslagen. Daartoe zijn met de belastingdienst de volgende afspraken gemaakt. De Waterlandstichting overlegt aan de belastingdienst de informatie over twee objecten, die onderdeel uitmaken van de objecten waarover aanslagen zijn opgelegd. De belastingdienst motiveert de naheffingsaanslag. Vervolgens zal de Waterlandstichting de ingediende bezwaarschriften motiveren. Nadat de belastingdienst uitspraak op bezwaar heeft gedaan, en voor zover niet tegemoet gekomen wordt aan de ingediende bezwaren, stelt de Waterlandstichting beroep in bij de rechtbank. De uitkomst van deze gerechtelijke procedure (eventueel tot de hoogste instantie) zal van toepassing zijn op de overige projecten. Door het Waterschapsbedrijf Limburg is nog geen voorziening getroffen voor de mogelijk te verwachten belastingclaims, omdat de Waterlandstichting zich op het standpunt stelt dat de claims van de belastingdienst moeten worden ingetrokken. De ontwikkeling van de netto kosten in relatie tot de omvang van de bedrijfsreserve wordt onderstaand in het perspectief van de MJR 2010-2014 geplaatst : TOTAAL WBL
Rekening Begroot
( bedragen x 1.000 euro ) Totaal Lasten Totaal Eigen Baten Onttrekking aan de reserve Bijdrage Waterschappen Resultaat Verloop Bedrijfsreserve (ultimo jaar)
2008
2009 (*)
84.665 87.039 5.436 6.025 2.125 800 77.878 80.214 774 0 1.917
1.117
Meerjarenraming
Begroot Mutatie
2010
2011
2012
2013
2014
-347 86.692 88.014 89.842 89.882 93.869 453 6.478 6.656 6.419 5.929 5.999 -800 0 80.214 81.818 83.455 85.124 86.826 0 0 460 32 1.171 -1.044 0
1.117
1.577
1.609
2.780
1.736
Noot: aan de reservepositie is een maximum gesteld van € 4,5 mln.
2.3.8 2.3.8.1
Financiering Treasury-paragraaf (financieringsparagraaf)
Met als doel het bevorderen van een solide financiering en kredietwaardigheid van de decentrale overheden, is per 1 januari 2001 de Wet FiDO (financiering decentrale overheden) in werking getreden. Uit hoofde van deze wet is voor de organisatie een treasurystatuut opgesteld, waarin o.a. de taken, bevoegd- en verantwoordelijkheden, beleid, doelstellingen en uitgangspunten omtrent de treasuryfunctie zijn uitgewerkt. Verplicht dient in de begroting en de jaarrekening - in de treasuryparagraaf - verslag te worden gedaan van de uitvoering van het treasurybeleid, bedoeld voor het sturen en beheersen van, verantwoorden over en toezicht houden op de treasury. De treasury-onderwerpen in deze begroting zijn de volgende: A. Ontwikkelingen met invloed op de treasuryfunctie en het treasurybeleid A.1 Ontwikkelingen binnen en buiten het waterschap A.2 Relatie met de meerjarenraming A.3 Rentevisie
Waterschapsbedrijf Limburg
Meerjarenraming 2010-2014 / Begroting 2010
blz. 20
B.
Treasurybeheer B.1 Het risicobeheer B.2 Het liquiditeitenbeheer B.3 De waterschapsfinanciering B.4 Het kasbeheer
A.
Ontwikkelingen met invloed op de treasuryfunctie en het treasurybeleid
A.1 Ontwikkelingen binnen en buiten het waterschap Het Waterschapsbedrijf haalt haar financiering niet uit de opgelegde belastingaanslagen, maar verkrijgt deze door ontvangst van maandelijkse bijdragen afkomstig van de beide all-in waterschappen op basis van de voor het WBL vastgestelde begroting. Het WBL blijft echter een zelfstandige organisatie die het eenmaal toegewezen budget zelfstandig besteedt en wanneer nodig zelfstandig geldleningen afsluit. Met ingang van 2008 wordt de nieuwe waterschapswet van kracht, welke voor het eerst van toepassing is op het begrotingsjaar 2009. Voor de financiële bedrijfsvoering van het Waterschapsbedrijf is daarbij met name van belang dat de comptabiliteitsvoorschriften zijn vervangen door het BBVW (Bepalingen Beleidsvoorbereiding en Verantwoording Waterschappen) en dat een zwaarder accent op rechtmatigheid wordt gelegd. Op de wijziging van de voorschriften is door het WBL reeds eerder geanticipeerd; de vereiste wijzigingen zijn doorgevoerd. De Nederlandse economie krimpt in 2009 naar verwachting met een na-oorlogs record van 3½%. Voor 2010 wordt eveneens een krimp voorzien, van ¼%. De grootste aanstichter hiervan is de relevante wereldhandel, die naar verwachting in 2009 gemiddeld maar liefst bijna 10% onder het niveau van vorig jaar ligt. Dit treft de uitvoer van Nederland hard. In navolging van de relevante wereldhandel neemt de uitvoervan goederen dit jaar af met 11¾%. Doordat de koopkracht dit jaar in doorsnee flink verbetert als gevolg van de gedaalde energieprijzen, is de terugval van de particuliere consumptie, met ¼%, relatief beperkt. De geraamde werkloosheid zal in twee jaar meer dan verdubbelen, van bijna 4% in 2008 tot 8¾ % in 2010. De inflatie komt zowel dit jaar als volgend jaar uit op 1%. De gemiddelde contractloonstijging bedraagt in 2009 nog 3%, maar valt in 2010 terug tot 1½%. De overheidsbegroting komt in de rode cijfers terecht. In 2009 bedraagt het begrotingstekort 2,8% BBP (Bruto BinnenlandsProduct). In de huidige projectie neemt het tekort volgend jaar verder toe tot 5,6% BBP, nog zonder rekening te houden met het stimuleringspakket waartoe het kabinet heeft besloten. A.2 Relatie met de meerjarenraming Het uitgewerkte begrotingsjaar 2010 vormt de eerste jaarschijf van de meerjarenbegroting. In de hoofdstukken 2 en 3 is uitgebreid aandacht besteed aan de door het WBL te volgen strategie. De financiële consequenties daarvan zijn zo veel als mogelijk in begroting 2010 en MJR 2010-2014 opgenomen. De bestendige gedragslijn is daarbij steeds voor ogen gebleven; een en ander leidt dus niet tot forse afwijkingen ten opzichte van voorgaande begrotingen. Voor 2010 en volgende jaren zijn in overleg met WRO en WPM uitgangspunten opgenomen omtrent de ontwikkeling van inflatie, loonkostenstijging en rentestanden. Bij de investeringsramingen voor de komende jaren wordt gestreefd naar een stabiel uitgavenniveau, hetgeen een nivellerend effect zal hebben op de kostenontwikkeling. Indien nodig zullen nieuwe geldleningen worden aangetrokken. De laatst aangetrokken geldlening bedroeg € 15 mln. , datum 20 december 2008, rente 3,9%, aflossing 5 jaar lineair.
Waterschapsbedrijf Limburg
Meerjarenraming 2010-2014 / Begroting 2010
blz. 21
Verder zijn in 2008 in verband met de terugkoop van enkele activa van de Waterlandstichting enkele geldleningen overgenomen tot een totaalbedrag van € 33,1 mln. waarvan de rentepercentages variëren tussen 4,26% en 6,98%. A.3 Rentevisie De in 2010 gehanteerde rentevoet voor af te sluiten geldleningen (looptijd 20 jaar) bedraagt 5,0%. Voor kortlopende financieringsbehoefte (rekening-couranttegoeden) wordt in 2010 een rentevoet van 2,5% gehanteerd. Verderop in de planperiode worden deze percentages licht verhoogd. Gevolg van de afspraken over de liquiditeitsstromen tussen het WBL en de beide all-in waterschappen is dat het renterisico van te late of te vroege heffingsontvangsten bij de waterschappen ligt. Het WBL draagt het renterisico van een verschil tussen een gelijkmatige betaling van de bijdrage door de waterschappen en een ongelijkmatig uitgavenpatroon gedurende het jaar. Vooralsnog wordt verondersteld dat dit rente-effect budgetneutraal zal blijven. -/-
Voor een volledig overzicht van de voor 2010 gehanteerde (rekenkundige) uitgangspunten verwijzen wij u hier naar bijlage 2.
B.
Treasurybeheer
B.1 Het risicobeheer Het risicoprofiel van het Waterschapsbedrijf Limburg kan als laag worden gekwalificeerd. Onderkende risico’s in dit verband zijn: renterisico’s, kredietrisico’s, liquiditeitsrisico’s, koersrisico’s en voor zover ter zake doende, valutarisico’s. • het renterisico op de vlottende schuld wordt ingeperkt door het hanteren van de kasgeldlimiet (= de maximaal toegestane netto korte schuld). De hoogte van de kasgeldlimiet is wettelijk bepaald op 23% van de totale omzet ( € 86,7 mln.), dus voor 2010: € 19,9 mln.; • naast de kasgeldlimiet geeft de renterisiconorm inzicht in de feitelijke risico’s op de vaste schuld. Het financieren en beleggen van gelden houdt in dat er renterisico wordt gelopen. De renterisiconorm geeft het maximale leningenbedrag aan dat binnen 1 jaar onderhevig mag zijn aan rentewijziging. Dit per jaar te berekenen normbedrag is wettelijk bepaald op 20% van de netto-vaste-schuld. Toepassing van deze norm heeft tot gevolg dat jaarlijks geen al te grote verschillen in rentelasten (en –baten) kunnen voorkomen. B.2 Het liquiditeitenbeheer Het te volgen financieringsbeleid ligt vast in het Financieringsstatuut en houdt in dat beleidsmatig wordt gestreefd naar een gemiddelde nulstand van het rekening-courantsaldo. Gezien het tijdens het jaar niet-synchroon lopen van ontvangsten en uitgaven zijn fluctuaties rond het nulpunt onvermijdelijk en dus toegestaan. Wel is het hierbij van belang dat de kasgeldlimiet, hierboven berekend op € 19,9 mln., niet wordt overschreden. B.3 De waterschapsfinanciering Langlopende geldleningen worden in de regel alleen dan afgesloten als dat past binnen de lange termijn financieringsbehoefte.
Waterschapsbedrijf Limburg
Meerjarenraming 2010-2014 / Begroting 2010
blz. 22
Bepaling van de financieringsbehoefte: • het investeringsvolume 2010: € 30,4 mln.; • de te betalen aflossingen op geldleningen in 2010: € 10,9 mln. • de begrote afschrijvingen in 2010: € 20,0 mln.; • toevoeging aan voorziening aankoop onroerend goed: € 2,7 mln. • in 2010 worden geen werken overgenomen van de Waterlandstichting. Op basis van bovenstaand berekende financieringsbehoefte, zou in principe in 2010 een bedrag van € 18,6 mln. ( € 30,4 + 10,9 – 20,0 – 2,7 mln.) moeten worden gefinancierd met langlopende geldleningen, waarbij voor de berekening van de rentegevolgen 2010 is uitgegaan van een renteniveau van 5,0% voor nieuwe leningen. De Bedrijfsreserve: Het WBL heeft een eigen bedrijfsreserve waarmee – in principe - de effecten van jaarlijks wisselende exploitatieresultaten dienen te worden opgevangen. De bufferwerking van deze bedrijfsreserve heeft als voordeel dat eventuele exploitatietekorten van het WBL gedekt kunnen worden uit deze reserve en daardoor fluctuaties in de jaarlijkse bijdragen van de waterschappen aan het WBL worden voorkomen. Uitgangspunt vormt dat - overeenkomstig de bestaande gemeenschappelijke regelingen voor gemeentelijke uitvoeringsorganisaties - de reserve van het WBL op langere termijn niet negatief mag zijn (een tijdelijk tekort voor een periode van maximaal drie jaar is toegestaan). Is er sprake van een structureel tekort, dan wordt het tekort aangevuld door de beide integrale waterschappen. Anderzijds is afgesproken dat de reserve een maximumniveau van ca. 5% van het begrotingstotaal niet zal overschrijden. Bij een overschrijding van dit maximum dient het meerdere terug te vloeien naar de betreffende waterschappen. Waterlandstichtingconstructie: Voor de projecten die worden gerealiseerd in, en na gereedkomen worden gehuurd van, de Waterlandstichting (WLS) is een BTW-vrije koopoptie na 10-jaar-gebruik aanwezig. Omdat de stichting niet op alle projecten zelf afschrijft is in het verleden jaarlijks een dotatie aan een voorziening voor een eventueel toekomstige overname van dit onroerend goed geraamd. Het te doteren bedrag is gelijk aan de afschrijvingen van die projecten waarvoor de Waterlandstichting zelf geen afschrijving berekend. Als gevolg van de gewijzigde visie van de overheid ten opzichte van deze belastingconstructies is eind 2002 besloten om geen nieuwe overeenkomsten tot deelname aan te gaan noch bestaande overeenkomsten te wijzigen. De reeds ingebrachte en ook de officieel aangemelde projecten worden gerespecteerd en worden voortgezet onder de bestaande voorwaarden. B.4 Het kasbeheer Wanneer het saldo in rekening-courant (te) groot wordt, vindt telkens een afweging plaats of kasgeldleningen (bij debetsaldi) respectievelijk deposito’s (bij creditsaldi) financieel aantrekkelijker zijn. Deze overwegingen zijn gebaseerd op de (te verwachten) verschillen in rentepercentages tussen de diverse alternatieven. De laatste jaren is hier geen gebruik van gemaakt.
