Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
AAN colleges van Burgemeester en Wethouders i.a.a. Directeuren Sociale Dienst Hoofden Sociale Zaken Hoofden Financiën Hoofden Sociale Recherche Directeuren/hoofden I&A Hoofdkantoor en vestigingen CWI Hoofdkantoor UWV Hoofdkantoor en regiokantoren IWI Uw brief
Postbus 90801 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4 Telefoon (070) 333 44 44 Telefax (070) 333 40 33
Ons kenmerk
Intercom/2003/21031
Onderwerp
Datum
Verzamelbrief maart 2003
13 maart 2003
Door middel van deze brief informeer ik u mede namens staatssecretaris Rutte over enkele relevante ontwikkelingen op het terrein van werk en inkomen. 1. Gevolgen van vogelpest in relatie tot het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen Als gevolg van de recente uitbraak van aviaire influenza (klassieke vogelpest) dreigen een nog onbekend aantal bedrijven in de financiële poblemen te geraken. Het Besluit bijstandverlening zelfstandigen (Bbz) biedt mogelijkheden voor verlening van tijdelijke inkomensondersteuning aan zelfstandigen, die als gevolg van een (tijdelijke) terugval in inkomsten niet in de noodzakelijke kosten van het bestaan kunnen voorzien. Ik doe op u een beroep om aanvragen in deze met voorrang en dienstvaardigheid in behandeling te nemen. 2. Ex-Wikkers in de bijstand In de loop van 2003 eindigt voor de kunstenaars die vanaf 1999 onafgebroken een beroep hebben gedaan op de WIK, het recht op een WIK-uitkering in verband met het bereiken van de maximale rechtperiode van 4 jaar. Kunstenaars die niet of niet langer kunnen of wensen te worden aangemerkt als beroepsmatig actief kunstenaar in de zin van de WIK kunnen een beroep doen op de Abw, met alle daarbij behorende rechten en plichten. 3. Nieuwe normbedragen Abw
2
Per 1 april 2003 zal een wijziging plaatsvinden in verband met de vaststelling van nieuwe loonbelastingtabellen. Als gevolg hiervan zullen de aan het nettominimumloon gerelateerde bedragen, zoals de bijstandsnormen, de IOAW- en IOAZ grondslagen en Wikbedragen worden herzien. Ook de bijstandsregeling vakantietoeslag zal worden aangepast. In de brief Intercom/2003/12805 van 17 februari 2003 was dit al aangekondigd. 4. Uitbesteding van reïntegratieactiviteiten door gemeenten Veel gemeenten zetten Wiw-scholings- en activeringsgelden in voor kinderopvang en keren aan bijstandsgerechtigden subsidies uit in de vorm van onkostenvergoedingen of, wanneer bijstandsgerechtigden bijvoorbeeld in het kader van sociale activering activiteiten verrichten, een stimuleringspremie. De kosten voor kinderopvang, stimuleringspremies en onkostenvergoedingen kunnen buiten beschouwing worden gelaten bij het bepalen van het budget dat op grond van artikel 8 Wiw, moet worden uitbesteed. Verder wordt in deze verzamelbrief informatie verstrekt over het Transparantiebeginsel in het EGverdrag. 5. Flexibilisering afspraken in het kader van de Agenda voor de Toekomst Zoals reeds is aangekondigd zullen de subsidiebeschikkingen Agenda voor de Toekomst voor de G4 en de G26 en de tijdelijke stimuleringsregeling bevordering activering en uitstroom Abw, Ioaw, Ioaz d.m.v. klantmanagement (de regeling ‘klantmanagement’ voor alle andere gemeenten dan de G4 en de G26) worden aangepast. Dit vloeit voort uit de gemaakte afspraken in het bestuurlijk overleg met de VNG van 13 november 2002. 6. Verantwoording scholings- en activeringsbudget conform kasstelsel Via deze circulaire wil ik u er voor de zekerheid nogmaals op wijzen dat het rijk het kasstelsel hanteert voor de verantwoording van uitgaven en niet het baten-lastenstelsel zoals bij gemeenten voor de gemeenterekening gebruikelijk is. 7. Aanvullende bijstand voor mensen met een AOW gat Naar aanleiding van een klacht over een Abw-uitkering die niet volledig zou aanvullen tot de hoogte van de in het onderhavige geval van toepassing zijnde AOW-uitkering, heeft de Commissie voor de Verzoekschriften van de Tweede Kamer de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) uitgenodigd de gemeentebesturen nogmaals te wijzen op het Abwuitkeringsrecht in het geval van een onvolledige AOW-uitkering. 8. Extra middelen in 2003 voor langdurige minima zonder arbeidsmarktperspectief In het bestuurlijk overleg met de Alliantie voor Sociale Rechtvaardigheid op 13 februari jongstleden is afgesproken dat het Rijk de gemeenten aan de hand van een aantal scenario’s zal illustreren hoe de aanwending van de extra middelen vorm kan worden gegeven. In deze verzamelbrief treft u de uitwerking van deze afspraak aan. 9. Opschoning oude circulaires In deze verzamelbrief vindt u een aanvulling op het overzicht uit de verzamelbrief december 2002. Het betreft 8 circulaires die van kracht blijven (Bijlage VII) en 22 circulaires die ik bij deze formeel intrek (Bijlage VIII).
3
10. Nieuwskrant ESF Gemeenten benutten nog onvoldoende de mogelijkheden om ESF- financiering aan te vragen. Derhalve heeft het Agentschap SZW, belast met de uitvoering van ESF, een Nieuwskrant ESF uitgebracht met praktijkcases en adviezen voor aanvragers bij gemeenten. Deze Nieuwskrant ESF is als bijlage XV bij deze verzamelbrief gevoegd. 11. WSW SZW en VNG hebben afgesproken om sneller wachtenden op de wachtlijst door te laten stromen naar arbeidsplaatsen. Daarbij zijn een aantal varianten de revue gepasseerd. Bezien zal worden of voor het toepassen van de varianten aanpassing van wet- en regelgeving nodig is. Voordat het zover is zullen de voorstellen getest worden in de uitvoeringspraktijk. SWZ en VNG hebben afgesproken meer begeleid werken mogelijk te maken door bij de indicatiestelling Wsw het begeleid werken een steviger positie mee te geven. Het instrument verdient serieuzere aandacht, waar gemeenten prioriteit aan zullen gaan geven. Ik zal voorstellen doen om belemmeringen weg te nemen die thans bestaan voor SW-bedrijven om als begeleidingsorganisatie op te treden. 12. Tijdelijke stimuleringsregeling regulier maken 10.000 ID-banen Nadere praktische informatie met bijbehorende formulieren over het aanvragen van de subsidie.
Voor vragen over (onderwerpen uit) deze brief kunt u elke werkdag van 9.00 tot 12.00 uur telefonisch contact opnemen met de servicelijn van de Inspectie Werk en Inkomen in uw regio. Servicelijn IWI regio-Noord IWI regio-Oost IWI regio-Noordwest IWI regio-Zuidwest IWI regio-Zuid
Telefoon 050 - 599 25 55 026 - 352 08 99 020 - 660 42 50 078 - 632 15 22 040 - 266 88 88
Provincie Groningen, Friesland en Drenthe Overijssel, Gelderland en Flevoland Noord-Holland en Utrecht Zuid-Holland en Zeeland Noord-Brabant en Limburg
U kunt voor nadere informatie ook het gemeenteloket raadplegen (www.gemeenteloket.szw.nl).
