Stichting
ARBO La Guardiaweg 4 1043 DG Amsterdam Telefoon (020) - 580 55 80 Telefax (020) - 580 55 55 Correspondentieadres: Postbus 8114 1005 AC Amsterdam
r
Arbeid en Gezondheid van Schilders Samenvattend overzicht van een reeks Arbouw-onderzoeken Uitgave voor deskundigen
Samenstelling: G. van der Laan, bedrijfsarts
Begeleiding namens Stichting Arbouw: H.F. van der Molen, ergonoom J.C. van Duivenbooden, arts T. Spee, arbeidshygiënist
Verbetering van arbeidsomstandigheden in de bouwnijverheid
Inhoudsopgave Bladzijde:
De Schilder doorgelicht Inleiding Schets van het beroep Ziekteverzuim- en WAO-cijfers Schematisch overzicht van de reeks schildersonderzoeken Over de Kwaliteit van de Arbeid van schilders Schilders over hun werkbelasting Ervaren Werkbelasting bij Schilders Werk en Gezondheid bij Schilders (uit beroepenatlas voor de bouw) Conclusies Lichamelijke belasting Onderzoek naar knelpunten Onderzoek naar oplossingen Verfprodukten en Gezondheid Knelpunten Effecten van organische oplosmiddelen op het centrale zenuwstelsel Oplossingen Conclusies en aanbevelingen Conclusies Aanbevelingen Literatuuroverzicht
1. De Schilder doorgelicht l.1. Inleiding In opdracht van de Stichting Arbouw is de afgelopen jaren een reeks onderzoeken uitgevoerd naar Arbeid en Gezondheid van Schilders. Deze onderzoeken werden uitgevoerd door wetenschappers uit verschillende Universitaire- en TNO-instituten. Het niveau van het onderzoek kan het beste worden geïllustreerd aan de hand van twee proefschriften: het onderzoek naar WAO-intrede om psychische redenen vormde de basis van de promotie van Dr. C . van Vliet; het hoofdstuk over de "beroepenatlas van de bouw" vormde een substantieel onderdeel van de dubbelpromotie van Dr.A.N.H. Weel en Dr. J.P.J. Broersen. Uiteraard was niet al het onderzoek zo diepgaand dat het voor een promotie of artikel in een wetenschappelijk tijdschrift in aanmerking kwam, wel is door de keuze en de begeleiding van de onderzoekers gewaakt voor de kwaliteit van het onderzoek en is de relatie met arbozorg en het belang voor de praktijk een belangrijke leidraad geweest. In deze publikatie wordt een overzicht gegeven van deze reeks onderzoeken, waardoor het resultaat breder toegankelijk wordt. Relatief de meeste aandacht wordt geschonken aan een aantal niet gepubliceerde onderzoeken. Om de samenhang tussen de verschillende deelonderzoeken en het belang van het onderzoek voor de branche duidelijk te maken, worden de belangrijkste knelpunten, aanbevelingen en oplossingen samenvattend gepresenteerd. Het is bedoeld voor arbo-deskundigen; een meer populaire versie van deze publikatie, bestemd voor het schildersbedrijf, is gelijktijdig door de Stichting Arbouw uitgegeven. De rode draad in deze publikatie wordt gevormd door een drietal vragen: - Wat ervaren schilders als knelpunten? - Hoe oordelen deskundigen over arbeid en gezondheid van schilders? - In welke richting moeten oplossingen worden gezocht? In het inleidend hoofdstuk wordt een schets van het schildersberoep gegeven, met een globale omschrijving van de arbeidsomstandigheden en van recente ziekteverzuim- en WAO-cijfers. Ook wordt hierin een schematisch overzicht van de reeks schildersonderzoeken gepresenteerd. Hoe schilders hun werk ervaren, de gezondheidsbeleving, werkbeleving en geestelijke belastende omstandigheden wordt in hoofdstuk 2 beschreven. In hoofdstuk 3 komt de lichamelijke belasting aan de orde. Verfprodukten en gezondheid: de effecten van verfprodukten op het zenuwstelsel en de huid staan in hoofdstuk 4. Ook de wegen waarlangs oplossingen worden gezocht: de verfovereenkomst en de verfwijzer. Afgesloten wordt met hoofdstuk 5 waarin conclusies en aanbevelingen voor veilig en gezond schilderen worden gegeven.
1.2. Schets van het beroep Algemeen In 1992 waren er volgens het EIB (Economisch Instituut voor de bouwnijverheid) gemiddeld 28.044 werkende schilders. Het aantal werkloze schilders in datzelfde jaar bedroeg gemiddeld 8.072 dit is 22,4% van het totaal aantal schilders. Dit lijkt veel, maar wordt vooral bepaald door de seizoensverschillen in het werkaanbod. In verband met de fluctuaties in het werk houden de meeste bedrijven een vaste kern personeel aan en maken in drukkere tijden gebruik van los personeel en onderaanneming. De vaste kern bedroeg in 1992 ongeveer 60 %. Vooral in kleine bedrijven handhaaft men 's zomers en 's winters dezelfde hoeveelheid personeel. Bij kleine bedrijven gebeurt dit in meer dan de helft der gevallen en bij grote bedrijven bij één op de tien. Binnen het schildersvak wordt onderscheidt gemaakt tussen de onderhoudsschilder, de nieuwbouwschilder en de constructieschilder. Het merendeel (84%) van de schilders werkt als onderhoudsschilder; daarnaast bestaan gespecialiseerde nieuwbouw- en constructieschilderbedrijven. De grenzen zijn echter niet altijd scherp te trekken omdat vele onderhoudsschilders af en toe in de nieuwbouw werken of incidenteel constructieschilderwerk doen en omgekeerd.
Werkzaamheden De werkzaamheden van een schilder zijn in een aantal hoofdtaken onder te verdelen: - Verwijderen van oude verflagen. Dit kan gebeuren door middel van schrapen, afbijten, schuren, afbranden, föhnen of stralen. - Repareren en egaliseren van te schilderen materialen: het dichten van gaten, scheuren en oneffenheden met plamuur, stopverf e.d. - Opbrengen van verflagen: grond- of hechtingslagen en één of meerdere lagen verf met behulp van kwast, roller of spuit. - Aanbrengen van afwerkingsmaterialen op wanden, plafonds e.d. Hieronder valt het behangen, maar ook bijvoorbeeld het aanbrengen van sierpleister of sierlijstwerk - Glaszetten: het op maat snijden van glas en het plaatsen van het glas in de sponning. Een schilder verricht niet altijd al deze taken, soms worden bepaalde werkzaamheden door specialisten gedaan. Ook voor meer specifieke werkzaamheden bestaan aparte functies. Voorbeelden hiervan zijn de behanger, glaszetter, constnictieschilder (werkt aan bruggen, viaducten, tanks, installaties e.d.) wandplafondspuiter (vooral nieuwbouw), isoleerder, autospuiter, scheepsschilder, letter- en decoratieschilder. Door de toenemende specialisaties wordt het oude schildersberoep meer en meer uitgehold. In overleg met de klant of werkgever bepaalt de schilder welke werkzaamheden gedaan moeten worden. Deze werkzaamheden zijn opgenomen in het verfbestek. Hoe deze werkzaamheden worden uitgevoerd kan de schilder over het algemeen zelf bepalen. Hij is verantwoordelijk voor het eigen werk en de resultaten daarvan. Een schilder moet zorgvuldig en nauwkeurig kunnen werken en gevoel hebben voor kleur. Meestal wordt in teamverband gewerkt. Tegenover huisbewoners is correct gedrag en betrouwbaarheid vereist. De schilder moet onder verschillende houdingen en omstandigheden kunnen werken, van knielend op de grond tot staan op ladders of steigers op grote hoogte.
Materialen en hulpmiddelen Materialen die gebruikt worden zijn verven, lakken, vernissen, verdunnings- en reinigingsmiddelen, afbijtmiddelen, stop- en vulmiddelen. De meest toegepaste verfprodukten zijn: - alkydhars-verf (verdunningsmiddel terpentine) - acrylaat-dispersieverf (in water oplosbaar) - meer componenten verf - epoxyhars - poly-urethaan - chloorrubberverf - verfprodukten met biocide stoffen (bijv. houtverduurzarningsmiddelen) Oplosmiddelen gebruikt in de verftechnologie kunnen onderverdeeld worden in alifatische koolwaterstoffen, cyclo-alifatische koolwaterstoffen, aromatische koolwaterstoffen, alcoholen, esters, ketonen, glycolderivaten en "overige oplosmiddelen". Ten behoeve van de veiligheid wordt ook onderscheid gemaakt tussen enkelvoudige en samengestelde oplosmiddelen. Oplosmiddelen als terpentine, aceton, ethanol en xyleen worden op grote schaal toegepast. Hulpmiddelen zijn te onderscheiden in gereedschappen en klimmaterieel. Voorbeelden van gereedschap zijn kwasten, rollers, spuitapparatuur, verfbranders, krabbers, borstels, schuurpapier en plamuurmessen. Het klimmaterieel is onder te verdelen in: -
-
-
-
ladders: hout of aluminium aluminium ondersteuningsconstnicties vaste steigers rolsteigers hangsteigers: de steigers hangen aan staalkabels en kunnen mechanisch omhoog of omlaag worden gebracht hoogwerkers: er zijn verschillende types: zelfrijdend, verplaatsbaar of vast opgesteld en hydraulisch of elektrisch aangedreven. (hef)steigers
1.3. Ziekteverzuim- en WAO-cijfers In onderstaande tabel wordt een overzicht van de ziekteverzuim- en WAO-cijfers van schilders gepresenteerd. Ter vergelijking de cijfers van de bouwnijverheid; beide reeksen hebben betrekking op werknemers op de bouwplaats. Er zijn geen verzuimcijfers van de schilder gespecificeerd naar nieuwbouw en onderhoud. Vergelijking tussen de verzuimcijfers van het schildersbedrijf en het bouwbedrijf laat zien dat het verzuimpercentage niet veel verschilt, dat de verzuimfrequentie bij schilders hoger is en dat schilders een lager WAO-toetredingspercentage hebben. In de hele Nederlandse beroepsbevolking bedraagt in 1991 het gemiddelde verzuimcijfer 8,7% (W)en het WAO-toetredingspercentage 1,8%
Leeftijd
Verzuimpercentage
Meldingsfrequentie
WAO-intrede percentage
<20
8,03
(7,39)
2,46
(2,25)
0,71
(0,68)
20-24
9,42
(9,08)
2,24
(2,07)
1,02
(1,41)
25-29
11,50 (9,72)
2,17
(1,83)
1,81
(1,87)
30-34
12,95 (9,69)
2,11
(1,68)
35-44
13,69 (10,61)
1,71
(1,33)
45-54
15,82 (11,44)
1,36
(1,02)
>55
21,64 (13,03)
1,33
(0,87)
Totaal
12,93 (10,50)
1,89
(1,49)
Onderzoek naar achtergronden van het ziekteverzuim in de schilders- en afwerkingsbranche werd uitgevoerd door het Economisch Instituut in de Bouwnijverheid1. Gevonden werd dat in 60 % van de ziektegevallen door de werknemers een verband met de werkomstandigheden werd gelegd. Opvallend is het verschil tussen bedrijven met een hoog (> 14,5%) en een laag (< 93%) ziekteverzuim. Enkele kenmerken van bedrijven met een hoog verzuim zijn: - over het algemeen grotere bedrijven - groter werkgebied (pendelen) - hogere werkdruk - minder werkbesprekingen - minder actief beleid na ziekmeldingen - gemiddeld minder lange dienstverbanden - vaker overwerk
1.4.
Schematisch overzicht van de reeks schildersonderzoeken
A. Onderzoek gericht op Instrumentontwikkeling en Normering.
- Vragenlijst ten behoeve van periodiek bedrijfsgeneeskundig onderzoek bij werknemers blootgesteld aan organische oplosmiddelen2.