Waterschapsbedrijf Limburg
Meerjarenraming 2010-2014 / Begroting 2010
blz. 23
2.3.8.2
Risicoparagraaf
Het Waterschapsbedrijf Limburg loopt bij de taakuitoefening bepaalde risico’s welke onderstaand worden beschreven. Daarnaast zijn er andere risico’s, die wij door onze maatregelen van beperkt financieel belang achten. Hierbij denken wij aan de financiële risico’s op het gebied van mileu- aansprakelijkheid, die wij gedeeltelijk hebben afgedekt. Energiekosten De energiekosten maken een substantieel deel (ca. 14%) uit van de totale WBL-begroting. Globaal zijn 39% van deze kosten ten behoeve van de inkoop van aardgas voor de slibdrogers. De olieprijs vormt direct dan wel indirect de basis voor de prijzen van aardgas en elektriciteit. Zowel aan de productiezijde als aan de afnamezijde van olie zijn er diverse prijsbepalende factoren alsook risico’s te onderkennen. Bij de Begroting 2010 is uitgegaan van een olieprijs van $ 45 per vat vergeleken met $ 150 in 2008. Het zal duidelijk zijn dat de prijsstelling van olie door het WBL niet beïnvloedbaar is. Bij de inkoop van energie wordt nauw samengewerkt met andere waterschappen. Bij relatief gunstige prijzen wordt energieleverantie zoveel mogelijk vooruit vastgelegd. Waterlandstichtingsconstructie Vanaf aanvang jaren 90 hebben wij projecten ingebracht in de Waterlandstichting, met het behalen van fiscaal voordeel als voornaamste doelstelling. De Belastingdienst is het niet eens met de fiscale constructie en heeft naheffingen opgelegd aan de Waterlandstichting die cumulatief, d.w.z. voor alle deelnemers incl. het WBL tezamen, inmiddels meer dan € 20 miljoen bedragen. Hoewel de Waterlandstichting van mening is juridisch sterk te staan in deze kwestie, kan niet geheel worden uitgesloten dat uiteindelijk een bedrag aan de Belastingdienst betaald zal moeten worden. Alsdan zal ook het WBL voor een gedeelte hiervan worden doorbelast. Gelet op de huidige stand van zaken achten wij een voorziening hiervoor niet nodig. De accountant stemt in met deze gedragslijn. Slibverwerking De slibverwerking is op dit moment goed onder controle, maar blijft (zoals in het verleden al eens bewezen) een redelijk grote (financiële) risicofactor. Het langdurig uitvallen van één of meer drogers of onverwachte ontwikkelingen m.b.t. de afzet van het gedroogde slib naar de cementindustrie (met name de onzekere toekomst van de ENCI) heeft onmiddellijk grote financiële gevolgen. Het niet-verzekeren van het brandschaderisico van de installaties In het kader van het verzekeringsbeleid is bepaald dat de zuiveringsinstallaties niet zijn verzekerd tegen brandschade c.a. Het daaruit voortvloeiende financiële risico wordt relatief beperkt van omvang geacht, temeer daar het merendeel van de investeringen in de installaties ondergronds is gesitueerd, c.q. betonwerken zijn. Evenwel is er een beperkt risico aanwezig. In dit verband zij opgemerkt dat het kantoor en de slibdrogers wél tegen brandschade c.a. zijn verzekerd. 2.3.8.3
Verbonden partijen
Het Waterschapsbedrijf Limburg bezit 99,5% van de aandelen van Biomill BV. Deze BV heeft ten doel het opslaan en malen van slib in de meest ruime zin van het woord. Daartoe wordt van aanbieders gedroogd slib afgenomen dat na verwerking in de maalinstallaties van Biomill BV aan de ENCI in Maastricht wordt geleverd als secundaire brandstof en vulstof voor de cementproductie.
Waterschapsbedrijf Limburg
Meerjarenraming 2010-2014 / Begroting 2010
blz. 24
2.3.8.4
Bedrijfsvoering
Onder bedrijfsvoering wordt hier verstaan het geheel van interne organisatie-onderdelen en processen die ondersteunend zijn ten behoeve van de primaire processen van de waterschappen. Deze paragraaf omvat de ondersteunde beheerproducten welke hoofdzakelijk zijn ondergebracht bij de staf-unit Personeelszaken en Ondersteuning en bij de staf-unit Planning en Control. De ondersteunende activiteit bemonsteren en analyseren wordt gevolgd via de administratieve unit Laboratorium. Voor de toelichting op de ontwikkeling van de bedrijfsvoering wordt verwezen naar hoofdstuk 3 (onderdeel ondersteunende activiteiten).
2.3.8.5
EMU-saldo
Opbouw en berekening van het EMU-saldo EMU-exploitatiesaldo (voor gebruik van reserves)
1. 2. a b c d
Invloed investeringen (zie staat van vaste activa) bruto investeringen investeringssubsidies verkoop materiële en immateriële activa afschrijvingen
a b c d
Invloed voorzieningen (zie staat van reserves en voorzieningen) toevoegingen aan voorzieningen t.l.v. exploitatie onttrekkingen aan voorzieningen t.b.v. exploitatie betalingen rechtsreeks uit voorzieningen externe vermeerderingen van voorzieningen
(bedragen x € 1.000) 0 -10.357 31.100 700 0 20.043
-/+ + +
2.580 2.957 0 377 0
+ -/-/+
4. Invloed reserves (zie staat van reserves en voorzieningen) a betalingen rechtstreeks uit reserves b externe vermeerderingen van reserves
0 0 0
-/+
5. Deelnemingen en aandelen a boekwinst b boekverlies
0 0 0
-/+
3.
EMU-saldo volgens Begroting 2010
Toelichting: 2.a 3.a 3.c
-7.777
bruto investeringen is zonder aftrek van ontvangen subsidies ( € 700) is toevoeging aan voorzieningen onroerend goed (€ 2.692) en mobiliteit (€ 265) zijn uitgaven voor mobiliteit (€ 265) omdat de inleg in 2010 overeenkomt met de verwachte uitgave in 2010 + uitgaven t.l.v. de reorganisatievoorziening ( € 112)
Waterschapsbedrijf Limburg
Meerjarenraming 2010-2014 / Begroting 2010
blz. 25
3 Uitvoerend beleid 2010-2014 naar programma’s 3.1
Zuiveren en verwerken van afvalwater
Kosten, Baten en Netto kosten volgens de MJR 2010-2014 + Begroting 2010 ZUIVERINGSBEDRIJF ( bedragen x 1.000 euro )
Rekening
Begroot
2008
2009 (*)
Meerjarenraming
Begroot Mutatie
2010
2011
2012
2013
2014
L AST E N rentelasten huur van gebouwen afschrijving voorziening afschrijving
totaal kapitaallasten
8.060 2.814 19.072 2.692
7.753 2.875 22.036 2.692
567 23 -3.748
8.320 2.898 18.288 2.692
9.199 2.529 17.940 2.449
10.948 1.599 19.157 1.479
12.015 230 19.655 255
13.098 230 21.592 255
32.638
35.356
-3.158
32.198
32.117
33.183
32.155
35.175
salarissen sociale lasten overige personeelslasten personeel van derden
5.547 1.096 330 59
5.815 1.136 234 505
548 292 5 10
6.363 1.428 239 515
6.600 1.482 244 525
6.791 1.527 249 536
6.907 1.555 254 546
7.108 1.527 259 557
totaal personeelslasten
7.032
7.690
855
8.545
8.851
9.103
9.262
9.451
duurzame gebruiksgoederen overige gebruiks- en verbruiksgoederen energie huren en rechten verzekeringen belastingen onderhoud door derden overige diensten door derden
294 1.989 11.428 42 39 944 8.351 4.018
358 1.958 11.613 90 41 -1.939 7.348 4.721
-31 21 -560 -4 1 2.932 -125 -25
327 1.979 11.053 86 42 993 7.223 4.696
333 2.181 11.356 87 43 1.013 8.112 4.400
340 2.224 11.585 89 44 1.033 8.274 4.395
347 2.269 11.801 91 45 1.053 8.380 4.481
354 2.314 12.043 93 46 1.075 8.547 4.570
totaal goederen en diensten van derden
27.105
24.190
2.209
26.399
27.525
27.984
28.467
29.042
42
200 135
-200 3
138
141
144
147
149
42
335
-197
138
141
144
147
149
bijdrage aan bedrijven bijdrage aan overheden en overige
totaal bijdragen aan derden toevoeging aan voorzieningen onvoorzien
totaal toevoegingen + onvoorzien kosten toerekening
totaal kostentoerekening TOTAAL LASTEN
250
250
250
250
250
250
250
250
250
250
250
250
32
33
33
33
33
33
33
32
33
33
33
33
33
33
66.849
67.854
-291
1.483
982
176
1.158
1.166
877
319
320
435
291
32
323
324
326
328
330
67.563 68.917 70.697 70.314 74.100
B AT E N financiële baten personeelsbaten goederen en diensten aan derden bijdrage van derden geactiveerde lasten
TOTAAL BATEN NETTO KOSTEN
1.048
1.323
20
1.343
1.362
1.383
1.403
1.424
2.966
2.596
228
2.824
2.852
2.586
2.050
2.074
63.883
65.258
-519
118,00
118,00
1,00
64.739 66.065 68.111 68.264 72.026
PERSONEEL aantal formatieplaatsen (fte's) per ultimo
119,00
120,00
120,00
118,25
(*) Dit betreft de gewijzigde begroting 2009 Noot: de rente + afschrijving in de jaren 2010 t/m 2014 zijn toebedeeld op basis van de uitgavenplanning in het MIP.
Waterschapsbedrijf Limburg
Meerjarenraming 2010-2014 / Begroting 2010
blz. 26
118,25
3.1.1
Wat willen we bereiken
De unit Zuiveringsbedrijf is als onderdeel van het Waterschapsbedrijf Limburg belast met het transporteren en zuiveren van afvalwater en het drogen van het ontwaterd slib. De unit verkeert in een continu proces van verbeteren, aanpassen aan veranderende omstandigheden (o.a. wetgeving, samenwerking in waterketen) en daarmee het verder uitwerken van de aan het bestuur gepresenteerde strategie Zuiveringsbedrijf 2009-2013. Uitgangspunten zijn: •
Bedrijfsvoering tegen zo laag mogelijke maatschappelijke kosten en voldoen aan wet- en regelgeving, waarbij veiligheid en continuïteit van de bedrijfsvoering centraal staan
•
Investeren in slagvaardige en innovatieorganisatie die snel kan reageren op die veranderende omgeving
•
Samenwerking met derden daar waar bedrijfsmatige en maatschappelijke voordelen te behalen zijn.
Waar staat de unit nu? •
Uit de landelijke bedrijfsvergelijking zuiveringsbeheer, een relatieve vergelijking, blijkt dat de kosten van de unit op de onderdelen transport van afvalwater, zuiveren van afvalwater en slibverwerking (drogen) onder het gemiddelde van de Nederlandse waterschappen liggen.
•
De realisatie van zuiveringsprestaties van de rwzi’s over 2008 zijn overeenkomstig het door het Bestuur vastgestelde niveau. In het algemeen komt dit niveau overeen met het wettelijk gewenste minimum;
•
In de landelijke bedrijfsvergelijking scoort het Zuiveringsbedrijf wisselend op het onderdeel energieverbruik: o dit is voor het zuiveren van afvalwater meer dan 20% hoger dan het gemiddelde van de waterschappen. De oorzaak hiervan is terug te voeren op de keuze van dimensioneren en beluchting bij de bouw van de rwzi’s ten tijde dat de energieprijzen ‘zeer’ laag waren. In beperkte mate is dit te corrigeren; o dit is voor het transporteren van afvalwater ruim 20% lager dan het gemiddelde van de waterschappen.
•
De afgelopen jaren is gebleken dat het Zuiveringsbedrijf kwetsbaar is voor de prijsontwikkeling op de oliemarkt. Om de kwetsbaarheid te beperken wordt gezocht naar de toepassing van alternatieve en duurzame energiebronnen die bedrijfseconomisch kunnen worden toegepast. Voorbeelden voor nader onderzoek zijn: (1) de co-vergisting van slib en mest en (2) betere vergistingtechnologieën. De onderzoeken zijn er op gericht een zodanige biogasproductie te realiseren dat er minder aardgas en elektriciteit hoeft te worden ingekocht.
•
Daarnaast is in september 2008 het onderzoek naar de lange termijn mogelijkheden voor de verwerking van slib aan het bestuur voorgelegd. De huidige wijze van slibverwerking staat onder druk door de mogelijke sluiting van de ENCI-oven in 2015. Bovendien wordt deze verwerkingswijze (slibdroging) economisch minder aantrekkelijk bij een stijging van de aardgaskosten. Het WBL is dan ook op zoek naar alternatieven voor de periode vanaf 2015 die niet alleen economisch aantrekkelijk zijn maar tevens milieutechnisch optimaal zijn en een grote mate van toekomstvastheid kennen. Besluitvorming is voorzien in 2009.
Waterschapsbedrijf Limburg
Meerjarenraming 2010-2014 / Begroting 2010
blz. 27
•
De slibdrogers hebben in 2008 perioden gekend met een instabiele bedrijfsvoering. Aangepaste maatregelen hebben geleid tot een betere beheersing van het droogproces. Een van deze maatregelen is het buiten gebruik stellen van de droger Venlo in 2009, omdat met name bij deze droger het proces zeer onstabiel was (diverse keren zijn stofexplosies opgetreden) waardoor de veiligheid onvoldoende geborgd was. Na wederom een stofexplosie begin 2009 waarbij het filter zwaar is beschadigd is maart 2009 - op basis van een bedrijfseconomische beoordeling -door het bestuur besloten om de droger Venlo buiten gebruik te stellen.
•
Vrijwel alle ontwaterd slib wordt gedroogd en afgevoerd naar Biomill. Als gevolg van de nieuwe slibontwateringen in Maastricht en Roermond is in 2007 het gemiddeld droge stof percentage slib gestegen met als gevolg een reeds met ingang van 2008 lager gasverbruik op de slibdrogers van ruim 1 miljoen m³ aardgas.
•
Er worden diverse onderzoeken uitgevoerd gericht op het optimaliseren van de waterinfrastructuur In Limburg. Hierbij worden de mogelijkheden bij de aangrenzende waterschappen in België, Duitsland en Noord-Brabant betrokken. In 2008/2009 heeft dit onderzoek zich gericht op het sluiten van de rwzi’s Simpelveld, Heerlen en Meijel. In het voorjaar 2009 is het besluit genomen tot het sluiten van de rwzi Heerlen en het hierop aangevoerde afvalwater te transporteren naar de rwzi Hoensbroek. Verder loopt er een onderzoek naar de optimalisatie van de waterinfrastructuur in Maastricht. Hierbij wordt ook de bedrijfseconomische haalbaarheid onderzocht van het realiseren van de meest ‘groene’ rwzi in Europa.
•
De samenwerking met gemeenten krijgt meer inhoud, vorm en omvang waarbij de unit kostenneutraal werkzaamheden uitvoert zoals beheer onderhoud van gemalen en bergbezinkbassins. Verdere samenwerking op planvorming, databeheer en riolering is in voorbereiding. Daarnaast vormt de samenwerking in de optimalisatiestudies afvalwater (OAS) een belangrijke input voor de definitieve basiszuiveringsplannen (BZP’s) en meerjareninvesteringsprogramma (MIP).