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
(mr. A.J. de Geus)
4
5
1. Gevolgen van vogelpest in relatie tot het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen Als gevolg van de recente uitbraak van aviaire influenza (klassieke vogelpest) dreigen, evenals dat het geval was bij de uitbraak van mond- en klauwzeer, een nog onbekend aantal bedrijven in de financiële problemen te geraken. Via deze brief wil ik u wijzen op de mogelijkheden die het Besluit bijstandverlening zelfstandigen (Bbz) biedt om aan zelfstandigen, die als gevolg van een (tijdelijke) terugval in inkomsten niet in de noodzakelijke kosten van het bestaan kunnen voorzien, tijdelijke inkomensondersteuning te verlenen. Om voor bijstandsverlening via het Bbz in aanmerking te kunnen komen dient vast te staan dat: ∗ de zelfstandige en de eventuele partner op dit moment geen inkomsten heeft boven de grens van het van toepassing zijnde sociaal minimum (bijstandsnorm + indien van toepassing ziektekostenverzekering en woonkostentoeslag); ∗ de zelfstandige geen krediet of uitbreiding van al aanwezige kredieten kan verkrijgen via een bank. Indien aan deze voorwaarden is voldaan kan de zelfstandige een beroep doen op bijstandsverlening via het Bbz. Het eigen vermogen van de zelfstandige staat bijstandsverlening op grond van het Bbz niet in de weg. Deze bijstand dient in de vorm van een geldlening te worden verstrekt. Afhankelijk van de achteraf vast te stellen vermogenspositie van de zelfstandige kan later worden vastgesteld of de verstrekte lening, gegeven alle omstandigheden, kan worden omgezet in bijstand om niet. Gezien de ontstane problematiek doe ik een beroep op u om aanvragen die het gevolg zijn van de aviaire influenza met voorrang en dienstvaardigheid in behandeling te nemen en u bij de beoordeling van een bijstandsaanvraag in het kader van het Bbz in eerste instantie zoveel mogelijk te richten op het lenigen van de directe financiële problematiek. Indien u bij de beoordeling van het recht op Bbz aanvullende informatie of wetstechnische ondersteuning behoeft, kunt u zich in verbinding stellen met contactpersonen binnen het ministerie te weten Alex Westra (tel 070 – 333 5422) en Marian Schroevers (tel 070 – 333 6228).
6
2. Ex-Wikkers in de bijstand Kunstenaars die vanwege het bereiken van de maximum rechtperiode van de Wet inkomensvoorziening kunstenaars (WIK) een beroep doen op de Algemene bijstandswet (Abw) Op 1 januari 1999 is de WIK in werking getreden. De WIK biedt rechthebbende kunstenaars in een periode van maximaal 10 jaar, gedurende maximaal 4 jaar (knipkaart) recht op een inkomensvoorziening ter hoogte van ca. 70% van het geldende sociaal minimum, zonder dat aan hen de arbeidsplicht wordt opgelegd. In de loop van 1999 zijn een groot aantal kunstenaars ingestroomd in de WIK, waaronder een aanzienlijk aantal kunstenaars dat voorheen een bijstandsuitkering ontvingen. In de loop van 2003 eindigt voor de kunstenaars die vanaf 1999 onafgebroken een beroep hebben gedaan op de WIK, het recht op een WIK-uitkering in verband met het bereiken van de maximale rechtperiode van 4 jaar. Een en ander kan tot gevolg hebben dat u vanaf heden aanvragen kunt ontvangen van kunstenaars afkomstig uit de WIK die vanwege het ontbreken van voldoende middelen voor de voorziening in het bestaan een beroep moeten doen op de Abw. De WIK is nadrukkelijk bedoeld als alternatief voor de Abw, voor beroepsmatig actieve kunstenaars die er voor kiezen om te trachten via een al dan niet gemengde beroepspraktijk als kunstenaar in het levensonderhoud te gaan voorzien. Gedurende vier jaar kunnen zij een beroep doen op een sociale voorziening zonder dat aan hen de arbeidsplicht wordt opgelegd. Kunstenaars die niet of niet langer kunnen of wensen te worden aangemerkt als beroepsmatig actief kunstenaar in de zin van de WIK, kunnen een beroep doen op de Abw In dit kader wijs ik u erop dat voor alle kunstenaars die een beroep doen op de bijstand geldt dat alle rechten en plichten van de Abw onverkort op hen van toepassing zijn. Wellicht ten overvloede attendeer ik u erop dat voor de reïntegratie van uit de WIK afkomstige kunstenaars het scholings- en activeringsbudget WIW zonder beperking kan worden ingezet. Hoewel uit de WIK afkomstige kunstenaars als minder dan één jaar werkloos worden aangemerkt kan daarnaast ook gesubsidieerde arbeid als reïntegratiemiddel worden ingezet. Hiervoor is wel, evenals in andere gevallen, een positief advies van het CWI vereist. Net als bij niet-kunstenaars in de Abw is er ook onder kunstenaars een verschil in afstand tot de arbeidsmarkt, vanwege opleiding, leeftijd, ervaring, achtergrond enz. Om de kans op succesvolle reïntegratie zo groot mogelijk te maken ligt het voor de hand dat de reïntegratiemiddelen in eerste instantie op een zodanige manier worden ingezet dat hierbij zoveel als mogelijk wordt aangesloten bij de bekwaamheden en mogelijkheden van de persoon in kwestie.
7
3. Nieuwe normbedragen abw Algemeen In brief Intercom/2003/12805 van 17 februari 2003 is reeds aangekondigd dat het nettominimumloon per 1 april 2003 een wijziging zal ondergaan in verband met de vaststelling van nieuwe loonbelastingtabellen per die datum. Als gevolg hiervan zullen de aan het nettominimumloon gerelateerde bedragen, zoals de bijstandsnormen, de IOAW- en IOAZ grondslagen en Wikbedragen worden herzien. Ook de bijstandsregeling vakantietoeslag zal worden aangepast. In bijlage I zijn de bijstandsnormen opgenomen zoals deze per 1 april 2003 zullen gelden. De berekening van de bijstandsnormen per maand voor een echtpaar, een alleenstaande ouder en een alleenstaande van 21 tot 65 jaar is weergegeven in bijlage II. De desbetreffende wijzigingsbesluiten zullen binnenkort in de Staatscourant worden gepubliceerd. In de algemene bijstand begrepen vakantietoeslag In artikel 26, derde lid, van de Algemene bijstandswet (Abw) is aangegeven hoe hoog het aandeel is van de in de algemene bijstand begrepen vakantietoeslag. Het in dat artikel genoemde percentage is afgeleid van de verhouding tussen de netto aanspraak op vakantietoeslag en het maandloon die bij het netto minimumloon bestaat. Als gevolg van de toename van het percentage loonbelasting in de tweede schijf wijzigt de verhouding ten opzichte van 1 januari 2003. Vanaf 1 april 2003 bedraagt het percentage 4,7 (was 4,8%). Concreet betekent dit dat de bijstandsnorm inclusief vakantie-aanspraak met € 1,40 omhoog gaat. De hierin begrepen vakantie-aanspraak gaat van € 54,51 naar € 53,44 (- € 1,07). De maandnorm exclusief vakantie-aanspraak gaat van € 1081,06 naar € 1083,53 (+ € 2,47). Bijstandsnormen voor personen van 65 jaar of ouder Ten aanzien van de bijstandsnormen voor personen van 65 jaar of ouder wordt aangesloten bij de netto AOW-bedragen. Daarbij wordt rekening gehouden met de voor AOW-gerechtigden geldende algemene heffingskorting, de ouderenkorting en - voor zover van toepassing - de aanvullende ouderenkorting. Ten aanzien van het normbedrag voor de persoon van 65 jaar of ouder met een partner die jonger is dan 65 jaar wordt daarbij tevens in aanmerking genomen de algemene heffingskorting voor de (minstverdienende) jongere partner voor zover de door de bejaarde partner verschuldigde belasting daarvoor toereikend is. Deze algemene heffingskorting voor de (minstverdienende) jongere partner moet door de betrokkene bij de Belastingdienst worden aangevraagd. Gelet op de bepalingen van de Abw dient deze als middel in aanmerking te worden genomen bij de bepaling van de hoogte van de uitkering. Grondslagen IOAW en IOAZ De bruto grondslagen ingevolge de IOAW en de IOAZ worden zodanig vastgesteld dat deze netto gelijk zijn aan de in die wetten genoemde netto bedragen. Als gevolg van de wijziging van het netto minimumloon veranderen ook de netto bedragen en de grondslagen per 1 april 2003. In de bijlagen III en IV zijn de netto IOAW- en IOAZ-bedragen, respectievelijk de daaraan gekoppelde grondslagen, opgenomen zoals die per 1 april a.s. van toepassing zullen zijn. Bij de vaststelling van de grondslagen is ten aanzien van de in te houden loonheffing rekening
