Database wetenschappelijke onderzoeken & deskundigen Februari 2012
Hulpverlening
Opdracht is uitgevoerd door
Hulpverlening Frontlinie versterken Vernieuwende initiatieven in het voorportaal van de jeugdzorg Verwey-Jonker Instituut M. de Gruijter, T. Pels & S. Tan 2009 Het Verwey-Jonker Instituut heeft in opdracht van het ministerie van VROM/Wonen, Wijken en Integratie onderzoek gedaan naar het versterken van de frontlinie in de zorg voor jeugd. De frontlinie bestaat uit personen en organisaties die dicht bij (groepen) burgers staan en activiteiten ondernemen om hun belangen te behartigen. Het initiatief voor deze activiteiten komt vaak ‘uit eigen kring’. De (Marokkaanse) buurtvaders zijn een bekend voorbeeld. De frontlinie vervult vaak, via een meer informeel en laagdrempelig aanbod, een brugfunctie tussen moeilijk bereikbare (migranten)groepen en de geïnstitutionaliseerde hulpverlening. Deze studie analyseert de brugfunctie van de frontlinie en laat zien onder welke randvoorwaarden de verbinding tussen het informele en reguliere aanbod de meeste kans van slagen heeft. Essentieel is dat de lokale partijen – frontliniewerkers, instellingen én de gemeente – een gedeelde visie hebben op het bereiken van (migranten)doelgroepen en de rol van frontliniewerkers. De aanbeveling aan gemeenten is om als regisseur van het jeugdbeleid deze visieontwikkeling ter hand te nemen. http://www.zonmw.nl/uploads/tx_vipublicaties/De_frontlinie_versterken.pdf
GGZ en Diversiteit: Prevalentie en Zorgkwaliteit Programmeringstudie ‘Etniciteit en gezondheid’ voor ZonMw Universiteit van Tilburg M. Bekker & J. van Mens-Verhulst 2008 De etnische diversiteit van cliëntenpopulaties in de Nederlandse gezondheidszorg neemt toe. In de praktijk van de zorg ervaren zowel zorgverleners als allochtone cliënten nog steeds grote knelpunten. Eén van de doelstellingen van een onderzoeksprogramma dat bij ZonMw momenteel wordt uitgedacht, is dan ook om het wetenschappelijk onderzoek op dit terrein te stimuleren. Aan de auteurs is gevraagd hierbij prioriteiten aan te geven, op basis van een overzicht van wat tot nu toe bekend is. Doel van deze verkenning was kennis en kennishiaten in beeld te brengen met betrekking tot de prevalentie van psychische stoornissen en problemen bij Nederlandse allochtonen, en betreffende de toegankelijkheid en kwaliteit van de zorg op dit gebied. Inderdaad, zo bleek: er is enorm veel gedaan; er is dan ook veel bruikbare informatie gevonden. Maar tegelijkertijd blijkt deze informatie slechts een zeer klein deel te betreffen van datgene waar de zoektocht naar gericht was. Het bestaande onderzoek geeft een afdoende beeld van de
feitelijke instroom van de klassieke allochtone groepen in de GGZ, maar over de door- en uitstroom en de (ervaren) kwaliteit van de hulpverlening is nog opmerkelijk weinig bekend. http://www.mighealth.net/nl/images/6/6c/ZonMw_GGZ_en_Diversiteit_Bekker_MensVerhulst.pdf
Diversiteit in participatie in gezondheidsbevordering Verkennende studie doelgroepparticipatie allochtonen voor het programma Gezond Leven van ZonMw Verwey-Jonker instituut & NIGZ K. van Vliet, M de Gruijter& L. Singels 2006 Deze verkennende studie naar de participatie van allochtonen in gezondheidsbevordering en (lokaal) gezondheidsbeleid is verricht in opdracht van ZonMw, programma Gezond Leven. De studie vormt de eerste fase van het gerichte traject Doelgroepparticipatie van allochtonen. Het Verwey-Jonker Instituut en het NIGZ hebben onder andere een beknopte conceptuele verkenning uitgevoerd en een inventariserend onderzoek gedaan naar stedelijke praktijken en ervaringen.