•
De unit beschikt over een gecertificeerd Kwaliteit- (ISO 9001), Arbo- (OHSAS 18001) en Milieuzorgsysteem (ISO 14001).
•
Optimalisatie van de uitvoering en organisatie van het onderhoud heeft geleid tot twee op provinciaal niveau georganiseerde onderdelen, te weten: onderhoud en bediening (operations). Hiermee is een basis gelegd voor kwaliteitsverbetering en betere arbeidsbeleving o.a. doordat werkzaamheden die passen bij de corebusiness door eigen mensen worden uitgevoerd, waardoor het behoud van kennis en ervaring voor de lange termijn wordt geborgd.
•
Het meerjareninvesteringsprogramma (MIP) bouwzaken heeft de laatste 3 jaren een realisatie van het programma laten zien van 96% (2006), 84% (2007) en 92% (2008).
•
Op het gebied Veiligheid en ARBO zijn alle Risico Inventarisaties en Evaluaties uitgevoerd. Een plan van aanpak is gereed en uitvoering is gestart. De afronding is voorzien in 2009; daarna volgt een jaarlijkse evaluatie.
Waterschapsbedrijf Limburg
Meerjarenraming 2010-2014 / Begroting 2010
blz. 28
3.1.2
Consequenties eerdere bestuursbesluiten
Energie In de periode 2004–2009 is het elektriciteitsverbruik voor transport en zuiveren van afvalwater, en drogen van slib met 1 miljoen kWh afgenomen als gevolg van energiebesparende maatregelen. Het gasverbruik is in deze periode als gevolg van verbetering van de slibontwateringsrendement, met name veroorzaakt door de nieuwe slibontwateringsinstallaties in Maastricht (Limmel) en Roermond, verminderd met ruim 1 miljoen m³ per jaar. Het sluiten van de slibdroger Venlo leidt tot een verdere vermindering van het aardgasverbruik in de orde van grootte van 1,5 miljoen m³ gas per jaar. Hier staat tegenover dat de energieprijzen in de afgelopen jaren behoorlijk zijn gestegen. De prijs voor elektriciteit is gestegen van € 0,073/KWh in 2004 naar € 0,124/Kwh in 2010. De prijs voor gas is in dezelfde periode gestegen van € 0,177/m³ naar € 0,387/m³ Kwaliteitsontwikkeling organisatie 2004 – 2009 Gegeven de taakstelling en positionering heeft het bestuur bepaald dat de missie van het Zuiveringsbedrijf (bestuurlijke kadernotitie Zuiveringsbedrijf 2003) uit een aantal elementen moet bestaan, waaronder: ‘het zuiveringsbedrijf investeert als kwaliteitsorganisatie continu in de ontwikkeling van kennis en vaardigheden en resultaatbewustzijn van zijn medewerkers’. Samenvattend heeft dit geleid tot: •
een gefaseerde formatiereductie vanuit de oude organisatie naar de nieuwe organisatie van 142 fte naar 120 fte
•
extra investeringen in opleidingen en trainingen
•
diverse optimalisaties binnen de organisatie (structuur, wijze van werken, functie-inhoud). Zo zijn er bijvoorbeeld geen LBO-functies meer. Daarnaast zijn er door de groei in kwalitatieve en bedrijfsmatige uitvoering van bedrijfsprocessen nieuwe kwaliteitsfuncties geïntroduceerd. Voorbeelden: bedrijfskundig coördinator, maintenance engineer, specifieke ICT-functies (advies Pricewater Coopers)
• een gecertificeerde organisatie op de gebieden kwaliteit, Arbo en milieu. De kwaliteitsontwikkeling draagt bij aan verdere efficiencymaatregelen gericht op kostenbeheersing/vermindering en kwaliteitsverbetering. Voorbeelden zijn: optimalisatie organisatie onderhoud, samenwerking met gemeenten, optimalisatie waterinfrastructuur, (alternatieve) energiebesparende projecten, toekomstige slibverwerking. Meerjaren exploitatie programma onderhoud (MEPo) In 2007 -2008 is aanvullend op het Meerjaren Investeringsprogramma (MIP) het MEPo opgesteld met als conclusie dat het jaarlijks onderhoudsbudget te laag was. De afgelopen jaren is ingeteerd op het onderhoud en aan het einde van elk jaar moest de onderhoudsplanning worden bijgesteld en moest onderhoud worden uitgesteld om - vanwege onvoorziene kosten in het onderhoud - overschrijding van de begroting te voorkomen. Deze situatie is de basis geweest om bij de behandeling van de MJR 2009-2013 (in de 1e helft van 2008) te besluiten om (gefaseerd) het onderhoudsniveau structureel met € 1,0 mln. te verhogen. Eind 2008 is het effect van het MEPo 2009–2013 gepresenteerd en heeft dit als basis gediend voor de onderhavige meerjarenraming. De voorliggende meerjarenraming voorziet in het gefaseerd groeien naar een stabiele onderhoudsituatie.
Waterschapsbedrijf Limburg
Meerjarenraming 2010-2014 / Begroting 2010
blz. 29
Optimalisatie organisatie onderhoud en operations In april 2009 heeft het bestuur besloten tot een verdere optimalisatie van de organisatie door onderhoud en operations op provinciaalniveau te organiseren. Hiermee is de basis gelegd voor een verdere kwaliteitsverbetering, betere arbeidsbeleving en een structurele kostenbesparing. De formatie wordt uitgebreid en het budget voor onderhoud door derden wordt verlaagd. Sluiten slibdroger Venlo Bij deze slibdroger was het proces zeer onstabiel (diverse keren zijn stofexplosies opgetreden) waardoor de veiligheid onvoldoende geborgd was. Na wederom een stofexplosie begin 2009, waarbij het filter zwaar is beschadigd, is maart 2009 – op basis van bedrijfseconomische beoordeling – door het bestuur besloten om de slibdroger Venlo buitengebruik te stellen. Het besluit omvatte o.a. dat de formatiereductie (3 fte) zou worden ingezet voor onderhoudswerkzaamheden in het kader van de bovengenoemde optimalisatie organisatie onderhoud en operations. De in het MIP 2009 – 2013 voor de droger Venlo opgenomen investeringen worden niet uitgevoerd. Optimalisatie waterinfrastructuur Er worden diverse onderzoeken uitgevoerd gericht op het optimaliseren van de waterinfrastructuur in Limburg. In 2008/2009 heeft dit onderzoek zich gericht op het sluiten van de rwzi’s Simpelveld, Heerlen en meijel. In het voorjaar is het besluit genomen tot het sluiten van de rwzi Heerlen en het hierop aangevoerde afvalwater te transporteren naar de rwzi Hoensbroek. De financiële consequenties zijn verwerkt in de meerjarenraming. Verder loopt er een onderzoek naar de optimalisatie van de waterinfrastructuur in Maastricht. Hierbij wordt ook de bedrijfseconomische haalbaarheid onderzocht van het realiseren van de meest ‘groene’ rwzi in Europa. Rijkswaterstaatheffing Door het WBL is bezwaar aangetekend tegen de aanslagen verontreinigingsheffing rijkswateren voor de rwzi’s Roermond en Gennep. In 2008 is het Hof tot het oordeel gekomen dat belastingheffing enkel mag plaatsvinden op een deugdelijke grondslag (legaliteitsbeginsel; rechtsoordeel) en dat in de concrete situatie bij Gennep / Roermond de bevoegdheid tot belastingheffing door het Rijk niet duidelijk uit de wet volgt (= feitelijk oordeel). Het arrest van het Hof is gewezen op 10 oktober 2008. Tegen dit arrest is door het bureau verontreinigingsheffing Rijkswateren geen gebruik gemaakt van het cassatieberoep bij de Hoge Raad. Dit betekent een terugbetaling van de over de heffingsjaren 2002 - 2008 betaalde aanslagen.
3.1.3
Wat gaan we doen
De onderstaand genoemde ontwikkelingen passen binnen de kaders van de bestuursakkoorden van de waterschappen. Meerjarenraming 2010-2014: wat gaan we doen Er wordt gebouwd aan de verdere optimalisatie van de organisatie gericht op een flexibele kwaliteitsorganisatie. Het Zuiveringsbedrijf bouwt aan een slagvaardige innovatie- en kennisorganisatie waarin samenwerking met overheden en bedrijven verder zal bijdragen tot verlaging van de (gezamenlijke) maatschappelijke kosten en verhoging van de kwaliteit van de uitvoeringstaken en prestaties.
Waterschapsbedrijf Limburg
Meerjarenraming 2010-2014 / Begroting 2010
blz. 30
Voor de periode van de MJR staan onder andere op de agenda: •
Het voortzetten van de bedrijfsmatige aanpak (verbeteren kwaliteit van producten en diensten; verbeteren productiviteit; optimaal gebruikmaken van talenten en middelen; inbedden van een cultuur van bedrijfsmatig werken);
•
Uitvoering geven aan het besluit om de afvalwaterinfrastructuur verder te optimaliseren. Kernbegrippen hierbij zijn efficiency, duurzaamheid, innovatie en energieterugwinning. Prioritering van de uitvoering daarvan vindt provinciebreed plaats op basis van milieu-urgentie en kostenrendement;
•
De verdergaande samenwerking met gemeenten en bedrijven in de afvalwaterketen met als kernpunten kostenverlaging, reductie milieubelasting en optimalisatie maatschappelijk nut;
•
Het uitbouwen van de operationele samenwerking met de WML op het gebied van o.a. procesautomatisering, toepassing duurzame energie, innovatie en onderhoud;
•
Het verbeteren van milieuprestaties;
•
Verbeteren van de energie-efficiency en toepassing van duurzame energie op de rwzi’s en transportsysteem;
•
Het verder uitrollen van gemalen beheerssysteem, mensonafhankelijke besturingsconcepten installaties, het besturen op afstand en het bouwen van een nieuwe procesbesturingsarchitectuur.
Begroting 2010: wat gaan we doen Voor het jaar 2010 staat onder andere op de agenda: •
Het inkopen volgens een modern inkoopbeleid, gericht op duurzaamheid en economisch beste aanbieding. Het aandeel van duurzaam inkopen zal groeien naar 75%;
•
Uitvoering geven aan de besluitvorming in 2009 omtrent het clusteren van de rwzi’s Heerlen en Hoensbroek;
•
Een gestructureerde uitvoering van het onderhoud o de uitvoering van het MeerjarenExploitatieProgramma onderhoud (MEPo) 2009 – 2013 o een verdere afstemming tussen MEPo en MIP.
Prestaties Uitgangspunt is en blijft dat de prestaties van het transportsysteem, de zuiveringsinstallaties en de drogers minimaal voldoen aan de wettelijke vereisten alsook aan de met derden gemaakte afspraken.
Waterschapsbedrijf Limburg
Meerjarenraming 2010-2014 / Begroting 2010
blz. 31
Onderstaand zijn de prestaties van de unit Zuiveringsbeheer weergegeven, bestaande uit de realisatie in 2008 en de planning voor de jaren 2009 en 2010.
Relevante prestaties van de Unit ZVB
Transport afvalw ater m 3 getrans porteerd afvalwater percentage voldoen aan afnam everplichting
Re k e ning 2008
Planning 2009
Planning 2010
154.643 98,0%
153.519 97,3%
153.519 97,3%
Zuiveren van afvalw ater totaal verwijderde v.e.'s ( x 1.000 ) energieverbruik per verwijderde i.e. (in wattuur) CZV-zuiverings percentage ( doels telling = 90% ) fos faatverwijdering ( norm = 75% ) s tiks tofverwijdering (norm = 75% )
1.746 57,3 90,7% 76,2% 75,2%
1.603 61,1 91,2% 76,2% 77,2%
1.603 61,1 91,2% 76,2% 77,2%
Verw erken en afzetten van slib Aantal tds ontwaterd en vervolgens gedroogd Afzet van gedroogd s lib: tds naar BioMill (Enci) Afzet van gedroogd s lib: tds naar s tortplaats Afzet van ontwaterd s lib: tds naar verbrandings ins tallatie
27.530 27.422 108 0
24.326 24.326 0 4.624
24.326 24.326 0 4.624
19
12
12
Beheersen van lozingen aantal voorbereide Gem eentelijke Riolerings plannen (GRP's )
(*) :
3.1.4
de planning voor 2010 is vooralsnog gesteld op het niveau van 2009. Eind van het jaar zal deze planning worden geactualiseerd voor het jaar 2010.
Wat gaat het kosten
Meerjarenraming 2010-2014: wat gaat het kosten Wat gaan we investeren De investeringen in deze meerjarenraming verlopen overeenkomstig het in november 2008 vastgestelde meerjareninvesteringsprogramma 2009-2013 (MIP), aangepast voor de besluitvorming tot dusver met betrekking tot: - sluiten van de droger Venlo - amoveren van rwzi Heerlen en aansluiten op rwzi Hoensbroek Zie ook paragraaf 4.2. Wat zijn de (netto) kosten Het niveau van de netto-kosten van het Zuiveringsbedrijf stijgt van € 64,7 mln. in 2010 naar € 72,0 mln. in 2014 (een stijging met 11,3%). De kapitaallasten stijgen van € 32,2 mln. in 2010 naar € 35,2 mln. in 2014 overeenkomende met een stijging met 9,2%. De overige netto kosten stijgen van € 32,5 mln. in 2010 naar € 36,8 mln. in 2014 overeenkomend met een stijging met 13,2%; met name veroorzaakt door de stijging van de kosten van onderhoud door derden (terwijl deze in vergelijking met de vorige MJR over de periode 2009-2013 zijn gedaald met € 4,3 mln.) én door de daling van de financiële baten door het terugkopen van werken van de Waterlandstichting in de planperiode.