8
gehouden met de algemene heffingskorting. Bij de vaststelling van de grondslagen voor alleenstaande ouders is daarnaast de alleenstaande-ouderkorting in aanmerking genomen. In de praktijk komt het er op neer dat de inhouding van de loonheffing via de te hanteren groene loonbelastingtabel tot een hogere loonheffing, dus een lagere netto uitkering leidt. Dit wordt gecompenseerd door de Voorlopige Teruggaaf (VT) die maandelijks door de Belastingdienst wordt uitbetaald. De VT moet wel door de belanghebbende zelf bij de Belastingdienst worden aangevraagd. De VT wordt - evenals overige heffingskortingen die als VT worden uitbetaald - in het kader van de IOAW en de IOAZ niet als middel in aanmerking genomen. Tezamen met de als VT uitbetaalde alleenstaande-ouderkorting levert de eerdergenoemde lagere netto uitkering het in de wet genoemde netto uitgangspunt op. Vereveningsbijdrage Uitkeringen ingevolge de IOAW en de IOAZ moeten worden verminderd met de vereveningsbijdrage. De vereveningsbijdrage is het equivalent van het werknemersdeel in de Awf-premie. Het werknemersdeel in de Awf-premie blijgt ongewijzigd vastgesteld op 5,8 procent. Ook de franchise van € 57,00 per dag verandert niet. De vereveningsbijdrage wordt berekend over de bruto IOAW- of IOAZ-uitkering. Gezien de hoogte van de franchise zal een inhouding van de vereveningsbijdrage bij de berekening van de netto IOAW- en IOAZ-uitkering in de praktijk overigens niet aan de orde zijn. Toepassing van artikel 9, vierde en vijfde lid, van de IOAW Aangezien het bruto minimumloon per 1 april 2003 niet verandert worden ook de toetsings-inkomens van IOAW-gerechtigden, die zijn onderworpen aan de beperkende werking van artikel 9, vierde en vijfde lid van de IOAW, niet aangepast. Ziekenfondspremie over de uitkering aan zelfstandigen (Bbz) Met ingang van 1 januari 2000 is een groot deel van de zelfstandigen die bijstand ontvangen op grond van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen verplicht verzekerd ingevolge de Ziekenfondswet. De procentuele premie voor het jaar 2003 verandert niet en bedraagt 8,45 % van het bruto bedrag. Uitgaande van de netto uitkering betekent dit een opslagpercentage van 11,80 %. Daarbij is rekening gehouden met een opslagpercentage voor de loonheffing van 24,92 %. De loonheffing dient te worden berekend over de netto uitkering verhoogd met het opslagpercentage voor de premie Zfw. Ziekenfondspremie over de WIK-uitkering Kunstenaars die op grond van de WIK een renteloze geldlening ontvangen zijn verzekerd ingevolge de Ziekenfondswet. Over deze voorlopige uitkering (opgenomen in bijlage V) is een procentuele premie verschuldigd. Het premiepercentage voor de ziekenfondsverzekering van WIK-gerechtigden blijft voor het jaar 2003 onveranderd vastgesteld op 10,8. De premie wordt geheven over de tot een brutobedrag herleide uitkering en bedraagt 10,8% van (uitkering + 18%). Ten aanzien van de vaststelling van de eveneens ongewijzigde bruteringsfactor van 1,18 is uitgegaan van de volledige WIK-uitkering, dus zonder rekening te houden met eigen middelen. Als de definitieve WIK-uitkering na afloop van een kalenderjaar op een lager bedrag wordt vastgesteld, blijft de reeds door de centrumgemeente ingehouden en afgedragen premie gehandhaafd.
9
Ziekenfondspremie voor personen in een inrichting De ziekenfondspremie voor personen die algemene bijstand ontvangen met toepassing van artikel 31 (personen in een inrichting) blijven voor het jaar 2003 onveranderd vastgesteld op € 4,25 per dag. Bijstandsregeling vakantietoeslag 2001 In de Bijstandsregeling vakantietoeslag 2001 die momenteel wordt toegepast zijn bedragen en percentages opgenomen die zijn gebaseerd op belasting- en premietarieven per 1 januari 2003. Aangezien enkele bedragen en percentages per 1 april 2003 veranderen moeten de in genoemde regeling vermelde bedragen en percentages worden aangepast. In bijlage VI van deze brief zijn de bedragen en percentages opgenomen gebaseerd op de tarieven zoals die gelden per 1 april 2003. Deze brief zal met de bijlagen op het internet worden geplaatst (http://www.gemeenteloket.minszw.nl).
10
4. Uitbesteding van reïntegratieactiviteiten door gemeenten Kinderopvang en subsidies in de vorm van stimuleringspremies en onkostenvergoedingen Veel gemeenten zetten Wiw-scholings- en activeringsgelden in voor kinderopvang en keren aan bijstandsgerechtigden subsidies uit in de vorm van onkostenvergoedingen of, wanneer bijstandsgerechtigden bijvoorbeeld in het kader van sociale activering activiteiten verrichten, een stimuleringspremie. De kosten voor kinderopvang, stimuleringspremies en onkostenvergoedingen kunnen buiten beschouwing worden gelaten bij het bepalen van het budget dat op grond van artikel 8 Wiw, moet worden uitbesteed. Dit betekent samenvattend dat de volgende kosten buiten beschouwing blijven bij het bepalen van het budget dat moet worden uitbesteed aan derden: • Co-financiering Equal (zie circulaire van 4 september 2002, B&GA/GAB/2002/56606) • Co-financiering RWI-subsidie SVWW (zie circulaire van 4 september 2002, B&GA/GAB/2002/56606) • Kinderopvang • Subsidies in de vorm van stimuleringspremies en onkostenvergoedingen • Activiteiten die dienen ter ondersteuning van de stimuleringsregeling ID en de daarmee samenhangende arrangementen (zie circulaire van 20 december 2002, Intercom/2002/97994). Overigens geldt voor gemeenten die de subsidie inzetten als persoonsgebonden reïntegratiebudget dat het uitbestedingsvereiste en de geldende aanbestedingsprocedures wel van toepassing zijn en dat deze kosten anders uit de 20% vrije ruimte moet worden gefinancierd. Transparantiebeginsel EG-verdrag Voor opdrachten boven de € 200.000 geldt het zogenaamde beperkte regime van de Europese Richtlijn Diensten. Hierover bent u geïnformeerd bij circulaire van 4 september 2002. Zowel jurisprudentie van het Europees Hof (o.a. Telaustria, zaak C-324/98) als interpretatie van de Europese Commissie wijzen in de richting van een verplichting om bij overheidscontracten (ook wanneer de richtlijnen daarop niet of niet volledig van toepassing zijn) een zogenaamde passende mate van openbaarheid (vooraf) te betrachten. Het gaat erom dat in het belang van potentiële inschrijvers voor voldoende openbaarheid wordt gezorgd, zodat de dienstenmarkt voor concurrentie wordt opengesteld en de onpartijdigheid van een aanbestedingsprocedure getoetst kan worden. De Europese Commissie heeft over die transparantie het volgende gesteld: "Transparantie kan door elk daartoe geëigend middel, waaronder publiciteit, worden gewaarborgd. Welk middel geëigend is, hangt af van en houdt rekening met de specifieke aspecten van de betreffende sectoren. Transparantie kan worden gewaarborgd door, onder andere, publicatie in dagbladen of gespecialiseerde kranten". Er kan overigens vanuit worden gegaan dat minder hoge eisen kunnen worden gesteld bij aanbestedingen voor beperkte bedragen dan bij aanbestedingen voor grote bedragen.