- Onderzoek naar grenswaarden voor de Neurotoxic Syrnptom Checklist (NSC60)3 Onderzoek naar de toepasbaarheid van gecomputeriseerd neuropsychologisch onderzoek in de BGD-praktijk - Richtlijnen voor de intrede-keuring in de bouwnijverheid: methodiekontwikkeling en toepassing in een vijftal beroepen (waaronder de ~childer)~
Dit type onderzoek verhoogd de kwaliteit van de arbo-zorg door BGD-en ten behoeve van individuele advisering bij de intrede-keuring, het periodiek bedrijfsgezondheidkundig onderzoek en het bedrijfsgezondheidkundig spreekuur. Er is een specifieke "oplosmiddelen-vragenlijst" ontwikkeld en de medische aandachtspunten bij keuringen zijn omschreven.
B. Onderzoek naar beleving van Arbeid en Gezondheid (Inclusief geestelijke belasting) - Arbeidsbelasting in de bouw: een beschrijving van de ervaren werkbelasting bij schilders5 - Werk en gezondheid in de bouwnijverheid, beroepenoverzicht6
Door dit onderzoek worden belastende taakkenmerken en psycho-sociale belastende factoren opgespoord en kan worden nagegaan in welke richting oplossingen voor de geconstateerde knelpunten gezocht moeten worden. De resultaten van dit onderzoek, hoe schilders hun werk ervaren en wat de geestelijk belastende factoren zijn staat in hoofdstuk 2 beschreven.
C. Onderzoek naar belastende factoren Lichamelijke belasting: - Een beschrijving van de Qsieke belasting van de onderhoudsschilder7 Blootstelling aan toxische stoffen: - Arbeidshygiënisch onderzoek naar de blootstelling van onderhoudsschilders aan oplosmiddelen en onderzoek bij schilderwerk in kleine ruimten8 - Oriënterend onderzoek naar de blootstelling van schilders aan vluchtige componenten van watergedragen verf en high solid verfg
Dit onderzoek geeft inzicht in twee categorieën voor de gezondheid belastende factoren. De toxicologische belasting is goed te kwantificeren en te vergelijken met normen. Van de lichamelijke belasting is vooral kwalitatief onderzoek verricht (hoofdstuk 3)
D. Onderzoek naar effecten op de gezondheid
- centraal zenuwstelsel: effecten van expositie aan organische oplosmiddelen op het centrale zenuwstelsel bij huisschilder^'^^ l1 - perifeer zenuwstelsel: een neurotoxicologisch onderzoek bij scheeps~childers'~
Wat het werkelijke efect van blootstelling aan verfùrodukten op verschillende organen van het lichaam is, wordt door dit type onderzoek belicht (hoofdstuk 4)
E. Onderzoek naar Oplossingen en Verbetering van Arbeidsomstandigheden - Transport- en plaatsingshulprniddelen voor ruiten
l3
- Arbo-vriendelijk klimmaterieel voor de schildersbranche l4 - Verfovereenkomst - Risico-evaluatie van watergedragen verfprodukten
l5
- De preventie van huidaandoeningen ten gevolge van contact met verfprodukten
l6
- ontwikkeling verfwijzer
Het vaststellen van belastende factoren en efecten op de gezondheid is belangrijk; oplossingsgericht onderzoek is nodig om met concrete verbeteringsvoorstellen te komen.
1.5. Over de Kwaliteit van de Arbeid van schilders Waar het eigenlijk om gaat bij arbeid en gezondheid van schilders is de kwaliteit van de arbeid. Beoordeling van de kwaliteit van de arbeid is niet eenvoudig. Er zijn twee benaderingen mogelijk: vragen hoe de mensen over de kwaliteit van hun arbeid denken en deskundigen dat werk laten beoordelen. Een mix van deze twee manieren geeft de meeste kans op een goed beeld. In deze publikatie komen beide benaderingen aan bod. De kwaliteit van de arbeid wordt bepaald door stressoren in het werk aan de ene kant en regelmogelijkheden aan de andere kant. Stressoren in het werk kunnen worden onderscheiden in arbeidsinhoud (wat- en hoe- moet het gebeuren), de arbeidsomstandigheden (de werkplek), de arbeidsvoorwaarden en arbeidsverhoudingen (zeggenschap, formele en informele relaties op het werk). In onderstaand schema wordt een overzicht gegeven van de belangrijkste factoren in het werk die stress kunnen veroorzaken. Achter de stressoren is aangegeven hoe het betreffende punt in z'n algemeenheid bij schilders wordt beoordeeld.
Belangrijke stressoren in de arbeid, met knelpunten bij schilders. Arbeidsinhoud - te veel werk, te hoog werktempo + - te moeilijk werk - te weinig werk - te eenvoudig werk - monotoon werk - kortcyclisch werk - te veel verantwoordelijkheid - gevaarlijk werk I - tegenstrijdige taakeisen - onduidelijke taakeisen Arbeidsomstandigheden - chemische stoffen ++ - lawaai I - trillingen I - verlichting I - straling - temperatuur, ventilatie, luchtvochtigheid + - werkhouding ++ - zwaar werk t - gevaarlijke situaties I - onvoldoende hygiëne i - ontbreken van hulpmiddelen t - ontbreken van persoonlijke beschermingsmiddelen t - virussen, bacteriën, schimmels -
Arbeidsvoorwaarden - werk- en rusttijdenregeling (ploegendienst, pendelen) t - lage beloning - stukloon, premieloon - weinig loopbaanmogelijkheden + - contractvorm - werkzekerheid t Arbeidsverhoudingen - slechte wijze van leidinggeven - slechte onderlinge relaties op het werk - onvoldoende sociale ondersteuning op het werk - te weinig zeggenschap t - ongewenste intimiteiten - discriminatie (gemodijtceerd naar Kompier en Marcelissen 199.2 17) - geen knelpunt iz soms 1 mogelijk knelpunt + knelpunt ++ groot knelpunt Uit de scores in deze tabel, die als samenvatting van allerlei in deze publikatie besproken onderzoeken kan worden beschouwd, blijkt dat de grootste knelpunten liggen op het terrein van de arbeidsomstandigheden, vooral het omgaan met chemische stoffen en de werkhouding. Over arbeidsinhoud, arbeidsvoorwaarden en arbeidsverhoudingen valt in z'n algemeenheid weinig op te merken, behalve de werkdruk. Hoe schilders denken over hun werk, en wat de regelmogelijkheden zijn om stressoren te hanteren wordt in het volgende hoofdstuk beschreven.
2. Schilders over hun werkbelasting "Wat vindt U er zelf van?" is een klassieke vraag aan de hand waarmee wel eens de draak met de psychologische discipline wordt gestoken. Toch blijkt het heel zinvol te zijn systematisch verschillende aspecten van arbeidsbelasting en stress met behulp van vragenlijsten te onderzoeken. Door dit op een systematische wijze bij een grote groep schilders te doen en de resultaten te spiegelen aan onderzoek in andere beroepsgroepen kan een redelijk betrouwbaar beeld van de ervaren arbeidsbelasting bij schilders worden verkregen. Ervaringsdeskundigheid wordt meer en meer van belang geacht; dit geldt ook ten aanzien van arbeid en gezondheid. Het afgelopen jaar zijn twee onderzoeken afgerond waarin de ervaren belasting centraal stond: een diepgaand vragenlijst-onderzoek uitgevoerd in het kader van het project Arbeidsbelasting in de bouwnijverheid en een bewerking van routinematig verzamelde gegevens bij Periodiek Bedrijfs Gezondheidkundig Onderzoek (PBGO)
2.1. Ervaren Werkbelasting bij Schilders De ervaren psycho-sociale belasting van schilders is door de vakgroep Klinische psychologie en gezondheidspsychologie van de Universiteit Utrecht (Hoonakker e.a. 1992)5 onderzocht. De centrale vraagstelling bij dit onderzoek was: "welke aspecten van het werk of de werksituatie, zoals ervaren door de individuele werknemer, zijn dermate belastend c.q. stressvol dat ze de gezondheid negatief kunnen beïnvloeden?" In dit onderzoek is onderzocht de mate waarin schilders: - het gevoel hebben belastende of problematische situaties te beheersen - op een adequate manier omgaan met problemen of onplezierige gebeurtenissen - informatie krijgen over veiligheid en gezondheid - kunnen beschikken over de nodige veiligheidsmiddelen en gemotiveerd zijn deze te gebruiken - kunnen beschikken over adequate voorzieningen - onder ongunstige arbeidsomstandigheden werkzaam zijn - problemen hebben in hun thuissituatie - beschikken over vakkennis en ervaring - het gevoel hebben de vrijheid te hebben om zelf te bepalen hoe ze kennis en ervaring gebruiken - hun werk als zinvol en bevredigend ervaren - betrokken zijn bij hun werk - voldoende duidelijkheid in hun werk hebben - de druk waaronder ze werken als (te) hoog ervaren - tijdens hun werkzaamheden gehinderd worden door onvoorspelbare situationele aspecten - de sociale omgeving op hun werkplek als ondersteunend ervaren Hierbij wordt ervan uitgegaan dat deze elementen bepalen of er een stoornis is tussen de arbeidsbelasting en de belastbaarheid, zich uitend in overbelasting en de daarmee verband houdende psychische, psycho-somatische en psychische klachten en het daaruit voortvloeiend ziekteverzuim.
Door 249 schilders werd een uitgebreide vragenlijst, de zogenaamde Utrechtse Bouwvakkers Vragenlijst, ingevuld. Deze 249 schilders vormden een redelijke afspiegeling van de totale schilderspopulatie, waarbij de oudere schilders (45 jaar en ouder) wat oververtegenwoordigd en de jongere schilders (15-24 jaar) wat ondervertegenwoordigd zijn. Ook zijn er verhoudingsgewijs meer schilders afkomstig uit grotere schildersbedrijven. Dit hangt samen met de wijze waarop de gegevensverzameling georganiseerd was: via adviseurs van Arbouw die direct schildersbedrijven benaderden (hierdoor werd een aanzienlijk hogere respons verkregen dan via een enquête per post).
Belangrijkste conclusies: Persoonskenmerken: Leeftijd, ervaring en opleiding De leeftijd is van invloed op de gezondheid van de schilder: naarmate men ouder wordt voelt men zich minder goed, heeft men meer last van rug- en spierklachten en voelt men zich meer gespannen en gejaagd. Rond de 45 jaar is er wel even een daling te zien in de klachten, waarschijnlijk doordat er rond die leeftijd mensen uitvallen. Tot de 45 jaar maakt men zich de meeste zorgen over de gezondheid. Schilders die minder dan een jaar met hun vak bezig zijn voelen zich erg betrokken bij hun werk en gaan er serieus mee om. Deze serieusheid en betrokkenheid komt, na een tijdelijke daling, weer terug naarmate men langer in het vak zit. Men gaat zich dan tegelijkertijd steeds meer ergeren aan fouten van anderen en aan mensen die hun werk niet op tijd af hebben. De meeste schilders hebben een opleiding binnen het leerlingenstelsel of een LTOopleiding gevolgd. Het niveau van de opleiding heeft geen effecten op hoe men het werk ervaart en evenmin op de gezondheidsklachten. Bedrijfsgrootte en reistijden Schilders werken over het algemeen binnen kleine bedrijven. In de steekproef komen relatief wat meer schilders voor die werken bij de wat grotere bedrijven. De invloed van de grootte van het bedrijf is alleen temg te vinden voor wat betreft de fysische werkomstandigheden. De meeste last van stof, vocht en chemische middelen heeft men binnen bedrijven met 5- 10 werknemers. Schilders wonen over het algemeen dicht bij hun werk. Opvallend is dat de ervaren werkdruk sterk samenhangt met de reistijden. Tevredenheid over het werk en werkdruk Schilders vinden hun werk over het algemeen erg belangrijk (75%), nuttig (90%) en het merendeel heeft er plezier in (87%). Slechts 3% vindt het werk vaak vervelend en denkt er wel eens over ander werk te zoeken 63% van de schilders ervaart het werktempo als hoog, maar over het algemeen is men tevreden met dit hoge tempo. Een kwart geeft aan vaak te weinig tijd te hebben om af te krijgen waar men mee bezig is en 15% geeft aan dat de planning vaak wordt overschreden. Een mogelijke oorzaak van deze tijdsdruk is de hinder die men ondervindt doordat anderen hun werk niet op tijd af hebben. Een schilder kan vaak pas aan de slag nadat anderen hun werk gedaan hebben. Het feit dat een schilder moeilijk even weg kan van het werk ook al is dat nodig speelt ook een rol bij die ervaren werkdruk. Dat dit moeilijk is, is wel voor te stellen aangezien schilderwerk meestal niet halverwege onderbroken kan worden. Werkdruk blijkt ook samen te hangen met de samenwerking met de baas: men
ervaart de werkdruk als hoger naarmate men vaker meningsverschillen heeft met de baas en niet altijd op hem kan rekenen als men het moeilijk heeft in het werk.
