Aan: alle actieve deelnemers alle gewezen deelnemers alle pensioengerechtigden
datum 15-11-2010
onze referentie
uw referentie
doorkiesnummer 0523 288420
Betreft: de risico’s van het pensioenfonds voor de deelnemers
Geachte heer, mevrouw, Het pensioenfondsbestuur wil u met deze brief informeren over de huidige financiële situatie van uw pensioenfonds, over de noodzaak om (ook) in aandelen te beleggen en over de financiële risico’s van het pensioenfonds. De financiële risico’s komen voor rekening van u en de andere deelnemers van pensioenfonds OWASE. Daarom is het belangrijk dat u zich bewust bent van die risico’s. Het gaat immers om het pensioen van u, voor u en voor uw nabestaanden. Geen risico dat het pensioenfonds failliet gaat Een pensioenfonds kan niet omvallen. Een bank kan in de problemen komen doordat mensen ineens al hun geld bij de bank gaan weghalen. Als een bank daardoor geen contant geld meer heeft, kan een bank failliet gaan. Bij het pensioenfonds kan dat niet gebeuren, omdat de deelnemers niet ineens al hun geld bij het fonds weg kunnen halen. Bovendien heeft het pensioenfonds een groot vermogen van ruim € 500 miljoen en daarom geen gebrek aan financiële middelen. Beperkt risico dat de pensioenen niet volledig uitbetaald kunnen worden Er worden zware financiële eisen gesteld aan de pensioenfondsen. Die eisen zijn er om ervoor te zorgen dat mensen op hun pensioen kunnen rekenen. U kunt er van uitgaan dat de pensioenen bijna altijd gewoon kunnen worden uitbetaald. In een uitzonderlijke situatie kan het zo zijn dat het pensioenfonds door een financiële crisis zo in de problemen komt dat het fonds de pensioenen niet meer volledig kan uitbetalen. Bij pensioenfonds OWASE is dat momenteel niet aan de orde, maar u heeft in de krant kunnen lezen dat enkele andere pensioenfondsen op dit moment wel degelijk zulke problemen hebben. Dan krijgen mensen bijvoorbeeld in plaats van 100% pensioen, een pensioen van 90%. Het is in die uitzonderlijke situatie dus niet zo dat er geen pensioen wordt uitgekeerd, maar een lager pensioen. Het risico dat dit ook bij uw pensioenfonds gebeurt is beperkt. En als het toch gebeurt, zal het pensioenfonds proberen om het pensioen weer te verhogen naar 100% zodra het in de toekomst weer beter gaat met het fonds.
1
Reëel risico dat niet alle voorwaardelijke indexaties toegekend kunnen worden Het risico dat de pensioenen niet aangepast kunnen worden aan de inflatie - niet geïndexeerd kunnen worden - is wel degelijk een reëel risico. Het pensioenfonds probeert niet alleen het pensioen van de gepensioneerden aan te passen maar ook het pensioen dat nog niet wordt uitgekeerd. Indexaties zijn bij een pensioenregeling zoals die van pensioenfonds OWASE - een zgn. voorwaardelijk geïndexeerde middelloonregeling - onmisbaar voor het opbouwen van voldoende pensioen. Als iemand met pensioen gaat wordt de hoogte van zijn pensioen voor ca. 60% bepaald door het pensioen dat hij jaarlijks heeft opgebouwd en voor ca. 40% door de indexaties die tijdens zijn werkzame leven worden toegekend. Ook nadat iemand met pensioen is gegaan moet het pensioen zijn waarde zoveel mogelijk behouden. Dat is niet zo vanzelfsprekend als het misschien lijkt. De pensioenpremie moet op grond van de wet hoog genoeg zijn om de opbouw van de pensioenen nu en in de toekomst te kunnen financieren. De indexaties kunnen echter niet uit die premie worden betaald. Als er steeds minder actieve deelnemers zijn - die de premies samen met hun werkgevers betalen - en steeds meer pensioengerechtigden en gewezen deelnemers - die geen premies betalen -, dan zou de benodigde premie exorbitant hoog moeten zijn als ook de indexaties uit die premie betaald zouden moeten worden. U heeft dan ook geen recht op indexaties, ook niet volgens de wet. De indexaties moeten uit het beleggingsrendement betaald worden. De hoogte van dat rendement is onzeker en wisselt sterk. Daarom zijn indexaties ook voorwaardelijk. Het pensioenfonds belegt gemiddeld ongeveer 45% van zijn geld in aandelen om zo een zo hoog mogelijk rendement te behalen. Over een langere periode hebben aandelen gemiddeld ook daadwerkelijk een hoger rendement opgeleverd dan bijvoorbeeld staatsleningen. Daar staat tegenover dat de waarde van aandelen veel sterker wisselt dan die van staatsleningen. Als de aandelen minder waard worden, heeft het pensioenfonds daardoor minder geld. Ook heeft het pensioenfonds last van een lage rentestand. Als de rente laag is moet het pensioenfonds meer geld reserveren voor de pensioenen. De combinatie van een lage rente en een laag beleggingsrendement is erg slecht voor de financiële situatie van het pensioenfonds. In de afgelopen paar jaar hebben we een paar keer meegemaakt dat er vanwege de slechte financiële situatie niet of niet volledig geïndexeerd kon worden. Het pensioenfonds moet “zijn eigen broek ophouden” Als het pensioenfonds in financiële moeilijkheden verkeert, betalen de werkgevers geen hogere pensioenpremie en storten ook geen extra geld in het pensioenfonds. Het pensioenfonds kan dat wel aan de werkgevers vragen, maar die zijn dat niet verplicht en zij zullen - als het pensioenfonds financiële problemen heeft - waarschijnlijk zelf ook financiële problemen hebben. CAO-partijen zouden eventueel wel kunnen afspreken om meer pensioenpremie te gaan betalen, maar dat helpt alleen op de lange termijn. Overigens kunnen de werkgevers - zoals bij sommige andere pensioenfondsen wel het geval is - ook geen pensioenpremie terugvragen als het pensioenfonds over een grote financiële reserve zou beschikken. Als het pensioenfonds zo’n grote reserve zou hebben, zouden CAO-partijen wel kunnen afspreken om de pensioenpremie te verlagen. Maar het pensioenfondsvermogen zelf is eigendom van het pensioenfonds. Daarover beslist enkel het pensioenfondsbestuur. Het vermogen wordt belegd zodat het zijn waarde behoudt en zodat er tevens nog extra geld mee kan worden verdiend. Dat extra geld is nodig voor de indexaties. Niet het pensioenfondsbestuur, maar de werkgevers en de vakbonden - CAO-partijen - beslissen over de inhoud van de pensioenregeling. Het bestuur kan CAO-partijen daarbij slechts adviseren. CAO-partijen moeten soms kiezen tussen meer loon en meer pensioen. In 2004 is de eindloonregeling versoberd naar een voorwaardelijk geïndexeerde middelloonregeling. In 2006 is het tijdelijk ouderdomspensioen vervallen. Dat was het gevolg van nieuwe wetgeving. De hoogte van de pensioenpremie is momenteel vastgesteld op het maximum van 30% dat CAO-partijen hebben afgesproken. Als een hogere pensioenpremie nodig is om de pensioenen nu en in de toekomst te kunnen betalen, zullen CAO-partijen ofwel de maximumpremie moeten verhogen ofwel de pensioenregeling opnieuw moeten versoberen. Bij het pensioenfonds zelf is het niet of niet volledig toekennen van indexaties aan zowel de actieve deelnemers als aan de pensioengerechtigden en de gewezen deelnemers eigenlijk de enige directe manier om een economische klap op te vangen. Het pensioenfonds probeert de gemiste indexaties dan later wel alsnog toe te kennen zodra het weer beter gaat met het pensioenfonds.
