Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Postbus 90801 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4 Telefoon (070) 333 44 44 Telefax (070) 333 40 33
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1A 2513 AA 's-GRAVENHAGE
Uw brief
Ons kenmerk
W&I/2003/45804 Onderwerp
Datum
Kwartaalbericht Arbeidsmarkt Juni, eerste kwartaalverslagen 2003 Suwi-organisaties, nul-plus-één meting UWV
19 juni 2003
1. Inleiding Hierbij doen wij u toekomen: a. het Kwartaalbericht Arbeidsmarkt Juni 2003; b. de verslagen over het eerste kwartaal 2003 van de Suwi-organisaties UWV, CWI, SVB, BKWI, IB; c. een in opdracht van de Raad van Bestuur UWV uitgevoerd onderzoek (nul-plus-éénmeting). In het Kwartaalbericht Arbeidsmarkt Juni 2003 is de meest actuele informatie over de ontwikkelingen op het terrein van werkloosheid, economische groei, werkgelegenheid (ontslagenaanvragen en vacatures), gesubsidieerde arbeid en reïntegratie (in het bijzonder over Sluitende Aanpak) bijeengebracht. Op het terrein van reïntegratie is ook informatie uit de kwartaalverslagen van CWI en UWV in het kwartaalbericht opgenomen. In het bericht worden eveneens aanvullende beleidsinspanningen op het terrein van reïntegratie genoemd. U zult vanaf heden in de kwartaalberichten arbeidsmarkt over de voortgang op deze onderwerpen worden geïnformeerd. De verslagen van de Suwi-organisaties geven inzicht in de ontwikkelingen in de uitvoering van het beleid op het gebied van arbeidsmarkt, reïntegratie en sociale zekerheid. De informatie uit het kwartaalbericht en uit de kwartaalverslagen van de Suwi-organisaties worden – waar relevant – in samenhang gepresenteerd. Het in opdracht van de Raad van Bestuur UWV uitgevoerde onderzoek (de zogenaamde nul-plus-één meting) biedt inzicht in de stand van zaken met betrekking tot de beheersing van de risico’s die eerder zijn gesignaleerd in het onderzoek (nulmeting) dat op 28 juni 2002 aan uw Kamer is aangeboden (Kamerstukken 2001 – 2002, 26448, nr. 47). Met bijgaande stukken komen wij tegemoet aan de door het parlement geuite wens om te beschikken over actuele informatie over (de uitvoering van) het beleid op het gebied van arbeidsmarkt en sociale zekerheid.
2
2. Samenvatting Kwartaalbericht Arbeidsmarkt Juni 2003 Werkloosheid Vanaf eind vorig jaar loopt de werkloosheid versneld op. De werkloosheid loopt op van 3,3 procent in november 2001 tot 5,3 procent in maart 2003. De werkloosheid onder jongeren (15-24 jaar) was in maart 2003 meer dan 10 procent, en ligt daarmee ongeveer twee keer zo hoog als onder de andere leeftijdscategorieën. Om de werkloosheid onder jongeren tegen te gaan wordt door het kabinet een Plan van Aanpak Jeugdwerkloosheid opgesteld. Over de hoofdlijnen van dit plan bent u op 9 mei geïnformeerd (Kamerstukken II, 2002- 2003, 23 972 nr 60). Een uitgewerkt plan van aanpak zal in de eerste week van juli aan de Tweede Kamer worden toegezonden. Economische groei en vacatures De belangrijkste oorzaak voor de oplopende werkloosheid is de stagnatie van de economische groei. De economie is in het eerste kwartaal van 2003 met 0,3 procent gekrompen. De economische verslechtering manifesteert zich ook in een toenemend aantal ontslagaanvragen. Het aantal bij CWI ingediende ontslagaanvragen vanwege bedrijfseconomische redenen is over geheel 2002 met 49 procent toegenomen. Na een periode van constante daling tussen 1995 en 2001, is het aantal WW-ers in 2002 toegenomen. De instroom in de WW in het eerste kwartaal 2003 ligt ruim een kwart hoger dan in het eerste kwartaal 2002. De cijfers over het aantal Abw-uitkeringen wijzen op een lichte daling tot en met het derde kwartaal 2002. Gegevens over het vierde kwartaal 2002 en het eerste kwartaal 2003 zijn nog niet beschikbaar. Er is ook een terugloop in het aantal vacatures waar te nemen. Bij CWI werden in het eerste kwartaal van 2003 45.900 vacatures ingediend, ruim 7 procent minder dan in het eerste kwartaal van 2002. Door middel van het Vacatureoffensief wordt, zoals ik u op 9 mei jl. heb gemeld (W&I/PCF/2003/36920), getracht openstaande vacatures snel te vervullen. Uitstroom uit gesubsidieerde arbeid Het aantal personen in een I/D-baan