Samenwerking De samenwerking met de baas wordt door 87% goed tot zeer goed genoemd; 60% maakt zich dan ook nooit zorgen over de samenwerking met de baas, 32% doet dit soms en 8% vaak tot zeer vaak. Ook de samenwerking met collega's wordt door 95% goed tot zeer goed genoemd. Werkbelasting Het schildersberoep wordt over het algemeen niet als een lichamelijk zwaar beroep beschouwd. Desondanks vindt de helft van de schilders zijn werk lichamelijk inspannend. Dit wordt niet zozeer bepaald door het leveren van grote krachtsinspanningen, maar veel meer door het vaak verrichten van dezelfde handelingen en het werken in een ongemakkelijke houding. Hierbij moet gedacht worden aan het werken vanaf de ladder, terwijl de ladder niet recht voor het werk staat (werken met verdraaide rug), het werken boven het hoofd met een overstrekte rug en het werken knielend op de grond. Bekeken vanuit specifieke werkzaamheden van de schilder springt er niet echt iets uit dat als zwaar ervaren wordt, op het glaszetten na. Wat betreft de materialen waarmee de schilder werkt, zijn er een aantal waarvan het werken als vervelend wordt aangemerkt (zoals afbijtmiddelen, meer componentenverf en chloor-rubber verf), maar hier wordt (in procenten van de tijd) weinig mee gewerkt. Men werkt het meest met verf op basis van alkyd-hars en men ervaart dit ook als het prettigst om mee te werken. Zo'n 15% van de tijd wordt gewerkt met verven op waterbasis en men vindt dit over het algemeen ook plezierig. Over de vraag of het werken met verf op waterbasis een verbetering van de arbeidsomstandigheden betekent zijn de meningen verdeeld: 66% ziet dit als een verbetering van de arbeidsomstandigheden, 34% vindt van niet.
Informatie over veiligheid en gezondheid Schilders geven duidelijk aan dat ze te weinig informatie krijgen over bepaalde gevaren en over wat schadelijk is voor de gezondheid en over hoe dit voorkomen kan worden. 44% van de ondervraagde schilders geeft aan zich hier vaak zorgen om te maken, 75% geeft aan dat er in het algemeen onvoldoende aandacht aan de gezondheid van de schilder wordt besteed. Verbeteringen die men belangrijk vindt op het gebied van veiligheid zijn vooral gelegen in het krijgen van meer informatie over de produkten, betere persoonlijke beschermingsmiddelen en veiliger ladders. Arbeidsomstandigheden Als het gaat om fysischlchernische omstandigheden heeft de schilder vooral last van stof en in mindere mate van stank, tocht, vocht en chemische middelen. De mate waarin de fysische omstandigheden als belastend worden ervaren, komt vaak naar voren als voorspeller van gezondheidsklachten. Aandacht voor de arbeidsomstandigheden in het algemeen is er in 45% van de bedrijven enigszins en in 41% van de bedrijven vrij veel. Het gaat vooral om verbeteringen aan het klimmaterieel en om veiliger arbeidsomstandigheden.
Toilet-, was en schaftgelegenheden Over de aanwezigheid van voldoende toilet- en wasgelegenheid is men in het algemeen weinig tevreden. Slechts 33% geeft aan dat deze gelegenheid meestal wel voldoende is. Ook wat de schaftgelegenheid is het merendeel (58%) ontevreden. Gezondheid Het merendeel van de schilders voelt zich wel goed, maar men maakt zich wel regelmatig zorgen over zijn gezondheid en over de schadelijke invloed van het werk op zijn gezondheid. De meest genoemde (psycho)somatische klachten van schilders zijn hoofdpijn, duizeligheid en last van tranende, vermoeide of pijnlijke ogen. Bij psychische klachten komen prikkelbaarheid en gejaagdheid het meest voor. De klachten nemen toe naarmate men ouder wordt. De samenhang met het werken met oplosmiddelen is op grond van deze resultaten niet aan te geven, het is wel suggestief omdat deze symptomen hierbij passen. Bij klachten van het bewegingsapparaat gaat het voornamelijk om lage rugpijn en pijn met name in schouders, armen en nek; de helft van de schilders heeft hier last van.
2.2. Werk en Gezondheid bij Schilders (uit Beroepenatlas voor de bouw) Uit de atlas "Werk en Gezondheid in de bouwnijverheid: (zie volgende bladzijden)
Schilder
=
onderhoud O
WERKBELEVING
LICHAMELIJKE BELASTING BIJ ZITTEN LICHAMELIJKE BELASTING BIJ STAAN LICHAMELIJK BELAST ZELFDE HOUDING LICHAMELIJKE BELASTING BIJ BUKKEN WERK LICHAMELIJK INSPANNEND
30
15
l
50
75
100
1
l
WERK GEESTELIJK INSPANNEND MOET ZICH STERK CONCENTREREN WERK VEREIST NAUWKEURIGHEID WERK PLAATSGEBONDEN WERKT ONDER TIJDSDRUK
Frki
HINDER VAN LAWAAI HINDER VAN TRILLINGEN HINDER VAN STANK HINDER VAN STOF HINDER VAN ROOK HINDER VAN DAMPINEVEL HINDER VAN GAS HINDER VAN KOUDE HINDER VAN WARMTE HINDER VAN TEMPERATUURWISSELINGEN HINDER VAN TOCHT HINDER VAN DROGE LUCHT HINDER VAN VOCHTIGE LUCHT HINDER VAN GEBREK FRISSE LUCHT HINDER VAN VERLICHTING HINDER VAN ONVEILIGE SITUATIES NIET BOEIEND WERK ONVOLDOENDE AFWISSELING WERK TE EENVOUDIG WERK NIET PASSEND GEEN PLEZIER I N WERK
I
I
B I
I
ONVERWACHTE SITUATIES WERK WERK NIET GOED GEORGANISEERD GEEN GOEDE DAGELIJKSE LEIDING ONVOLDOENDE INSPRAAK LEIDING ONTBREEKT WERKINZICHT ERGERT ZICH AAN ANDEREN SLECHTE WERKSFEER ONVOLDOENDE OVERLEG STORENDE AFWEZIGHEID ANDEREN STORENDE PRESTATIES ANDEREN ONVOLDOENDE ZEKERHEID VERWACHT ONGUNSTIGE VERANDERINGEN HEEFT ONGUNSTIGE VOORUITZICHTEN VOELT ZICH ONDERGEWAARDEERD WORDT ONVOLDOENDE BELOOND DOET ONEIGENLIJKE DINGEN ONDUIDELIJKE VERANTWOORDELIJKHEDEN WEET NIET WAT ANDEREN VERWACHTEN WERK NEGATIEVE INVLOED PRIVE-LEVEN ONGUNSTIGE INVLOED DOOR ONREGELMATIGE WERKTIJD VINDT WERK GOED VINDT WERK REDELIJK VINDT WERK MATIG VINDT WERK NIET GOED
GEZONDHEID
RELATIE KLACHTEN-WERK VOELT ZICH NIET GEZOND
IS VAAK MOE VAAK SLAPERIG O F SUF HEEFT NERVEUZE KLACHTEN
HEEFT VISUS-KLACHTEN HOORT SLECHT OREN SUIZEN NEUS REGELMATIG VERSTOPT HOEST REGELMATIG
O
15
30
50
75
1O0
LAST VAN KORTADEMIGHEID BIJ LICHTE LICHAMELIJKE INSPANNING BIJ ZWAARDERE LICHAMELIJKE INSPANNING PIJN O P DE BORST
MAAGKLACHTEN BUIKPIJN DEFAECATIE KLACHTEN BIJ PLASSEN
BEHANDELD V O O R HOGE BLOEDDRUK BEHANDELD V O O R HARTZIEKTE BEHANDELD V O O R VAATZIEKTE BEHANDELD V O O R OVERSPANNENHEID BEHANDELD VOOR SLAPELOOSHEID BEHANDELD V O O R HUIDZIEKTE BEHANDELD V O O R BRONCHITISIASTMA BEHANDELD V O O R RHEUMA BEHANDELD V O O R SPIERIGEWRICHTSKLACHTEN BEHANDELD V O O R NEKIRUGKLACHTEN BEHANDELD V O O R M A A G BEHANDELD V O O R ERNSTIG ONGEVAL
KLACHTEN BOVENLEDEMATEN SCHOUDER BOVENARM ELLEBOOG ONDERARM POLS H A N D OF VINGERS KLACHTEN ONDERLEDEMATEN HEUP BOVENBEEN KNIE ONDERBEEN ENKEL VOET O F TENEN PIJN OF STIJFHEID I N NEK PIJN OF STIJFHEID I N RUG M I D D E N I N RUG LUMBAAL
C Z S HOOFDPIJN VAAK DUIZELIG
SPATADEREN ALLERGIE VAN DE H U I D VAN DE LONGEN
GEBRUIKT GENEESMIDDELEN ROOKT OF HEEFT GEROOKT GEBRUIKT ALCOHOL DRINKT TOT 1 0 GLAZENIWEEK DRINKT 1 0 TOT 2 5 GLAZENIWEEK DRINKT 2 5 TOT 5 0 GLAZENIWEEK DRINKT MEER D A N 5 0 GLAZENIWEEK
b
-
j i
P
1
-
PP
h
1
GEEN LICHAMELIJKE INSPANNING GEEN LICHAMELIJKE INSPANNING TIJDENS WERK GEEN LICHAMELIIKE INSPANNING I N VRIJE TIJD
O
15
30
50
75
1O0
Voor de atlas voor de bouw (Broersen e.a. 1992)~is gebruik gemaakt van de antwoorden van werknemers op vragen uit de vragenlijst behorende bij het periodiek bedrijfsgezondheidkundig onderzoek (PBGO) (zie volgende 2 pagina's). Voor dit onderzoek worden werknemers in de bouw tot het 50-ste levensjaar om de vijf jaar en daarna driejaarlijks uitgenodigd. Uit 5 verschillende regio's zijn in 1989 en 1990 PBGO-gegevens van 11.035 werknemers uit de bouw verzameld en verwerkt. Deze gegevens zijn vergeleken met PBGO-gegevens, grotendeels afkomstig uit industriële bedrijven aangesloten bij een regionale BGD (BGD Oost-Gelderland). In het beroepenoverzicht worden de resultaten per bouwberoep weergegeven in drie figuren (histogrammen). Zo kan snel inzicht verkregen worden in de knelpunten met betrekking tot de gezondheid en werkbeleving. Voor de interpretatie van de klachtenpercentages bij de gezondheidsvragen en een deel van de werkvragen is een vergelijking gemaakt met het totale BGD-bestand. Alleen voor de vragen die betrekking hebben op de leefgewoonten (medicijngebruik, roken, drinken en inspanning) en de laatste werkvraag over de algehele waardering van het werk (de "al met al" vragen), is een vergelijking gemaakt met de gehele populatie werknemers uit het Arbouw-bestand. Voor deze vragen worden de schilders als het ware vergeleken met de gemiddelde Nederlandse bouwvakker. Er zijn gegevens van 666 onderhoudsschilders, 151 nieuwbouwschilders en 60 constsuctieschilders. In het bijgevoegde beroepenoverzicht worden de resultaten van de onderhoudsschilder weergegeven in drie histogrammen: één voor de werkvragen en twee voor de gezondheidsvragen. Aan de linkerkant van het histogram staan de klachtenpercentages als open staafjes weergegeven, met de zwarte staafjes worden de percentages van de referentiegroep aangeduid. Alleen voor de life-style vragen (geneesmiddelengebruik, roken en drinken) en de werktevredenheidsvraag is dit niet het geval. Bij deze vragen representeren de zwarte balkjes de bouwreferentiegroep. Belangrijke verschillen worden met sterretjes aangegeven. Eén, twee en drie sterren staan voor significantieniveaus van respectievelijk 5,1, en 0,l procent. In de figuur met de antwoordpercentages van de werkvragen staan verticale lijnen die het klachtenniveau van 15 en 30 procent aangeven.