11
5. Flexibilisering afspraken in het kader van de Agenda voor de Toekomst Zoals reeds is aangekondigd zullen de subsidiebeschikkingen Agenda voor de Toekomst voor de G4 en de G26 en de tijdelijke stimuleringsregeling bevordering activering en uitstroom Abw, Ioaw, Ioaz d.m.v. klantmanagement (de regeling ‘klantmanagement’ voor alle andere gemeenten dan de G4 en de G26) worden aangepast. Dit vloeit voort uit de gemaakte afspraken in het bestuurlijk overleg met de VNG van 13 november 2002. De wijzigingen op de stimuleringsregeling klantmanagement worden voor 1 april 2003 gepubliceerd in de Staatscourant. De G4 en de G26, voor wie niet de stimuleringsregeling maar een subsidiebeschikking geldt, zullen de gewijzigde beschikkingen naar verwachting eveneens voor 1 april ontvangen. In de decembercirculaire van 2002 is aangekondigd dat een lagere realisatie dan de afgesproken prestatie voor het jaar 2003 in een later jaar kan worden ingelopen en dat de prestaties minder strikt gebonden worden aan de afzonderlijke jaren. Na overleg met gemeenten is besloten dat ook (inmiddels gerealiseerde) lagere prestaties in 2002 in latere jaren kunnen worden ingelopen. Bovendien is er aan toegevoegd dat de binding van de prestaties aan elk afzonderlijk jaar volledig wordt losgelaten. Dit schept een nog grotere flexibilisering teneinde de overeengekomen afspraken te halen. De aanpassingen betreffen de volgende onderwerpen: • Prestaties: De afrekening vindt niet per jaar plaats maar aan het eind van de subsidieperiode, waarvoor dan een einddeclaratie moet worden ingediend. Dit betekent dat de te leveren prestaties niet aan elk jaar afzonderlijk zijn gebonden. De gemeente dient het overeengekomen aantal trajecten te realiseren tussen 1-1-2002 en 3112-2004, waarna in de loop van 2005 afgerekend wordt op de trajecten. De overeengekomen daaruit voortvloeiende uitstroom dient gerealiseerd te worden tussen 1-1-2002 en 31-122006, waarna de subsidie die betrekking heeft op uitstroom wordt vastgesteld. De gemeente heeft daarmee de vrijheid om de vanaf aanvang 2002 te realiseren trajecten naar eigen inzicht te verdelen over de jaren 2002 t/m 2004 en de uitstroom over de jaren 2002 t/m 2006. • De criteria voor de subsidievaststelling worden als volgt1: - m.b.t. trajecten worden deze: De voor trajecten beschikbare subsidie blijft in totaal ongewijzigd. Het over de jaren 2002 t/m 2004 gerealiseerde aantal trajecten wordt gerelateerd aan het totaal van de over die jaren afgesproken aantal trajecten. Naar evenredigheid daarvan wordt de subsidie op basis van trajecten vastgesteld. - M.b.t uitstroom:
1
Voor de G4 en G26 is van belang dat deze flexibilisering geen effect heeft voor de inmiddels vastgestelde subsidie over 2001.
12
De voor uitstroom beschikbare subsidie blijft in totaal ongewijzigd. De over de jaren 2002 t/m 2006 gerealiseerde uitstroom wordt gerelateerd aan het totaal van de over die jaren afgesproken uitstroom. Naar evenredigheid daarvan wordt de subsidie op basis van uitstroom vastgesteld. • Jaaropgave: - De jaarlijkse indiening van de jaaropgave blijft van toepassing, ook al wordt daar niet op afgerekend. Na toezending van de jaaropgave over respectievelijk de jaren 2002 t/m 2005 (die over 2006 loopt mee met de einddeclaratie) ontvangt de gemeente bericht van akkoord met de verantwoorde gerealiseerde trajecten en uitstroom die voldoen aan de eisen van de beschikking. - de indieningsdatum van de jaaropgave en einddeclaratie wordt verschoven van 1 mei naar 1 juli. Hierdoor krijgt de gemeente zoveel ruimte om het beëindigingonderzoek tijdig af te ronden, dat het probleem dat bepaalde uitstroom niet mee zou tellen zich niet hoeft voor te doen. Uitstroom blijft toegerekend worden aan het jaar van feitelijke uitstroom • Bevoorschotting: - De hoogte van de jaarlijkse bevoorschotting blijft ongewijzigd en daarmee gelijk aan de oorspronkelijk toegekende jaarlijkse subsidiebedragen. - De bevoegdheid wordt echter ingebouwd om de bevoorschotting aan te passen indien de prestaties beduidend achterblijven bij de planning. - In verband met de latere datum indiening jaaropgave wordt het tijdstip van uitbetaling van het voorschot twee maanden opgeschoven. • Compensatie: Door de flexibilisering wordt de subsidie niet meer jaarlijks doch pas aan het eind van de subsidieperiode vastgesteld. Het gevolg hiervan is dat er bij de vaststelling gerekend moet worden met het gemiddelde subsidiebedrag per traject en per uitstroom over de betrokken jaren heen. Theoretisch is het mogelijk dat deze wijziging voor een enkele gemeente in bepaalde gevallen achteraf tot een lager subsidievaststelling zou leiden dan in de situatie zonder flexibilisering. In de beschikking en de regeling wordt daarom bepaald dat dat nadeel subsidiabel is, mits deze gemeenten in de einddeclaratie het subsidienadeel verantwoorden en declareren, zodat dit nadeel bij de subsidievaststelling kan worden gecompenseerd. Met deze flexibilisering worden de lange termijn afspraken over het volume van de prestaties voor trajecten en uitstroom gecontinueerd. Jaarlijks wordt op basis van de jaarverantwoording bij Voortgangsnota aan de Tweede Kamer de uitvoering daarvan bekeken.
13
6. Verantwoording scholings- en activeringsbudget conform kasstelsel Via deze circulaire wil ik u er voor de zekerheid nogmaals op wijzen dat het rijk het kasstelsel hanteert voor de verantwoording van uitgaven en niet het baten-lastenstelsel zoals bij gemeenten voor de gemeenterekening gebruikelijk is. Dit betekent dat uitgaven alleen ten laste van het scholings- en activeringsbudget gebracht kunnen worden voor de verantwoording naar het Rijk in het jaar waarin de uitgaven ook daadwerkelijk zijn betaald. Dus indien een dienst in 2002 is geleverd, maar pas in 2003 is betaald, komt deze betaling ten laste van het scholings- en activeringsbudget van 2003. Enkele gemeenten lijken in de veronderstelling dat in 2002 of 2003 de regels zijn gewijzigd. Dit is pertinent onjuist. De verantwoording op basis van het kasstelsel is wettelijk vastgelegd en van dit stelsel kan niet worden afgeweken.
14
7. Aanvullende bijstand voor mensen met een AOW gat Naar aanleiding van een klacht over een Abw-uitkering die niet volledig zou aanvullen tot de hoogte van de in het onderhavige geval van toepassing zijnde AOW-uitkering, heeft de Commissie voor de Verzoekschriften van de Tweede Kamer de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) uitgenodigd de gemeentebesturen nogmaals te wijzen op het Abwuitkeringsrecht in het geval van een onvolledige AOW-uitkering. Gehoorgevend aan deze uitnodiging wil het Ministerie in deze verzamelbrief de gemeentebesturen nogmaals met nadruk wijzen op het volgende. Sinds 1 april 1998 behoort de bijstandsnorm voor belanghebbenden van 65 jaar en ouder, de zogenoemde ouderennorm, hetzelfde te zijn als het bedrag van de in het onderhavige geval van toepassing zijnde netto AOW-uitkering, inclusief de algemene verhogingen daarvan en de aanspraken op vakantietoeslag. Belanghebbenden van 65 jaar en ouder van wie de inkomsten minder bedragen dan de ouderennorm, die geen vermogen hebben dat aan bijstandsverlening in de weg staat en die ook overigens voldoen aan de voorwaarden voor bijstandsverlening, komen in aanmerking voor algemene bijstand in de vorm van een aanvulling van hun inkomsten tot het bedrag van de ouderennorm. Bij die bijstandsverlening wordt van inkomsten bestaande uit een periodiek ontvangen particuliere oudedagsvoorziening een gedeelte buiten beschouwing gelaten. In dit kader merk ik tevens het volgende op. Door het Ministerie SZW is ingevolge een toezegging door de toenmalige Staatssecretaris van SZW tijdens het Algemeen Overleg d.d. 22 februari 2001 met de Vaste Commissie van SZW over de AOW een voorlichtingsbrochure ontworpen om mensen die zich in Nederland komen vestigen en mensen die Nederland verlaten, te attenderen op een onvolledige AOW-opbouw en op de maatregelen die zij zelf kunnen treffen om een AOWtekort te voorkomen of te compenseren. De afdeling Burgerzaken van alle gemeenten en deelgemeenten hebben medio 2002 een aantal van deze brochures toegezonden gekregen, met het verzoek deze uit te reiken aan een ieder die, uit het buitenland komend, zich bij de burgerlijke stand laat inschrijven, of naar het buitenland vertrekkend zich laat uitschrijven. Ik attendeer u nog eens op deze voorlichtingsbrochure.