Waterschapsbedrijf Limburg
Meerjarenraming 2010-2014 / Begroting 2010
blz. 32
Begroting 2010: wat gaat het kosten Wat gaan we investeren De investeringen verlopen overeenkomstig de jaarschijf 2010 van het in november 2008 vastgestelde MIP. Voorbeelden van belangrijke investeringsuitgaven in 2010 zijn de afronding van de renovatie van de rwzi Venray en de start van de renovatie van de rwzi Susteren. Wat zijn de (netto) kosten Gelet op de in paragraaf 2.1.3.aangegeven ‘consequenties eerdere bestuursbesluiten’, hebben deze het volgende effect op de netto kosten in 2010: •
energie: de aangegeven ontwikkelingen zijn deels reeds verwerkt in de bijgestelde begroting 2009 en cumuleren in een vermindering van de energiekosten met € 0,56 mln. naar het jaar 2010;
•
kwaliteitsontwikkeling organisatie: door de aangegeven effecten stijgen de kosten per saldo met € 0,26 mln.;
•
Meerjaren exploitatieprogramma onderhoud (MEPo): het niveau van de onderhoudskosten is ten opzichte van 2009 verhoogd met € 0,35 mln.;
•
optimalisatie organisatie onderhoud en operations: deze optimalisatie resulteert voor 2010 in € 0,75 mln. lagere kosten ten opzichte van de bijgestelde begroting 2009;
•
sluiten slibdroger Venlo: het financiële effect van het sluiten van deze droger is reeds verwerkt in de bijgestelde begroting 2009. In 2010 vervalt bij vergelijking met 2009 de incidentele inhaalafschrijving in 2009 ad € 1,45 mln. alsook de reguliere afschrijving op droger Venlo ad € 0,5 mln. (per saldo dus een voordelig effect van € 1,95 mln.);
•
optimalisatie waterinfrastructuur: het sluiten van de rwzi Heerlen heeft pas een effect vanaf het jaar 2013;
•
Rijkswaterstaatheffing: de terugbetaling van de rijksheffingen betaald voor de rwzi’s Roermond en Gennep is reeds verwerkt in de bijgestelde begroting 2009 (incidenteel effect). Bij vergelijking van het jaar 2010 met deze bijgestelde begroting leidt het vervallen van het incidentele voordeel 2009 tot € 2,9 mln. hogere kosten;
•
het totaal van de netto-kosten van het Zuiveringsbedrijf daalt van € 65,2 mln. volgens de gewijzigde begroting 2009 naar € 64,7 mln. in 2010 (een daling met 1%). Naast de bovenstaande vermelde effecten bestaat de daling met € 0,52 mln. uit: o een inhaalafschrijving van € 0,2 mln. op de droger Hoensbroek; o een daling van de kapitaallasten met € 1,45 mln.; o een toename van de overige netto kosten met € 0,48 mln. als gevolg van inflatie en diverse andere effecten. t.o.v. de gewijzigde begroting 2009.
Waterschapsbedrijf Limburg
Meerjarenraming 2010-2014 / Begroting 2010
blz. 33
3.2
Opleggen en invorderen van waterschapsheffingen
Kosten, Baten en Netto kosten volgens de MJR 2010-2014 + Begroting 2010 WATERSCHAPSHEFFINGEN ( bedragen x 1.000 euro )
Rekening
Begroot
2008
2009 (*)
Meerjarenraming
Begroot Mutatie
2010
2011
2012
2013
2014
L AST EN rentelasten huur van gebouwen afschrijving voorziening afschrijving
totaal kapitaallasten
68
67
-7
60
58
57
52
50
364
257
-4
253
292
300
334
182
432
324
-11
313
350
357
386
232
salarissen sociale lasten overige personeelslasten personeel van derden
2.592 549 69 20
3.711 738 98
-109 95 3
3.602 833 101
3.708 859 103
3.818 884 105
3.930 910 107
4.045 883 109
totaal personeelslasten
3.230
4.547
-11
4.536
4.670
4.807
4.947
5.037
duurzame gebruiksgoederen overige gebruiks- en verbruiksgoederen energie huren en rechten verzekeringen belastingen onderhoud door derden overige diensten door derden
37 109
60 153
1 3
61 156
62 159
64 162
65 165
66 169
81 2 -318 287 3.760
75 3
1 1
76 4
78 4
79 4
81 4
83 4
437 3.849
93 -266
530 3.583
540 3.564
551 3.635
562 3.708
573 3.782
totaal goederen en diensten van derden
3.958
4.577
-167
4.410
4.407
4.495
4.585
4.677
bijdrage aan bedrijven bijdrage aan overheden en overige
totaal bijdragen aan derden
1
12
12
12
12
13
13
1
12
12
12
12
13
13
Toevoeging aan voorzieningen onvoorzien
47
6
53
53
53
53
53
47
6
53
53
53
53
53
7.621
9.507
-183
9.324
9.492
9.724
14
6
6
6
6
6
6
856 182 518
2.538 88 650
227
2.765 88 650
2.922 88 650
2.964 88 650
3.007 88 650
3.051 88 650
TOTAAL BATEN
1.570
3.282
227
3.509
3.666
3.708
3.751
3.795
NETTO KOSTEN
6.051
6.225
-410
5.815
5.826
6.016
6.233
6.217
56,00
72,50
-2,00
70,50
70,50
70,50
70,50
70,50
totaal onvoorzien TOTAAL LASTEN
9.984 10.012
B AT EN financiële baten personeelsbaten goederen en diensten aan derden bijdrage van derden opbrengst vervolgingskosten
PERSONEEL aantal formatieplaatsen (fte's) per ultimo
(*) Dit betreft de gewijzigde begroting 2009 Noot: de rente + afschrijving in de jaren 2010 t/m 2014 zijn toebedeeld op basis van de uitgavenplanning in het MIP.
Waterschapsbedrijf Limburg
Meerjarenraming 2010-2014 / Begroting 2010
blz. 34
3.2.1
Wat willen we bereiken
De Unit Waterschapsheffingen is als onderdeel van het Waterschapsbedrijf Limburg belast met het namens de Waterschappen Roer & Overmaas en Peel en Maasvallei uitvoeren van de waterschapsheffingen en presenteert zich als zodanig richting de klanten als dienstverlener namens beide waterschappen. De missie van de Unit Waterschapsheffingen luidt als volgt: Het integraal opleggen en innen van Waterschapsheffingen ten behoeve van het Waterschap Roer en Overmaas en Waterschap Peel en Maasvallei. De missie is voorts opgebouwd uit de volgende elementen: Kwaliteit en volledigheid van de op te leggen heffing; Tijdigheid van de invordering; Klantgerichtheid, kwaliteit en zorgvuldigheid richting belastingplichtigen; De Unit Waterschapsheffingen voert het heffing en invorderingsproces uit op een transparante en betrouwbare wijze tegen zo laag mogelijke kosten. Doelstelling van de unit is het waarmaken van de missie.
-
Waar staat de unit nu •
De Unit Waterschapsheffingen is ingericht als volledig integrale samenwerking op het gebied van belastingen tussen het Waterschap Roer en Overmaas en het Waterschap Peel en Maasvallei. De Unit functioneert vanaf 2004 als centraal belastingkantoor voor beide waterschappen. Belangrijke voorwaarde bij de inrichting is geweest dat verdere samenwerking met andere overheden tot de mogelijkheden moet blijven behoren.
•
De procesoptimalisatie voor de klanteninteractie, dwanginvordering, beheer en gebruik hulpmiddelen, kwaliteit en actualiteit van basisgegevens die vanaf 2006 is ingezet is eind 2008 afgerond. Werkprocessen en hulpmiddelen zijn structureel verbeterd. Diverse procesoptimalisatieprojecten (klanteninteractie, dwanginvordering, beheer en gebruik hulpmiddelen, kwaliteit en actualiteit van basisgegevens) zijn uitgevoerd om de kwaliteit van de werkprocessen verder te verbeteren. Genoemde projecten zijn afgerond.
•
In 2008 is besloten tot een (op de WOZ–taxatie na) integrale samenwerking met de gemeente Venlo per 01-01-2009. Deze samenwerking is – na HDSR – de tweede belangrijke invulling van de strategische intentie om “verder samen te werken met anderen”. Rijkswaterstaat (Bureau Verontreinigingsheffing Rijkswateren) heeft de intentie uitgesproken om een samenwerkingsverband met het WBL aan te gaan.
•
Met ingang van 01-01-2009 is een nieuw stelsel van waterschapsbelastingen van kracht. De implementatie is tijdig vóór de aanslagoplegging 2009 afgerond. De aanslagen 2009 zijn opgelegd volgens het nieuwe stelsel.
•
Samenwerking met andere waterschappen en gemeenten : o de samenwerking met Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden is vanaf 2007 operationeel en wordt conform overeenkomst uitgevoerd; o met ingang van 1-1-2009 is (met uitzondering van WOZ –taxaties) een integrale samenwerking met de gemeente Venlo een feit. Implementatie van de gemeentelijke werkprocessen is begin 2009 afgerond;
Waterschapsbedrijf Limburg
Meerjarenraming 2010-2014 / Begroting 2010
blz. 35
o
•
vanaf 2007 is onderzoek uitgevoerd naar de haalbaarheid en mogelijkheden van samenwerking op het gebied van waterschapsheffingen tussen de Unit Waterschapsheffingen en de Brabantse waterschappen Aa en Maas, Brabantse Delta en De Dommel op basis van het Limburgse model. Na een oriënterende fase heeft Brabantse Delta de voorkeur gegeven aan samenwerking met gemeenten binnen het verzorgingsgebied en ziet om deze reden af van samenwerking. Uit het in 2009 uitgevoerde onderzoek voor de andere partijen is gebleken dat de strategische keuzes die elke partij maakt te weinig gemeenschappelijks oplevert om een intensief traject van samenwerking in te gaan. De potentiële besparingsvoordelen worden door partijen verschillend gewogen; tevens wordt er verschillend gedacht over de vormgeving van de samenwerking en blijken de cultuurverschillen tussen de verschillende organisaties groot. Om deze redenen is het onderzoek beëindigd en wordt voorlopig afgezien van deze horizontale samenwerking;
Invoering nieuwe / gewijzigde wetgeving. Eind 2008 / begin 2009 is het herziene belastingstelsel geïmplementeerd. Vanaf 2009 vindt er zowel aanslagoplegging oude (heffingsjaren 2008 en eerder) en nieuwe belastingstelsel (vanaf heffingsjaar 2009) plaats. De gewijzigde wetgeving ‘verkorting van fiscale afhandeltermijnen’ heeft aanpassingen in de werkprocessen belastingen tot gevolg met een uitloop tot begin 2009.
Wat zijn de ontwikkelingen (de kaders) Bij de strategische keuzes zijn naast de visie en de bedrijfsdoelstellingen van de unit ook externe ontwikkelingen van belang. De volgende trends en ontwikkelingen zijn in meer of mindere mate van invloed op de strategische richting van de unit: A. Maatschappelijke ontwikkelingen •
Kritische houding van burgers en bedrijfsleven (klanten) tegenover dienstverlenende overheidspartijen;
•
Nationaal Uitvoeringsprogramma Dienstverlening en E-overheid (NUP) Op 18 april 2006 hebben de waterschappen, gemeenten, provincies en rijk zich gecommitteerd aan de intentieverklaring “Betere dienstverlening, minder administratieve lasten met de elektronische overheid”. De waterschappen verplichten zich hiermee gebruik te maken van een aantal basisvoorzieningen die onderdeel zijn of worden van de kerninfrastructuur voor de E-overheid. Voor de Belastingenomgeving zijn de volgende basisvoorzieningen relevant: o De belastingen websites dienen te voldoen aan de webrichtlijnen eind 2009; o Relevante informatie over belastingproducten beschikbaar stellen via Antwoord voor Bedrijven; o Informatie over belastingproducten beschikbaar stellen aan gemeentelijke klantencontactcentra; o Invoering DigiD-burger voor 1-6-2009 als elektronische identificatie; o Aansluiting op de basisregistratie Gemeentelijke Basisadministratie ( is operationeel) o Aansluiting op de basisregistratie Adressen en Gebouwen voor juli 2011; o Aansluiting op de basisregistratie Kadaster voor 1-1-2009 (is operationeel); o Aansluiting op de basisregistratie Nieuw Handels register voor 2014 o Aansluiting op de basisregistratie WOZ voor eind 2010; o Gebruik maken van de overheidsservicebus voor eind 2010;
Waterschapsbedrijf Limburg
Meerjarenraming 2010-2014 / Begroting 2010
blz. 36
o o •
Gebruik maken van de terugmeld faciliteit voor eind 2010; Gemeenschappelijke ontsluiting basisregistraties voor eind 2010;
Invoering Europees betalingssysteem (SEPA) In het gebied waar de Euro wettig betaalmiddel is, het zogenaamde Single Euro Payments Area (SEPA), wordt in de nabije toekomst een nieuw betalingssysteem ingevoerd. Dit systeem maakt het mogelijk met één rekening, één set betaalmiddelen en met hetzelfde betaalgemak zowel naar rekeningen in eigen land als naar rekeningen in andere landen te betalen. Er komen overschrijvingen, incasso’s en betaalpassen, die zowel voor binnenlandse als voor grensoverschrijdende betalingen (binnen het Euro gebied) te gebruiken zijn. De inwerkingtreding van SEPA heeft naar verwachting grote gevolgen voor de huidige betaalmiddelen. Zo zal de acceptgiro niet aan SEPA worden aangepast. Bovendien is voorzien in een geleidelijke vervanging door andere (bestaande en nieuwe) producten. De huidige, relatief nieuwe binnenlandse betaalmiddelen Digitale Nota en iDEAL blijven als binnenlandse standaarden bestaan en zullen naar verwachting in gebruik toenemen. Deze standaarden geven toegang tot de internetbankieromgeving, van waaruit de klant de betaling kan doen. Voor 2010 is het toepassen van de digitale nota binnen de H&I –omgeving van de unit voorzien. Eind 2008 werd de betalingsverwerking van de belastingen aan SEPA aangepast. Voor het overige is er nog onvoldoende zicht op de verdere gevolgen van SEPA op het heffing- en invorderingsproces. De Unit Waterschapsheffingen volgt de ontwikkelingen en zal waar nodig inspelen op de nieuwe betaalmiddelen.
B. Ontwikkelingen in wetgeving •
Wijzigingen in relevante wetgevingen kunnen impact hebben op de werkwijze en informatievoorziening van de Unit Waterschapsheffingen. Zo ook de gewijzigde Waterschapswet en de nieuwe Waterwet.
C. Ontwikkelingen op het gebied van waterschappen en heffingen •
De herziening van het financieringsstelsel; In het voorjaar van 2004 verscheen het kabinetsstandpunt over het Interdepartementaal beleidsonderzoek (IBO) aangaande de financiering van het regionale waterbeheer. Een van de hoofddoelen van het onderzoek was de vereenvoudiging van het belastingstelsel. Het standpunt van het kabinet en de maatschappelijke discussie hebben uiteindelijk geleid tot wijzigingen in de waterschapsfinanciering, vastgelegd in de Waterschapswet en (nieuwe) Waterwet. Het herziene stelsel is met ingang van 01-01-2009 van kracht geworden. De impact op de processen en systemen van heffing en invordering is te overzien, mede door de pragmatische keuzes die de opdrachtgevers hebben gemaakt in de toepassing van de wet. Tengevolge van het herziene stelsel ontstaan er lastenverschuivingen bij de belastingbetalers, waardoor rekening gehouden dient te worden met meer klantreacties.