Resultaten De onderhoudsschilders hebben veel last van stank, damp of nevel. Het gaat hierbij vooral om blootstelling aan oplosmiddelen. Het is van belang daarbij te signaleren dat deze groep ook veel klachten meldt met betrekking tot duizeligheid en overgevoeligheid (vooral van de longen). Ook het verhoogde percentage maagklachten zou hiermee kunnen samenhangen. De schilders voelen zich vaak niet gezond. Over lawaai hebben ze weinig klachten. Verder hebben ze, in vergelijking met de overige bouwberoepen, minder last van hun rug en juist meer last van stof. Wat de relatie tussen de klachtenpercentages en de leeftijd betreft wordt bij deze schilders een afwijkend patroon waargenomen: terwijl bij de totale bouwpopulatie het percentage klachten met de leeftijd toeneemt om bij de oudste categorie weer af te nemen, blijft bij een aantal gezondheidsvragen het klachtenpercentage bij de schilders toenemen in de oudste leeftijdscategorie. Het gaat hierbij om gezondheidsvragen naar vermoeidheid, zich slaperig voelen, nerveuze klachten, kortademigheid, kortademigheid bij zware lichamelijke inspanning, pijn op de borst, pijn of stijfheid in de bovenste ledematen, schouder, bovenarm, elleboog, de onderste ledematen, knie, klachten van duizeligheid, overgevoeligheid en overgevoeligheid van de longen. Bij de werkvragen naar de plaatsgebondenheid
van het werk en de hinder van verlichting wordt eenzelfde patroon waargenomen. Als voorbeeld staat in onderstaande figuur het verloop van vermoeidheidsklachten met de leeftijd. Figuur 9
SCHILDER 100
-
ONDERHOUD klachten van vermoe~dheid
% klachten
t
1
o c25
-
Schilder onderhoud ref bouw-totaal
leeftijdscategorie I
I
I
25-35
35-45
45-55
I 55>
Schilders in de nieuwbouw hebben evenals hun collega's in het onderhoud veel last van stank, damp of nevel. Ze vinden hun werk minder lichamelijk belastend dan de gerniddelde bouwwerknemer en melden minder vaak rugklachten. Verder hebben ze weinig hinder van lawaai en minder klachten van slecht horen en een verstopte neus. Voor wat betreft de werkvragen ondervinden ze meer hinder van stof. Daarnaast vinden ze hun werk vaak minder boeiend. Evenals bij schilders in het onderhoud blijft het percentage klachten bij een aantal vragen stijgen in de oudste leeftijdscategorie. Het gaat hierbij om minder vragen: de gezondheidsklachten naar pijn of stijfheid in de onderste ledematen, de knie, onder en midden in de rug en de werkvraag naar de plaatsgebondenheid van het werk. De schilders in de constructie melden, net als de andere twee categorieën schilders, veel hinder te ondervinden van stank, damp of nevel. Daarnaast geven ze vaker aan ergens overgevoelig voor te zijn en hebben dan met name last van de huid. Verder hebben ze in hun werk veel last van stof, vochtige lucht en een gebrek aan fnsse lucht. Neusklachten en klachten aan de luchtwegen worden relatief vaak aangegeven. Ze vinden dat het niet in orde is met de veiligheid en vinden het werk niet boeiend.
2.3.
Conclusies
In beide onderzoeken is nagegaan hoe schilders hun werk en gezondheid ervaren. Het Utrechtse vragenlijstonderzoek ging dieper in op de belastende factoren, bij de beroepenatlas voor arbeid en gezondheid wordt meer ingegaan op de effecten op de gezondheid. Uit beide onderzoeken komt een vergelijkbaar beeld: Als gunstige factoren in het werk kunnen worden genoemd: de tevredenheid over en het plezier in het werk, de goede samenwerking met baas en collega's. Als knelpunten worden ervaren: - de geestelijke belasting door werkdruk en de daarbij passende gezondheidsklachten:
hoofdpijn, duizeligheid, vermoeidheid, prikkelbaarheid en gejaagdheid. Een toename van
deze klachten met de leeftijd is opvallend. Dit is een algemeen in de bouw voorkomend probleem, waarbij het gecombineerd effect van werkdruk en werken met oplosmiddelen in de bouw wellicht van belang is. - de lichamelijke belasting specifiek bij schilderwerk: ongemakkelijke langdurig vol te
houden houdingen, repeterende bewegingen (polsen, ellebogen, schouders), sjouwen met ladders en als enige zware werkzaamheid het glaszetten. Verder onderzoek hiernaar is beschreven in hoofdstuk 3.
- werken met schadelijke produkten, het gebrek aan informatie over effecten hiervan op de gezondheid. Ook dit is een knelpunt dat door arbo-deskundigen wordt onderkend en aanleiding is geweest voor een reeks onderzoek, gericht op de blootstelling, de effecten op de gezondheid en mogelijke oplossingen. In hoofdstuk 4 wordt dit uitgewerkt.
3. Lichamelijke belasting Uit het vragenlijstonderzoek dat in hoofdstuk twee besproken is bleek dat de helft van de schilders het werk lichamelijk belastend vond. Werken in ongemakkelijke houdingen, het vaak verrichten van dezelfde handelingen en het omgaan met zwaar materieel/materiaal (ladders versjouwen, glaszetten) lijken de knelpunten. Wat arbo-deskundigen hiervan vinden en in welke richting oplossingen gevonden kunnen worden wordt in dit hoofdstuk besproken.
3.1. Onderzoek naar knelpunten Door de afdeling Fysiologie van de Katholieke Universiteit Nijmegen (Bulthuis e.a. 1992)' is een oriënterend onderzoek naar de lichamelijke belasting bij de onderhoudsschilder uitgevoerd. Dit onderzoek vormt een onderdeel van het Project Arbeidsbelasting waarvoor een breed samengestelde Project-commissie met vertegenwoordigers van het Bedrijfsschap schilders, de onderzoekers naar lichamelijke en psychische belasting en de Stichting Arbouw. Vergeleken met andere bouwberoepen lijkt het over het algemeen wel mee te vallen met de lichamelijke belasting van de schilder, toch zijn er specifieke belastingen die als knelpunt ervaren worden en waarvoor (als hoofddoelstelling van het onderzoek) oplossingsrichtingen gevonden moeten worden.
Bij vijf bedrijven vond onderzoek plaats. De bedrijven verschilden in grootte en aard van de werkzaamheden zoals het werken op hoogte, binnen en buiten, en te verven objecten. Op elf verschillende bouwplaatsen werden aan 4 werkgevers en 31 onderhoudsschilders vragen over de lichamelijke belasting en overige arbeidsomstandigheden gesteld. Vervolgens werden de werkzaamheden door ervaren onderzoekers geobserveerd en werden lichaamshoudingen met behulp van foto's vastgelegd. Door het Bedrijfsschap Schilders is een taakanalyse gemaakt, waarbij de afzonderlijke lichamelijke verrichtingen uitgedrukt worden in tijdspercentages van de totale werktijd. Omdat sommige lichamelijke verrichtingen gelijktijdig voorkomen (zoals het hanteren en staan) komt het totaal ruim boven de 100% uit. Tabel: Voorkomen van lichamelijke verrichtingen uitgedrukt in percentage van de totale werktijd over alle taken gemiddeld.
Lichamelijke verrichting
%
Situatie of taak
Staan
75%
Op vloeren, ladders en stellingen
Hurken, knielen en kruiPen
5%
Werken aan lag gelegen objecten, zoals plinten
Lopen
15%
Zich veelvuldig over korte afstanden verplaatsen
Trappen lopen
Bij binnen schilderwerk
Klimmen
Ladder klimmen om hoger gelegen objecten te bereiken
Buigen
Licht tot matig buigen bij het schilderen, behangen en optillen van materiaal
Duwen en trekken
Ladders uittrekken; plamuren en schuren
Zwaaien
Werken met een verfroller en grote kwasten
Boven het hoofd werken
Plafonds witten en afschilderen
Hanteren
Met gebruikmaking van gereedschap verf uitstrijken, behang knippen, glas snijden en oppervlakken schuren
Met beide handen werken
Behangen en ruiten inzetten
De onderhoudsschilders gaven de volgende arbeidsgebonden gezondheidsklachten aan: rugklachten door het werken in moeilijke houdingen schouder- en nekklachten als gevolg van boven het hoofd werken en het continu dragen van de verfpot polsklachten door het schilderen uit de pols en het plamuren knieklachten bij het werken op de knieën werkdruk werd door enkele werknemers genoemd. Doordat ze de laatste schakel in de bouw-keten zijn moeten juist zij onder hoge druk werken om het werk voor de einddatum te kunnen opleveren Als knelpunten werden genoemd: het sjouwen met materieel (o.a. ladders, werkbruggen of lange planken). Vooral wanneer grote afstanden afgelegd moeten worden is de verplaatsing van het materieel lichamelijk belastend. het klimmen op ladders en steigers. last van tocht als gevolg van het ontbreken van ramen en deuren De schilder maakt het meest gebruik van de houten ladder als hulpmiddel, dit terwijl 44% dit wel erg zwaar vindt. De aluminium ladder die veel lichter is wordt maar door 24% gebruikt. Op zich willen schilders wel met minder zware ladders werken, maar men wil ook dat de ladder stabiel is en waarschijnlijk wordt de houten ladder als meer stabiel ervaren dan de aluminium ladder. Een sterke voorkeur geven schilders aan voor het werken met een rolsteiger, 51% maakt hier ook al vaak gebruik van. Het voordeel hiervan is dat deze stabiel is en makkelijk verplaatsbaar. Een rolsteiger is echter niet in alle situaties te gebruiken.
Uit de observaties bleek dat er een langdurige statische belasting voor benen, rug en schouder bij het schilderwerk optreedt; armen en polsen worden eenzijdig en dynamisch belast. Vooral tijdens het staan op de ladder worden onnatuurlijke houdingen aangenomen. Bij het schilderen van hoger gelegen delen van wanden en deuren en vooral bij het schilderen van het plafond wordt langdurig achtereen met geheven armen geschilderd. Bij het schilderen van het plafond gaat dit gepaard met extensie van de nek. Indien grotere lager gelegen delen geschilderd moeten worden , zal de schilder meestal knielend of hurkend werken.
Specifieke knelpunten bij glaszetten: Het door een trappenhuis omhoog lopen met van grote ruiten. Men heeft de neiging ver door te zakken om niets te raken met de ruit. Dit is extra belastend voor de rug. Onderzoek naar "transport- en plaatsingshulpmiddelen voor ruiten" toonde aan dat er voldoende hulpmiddelen aanwezig zijn, maar dat deze nog niet altijd praktisch en technisch toepasbaar zijn. Het in het kozijn tillen van grote ruiten. Indien nodig wordt dit met meer mensen gedaan. Als van binnenuit een grote ruit wordt geplaatst en het kozijn niet goed te bereiken is door vensterbank en radiator, betekent dit een extra zware belasting.