15
16
8. Extra middelen in 2003 voor langdurige minima zonder arbeidsmarktperspectief In de Verzamelbrief februari 2003 (d.d. 17 februari, kenmerk Intercom/03/12805) heb ik u geïnformeerd over de extra middelen die het kabinet naar aanleiding van het najaarsoverleg met de sociale partners in 2003 beschikbaar stelt voor de financiële ondersteuning van langdurige minima zonder arbeidsmarktperspectief. In het bestuurlijk overleg met de Alliantie voor Sociale Rechtvaardigheid op 13 februari jongstleden is afgesproken dat het Rijk de gemeenten aan de hand van een aantal scenario’s zal illustreren hoe de aanwending van de extra middelen vorm kan worden gegeven. Onderstaand treft u de uitwerking van deze afspraak aan. De bedragen per huishouden zoals die staan genoemd in mijn brief van 17 februari2 zijn bedoeld als aanvulling op het sociaal minimum (een inkomensniveau ter hoogte van de toepasselijke bijstandsnorm). Dit betekent dat rekening kan worden gehouden met de categoriale verstrekkingen aan langdurige minima zonder arbeidsmarktperspectief die reeds op grond van het bestaande gemeentelijke beleid voor 2003 plaatsvinden. Het deel dat uw gemeente ontvangt van de door het kabinet beschikbaar gestelde € 20 miljoen3 stelt u in staat de bestaande voorzieningen voor langdurige minima zonder arbeidsmarktperspectief op te hogen tot de genoemde bedragen per huishouden. Het is aan de gemeenten om nadere invulling te geven aan de begrippen ‘langdurig’ en ‘zonder arbeidsmarktperspectief’, en wie, in het verlengde daarvan, tot de doelgroep behoren. Er kunnen op huishoudniveau grosso modo drie situaties onderscheiden worden, die als volgt schematisch kunnen worden weergegeven.
+€ 450/400/320 Ophoging Ophoging
soc. minimum Situatie 1
Bestaande categoriale verstrekkingen Situatie 2
Bestaande categoriale verstrekkingen
Situatie 3
In de eerste situatie is er geen sprake van categoriale verstrekkingen, de genoemde bedragen per huishouden worden niet reeds ingevuld door categoriale verstrekkingen. De gehele verstrekking van de genoemde bedragen per huishouden vindt in deze situatie plaats op basis van ‘nieuw’ beleid.
2
€ 450 voor gezinnen, € 400 voor alleenstaande ouders en € 320 voor alleenstaanden. In de maartcirculaire van de gemeentefondsbeheerders staat in paragraaf 3.1 informatie over de wijze waarop de € 20 miljoen over de gemeenten wordt verdeeld. 3
17
In de tweede situatie wordt gedeeltelijk in het bedrag per huishouden voorzien door categoriale verstrekkingen. Hier vindt alleen de aanvulling tot de genoemde bedragen per huishouden plaats op basis van ‘nieuw’ beleid. In het derde geval resulteert het bestaande gemeentelijke beleid reeds in de genoemde bedragen per huishouden. In deze situatie kan de gemeente overgaan tot verdere financiële ondersteuning van de langdurige minima zonder arbeidsmarktperspectief. De gemeente kan er ook voor kiezen de extra middelen aan te wenden voor andere onderdelen van het gemeentelijk armoedebeleid, zoals schuldhulpverlening en het verder tegengaan van niet-gebruik. Onder bestaande voorzieningen worden verstaan de categoriale verstrekkingen zoals uw gemeente die geregeld heeft los van de extra middelen die door het kabinet beschikbaar zijn gesteld voor 2003. Het gaat hierbij zowel om categoriale verstrekkingen op grond van de bijzondere bijstand, als op grond van het gemeentelijk minimabeleid, zoals regelingen voor de vervanging van duurzame gebruiksgoederen, regelingen voor gezinnen met kinderen, collectieve aanvullende ziektekostenregelingen, enz. Aan deze vormen van inkomensondersteuning worden voor 2003 geen nadere beperkingen opgelegd. Individuele bijzondere bijstand en kwijtschelding van lokale lasten tellen niet mee bij de aanvulling tot de genoemde bedragen per huishouden. Gemeenten kennen een grote variëteit aan categoriale voorzieningen. Het is aan de gemeenten om te bepalen hoe de combinatie van ‘bestaand’en ‘nieuw’beleid tot stand komt. Het is niet zo dat gemeenten alle bestaande categoriale voorzieningen moeten meenemen in bovenstaand plaatje. Gemeenten kunnen er desgewenst voor kiezen bepaalde voorzieningen buiten beschouwing te laten, bijvoorbeeld vanwege de aard van de kosten waar de voorziening betrekking op heeft. Het moge duidelijk zijn dat het ‘nieuw’ te formuleren beleid op basis van de door het kabinet beschikbaar gestelde extra middelen op geen enkele wijze afbreuk hoeft te doen aan het ‘bestaande’ beleid van uw gemeente met betrekking tot categoriale verstrekkingen. Dit laat onverlet dat er aanleiding kan zijn om de vormgeving van het gemeentelijk inkomensondersteuningsbeleid, op onderdelen, dan wel integraal, te herzien. Sommige gemeenten hanteren bij het verstrekken van categoriale voorzieningen een interval, bijvoorbeeld eens in de twee of drie jaar wordt de voorziening verstrekt. Het ligt in de rede dat in dergelijke gevallen uitgegaan wordt van het jaargemiddelde bij de aanvulling tot de genoemde bedragen per huishouden. Vindt bijvoorbeeld in 2003 uitbetaling plaats van € 300,- van een voorziening die eens in de drie jaar wordt verstrekt, dan kan daarvan een bedrag van € 100 (300/3) in aanmerking worden genomen. Zoals aangegeven in mijn bovengenoemde brief zal via monitoring inzicht worden verkregen in de wijze van besteding van het aandeel van de individuele gemeente in de 20 miljoen euro van het Rijk en in de bedragen per huishouden, die langdurige minima zonder arbeidsmarktperspectief op grond van het bovenstaande hebben ontvangen in 2003. Daarbij zal zoveel mogelijk gebruik worden gemaakt van de reguliere informatieverzameling. In concreto zal in dat verband de volgende informatie van u worden gevraagd:
18
• • •
De besteding van het bedrag dat uw gemeente heeft ontvangen uit hoofde van de door het kabinet beschikbaar gestelde € 20 miljoen euro. De criteria die u heeft gehanteerd voor de vaststelling van de doelgroep. Het verstrekte bedrag per huishoudtype en de samenstelling van dit bedrag in termen van bestaand en nieuw beleid.
Ik verzoek u hiermee rekening te houden bij de registratie van uw uitgaven. Voorts verzoek ik u de langdurigheidstoeslag 2003 die u verstrekt in het kader van de bijzondere bijstand in de CBSstatistiek bijzondere bijstand te registreren onder code 03 (verstrekkingen aan langdurige minima).