Uit de studie blijkt dat er weinig informatie of kennis beschikbaar is over het specifieke van doelgroepparticipatie van allochtonen. Doelgroep, community en doelgroepparticipatie (van allochtonen) zijn geen eenduidige begrippen. Bovendien krijgen deze vooral invulling vanuit het perspectief van professionals. Verder blijkt dat nog weinig sprake is van gezondheidsbeleid dat zich specifiek richt op allochtonen, of van participatie van allochtonen in gezondheidsbevordering. Doet zich dit wel voor, dan is dat vooral op projectniveau en meestal ingebed in wijkgericht werken in de bredere context van leefbaarheid en sociale cohesie. Tegelijkertijd lijken enkele projecten veelbelovend. Ook is duidelijk dat, gezien de hoeveelheid projecten, participatie van allochtonen binnen gezondheid bevorderende interventies op de agenda staat van het werkveld. Daarbij bestaat behoefte aan kennis over het toepassen van algemeen werkzame principes van participatie voor allochtonen. http://www.verwey-jonker.nl/doc/participatie/D7591910_defPOD_augustus2006.pdf
Verborgen werelden Minderjarige jongens, misbruik en prostitutie Bonger Instituut (Universiteit van Amsterdamn) D. Korf, A. Benschop & J. Knotter 2006 In januari 2006 werd een notitie van het Amsterdams Centrum Buitenlanders (ACB) openbaar gemaakt waarin onder andere werd gesteld dat Marokkaanse jongens zijn
oververtegenwoordigd als slachtoffer van seksueel misbruik en prostitutie. Hoewel specifiek aandacht is besteed aan Marokkaanse jongens, is de insteek van het onderzoek breder en richt het zich in meer algemene zin op jongens als slachtoffer van seksueel misbruik en jongensprostitutie. Immers, alleen dan kunnen conclusies getrokken worden over de verhouding van Marokkaanse jongens ten opzichte van andere etnische groepen. Het lag dus voor de hand om gebruik te maken van een combinatie van kwantitatieve en kwalitatieve methoden. Doel van dit onderzoek is om inzicht te bieden in aard en het voorkomen van seksueel misbruik van jongens en prostitutie door jongens, teneinde het voor het beleid mogelijk te maken op basis van zo veel mogelijk kennis over de problematiek te bezien of er beleidsaanpassingen noodzakelijk zijn om misbruik van (bepaalde groepen) jongens beter tegen te kunnen gaan. Bij het onderzoek is onder andere gekeken naar de aard en omstandigheden van seksueel misbruik, de vormen van jongensprostitutie, de etnische afkomst en of de verschillende groepen jongens in beeld zijn bij de hulpverlening. De focus van het onderzoek lag bij minderjarige jongens (jonger dan 18 jaar). Bij seksueel misbruik lag de nadruk op seksueel misbruik buiten de familiesfeer en beperkt tot jongens die vóór hun 18e jaar slachtoffers werden van seksueel misbruik. Bij de jongensprostituees lag de maximumleeftijd op 21 jaar, maar dan moesten zij vóór hun 18e jaar begonnen zijn met seks tegen vergoeding. Het onderzoek concentreerde zich in Amsterdam en Twente. Bij de cijfers over seksueel misbruik van minderjarige jongens is gestreefd naar een landelijke schatting. http://wodc.nl/onderzoeksdatabase/marokkaanse-kinderen-m.n.jongens-als-slachtoffervan-seksueel-misbruik.aspx?cp=44&cs=6796
Rendement van Opstap Een longitudinaal onderzoek naar effecten van het gezinsgerichte stimuleringsprogramma Opstap bij Turkse en Marokkaanse gezinnen Universiteit Utrecht &NJI C. van Tuijl en R. Siebes 2006 Kleuters uit met name Turkse en Marokkaanse gezinnen hebben bij hun intrede in het onderwijs vaak een aanzienlijke achterstand. Een achterstand die zij gedurende de basisschool niet meer inhalen. Omdat de kern van de oorzaken binnen het gezin ligt is het van belang gezinnen te betrekken bij de bestrijding van onderwijsachterstand. Dit artikel is een samenvatting van een longitudinaal onderzoek naar effecten van het gezinsgerichte stimuleringsprogramma Opstap bij Turkse en Marokkaanse gezinnen. Het programma Opstap is een programma waarin het gezin en met name de moederkindinteractie centraal staat. Het doel van het programma is om vier- en vijfjarige kleuters beter voor te bereiden op het formele onderwijstraject, zowel qua vaardigheden als werkhouding.