3.2. Onderzoek naar oplossingen
Een ergonomisch onderzoek naar een vijftal klimmaterialen14 leverde de volgende conclusies op: De ladder is het eenvoudigste en vrijwel onbeperkt in te zetten hulpmiddel voor schilders, Van de onderzochte klimhulpmiddelen levert de ladder echter ook de meeste risico's op voor de veiligheid en gezondheid in het werk. Indien echter van ladders gebruik wordt gemaakt, zijn de volgende gebruiksaspecten van belang. gebruik van ladders lichtere ladders gebruiken. Aanbevolen wordt ladders te gebruiken die voldoen aan de strengste Europese veiligheidseisen en een maximaal gewicht hebben van 15 kg. -
Ladders die minder dan 15 kg. wegen mogen door één persoon getild en gedragen worden, ladders die meer wegen moeten door twee of meer personen gedragen worden.
-
Bij voorkeur moeten ladders gemakkelijk te bedienen (uit te schuiven) zijn, en voorzien van een stabilisatiebalk, gevelrollen en een breed horizontaal stavlak.
-
Het verdient aanbeveling om bij het verplaatsen over een grote afstand, de ladder op een eenvoudig karretje te zetten of wielen of grote gevelrollen aan de ladder te
bevestigen, zodat de ladder rollend verplaatst kan worden en niet gedragen hoeft te worden. Bij arbeidsintensief schilderwerk op geringe hoogte is de aluminium ondersteuningsconstructie of de rolsteiger (eventueel met loopbrug) het meest geëigende hulpmiddel. De onveiligheid bij het monteren (op hoogte) van de rolsteiger is een belangrijk minpunt. Gezond en prettig werken laat met name bij de aluminium ondersteuningsconstructie te wensen over. Gelet moet worden op goed en veilig, met voldoende mankracht, werken bij het opbouwen en verplaatsen van de rolsteiger en de aluminium ondersteuningsconstructie. De hoogwerker wordt ondergewaardeerd als hulpmiddel bij het schilderwerk. Het kan in bijna alle situaties ingezet worden en is uiteindelijk goedkoper dan in de praktijk wordt erkend. Dit ligt aan het grotere werkbereik (minder verplaatsen) en het feit dat het op korte termijn minder vermoeiend is (er kan dus sneller gewerkt worden) en op langere termijn is er minder uitval door ziekte. Voor het werken op grotere hoogtes blijven (hef-) steigers het enige alternatief dat in deze vergelijking is meegenomen. Het beschikbare sta-oppervlak wordt bij dit hulpmiddel door schilders als belangrijk voordeel ervaren.
Werkhouding
-
De schilder moet zoveel mogelijk recht voor zijn werk staan. Te denken valt aan het vaker verplaatsen van de ladder of het gebruik van andere hulpmiddelen zoals de steiger of een hoogwerker.
-
Verfóus op een verhoging zetten, indien er op de vloer, steiger of hoogwerker gewerkt wordt. Bij het werken op de ladder verdient het gebruik van een op de markt zijnde verfdrager de voorkeur.
-
Bij het verven van goten wordt aanbevolen bij gebruik van ladders altijd muurafhouders te gebruiken. Argumenten voor het gebruik van deze muurafhouders zijn de veiligheid (meer stabiliteit) en de verminderde belasting van de rug (minder overstrekking van de rug)
-
Ter vermindering van knieklachten veroorzaakt door geknield werken op een vaak koude grond, wordt aanbevolen om schuimrubberen knie-beschermers in de schildersbroek te naaien waardoor een betere drukverdeling en warmte-isolatie wordt bereikt.
-
Schoenen met een goede steun of bredere sporten worden aanbevolen bij het werken op de ladder voor een beter evenwicht en minder dnik op de voeten.
Klimaat
-
Om koude en tocht bij schilderwerk binnenshuis te voorkomen moet het plaatsen van ruiten in ramen en deuren plaatsvinden voordat geschilderd wordt. De CAO van het schildersbedrijf (art. 51 lid 3) verplicht de werkgever in ieder geval gedurende de periode 1 november - 1 april de ruimte waar binnenwerk moet worden verricht zo goed mogelijk tochtvrij te maken.
-
Door een steiger te combineren met een afdekconstructie kunnen de schilders beter beschermd worden tegen regen en wind. Dit verdient alleen aanbeveling bij gebruik van watergedragen verfsoorten.
Glaszetten Handmatig transporteren en plaatsen van zware enlof grote ruiten is in het algemeen zwaar en moeilijk werk. Dit leidt vaak tot lichamelijke overbelasting van rug, schouders en armen, omdat de glaszetter moet tillen, vaak ook boven schouderhoogte en in belastende werkhoudingen. Tevens kunnen hierdoor onveilige situaties ontstaan. Voor handmatig te tillen lasten is 25 kg. per persoon een praktische norm. Deze 25 kg. is het maximaal gewicht; afhankelijk van de situatie (reikwijdte, frequentie van handelingen e.d.) kunnen lagere gewichten noodzakelijk zijn. Voor ruiten zwaarder dan 50 kg. en voor een ruit zwaarder dan 25 kg. die door één persoon handmatig wordt getild, is de inzet van mechanische hulpmiddelen noodzakelijk. Voor veel ruiten zal dus een mechanisch hulpmiddel ingezet moeten worden. Transport- en plaatsinnshulpmiddelen voor ruiten: Er bestaat specifieke apparatuur om ruiten te "pakken": handpompzuigers, nappenzuigers en mechanische pompzuigers. De zuigers kunnen aan tal van gewone, bestaande middelen (karren, takels) bevestigd worden om een ruit horizontaal of verticaal te verplaatsen. Ook zijn er specifiek voor ruiten takels en karren ontwikkeld. Het grote oppervlak en de kwetsbaarheid van ruiten stellen wel eisen aan de toe te passen middelen. Van de mechanische hulpmiddelen, de meest gebruikelijke toepassingen en mogelijkheden, wordt hieronder een overzicht gegeven (uit onderzoek naar "transport- en plaatsingshulpmiddelen voor r~iten")'~.
Schema van (mogelijke) verplaatsingen van ruiten
I
plaatsen kozijn
horizontaal transport etage
T'
l l
HM2 verticad
horizontaal transport
S
= Start, overzetten vanaf de glaswagen, de glasbok of uit de container op HM 1
On
= Overzetten op hulpmiddelen
Voor de verplaatsing kunnen hulpmiddelen worden toegepast hieronder afgekort met
'HM'. Tussen eik van de bovengenoemde verplaatsingen kan sprake zijn van het overzetten van de ruit op een (volgend) hulpmiddel. Tenzij er voor de verplaatsingen ook geen hulpmiddelen worden gebruikt, en dus alles met de hand wordt gedaan, zijn dit de feitelijke situaties, waarin de ruit van het ene hulpmiddel overgezet wordt op het volgende: Van de bok overzetten op HM1 (horizontaal transport); 01 Van HM1 overzetten op HM2 (verticaal transport); 02 03 Van HM3 overzetten op HM4 (plaatsen in kozijn). 01: Van de bok overzetten op HM1 (horizontaal transport)
vanaf de bok: - Zuigwagen - Portaalkraantje met pompzuigers - Hef-transportwagen
vanuit de container: - Container met schuifrekken en vervolgens met portaalkraan - Zuigwagen vanaf de glaswagen: - Zuigwagen - Hef-transportwagen - Demontabele wagen HM 1: Horizontaal transport
- Zuigwagen - Eenmanswagen - Hef-transportwagen - Hijsbok met grote wielen
02: Van HM1 overzetten op HM2 (verticaal transport) - Hijsbok met grote wielen , wielen blijven achter
- Zuigwagen - Hef-transportwagen - Demontabele wagen
HM2: Verticaal transport buitenom: - Hijsbok met grote wielen, wielen blijven achter - gevelridder, tot 2e of 3e etage - ladderlier tot 3e etage - takel aan steiger - takel op dak - hangbak - hoogwerker binnendoor: -gebouwlift 03: Van HM2 overzetten op HM3 (horizontaal transport etage) - Hijsbok met kleine wielen (alleen hijshaak verwijderen dus) - Gevelridder, tot 2e of 3e etage - Ladderlier, tot 3e etage - Takel aan steiger - Takel op dak - Hangbak - Hoogwerker
HM3 Horizontaal transport etage - Hijsbok met kleine wielen - Eenmanswagen
04: Van HM3 overzetten op HM4 (plaatsen in koziin) - Zuigwagen - Klem-takeltje (mits steunpunt aanwezig)
HM4 plaatsen in kozijn begane grond - Demontabele wagen - Gevelridder - Ladderlier - Klem-takeltje (mits steunpunt aanwezig) b
etage, van buiten af - Demontabele wagen (kan soms van binnenuit worden toegepast) - Gevelridder tot 2e of 3e etage - Ladderlier tot 3e etage - Klem-takeltje (mits steunpunt aanwezig) etage, van binnen uit - Demontabele wagen (kan soms van binnenuit worden toegepast) - Klem-takeltje (mits steunpunt aanwezig)
4. Verfprodukten en Gezondheid De klachten over de gezondheid samenhangend met werken met verfprodukten en de ongerustheid bij schilders over mogelijke schadelijke effecten door werk met verfprodukten zijn aanleiding geweest tot een onderzoekprogramma gericht op het in kaart brengen van de blootstelling, de effecten op de gezondheid en oplossingen, waarbij ook alternatieve produkten kritisch zijn bekeken.
4.1.
Knelpunten
Blootstelling Blootstelling aan verfprodukten kan op verschillende manieren plaatsvinden: via de mond (door met verontreinigde handen te eten of te roken), via de (door direct contact met verfprodukten) of via inademing (van vluchtige stoffen). Blootstelling van de huid aan verfprodukten kan een direct effect (huidafwijkingen) bij schilders geven. Door contact met vluchtige bestanddelen uit verf kan irritatie van slijmvliezen ontstaan, bijvoorbeeld door hoge concentraties ammoniak of oplosmiddelen. Ook kunnen via inademing oplosmiddelen in het bloed worden opgenomen. Via het bloed worden de oplosmiddelen verder getransporteerd; als eerste gaan deze lipofiele stoffen naar organen met een goede doorbloeding en een hoog vetgehalte: het zenuwstelsel. De blootstelling aan organische oplosmiddelen bij schilderwerk is aanzienlijk; vooral bij onderhouds- als huisschilderwerk in kleine ruimten wordt de norm blootstellingsindex (een samengestelde MAC-waarde) regelmatig overschreden (van Duivenbooden 1984)'. Spuitwerk en werken met een roller gaat gepaard met hogere blootstellingen dan werken met een kwast. Verfsoorten die veel vluchtige en relatief toxische componenten als xyleen bevatten en dus snel drogend zijn, geven de grootste kans op overschrijding van de norm. Door TNO (van der Wal 1989)9 is een oriënterend onderzoek naar blootstelling aan vluchtige componenten van watergedragen verf en high solid verf verricht in een praktijksituatie. In een schilderpraktijklokaal van een vakopleidingschool werden deuren en kozijnen geschilderd met watergedragen verf op basis van acrylaathydrosolen, oplosmiddelengehalte 4-8 vol.% (2 dagen) en high solid verf, oplosmiddelengehalte 20-25 vol.% (1 dag). Tijdens de werkdagen werden omgevingsmetingen uitgevoerd en personal air sampling. De concentraties oplosmiddelen uitgedrukt als percentage van de blootstellingsindex bedroegen 3-8% voor de watergedragen verven en 25-35% voor de high solid verf. In de adernzone is dit circa 20% hoger, dus circa 10% voor de watergedragen verfprodukten en tot circa 40% voor de high solid verf. Opgemerkt wordt dat de onderzochte situatie geen "worst case" was. Het verfverbruik per schilder was relatief laag en de ruimte relatief groot. Ook bij gebruik van alternatieve verfsoorten komt dus, in geringere mate dan bij gebruik van klassieke alkyd-verfsoorten, blootstelling aan oplosmiddelen voor. 4.2.