19
12. Tijdelijke stimuleringsregeling regulier maken 10.000 ID-banen Per 1 maart 2003 is de uitvoering van de Tijdelijke Stimuleringsregeling regulier maken 10.000 IDbanen van start gegaan. Met de Stimuleringsregeling wordt beoogd werkgevers te stimuleren in het jaar 2003 10.000 ID-banen om te zetten in reguliere banen. Meer informatie over de Stimuleringsregeling is in eerdere circulaires te vinden. Samenwerking werkgevers en gemeenten van groot belang Werkgevers vragen zelf subsidie aan door een aanvraagformulier op te sturen naar het Agentschap SZW. Aanvragen kunnen tot en met 31 december 2003 worden ingediend. De gemeente speelt een belangrijke rol bij de optimale benutting van de regeling. Cruciaal is dat gemeenten zorgen voor verspreiding van informatie over de mogelijkheden onder werkgevers en afspraken met werkgevers maken over het gebruik van de regeling. Hierbij hoort ook de afspraak dat werkgevers de gemeente informeren over het regulier maken van de ID-banen. Voor gemeenten is het van belang dit te weten in verband de ID-subsidie. In de aanvraagprocedure is al gewaarborgd dat gemeenten op de hoogte gesteld worden, omdat een verklaring van de gemeente vereist is waarin wordt aangegeven dat de gemeente de ID-subsidie stop zal zetten. De gemeente is dus automatisch op de hoogte van de aanvraag van de werkgever. Het is vervolgens aan gemeente en werkgever om samen afspraken te maken over de verdere communicatie rond de aanvraagprocedure en toekenning van de SZW-subsidie aan de werkgever. In beginsel zal hierbij kunnen gelden dat de ID-subsidie zonder tegenbericht wordt stopgezet op de datum die op de bij verklaring van de gemeente in overleg met de werkgever is aangegeven. Bijlagen bij de stimuleringsregeling De aanvragen kunnen door de werkgevers worden ingediend bij het Agentschap SZW. Voor de uitvoering van de stimuleringsregeling wordt gebruik gemaakt van een aantal bijlagen. De bijlagen moeten worden ingevuld door verschillende partijen (werkgever, gemeente, MR of OR). Sinds 1 maart 2003 beschikken de gemeenten over de informatiepakketten met daarbij ingesloten het aanvraagformulier. Deze pakketten worden door gemeenten verspreid onder hun ID-werkgevers. Bijgaand treft u de voorbeelden van de bijlagen 2 tot en met 7 (bij deze verzamelbrief gevoegd als bijlagen IX tot en met XIV) aan. Bijlage 1 is te vinden in het informatiepakket. Bijlagen 2 (X), 3 (IX) en 5 (XII), 6 (XIII) en met 7 (XIV) dienen, na het aanvragen van de subsidie, verplicht door de werkgever te worden ingediend. Bijlage 4 (XI) hoeft alleen ingediend te worden ingeval er sprake is van een wijziging van de werknemer. Het betreft de volgende bijlagen: • • • • • •
Bijlage IX. Aanvullende informatie na voorwaardelijke subsidieverlening; Bijlage X. Verklaring beëindiging ID-subsidie; Bijlage XI. Verklaring wijziging van werknemer; Bijlage XII. Rapportage over het eerste subsidietijdvak; Bijlage XIII. Verklaring in verband met verdringing; Bijlage XIV. Aanvraag tot vaststelling van de subsidie.
20
Deze bijlagen worden niet gepubliceerd in de staatscourant maar ter inzage gelegd bij het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Het informatiepakket, het aanvraagformulier en de overige bijlagen (als voorbeeld) zijn overigens ook te vinden op www.gemeenteloket.szw.nl en www.agentschapszw.nl
21
Bijlage I Overzicht van de bedragen genoemd in de Algemene bijstandswet en het Besluit bijstandverlening zelfstandigen per 1 april 2003 1-4-2003 I. Algemene bijstandswet Belanghebbenden jonger dan 21 jaar zonder ten laste komende kinderen - alleenstaanden € 196,47 (€ - gehuwden; beide echtgenoten 18, 19 of 20 jaar € 392,94 (€ - gehuwden; één echtgenoot 21 jaar of ouder € 764,96 (€ Belanghebbenden jonger dan 21 jaar met een of meer ten laste komende kinderen - alleenstaande ouder € 423,86 (€ - gehuwden; beide echtgenoten 18, 19 of 20 jaar € 620,33 (€ - gehuwden; één echtgenoot 21 jaar of ouder € 992,35 (€ Belanghebbenden van 21 jaar of ouder doch jonger dan 65 jaar - alleenstaande € 568,49 (€ - alleenstaande ouder € 795,88 (€ - gehuwden, beide echtgenoten jonger dan 65 jaar € 1.136,97 (€
567,79 ) 794,90 ) 1.135,57 )
Belanghebbenden van 65 jaar of ouder - alleenstaande - alleenstaande ouder - gehuwden, beide echtgenoten 65 jaar of ouder - gehuwden, een echtgenoot jonger dan 65 jaar
€ € € €
844,88 1.072,27 1.188,58 1.198,01
(€ (€ (€ (€
843,90 1.071,01 1.188,16 1.197,70
Maximale toeslag
€
227,39
(€
227,11 )
Verblijf in een inrichting - alleenstaande of alleenstaande ouder - gehuwden
€ €
246,17 382,92
(€ (€
245,85 ) 382,43 )
4,7%
(
4,80% )
€
107,=
(
ongewijzigd )
€ €
1.313,= 1.948,=
(€ (€
1.311,= ) 1.944,= )
NB. De hierbovengenoemde bedragen zijn inclusief vakantieuitkering. Deze bedraagt van de betreffende bijstandsnorm c.q. toeslag: Drempelbedrag genoemd in artikel 41 Abw Niet tot de middelen te rekenen bedragen (artikel 43, tweede lid Abw) - scholingspremie (onderdeel i) - premie voor aanvaarden/behouden betaalde arbeid (onderdeel j)
(oud)
196,23 ) 392,46 ) 764,02 )
423,34 ) 619,57 ) 991,13 )
) ) ) )
22
- eerste vrijlating inkomsten uit arbeid (onderdelen m en n) € - maximaal vrij te laten inkomsten uit arbeid (onderdelen m en € n) - verstrekte subsidie wegens het verrichten van vrijwilligerswerk € (onderdeel p) Percentage, genoemd in artikel 45, tweede lid
89,= 163,=
( (
ongewijzigd ) ongewijzigd )
81,=
(
ongewijzigd )
20,0%
(
ongewijzigd )
In aanmerking te nemen inkomen uit studiefinanciering - thuisinwonende studerende - uitwonende studerende
€ €
271,06 486,94
( (
ongewijzigd ) ongewijzigd )
Buiten beschouwing te laten particuliere oudedagsvoorziening - alleenstaande en alleenstaande ouder - echtpaar
€ €
16,45 32,90
( (
ongewijzigd ) ongewijzigd )
23
Buiten beschouwing te laten vermogen genoemd in art. 54 Abw - alleenstaande € - alleenstaande ouder € - gehuwden € In de woning gebonden vrij te laten vermogen (art. 20 Abw) eerste vrijlating maximale vrijlating II. Besluit bijstandverlening zelfstandigen bedrag genoemd in artikel 3, onderdeel a en b bedrag genoemd in artikel 3, onder b maximale geldlening ex artikel 5 en 6 bedrag genoemd in art. 7 bedrag genoemd in art. 11a bedrag genoemd in artikel 12, eerste lid bedrag genoemd in artikel 13, - eerste lid - tweede en derde lid - derde lid
4.975,= 9.950,= 9.950,=
( ( (
ongewijzigd ) ongewijzigd ) ongewijzigd )
6.807,= 27.227,=
( (
ongewijzigd ) ongewijzigd )
€ 156.240,= € 37.177,= € 162.344,= € 8.117,= € 2.469,= € 29.889,=
( ( ( ( ( (
ongewijzigd ongewijzigd ongewijzigd ongewijzigd ongewijzigd ongewijzigd
€ 6.447,= € 109.368,= € 8.117,=
( ( (
ongewijzigd ) ongewijzigd ) ongewijzigd )
€ €
Verschuldigde loonbelasting, premies volksverzekeringen en ziekenfondspremie gedurende het jaar 2003 (Ongewijzigd ten opzichte van 1 januari 2003) heffingspremie Ziekenfondswet percentage Wn deel 2) 1) wg deel 2) a. personen van 65 jaar en ouder 0,0% 6,89% 0,00% b. personen als bedoeld in de artikelen 29, eerste lid, 0,0% 1,73% 6,87% onderdelen a en b, en tweede lid, onderdelen a en b, van de Algemene bijstandswet c. overige personen 26,0% 2,19% 8,69% bij onbelaste uitkeringen (o.a. krediethypotheek) - personen jonger dan 65 jaar 0,0% 1,73% 6,87% - personen van 65 jaar en ouder 0,0% 6,89% 0,00% 1) het heffingspercentage dient te worden toegepast op de netto bijstand vermeerderd met het werknemersaandeel premie ZFW 2) het opslagpercentage premie Ziekenfondswet (zowel werknemersaandeel als werkgeversaandeel) dient te worden berekend over de netto bijstandsuitkering
) ) ) ) ) )
24
Bijlage Ia Rekenvoorschrift voor de berekening van de loonbelasting/premie volksverzekeringen aan het eind van het jaar 2003. (ongewijzigd ten opzichte van 1 januari 2003) Overzicht met toe te passen percentages en bedragen voor bijstandsgerechtigden: jonger dan 65 jaar van 65 jaar en ouder A Algemene heffingskorting *) € 1.766,00 gehuwden € 1.152,00 alleenstaanden € 1.394,00 B tariefpercentage 1e schijf van het schijventarief C tariefpercentage 1e schijf van het schijventarief na correctie arbeidskorting D bruteringspercentage bijstand waarover Ziekenfondspremie is verschuldigd E bruteringspercentage bijstand waarover geen Ziekenfondspremie is verschuldigd (bijvoorbeeld partneralimentatie) F bruteringsfactor pr,emieloon Zfw G werknemerspremie Zfw H werkgeverspremie Zfw
32,90%
15,00%
31,037%
14,150%
55,59%
19,10 %
49,03%
17,65%
1,0173
1,0689
1,70% 6,75%
6,45% n.v.t.