Een belangrijke conclusie van het longitudinaal onderzoek is dat Turkse en Marokkaanse groepen moeilijk bereikbaar zijn voor preventie, ondersteuning en hulpverlening. Opstapcoördinatoren en contactmedewerkers behoren tot de weinigen die wel ingang hebben bij deze moeilijke bereikbare doelgroep. Zij slagen erin per jaar enkele duizenden Turkse en Marokkaanse gezinnen te motiveren gedurende twee jaar deel te nemen aan een programma voor ontwikkelingsstimulering en opvoedingsondersteuning. http://www.nji.nl/publicaties/RendementvanOpstap.pdf
2.1 Migranten in de GGZ Empirische bevindingen rond gezondheid, hulpzoekgedrag, hulpbehoeften en waardering van zorg Universiteit Utrecht J. Knipscheer & R. Kleber 2005 De toenemende culturele variëteit in de Nederlandse bevolking leidt tot hiaten in kennis en inzicht betreffende de aansluiting van de reguliere geestelijke gezondheidszorg op haar veranderende patiëntenpopulatie. Om de kennis te vergroten biedt dit artikel een overzicht van eerder gepubliceerde bevindingen over determinanten van gezondheidsproblemen, hulpzoekgedrag, hulpbehoeften en zorgwaardering bij migranten. Voor het onderzoek werden steekproeven genomen uit de Surinaamse, Marokkaanse, Turkse en autochtoon Nederlandse ggz-populatie. De gegevens zijn verzameld aan de hand van meervoudige methodologie geanalyseerd met behulp van multivariate technieken. Wat gezondheidsverschillen betreft blijkt de interculturele variëteit binnen migrantengroepen doorgaans meer uitgesproken dan het verschil tussen migranten en autochtone Nederlanders. Tevens zijn socio-demografische factoren zoals opleidingsniveau en het hebben van betaald werk doorslaggevend voor de verschillen in gezondheidsproblemen en hulpzoekgedrag. Allochtone cliënten hebben wel meer behoefte aan medicijnen dan autochtone patiënten. De tevredenheid met de hulp is behoorlijk, maar een derde (overwegend meer Turken en Marokkanen) is ontevreden. De bevindingen van dit onderzoek onderstrepen de vervlechting van een sociaaleconomische achterstandspositie met culturele verschillen als verklaring van gezondheidsproblemen, hulpzoekgedrag en waardering van zorg door allochtonen. De hulpverlening dient op dit cluster van factoren te worden toegesneden. http://igitur-archive.library.uu.nl/fss/2006-1214201045/Knipscheer%20%20Migranten%20in%20de%20GGZ.pdf
Geduld doorboort marmer De systeembenadering van Stichting Woonhuis te Gouda in de hulpverlening aan Marokkaanse gezinnen
Vrije Universiteit Amsterdam M. Beukers-Baaijens (masterthesis) 2001 De hulpverlening door Nederlandse instellingen aan Marokkaanse gezinnen met psychosociale problematiek verloopt niet altijd even soepel. Hulpverleners geven aan dat relaties met cliënten dikwijls stuk lopen. Men heeft het gevoel dat het zeer moeilijk is om het vertrouwen van het Marokkaans gezin te winnen en om toegang te verkrijgen tot de problematiek. Niet zelden verbaast menig hulpverlener zich er over dat halverwege het hulpverleningsproces het gezin het voor gezien houdt. Stichting Woonhuis te Gouda, in samenwerking met moskee Nour, is een van de weinige instellingen die in staat lijkt te zijn de gezinnen te bereiken en te helpen, daar waar de reguliere hulpverlening geen kans van slagen krijgt. Stichting Woonhuis is een instelling voor