Effecten van organische oplosmiddelen op het centrale zenuwstelsel
Het acute effect van organische oplosmiddelen op het zenuwstelsel is al lang bekend. Het effect is vergelijkbaar met dat van alcohol-houdende drank: praatneigingen, een minder
goede beheersing van armen en benen, gebrek aan eetlust, slaperigheid e.d. Dit acute (pre-) narcotisch effect kan optreden bij hoge blootstellingen zoals die voorkomen bij werk in kleine ruimten zoals toiletten en douchecellen; ook industriespuiters lopen de kans dat ze teveel oplosmiddelen inademen, vooral als gelakte voorwerpen in de werkruimte te drogen wordt gezet. Deskundigen zijn van mening dat een vaak herhaalde, sterke blootstelling aan oplosmiddelen op den duur kan leiden tot een onherstelbare beschadiging van de hersenen. Die beschadiging komt tot uiting in effecten zoals vergeetachtigheid, prikkelbaarheid, moeheid, nervositeit, depressiviteit en (in zeer ernstige gevallen) een vervroegde dementering. De laatste 20 jaar is een groot aantal studies uitgevoerd die wijzen op functiestoornissen van het centrale zenuwstelsel bij werkers met organische oplosmiddelen vergeleken met niet-blootgestelde controles. Echter niet alle studies wijzen hierop. Dat organische oplosmiddelen schade aan het centrale zenuwstelsel kunnen veroorzaken is wel duidelijk, bij welke mate van blootstelling welk effect optreedt is in de wetenschappelijke wereld nog omstreden. Deze controverse wordt weerspiegeld in de lijsten van beroepsziekten in verschillende landen waar erkenning van een beroepsziekte gekoppeld is aan financiële compensatie: in Scandinavische landen is de aandoening erkend (waarbij opgemerkt moet worden dat de criteria voor erkenning in Denemarken aangescherpt zijn) maar in landen als Duitsland en België wordt de aandoening niet erkend. Vanwege de wetenschappelijke onzekerheden over dit onderwerp is door de Stichting Arbouw opdracht verleend aan de Vakgroep Arbeidsgeneeskunde van de Rijksuniversiteit Limburg (Van Vliet 1989)" om een diepgaand onderzoek uit te voeren naar de relatie tussen blootstelling aan organische oplosmiddelen en het ontstaan van psychische aandoeningen bij schilders. De centrale vraag bij dit onderzoek was of Nederlandse schilders een verhoogd risico lopen op WAO-intrede tengevolge van psychische aandoeningen. Alle 505 schilders die tussen 01-7- l984 en 0 1-7-l986 arbeidsongeschikt zijn geworden door psychische aandoeningen zijn schriftelijk en telefonisch benaderd met vragen over de gezondheid (met name symptomen passend bij het Organisch Psycho Syndroom), arbeidsomstandigheden (blootstelling aan organische oplosmiddelen) en mogelijke verstorende factoren. Een controlegroep uit de bouw, met dezelfde leeftijdsopbouw, die niet arbeidsongeschikt is wegens psychische aandoeningen, is op dezelfde wijze ondervraagd. Door de onderzoekers is veel energie gestoken in een zo groot mogelijke respons: meer dan 60% van de oorspronkelijk geselecteerde "cases" en "controles" werkten mee. Conclusie van dit onderzoek was dat het risico voor schilders op WAO-intrede tengevolge van psychische aandoeningen niet statistisch significant verhoogd is (OR = 1,17). Als er al sprake is van een verhoogd risico bij schilders op neurotoxische effecten die tot WAOintrede leiden, dan is dat verhoogde risico beperkt tot de (kleine) groep schilders met de hoogste blootstelling aan organische oplosmiddelen. Nog diepgaander was het onderzoek dat door het Medisch Biologisch Laboratorium TNO in opdracht van de Stichting Arbouw en het Directoraat Generaal van de Arbeid van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is uitgevoerd (Hooisma e.a. 1992)". Dit was een dwarsdoorsnede-onderzoek waarbij de effecten van blootstelling aan organische oplosmiddelen bij jonge en oudere schilders en twee op leeftijd gematchte controlegroepen zijn onderzocht met neuropsychologische methoden (gecomputeriseerde geheugen
en concentratietesten) en neurologisch en neurofysiologische methoden (o.a. EEG en "visual evoked potentials"). Bij jongere en oudere schilders komen meer klachten voor die passen bij het Organisch Psycho Syndroom. Er werd een significante relatie aangetoond tussen de testscores van een aantal functionele domeinen en blootstellingsparameters zoals de frequentie van piekblootstellingen en spuitwerkzaamheden. Blootstelling aan organische oplosmiddelen is zodanig dat hierdoor het neurasthene syndroom, met reversibele symptomen van vermoeidheid, geheugen- en concentratieproblemen kan ontstaan. Bovendien zou de blootstelling aan organische oplosmiddelen bij schilders verminderde prestaties bij neuropsychologische tests kunnen veroorzaken. In samenwerking tussen het MBL-TNO, het Nederlands Centrum voor Beroepsziekten i.o. en SBGD Noord-Holland wordt in opdracht van de Stichting Arbouw momenteel onderzoek uitgevoerd naar de toepasbaarheid van gecomputeriseerde neuropsychologische testmethoden als onderdeel van het periodiek bedrijfsgezondheidkundig onderzoek. Bij 75 schilders en 75 controles zijn neuropsychologische tests m.b.v. een computerprogramma afgenomen. Het blijkt heel wel mogelijk te zijn dit op een BGD uit te voeren en wordt door de onderzochten niet als bijzonder belastend ervaren. Onderzocht wordt of het zinvol is dergelijk onderzoek op wat grotere schaal uit te gaan voeren.
Effecten op het perifere zenuwstelsel Vanuit het Coronel Laboratorium van de Universiteit van Amsterdam (Brons-de Neef e.a. 1992)" is in 1991 bij 31 scheepsschilders een zenuwfunctie-onderzoek verricht. De schilders waren werkzaam bij twee verschillende bedri'jven en werkten langdurig met organische oplosmiddelen (17 + 9 jaar). De controlegroep bestond uit 26 werknemers zonder blootstelling aan organische oplosmiddelen met eenzelfde leeftijd. Bij het onderhoud en de nieuwbouw van schepen wordt veel spuitwerk verricht en wordt bijna altijd met verfsoorten gewerkt die een hoog percentage (50%) organische oplosmiddelen bevatten. Bij het spuiten kunnen hoge concentraties oplosmiddelendamp ontstaan. Adembescherming is bij dit soort werk dan ook regel. Door meting van de concentratie oplosmiddelen in de uitademingslucht na afloop van het werk, door luchtmetingen en door de schilders zelf verstrekte gegevens over hun arbeidsverleden, werd voor iedere scheepsschilder de individuele cumulatieve expositie geschat. Het gemiddeld blootstellingsniveau bedroeg 35% van de samengestelde MAC-waarde. De zenuwgeleidingssnelheden in de beenzenuwen waren verlaagd bij de groep schilders. Het effect was sterker naarmate de blootstelling hoger was. De aard en de verdeling van de gevonden effecten sluiten aan bij het beeld van een beginnende polyneuropathie, dat in andere onderzoeken bij gelijksoortig geëxponeerde werknemers is beschreven. De resultaten geven aan dat langdurige blootstelling aan concentraties organische oplosmiddelen beneden de MAC-waarde verslechtering van de perifere zenuwfuncties veroorzaakt. Deze veranderingen dienen als ongewenst beschouwd te worden. Effecten op de huid Over het voorkomen van huidafwijkingen bij schilders is vanuit officiële ziekteverzuim- en beroepsziekte-statistieken weinig bekend. Een epidemiologisch dermatologisch onderzoek onder huisschilders in Friesland (Boekhout en van Gilst 1983 (" *)) vergeleken met de algemene manlijke, niet stedelijke bevolkingsgroep gaf hier inzicht in. Bij 209 huisschilders en de controlegroep werd onderzoek gedaan naar: - bestaande huidafwijkingen op onderarmen of handen
- frequente of langdurige huidafwijkingen in de anamnese - allergietesten op nikkel, chroom, formaldehyde, epoxyhars, ethyleendiamide, di-ethyleen triamine en tolueen di-isocyanaat. Het bleek dat 12,9% van de schilders huidaandoeningen aan handen of onderarmen had gedurende de laatste 3 jaar; bij de algemene bevolking was dit 7%. De factor ortho-ergie (ten gevolge van mechanische edof chemische irritatie speelt een overheersende rol. Contactallergie bleek bij schilders weinig voor te komen.
4.3.
Oplossingen
Door Timmer, arbeidsdermatoloog verbonden aan het Academisch Ziekenhuis te Groningen, is een rapport16 opgesteld over de preventie van huidaandoeningen ten gevolge van contact met verfprodukten. De trias huidbescherming, huidreiniging en huidverzorging staat hierbij centraal. Huidbescherming: door contact met verfprodukten te voorkomen wordt uiteraard de meest belangrijke en meest effectieve preventie bereikt. Hiervoor is het nodig systematisch en netjes te werken, adequate technieken toe te passen en goede gereedschappen en hulpmiddelen te gebruiken. Bij morsen van verfprodukten op de huid is het zaak deze zo snel mogelijk te verwijderen met een schone droge doek. Ook het gebruik van handschoenen als persoonlijk beschermingsmiddel kan bijdragen aan huidbescherming. Een paradox is echter dat het occluderend effect van handschoenen kan bijdragen tot het ontwikkelen van huidproblemen. Dit wordt in de eerste plaats veroorzaakt door de irriterende werking van het zweet, dat zich tussen de huid en het handschoenmateriaal kan ophopen. Als gevolg daarvan krijgt de huid een hoger watergehalte en deze wordt daardoor gevoeliger voor de schadelijke werking van een stof die toch de binnenzijde van een handschoen heeft verontreinigd. Dit kan gebeuren als er lekken in de handschoen komen door mechanische of chemische beschadiging, als ongeschikte handschoenen worden gedragen of de handschoenen te lang worden gedragen waardoor doordringing door het handschoenmateriaal optreedt of door onzorgvuldig gebruik. Huidreiniging: de handen dienen zo weinig mogeliJk belast te worden met zepen en andere reinigingsmiddelen; de handen alleen wassen als het noodzakelijk is en met een zo mild mogelijk reinigingsmiddel, het liefst zonder schuurmiddel edof organisch oplosmiddel. De handen dienen goed met water gespoeld te worden na het wassen en zorgvuldig gedroogd. Organische oplosmiddelen (zoals peut) zijn door hun ontvettende werking agressief voor de huid en het gebruik ervan dient tot het uiterste beperkt te worden. Verwijder zoveel mogelijk van de verontreiniging eerst met een schone, droge doek en wrijf de restjes eraf met weinig van het oplosmiddel op een schoon deel van de doek. Huidverzorp;inn: gebruik een huidverzorgende crème (zonder potentiële allergenen zoals parfumstoffen en zonder irriterende stoffen) na contact met zeep, andere handreinigers of oplosmiddelen, om het uitdrogend effect van deze middelen tegen te gaan. Tevens vormt het een, zij het bescheiden bijdrage aan het voorkomen van doordringing van ongewenste stoffen. Het aanbrengen van een crème voor het werk kan het schoonmaken van de huid gemakkelijker maken. Er is een scoresysteem ontwikkeld om de individuele gevoeligheid voor huidbeschadigen-
de stoffen te bepalen; afhankelijk van deze score wordt al dan niet het gebruik van bepaalde type handschoenen, naast algemene preventieve maatregelen voor een zestal verfprodukten aangegeven. Een praktische "handschoenenwijzer", om schilders te helpen bij het maken van een keus voor huidbescherming is onlangs uitgebracht. Ook wordt via de Stichting Arbouw een verzorgingscrème voor schilders verstrekt.