•
Regionale belastingkantoren In het kabinetsstandpunt over het Interdepartementaal beleidsonderzoek (IBO) werden een aantal varianten onderkend in de wijze waarop in de toekomst heffingen worden ingevorderd. Eén van de mogelijkheden is het opzetten van regionale belastingkantoren voor het heffen van diverse belastingen (waaronder waterschapsheffingen). Bij de opzet van de unit is gekozen voor een flexibele inrichting die verdere samenwerking met en dienstverlening voor andere organisaties mogelijk maakt.
Waterschapsbedrijf Limburg
Meerjarenraming 2010-2014 / Begroting 2010
blz. 37
Een werkgroep van de Unie van Waterschappen voerde in 2005 verkennend onderzoek uit naar de samenwerkingsmogelijkheden en –vormen op het gebied van waterschapsheffingen. In de door de Unie uitgebrachte rapportage worden voordelen onderkend in de samenwerking tussen waterschappen onderling en tussen waterschappen en gemeenten. Inmiddels zijn of worden in het gehele land grote gemeenschappelijke belastingkantoren opgericht, waarin Waterschappen – al dan niet met inliggende gemeenten – participeren. Voorbeelden hiervan zijn naast de Unit Waterschapsheffingen van het WBL ondermeer Hefpunt, Tricijn, Lococensus, Rivierenland, en SVHW. •
3.2.2
Stichting Het Waterschapshuis De stichting Het Waterschapshuis heeft als doel samenwerking op het gebied van ICT te bevorderen tussen de waterschappen en andere overheden die actief zijn in de natte sector. In dit kader wordt er voor waterschappen een nieuw belastingsysteem ontwikkeld. De Unit Waterschapsheffingen volgt de ontwikkelingen, echter de voortgang van de ontwikkeling naar een nieuw belastingsysteem door het Waterschapshuis ligt zwaar achter op schema terwijl de kosten oplopen en het gewenste kwaliteitsniveau nog niet wordt gerealiseerd.
Consequenties eerdere bestuursbesluiten
Optimalisatiemaatregelen Waterschapsheffingen In het organisatieplan van de Unit Waterschapsheffingen werd voor 2004 een benodigde formatie opgenomen van 58,6 plaatsen. Optimalisatie maatregelen leiden in de periode t/m 2010 tot een formatiereductie met 9,2 fte onder andere bestaande uit een verlaging van de formatie in 2010 met 2 fte ten opzichte van 2009 (het in 2010 benodigde aantal fte is 49,4),
Vaststellen vervuilingwaarde In verband met de overgang van de unit Vergunningen en Handhaving naar de beide waterschappen per januari 2008, is eind 2007 is besloten om de tot het proces heffen en invorderen behorende taak ‘vaststellen vervuilingwaarde’ over te hevelen van de unit Vergunningen en Handhaving naar de unit Waterschapsheffingen. De formatie die hiermee annex is bedraagt 3,6 fte. Samenwerking WBL - HDSR De samenwerking tussen WBL - HDSR is vanaf 2007 operationeel en heeft een positief effect op de netto lasten van de Unit Waterschapsheffingen. Ondanks een samenwerkingovereenkomst van 5 jaar (periode 2007 – 2011), gaat de meerjarenraming – vanuit de ‘going concern gedachte’ – uit van een langere samenwerking dan 5 jaar. Deze intentie is ook door HDSR uitgesproken. Samenwerking WBL - gemeente Venlo Het besluit tot samenwerking vanaf 2009 met de gemeente Venlo heeft een positief effect op de netto lasten van de Unit Waterschapsheffingen. Conform de overeenkomst met de gemeente Venlo ontvangt het WBL in 2010 een aandeel van 25% en vanaf 2011 een aandeel van 40% van het berekende samenwerkingsvoordeel. Dit vertaalt zich in een hogere door de gemeente Venlo te betalen vergoeding in de betreffende jaren (excl. inflatie bedraagt het WBL aandeel in het gezamenlijke voordeel € 189.000,- in 2010 en € 302.000,- vanaf 2011). Genoemde voordelen zijn eveneens becijferd in het betreffende bestuursbesluit van september 2008.
Waterschapsbedrijf Limburg
Meerjarenraming 2010-2014 / Begroting 2010
blz. 38
Naast het gecalculeerde voordeel, is er nog een (extra) jaarlijkse meevaller van € 339.000 (excl. inflatie) doordat in de met de gemeente Venlo overeengekomen bijdrage tevens een bijdrage voor overheadkosten is opgenomen. Aangezien de samenwerking met de gemeente Venlo niet heeft geresulteerd in een uitbreiding van ondersteunende diensten, ontstaat er vanaf 2009 een extra jaarlijks voordeel van € 339.000,- (excl. inflatie).
3.2.3
Wat gaan we doen
Meerjarenraming 2010-2014: wat gaan we doen Kwaliteit Er zal blijvende aandacht zijn voor ontwikkeling kwaliteitsbeheer en bewaking. Samenwerking andere Waterschappen In de strategiediscussies met het bestuur werd als strategische koers voor de toekomst “de intentie om verder samen te werken met anderen” vastgelegd. Deze intentie zou gericht moeten worden op andere waterschappen en gemeenten. •
Samenwerking is inmiddels gerealiseerd met Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden en met de gemeente Venlo;
•
Rijkswaterstaat (Bureau Verontreinigingsheffing Rijkswateren) heeft onafhankelijk onderzoek laten uitvoeren naar mogelijke samenwerkingspartners voor de aanslagoplegging verontreinigingsheffing rijkswateren. Uitkomsten van het onderzoek hebben geresulteerd in oriënterende gesprekken tussen Rijkswaterstaat en het WBL. Inmiddels heeft Rijkswaterstaat de intentie uitgesproken te willen gaan samenwerken met het WBL.
Begroting 2010: wat gaan we doen Kwaliteit In 2008 is de implementatie van de uitkomsten van procesoptimalisatieprojecten afgerond. Er zal blijvende aandacht zijn voor ontwikkeling kwaliteitsbeheer en bewaking. Het vastgestelde AO/IC –plan zal hierin een belangrijk kader zijn. Samenwerking andere Waterschappen Op de korte termijn staat geen verdere samenwerking met andere waterschappen op de agenda. In 2009 en 2010 zal verdere uitwerking worden gegeven aan de intentie tot samenwerking tussen het WBL en Rijkswaterstaat.
Waterschapsbedrijf Limburg
Meerjarenraming 2010-2014 / Begroting 2010
blz. 39
Prestaties Uitgangspunt is en blijft dat de unit voldoet aan de prestatiedoelstellingen conform de afspraken met de beide waterschappen en met de samenwerkingspartners. Relevante prestaties WH - voor WRO en WPM Aanslagregeling Aantal aanslagbiljetten Aantal heffingsplichtigen
Rekening 2008
Begroting 2009
Begroting 2010
597.000 555.000
595.000 535.000
597.000 555.000
1.738.000
1.744.000
1.739.000
15.000
20.000
20.000
Invordering Aantal aanslagbiljetten Aantal heffingsplichtigen
597.000 555.000
595.000 535.000
597.000 555.000
Aantal betalingsherinneringen Aantal restvorderingsbrieven Aantal aanmaningen Aantal dwangbevelen Kwijtscheldingsverzoeken Verzoeken betalingsregelingen (incl. autom.incasso regeling)
0 700 61.000 23.000 16.000 236.000
0 0 73.000 21.000 19.000 205.000
0 1.000 60.000 23.000 16.000 233.000
Aanslagregels waterschapsheffingen Aantal ingekomen verzoeken, bezwaren, ov. correspondentie
Relevante prestaties WH - voor Stichtse Rijnlanden Aanslagregeling Aantal aanslagbiljetten Aantal heffingsplichtigen Aanslagregels waterschapsheffingen Aantal ingekomen verzoeken, bezwaren, ov. correspondentie
Relevante prestaties WH - voor Gemeente Venlo
Rekening 2008 HDSR
Begroting 2009 HDSR
Begroting 2010 HDSR
373.000 352.000
360.000 350.000
373.000 353.000
1.395.000
1.395.000
1.395.000
18.000
0
0
Rekening 2008 Venlo
Aanslagregeling Aantal aanslagbiljetten Aantal heffingsplichtigen
Begroting 2009 Venlo
Begroting 2010 Venlo
53.000 50.000
53.000 50.000
213.000
213.000
Aantal ingekomen verzoeken, bezwaren, ov. correspondentie
4.500
4.500
Invordering Aantal aanslagbiljetten Aantal heffingsplichtigen Aantal betalingsherinneringen Aantal aanmaningen Aantal dwangbevelen Kwijtscheldingsverzoeken Verzoeken betalingsregelingen (incl. regeling autom.incasso)
53.000 50.000 10.000 7.000 2.300 3.300 19.000
53.000 50.000 10.000 7.000 2.300 3.300 19.000
Aanslagregels gemeentelijke heffing
Waterschapsbedrijf Limburg
Meerjarenraming 2010-2014 / Begroting 2010
blz. 40
3.2.4 Wat gaat het kosten Aannames bij de berekening van de financiële gevolgen: •
Geen rekening is gehouden met hogere lasten ten gevolge van een eventuele overstap in de komende jaren naar het belastingsysteem (basisapplicatie) van het Waterschapshuis;
•
In de cijfers 2010–2014 is de financiële impact van de samenwerking met HDSR verwerkt. Ondanks een samenwerkingsovereenkomst van 5 jaar (periode 2007 - 2011), gaat de meerjarenraming – vanuit de ‘going concern gedachte’ – uit van een langere samenwerking dan 5 jaar: deze intentie is ook door HDSR uitgesproken;
•
De financiële consequenties van een mogelijke samenwerking met Rijkswaterstaat (Bureau Verontreinigingsheffing Rijkswateren) zijn niet in de MJR opgenomen. Waar nodig zullen deze via een aparte begrotingswijziging worden ingebracht;
•
Er is vooralsnog geen rekening gehouden met vooraftrek BTW over de ten behoeve van de HDSR-dienstverlening gemaakte kosten.
Personeelsontwikkeling ( omvang / kwaliteit ) Als gevolg van de in paragraaf 3.2.2. aangegeven ‘consequenties eerdere bestuursbesluiten’ komt per saldo het in 2010 benodigde aantal fte uit op 70,5 fte. Ten opzichte van het begrotingsjaar 2009 vindt daartoe een afbouw plaats met 2,0 fte. Met ingang van het jaar 2007 is voor boventallig WBL-personeel een mobiliteitsleertraject afgesproken. In dit kader zijn 2 personen (1,4 fte) in opleiding bij de unit Waterschapsheffingen. Aan het einde van het opleidingstraject vindt besluitvorming plaats over definitieve plaatsing bij de unit Waterschapsheffingen.
Meerjarenraming 2010-2014: wat gaan het kosten Wat gaan we investeren De investeringen vinden plaats overeenkomstig het bijgevoegde meerjareninvesteringsprogramma (MIP). Zie ook paragraaf 4.2. Wat zijn de (netto) kosten De komende 5 jaar stijgen de netto lasten van de unit Waterschapsheffingen beperkt. De jaarlijkse voordelen uit procesoptimaliserende maatregelen en samenwerking dekken de inflatoire kostenstijging in de jaren 2010 – 2014 voor een groot deel. Conform de overeenkomst met de gemeente Venlo ontvangt het WBL in 2010 een aandeel van 25% en vanaf 2011 een aandeel van 40% van het berekende samenwerkingsvoordeel. Dit vertaalt zich in een hogere door de gemeente Venlo te betalen vergoeding in de betreffende jaren (incl. inflatie bedraagt het WBL aandeel in het gezamenlijke voordeel € 227.000,- in 2010 en € 384.000,- vanaf 2011). Het niveau van de netto-kosten van de unit Waterschapsheffingen aan het begin van de planperiode bedraagt € 5,8 mln. in 2010) en stijgt naar € 6,2 mln. in 2014 (een stijging van 6,9%). Hierbij dalen de kapitaallasten van € 0,3 mln. in 2010 naar € 0,2 mln. in 2014 overeenkomend met een daling met 25,9%. De overige netto kosten stijgen van € 5,5 mln. in 2010 naar € 6,0 mln. in 2014 overeenkomend met een stijging met 8,8%.
Waterschapsbedrijf Limburg
Meerjarenraming 2010-2014 / Begroting 2010
blz. 41
Begroting 2010: wat gaan het kosten Wat gaan we investeren De investeringen in 2010 vinden plaats overeenkomstig de jaarschijf 2010 van het bijgevoegde MIP 2009-2013. Hierin is in totaal voor 2010 een uitgave gepland van € 0,2 mln. Wat zijn de (netto) kosten Gelet op de in paragraaf 2.1.3.aangegeven ‘consequenties eerdere bestuursbesluiten’, hebben deze het volgende effect op de netto kosten in 2010: •
optimalisatiemaatregelen waterschapsheffingen: de aangegeven ontwikkelingen zijn deels reeds verwerkt in de bijgestelde begroting 2009. Daarnaast leiden deze maatregelen tot een kostenverlaging met € 0,18 mln. ten opzichte van 2010;
•
vaststellen vervuilingwaarde: dit effect is reeds volledig verwerkt in de bijgestelde begroting voor 2009. Dus geen kosteneffect in 2010;
•
samenwerking WBL-HDSR: In de begroting zijn aan baten voor de samenwerking met HDSR € 811.000 geraamd. Daar staan kosten van deze samenwerking tegenover ad € 624.000;
•
samenwerking WBL-gemeente Venlo: dit effect is reeds volledig verwerkt in de bijgestelde begroting voor 2009. Ten opzichte van 2009 wordt in 2010 25% van het berekende samenwerkingsvoordeel ontvangen, hetgeen zich vertaalt in een toename van de vergoeding door de gemeente Venlo met € 0,23 mln.;
•
het totaal van de netto-kosten van de unit Waterschapsheffingen daalt van € 6,2 mln. volgens de gewijzigde begroting 2009 naar € 5,8 mln. in 2010 (een daling met 6%). De daling met € 0,41 mln. wordt volledig verklaard uit de bovenstaand aangegeven consequenties van eerdere bestuursbesluiten.