*) De Algemene heffingskorting wordt in aanmerking genomen voorzover die nog niet bij een andere inhoudingsplichtige te gelde is gemaakt De onder A genoemde algemene heffingskorting is inclusief de verhoging met € 9 als gevolg van de derde nota van wijziging die is ingediend tijdens de parlementaire behandeling van het wetsvoorstel Belastingplan 2003 Deel I (TK 28607)
25
Bijlage II Berekening van het nettominimumloon als bedoeld in artikel 55 van de Algemene bijstandswet per 1 april 2003 Bruto minimumloon € af: premie Zfw 1,70% € 21,23 premie Awf 5,80% *) € 0,82 loonheffing € 143,75 € netto minimumloon € *) rekening houdend met een franchise van
€
1.249,20
165,80 1.083,40
57,00 per dag
bruto vakantieuitkering af: premie Zfw premie Awf loonheffing
€
99,93
netto vakantie-uitkering
€ €
46,36 53,57
netto minimumloon ex art. 55, eerste lid Abw
€
1136,97
€ € €
1,69 5,79 38,88
Berekening van de bijstandsnorm per maand voor gehuwden, alleenstaande ouder en alleenstaande van 21 tot 65 jaar per 1 april 2003 bijstandsnorm gehuwden 21 tot 65 jaar hierin begrepen vakantieaanspraak:
1.083,40 + 53,57 4,7% van 1.136,97
= € = €
1.136,97 53,44
alleenstaande ouder 21 tot 65 jaar hierin begrepen vakantieaanspraak:
70% van 1.136,97 4,7% van 795,88
= € = €
795,88 37,41
alleenstaande 21 tot 65 jaar hierin begrepen vakantieaanspraak:
50% van 1.136,97 4,7% van 568,49
= € = €
568,49 26,72
26
Bijlage III Wijziging van de netto bedragen genoemd in de IOAW en de IOAZ per 1 april 2003 (voor grondslagen zie bijlage IV) 1-4-2003 IOAW netto bedragen genoemd in artikel 5 van de IOAW voor: werkloze werknemer en de echtgenoot, beiden 21 jaar of ouder alleenstaande werkl. werkn. van 21 jaar of ouder met een of meer kinderen alleenstaande werkl. werkn. van 21 jaar of ouder zonder kinderen - van 23 jaar of ouder - van 22 jaar - van 21 jaar
(oud)
€
568,49
€
1.023,27
€ € €
795,88 654,94 575,04
(€ (€ (€
794,90 ) 654,23 ) 574,29 )
alleenstaande werkl. werkn. jonger dan 21 jaar met een of meer kinderen - alleenstaand € - thuisinwonend €
992,43 743,78
(€ (€
990,65 ) 742,47 )
alleenstaande jonger dan 21 jaar zonder kinderen, alleenwonend alleenstaande jonger dan 21 jaar, thuisinwonend
€ €
551,35 302,70
(€ (€
550,36 ) 302,18 )
€
568,49
(€
567,79 )
€ €
1.023,27 795,88
IOAZ netto bedragen genoemd in artikel 5, vijfde lid, van de IOAZ voor: gewezen zelfstandige en de echtgenoot alleenstaande gewezen zelfstandige met een of meer kinderen alleenstaande gewezen zelfstandige zonder kinderen
(€
567,79 )
(€ 1.022,01 )
(€ 1.022,01 ) (€ 794,90 )
27
Bijlage IV Grondslagen als bedoeld in artikel 5 van de IOAW en de IOAZ per 1 april 2003 IOAW werkloze werknemer en de echtgenoot met of zonder kinderen alleenstaande werkl. werkn. van 21 jaar of ouder met een of meer kinderen alleenstaande werkl. werkn. van 21 jaar of ouder zonder kinderen - van 23 jaar of ouder - van 22 jaar - van 21 jaar alleenstaande werkl. werkn. jonger dan 21 jaar met een of meer kinderen - alleenstaand - thuisinwonend alleenstaande jonger dan 21 jaar zonder kinderen, alleenwonend alleenstaande jonger dan 21 jaar, thuisinwonend vrij te laten bedragen genoemd in art. 3, tweede lid van het inkomensbesluit Ioaw - eerste vrijlating - maximale vrijlating premie genoemd in artikel 7, onderdeel s, van het Inkomensbesluit Ioaw premie genoemd in artikel 7, onderdeel t, van het Inkomensbesluit Ioaw IOAZ gewezen zelfstandige en de echtgenoot alleenstaande gewezen zelfstandige met een of meer kinderen alleenstaande gewezen zelfstandige zonder kinderen bedrag genoemd in artikel 5, tweede en derde lid buiten beschouwing te laten vermogen (art. 8, tweede lid) bedrag genoemd in artikel 5, eerste lid van de Regeling vermogenswaardering IOAZ Correctiepercentage IOAW en IOAZ vereveningsbijdrage hierbij geldt een franchise per dag van
1-4-2003 € 1.331,52 (€
(oud) 1.332,16 )
€ 1.207,71 (€
1.207,43 )
€ 1.025,64 (€ € 802,53 (€ € 675,75 (€
1.025,67 ) 802,83 ) 676,02 )
€ 1.158,49 (€ € 765,62 (€ € 638,64 (€ € 307,92 (€
1.156,11 765,29 638,65 307,39
) ) ) )
€ €
139,52 ( 257,10 (€
ongewijzigd ) 257,08 )
€
1.948,= (€
1.944,00 )
€
1.313,= (€
1.311,00 )
€ 1.331,52 € 1.207,71 € 1.025,64 € 21.767,= € 109.368,=
(€ (€ (€ (€ (
€ 100.057,= (€
€
5,80% 57,=
( (
1.332,16 1.207,43 1.025,67 21.731,00 ongewijzigd
) ) ) ) )
99.878,00 ) ongewijzigd ) ongewijzigd )
28
Berekening van enkele netto IOAW- en IOAZ-uitkeringen in euro's gehuwde alleenstaande werkloze partner ouder bruto grondslag 665,76 665,76 1207,71 bruto uitkering (grondslag x 100/108) 616,44 616,44 1118,25 AWf (franchise € 57,00 per dag) 5,80% 0,00 0,00 0,00 Zfw-premie werkgever 6,75% 41,60 41,60 75,48 tabelloon 657,00 657,00 1192,50 loonheffing 68,66 68,66 132,50 *) Zfw-premie werknemer 1,70% 10,47 10,47 19,01 netto uitkering 537,31 537,31 966,74 bruto vakantieaanspraak Awf Zfw-premie werkgever loonheffing Zfw-premie werknemer netto vakantieaanspraak totaal netto IOAW/IOAZ
5,80% 6,75% 32,90% 1,70%
alleenstaande > 23 jaar 1025,64 949,67 0,00 64,10 1012,50 185,66 16,14 747,87
49,32 0,00 3,32 17,31 0,83 31,18
49,32 0,00 3,32 17,31 0,83 31,18
89,46 0,00 6,03 31,41 1,52 56,53
75,97 0,00 5,12 26,67 1,29 48,01
568,49
568,49
1023,27
795,88
*) toelichting in aanmerking genomen loonheffing alleenstaande ouder loonheffing volgens de groene maandtabel 244,83 af: alleenstaande-ouderkorting per maand 112,33 in aanmerking genomen loonheffing 132,50