Onderzoek naar gezondheidsrisico's van alternatieve verfsoorten Door de vakgroep Arbeidsgeneeskunde, milieugezondheidskunde en Toxicologie van de RiJksuniversiteit Limburg (Faassen en B o m 1988)" is onderzoek uitgevoerd naar de samenstelling en gezondheidsrisico's van watergedragen verfprodukten. Watergedragen verfprodukten als lakken, grondverven en beitsen kunnen de blootstelling aan vluchtige organische oplosmiddelen reduceren, ze bevatten echter componenten die in de klassieke verven niet voorkomen. Op grond van de samenstelling, de toxiciteit en de te verwachten blootstelling zijn de risico's geschat. Van 42 produkten, afkomstig van 14 fabrikanten is uitgebreide informatie verkregen over samenstelling, gebruiksvoorschriften en toepassingsmogelijkheden. Het grootste aantal produkten (76%) bevat als bindmiddel een dispersie van een acrylaatpolymeer, soms in combinatie met een alkyd- of urethaanhars. In vergelijking met de meest voorkomende oplosmiddelengedragen verf (OGV), de alkydverf, bevatten WGV minstens 5x minder vluchtige organische oplosmiddelen, maar wel conserveermiddelen, en oppervlakte actieve stoffen. Deze laatste zijn onmisbaar voor de houdbaarheid en produktie van WGV. Sommige acrylaatdispersieverven bevatten daarnaast monomeerresten, ammoniak, aminen, corrosieremmers en UV-beschermers. De voornaamste gezondheidsrisico's bij het schilderen met acrylaatdispersieverf zijn huidsensibilisatie en-irritatie en luchtwegirritatie. Dit kan leiden tot eczeem en astmatische aanvallen, vooral bij hiertoe gevoelige personen. In het verleden bevatten enkele acrylaatdespersieverven verdacht carcinogene edof repro-toxische stoffen (opname door de huid edof long). Deze stoffen worden momenteel echter niet meer toegepast in acrylaatdespersies. Duidelijk is wel dat bij de beoogde vervanging van risicovolle stoffen door op het oog minder toxische alternatieven een arbo-balans opgemaakt dient te worden. Het maken van zo'n risico-evaluatie vereist gedegen toxicologische, technische en arbeidshygiënische deskundigheid.
De Verfovereenkomst De verfovereenkomst is een samenwerkingsovereenkomst "inzake het bevorderen van de produktie en het gebruik van verjjn-odukten ten behoeve van de Nederlandse bouwnijverheid die bij toepassing zo weinig mogelijk gevaren met zich meebrengen voor de gezondheid en de veiligheid van de verwerker". De verfovereenkomst is in 1990 gesloten tussen de Vereniging van verf- en drukinktfabrikanten VVVF , de werkgevers- en werknemersorganisaties in het schildersbe.jf en de Stichting Arbouw. Deze verfovereenkomst is een uitwerking van het "Convenant Arbeidsomstandigheden" van 1989, een samenwerkingsovereenkomst inzake de verbetering van de arbeidsomstandigheden in de Nederlandse bouwnijverheid waarbij ondermeer verplichtingen zijn aangegaan om het gebruik van onveilige en ongezonde materialen en materieel tegen te gaan.
Momenteel wordt de verfovereenkomst herzien. In de nieuwe versie zal het begrip "RAQwaarde" worden geïntroduceerd (Respiratory Air Quantity): "de hoeveelheid lucht die nodig is, om de vluchtige stoffen die uit 1 liter verf verdampen zodanig te verdunnen, dat de MAC-waarde(n) net niet word(en) overschreden". De RAQ-waarde is het quotiënt van het gehalte aan vluchtige stof in de verf en de MAG-waarde van die stof. Zowel de giftigheid als de gevarenkans van stoffen bepalen deze waarde. Op basis van de RAQwaarden en andere veiligheids-, gezondheids- of milieuoverwegingen is een categorieindeling gemaakt, waarbij er in het nieuwe verfconvenant naar gestreefd wordt produkten en Categorie D (RAQ 2 1200 m3 /l) geleidelijk aan uit Categorie C (RAQ I 1200 m3 /l) door de produkten uit Categorie A (FWQ I: 200 m3 / 1) en Categorie B (RAQ I 600 m3 /l) te laten vervangen. Verven in Categorie A zijn volgens de huidige stand van kennis het minst schadelijk. Watergedragen verven vallen overwegend in deze categorie. Oplosmiddelhoudende alkydverven komen voornamelijk in categorie C of D. Isocyanaatverven en twee-componentenverven worden ingedeeld in categorie D. Gestreefd wordt naar het vervangen of terugdringen van het gebruik van die verfgrondstoffen die schadelijk zijn voor de gezondheid, sommige worden met name genoemd bijvoorbeeld formaldehyde en sensibiliserende enlof irritatie veroorzakende bestanddelen. Het gebruik van bepaalde categorieën verfgrondstoffen wordt verboden zoals carcinogene stoffen, stoffen die toxisch zijn voor het reproduktiesysteem, stoffen met een MAC-waarde lager dan 25 ppm en stoffen die niet onderzocht zijn op mogelijke schadelijke eigenschappen. Vanaf het van kracht worden van het nieuwe verfconvenant hebben verfproducenten zich verplicht de samenstelling van hun verfprodukten jaarlijks aan de Stichting Arbouw door te geven ten behoeve van de informatieverstrekking aan de bedrijfstak. Tweejaarlijks zal de verfovereenkomst worden geëvalueerd en waar nodig aangepast. Bij de voorbereiding en uitwerking van deze verfovereenkomst speelt de Stichting Arbouw een belangrijke rol.
De Verfwijzer Als hulpmiddel voor verfbeslissers en verfvenverkers is de arbouw-verfwijzer ontwikkeld, een diskette met daarop alle vanuit gezondheidkundig oogpunt van belang zijnde informatie over verfprodukten. De tweede versie verschijnt begin '93. Verfbeslissers kunnen, vanuit arbo-opzicht, met behulp van de verfwijzer een betere afweging maken bij de keuze uit (in het systeem ingevoerde) verfsoorten. De verfwijzer kan aangeven of er voor een bepaald verfprodukt een gezonder alternatief van dezelfde fabrikant bestaat. Voor verfverwerkers is de verfwijzer een hulpmiddel om, na invoering van een aantal project-specifieke gegevens (bijvoorbeeld toepassing binnen of buiten, grote of kleine ruimte, etc.), een advies te krijgen over noodzakelijke beschermingsmaatregelen. Bijvoorbeeld: "Adembescherming is in het algemeen niet nodig, tenzij grote hoeveelheden verf per tijdseenheid worden aangebracht met bijvoorbeeld een verfroller". Om de verfwijzer up to date te houden en de kwaliteit van de door de fabrikant aangeleverde informatie te bewaken zijn twee programma's ontwikkeld: Een invoerprogramma, te gebruiken door producenten/leveranciers om de gevraagde gegevens over de verfprodukten aan Arbouw aan te leveren. De gegevens hebben betrekking op het produkttype (bijvoorbeeld grondverf, ondergrond), schadelijkheid /
giftigheid (bijvoorbeeld RAQ-waarde, R- en S-zinnen) en voorschriften voor toepassing (bijvoorbeeld type bescherming). Adviezen terzake ademhalings- en huidbescherming zijn door Arbouw "voorgeprogrammeerd. De producenten / leveranciers kunnen hiervan afwijken. Het beheerspromamma, dat zorgt dat de door de fabrikant / leverancier verstrekte informatie (eventueel aangevuld met informatie van Arbouw) wordt opgeslagen, wordt bewerkt en uiteindelijk in de verfwijzer terecht komt. Met behulp van dit programma kan eventueel ook informatie worden gegenereerd die van belang kan zijn bij de periodieke evaluatie van de verfovereenkomst (bijvoorbeeld of er in de loop van de tijd sprake is van een verschuiving in de richting van minder schadelijke verfprodukten). De producenten / leveranciers zijn verantwoordelijk voor adviezen met betrekking tot persoonlijke bescherming. Geeft de fabrikant / leverancier een "lichter" advies dan door Arbouw is voorgeprogrammeerd, dan attendeert de verfwijzer erop dat van het ("zwaardere") advies van Arbouw is afgeweken. Indien door de producent toepassing van een verdunner wordt voorgeschreven, dan houdt het programma daar rekening mee en wordt bij advisering uitgegaan van de schadelijkheid / giftigheid van het verdunde produkt. De adviezen over beschermingsmaatregelen kunnen afgedrukt worden t.b.v. instructie van de schilder. Voor praktische adviezen over veilig werken met verfprodukten wordt gaarne verwezen naar de reeks publikaties18 van de heer Doorgeest, namens de Commissie Veilige Verfverwerking, uitgegeven door het Bedrijfsschap Schildersbedrijf en de brochure "Veilig werken met verf, een handleiding voor de schilder in de bouw, uitgegeven door de Stichting Arbouw.
5. Conclusies en aanbevelingen 5.1. Conclusies Arbeid en gezondheid van schilders is onderwerp van studie geweest van een reeks van onderzoeken. In paragraaf 1.4. is hiervan een overzicht gepresenteerd. Het volgende beeld komt bij "doorlichting" van het werk van de schilder naarvoren: Schilders hebben over het algemeen plezier in hun werk; ze ervaren hun werk als nuttig en belangrijk. De samenwerking met baas en collega's is grotendeels goed. Over de arbeidsinhoud, arbeidsvoorwaarden en arbeidsverhoudingen valt weinig aan te merken, behalve de werkdruk. De grootste knelpunten liggen op het terrein van de arbeidsomstandigheden. Wat arbeid en gezondheid betreft geven schilders de volgende knelpunten aan: -
de geestelijke belasting door werkdruk en de daarbij passende gezondheidsklachten: hoofdpijn, vermoeidheid, prikkelbaarheid en gejaagdheid. Een toename van deze Machten met de leeftijd is opvallend. Het werktempo is vaak (te) hoog; dit hangt veelal samen met een verkeerde planning op het bouwwerk: schilders zijn de laatste in een keten.
-
Bij de lichamelijke belasting is er sprake van repeterende bewegingen (polsen, ellebogen, schouders), het werken in ongemakkelijke houdingen, sjouwen met ladders en als zware werkzaamheid het glaszetten.
-
Er bestaat ongerustheid over schadelijke effecten van verfprodukten en het gebrek aan informatie daarover.
Het deskundigenoordeel over arbeid en gezondheid van schilders kan als volgt samengevat worden: -
WAO- en ziekteverzuimcijfers als indicator van "ongezondheid" zijn bij schilders iets lager dan in de bouw in het algemeen, maar toch aanzienlijk. De verzuimfrequentie bij schilders ligt hoger.
-
De blootstelling aan verfprodukten kan schadelijk voor de gezondheid zijn. Deze blootstelling komt voor door direct contact met verfprodukten met de huid en door inademing van oplosmiddelen. Ook alternatieve verfprodukten kunnen (nieuwe) bedreigingen voor de gezondheid met zich mee brengen
Bij schilders komen de volgende specifieke beroepsziektedarbeidsgebonden aandoeningen voor: Beroepsziekte / Arbeidsgebonden aandoening
Belastende factor(en)
Beroepshuidaandoening
oplosmiddelen, irritantia, allergenen
Neurastheen Syndroom 1 Organisch Psycho Syndroom
organische oplosmiddelen
polyneuropathie
organische oplosmiddelen
beroepsastma
isocyanaten
loodvergiftiging
afbranden oude loodhoudende verflagen
tenniselleboog
repeterende grijp- en knijpbewegingen
tendinitis 1 zenuwcompressie
krachtige repeterende polsbewegingen
Belangrijker in aantal zijn de a-specifieke aandoeningen die ten dele ook samenhangen met de werkbelasting, deze vormen de grootste diagnosegroepen bij WAO-intrede: aandoeningen van het houdings- en bewegingsapparaat (o.a. rug- en schouderklachten) en psychische aandoeningen.