is in 2002 met ruim 11 procent gestegen. Uitstroom uit een I/D-baan is succesvol als de I/D-er uitstroomt naar een reguliere baan. Van de totale uitstroom in 2001 stroomde 41 procent door naar een reguliere baan. Dit percentage is in 2002 gestegen tot 43 procent. Om de uitstroom uit de I/D banen nog verder te bevorderen is met een aantal sectoren convenanten afgesloten. Resultaten beleid Sluitende Aanpak Een belangrijke indicator voor het reïntegratiebeleid is de zogenaamde ‘mate van sluitendheid’. De ‘mate van sluitendheid’ is een indicator voor het bereik van de Sluitende Aanpak en betekent in hoeverre nieuw ingeschreven werklozen binnen 12 maanden werk vinden of een aanbod krijgen voor een traject gericht op werk of sociale activering. De ‘mate van sluitendheid’ was in 2002 voor de gehele nieuwe instroom (WW, Abw, Niet uitkeringsgerechtigden, NUG) in werkloosheid 83 procent. Het aandeel nieuw ingeschreven werklozen dat binnen 12 maanden een aanbod voor een traject heeft gekregen, is 12 procent. 73 procent van de nieuwe instroom is binnen 12 maanden uitgestroomd naar werk, waarvan 2 procent na een aanbod van een traject. De nieuwe instroom in werkloosheid bestaat grotendeels uit WW-ers ingedeeld in fase 1.
3
In 2002 is ook de mate van sluitendheid per kolom beschikbaar gekomen. De ‘mate van sluitendheid’ voor de nieuwe instroom in de WW was in 2002 83 procent. Voor de ABWpopulatie was dit percentage 65 procent. De gemeenten zijn ook verantwoordelijk voor de reïntegratie van de niet-uitkeringsgerechtigden. De mate van sluitendheid voor deze groep was in 2002 81 procent. Gemeenten hebben op dit moment de wettelijke verplichting om een sluitende aanpak te realiseren voor jongeren (artikel 9 WIW). Dit geldt voor alle jongeren die werkloos worden met of zonder uitkering. Op deze wijze wordt een 100 procent sluitende aanpak voor jongeren gerealiseerd. Duurzame uitstroom uit trajecten In totaal leidde in 2002 onder de nieuwe instroom volwassenen 57 procent van de aangeboden trajecten tot duurzame uitstroom naar werk (gesubsidieerd en regulier). De duurzame uitstroom in 2001 (cohort 2000) was 50 procent. 3. De uitvoering door de Suwi-organisaties in het eerste kwartaal 2003 3.1 Algemeen UWV, CWI, SVB, BKWI en IB hebben ons tijdig hun verslagen over het eerste kwartaal 2003 doen toekomen. In deze paragraaf passeert een aantal zaken uit deze verslagen de revue. In algemene zin merken wij het volgende op. De verslagen bevatten een veelheid aan actuele informatie over de uitvoering door de Suwi-organisaties. De kwartaalverslagen zijn daarmee voor ons een van de bronnen van aan- en bijsturing van deze organisaties gedurende het jaar. In het afgelopen jaar hebben we – met de Suwi-organisaties – vooruitgang geboekt op het terrein van informatievoorziening. Ons uiteindelijk doel is te komen tot een compacte, betrouwbare en toegankelijke set van sturings- en verantwoordingsinformatie. Een bijzonder punt van aandacht is voor ons de betrouwbaarheid van de kwartaalverslagen. Vanzelfsprekend is dit primair de verantwoordelijkheid van de Suwi-organisaties. Over de wijze waarop de borging hiervan plaatsvindt, spreken wij op korte termijn met de Raden van Bestuur. In dat verband is het nog wel van belang op te merken dat de kwartaalverslagen niet beoordeeld worden door de Inspectie voor Werk en Inkomen (IWI). De voor beoordeling door de IWI benodigde tijd zou er namelijk toe leiden dat een belangrijke doelstelling, het hebben van een actueel inzicht in de stand van zaken in de uitvoering, niet gerealiseerd wordt. Overigens is het uiteraard wel zo dat de jaarverslagen van de organisaties wél van een oordeel door de IWI worden voorzien. 3.2 Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen Het eerste kwartaalverslag van UWV 2003 bevestigt de trends die eind 2002 zichtbaar waren. Zo is de instroom in de WAO verder gedaald en ligt het aantal WAO-aanvragen in het eerste kwartaal van dit jaar beduidend lager dan in 2002. Het aantal verzoeken van werkgevers om de wachttijd voor de WAO te verlengen neemt toe. Het lijkt dan ook dat de Wet Verbetering Poortwachter een gunstige invloed heeft op de instroom in de WAO.