jeugdhulpverlening te Gouda. De stichting kent een integraal aanbod van hulpverlening, dat wil zeggen dat er op verschillende leefgebieden hulp geboden wordt. Momenteel kent men de volgende hulpverleningsvormen: schoolloopbaanbegeleiding, opvang, ambulante hulpverlening, meidenhulpverlening, jongenshulpverlening en intensieve gezinsbegeleiding. Doel van dit onderzoek is het beschrijven van de methodiek van de Intensieve Begeleiding Allochtone Gezinnen ontwikkeld door Stichting Woonhuis en het plaatsen hiervan in de bredere discussie van de systeembenadering. Voor het onderzoek zijn de volgende onderzoeksmethoden ingezet: literatuurstudie, veldonderzoek, participerende observatie, documentatiestudie en interviews. De Intensieve Gezinsbegeleiding is in ontwikkeling. Men is bereid haar eigen functioneren onder de loep te nemen en een open houding te hanteren met betrekking tot verandering. Tot nu toe kan gesteld worden dat Stichting Woonhuis een onafhankelijk model van systeembenadering ontwikkeld heeft speciaal toegesneden op Marokkaanse gezinnen, met aspecten die overeenstemmen met de visie van Nagy. Hiermee brengt Stichting Woonhuis in praktijk waar anderen op papier voor pleiten en weet het een aantal genoemde belangrijke knelpunten en valkuilen van de reguliere hulpverlening aan Marokkaanse gezinnen te voorkomen of te ondervangen. http://dare.ubvu.vu.nl/handle/1871/9090
Boeken
Marokkaanse jeugd, thuis in een tehuis? Residentiële hulpverlening aan Marokkaanse jongeren en hun ouders R. van Pelt&E. Knorth 2002 Hulpverleners binnen instellingen voor jeugdzorg krijgen de laatste jaren steeds meer te maken met allochtone cliënten. De hulpverlening aan deze jeugdigen en hun gezinnen is niet altijd eenvoudig. Een van de 'nieuwe' groepen cliënten bestaat uit Marokkaanse
jongeren, die vanwege ernstige gedrags- en opvoedingsproblemen zijn opgenomen in residentiële voorzieningen. In dit boek wordt een antwoord gezocht op de volgende twee vragen: Tegen welke problemen lopen Nederlandse hulpverleners aan in de residentiële hulpverlening aan Marokkaanse jongeren en hun ouders? En welke oplossingen zien ze voor deze problemen? Als antwoord op de gestelde vragen wordt eerst verslag gedaan van een literatuurstudie. Daarbij komen onderwerpen als cultuurverschillen, communicatieproblemen en verschillen in probleemvisie tussen cliënten en hulpverleners uitvoerig ter sprake. Dit deel geeft tevens een beeld van de situatie van Marokkaansegezinnen in Nederland. Vervolgens beschrijven de auteurs de resultaten van een kleinschalig praktijkonderzoek naar relevante ervaringen en opvattingen onder Nederlandse gedragsdeskundigen in de residentiële jeugdhulpverlening. Deze publicatie is het verslag van een orthopedagogische studie naar de problemen van hulpverleners bij de begeleiding van Marokkaanse jongeren. Vanuit de optiek van de hulpverlener worden tien gevallen beschreven, meisjes en jongens tussen de twaalf en zestien jaar, die uit huis geplaatst zijn. Aan de orde komen de eigen deskundigheid, communicatieproblemen met de jongeren en hun ouders en cultuurverschillen die meespelen. Er worden per onderwerp praktische oplossingen gegeven, zoals het vergroten van de kennis over de Marokkaanse gebruiken en een bepaalde manier van communicatie toepassen.