Waterschapsbedrijf Limburg
Meerjarenraming 2010-2014 / Begroting 2010
blz. 42
Waterschapsbedrijf Limburg
Meerjarenraming 2010-2014 / Begroting 2010
blz. 43
3.3 3.3.1
Ondersteunende activiteiten Ondersteuning: Bemonsteren en analyseren
Kosten, Baten en Netto kosten volgens de MJR 2010-2014 + Begroting 2010 LABORATORIUM ( bedragen x 1.000 euro )
Rekening
Begroot
2008
2009 (*)
Meerjarenraming
Begroot Mutatie
2010
2011
2012
2013
2014
L AS T E N rentelasten huur van gebouwen afschrijving voorziening afschrijving
33 560
totaal kapitaallasten
593
salarissen sociale lasten overige personeelslasten personeel van derden
315 229 6 46
totaal personeelslasten
596
duurzame gebruiksgoederen overige gebruiks- en verbruiksgoederen energie huren en rechten verzekeringen belastingen onderhoud door derden overige diensten door derden
2 36 3 6 1 6 18 2.173
2.568
-168
2.400
2.200
2.000
2.000
2.000
totaal goederen en diensten van derden
2.245
2.568
-168
2.400
2.200
2.000
2.000
2.000
3.881
2.568
-168
2.400
2.200
2.000
2.000
2.000
21
29
-4
25
15
2.000
2.000
2.000
bijdrage aan bedrijven bijdrage aan overheden en overige
totaal bijdragen aan derden 447
toevoegingen aan voorzieningen
totaal onvoorzien TOTAAL LASTEN
447
B AT E N financiële baten personeelsbaten goederen en diensten aan derden bijdrage van derden
102 447
TOTAAL BATEN
570
29
-4
25
15
NETTO KOSTEN
3.311
2.539
-164
2.375
2.185
PERSONEEL aantal formatieplaatsen (fte's) per ultimo
(*) Dit betreft de gewijzigde begroting 2009
Waterschapsbedrijf Limburg
Meerjarenraming 2010-2014 / Begroting 2010
blz. 44
3.3.1.1
Wat willen we bereiken
In december 2007 is het besluit genomen om de laboratoriumactiviteiten (bemonsteren en analyseren voor zowel het WBL als voor de beide deelnemende waterschappen) niet langer zelf te blijven uitvoeren maar deze uit te besteden. Hieraan gerelateerd is het Laboratorium per 1-3-2008 verkocht aan Intertek. Met deze privatisering van het laboratorium is een realistische en toekomstvaste oplossing voor een kostenbeheerste uitvoering van de laboratoriumactiviteiten neergezet.
3.3.1.2
Wat gaan we doen
Voor de jaren van de planperiode van de Meerjarenraming is geen verdere specifieke actie gepland.
3.3.1.3
Wat gaat het kosten
Meerjarenraming 2010-2014: wat gaan het kosten Wat gaan we investeren Voor de uitvoering van de laboratoriumwerkzaamheden zijn en worden geen investeringen gepland. Wat zijn de (netto) kosten Tot en met 2007 was er sprake van een directe bijdrage van de waterschappen van € 807.000,(boven op de algemene bijdrage) voor het verrichten van laboratoriumwerkzaamheden door het WBL. Vanaf het begrotingsjaar 2008 is deze aparte bijdrage vervallen. Bij de privatisering van het laboratorium zijn het WBL en de beide waterschappen een minimale verplichte afname van 1.339.900 punten met Intertek overeengekomen. Het aandeel in deze verplichte afname is indicatief als volgt verdeeld over de verschillende organisaties: Waterschapbedrijf Limburg 60% Waterschap Roer en Overmaas 20% Waterschap Peel en Maasvallei 20% Uitgangspunt voor de aan Intertek te betalen kosten vormt het kostenniveau van de jaarrekening 2006 incl. de afgestemde toerekeningen. Dat niveau is bepaald op € 2,6 mln. voor 2009. In het meerjarenperspectief daalt dit bedrag naar € 2,0 mln. in 2012 (incl. inflatie). Deze bedragen zijn conform het bestuursbesluit en de contracten met Intertek.
Begroting 2010: wat gaan het kosten Wat zijn de (netto) kosten Het aan Intertek te betalen bedrag daalt van € 2,6 mln. in 2009 naar € 2,4 mln. in 2010 overeenkomstig de gesloten overeenkomst.
Waterschapsbedrijf Limburg
Meerjarenraming 2010-2014 / Begroting 2010
blz. 45
3.3.2
Ondersteuning: Huisvesting, centrale ondersteuning en personeelszaken
Kosten, Baten en Netto kosten volgens de MJR 2010-2014 + Begroting 2010 Personeelszaken en Ondersteuning ( bedragen x 1.000 euro )
Rekening
Begroot
2008
2009 (*)
Meerjarenraming
Begroot Mutatie
2010
2011
2012
2013
2014
L AS T E N rentelasten huur van gebouwen afschrijving voorziening afschrijving
totaal kapitaallasten
355
369
77
446
419
421
388
362
909
1.017
360
1.377
1.452
1.326
1.322
1.354
1.264
1.386
437
1.823
1.871
1.747
1.710
1.716
salarissen sociale lasten overige personeelslasten personeel van derden voormalig personeel
973 198 346
-75 30 26
57
1.124 193 316 45 114
3
1.049 223 342 45 117
1.079 230 349 46 119
1.110 237 356 47 121
1.141 244 363 48 124
1.174 236 370 49 126
totaal personeelslasten
1.574
1.792
-16
1.776
1.823
1.871
1.920
1.955
48 61 212 7 58 8 595 229
90 93 250 10 72 30 613 291
-9 6 -2 1 1 46 1
81 99 248 10 73 31 659 292
83 101 253 10 75 32 672 297
84 103 258 11 76 32 686 303
86 105 263 11 78 33 699 309
88 107 269 11 79 34 713 315
1.218
1.449
44
1.493
1.523
1.553
1.584
1.616
255
260 20
5
265 20
270 20
276 20
282 20
287 20
255
280
5
285
290
296
302
307
4.311
4.907
470
5.377
5.507
5.467
5.516
5.594
43 63 53
33 63
2
33 65
34 66
35 67
35 69
36 70
TOTAAL BATEN
159
96
2
98
100
102
104
106
NETTO KOSTEN
4.152
4.811
468
5.279
5.407
5.365
5.412
5.488
19,91
18,91
-1,00
17,91
17,91
17,91
17,91
17,91
duurzame gebruiksgoederen overige gebruiks- en verbruiksgoederen energie huren en rechten verzekeringen belastingen onderhoud door derden overige diensten door derden
totaal goederen en diensten van derden bijdrage aan bedrijven bijdrage aan overheden en overige
totaal bijdragen aan derden toevoeging voorziening mobiliteit onvoorzien
totaal toevoeging + onvoorzien kosten toerekening
totaal kostentoerekening TOTAAL LASTEN B AT E N financiële baten personeelsbaten goederen en diensten aan derden bijdrage van derden
PERSONEEL aantal formatieplaatsen (fte's) per ultimo
(*) Dit betreft de gewijzigde begroting 2009 Noot:
de rente + afschrijving in de jaren 2010 t/m 2014 zijn toebedeeld op basis van de uitgavenplanning in het MIP
Waterschapsbedrijf Limburg
Meerjarenraming 2010-2014 / Begroting 2010
blz. 46
3.3.2.1
Wat willen we bereiken
Evenals 2008-2009 blijft de oriëntatie van P&O in zijn geheel gericht op ondersteuning van mensen en bedrijfsprocessen met de focus op strategische en operationele aspecten waardoor waarde wordt toegevoegd. Zorgen voor perspectief, motivatie, gedrevenheid en ‘zin hebben in morgen’ blijven belangrijke uitdagingen in deze dynamische perioden. Van de kant van WRO alsook van de kant van WPM is ondersteuning gevraagd c.q. samenwerking gezocht op diverse HRM onderwerpen. Mede met het oog op de toekomst willen wij trachten, binnen de beschikbare capaciteit, de wensen te honoreren zonder de “eigen klanten” tekort te doen. De ontwikkelingen van de afzonderlijke Units verlopen meer en meer zelfstandig . P&O richt zich dan ook meer en meer op de ondersteuning en facilitering van de afzonderlijke units in 2010 in plaats van het WBL als geheel. Hierdoor ontstaat een natuurlijk proces dat mogelijk leidt tot een shared-services model voor de afzonderlijke units en mogelijk andere gegadigden. Pro/actief oriënteren op duurzame samenwerkingsrelaties met de afzonderlijke units maar ook op duurzame samenwerkingsrelaties met nieuwe partners is en blijft een belangrijke uitdaging. Training, vorming en ontwikkeling blijven een vast speerpunt voor de gehele unit
3.3.2.2
Wat gaan we doen
De aard van de verrichte activiteiten is zodanig dat er geen significant verschil bestaat tussen de activiteiten in de periode van de meerjarenraming versus de activiteiten volgens de Begroting 2010 resp. het jaar 2009. Personeelszaken (HRM) Verdere digitalisering van de HRM-back-office waardoor relevante informatie voor management en medewerk(st)ers eenvoudig toegankelijk is en HRM-processen worden gestroomlijnd. Aandacht voor perspectief, motivatie, gedrevenheid en ‘zin hebben in morgen’ zal in toenemende mate op individueel niveau ( POP) het onderwerp van gesprek zijn tussen manager en medewerker en speerpunt voor Unit-management en P&O. Ook in 2009 zullen wij onze expertise en kwantiteit met name vrijmaken voor ondersteuning op deze items. In samenspraak met de afzonderlijke units worden de agenda´s bepaald. In 2009 wordt ook onderzocht in hoeverre de dienstverlening op HRM-gebied op de langere termijn kan uitgroeien naar een Shared Service organisatie/ondersteunend service center. Informatievoorziening en Automatisering Beschikbaar hebben en beschikbaar houden van systemen, applicaties en gegevens blijft de belangrijkste opdracht naast het feit dat we flexibel inspelen op de gewenste unit-ontwikkelingen. De kwaliteit en de aard van de samenwerking met de units is inmiddels vastgelegd in Service level Agreements.. Deze aanpak leidt tot duurzame samenwerkingsafspraken die los staan van de processen die tot verzelfstandiging van diverse units leiden. Van belang is dat we de kwaliteit en continuïteit vasthouden. In 2009 wordt ook onderzocht in hoeverre de dienstverlening op ICT-gebied op de langere termijn kan uitgroeien naar een Shared Service organisatie/ondersteunend service center.
Waterschapsbedrijf Limburg
Meerjarenraming 2010-2014 / Begroting 2010
blz. 47
Communicatie Doorgaan op de ingeslagen weg van 2008 betekent dat wij invulling geven aan het communicatieplan middels het houden van kantinebijeenkomsten, het personeelsblad, internet en intranet, ondersteuning van de communicatieactiviteiten van de units. Facilitaire Zaken Goed hostmanship leidt tot tevreden klanten die graag inspelen op duurzame samenwerking. Gebouw en bedrijfsvoering zijn hierin bepalend. De groeiscenario’s van de in- en externe “klanten” die wij huisvesten vragen permanente afstemming.
3.3.2.3
Wat gaat het kosten
Meerjarenraming 2010-2014: wat gaat het kosten Wat gaan we investeren De investeringen vinden plaats overeenkomstig het bijgevoegde meerjareninvesteringsprogramma (MIP). Wat zijn de (netto) kosten De netto-kosten van de stafunit P&O stijgen van € 4,8 mln. volgens de gewijzigde begroting 2009 naar € 5,5 mln. in 2014 (een stijging met 14,1%). Hierbij stijgen de kapitaallasten van € 1,4 mln. in 2009 naar € 1,7 mln. in 2014 overeenkomend met een stijging met 23,8% t.o.v. de gewijzigde begroting 2009. De stijging van de kapitaallasten is terug te voeren op een investering in 2008/2009 in het kantoorgebouw ter realisatie van de omvorming van het laboratorium tot kantoorruimte alsook de realisatie van koelplafonds. De overige netto kosten stijgen van € 3,4 mln. in 2009 naar € 3,8 mln. in 2014 overeenkomend met een stijging met 10,1% t.o.v. de gewijzigde begroting 2009. Dit bij een afname van de formatie met 1 fte per 2010.
Begroting 2010: wat gaan het kosten Wat gaan we investeren De investeringen van de stafunit P&O in 2010 vinden plaats overeenkomstig de jaarschijf 2010 van het bijgevoegde MIP 2009-2013. Hierin is voor 2010 een uitgave gepland van € 0,7 mln. Wat zijn de (netto) kosten De netto-kosten van de stafunit P&O stijgen van € 4,8 mln. in 2009 naar € 5,3 mln. in 2010 (een stijging met 9,7%). De kapitaallasten stijgen van € 1,4 mln. in 2009 naar € 1,8 mln. in 2010 overeenkomend met een stijging met 31,5% t.o.v. de gewijzigde begroting 2009. De stijging van de kapitaallasten is terug te voeren op een investering in 2008/2009 in het kantoorgebouw ter realisatie van de omvorming van het laboratorium tot kantoorruimte alsook de realisatie van koelplafonds. De overige netto kosten in 2010 bedragen € 3,4 mln. en daarmee nagenoeg gelijk aan die van 2009; het effect van de inflatie wordt in dezen gecompenseerd door een afname van de formatie met 1 fte van 18,91 fte in 2009 naar 17,91 fte in 2010.