4
Voor UWV heeft de conjuncturele ontwikkeling grote invloed; zoals ook uit het Kwartaalbericht Arbeidsmarkt naar voren komt, is het aantal WW-aanvragen sterk gestegen. De conjuncturele neergang heeft ook invloed op het gebied van reïntegratie. UWV geeft aan de indruk te hebben dat het aantal plaatsingen hierdoor mogelijk afneemt. Wel verwacht UWV de afspraken over reïntegratie, zoals opgenomen in het jaarplan 2003, te kunnen nakomen. Recent zijn pilots gestart om te onderzoeken op welke wijze de reïntegratie van personen die al langer in een uitkeringssituatie verkeren, het beste kan worden bevorderd. Deze pilots kunnen de komende tijd een bijdrage leveren aan het reïntegratiebeleid. Over de hele linie is sprake van vermindering van werkvoorraden. Dit geldt ook voor de beoordelingen in het kader van de WAO. Zo zijn de werkvoorraad en achterstand bij de einde wachttijdbeoordelingen volgens het UWV op een structureel beheersbaar niveau terechtgekomen. Dit is een positieve ontwikkeling. Het is zaak voor UWV om dit niveau vast te houden. Ten aanzien van de herbeoordelingen (van het zittende bestand) is de doelstelling in het jaarplan 2003 opgenomen dat de werkvoorraad en achterstand per ultimo 2003 naar een aanvaardbaar niveau zijn teruggebracht. In het eerste kwartaal is de werkvoorraad licht gestegen en de achterstand met ca. 11.000 dossiers gedaald tot 68.000 dossiers. Gezien de doelstelling voor 2003 is het zaak voor UWV om de aanpak van de herbeoordelingen te intensiveren. Verder is sprake van een verdere daling van het aantal volledig arbeidsongeschikten als aandeel van de WAO-instroom. Het aandeel volledig arbeidsongeschikten daalde in het eerste kwartaal van 57,4 procent naar 55,6 procent. Dit duidt op een verbetering van de keuringspraktijk. In het recente verleden hebben wij aangegeven dat de door het parlement gewenste informatie, zo veel als mogelijk, bij gelegenheid van de aanbieding van de kwartaalverslagen wordt verstrekt. Voor een deel is dit geschied (bijvoorbeeld met betrekking tot de zogenaamde openstaande posten), voor een ander deel nog niet. Wat dit laatste betreft, wijzen wij op een drietal onderwerpen. Allereerst heeft UWV nog geen informatie kunnen verstrekken over de vraag welke maatregelen genomen worden naar aanleiding van het rapport “In de Fuik” over Turken en Marokkanen in de WAO. Bij gelegenheid van het tweede kwartaalverslag zal deze informatie wel beschikbaar zijn. Het tweede onderwerp betreft de aanvragen in het kader van de Regeling financiering kinderopvang. UWV heeft mij laten weten dat vanwege de complexiteit van de regeling en de nadere voorwaarden die worden gesteld zowel ouders als werkgevers er veelal vanaf zien om een aanvraag in te dienen. Als laatste willen wij de overheadanalyse noemen. UWV heeft ons ervan in kennis gesteld deze analyse binnen ca. drie weken af te ronden. 3.2.1 Nul-plus-één-meting UWV Bij brief van 28 juni jl. (Kamerstukken 2001-2002, 26448, nr. 47) heeft toenmalig Staatssecretaris Hoogervorst u de nulmeting, die UWV door Ernst & Young heeft laten uitvoeren, aangeboden. Op 11 september 2002 (Kamerstukken 2001 – 2002, 26448, nr. 55) bent u nader inhoudelijk geïnformeerd over de nulmeting van UWV. Het was duidelijk dat
5