5.2. Aanbevelingen Om het schilderwerk gezonder en veiliger te maken worden de volgende maatregelen aanbevolen: In de voorbereiding een goede planning met als aandachtspunten t.a.v. arbeidsomstandigheden: inzet van voldoende hulpmiddelen: klimmaterieel, kranen om sjouwen met materiaal te beperken, persoonlijke beschermingsmiddelen plaatsen van ruiten in vroeg stadium van het bouwproces (tochtpreventie) vermindering werkdruk bij binnenwerk als eerste voorkeur watergedragen verfsystemen en als tweede voorkeur oplosmiddelarme verfsystemen Bij de uitvoering van de werkzaamheden: zorg voor goede ventilatie, ook bij het werken met watergedragen verfsystemen bij binnenwerk geen verf verspuiten gebruik bij binnenwerk zo mogelijk een afbijtmiddel op basis van natronloog in plaats van een oplosmiddelhoudend afbijtmiddel geen oude verflagen verwijderen door middel van afbranden vanwege het brandgevaar en vrijkomende giftige dampen
-
gebruik alleen verfprodukten waarvan voldoende informatie beschikbaar is met betrekking tot de gezondheidsrisico's en veilige verwerking. b e s de gevarenetikettering en volg de adviezen ten aanzien van gezond en veilig werken op
Persoonlijke hygiëne: eet, rook en drink niet op de werkplek zorg voor goede huidbescherming, huidreiniging en huidverzorging gebruik pas persoonlijke beschermingsmiddelen als andere voorzorgsmaatregelen ontoereikend zijn.
Werkhouding -
De schilder moet zoveel mogelijk recht voor zijn werk staan. Te denken valt aan het vaker verplaatsen van de ladder of liever het gebruik van andere hulpmiddelen zoals de (ro1)steiger of een hoogwerker.
-
Verfbus op een verhoging zetten, indien er op de vloer, steiger of hoogwerker gewerkt wordt. Bij het werken op de ladder verdient het gebruik van een op de markt zijnde verfdrager de voorkeur.
-
Bij het verven van goten wordt aanbevolen bij gebruik van ladders altijd muurafhouders te gebruiken. Argumenten voor het gebruik van deze muurafhouders zijn de veiligheid (meer stabiliteit) en de verminderde belasting van de rug (minder extensie)
-
Ter vermindering van knieklachten veroorzaakt door geknield werken op een vaak koude grond, wordt aanbevolen om schuimrubberen knie-beschermers in de schildersbroek te naaien waardoor een betere drukverdeling en warmte-isolatie wordt bereikt.
-
Schoenen met een goede steun of bredere sporten worden aanbevolen bij het werken op de ladder voor een beter evenwicht en minder druk op de voeten.
Klimaat Om koude en tocht bij schilderwerk binnenshuis te voorkomen moet het plaatsen van ruiten in ramen en deuren plaatsvinden voordat geschilderd wordt. Consequente naleving van art. 51, lid 3 van de CAO van het Schildersbedrijf is derhalve sterk aan te bevelen.
-
Door een steiger te combineren met een afdekconstructie kunnen de schilders beter beschermd worden tegen regen en wind. Dit verdient alleen aanbeveling bij gebruik van watergedragen verfsoorten.
Specifieke oplossingen: Knelpunt
Oplossing
transport en plaatsing van ruiten
beter gebruik van bestaande hulpmiddelen
werken op hoogte en daarmee samenhangende belastende werkhouding
meer hoogwerkers en (rol-/ hef-) steigers gebruiken
gebrek aan informatie over gezondheidsrisico's
Voorlichting o.a. met behulp van deze publikatie en andere publikaties van de Stichting Arbouw en het Bedrijfsschap
zoeken naar veiliger verfsoorten
gebruik maken van de Verfwijzer
gebrek aan mogefijkheden voor persoonlijke verzorging
beschikbaar stellen van toilet-, was- en schaftgelegenheden
Aanbeveling aan de branche:
-
stimuleer Onderzoek naar gezondheidkundige aspecten van alternatieve verfsoorten.
-
stimuleer Ontwikkeling van betere hulpmiddelen voor glaszetten en ontwikkeling van methoden om schade aan het zenuwstelsel bij werken met oplosmiddelen beter vast te kunnen stellen
-
stimuleer Voorlichting over goed gebruik van hulpmiddelen (klimmaterieel, glaszetten, persoonlijke beschermingsmiddelen) en gezondheidsrisico's van verfprodukten.
Literatuur: Economisch Instituut voor de Bouwnijverheid: Achtergronden van het ziekteverzuim in schilders- en afwerkingsbedrijven. E.I.B. 1991 Hooisma, J. en H.H. Emmen: Vragenlijst ten behoeve van periodiek bedrijfsgeneeskundig onderzoek bij werknemers blootgesteld aan organische oplosmiddelen. Rapport aan de Stichting Arbouw. MBL-TNO 1989. Hooisma, J. en H.H. Emmen: Onderzoek naar grenswaarden voor de Neurotoxic Sympton Checklist-60 (NSC-60). MBL-TNO1 Stichting Arbouw 1992 Putten, D.J. van en J. van Balen: Richtlijnen voor de intrede-keuring in de bouwnijverheid: methodiekontwikkeling en toepassing bij een vijftal beroepen. NIPGTNO Leiden (rapport nr. 92.013) 1992 Hoonakker, P.L.R., P.J.G. Schreurs, H.F. van der Molen: Arbeidsbelasting in de bouw, een beschrijving van de ervaren werkbelasting van de schilder, Vakgroep Klinische Psychologie en Gezondheidspsychologie Rijksuniversiteit Utrecht, Utrecht 1992 Broersen, J.P.J., A.N.H. Weel en J.C. van Duivenbooden: Werk en Gezondheid in de Bouwnijverheid, beroepenoverzicht. Stichting Arbouw/ Coronel Laboratorium, Amsterdam 1992 Bulthuis, B.M., M.J.T. Begemann-Meijer, J.M. Brouwer, R.A. Binkhorst, H.F. van der Molen: Arbeidsbelasting in de bouw, een beschrijving van de fysieke belasting van de onderhoudsschilder. Afdeling Fysiologie, Katholieke Universiteit Nijmegen/ Stichting Arbouw, Amsterdam 1992 Duivenbooden, J.C. van: Gezondheidsrisico's van schilders in de bouwnijverheid, verslag van een vijftal schildersonderzoeken, uitgevoerd in het kader van de BG Bouw, Amsterdam 1984 Wal, J.F. van der: Oriënterend onderzoek naar de blootstelling van schilders aan vluchtige componenten van watergedragen verf en high solid verf. Hoofdgroep Maatschappelijke Technologie TNO (rapport nummer R 89/430), Delft 1989 Hooisma, J., H. H. Hänninen, A. de Weerd e.a.: Effecten van expositie aan organische oplosmiddelen op het centrale zenuwstelsel bij huisschilders. Den Haag, Arbeidsinspectie, Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. S-157, 1992 Vliet, C . van: Organic solvent exposure and neuropsychiatric disorders, results from an epiderniological study among Dutch painters and construction workers. Academisch Proefschrift Rijksuniversiteit Limburg, Maastricht, 1989
12.
Brons-de Neef, J., T. Habets-Willems, M. Ruijten: Een neurotoxicologisch onderzoek bij scheepsschilders. Coronel Laboratorium, Universiteit van Amsterdam. rapport nr. 92-08 Amsterdam 1992
13.
Stichting Arbouw. Transport- en plaatsingshulpmiddelen voor ruiten. Amsterdam 1993
14.
Stichting Arbouw. Arbo-vriendelijk klimmaterieel voor de schildersbranche.
15.
Faassen, A. van, P.J.A. Bom: Watergedragen verfprodukten in de bouwnijverheid: samenstelling en gezondheidsrisico's. Vakgroep Arbeidsgeneeskunde, Milieugezondheiclkunde en Toxicologie Rijksuniversiteit Limburg1 Stichting Arbouw. Amsterdam 1988
16.
Timmer, C.: De preventie van huidaandoeningen ten gevolge van contact met verfprodukten. Afd. Arbeidsdermatologie R.U. Groningen1 Stichting Arbouw, Amsterdam 1992
17.
Kompier, M.A.J. en F.H.G. Marcelissen: Handboek Werkstress, systematische aanpak voor de bedrijfspraktijk. Nederlands Instituut voor Arbeidsomstandigheden, Amsterdam 1990
18.
Doorgeest, T.: een reeks publikaties vanuit de Commissie Veilige Verfverwerking: - Veilig werken met oplosmiddelen en oplosmiddelhoudende verfprodukten (CVV-M7) - Veilig werken met verfprodukten in besloten ruimten (CVV-M4) - Veilig werken met verf@odukten: ongevallenpreventie (CVV-M2a) - Veilig werken met verfprodukten die isocyanaten bevatten (CVV-Ml) - Veilig werken met verfprodukten: de regelgeving (CVV-M2d) Bedrijfsschap Schildersbedrijf, Rijswijk
1.
Economisch Instituut voor de Bouwnijverheid: Achtergronden van het ziekteverzuim in schilders- en afwerkingsbedrijven. E.I.B. 1991
.
Hooisma, J. en H.H. Emmen: Vragenlijst ten behoeve van periodiek bedrijfsgeneeskundig onderzoek bij werknemers blootgesteld aan organische oplosmiddelen. Rapport aan de Stichting Arbouw. MBL-TNO 1989.
2
Hooisma, J. en H.H. Emmen: Onderzoek naar grenswaarden voor de Neurotoxic Symptom Checklist-60 (NSC-60). MBL-TNO / Stichting Arbouw 1992. Putten, D.J. van en J. van Balen: Richtlijnen voor de intrede-keuring in de bouwnijverheid: methodiekontwikkeling en toepassing bij een vijftal beroepen. NIPGTNO Leiden (rapport nr. 92.013) 1992 Hoonakkers, P.L.T, P.J.G. Schreurs, H.F. van der Molen: Arbeidsbelasting in de bouw, een beschrijving van de ervaren werkbelasting van de schilder, Vakgroep Klinische Psychologie en Gezondheidspsychologie Rijksuniversiteit Utrecht, Utrecht 1992 Broersen, J.P.J, A.N.H. Weel en J.C. van Duivenbooden: Werk en Gezondheid in de Bouwnijverheid, beroepenoverzicht. Stichting Arbouw / Coronel Laboratorium Amsterdam 1992 Bulthuis, B.M., M.J.T. Begemann-Meijer, J.M. Brouwer, R.A. Binkhorst, H.F. van der Molen: Arbeidsbelasting in de bouw, een beschrijving van de fysieke belasting van de onderhoudsschilder. Afdeling Fysiologie, Katholieke Universiteit Nijmegen / Stichting Arbouw, Amsterdam 1992 Duivenbooden, J.C. van: Gezondheidsrisico's van schilders in de bouwnijverheid, verslag van een vijftal schildersonderzoeken, uitgevoerd in het kader van de BG Bouw, Amsterdam 1984 Wal, J.F. van der: Oriënterend onderzoek naar de blootstelling van schilders aan vluchtige componenten van watergedragen verf en high solid verf. Hoofdgroep Maatschappelijke Technologie TNO. (rapport nummer R 891430) Delft 1989 Hooisma, J., H. Hanninen, A. de Weerd e.a.: Effecten van expositie aan organische oplosmiddelen op het centrale zenuwstelsel bij huisschilders. Den Haag, Arbeidsinspectie, Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. S- 157, 1992
11 .
Vliet, C. van: Organic solvent exposure and neuropsychiaûic disorders, results from an epiderniological study among Dutch painters and construction workers. Academisch Proefschrift Rijksuniversiteit Limburg, Maastricht, 1989
12 .
Brons-de Neef, J., T. Habets-Willems, M. Ruijten: Een neurotoxicologisch onderzoek bij scheepsschilders. Coronel Laboratorium, Universiteit van Amsterdam. rapport nr. 92-08 Amsterdam 1992.