Waterschapsbedrijf Limburg
Meerjarenraming 2010-2014 / Begroting 2010
blz. 48
Waterschapsbedrijf Limburg
Meerjarenraming 2010-2014 / Begroting 2010
blz. 49
3.3.3
Ondersteuning: Planning en Control
Kosten, Baten en Netto kosten volgens de MJR 2010-2014 + Begroting 2010 Planning en Control ( bedragen x 1.000 euro )
Rekening
Begroot
2008
2009 (*)
Meerjarenraming
Begroot Mutatie
2010
2011
2012
2013
2014
L AS T E N rentelasten huur van gebouwen afschrijving voorziening afschrijving
totaal kapitaallasten
15
8
125
125
-5
3
7
125
19
22
50
100
140
133
-5
128
7
69
122
salarissen sociale lasten overige personeelslasten personeel van derden
491 93 1 18
535 101 19 64
-54 5 1
481 106 19 65
495 109 20 66
510 113 20 67
525 116 20 69
540 112 21 70
totaal personeelslasten
603
719
-48
671
690
710
730
743
8 5
35 11
1
36 11
36 12
37 12
38 12
38 12
30 1
25 1
1
26 1
26 1
26 1
27 1
28 1
24 94
76 87
2 1
78 88
80 90
81 92
83 94
84 96
162
235
5
240
245
249
255
259
5
5
5
5
5
5
5
5
5
5
5
5
duurzame gebruiksgoederen overige gebruiks- en verbruiksgoederen energie huren en rechten verzekeringen belastingen onderhoud door derden overige diensten door derden
totaal goederen en diensten van derden bijdrage aan bedrijven bijdrage aan overheden en overige
totaal bijdragen aan derden onvoorzien
totaal onvoorzien kosten toerekening
-32
-33
-33
-33
-33
-33
-33
-32
-3 3
-33
-33
-33
-33
-33
873
1.059
1.011
907
938
1.026
1.096
20
22
22
23
23
24
24
TOTAAL BATEN
20
22
22
23
23
24
24
NETTO KOSTEN
853
1.037
989
884
915
1.002
1.072
8,50
8,50
8,50
8,50
8,50
8,50
8,50
totaal kostentoerekening TOTAAL LASTEN
-48
B AT E N financiële baten personeelsbaten goederen en diensten aan derden bijdrage van derden
-48
PERSONEEL aantal formatieplaatsen (fte's) per ultimo
(*) Dit betreft de gewijzigde begroting 2009 Noot:
de rente + afschrijving in de jaren 2010 t/m 2014 zijn toebedeeld op basis van de uitgavenplanning in het MIP
Waterschapsbedrijf Limburg
Meerjarenraming 2010-2014 / Begroting 2010
blz. 50
3.3.3.1
Wat willen we bereiken
De stafunit P&C wil als kwalitatief hoogwaardige stafafdeling de opgedragen taken zo efficiënt en effectief mogelijk uitvoeren en het bestuur, management en de organisatie optimaal ondersteunen bij de beheersing van bedrijfsvoeringprocessen. Onze kerntaken zijn: * Het ontwikkelen van het financieel beleid voor het WBL; * het op concernniveau opstellen van de (meerjaren)begroting en investeringsprogramma’s; * het uitvoeren van de financiële administratie, betalingsverkeer, treasury, “kort” geld en financiering “lang” geld en het opstellen van de jaarrekening; * de coördinatie en samenstelling van de gestructureerde management- en bestuursrapportages op concernniveau; * het op concernniveau ontwikkelen en uitvoeren van een AO/IC-structuur; * het uitvoeren van efficiency en effectiviteittoetsen d.m.v. interne/externe audits; Optimalisatie, professionalisering en betrouwbaarheid zijn daarbij de sleutelbegrippen.
3.3.3.2
Wat gaan we doen
De aard van de verrichte activiteiten is zodanig dat er geen significant verschil bestaat tussen de activiteiten in de periode van de meerjarenraming versus de activiteiten volgens de Begroting 2010 resp. het jaar 2009. Naar verwachting zal onderzoek door de units Zuiveringsbedrijf én Waterschapsheffingen naar mogelijke samenwerking met andere overheidsorganisaties, in 2009 en 2010 de nodige extra ondersteuning van de unit P&C vergen. Het invoeren van de nieuwe waterschapswet heeft tal van effecten op het financiële vlak; zo zijn een aantal belangrijke financiële verordeningen opnieuw vastgesteld en zijn de inhoud en cyclus van de (meerjaren)begroting aangepast. In het kader van de grotere aandacht voor rechtmatigheid wordt de AO/IC-structuur van het WBL doorgelicht en daar waar nodig aangepast. Dit proces zal in 2009 worden afgerond. Het doel daarvan is om bij de toetsing van de Jaarrekening 2009 volledig te voldoen aan de in het kader van de nieuwe waterschapswet aangepaste rechtmatigheidtoets zoals die door de externe accountant vanaf 1-1-2009 uitgevoerd gaat worden. Verder staan er nog een aantal interne audits op het programma. Voor de unit P&C is uiteraard ook van belang de mogelijke organisatorische ontwikkelingen van het WBL in 2010. Uitgangspunt daarbij is dat de unit een ondersteunende taak heeft en derhalve “volgend” zal zijn op eventuele organisatieveranderingen waarbij de belangen van de uitvoerende organisatieonderdelen “leidend” zullen zijn.
Waterschapsbedrijf Limburg
Meerjarenraming 2010-2014 / Begroting 2010
blz. 51
3.3.3.3
Wat gaat het kosten
Meerjarenraming 2010-2014: wat gaat het kosten Wat gaan we investeren Zie hiervoor het bijgevoegde meerjareninvesteringsprogramma (MIP). Voor de eerste jaren van de planperiode zijn geen investeringen gepland. Wat zijn de (netto) kosten De netto-kosten van de stafunit P&C stijgen van € 1,0 mln. volgens de Begroting 2009 naar € 1,1 mln. in 2014 (een stijging met 3,4%). Hierbij komen de kapitaallasten in 2009 en in 2014 nagenoeg overeen en bedragen € 0,1 mln. (geen stijging t.o.v. de gewijzigde begroting 2009). De kapitaallasten vertonen in meerjarenperspectief een daling in de jaren 2010 en 2011 als gevolg van het feit dat het financieel systeem dan is afgeschreven. Vanaf 2013 zijn de kapitaallasten weer op peil door de geplande vervanging van het financieel systeem in 2012. De overige netto kosten stijgen van € 0,9 mln. in 2009 naar € 1,0 mln. in 2014 overeenkomend met een stijging met 5,1% t.o.v. de gewijzigde begroting 2009 In de begroting en in de formatie van 2008 is al rekening gehouden met het verminderde werkaanbod als gevolg van het vertrek van de units Vergunningen en Handhaving en het Laboratorium. Niettemin zullen ook in 2009 extra werkzaamheden uitgevoerd moeten worden als gevolg van de strategisch organisatorische ontwikkelingen. Voor 2009 en de opvolgende jaren zal behalve de inflatoire aanpassing het begrotingsvolume van de unit P&C gelijk zijn aan dat van 2009. Begroting 2010: wat gaat het kosten Wat zijn de (netto) kosten De netto-kosten van de stafunit P&C in 2010 bedragen € 1,0 mln. en zijn daarmee gelijk aan het bedrag volgens de bijgestelde Begroting 2009. Ook wanneer separaat wordt gekeken naar het effect van de kapitaallasten en de overige netto kosten blijkt dat dezen in 2009 en in 2010 nagenoeg overeenkomen (geen stijging t.o.v. de gewijzigde begroting 2009). Het effect van de inflatie is dus volledig gecompenseerd.
Waterschapsbedrijf Limburg
Meerjarenraming 2010-2014 / Begroting 2010
blz. 52
Waterschapsbedrijf Limburg
Meerjarenraming 2010-2014 / Begroting 2010
blz. 53
3.4
Bestuur, Directie en Bovenformatief
3.4.1
Positionering
Het Dagelijks Bestuur van het WBL bestaat uit 6 onbezoldigde bestuursleden waarvan er 3 worden afgevaardigd door het waterschap Roer en Overmaas en eveneens 3 worden afgevaardigd door het waterschap Peel en Maasvallei. Het Algemeen Bestuur bestaat uit de leden van het Dagelijks Bestuur aangevuld met 8 leden uit de algemeen besturen van de waterschappen WRO en WPM (per waterschap 4 leden). De Directeur van het Waterschapsbedrijf is belast met de dagelijkse aansturing.
3.4.2
Wat gaat het kosten
De uitgaven in het meerjarenperspectief en voor de Begroting 2010 voor Directie en Bestuur zijn alleen gecorrigeerd voor de inflatie, verder zijn er geen wijzigingen. Bestuur De uitgaven door het Bestuur behelzen drie posten: •
De uitgaven voor uitkeringen voor voormalige bestuursleden van het ZL die zijn begroot conform afspraken uit het verleden, huidige bestuursleden krijgen geen vergoeding.
•
Uitgaven voor overige gebruiksgoederen, dit is een soort verzamelpost voor vele kleine kosten m.n. vergaderkosten, voorbereiding activiteiten, drukwerk ten behoeve van A.B.’s, etc.
•
Diensten door derden ten behoeve van, indien nodig, externe adviseurs.
Directie De post overige diensten door derden wordt hoofdzakelijk gebruikt voor de personeelsvereniging, de ondernemingsraad en de vereniging van oud-personeelsleden. Daarnaast is er extra ruimte in deze post opgenomen om in crisissituaties slagvaardig zonder veel procedurele voorbereiding te kunnen optreden. Onvoorzien: De hoogte van de post onvoorzien is in de periode 2010-2014 gesteld op € 50.000 en is in relatie met de budgetten onvoorzien van de onderscheiden units zodanig afgestemd dat het totaal van onvoorzien op organisatieniveau overeenkomt met 0,4% van het begrotingstotaal.
Waterschapsbedrijf Limburg
Meerjarenraming 2010-2014 / Begroting 2010
blz. 54
Kosten, Baten en Netto kosten volgens de MJR 2010-2014 + Begroting 2010 BESTUUR ( bedragen x 1.000 euro )
Rekening
Begroot
2008
2009 (*)
Meerjarenraming
Begroot Mutatie
2010
2011
2012
2013
2014
L AS T E N salarissen sociale lasten overige personeelslasten personeel van derden salarissen voormalig bestuur
29
33
1
34
35
36
37
38
29
33
1
34
35
36
37
38
overige gebruiks- en verbruiksgoederen overige diensten door derden
12 2
3 62
1
3 63
3 64
3 66
3 67
4 68
totaal goederen en diensten van derden totaal onvoorzien TOTAAL LASTEN
14
65
1
66
67
69
70
72
43
98
2
100
102
105
107
110
98
2
100
102
105
107
110
totaal personeelslasten
B AT E N financiële baten
123
TOTAAL BATEN
123
NETTO KOSTEN
-80
DIRECTIE ( bedragen x 1.000 euro )
Rekening
Begroot
2008
2009 (*)
Meerjarenraming
Begroot Mutatie
2010
2011
2012
2013
2014
L AS T E N salarissen sociale lasten overige personeelslasten personeel van derden
116 19 31
121 20 62
4 5 1
125 25 63
129 25 64
133 26 65
136 27 67
140 25 68
totaal personeelslasten
166
203
10
213
218
224
230
233
8 41 67
16 44 98
1 1
16 45 99
17 46 101
17 47 103
17 48 106
18 49 108
116
158
2
160
164
167
171
175
193
-143
50
50
50
50
50
193
-143
50
50
50
50
50
282
554
-131
423
432
441
451
458
282
554
-131
423
432
441
451
458
1,00
1,00
1,00
1,00
1,00
1,00
1,00
duurzame gebruiksgoederen overige gebruiks- en verbruiksgoederen overige diensten door derden
totaal goederen en diensten van derden onvoorzien
totaal onvoorzien TOTAAL LASTEN TOTAAL BATEN NETTO KOSTEN PERSONEEL aantal formatieplaatsen (fte's) per ultimo
(*) Dit betreft de gewijzigde begroting 2009
Waterschapsbedrijf Limburg
Meerjarenraming 2010-2014 / Begroting 2010
blz. 55
3.4.3
Bovenformatief
3.4.3.1
Wat willen we bereiken
De organisatorische ontwikkelingen sedert de oprichting van het Waterschapsbedrijf hebben het nut en de benodigde flexibiliteit aangetoond van een afzonderlijk budget voor bovenformatief. Ook nu staat het WBL voor tal van uitdagingen met nog onbekende gevolgen voor de organisatorische ontwikkelingen. In dat licht bezien is het wenselijk en realistisch om het budget voor medewerkers met een, veelal tijdelijke, bovenformatieve status te handhaven. 3.4.3.2
Wat gaat het kosten
Voor 2009 is uitgegaan van een bovenformatie van 6,6 personen, dit is in overeenstemming met het historische beeld. Gelet op de ontwikkelingen bij V&H en het Laboratorium en het scherper gevoerde personeelsbeleid met betrekking tot functioneringsdiscrepanties was dit aantal in 2008 uitzonderlijk hoog, waarbij wordt opgemerkt dat de bovenformatieve status van een aantal personen van relatief korte duur was. Voor 2010 wordt uitgegaan van eenzelfde bovenformatie als in 2009 met een afbouw naar 5,8 personen in 2011, welke omvang voor de opvolgende jaren is geëxtrapoleerd. Gelet op de nog te verwachten ontwikkelingen en het scherper gevoerde personeelsbeleid met betrekking tot functioneringsdiscrepanties is het realistisch het budget voor medewerkers met een, veelal tijdelijke, bovenformatieve status te handhaven.