2
Beleggen is noodzakelijk, sparen geeft onvoldoende rendement Zekerheid gaat helaas niet samen met een hoog rendement. Om voldoende rendement te behalen moet een bepaalde mate van risico worden geaccepteerd. Veel mensen zeggen in eerste instantie geen risico te willen nemen met het beleggen van hun pensioengeld. Uit recent landelijk onderzoek komt naar voren dat slechts 29% van de deelnemers aan het onderzoek vindt dat pensioenfondsen mogen beleggen in bijvoorbeeld aandelen. Van de ondervraagden vindt 61% dat pensioenfondsen moeten worden verplicht het pensioenvermogen op een spaarrekening te zetten. De angst voor beleggen zit diep. Maar wie duidelijk ziet wat de effecten van die keuze zijn, komt al snel tot een andere conclusie. Waar in eerste instantie 73% aangeeft minder beleggingsrisico te willen lopen door meer te sparen in plaats van te beleggen, daalt dit tot 39% wanneer de consequenties van die keuze worden getoond. De verschillen in langetermijnopbrengsten tussen sparen en beleggen zijn voor de ondervraagden moeilijk in te schatten. Wanneer aan de mensen gevraagd wordt om een inschatting te maken van de rendementen van pensioenfondsen, blijft het stil. Van degenen die wel een schatting durven te geven, denkt 8% dat elke €100 die 25 jaar geleden door pensioenfondsen is belegd, nu minder waard is, terwijl 19% denkt dat de waarde nu tussen de € 100 en € 200 ligt. Slechts 8% komt in de buurt van de werkelijkheid: de € 100 van 25 jaar geleden is door de beleggingen van een gemiddeld Nederlands pensioenfonds nu uitgegroeid tot € 514. Dat is inclusief de dramatische gebeurtenissen op de beurzen in 2002 en 2008. Pensioenfonds OWASE heeft het zelfs nog iets beter gedaan: de € 100 van 25 jaar geleden is door de beleggingen uitgegroeid tot € 548. Als diezelfde € 100 op een spaarrekening was gezet, dan was die nu € 308 waard geweest. De opbrengst van sparen wordt door de ondervraagden veelal te hoog ingeschat. Als de pensioenfondsen de afgelopen decennia niet hadden belegd, dan was ieders pensioen nu een stuk lager en betaalden werknemers en werkgevers nu een veel hogere premie. Om ons pensioen betaalbaar en op peil te houden, is beleggen dus nodig. Als we alleen maar hadden gespaard, dan was de gemiddelde dekkingsgraad van de pensioenfondsen nu ruim 40% lager. Om met sparen toch tot hetzelfde pensioen te komen, had de premie de afgelopen 25 jaar bijna 70% hoger moeten zijn. Wie alleen maar wil sparen, kiest dus voor een veel hogere premie, of voor een fors lager pensioen. Rendement beleggingen pensioenfonds OWASE Het rendement van de beleggingen van pensioenfonds OWASE lag over de afgelopen 25 jaar gemiddeld op ca. 7% per jaar. Dat is een prima rendement. Dat rendement had met sparen nooit gerealiseerd kunnen worden. Maar behaalde resultaten uit het verleden geven geen garantie voor de toekomst. Het pensioenfondsbestuur probeert een goede balans te vinden tussen risico en rendement. Het bestuur speculeert niet met uw pensioengeld, maar kiest welbewust voor beleggingen die ook op de langere termijn voldoende rendement opleveren. De beleggingen worden verdeeld over diverse landen en over diverse categorieën beleggingen. Bepaalde risico’s worden geheel of gedeeltelijk afgedekt, zoals het risico op een lage rente of een hoge inflatie, of het risico dat de dollar in waarde daalt. Het bestuur accepteert dan dat het afdekken van risico’s ten koste gaat van het beleggingsrendement. In de beleggingscommissie van het pensioenfonds zitten ter zake deskundige bestuursleden. Deze commissie wordt ondersteund door diverse externe specialisten op het gebied van beleggen en vermogensbeheer. De commissie beheert het pensioenfondsvermogen, beoordeelt de rapportages van de beleggingsfondsen waarin het pensioenfonds belegt, volgt alle economische ontwikkelingen op de voet en komt regelmatig bij elkaar. Natuurlijk zitten er risico’s aan beleggen, dat is iedereen in de afgelopen twee jaar wel duidelijk geworden. Daar