Deskundigenoverzicht In dit laatste hoofdstuk geven we een overzicht van alle deskundigen per thema. In het groen geven we de deskundigen aan die naast hun expertise op het specifieke thema ook deskundig zijn op het gebied van de aanpak van Nederlands-Marokkaanse jongeren. De deskundigen die in het roze zijn aangegeven hebben met name een expertise opgebouwd op het specifieke thema en zijn de auteurs van de verzamelde artikelen. Hulpverlening Prof. Dr. M.H. J. Bekker Prof. Dr. M.H. J. Bekker is hoogleraar aan de Tilburg School of SocialandBehavioral Sciences. Haar expertise ligt met name op de terreinen van angst-, eet-,stemmings- en persoonlijkheidsstoornissen in relatie tot autonomie, hechting en emotieregulatie en diversiteit Dr. A. Benschop Dr. Albert Benschop is hoogleraar nieuwe media en cultuur bij mediastudies aan de Universiteit van Amsterdam. Werkzaam bij de Universiteit van Amsterdam specialiseerde hij zich in arbeids- en organisatievraagstukken en wierp zich aan het begin van de jaren ‘90 volledig op een nog onbestaande discipline: (inter)netsociologie. In diverse publicaties
bracht hij de sociaal-psychologische en politieke tegenstrijdigheden van het internet in kaart. Hij concentreert zich daarbij op de tegenstrijdigheden waarin en waardoor virtuele gemeenschappen zichzelf in digitale omgevingen organiseren. Prof. dr. R.J. Kleber Rolf Kleber is verbonden aan de afdeling Klinische en Gezondheidspsychologie van de Universiteit Utrecht. Prof.dr. Rolf J. Kleber is houder van de leerstoel 'psychotraumatologie', een samenwerkingsverband van de Universiteit Utrecht met het Instituut voor Psychotrauma (IvP) en de Stichting Centrum ‘45, beide expertisecentra op het terrein van psychotrauma. De hoogleraar richt zich op onderwijs en onderzoek omtrent de gevolgen van en de psychologische verwerkingsprocessen na schokkende ervaringen, zoals geweld, ongevallen, oorlogen en rampen. Verder betreft de leeropdracht de studie van interventies ter voorkoming van gezondheidsproblemen en ter bevordering van normale verwerking. Speciale aandacht wordt geschonken aan de relatie werk en trauma, aan psychische effecten op langere termijn ten gevolge van oorlog en geweld, aan de studie van de gevolgen van calamiteiten en rampen, en aan culturele aspecten bij de verwerking van schokkende gebeurtenissen. Dr. J. Knipscheer Dr. J. Knipscheer houdt zich sinds1995 bezig met de gevolgen van de multiculturele samenleving voor de praktijk van de klinische psychologie. Hij promoveerde op een grootschalig empirisch onderzoek naar psychopathologie en hulpzoekgedrag van migranten in Nederland en verricht momenteel een meer verdiepende vervolgstudie rond dit thema. Jeroen Knipscheer verricht onderzoeks- en coördinatiewerkzaamheden in het kader van het project 'Allochtonen in de GGz: Naar een verbetering van de kwaliteit van diagnostiek en hulpverlening' Het onderzoek richt zich op aansluiting van GGz-aanbod bij hulpvraag en hulpbehoefte onder groeperingen van migranten in Nederland. Prof. dr. J. van Mens-Verhulst Prof. dr. J. van Mens-Verhulst is oud hoogleraar in de VrouwenGezondheidszorg (vrouwenhulpverlening, diversiteit in de hulpverlening) aan de Universiteit voor Humanistiek. Als zodanig participeerde ze ook in de Nederlandse Onderzoeksschool Vrouwenstudies en was ze bestuurslid van dehtpp://www.eawhr.org/Dutch Foundation forWomenand Health Research. Tegenwoordig is zij freelance actief op het terrein van gezondheidszorg, hulpverlening en onderwijs, onder meer als auteur, spreekster, gastdocent, onderzoekster, onderwijsontwikkelaar en discussieleidster. Dr. S. Tan Drs. Suzanne Tan is sinds 1997 als onderzoeker werkzaam bij het Verwey-Jonker Instituut. Binnen het Verwey-Jonker Instituut doet zij kwalitatief onderzoek op het terrein van jeugd en gezin, met een sterke nadruk op onderzoek naar kinderen, jongeren en ouders in kwetsbare posities. Zij heeft ruime ervaring met onderzoek onder groepen die in onderzoek niet zo makkelijk bereikt worden, zoals laagopgeleide allochtone vrouwen, vluchtelingen, gedetineerde moeders, cliënten van de reclassering, hang- en overlastgevende jongeren en jongeren binnen het speciaal onderwijs. De laatste jaren deed zij met name onderzoek op
het terrein van huiselijk geweld en kindermishandeling, en naar initiatieven die de kloof tussen allochtone gezinnen en de (jeugd)hulpverlening proberen te dichten. Dr. C. van Tuijl Dr. Cathy van Tuijl is onderzoeker bij de faculteit Pedagogische Wetenschappen van de Universiteit Utrecht. Het lectoraat Gedrags- en leerproblemen van het TSE staat onder leiding van lector Dr. Cathy van Tuijl. Zij onderzocht korte- en langetermijneffecten van een VVEprogramma (Opstap Opnieuw) bij Turkse en Marokkaanse leerlingen en was co-promotor bij een onderzoek naar de ontwikkeling van zelfregulatie.