Kosten, Baten en Netto kosten volgens de MJR 2010-2014 + Begroting 2010 BOVENFORMATIEF ( bedragen x 1.000 euro )
Rekening
Begroot
2008
2009 (*)
Meerjarenraming
Begroot Mutatie
2010
2011
2012
2013
2014
L AS T E N totaal kapitaallasten salarissen sociale lasten overige personeelslasten personeel van derden
397 70
407 79
-8 10
399 89
368 83
378 86
390 88
401 92
totaal personeelslasten
467
486
2
488
451
464
478
493
duurzame gebruiksgoederen overige gebruiks- en verbruiksgoederen overige diensten door derden
totaal goederen en diensten van derden TOTAAL LASTEN
4
6
6
6
6
6
6
4
6
6
6
6
6
6
471
492
2
494
457
470
484
499
2
494
457
470
484
499
6,63
5,80
5,80
5,80
B AT E N goederen en diensten aan derden
28
TOTAAL BATE N
28
NETTO KOSTEN
443
492
6,43
6,63
PERSONEEL aantal formatieplaatsen (fte's) per ultimo
(*) Dit betreft de gewijzigde begroting 2009
Waterschapsbedrijf Limburg
Meerjarenraming 2010-2014 / Begroting 2010
blz. 56
5,80
4 Uitgaven Meerjarenraming naar BBP-opzet 4.1
MJR: Netto-kosten Exploitatie-uitgaven naar BBP-opzet
NETTO - KOSTEN Exploitatie-uitgaven
Begroting MJR / 2009 Begroting
1
Planvorming Eigen plannen
MJR 2012
MJR 2013
MJR 2014
2010
(Bedragen * 1000 euro )
11
MJR 2011
258 258
274 274
234 234
141 141
141 141
143 143
69.066 15.398 31.819
68.739 14.504 34.775
70.001 16.169 34.395
72.024 15.807 37.063
72.266 16.245 36.293
76.154 16.875 38.749
21.849
19.460
19.437
19.154
19.728
20.530
2
Zuiveringstechnische werken
21 22 23
Getransporteerd afvalwater Gezuiverd afvalwater Verwerkt slib
4
Beheersing van lozingen
340
384
377
405
407
392
41 42 43
WVO-vergunningen en meldingen Handhaving WVO Rioleringsplannen en subsidies lozingen
110 0 230
125 0 259
129 0 248
131
132
134
274
275
258
8.993 6.517 2.476
8.622 6.234 2.388
8.663 6.260 2.403
8.830 6.376 2.454
9.094 6.565 2.529
9.114 6.579 2.535
5
Heffing en invordering
51 52
Belastingheffing Invordering
6
Bestuur en externe communicatie
836
857
825
845
867
889
61 62
Bestuur Externe communicatie
836 0
857 0
825 0
845 0
867 0
889 0
81
Dekkingsmiddelen
8101
Onvoorzien
494 494
378 378
378 378
378 378
378 378
378 378
1.027 1.027
960 960
880 880
800 800
800 800
800 800
81.014
80.214
81.358
83.423
83.953
87.870
Bijdrage van de Waterschappen Onttrekking aan bedrijfsreserve
80.214 800
80.214
81.818
83.455
85.124
86.826
Exploitatie-resultaat
0
0
460
32
1.171
-1.044
91
Laboratoriumwerk voor WRO / WPM
8104
Kostenaandeel voor LAB-werkzaamheden
TOTAAL Netto - kosten
Waterschapsbedrijf Limburg
Meerjarenraming 2010-2014 / Begroting 2010
blz. 57
4.2
MJR: Netto-uitgaven Investeringen naar BBP-opzet
NETTO - UITGAVEN Investeringen
MIP 2009
MIP 2010
MIP 2011
MIP 2012
MIP 2013
TOTAAL MIP
(Bedragen * 1000 euro ) 2
Zuiveringstechnische werken
21 22 23
Getransporteerd afvalwater Gezuiverd afvalwater Verwerkt slib
32.860 7.473 22.777 2.610
5
Heffing en invordering
110
200
200
200
200
910
51 52
Belastingheffing Invordering
55 55
100 100
100 100
100 100
100 100
455 455
3.956 370 3.586 0
698 305 393 0
700 305 395 0
1.042 350 442 250
1.042 350 442 250
7.438 1.680 5.258 500
36.926
30.900
33.923
37.039
31.346
170.134
9
Ondersteunend Informatiebeleid / automatisering Huisvesting Comptabiliteit / control
TOTAAL Netto - uitgaven
30.002 9.693 20.009 300
33.023 11.919 20.701 403
35.797 11.567 23.541 689
30.104 7.895 21.889 320
161.786 48.547 108.917 4.322
Bovenstaand overzicht is ontleend aan het eind 2008 vastgestelde MIP 2009-2013 geactualiseerd voor de bestuursbesluiten met betrekking tot: - opheffen van de rwzi Heerlen en transporteren van het afvalwater naar de zuivering Hoensbroek - sluiten + amoveren van de droger Venlo. Het investeringsprogramma is gebaseerd op een uitgewerkte opstelling naar projecten. Deze opstelling is indicatief in die zin dat wordt aangegeven welke projecten in welk jaar tot investeringsuitgaven zullen leiden en tot welke geraamde bedragen, echter deze opstelling laat onverlet dat het jaarlijkse uitgavenniveau is gemaximeerd tot het bestuurlijk aangegeven maximum (zie ook paragraaf 2.2.2.1). Het toegestane uitgavenniveau voor de MJR-periode is vastgesteld op € 30,4 mln. (prijspeil 2010) in het jaar 2010 en in de jaren 2011 t/m 2014 wordt voorlopig uitgegaan van een jaarlijks uitgavenvolume van € 34,2 mln. (prijspeil 2011).
Waterschapsbedrijf Limburg
Meerjarenraming 2010-2014 / Begroting 2010
blz. 58
5 De Begroting 2010 (naar kostendragers + naar kostensoorten) 5.1
De Begroting 2010 naar kostendragers
Onderstaand wordt een overzicht getoond van de bruto kosten en van de netto kosten naar beleidsvelden en beleidsproducten. Hierbij is per regel aangegeven welk deel van de netto kosten wordt toegerekend aan de kostendrager zuiveringsbeheer resp. watersysteem. Bruto kosten
Begroting 2010
Baten WBL
Netto kosten
Aandeel Aandeel Zuiverings- Waterbeheer
(Bedragen * 1000 euro ) 1
Planvorming
274
11
Eigen plannen
274
2
Zuiveringstechnische werken
21
Getransporteerd afvalwater
22 23
Gezuiverd afvalwater Verwerkt slib
70.242 14.651 35.610 19.981
1.503 147 835 521 0
4
Beheersing van lozingen
384
41 42 43
WVO-vergunningen en meldingen Handhaving WVO Rioleringsplannen en subsidies lozingen
125
5
Heffing en invordering
51 52
Belastingheffing Invordering
6
Bestuur en externe communicatie
61 62
Bestuur Externe communicatie
259
Laboratoriumwerk voor WRO / WPM Kostenaandeel voor LAB-werkzaamheden
Door baten gecompenseerde kosten van ondersteunende beheerproducten (reeds toegerekend)
Totaal
384 125 0 259
993
2.388
1.194
1.194
857 857
0
857 857 0
857 857 0
0
0
378
367
11
378
367
11
1.343 1.343
1.343 1.343
0 0
0 0
0
960 960
0
960 960
0
960 960
123
123
0
86.692
6.478
80.214
73.763
6.451
Bijdrage Waterschappen
80.214 0
Resultaat 2010
Waterschapsbedrijf Limburg
0
384
3.381
378
9115
0
5.480 4.286
378
91
68.739 14.504 34.775 19.460
3.142 1.948
Dekkingsmiddelen
Geactiveerde lasten
68.739 14.504 34.775 19.460
125 0 259
0
8.622 6.234
Onvoorzien
Geactiv. lasten bouwprojecten
274 274
3.509 2.516
8101
0
274 274
12.131 8.750
81
01
0
systeem
Meerjarenraming 2010-2014 / Begroting 2010
blz. 59
Naast de uitsplitsing van de begroting naar het aandeel dat betrekking heeft op de Zuiveringsheffing resp. op de Watersysteemheffing (zie vorige pagina), is een vergelijking van de netto-kosten relevant. Deze vergelijkende opstelling wordt onderstaand gepresenteerd.
Vergelijking van de NETTO - KOSTEN
Rekening 2008
Begroting 2009 (*)
(Bedragen * 1000 euro ) 1
Planvorming
11
Eigen plannen
2
Bouw / exploitatie zuiveringstechnische werken
21 22 23
Getransporteerd afvalwater Gezuiverd afvalwater Verwerkt slib
Begroting 2010
327 327
258 258
274 274
68.458 15.498 33.227
69.066 15.398 31.819
68.739 14.504 34.775
19.733
21.849
19.460
4
Beheersing van lozingen
358
340
384
41 42 43
WVO-vergunningen en meldingen Handhaving WVO Rioleringsplannen en subsidies lozingen
115 0 243
110 0 230
125 0 259
8.216 5.907 2.309
8.993 6.517 2.476
8.622 6.234 2.388
5
Heffing en invordering
51 52
Belastingheffing Invordering
6
Bestuur en externe communicatie
546
836
857
61 62
Bestuur Externe communicatie
546 0
836 0
857 0
81
Dekkingsmiddelen
8101
Onvoorzien
0 0
494 494
378 378
1.324 1.324
1.027 1.027
960 960
Totaal Netto - kosten
79.229
81.014
80.214
Bijdrage van de Waterschappen Onttrekking aan bedrijfsreserve
77.878 2.125
80.214 800
80.214
774
0
0
91
Laboratoriumwerk voor WRO / WPM
9115
Kostenaandeel voor LAB-werkzaamheden
Exploitatie-resultaat
(*) Betreft de bijgestelde begroting 2009
Waterschapsbedrijf Limburg
Meerjarenraming 2010-2014 / Begroting 2010
blz. 60
5.2 5.2.1
De Begroting 2010 naar kosten- en opbrengstsoorten De Begroting 2010 naar kostensoorten
Het presenteren van de Begroting naar Kosten- en Opbrengstsoorten, gebaseerd op de BBVWrichtlijnen, is een comptabele verplichting. Onderstaand wordt de begroting naar kostensoorten weergegeven (x € 1.000). Voor de begroting naar opbrengstsoorten, zie de opvolgende paragraaf
Begroting van de Kosten (Bedragen * 1000 euro ) 41 Rente en afschrijvingen + WLS-kosten 4101 Externe rentelasten 4305 Leasebetalingen SLB en CBL 4102 Interne rentelasten 4103 Afschrijvingen van activa 45011 Toevoeging voorziening afschrijving 4104 Afschrijvingen van boekverliezen 42 Personeelslasten 4201 Salarissen huidig personeel en bestuurders 4202 Sociale premies 4203 Rechtstreekse uitkeringen huidig personeel en bestuur 4204 Overige personeelslasten 4205 Personeel van derden 4206 Uitkeringen voormalig personeel en bestuurders 43 Goederen en diensten van derden 4301 Duurzame gebruiksgoederen 4302 Overige gebruiksgoederen en verbruiksgoederen 4303 Energie 4304 Huren en rechten 4306 Pachten en erfpachten 4307 Verzekeringen 4308 Belastingen 4309 Onderhoud door derden 4310 Overige diensten door derden 44 Bijdragen aan derden 4401 Bijdragen aan bedrijven 4402 Bijdragen aan overheden 4403 Bijdragen aan overigen 45 Toevoegingen aan voorzieningen 4501 Toevoegingen aan voorzieningen 4502 Onvoorzien
Rekening
Begroot
Begroot
2008
2009 (*)
2010
35.067 7.007 2.814 1.395 21.159 2.692 0 13.697 10.432 1.747 506 783 143 86 34.822 397 2.253 11.643 166 0 101 640 9.275 10.347 377 334 42 1 702 702 0
37.199 7.414 2.875 783 23.435 2.692 0 15.470 11.713 1.732 535 729 614 147 33.248 559 2.262 11.863 200 0 117 -1.909 8.474 11.682 347 200 135 12 775 260 515
34.462 8.826 2.898 0 20.046 2.692 0 16.263 12.019 2.145 559 764 625 151 35.174 521 2.293 11.301 198 0 120 1.024 8.490 11.227 150 0 138 12 643 265 378
Totaal Bruto Kosten
84.665
87.039
86.692
Totaal middelen
85.439
87.039
86.692
774
0
0
Exploitatieresultaat (*) Dit betreft de gewijzigde begroting 2009
Waterschapsbedrijf Limburg
Meerjarenraming 2010-2014 / Begroting 2010
blz. 61
5.2.2
De Begroting 2010 naar opbrengstsoorten
Overeenkomstig de comptabele verplichting, worden onderstaand de baten volgens begroting naar opbrengstsoorten weergegeven (x € 1.000).
Begroting van de Opbrengsten (Bedragen * 1000 euro )
Rekening
Begroting
Begroting
2008
2009 (*)
2010
81 Financiële baten 8101 Externe rentebaten 8102 Interne rentebaten 8103 Dividenden en bonusuitkeringen 82 Personeelsbaten 8201 Baten ivm salarissen en sociale lasten 8202 Uitlening van personeel 83 Goederen en diensten aan derden 8301 Verkoop van grond 8302 Verkoop van duurzame goederen 8303 Verkoop van overige goederen 8304 Opbrengst uit grond en water 8305 Huuropbrengst uit overige eigendommen 8306 Diensten voor derden 84 Bijdragen van derden 8401 Bijdragen van overheden 8402 Bijdragen van overigen 85 Waterschapsbelastingen 8501 Opbrengst omslag gebouwd 8502 Opbrengst ingezetenenomslag 8503 Opbrengst omslag ongebouwd 8504 Opbrengst pachtersomslag 8505 Opbrengst verontreinigingsheffing bedrijven 8506 Opbrengst verontreinigingsheffing huishoudens 86 Interne verrekeningen 8601 Onttrekkingen aan voorzieningen 8603 Geactiveerde lasten
1.641 14 1.395 232 43 43
1.017 6 811 200 33 33
1.189 6 983 200 33 33
1.504 11
2.914
3.175
22 40 42 1.389 682 235 447 518
1 37 60 2.816 88 88
1 37 61 3.076 88 88
650
650
518 1.048
650 1.323
650 1.343
1.048
1.323
1.343
5.436
6.025
6.478
Bijdrage van de beide waterschappen Onttrekking aan reserves
77.878 2.125
80.214 800
80.214
Totaal Middelen
85.439
87.039
86.692
Totaal Opbrengsten Waterschapsbedrijf Limburg
(*) Dit betreft de gewijzigde begroting 2009
Waterschapsbedrijf Limburg
Meerjarenraming 2010-2014 / Begroting 2010
blz. 62
5.3
Verdeling van de Begroting 2010 naar de bijdrage van de waterschappen
De aan het Waterschapsbedrijf Limburg opgedragen taken worden gefinancierd door de deelnemers aan de gemeenschappelijke regeling (Waterschap Roer en Overmaas, Waterschap Peel en Maasvallei). Vertrekpunt hiervoor vormt de vastgestelde begroting voor het WBL naar de onderscheiden kostendragers (zuiveringsbeheer, watersysteembeheer); zie hiervoor paragraaf 4.4. De door elk afzonderlijk waterschap te betalen bijdrage wordt vervolgens bepaald overeenkomstig de tussen de waterschappen afgesproken verdeelsleutels: • het aandeel voor de kostendrager zuiveringsbeheer op basis van het aantal vervuilingeenheden per waterschapsgebied; • het aandeel watersysteem wordt toegerekend aan WRO resp. WPM op basis van de verhouding 65% : 35% . Van de aldus bepaalde bijdrage per waterschap wordt door het betreffende all-in waterschap per maand een betaling verricht aan het WBL, ter grootte van de jaarbijdrage gedeeld door 12. Omdat de prognose van het aantal vervuilingeenheden pas in de 2e helft van het jaar wordt vastgesteld door de waterschappen, kan op dit moment nog geen (definitieve) berekening worden gemaakt van het aandeel per waterschap. Er wordt derhalve op dit moment volstaan met het aangeven van de ontwikkeling van de kosten van het WBL én de bijdrage van de waterschappen op totaalniveau.
Waterschapsbedrijf Limburg
Meerjarenraming 2010-2014 / Begroting 2010
blz. 63