moeten we voorzichtig mee omgaan, en we moeten ook leren van deze crisis. Zoals gezegd moeten uit de beleggingsrendementen de voorwaardelijke indexaties worden gefinancierd. Beleggen was en is dus echt noodzakelijk om de pensioenen op peil te kunnen houden. Stoppen met beleggen maakt onze pensioenen veel duurder en slechter. Zeker in een tijd waarin steeds minder mensen werken en steeds meer mensen met pensioen zijn. Om de risico's van beleggen goed in de gaten te houden en de gevolgen daarvan goed te monitoren laat het bestuur elk kwartaal een berekening maken van de financiële situatie van het pensioenfonds met een fictieve rekenrente die 1% hoger ligt en een fictieve rekenrente die 1% lager ligt dan de actuele rekenrente en daarbovenop nog een berekening met een aandelenkoers die 25% hoger ligt en een aandelenkoers die 25% lager ligt dan de actuele aandelenkoers. Dit
3
noemen we een stresstest. Met behulp van deze stresstest kan het bestuur beheersmaatregelen treffen als dat gewenst of nodig is. Actuele financiële situatie van het pensioenfonds Pensioenfonds OWASE had eind september 2010 een dekkingsgraad van 107,5%. Het pensioenfonds moet van De Nederlandsche Bank bepaalde buffers aanleggen (“geld opzij zetten”): een algemene buffer van 5% om de kosten van de uitvoering van de pensioenregeling te dekken en nog een extra reservebuffer om bepaalde risico’s op te vangen. Deze laatste reservebuffer is afhankelijk van een aantal factoren en verschilt daardoor van maand tot maand. De dekkingsgraad lag eind september boven de 105%. Het pensioenfonds had geen dekkingstekort. Maar de dekkingsgraad had eigenlijk boven de 112,1% moeten liggen. Er was dus wel sprake van een reservetekort van -4,6%. De recente cijfers over de gestegen levensverwachting zijn bij deze berekening meegenomen (zonder deze cijfers zou de dekkingsgraad 111,2% zijn geweest). Voor een pensioenfonds is het aantal jaren dat een deelnemer nog leeft na zijn pensioendatum van groot belang. Immers, hoe langer er naar verwachting pensioen uitgekeerd moet worden, hoe meer er gereserveerd dient te worden. Het pensioenfonds heeft momenteel een (geringe) indexatieachterstand van 0,09% voor de pensioengerechtigden en voor de gewezen deelnemers. Er is geen indexatieachterstand voor de actieve deelnemers. Maar voor de voorwaardelijke indexatie van de pensioenaanspraken van de actieve deelnemers wordt de OWASE-loonindex als maatstaf genomen en er heeft sinds de afloop van de vorige OWASE CAO geen collectieve CAO-loonsverhoging plaatsgevonden, want er is tot op heden nog geen nieuwe CAO afgesproken. Zolang er sprake is van een reservetekort kan het pensioenfonds niet volledig indexeren en ook geen inhaalindexatie toekennen. Een gedeeltelijke indexatie kan alleen worden toegekend als de financiële situatie van het pensioenfonds dat toelaat. Het bestuur beslist over het al dan niet toekennen van de voorwaardelijke indexaties en kijkt daarbij ook naar de economische verwachtingen en naar andere relevante ontwikkelingen. Zoals al eerder vermeld hebt u geen recht op indexaties. Conclusie Uw pensioenfonds heeft dus een reservetekort, maar in vergelijking met sommige andere pensioenfondsen doet pensioenfonds OWASE het eigenlijk helemaal niet zo slecht. De kranten hebben de afgelopen tijd vol gestaan met allemaal negatieve berichten over problemen bij pensioenfondsen en mogelijke kortingen van de opgebouwde pensioenaanspraken. Er is bij uw pensioenfonds echter geen reden voor paniek. Korten van pensioenaanspraken is bij pensioenfonds OWASE momenteel niet aan de orde. Dat kan overigens wel veranderen als het pensioenfonds in financiële problemen komt, bijvoorbeeld door het nog verder dalen van de rente en/of een daling van de beurskoersen. Wij hopen u hiermee duidelijkheid te hebben verschaft over de financiële positie van het pensioenfonds, over de risico’s van het pensioenfonds, over het beheersen van die risico’s en over de noodzaak om te blijven beleggen.