29
Bijlage V Bedragen genoemd in de Wet inkomensvoorziening kunstenaars per 1 april 2003 bedragen in euro's 1-42003 (oud) Bedragen genoemd in artikel 4, onderdeel a (de toepasselijke bijstandsnormen inclusief de maximale toeslagen): alleenstaande alleenstaande ouder gehuwd
€ 795,88 € 1.023,27 € 1.136,97
(€ 794,90 ) (€ 1.022,01 ) (€ 1.135,57 )
Renteloze geldlening genoemd in artikel 9, eerste lid: alleenstaande
€
557,12
(€
556,43 )
De bedragen als bedoeld in onderdeel b en c zijn: alleenstaande ouder (onderdeel b) gehuwd (onderdeel c)
€ €
784,51 898,21
(€ (€
783,54 ) 897,10 )
Bijverdienhoogte (125% van de bijstandsnorm): (bedragen genoemd in artikel 10, tweede lid) alleenstaande (onderdeel a) alleenstaande ouder (onderdeel b) gehuwd (onderdeel c)
€ 994,85 € 1.279,09 € 1.421,21
De in de uitkering begrepen vakantietoeslag bedraagt:
4,7%
(€ 993,63 ) (€ 1.277,51 ) (€ 1.419,46 ) (4,8%)
30
Bijlage VI Formules en percentages genoemd in de Bijstandsregeling vakantietoeslag 2001 vanaf 1 april 2003 Artikel 4 bij een netto inkomen per maand gelijk aan of meer dan en minder dan € 0,00 € 437,38 € 437,38 € 524,29 € 524,29 € 951,12 € 951,12 € 954,79 € 954,79 € 1019,60 € 1019,60
bedraagt de aanspraak op vakantietoeslag 8,00% x ink 7,78% x ink 6,70% x ink 1,13% x ink + 1,02% x ink + 6,04% x ink -
€ 11,44 € 5,88 € 47,07 € 42,55 € 8,69
Artikel 5 bij een netto inkomen per maand gelijk aan of meer dan en minder dan € 0,00 € 412,60 € 412,60 € 869,89 € 869,89 € 873,01 € 873,01 € 927,68 € 927,68
bedraagt de aanspraak op vakantietoeslag 8,00% x ink 8,01% x ink 1,35% x ink + 1,22% x ink + 7,23% x ink -
€ € € €
Artikel 6 bij een netto inkomen per maand gelijk aan of meer dan en minder dan € 0,00 € 722,47 € 722,47 € 725,46 € 725,46 € 780,26 € 780,26
bedraagt de aanspraak op vakantietoeslag 8,00% x ink 1,35% x ink + € 48,06 1,02% x ink + € 43,52 7,23% x ink - € 3,47
Artikel 7 Percentage genoemd in het eerste lid Percentage genoemd in het tweede lid
11,81 46,08 41,63 14,13
5,30% 8,00%
31
Bijlage VII Aanvulling op overzicht uit decemberbrief 2002 aan gemeenten Te handhaven circulaires (overzicht heeft betrekking op circulaires verzonden tot en met 30 juni 2002. Brieven van na die datum blijven eveneens gehandhaafd). 14 maart 2002
Ontwikkelingen op het terrein van opsporing (kenmerk: BOB/2002/13610) 20 december 2001 Invoering Inlichtingenbureau (kenmerk: BZ/BU/2001/87155) 28 juni 2001
Fonds Werk en Inkomen (kenmerk: BZ/BU/2001/40727 BM)
27 november 2000 Sluitende aanpak langdurig werklozen (kenmerk: AM/ARV/2000/79258) 14 juli 2000 Gewijzigde werkinstructie maatregelen Abw c.a. (kenmerk: TG/2000/39667b) 8 juli 1999 Uitspraak CRvB van 2 maart 1999 en eventuele gevolgen voor rijksvergoeding (kenmerk: TZ/TG/99/37973a) 20 december 1995 Aangepaste richtlijn passende arbeid (kenmerk: BZ/VOL/95/4417), bijlage richtlijn passende arbeid (deze is op 19 maart 1996 in de Stcrt. gepubliceerd (nr. 60, p.15). 2 november 1994 IOAW en EG-recht (kenmerk: SZ/BV/UKB/UAB/47 910)
32
Bijlage VIII Aanvulling op overzicht uit decemberbrief 2002 aan gemeenten Circulaires die worden ingetrokken 4 juni 2002
Suwi monitor via internet (W&I/SSG/2002/4229)
23 april 2002
Suwi-implementatie (W&I/SSG/2002/32696)
30 december 2001 Informatie gevolgen Suwi voor gemeenten 6 december 2001 Implementatie Suwi (kenmerk: SUWI/SEC/01/358) 22 november 2001 Suwi-implementatie (kenmerk: BZ/SSG 80854) 30 oktober 2001
11 juli 2001
Verlenging uitstroomactie ex-banenpoolers en relatie met ID-banen (kenmerk: AM/RAW/01/52506) Vaststelling subsidie Regeling ID-banen voor 1999 en Besluit ID-banen voor 2000 en 2001 (kenmerk: AM/RAW/01/39998) Nadere informatie Suwi (BZ/IOSG/01/46156)
5 juli 2001
Uitvoering Wet sociale werkvoorziening (kenmerk: AM/RAW/01/35943)
28 juni 2001
Euro en maatregelenbeleid (kenmerk: TZ/PT/2001/39289)
14 maart 2001
Informatie Suwi (kenmerk: SUWI/SEC/2001/86)
9 februari 2001
Evaluatie Wsw/Wiw (kenmerk: AM/RAW/01)
20 juli 2001
28 december 2000 Wijziging regeling Wiw en ID-banen (kenmerk: AM/RAW/00/85012) 28 september 2000 In- en doorstroombanen (kenmerk: AM/RB/00/58955) 26 september 2000 Statistische gegevensverstrekking ID-banen (kenmerk: A&O/2000/57494) 19 april 2000
Uitstroompremie In- en doorstroombanen, Accountantsprotocol 2000, statistiek 1e kwartaal 2000 (kenmerk: AM/RB/00/23499) 22 december 1999 In- en doorstroombanen: nieuwe regelgeving met ingang van 1 januari 2000 (kenmerk: AM/RB/99/81080) 27 september 1999 Werkinstructie relatie millennium verbetertrajecten (kenmerk: TZ/TG/1999/53354a)
33
7 juli 1997 11 juni 1997
Doeltreffendheid uitvoering Wsw over de jaren 1994 t/m 1997 (kenmerk: TZ/UTG/98/10152) Gegevensuitwisseling met Curacao (kenmerk: BZ/UB/97/7423)
17 januari 1997
Werkinstructie maatregelenbeleid Abw (TZ/UTG/97/U-8507)
25 januari 1996
Sluitende aanpak JWG (kenmerk: TZ/UTG/96/U-5030)
De aan gemeenten toegestuurde circulaires en brieven met betrekking tot model verantwoordingsverslagen, controle- en rapportageprotocollen, modellen accountantsverklaring en rapport van bevindingen m.b.t. de Abw, Ioaw, Ioaz, Wik, Wiw, Wsw, Regeling ID-banen, KOAregeling, kunnen als ingetrokken worden beschouwd op het moment dat de betreffende verantwoordingsjaren definitief zijn afgehandeld en afgerekend (brieven en circulaires met kenmerk beginnend met “TZ/…”).
34