de startsituatie minder rooskleurig was dan aanvankelijk verondersteld, hetgeen leidde tot terughoudendheid ten aanzien van het ambitieniveau. UWV is vervolgens actief met de nulmeting aan de slag gegaan; daartoe is de nulmeting omgevormd tot een actieplan. Inmiddels zijn we bijna een jaar verder en heeft UWV een nul-plus-één meting uit laten voeren door Ernst & Young. Daarin wordt geconstateerd dat de in de nulmeting gesignaleerde risico's in voldoende mate beheerst worden door UWV. Ernst & Young geeft daarbij aan dat deze beheerste risico's dienen te worden gemonitord als onderdeel van de reguliere management control. UWV heeft ons laten weten de aanbevelingen van Ernst & Young over te nemen. UWV meldt daarbij dat inmiddels alle geconstateerde risico’s zijn toebedeeld aan een verantwoordelijke lijnmanager en hebben geleid tot actie. Het risicomanagement (voor reeds bekende, maar ook voor eventuele nieuwe risico's) heeft binnen UWV een duidelijke plaats in de normale planning- en controlcyclus. Het beeld dat uit de nul-plus-één meting naar voren komt, is dat UWV de weg omhoog gevonden heeft, maar ook dat er nog veel werk is te verzetten; het veranderprogramma UWV zal in zijn totaliteit nog een aantal jaren vergen. De voortgang die op dit terrein geboekt wordt zullen wij via de reguliere planning- en controlcyclus monitoren en aan u meedelen. 3.3 Centrale organisatie werk en inkomen Voor CWI heeft de toename van de werkloosheid veel impact. Zoals uit het jaarverslag CWI 2002 bleek, heeft de grote stroom van werkzoekenden ertoe geleid dat CWI de vacaturewerving en -vervulling onvoldoende heeft kunnen oppakken. Om de extra toeloop goed te kunnen opvangen en om de dienstverlening aan werkgevers sterk te verbeteren, is in de loop van het eerste kwartaal extra formatie ingezet en is de werkgeversdienstverlening geïntensiveerd (project “Focus op Werk”). Op basis van de meest recente gegevens van CWI zijn de eerste resultaten hiervan zichtbaar. In de maand maart is een duidelijke stijging van het aantal vervulde vacatures te zien (in maart werd 85 procent van de norm gehaald, in de maanden januari en februari was dat nog rond 50 procent). CWI verwacht dat de achterstand in de vacaturevervulling aan het eind van het derde kwartaal 2003 ingehaald is. CWI verwacht dat de preventiequote, die met 12 procent voor de WW in het eerste kwartaal nog achterblijft ten opzichte van de norm van 25 procent, ook zal stijgen als gevolg van de intensivering van Focus op Werk en het Vacatureoffensief. Een snelle match tussen nieuw aanbod en vacatures is hierbij het doel. CWI heeft aangegeven nog te willen kijken naar de kwaliteit van de gegevens op basis waarvan de preventiequote Abw is berekend. Over de uitstroomquote kan CWI nog geen uitspraken doen, omdat deze quote de uitstroom meet binnen zes maanden na intake. Deze gegevens komen in het derde kwartaalverslag CWI 2003 beschikbaar. 3.4 Bureau Keteninformatisering Werk en Inkomen Het Bureau Keteninformatisering Werk en Inkomen (BKWI) geeft aan dat in het eerste kwartaal van 2003 conform jaarplan uitvoering is gegeven aan haar beheertaken van Suwinet. Op de gesignaleerde knelpunten zal BKWI actie ondernemen. In het kader van het Programma Ketenresultaten geeft BKWI als ondersteuning van de ketenpartijen thans uitwerking aan de daarin geformuleerde doelstellingen rond werkproceskoppelingen, ICT en architectuur. 3.5 Samenwerking in de keten van werk en inkomen
6
Zoals reeds in onze brief van 21 mei jl. is aangegeven, hebben de ketenpartners (CWI, UWV en gemeenten) in het Programma Ketenresultaten een aantal prestatieafspraken gemaakt. CWI en UWV hebben in het eerste kwartaal overeenstemming bereikt over de serviceniveau-overeenkomst (SNO) voor het jaar 2003. De SNO bevat onder andere afspraken over de uitkeringsintake, reïntegratieadviezen, het gebruik van kennisgevingen en de behandeling van klachten. Daarnaast hebben CWI en UWV in de SNO afspraken gemaakt over de meting van de prestaties. CWI heeft een cliënttevredenheidsonderzoek onder de ketenpartners uitgevoerd over de dienstverlening CWI, met name in relatie tot de SNO’s. Separaat zult u geïnformeerd worden over onze beslissing ten aanzien van de stimulering van de regionale platforms. 