Met vriendelijke groet, Stichting Pensioenfonds OWASE
H.J. Meijerink Voorzitter pensioenfondsbestuur
4
GRAFIEK 1 Rendementen pensioenfondsen landelijk:
GRAFIEK 2 Rendementen pensioenfondsen landelijk met correctie:
GRAFIEK 3 Rendementen pensioenfonds OWASE:
NB. 4,5% rendement is vergelijkbaar met het rendement van sparen over de afgelopen 25 jaar.
5
Stresstest Het pensioenfondsbestuur laat elk kwartaal een berekening maken van de financiële situatie van het pensioenfonds met een fictieve rekenrente die 1% hoger ligt en een fictieve rekenrente die 1% lager ligt dan de actuele rekenrente en daarbovenop nog een berekening met een aandelenkoers die 25% hoger ligt en een aandelenkoers die 25% lager ligt dan de actuele aandelenkoers. Eind derde kwartaal 2010 leverde dit het volgende plaatje op: Stresstest met renteschok in combinatie met aandelenschok
stand met rente 1% lager en aandelen 25% lager
vermogen verplichtingen (VPV) dekkingsgraad
stand met rente 1% lager
actuele stand eind derde kwartaal 2010 (eind sept.)
stand met rente 1% hoger
stand met rente 1% hoger en aandelen 25% hoger
€ 541,3 mln.
€ 595,6 mln.
€ 543,8 mln.
€ 492,1 mln.
€ 546,3 mln.
€ 580,6 mln.
€ 580,6 mln.
€ 505,7 mln.
€ 430,9 mln.
€ 430,9 mln.
93,2%
102,6%
107,5%
114,2%
126,8%
- 16,0%
- 8,0%
- 4,6%
- 0,4%
+ 10,2%
reservetekort
ja
ja
ja
ja
nee
dekkingstekort
ja
ja
nee
nee
nee
reservepositie in %
Eind 2009 was de gemiddelde rekenrente 3,9%. Eind september 2010 was de rekenrente gezakt naar 2,8%. Dat is een behoorlijke daling. Door de daling van de rente nemen aan de ene kant de verplichtingen van het pensioenfonds toe, maar neemt aan de andere kant ook het vermogen van het pensioenfonds toe. De toename van het vermogen kan de toename van de verplichtingen echter niet geheel compenseren, waardoor de dekkingsgraad in de afgelopen drie kwartalen toch van 119,2% eind 2009 naar 111,2% eind september 2010 is gedaald. Vanwege de nieuwe cijfers over de gestegen levensverwachtingen moesten per eind september 2010 tevens de verplichtingen opgehoogd worden, waardoor de dekkingsgraad verder is gedaald naar 107,5%. Als de rente daalt stijgt de waarde van de vastrentende waarden portefeuille (obligaties). De aandelenkoersen stijgen dan meestal ook, maar dat is niet altijd het geval. Tijdens de kredietcrisis eind 2008/begin 2009 daalden zowel de rente als de beurskoersen. Als dat opnieuw gebeurt, kan de dekkingsgraad van het pensioenfonds dalen tot onder de 100% (zie de tabel, eerste kolom). In die uitzonderlijke situatie zal door het bestuur ook worden bekeken of het noodzakelijk is om - op termijn - de reeds opgebouwde pensioenaanspraken te korten. Het is belangrijk dat u op de hoogte bent van dit risico en van andere financiële risico’s van het pensioenfonds.
6