3.6 Sociale Verzekeringsbank Uit het eerste kwartaalverslag 2003 van SVB wordt duidelijk dat de prestaties op het gebied van de tijdigheid van de gevalsbehandeling verbeterd zijn. Dit blijkt onder andere uit: tijdigheid internationaal AOW (2002: 45,9 procent, 2003-1: 54,0 procent), tijdigheid internationaal ANW (2002: 26,7 procent, 2003-1: 33,2 procent) en tijdigheid nationaal ANW (2002: 81,7 procent, 2003-1: 87,2 procent). Deze resultaten liggen hoger dan de streefwaarden die met SVB voor 2003 zijn afgesproken. In het kader van het jaarplan 2004 zullen wij met de SVB afspraken maken over aanscherping van de streefwaarden voor dat jaar. 3.7 Inlichtingenbureau Het Inlichtingenbureau (IB) geeft aan dat in het eerste kwartaal van 2003 conform jaarplan uitvoering is gegeven aan haar taken. De laatste gemeenten zijn aangesloten op het systeem van IB. Tevens geeft IB aan dat het beheer van de applicatie en daarmee de mogelijkheid tot gebruik ervan door gemeenten goed heeft gefunctioneerd in de afgelopen periode. Er zijn door IB maatregelen getroffen om de professionalisering van de interne bedrijfsprocessen te realiseren in 2003. 4. De positie van de cliënt en doelmatigheid binnen Suwi. Suwi kent de volgende doelstellingen: werk boven uitkering, de positie van de cliënt en de doelmatigheid. De eerstgenoemde doelstelling is in paragraaf drie aan de orde gekomen. Actuele informatie over de positie van de cliënt en de doelmatigheid is hierna opgenomen. 4.1 De positie van de cliënt Cliëntgerichtheid kan onder andere gemeten worden door cliënttevredenheidsonderzoeken. De resultaten van de cliënttevredenheidsonderzoeken van SVB en UWV worden in juni en september verwacht. CWI voert een cliënttevredenheidsonderzoek onder werkzoekenden uit in juni 2003 en onder werkgevers in het najaar 2003. Wij zijn voornemens het onderzoek naar mogelijkheden om de cliënt een actieve rol te geven bij de reïntegratie deze maand aan de Kamer te zenden. De evaluatie naar de effectiviteit van het persoonsgebonden reïntegratiebudget vormt een onderdeel van dit onderzoek. Ook is het advies, dat de Landelijke Cliëntenraad (LCR) heeft uitgebracht over de werkherkansingscoach, verwerkt in het onderzoek. 4.2 Doelmatigheid
7
Wat betreft de doelmatigheid van de vijf organisaties geldt dat zij voorzien dat het resultaat voor 2003 op of binnen het vastgestelde niveau zal uitkomen. Voor UWV betekent dit dat wordt voorzien dat de efficiency-doelstelling 2003 van 7 procent behaald zal worden. Voor CWI geldt voor 2003 een efficiencydoelstelling van 4 procent. CWI heeft begin dit jaar gevraagd om aanvullend budget in verband met de stijgende volumina. De financiële gegevens over dit kwartaal geven ons nu nog onvoldoende inzicht om dit toe te kennen. Met CWI is afgesproken dat de beslissing op basis van de gegevens over het eerste half jaar genomen zal worden. Zoals we in de brief van 21 mei jl. hebben aangegeven kunnen de dereguleringsvoorstellen, zoals die op dit moment worden geformuleerd van invloed zijn op zowel de doelmatigheid als de doeltreffendheid van de uitvoeringsprocessen. Daarnaast zien we uit naar de voorstellen van de Suwi-organisaties over de relatie tussen de allocatie van de uitvoeringskosten en de resultaten op de grote geldstroom.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
(mr. A.J. de Geus)
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
(M. Rutte)